Sonar
Nr 16 – september 2025

Het oude continent zoekt een nieuw elan
school/ku_leuven
Nr 16 – september 2025
Het oude continent zoekt een nieuw elan
school/ku_leuven
Rector KU Leuven
ie leest, leeft duizend levens. Daarvan hoeft u mij, als notoir boekenwurm, alvast niet te overtuigen. Hemels is het, om al lezend nieuwe werelden te betreden, nieuwe mensen en inzichten te leren kennen. Ook deze Sonar is zinnenprikkelend. Dat zorg dragen voor anderen de rode draad is van het allereerste nummer dat ik van een voorwoord mag voorzien, stemt mij als arts extra gelukkig. Al kan je uiteraard ook zonder medisch diploma een zorg-drager zijn. Iemand die, in de letterlijke zin van het woord, anderen het leven makkelijker om dragen maakt. Leest u er het verhaal van Fred en Thea Philips maar eens op na. Het Nederlandse echtpaar liet zowat de helft van zijn vermogen, goed voor vele miljoenen euro’s, na aan KU Leuven. Fred en Thea zijn het prototype van de stille weldoeners: het echtpaar stond bekend als bijzonder zwijgzaam en ingetogen. Dankzij hen gebeurt er vandaag bij ons onderzoek naar een veelbelovende nieuwe behandeling voor acute myeloïde leukemie, een zeldzame vorm van bloedkanker. Onderzoekers schatten dat er op termijn wereldwijd 1.000 tot 1.500 mensen baat zouden hebben bij de therapie …
Dat zwaarlijvigheid ook een ziekte is, is een inzicht dat niet bij iedereen wil doordringen. “Mensen met overgewicht hebben dat vooral aan zichzelf te wijten”, zo klinkt het nog al te vaak. Het obesitas-dossier in deze Sonar maakt brandhout van die overtuiging. Voor eens en voor altijd: zwaarlijvig zijn heeft niets te maken met een gebrek aan wilskracht, maar meer met een verstoorde hormonenbalans. Goede zorg is dus onontbeerlijk, ja zelfs van levensbelang. De obesitaskliniek van UZ Leuven ontvangt elk jaar zowat 2.000 obesitas-patiënten, en omringt hen met een team van arts-endocrinologen, psychologen, diëtisten, kinesisten en maagchirurgen. Die multidisciplinaire aanpak is cruciaal. Obesitas is immers een complexe aandoening met tal van triggers. Het goede nieuws is dat zwaarlijvigheid steeds beter te behandelen valt: naast maagverkleinende operaties bestaan er sinds kort ook performante medicijnen. Toch waarschuwen experten voor al te grote euforie. Elke remedie komt immers met een kostprijs. Een maagverkleining vergroot bijvoorbeeld het risico op alcoholproblemen, pillen gaan soms gepaard met vitaminetekorten. Conclusie: zwaarlijvige mensen worstelen hun leven lang met de weegschaal. Daarom is preventie zo belangrijk. Op individueel vlak, door gezond te eten, voldoende te bewegen, en anders om te gaan met stress. Maar ook als samenleving, door de keuze voor een gezonde levensstijl makkelijker te maken.
Voor eens en voor altijd: zwaarlijvigheid gaat niet over een gebrek aan wilskracht, maar vooral over een verstoorde hormonenbalans.
Zeggen dat onze samenleving naast een obesitas-epidemie ook kampt met een mentale gezondheidscrisis, is een open deur intrappen. Filosoof-psychiater Damiaan Denys schat dat één op de vijf mensen een angststoornis heeft. De KU Leuven-alumnus vermoedt dat onze overdreven hang naar controle ons de das omdoet. Mensen kunnen volgens hem hoe langer hoe slechter om met onzekerheid. Sinds vorig jaar werkt Denys, die hoogleraar is aan de Universiteit van Amsterdam, aan de opstart van het Lemontree Center. Dat belooft een interdisciplinair centrum te worden op het snijvlak van filosofie, psychiatrie en psychotherapie. Volgens Denys zijn quick fixes immers luchtkastelen: een simpel pilletje zal heus niet volstaan om onze kopzorgen te verdrijven. Wat we wél kunnen doen? Ons kwetsbaar opstellen en aanvaarden dat leven en lijden onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Denys is daarom pleitbezorger van, naast lichamelijke opvoeding, ook geestelijke opvoeding op school. Geen gek idee, als u het mij vraagt.
Ik eindig waar ik begon: bij de literatuur. Want zorg – meer bepaald de zorg voor onze planeet – is ook een thema in het werk van onze nieuwe writer in residence Sholeh Rezazadeh. De Iraans-Nederlandse auteur schreef zelfs een roman deels vanuit het standpunt van een rivier. Sonar stelt u voor aan deze rijzende ster van de Nederlandse literatuur en laat u de komende nummers proeven van haar poëtische, zintuigelijke stijl. U voelt het: de eerste editie van het nieuwe academiejaar is even sprankelend en verrijkend als vanouds. Met andere woorden: leesplezier gegarandeerd!
RAAKT EUROPA UIT DE KREUKELS?
“Iedereen wil bij de club. We zouden blij moeten zijn!” 8
KERSVERS RECTOR SEVERINE VERMEIRE
“Duiding en nuance zijn onze core business”
KENNIS IN ZICHT Universitaire schatkamers krijgen eigenzinnige expo
MEEKIJKEN MET DE MERCATORTELESCOOP
Van onze waarnemer op La Palma
ECHTPAAR STEUNT BIOMEDISCH ONDERZOEK Een nalatenschap voor vooruitgang
ALUMNUS EN ANGSTEXPERT DAMIAAN DENYS “Ons verlangen naar controle is absurd”
WRITER IN RESIDENCE SHOLEH REZAZADEH
“Luister steeds naar de stem in jezelf”
58
ZES EEUWEN KU LEUVEN
De Universiteitshal, een weerbarstig icoon 62
Het is een ietwat ongewoon zicht: in de gangen van het Geo-Instituut in Heverlee hangen, netjes ingekaderd, tientallen plakken bodem uit heel België aan de muur. Het lijken wel kunstwerken – al zijn ze dat uiteraard niet: hier graaft men naar kennis.
Jawel, er hangen letterlijk stukken bodem aan de muur. Bodemprofielen noemen de wetenschappers ze, en ze komen uit alle streken van het land: van de West-Vlaamse polders, over de zandleemstreek in het centrum, tot de Jurastreek in het uiterste zuiden. Professor Karen Vancampenhout is bodemkundige en beheert de collectie. Haar favoriete bodemprofiel is er eentje van de zandstreek –niet toevallig is Vancampenhout verbonden aan de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen op de zanderige ondergrond van Campus Geel.
Voor het ontstaan van de collectie bodemprofielen moeten we terug tot net na de Tweede Wereldoorlog. De voedselproductie moest toen drastisch opgevoerd worden, maar het Ministerie van Landbouw had geen idee met welke bodems het te maken had. In de jaren vijftig werden er dus karteerders op pad gestuurd om een bodemkaart van België te maken. Een monnikenwerk, vertelt Vancampenhout: “Ze deden twee boringen per hectare. Van geen enkel ander land is de bodem zo goed in kaart gebracht. Die karteerders maakten ook grotere referentieprofielen om hun boorresultaten mee te vergelijken, en het zijn die referentieprofielen – een zestigtal – die uiteindelijk in onze collectie zijn beland.”
Vancampenhouts voorganger Seppe Deckers trof de collectie jaren geleden aan, ergens in een afgesloten lokaal. Hij begon te sorteren en te documenteren, en ging zelfs praten met de karteerders die nog in leven waren. De collectie groeide in de loop der jaren aan tot meer dan honderd bodemprofielen: zowel Deckers als Vancampenhout deden nog toevoegingen, en dankzij een permanente bruikleen van het ISRIC World Soil Museum in Wageningen vind je er nu, naast Belgische, ook tropische bodemprofielen in terug. “We lenen ze zelf ook uit, aan natuureducatiecentra of voor tentoonstellingen.”
Veldwerk
Een plantkundige heeft het makkelijk: die legt een herbarium aan in een boek, en kan dat overal
meenemen. Maar hoe neem je een bodem mee van het veld naar het labo? Honderd jaar geleden loste men dat op door een doosje met verschillende vakjes dat gemakkelijk mee kon tijdens veldwerk: elk vakje werd dan gevuld met wat grond uit een bepaalde bodemlaag.
Tegenwoordig pakken bodemkundigen het ‘grondiger’ aan, en maken ze bodemprofielen ter grootte van een kleine deur. Dat gebeurt als volgt: je graaft een put, waarbij je in de zijwanden de verschillende grondlagen ziet. Je kerft in één wand een rechthoek uit, daarrond breng je een houten kader aan, en vervolgens maak je de achterkant voorzichtig los. Die plak bodem pak je goed in voor transport. Bij zanderige bodems werkt zo’n aanpak echter niet, zegt Vancampenhout. “Het zand zou er gewoon uit vallen. Daarom gieten we bij dergelijke bodems een hars in de put, dat trekt erin en het hardt uit. De volgende dag kan je dan dat stuk bodem losmaken.”
Een deel van de collectie staat nu uitgestald in etalagekasten, gesorteerd per regio, mooi verlicht en voorzien van QR-codes voor eventuele extra info. “We hebben de plaats en het budget niet om ze allemaal uit te stallen, maar de collectie is ook volledig digitaal toegankelijk: met foto’s van de profielen, gedetailleerde beschrijvingen en metingen van de verschillende lagen, kaarten en foto’s van de landschappen waaruit de bodemstalen komen … Erg handig, ook voor mezelf: vaak kom ik met de studenten tot hier, maar soms lukt dat niet, en dan is die digitale tweeling een oplossing.”
Vroeger had de collectie een nogal stoffig imago, maar daar heeft de actualiteit verandering in gebracht. “Sinds de jaren vijftig is er heel wat veranderd in onze bodem: erosie, vervuiling, ontbossing, betonnering … Je zit met de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit. De bodem is belangrijk voor onze voedselvoorziening en onze waterbuffers. Als we de bodem willen herstellen, waarnaar moeten we dan streven? Een blik op onze bodemprofielen kan dan klaarheid scheppen.” ● (if)
Steven Van Hecke over een moedige Unie in een wankele wereld
9 februari 2023. De Oekraïense president Volodymyr Zelensky ontvangt een Europese vlag bij zijn bezoek aan het Europees Parlement in Brussel. In zijn toespraak roept hij vurig op om de European way of life te verdedigen.
“De afgelopen decennia had Europa met de VS een goedkope brandpolis, maar we hadden geen eigen brandblusser.”
De Europese Unie heeft de handen vol. Een oorlog in de achtertuin, een wispelturige bondgenoot over de oceaan, en lidstaten die lonken naar radicaal-rechts: het zijn tijden voor moedige leiders. Maar voor Europa-kenner Steven Van Hecke is het glas halfvol. Hij ontwaart een nieuwe samenhorigheid, en houdt zelfs een warm pleidooi voor een grotere Unie. “Iedereen wil bij onze club. We zouden verdorie blij moeten zijn.”
Politicoloog Steven Van Hecke heeft het momenteel nog wat drukker dan anders. Tussen les en analyse door is hij op mini-tournee door Europa met zijn nieuwste boek, Brave Old Continent? Het bracht hem al naar de Bosnische hoofdstad Sarajevo – waar Van Hecke ook zelf lesgeeft. Ook Warschau in Polen staat nog op de agenda, en uiteraard mag Brussel niet ontbreken. Oftewel: het kandidaat-lid, de opkomende Europese macht, en het oude Europa.
De ondertitel van Van Heckes boek – ‘Why Europe should reinvent itself’ – vat goed de geur van crisis samen die vandaag over de Europese hoofdsteden hangt, een geur die komt aangewaaid vanuit het oosten én het westen. Maar tijdens een pitstop in zijn kantoor op Sociale Wetenschappen treffen we Van Hecke zowaar optimistisch aan. “Crisissen creëren ook kansen”, zegt hij. Doemdenken is niet aan hem besteed, en desgevraagd uit hij zich ronduit als fan van Team Europa – “al hoef ik nu ook niet op vakantie met Ursula Von der Leyen.”
We hebben ons voorbereid op een gesprek in de voorwaardelijke wijs. De wereld lijkt immers wankeler dan ooit. Trumps handelstarieven, Oekraïne, het Midden-Oosten: van tal van zaken valt niet te voorspellen welke kant ze de komende maanden op kantelen. “Welkom in de wereld van de internationale politiek”, lacht Van Hecke. “Alles verandert momenteel razendsnel, en dat is bijzonder
boeiend, maar wetenschappelijk heeft het nadelen. Ik moet de dingen vaak proberen te verklaren terwijl ze nog volop in ontwikkeling zijn. Aan onze thesisstudenten zeggen we nochtans: ‘Never shoot a moving target’ (lacht). Maar ik kan zelf moeilijk zeggen: vraag het me over vijf jaar nog eens. We zijn geen historici, we kunnen niet wachten tot het stof is neergedaald.”
Sinds 20 januari 2025 – de inauguratie van Trump II – is het ook duidelijk dat het stof de komende jaren wellicht niet zál neerdalen. Maar als we het dan toch over kantelpunten gaan hebben, zegt Van Hecke, moeten we terug naar een andere datum, drie jaar eerder.
24 februari 2022: Rusland valt Oekraïne binnen. Voor het eerst sinds de Balkanoorlogen kent het Europese continent weer een echte oorlog. “Dat was dé wake-upcall voor West-Europa: Rusland is écht de vijand”, zegt Van Hecke. “Voor de landen uit Centraal- en Oost-Europa kwam het allerminst als een verrassing. Die zeiden: ‘We told you so.’”
Met dank aan de NAVO kon Europa voorkomen dat Oekraïne kopje onder ging. “Maar na de oorlogsverklaring van Moskou volgde begin dit jaar dan het verraad van Washington.” Trump noemde het Oekraïens conflict ‘niet zijn oorlog’, maakte zijn steun voorwaardelijk, en toonde zelfs begrip voor Poetin. Diezelfde week nog zou Trump ook verklaren dat de EU was opgericht ‘om de VS te naaien’, en startte hij zijn tarievenoorlog.
“Sindsdien is het vertrouwen van Europa in de VS weg”, zegt Van Hecke. “Bondgenoten worden gepest, vernederd zelfs, en vijanden worden omarmd. Dat is een totale omkering van de relaties, en het ergste is: je hebt niet eens de indruk dat er bij Trump een groot plan achter zit. Stel nu dat je met je tarieven de Chinezen een loer wilt draaien, dan bak je tegelijk toch geen zoete broodjes met Moskou?”
“Zelfs als het volgende decennium niét op het worstcasescenario uitdraait – vier jaar Trump en acht jaar J.D. Vance – wordt de relatie nooit meer zoals voorheen. Je kunt handel blijven drijven, de tarieven kunnen normaliseren, maar Europa is haar naïviteit kwijt. Het is alsof je partner ermee gedreigd heeft om je te bedriegen: zelfs als ze het dan niet doet, voelt het feit dát ze gedreigd heeft als einde huwelijk.”
Net als in een huwelijk is er lang – te lang wellicht – in onvoorwaardelijke termen gedacht. “Maar Europa was daarom nog niet blind”, zegt Van Hecke. “Het had heel goede redenen om de VS te vertrouwen. De Amerikanen hebben hier een enorm constructieve rol gespeeld. Tot víjf keer toe hebben ze ons uit de penarie gehaald: in WO I, in WO II, in Bosnië, in Kosovo. In de hoofdstad Pristina is er een Bill Clinton Boulevard, en staan er standbeelden van Amerikanen, niet van Europeanen.”
En de vijfde keer was in Oekraïne – tot Trump. “Noem het vierenhalve keer”, zegt Van Hecke. “Op dit moment bevindt Europa zich in een bijzonder vervelende situatie. Oekraïne zou nu weleens écht kopje onder kunnen gaan. Terwijl wij het land volop zouden moeten steunen, moeten we nu ook onze eigen defensie sterker maken. We hadden de afgelopen decennia met de ruggensteun van de VS een goedkope brandpolis, maar we hadden geen eigen brandblusser.”
Op korte termijn is Steven Van Hecke wel degelijk pessimistisch over de gevolgen van Trumps herverkiezing voor Europa. “Er zit voor het eerst iemand in het Witte Huis die het Europees integratieproces openlijk saboteert.” Maar hij ziet ook de silver lining: een vijandig Amerika lijkt een boost te geven aan de Europese samenhorigheid.
“Het doet me denken aan de Brexit in 2016. Dat was ook een lose-lose- situatie: werkelijk niemand won bij het vertrek van het Verenigd Koninkrijk. Maar ze hebben toch in de eerste plaats zichzélf in de voet geschoten door onvoorbereid te kiezen voor een verregaande disruptie. Het perverse effect van die chaos was dat geen enkel EU-land nog een referendum over vertrek uit Europa durfde te organiseren.”
Van Hecke ontwaart nu een gelijkaardig patroon: “Ik zie politici die stevige beslissingen nemen, en kiezers die zichzelf lijken te corrigeren. Sinds Trump heeft radicaal-rechts het in Europa moeilijker om verkiezingen te winnen. Alsof de kiezer naar de VS kijkt en denkt: ‘We zijn ook niet gek, hè.’ In Roemenië en in Portugal haalde radicaal-rechts het niet. In Oostenrijk is het radicaal-rechts
niet gelukt een regering te vormen. Zelfs in Hongarije acht ik een regimewissel niet uitgesloten in 2026: met Péter Magyar heeft Viktor Orbán voor het eerst een echte uitdager op rechts. Dat is een beetje Georgia Meloni versus Marine Le Pen. Dat lijkt het recept: rechts dat radicaalrechts verslaat. In Duitsland wist de christendemocraat Friedrich Merz het AfD af te houden met een stevig rechts programma.”
Of Van Hecke het nu niet te rooskleurig voorstelt? Radicaal-rechts groeit wel degelijk in verschillende Europese landen. Bij de Poolse presidentsverkiezingen wonnen ze zelfs nipt. “Radicaal-rechts is there to stay, dat klopt zeker. Maar aan de macht komen, én aan de macht blijven, is nog iets anders. We moeten onszelf ook geen depressie aanpraten. Alsof het een wetmatigheid is dat ze alleen maar kunnen stijgen.”
Toch nog een oefening in zwartkijken. Eén overwinning van extreemrechts in één grote lidstaat – Marine Le Pen in Frankrijk – volstaat om de EU vleugellam te maken. “Mocht Le Pen aan de macht komen, dan is dat voor Europa inderdaad een schok die nog groter is dan de Brexit. Zonder de Frans-Duitse motor is niets nog vanzelfsprekend. En met het kiessysteem in Frankrijk, waarbij je met relatief weinig stemmen naar de tweede ronde kan, kan dat zomaar gebeuren. Terzijde: in België zijn we altijd kritisch over ons kiessysteem, dat het zo log en complex is, dat er niet veel verandert – maar het behoedt ons wel voor dat soort ‘ongelukken’.”
Ooit leek een Europese lidkaart op zich voldoende garantie tegen democratische ongelukjes. Wie erbij wou, kreeg een stevige democratische keuring, en de illusie leefde dat, eens je aan alle voorwaarden voldeed op vlak van mensenrechten en bescherming van minderheden, dat ook voor altijd zou zijn. “Dat is dus duidelijk fout gebleken. Mocht een land als Hongarije vandaag willen toetreden, ze zouden er echt niet meer bij geraken.”
Onder Viktor Orbán gleed Hongarije in geen tijd af naar een ‘illiberale democratie’. De meerderheid regeert nog wel, maar allerlei rechten voor minderheden staan onder stevige druk – getuige recent nog het Prideverbod, symptoom van een openlijk anti-lgbtqia+-beleid. “Hongarije is een schoolvoorbeeld van wat politicologen ‘democratic backsliding’ noemen”, zegt Van Hecke. “De EU heeft enorm veel tijd verloren met het zoeken naar mechanismen om dat terugglijden te stoppen. Maar uiteindelijk bleek er maar één ding écht te werken: geld. Zet het regime van Orbán op droog zaad, en hij staat veel minder sterk. Want ga maar eens aan je kiezers uitleggen dat hun gezondheidszorg erop achteruit gaat omdat jij op het strafbankje zit, en niets meer krijgt uit het Europees Coronaherstelfonds.”
“Oekraïne weet wat EUlidmaatschap kan opleveren.
In 1991 was het land nog rijker dan buurland Polen. Vandaag is Polen zeven keer zo rijk.”
Amerikaanse en Britse soldaten delen snoepjes uit aan Nederlandse kinderen aan het einde van WO II. Steven Van Hecke: “De Amerikanen hebben ons tot vijf keer toe uit de penarie gehaald. Europa had dus goede redenen om hen volkomen te vertrouwen.”
De grootste slachtoffers van het geval-Hongarije zijn voor Van Hecke de nieuwe kandidaat-lidstaten. “De EU wil niet meer dezelfde fout maken, dus leggen we voor hen de lat enorm hoog. Maar dan ben je als Europa wel je geloofwaardigheid kwijt: waarom mag een land als NoordMacedonië géén lid worden, maar kan Hongarije ondertussen rustig aan boord blijven? Dat krijg je niet uitgelegd. Daar zie je mooi de willekeur van de geschiedenis aan het werk.”
Waarom wil iedereen bij de Europese club? Waarom zit de wachtzaal vol, en is niemand de Britten gevolgd richting exit? “Vroeger gaf ik daar nog een negatieve reden voor”, zegt Steven Van Hecke. “Lidmaatschap is een verzekeringspolis tegen groter onheil. Want waarom wil Oekraïne erbij? De soldaten aan het front daar sterven níét voor ons gemeenschappelijk landbouwbeleid. Voor subsidies offer je je leven niet op.”
Maar toen kwam de toespraak van Oekraïens president Zelensky, op 9 februari 2023 in het Europees Parlement. “Ik zat toen bij de VRT om duiding te geven bij die fameuze toespraak. Ze was helemaal in het Oekraïens, behalve de allerlaatste zin: ‘Care about the European way of life.’ Op dat moment dacht ik: misschien moet ik die way of life toch eens positief proberen te definiëren.”
“Je komt er niet met de vraag: wat is er typisch Europees? Democratie en mensenrechten? Die vind je net zo goed in Australië of Japan. Vluchtelingen opnemen? Dat doet pakweg Canada ook. De vraag die je moet stellen is: wat is de kern van het Europese integratieproject? En het antwoord daarop is: een combinatie van de democratische rechtsstaat en een sociale markteconomie. Met andere woorden, zoveel mogelijk vrijheden mét een maximale sociale bescherming. Dát is de European way of life. Die verregaande sociale bescherming onderscheidt Europa ook van de Angelsaksische landen.”
“Ik denk dat Zelensky dat bedoelde met zijn toespraak: ‘Wij willen ook vrij en welvarend leven.’ Kun je hen ongelijk
geven?” Oekraïne had dan ook van heel nabij gezien wat zo’n EU-lidmaatschap kan opleveren. In 1991, bij de val van de Sovjet-Unie, was het land nog rijker dan buurland Polen. Vandaag is Polen zeven keer zo rijk als Oekraïne. “En dat steekt natuurlijk. Als Nederland op twintig jaar tijd zeven keer rijker werd dan België, dan zou de bevolking zich hier ook roeren. Dat is ook dé reden waarom Poetin Oekraïne is binnengevallen: een vrij en welvarend Oekraïne is de grootste bedreiging voor Poetins eigen regime. Vóór je het weet gaat de Russische bevolking denken: ‘Ah, bij ons kan dat dus ook.’”
De winst voor nieuwe leden is dus duidelijk. Maar wie mag erbij? Tot waar reikt geografisch en cultureel Europa? In de praktijk blijkt een spelletje ‘Europees of niet?’ helemaal niet zo eenvoudig. Met pakweg het ‘Songfestival-criterium’ zit er in het oosten nog véél rek op, tot Azerbeidzjan, Armenië en kandidaat-lid Turkije toe. Maar het kan nog frivoler. Een Duits Europarlementslid suggereerde onlangs om Canada, toch ‘het meest Europese land buiten Europa’, lid te maken van de EU.
“Om geografische redenen gaan we dat natuurlijk nooit doen,” zegt Van Hecke, “maar zo’n voorbeeld toont wel goed aan hoe lastig die hele discussie is. Want Canada is cultureel inderdaad misschien meer ‘Europees’ dan pakweg lidstaat Bulgarije. Ik heb in 2019 Georgië bezocht – kandidaat-lid sinds 2023 – en ik durf écht niet te beweren dat dat een minder Europees land is dan Bulgarije. Ik heb nergens meer Europese vlaggen gezien dan in de hoofdstad Tbilisi.”
“Lid worden is voor de Georgiërs de beste garantie op een vrij, democratisch en welvarend leven. We moeten het als een compliment voor Europa zien dat zij – of toch minstens de jonge generatie – het Russisch model niet willen. Maar als je Georgië zegt, wat dan met Azerbeidzjan, wat met Armenië? We moeten blij zijn dat zoveel landen in de wachtkamer zitten, terwijl die van Rusland leeg is. Tegelijk moeten wij goed nadenken wie we erbij willen.”
Want wat hebben ‘wij’, de huidige 27, nog te winnen bij nieuwe leden? Behoorlijk veel, vindt Steven Van Hecke. Hij outte zich al vaker als voorstander van een uitbreiding met de landen van de westelijke Balkan – Albanië, Bosnië, Kosovo, Montenegro, Noord-Macedonië en Servië. “Vroeger zou ik die landen de achtertuin van Europa hebben genoemd. Vandaag noem ik ze onze binnentuin. De westelijke Balkan is het Europese continent, en we kunnen pas een sterke Europese Unie zijn als we de problemen in onze eigen binnentuin en aan onze oostgrens zelf kunnen oplossen. Het is voor onze stabiliteit belangrijk dat wij daar de baas zijn. Heel simpele Realpolitik dus.”
Van Hecke ziet nog meer voordelen. “Ik las onlangs nog dat de bank KBC tegenwoordig de helft van haar winst in Centraal-Europa maakt, in landen als Tsjechië, Slovakije, Bulgarije en Hongarije. Stel nu dat Oekraïne over tien jaar ook lid van de EU is, ga je dan eerder een Oekraïense bank op het Ladeuzeplein zien, of eerder een kantoor van KBC in Kiev? Ongetwijfeld het laatste. Onze bedrijven staan comparatief sterker, en zullen er hun voordeel mee doen dat die oostelijke landen stabiele markten worden met EU-regels.”
Er is een derde reden, die Van Hecke ‘de lastigste’ noemt. “Je moet jongeren in die landen een reden geven om daar te blijven. In de westelijke Balkan is er vandaag een enorme braindrain aan de gang. Artsen, leerkrachten, ingenieurs vertrekken, en dan is je samenleving ten dode opgeschreven. Wil je ze nog overtuigen ter plekke hun leven op te bouwen, dan moet je ze een realistisch perspectief geven op EU-lidmaatschap. En dus niet: ‘Over vijftien, twintig jaar, misschién …’”
Voor een grote uitbreiding is er geen politiek animo, maar Van Hecke schuift een bescheidener scenario naar voren. “Laat alvast een paar kleintjes toe, Montenegro en Moldavië bijvoorbeeld. Moldavië is zeer kwetsbaar, maar het zou een enorm belangrijk signaal zijn: dat hun toekomst in Brussel ligt, en niet in Moskou.”
“We moeten de moed hebben om dat te doen. De andere optie – achteroverleunen en zeggen: ‘We zijn al met zoveel…’ – dat noem ik decadent. Dat is bovendien ook niet wat Noord-, Centraal- en Oost-Europa willen. Dat is het typische West-Europese navelstaren. ‘Hier gaat het goed, dus houden zo.’ Maar onze welvaart en onze veiligheid hangen ook af van wat er in het oosten gebeurt.”
Demonstranten marcheren over de Vrijheidsbrug tijdens de Boedapest Pride van 2021. De EU kon niet verhinderen dat Hongarije onder Viktor Orbán afgleed naar een ‘illiberale democratie’, met een openlijk anti-lgbtqia+-beleid. Steven Van Hecke: “Ondertussen weet Europa dat maar één ding écht werkt: de geldkraan dichtdraaien.”
Het woord ‘moed’ valt niet toevallig. Steven Van Hecke heeft zijn recentste boek Brave Old Continent? getiteld – mét een vraagteken dus. ‘Oud’, dat staat vast, maar aan dat ‘moedig’ is nog werk, zeker op geopolitiek vlak. “Europa mag wat meer lef tonen. We zijn braaf, we aarzelen om op tafel te kloppen. De EU hééft hefbomen, maar je moet ze ook durven gebruiken. Iedereen wil handel met ons drijven, iedereen wil zoveel mogelijk visumvrij verkeer naar Europa, iedereen wil onze toeristen.”
“Zeker als je denkt dat je iets te verdedigen hebt – onze European way of life – dan moet je met je vuist op tafel durven slaan. We hebben het nu gedaan ten aanzien van Rusland, maar dat mag veel vaker gebeuren. Zeker in kwesties waarin we eensgezind zijn.”
Idealiter ook ten aanzien van Israël, zegt Van Hecke, “maar dat gaat niet gebeuren.” Het is een voorspelling met een slag om de arm – never shoot a moving target – en ook weer niet. “Alleen al door de ‘erfzonde’ van Duitsland is het een illusie om alle Europese landen over Israël op één lijn te krijgen.”
Weeffout
En zo belanden we bij een vaak gehoorde kritiek. Een vuist maken kan pas nadat 27 regeringen van 27 landen daartoe unaniem beslist hebben. Welaan dan: laat een onbetrouwbare VS ook hier een katalysator zijn voor een meer eengemaakt Europa. De Europese NAVO-landen gingen toch al flink meer investeren in defensie. Waarom niet meteen een echt Europees leger op poten zetten, en een gemeenschappelijk buitenlands beleid?
Dream on, zegt Van Hecke. “We zijn in de jaren 1950 even dicht bij een Europees leger geweest, maar vandaag is dat hooguit mogelijk als extra laag bovenop de nationale legers, niet ter vervanging. Ook wat buitenlands beleid betreft: denk je nu werkelijk dat een Franse president of een Duitse kanselier zomaar zijn autonomie opgeeft, en zich gaat voegen naar een Europese meerderheid? Daar zit de weeffout van Europa: de politici die de Europese architectuur moeten hervormen, moeten nog altijd nationaal verkozen worden. Dat is nu eenmaal hoe de Unie vandaag werkt.”
“Natuurlijk zou het veel eenvoudiger zijn, mochten pakweg sancties tegen Rusland enkel afhangen van Von der Leyen, de voorzitter van de Commissie. Maar dat kan enkel als die daarvoor de politieke legitimiteit heeft, en die krijg je enkel als je rechtstreeks verkozen bent. Daar is vandaag geen draagvlak voor.”
Voorlopig geen Verenigde Staten van Europa dus. En zolang het zwaartepunt van de macht bij de grote lidstaten ligt, kan je het iemand als Trump zelfs niet zwaar aanwrijven dat hij Macron, Merz en Meloni al snel als gesprekspartners op het Witte Huis ontving, en commissievoorzitter Ursula Von der Leyen lange tijd op afstand hield. “De VS heeft zelf een burgeroorlog nodig gehad om van een confederaal naar een meer federaal model te switchen. Ik wens Europa geen burgeroorlog toe. Wij hebben in de Unie altijd voor de democratische weg gekozen.”
“Kritiek op Europa mag er zijn,” zegt Van Hecke, “maar die moet wel eerlijk blijven. Als puntje bij paaltje komt blijft het Europese model, in al zijn complexiteit, een heel aantrekkelijk model. De EU is een suboptimale manier van werken die spectaculaire resultaten kan voorleggen. Kijk alleen al naar de euro en de Schengenzone. En we hebben dan misschien geen Europees leger, maar de uitbreiding van de Unie is één van de meest onderschatte voorbeelden van soft geopolitics.”
“De eersterangsrol van Europa in de wereld gaat niet meer terugkomen. Die zijn we definitief kwijt, sinds WO I. De Europese integratie is in feite één grote compensatieoefening voor dat verlies aan macht en prestige. En dat verlies zal niet stoppen.
We zijn geen partij voor de VS en China, de echte grootmachten van de 21ste eeuw.”
Maar, besluit Van Hecke, Europa staat er niet slecht voor. “Ik zie vandaag zelfs een ‘New Team Europe’ – Von der Leyen, Macron en Merz, Meloni in Italië en Tusk in Polen. Dat zijn politici die stevige beslissingen durven nemen, en die het Trump flink lastig kunnen maken. Zij hebben samen een window of opportunity van enkele jaren, tot de Franse presidentsverkiezingen, om Europa sterker te maken.
Over vijf jaar kunnen we echt in een ander Europa leven.” ● (wv)
“De EU is een suboptimale manier van werken die spectaculaire resultaten
voorleggen.”
INTERVIEW — Severine Vermeire verruilt ziekenhuis voor rectoraat
Na een spannende stembusgang staat Severine Vermeire voor minstens vier jaar aan het roer van KU Leuven. De gerenommeerde maag-darmspecialiste wil met minder administratie en meer vertrouwen de werkdruk verlichten. Evengoed koestert ze de ambitie om iedereen aan het lezen krijgen. Aan Sonar doet ze haar plannen enthousiast uit de doeken. “Werkvreugde, leerplezier en verbondenheid moeten de hoogte in.”
Flashback naar dinsdagnamiddag, 20 mei 2025. Het is rond de klok van halfvijf, en de gsm van Severine Vermeire rinkelt. Marianne Thyssen, voorzitter van de Raad van Bestuur van KU Leuven, feliciteert haar als eerste met haar verkiezingsoverwinning. “Oef, ja, wauw!”, zo reageert professor Vermeire spontaan voor de camera’s tijdens een persmoment in de rectorale salons. Vandaag zinderen die emoties nog altijd na.
“Ik was erg blij met mijn verkiezing, dankbaar voor het vertrouwen, en opgelucht dat de campagne achter de rug was”, zegt professor Vermeire. “Tegelijk besefte ik maar al te goed dat deze uitslag ook met een grote verantwoordelijkheid komt. ‘Nu begint het échte werk’, dacht ik. Tijd om mijn verkiezingsbelofte waar te maken en KU Leuven verder te laten groeien als een open, betrokken en toekomstgerichte universiteit – met oog voor de mensen, de wetenschap én de samenleving.”
Omdat rector méér dan een fulltimejob is, trekt Vermeire nu noodgedwongen de deur van haar dokterskabinet achter zich dicht. Als gastro-enterologe behandelde ze de voorbije twintig jaar patiënten met maag-, darm-, en leveraandoeningen. Dat ze haar achtergrond als arts niet zomaar loslaat, bleek al uit de kiescampagne. Daarin profileerde ze zichzelf aan de hand van drie grote E’s: Empathisch, Efficiënt, Enthousiast. Typische dokterskwaliteiten, die ze ook als rector in de schaal wil werpen.
“Dokters zijn per definitie teamplayers: ik beschouw het als één van mijn sterke punten. Werk moet efficiënt zijn, met een heldere rolverdeling en duidelijke afspraken. Overbodig overleg is dan weer uit den boze. Artsen denken en handelen op basis van feiten en data, kijk maar naar evidencebased medicine. Die reflex neem ik ook als rector mee: we moeten durven meten, evalueren en bijsturen – mét de nodige empathie.”
De hoge werkdruk wordt één van de eerste zaken die Vermeire grondig wil aanpakken. “Onze tevredenheidsmonitor moet weer groener kleuren”, zegt ze met klem.
Het grootste zorgenkind is de bureaucratische mallemolen, die dol dreigt te draaien. “Het gevoel leeft dat er de afgelopen jaren veel bureaucratie is bijgekomen – niet alleen aan onze universiteit, maar overal in de samenleving. Mensen verdrinken in het papierwerk, in de regels. Ze vinden dat die procedures hen beknotten. Ik ben ervan overtuigd dat we efficiënter kunnen werken. Concreet: door de focus te leggen op onze kerntaken. Innoveren, inspireren en impact creëren.”
Hoe de rector de bureaucratie aan banden wil leggen? Door te hameren op meer verantwoordelijkheid én meer vertrouwen. “De twee kunnen niet losstaan van elkaar. Wie vertrouwen schenkt, geeft daarmee bijvoorbeeld ook ruimte – én verantwoordelijkheid – voor daden en resultaten. Verantwoordelijkheid is geen abstract label, maar een gevoel dat mensen intrinsiek meedragen, uitstralen en doorgeven aan anderen. Wie beslissingsrecht krijgt bij bepaalde taken of processen, kan zaken zelf op een passende manier organiseren. Een cultuur van vertrouwen is ook essentieel voor het mentaal welzijn. Als mensen het gevoel hebben dat ze gehoord worden en zelf hun werk kunnen aansturen, neemt de druk automatisch af.”
Wie is Severine Vermeire?
Geboren in Eeklo, op 9 september 1970.
Studeert in 1995 af als arts en behaalt in 2001 haar doctoraat.
Gespecialiseerd in maag-, darm- en leverziekten. Verbonden aan de Onderzoeksgroep Translationeel Onderzoek van Gastro-enterologische Aandoeningen (TARGID).
Sinds 2020 onderzoekscoördinator van de Groep Biomedische Wetenschappen. De meest geciteerde vrouwelijke wetenschapper in België.
Snelle vragenronde
Welke eigenschap waardeert u het meest in anderen? “Eerlijkheid en transparantie.”
Aan welke eigenschap ergert u zich het meest? “Hypocrisie en het calimerocomplex.”
Heeft u een levensmotto? “Keep your eyes on the stars, and your feet on the ground – een quote van Theodore Roosevelt.”
Waarvoor bent u dankbaar in het leven? “Dat ik tot dusver een goede gezondheid heb.”
Wat is uw dierbaarste herinnering? “De geboorte van mijn dochter.”
Op welke verwezenlijking bent u het meest trots? “De uitbouw van mijn onderzoeksgroep.”
Wie denkt dat de rector tijdens haar eerste honderd dagen de grove borstel gaat bovenhalen, hoeft niets te vrezen. Vermeire is niet het type dat er onbezonnen op los bulldozert. “Een grove borstel is niet mijn ding, maar ik wil wel bekijken welk stof we de deur uit kunnen vegen”, vertelt ze. “Ik ga elk beleidsorgaan, elke raad en elke groep vragen om de eigen organisatie kritisch tegen het licht te houden. Hoe zijn ze samengesteld? Hoe vaak wordt er vergaderd, en op welke manier? Fungeren die meetings louter als doorgeefluik van informatie, of vinden er inhoudelijk relevante discussies plaats? En last but not least: welk doel heeft men voor ogen?”
“Daarnaast wil ik dat ze nadenken over twee à drie verbeterpunten die de werkdruk verlichten of meetings efficiënter laten verlopen”, zegt Vermeire. “Die best practices kunnen we naderhand dan delen – zo zal iedereen dus bijdragen tot de cultuuromslag. En dat is precies wat ik wil bereiken: dat ieder van ons inbreng heeft. Transparantie is daarbij cruciaal. Door duidelijk te maken waarom we keuzes maken, creëren we meer draagvlak – ook als het schuurt.”
Het allocatiemodel is in universiteiten wereldwijd de olifant in de kamer. De verdeling van geld en middelen tussen groepen, faculteiten en departementen is steevast voer voor discussie. Tijdens de rectordebatten liet Vermeire zich ontvallen dat ze de verdeelsleutel wou herbekijken, wat deining veroorzaakte.
Aan Sonar zegt ze niet over één nacht ijs te zullen gaan. “Ik begrijp dat het woord ‘allocatie’ emoties kan oproepen. Het raakt immers aan de kern van iets gevoeligs: de
verdeling van schaarse middelen. Het is niet mijn bedoeling om middelen zomaar af te pakken en mensen in de problemen te brengen. Wél wil ik het kompas opnieuw kalibreren – een kompas dat we hanteren als strategisch instrument dat richting geeft aan ons beleid.”
“Het gaat er in de eerste plaats om dat we samen nadenken over de juiste parameters: wat telt mee in een allocatiemodel voor onderwijs? Voor onderzoek? Pas daarna volgt de implementatie – stap voor stap, doordacht én gedragen. En uiteraard wegen we strategische beleidskeuzes altijd mee in dit proces.”
Vermeire wil ook af van het huizenhoge cliché dat de universiteit een ‘ivoren toren’ zou zijn. Nog meer dan vroeger moeten we het brede publiek betrekken bij wetenschap, vindt ze. Als goed voorbeeld noemt ze een event als KU Leuven Inside, dat in februari op twee dagen tijd ruim 20.000 nieuwsgierigen op de been wist te brengen met onder meer ‘600 secondenlezingen’, technologische hoogstandjes, spraakmakende innovaties en een grootschalig medisch burgeronderzoek in UZ Leuven, waarvan de nieuwe rector een van de architecten was.
KU Leuven mag zich ook wat meer mengen in het publieke debat en haar plaats opeisen in de samenleving, vindt Vermeire. “In tijden van polarisatie moeten we als universiteit uitleggen, verbinden en ruimte maken voor dialoog.”
“Of het nu gaat over AI, klimaat, onderwijs of conflict: het is aan ons om het debat te verrijken, niet om het te verscherpen”, zegt Vermeire. “We moeten ons durven uitspreken over de grote maatschappelijke thema’s die de gemoederen beroeren, dicht bij huis en ver weg. Oorlogen, humanitaire crisissen, het klimaat, de besparingsplannen van de regering, het behoud van academische vrijheid, tolerantie of het gebrek eraan … Stuk voor stuk onderwerpen waar we veel over te vertellen hebben. Het raakt ook aan de essentie van de universiteit: duiding geven en nuance aanbrengen is onze core business.”
De rector wil de komende jaren ook ruim aandacht besteden aan UZ Leuven. Niet alleen is het hospitaal het grootste van ons land, het prijkt ook op plaats veertig in de Newsweek-ranking van beste ziekenhuizen ter wereld.
Het stemt Vermeire terecht trots maar tegelijk ook bezorgd. Ingrijpende evoluties in de zorgsector brengen de poleposition van UZ Leuven immers aan het wankelen. “Het ziekenhuislandschap zoals we het vandaag kennen, wordt herverkaveld”, zegt Vermeire. “Ziekenhuisnetwerken worden met de dag groter, en de vele fusies zorgen voor schaalvergroting. Complexe pathologieën, die vroeger vanzelfsprekend naar universitaire ziekenhuizen kwamen, vinden nu ook elders hun weg.”
“Tegelijk ontstaat er concurrentie op het vlak van de meer courante zorg, én van de innovatieve zorg waarvoor net wij, als universitair ziekenhuis, ook onderzoek en middelen nodig hebben”, zegt Vermeire. “Daarnaast zien we de zorgvraag exploderen. De vergrijzing komt op kruissnelheid en er raast een epidemie van metabole aandoeningen op ons af – denk alleen al aan diabetes type 2, obesitas of een hoge bloeddruk. Dat er ook nog eens minder handen aan het bed staan, maakt de toestand er niet beter op.”
De sterren staan hoegenaamd niet gunstig, maar fatalistisch klinkt de rector allerminst. Ze pleit voor een strategische denkoefening om onze positie in het zorglandschap
te handhaven. “We moeten scherpe vragen stellen. Waar willen we staan? Hoe blijven we toonaangevend?
Hoe impactvol zijn onze innovaties? Benutten we onze sterktes voldoende?” Vermeire ziet ook voldoende lichtpuntjes. Ze verwijst daarvoor naar het Leuvense eco systeem. “De samenwerking tussen UZ Leuven, KU Leuven, Imec, de bio-incubator en andere partners is een krachtige motor voor zorginnovatie – een motor die we maximaal moeten inschakelen om de toekomst van onze zorg vorm te geven.”
Flashforward naar 31 juli 2029. Als uitsmijter willen we nog weten waar de universiteit over vier jaar zal staan. Het antwoord van de rector laat niet lang op zich wachten.
“Om te beginnen wil ik onze excellente positie in de wereld blijven handhaven”, zegt ze. “Ik droom stiekem van een stapje hogerop. Verder moet onze tevredenheidsmonitor tegen 2029 absoluut groener. Ik wil mentoring-programma’s uitrollen en ervoor zorgen dat onze medewerkers AI-geletterd zijn. Werkvreugde, leerplezier en verbondenheid moeten de hoogte in. Ik wil ook iedereen aan het lezen krijgen: samen boeken lezen is een intellectuele uitdaging die een band schept.”
“Neem ik veel hooi op mijn vork? Misschien wel, maar ik zet met het grootste plezier mijn schouders onder deze opdracht!” ● (db)
—
20 mei 2025. Pas verkozen rector Severine Vermeire staat – geflankeerd door Marianne Thyssen en Luc Sels – de pers te woord in de rectorale salons. “Ik besefte maar al te goed: ‘Nu begint het échte werk.’”
Van twintigers tot tachtigers: zo’n 4.000 alumni haalden op 15 mei hun codex van onder het stof om cantusklassiekers ten gehore te brengen onder begeleiding van de universiteitsbeiaard. Deze eerste alumni-editie van de Beiaardcantus op het Ladeuzeplein, al een kwarteeuw een begrip onder studenten, zette de viering van 600 jaar KU Leuven extra luister bij. Met de opbrengst kan het Internationaal Studiebeurzenfonds twee talentvolle jongeren de middelen geven om een masteropleiding te volgen aan KU Leuven.
— Over overgewicht: het verhaal achter de kilo’s
‘Obesitas is geen keuze. Hoe we ermee omgaan wel’, luidt de slogan van een nieuwe campagne rond zwaarlijvigheid. In de Leuvense obesitaskliniek is de boodschap duidelijk: zwaarlijvigheid is een chronische ziekte die te maken heeft met je hormonenbalans. Hoog tijd om het stigma errond definitief naar de prullenbak te verwijzen.
Sleep je te veel kilo’s mee, dan krijg je al snel de boodschap om meer je best te doen: ‘Eet gezonder! Beweeg meer!’ Helaas, repliceert professor Bart Van der Schueren: “Dat werkt hooguit als je jong en gezond bent, zonder erfelijke aanleg voor obesitas.” Van der Schueren is hoofd van de obesitaskliniek van UZ Leuven en van de Subdivisie Obesitas aan de KU Leuven. Hij kent dus als geen ander de échte reden achter die kilo’s. “Hoe jouw lichaam je gewicht onder controle houdt, hangt af van een hele resem hormonen: honger- en verzadigingshormonen, schildklierhormonen die je stofwisseling reguleren … Met wilskracht alleen kan je die hormonale circuits niet beïnvloeden.”
Obesitas is een chronische ziekte, en dat betekent dat je er voor de rest van je leven rekening mee zal moeten houden. Want niet alleen verkiest ons lichaam altijd suiker en vet, bovendien is er ook nog de ‘nalatenschap’ van obesitas, legt Van der Schueren uit. “Ons lichaam zal altijd streven naar het hoogste gewicht dat het ooit gekend heeft. Dat is een evolutionair principe.” Als je afvalt, blijven de hongerhormonen zelfs jaren later nog in verhoogde concentraties circuleren in je bloed. “Dat verklaart meteen het jojo-effect bij diëten: afvallen lukt nog wel, maar dat lagere gewicht aanhouden blijkt aartsmoeilijk – je lichaam wil dat niet.”
Met de nieuwe wetenschappelijke inzichten die onder andere aan KU Leuven het licht zagen, wordt het hoog tijd dat we het stigma rond zwaarlijvigheid bij het grofvuil
zetten, vindt Van der Schueren: “Een bezoek aan onze kliniek wordt door patiënten nog vaak als een walk of shame ervaren. Want overgewicht wordt gezien als hun eigen verantwoordelijkheid. Als iemand een te hoge bloeddruk heeft door een medische aandoening, zeg je toch ook niet: ‘Laat je bloeddruk zakken’? Dat begrijpt iedereen, maar aan obesitas blijft dat stigma van persoonlijk falen kleven.”
Obesitas houdt in dat er zich te veel vetweefsel opstapelt in je lichaam. En het startpunt om dat te meten is de bodymassindex (BMI). Die bereken je door je gewicht in kilogram te delen door het kwadraat van je lengte in meter. Bij een gezond gewicht zit je BMI tussen 18 en 25. Bij overgewicht is dat tussen 25 en 30, bij een BMI boven 30 spreek je over obesitas.
Op die BMI-maatstaf komt geregeld kritiek, omdat je hiermee niet echt het vetpercentage in je lijf meet. Een bodybuilder met veel spiermassa zal bijvoorbeeld ook een hoge BMI hebben. “Je kan ook de buikomtrek meten. Maar om echt correct te zijn, heb je een meting nodig zoals een BIA – een bio-elektrische impedantie-analyse, met behulp van een speciale weegschaal die je bijvoorbeeld in de fitness of bij de diëtist aantreft – of een DEXA-scan – een onderzoek met röntgenstralen.” Toch wil Van der Schueren niet van de BMI af: “Het is makkelijk te meten, je hebt alleen een weegschaal en een meetlat nodig. En laten we wel wezen: gespierde atleten maken niet de hoofdmoot uit van de te hoge BMI’s. Je moet zo’n hoge BMI vooral zien als een indicatie dat er iets mis kán zijn.”
Dat alarmbelletje is wel degelijk nodig. Vetcellen zijn immers stevige stoorzenders voor je lichaam. Ze verstoren de hormoonhuishouding en produceren stoffen die organen ziek kunnen maken. De mogelijke medische gevolgen zijn legio: diabetes type 2, hart- en vaatziekten, maag- en darmproblemen, slaapapneu, een verminderde vruchtbaarheid bij vrouwen ... Voorkom je obesitas, dan voorkom je tweehonderd andere aandoeningen, klinkt het unisono in de obesitaskliniek. “De geneeskunde is heel goed in de behandeling van alle gevolgen van obesitas, maar we zouden heel wat leed én kosten besparen door het onderliggende gewichtsprobleem te voorkomen”, stelt Van der Schueren.
Het moge duidelijk zijn dat het voor patiënten niet eenvoudig is om het probleem alleen aan te pakken. Blijf niet met de schaamte zitten en zoek hulp, is de boodschap. In de obesitaskliniek van UZ Leuven worden per jaar gemiddeld 2.000 patiënten behandeld door een multidisciplinair team, waarbij endocrinologen, psychologen, diëtisten, kinesisten en maagchirurgen samenwerken.
Naast een medische check-up krijgen nieuwe patiënten ook een intakegesprek bij een psycholoog. Zo komen ze bijvoorbeeld terecht bij Amber Van den Eynde, die ook aan een doctoraat werkt over de psychologische gevolgen van maagchirurgie. Mensen moeten zich bewust worden van de redenen waarom ze eten en waarom ze een
behandeling willen, legt ze uit. “Zijn er emotionele triggers om te eten? Troosten of belonen ze zichzelf door te eten? We screenen ook op eetstoornissen en alcoholproblemen: die moeten dan eerst behandeld worden.”
Extern versus
Vaak zijn patiënten ‘extern gemotiveerd’ om zich te laten behandelen, vervolgt Van den Eynde. “Het is dan ‘van moeten’, bijvoorbeeld omdat een knieoperatie of een fertiliteitsbehandeling wordt uitgesteld totdat ze gewicht kwijt zijn. We proberen patiënten hun ‘interne motivatie’ te laten vinden tijdens onze gesprekken. Als je het zelf echt wil, dan hou je een gezonde levensstijl na een behandeling ook makkelijker vol en is de kans op herval kleiner.”
Eens het overgewicht van een patiënt helemaal in kaart is gebracht, stelt het multidisciplinair team van de obesitaskliniek een behandelplan voor. Dat houdt minimaal in dat je je manier van leven aanpakt, al dan niet in combinatie met medicatie of obesitaschirurgie. Geen enkele behandeling is een wondermiddel én elke behandeling zal je levenslang moeten volhouden, vertelt Van der Schueren. “Gezonder eten, meer bewegen, anders omgaan met stress: dat is altijd de basis. En als je het combineert met een andere behandeling, is voeding extra belangrijk. Als je minder kan eten doordat je medicatie neemt, moet die voeding echt goed zitten. Anders krijg je bijvoorbeeld vitaminetekorten.”
Voor mensen met morbide obesitas – met een BMI hoger dan veertig, óf hoger dan vijfendertig met complicaties zoals diabetes – zal enkel de levensstijl aanpakken niet volstaan om een duurzaam resultaat te boeken. Zij krijgen dan een maagverkleining voorgesteld als behandeling. Daarbij zijn er twee grote categorieën, legt abdominaal chirurg Matthias Lannoo uit: “Je hebt de gastric bypass, waarbij de maag wordt verkleind met nietjes en rechtstreeks met het begin van de dunne darm wordt verbonden. Zo wordt het voedsel weggeleid van het grootste deel van de maag en de twaalfvingerige darm. En je hebt sleeve-gastrectomie, waarbij een stuk van de maag wordt weggenomen zodat die heel wat kleiner wordt.”
Bij de gastric bypass worden de onderliggende afwijkingen in de energiehuishouding sterker gecorrigeerd dan bij de sleeve, maar daar rapporteren patiënten dan weer minder neveneffecten. “In de praktijk kan je bij beide ingrepen last hebben: van een tekort aan voedingsstoffen zoals vitamines, ijzer en foliumzuur, of van ‘dumping’, waarbij je na het eten van suiker- of vetrijke maaltijden last krijgt van misselijkheid en eventueel diarree … Het is daarom heel belangrijk om na de ingreep je voedingspatroon goed te blijven volgen; dan blijven de neveneffecten meestal beperkt.”
Het probleem is, vindt Lannoo, dat chirurgie bij obesitas door veel mensen – ten onrechte – als esthetische chirurgie wordt gezien. “Als iemand kanker krijgt, dan beseft men ten volle dat dat een zware ziekte is, en dat er bijwerkingen kunnen zijn zoals haarverlies na chemo. Maar bij een maagverkleining krijg je patiënten over de vloer zonder enig begrip voor de mogelijke neveneffecten. Een maagverkleining is geen quick fix. Als je denkt te kunnen vermageren zonder er verder iets van te merken, zit je verkeerd. Het gaat erom je hele stofwisseling correct te doen draaien.” Een kleiner gemaakte maag zal hormonale én neurologische veranderingen teweegbrengen. Met andere woorden: zo’n ingreep beïnvloedt lichaam en geest.
Een minder gekende bijwerking van maagchirurgie is dat geneesmiddelen na de ingreep mogelijk anders geabsorbeerd worden, vertelt voedingswetenschapper en diëtiste Nele Steenackers. Zij deed onderzoek bij patiënten met een maagverkleining: ze liet hen een draadloze capsule inslikken om zo te kunnen volgen hoelang de capsule in het lichaam blijft, hoe sterk maag en darmen nog samentrekken, en hoe zuur de maag nog is. Ook het maag- en darmvocht werd onderzocht om te zien in welke mate bepaalde eiwitten aanwezig zijn.
“Na zo’n ingreep heb je een minder zure maag, en net dat zuur hebben we nodig om medicijnen in oplossing te brengen. Bovendien gaat alles ook sneller doorheen de darmen. Zowel voeding als geneesmiddelen worden in sommige gevallen dus slechter opgenomen. Die veranderingen dragen ook bij aan de pieken in je bloedsuikerspiegel na het eten van een suikerrijke maaltijden, wat tot misselijkheid kan leiden.” Dat alles betekent dat na een maagverkleining goed bekeken moet worden in welke vorm je je medicijnen en voedingssupplementen het best kan innemen. Anticonceptie, bijvoorbeeld, kan dan beter niet meer alleen oraal ingenomen worden.
Ook op psychologisch vlak kan het leven na maagchirurgie een rollercoaster zijn, vult Amber Van den Eynde aan: “Als je veertig kilo afvalt op één jaar tijd, dan herken je jezelf niet in de spiegel. Je lichaam verandert sneller dan je lichaamsbeeld. Patiënten kopen dan bijvoorbeeld nog kledij in te grote maten.” En al zijn de meeste mensen zeer tevreden met hun nieuwe start voor hun gezondheid, toch duiken er soms nieuwe problemen op. “Sommigen koesteren hoge verwachtingen over het leven na maagchirurgie, maar dan blijkt dat de problemen op het werk of in hun relatie gewoon gebleven zijn. Of ze zijn teleurgesteld over hun nieuwe uiterlijk, bijvoorbeeld door het huidoverschot. Als je dan niet meer naar eten kan grijpen om met die emoties om te gaan, loert een depressie om de hoek.”
Een andere – onderschatte – complicatie is het risico op alcoholproblemen, benadrukt Van den Eynde: “Als eten plots wegvalt als copingmechanisme, neemt men soms zijn toevlucht tot alcohol. Bovendien wordt die alcohol nu zeven maal sneller opgenomen in het bloed, en kom je dus sneller in een roes terecht. Mensen herontdekken zichzelf vaak ook na een operatie: ze voelen zich zelfzekerder en pikken hun sociaal leven weer op. Daar hoort dan vaak alcohol bij, en dan vergaloppeert men zich weleens.”
“Als je afvalt, blijven er nog jarenlang meer hongerhormonen in je bloed. Dat verklaart het jojo-effect bij diëten.”
Met die realitycheck over maagverkleiningen in het achterhoofd klinkt een simpel spuitje of pilletje om kilo’s kwijt te spelen plots bijzonder aanlokkelijk. Niet verwonderlijk dus dat the new kid on the block – Ozempic – al snel een hype werd. Ozempic is een medicijn dat voornamelijk gebruikt wordt bij diabetes type 2 waar het onder andere door het gewichtsverlies een zeer goed effect op heeft. Het medicament werd zó populair als afslankmiddel – eventjes spuiten om je ideale zomerfiguurtje te bekomen – dat er tekorten ontstonden bij de diabetici die het echt nodig hebben. De voorwaarden om het middel te verkrijgen werden verstrengd. Ondertussen kwamen nieuwe soortgelijke medicijnen op de markt: Mounjaro, dat nog beter werkt dan Ozempic, en Wegovy, een sterkere versie van Ozempic die echt bedoeld is voor mensen met obesitas – allebei weliswaar ook enkel op voorschrift. Dat zou de voorraadproblemen moeten helpen oplossen.
“Die medicijnen werden aanvankelijk voorgesteld als een ‘lifestyle drug’, en dat was echt problematisch”, vindt Van der Schueren. Extra probleem: medicatie zoals Ozempic wordt vandaag enkel terugbetaald bij diabetes, maar niet bij obesitas. Ook Wegovy en Mounjaro worden niet
“Maagverkleiningen zullen op termijn verdwijnen. Dat wordt een noodoplossing.”
terugbetaald bij obesitas. “Zowat negentig procent van de diabetici zijn mensen met obesitas. Met andere woorden, nu moeten patiënten met zwaarlijvigheid wachten totdat ze diabetes ontwikkelen of ze betalen de volle pot. Bij die medicatie betekent dat 230 euro per maand – en dat dus levenslang.”
Het gevolg? Een aantal bekende gezichten met voldoende centen experimenteert opzichtig met Ozempic, terwijl ze geen obesitas hebben. En wie het echt nodig heeft – vaak mensen uit lagere socio-economische klassen – blijft in de kou staan. “Zo worden de verkeerde mensen behandeld, en het stigma wordt in stand gehouden.”
Abdominaal chirurg Matthias Lannoo (rechts) voert een maagverkleining uit. “Bij sommige mensen is dat de enige mogelijke behandeling. Bij een extreem hoge BMI bijvoorbeeld, of als je slecht reageert op medicijnen.”
“Onze leefomgeving werkt obesitas in de hand. We moeten de hele voedingsketen herbekijken.”
Psychologe Amber Van den Eynde, op de foto tijdens een zorggesprek: “Soms zijn de verwachtingen over het leven na maagchirurgie torenhoog. Maar dan blijken de problemen op het werk of thuis gewoon gebleven.”
“Wat mensen onvoldoende beseffen,” vervolgt Van der Schueren, “is dat je met dit soort medicatie hormonen –verzadigingshormonen – inneemt. Je grijpt dus stevig in op je hormonenbalans. Er bestaat ook een kans op neveneffecten, en je moet de medicatie heel je leven nemen.” Zorgverleners zien dan ook met lede ogen aan hoe er vaak naar Ozempic en konsoorten wordt gegrepen zonder enige medische begeleiding. “Die is nochtans broodnodig, en echt niet alleen voor voedings- en bewegingsadvies. In het begin was die medicatie nog niet zo sterk, en kon je er hooguit vijf tot tien procent mee afvallen. Maar vandaag zijn ze al een pak krachtiger: je kan er héél snel héél veel mee afvallen.” Steenackers vult aan: “Je kan dezelfde problemen krijgen als bij maagchirurgie, zoals vitaminetekorten of misselijkheid.” Bovendien bestaat het risico dat het afvallen doorslaat naar anorexia – gewichtsverlies is niet altijd onschuldig.
Dat neemt niet weg dat Ozempic, Wegovy of Mounjaro een goede behandeling kunnen vormen voor mensen met obesitas, vindt Van der Schueren. “Mijn collega gaat het niet graag horen, maar maagverkleiningen zullen op termijn verdwijnen. Dat wordt een noodoplossing. Medicatie is minder invasief en kan makkelijker bijgestuurd worden. Maar ook daar blijft de omkadering cruciaal – begin er dus niet aan zonder begeleiding!”
Collega Lannoo maakt zich alvast geen zorgen over zijn werkzekerheid: “Wij behandelen met obesitaschirurgie nog maar het topje van de ijsberg. Tot nu toe was de behandelingsstrategie je levensstijl aanpassen, al dan niet met een operatie erbij. Met de nieuwe medicatie wordt het therapeutisch arsenaal nu uitgebreid. Maar er zullen nog altijd mensen zijn voor wie een maagverkleining de enige optie is – als je een extreem hoge BMI hebt bijvoorbeeld, of als je slecht reageert op medicijnen. Patiënten moeten weten waaraan ze beginnen en hun nieuwe leefregime volhouden op lange termijn. En daar zie ik met Ozempic exact dezelfde problemen ontstaan als in de beginjaren van maagchirurgie. Zonder goede begeleiding – om het juiste dieet te volgen of om aan krachttraining te doen – loopt het na verloop van tijd mis.”
Het beste recept tegen obesitas blijft preventie – al is dat makkelijker gezegd dan gedaan. Sommige mensen hebben nu eenmaal een erfelijke aanleg tot obesitas, en soms lokken medicijnen, zoals antidepressiva, een gewichtstoename uit. Maar vooral: we leven in een omgeving die ontegensprekelijk obesogeen is, benadrukt Van der Schueren. “Onze leefomgeving werkt obesitas in de hand. We zouden de hele voedingsketen moeten herbekijken. Eten zonder voedingswaarde moet eruit. Ik ben zelf geen fan van de suikertaks – ik vind dat een taks op miserie, voor mensen die het al moeilijk hebben.
Maar we zouden fruit en groenten goedkoper kunnen maken, door de btw te verlagen, en de 21 procent btw op alcohol mag wat mij betreft dan weer flink omhoog.”
Voedingsexpert Nele Steenackers vult aan: “Voeding wordt vaak zó complex gemaakt in de media. Een gewone appel of peer lijkt niet speciaal genoeg. Nee, we moeten allemaal aan de dure superfoods, aan de matcha of de gojibessen. Nochtans blijft de basis eenvoudig: eet voldoende fruit en groeten, en eet zo min mogelijk ultrabewerkt voedsel dat veel toegevoegde suikers, vetten en zout bevat. Begin er van jongsaf aan mee. En vergeet nooit: het draait om je gezondheid, en niet om je gewicht alleen.”
Niet makkelijk in een wereld waarin het uiterlijk telt, en waarin patiënten niet op een terrasje durven te gaan zitten uit schrik dat de stoel doorzakt. “Ik hoor schrijnende verhalen van patiënten”, vertelt chirurg Lannoo. “Van mensen die naast een job grijpen omdat het uniform hen niet zou passen. Van patiënten die na hun maagverkleining plots promotie maken, na jarenlang gepasseerd te zijn …”
Het heersende schoonheidsideaal maakt dat heel wat mensen gebukt gaan onder een negatief zelfbeeld, zegt psychologe Van den Eynde. “Je ziet op sociale media constant mensen met het perfecte, slanke lijf, waarmee je jezelf kan vergelijken.” Tegelijk is er de tegenbeweging van body positivity, die ervoor pleit om jezelf te accepteren zoals je bent. Daar heeft Van den Eynde een dubbel gevoel bij. “Je mag uiteraard niet discrimineren op basis van gewicht. Je mag je goed voelen in je vel, en je hoeft niet alles te medicaliseren. Maar je mag obesitas ook niet minimaliseren: patiënten moeten ook beseffen dat er wel degelijk medische risico’s aan verbonden zijn.”
En net omdat obesitas met risico’s komt, en omdat het allesbehalve een eigen keuze is, moeten we als samenleving ook onze manier van leven eens onder de loep nemen, besluit Van der Schueren. “Er is niet alleen het stigma. Vaak is het voor patiënten moeilijk om hun levensstijl te veranderen, door te weinig tijd of te weinig structuur.” Bijvoorbeeld: je eet onregelmatig omdat je in ploegen werkt. Of: je staat drie uur per dag in de file en er blijft geen tijd over om nog te bewegen. “Het heeft ook weinig zin om één keer per week naar de fitness te gaan als je de rest van de tijd op een stoel zit. Ik zou liever zien dat bewegen en gezond eten deel worden van je dagdagelijkse activiteiten, en vooral dat dat door de samenleving heel makkelijk gemaakt wordt. Eigenlijk pleit ik dus voor een ander maatschappelijk model”, lacht Van der Schueren. ● (if)
Doctoraatsstudent Kat Van der Poorten (35) doet aan het Departement Biologie onderzoek naar de oorsprong van menselijke taal. Begin dit jaar werd ze bekroond met het LAVA-scholarship, een beurs voor openlijk autistische onderzoekers.
at wilde u later worden? “Dierenarts, zoals veel kinderen met een liefde voor dieren. Ook het beroep van onderzoeker trok me al vroeg aan. Op mijn achttiende koos ik voor pedagogische wetenschappen, en daarna volgde ik nog een leerkrachtenopleiding. Na mijn studies ben ik naar Azië getrokken. Ik heb er taallessen gegeven in Vietnam, Maleisië en Laos, en ben tussendoor ook even rijstboerin geweest in Thailand (lacht).”
“Een paar jaar geleden ben ik opnieuw gaan studeren – biologie, dit keer. Vandaag werk ik aan een doctoraat rond de oorsprong en evolutie van taal: waarom heeft enkel de mens taal ontwikkeld? En vanuit welke noodzaak? Al in mijn kindertijd vroeg ik me af waarom we niet kunnen praten met dieren. Het is fantastisch dat ik dat nu mag onderzoeken.”
Welk boek ligt er op uw nachtkastje? “Ik heb er altijd twee liggen. Eéntje om uit te leren, en één om in te verdwijnen. Ik verblijf momenteel enkele maanden in Japan voor een onderzoeksstage, dus nu doorploeg ik een woordenboek Japanse grammatica. En ik ben bezig in Mijn stomme intenties van Bernardo Zannoni. Een existentiële fabel over een marter die leert lezen en schrijven, waardoor zijn hele wereldbeeld verandert.”
Wat is uw beste eigenschap? “Een onuitputtelijke leergierigheid.”
Is er een goed voornemen dat u maar niet kan volhouden? “Net door die leergierigheid slaag ik er niet in om op tijd te gaan slapen. Er is altijd iets dat me wakker houdt, of dat ik dríngend moet googelen (lacht).”
Wat is voor u de hel op aarde? “Supermarkten. De drukte, het felle licht, de slechte muziek … Ik haat het immens. Geef mij maar kleine buurtwinkeltjes, met niet meer dan drie rayons ...”
Naar wie kijkt u op? “Naar de Japanse botanicus Minakata Kumagusu. Die begon aan het einde van de negentiende eeuw slijmzwammen te bestuderen, en daar is hij de rest van zijn leven mee bezig geweest, terwijl hij ook werkte rond Japanse cultuur en folklore. Een diploma heeft hij nooit gehaald, maar hij werd wel gerespecteerd door zijn vakgenoten. Zijn tekeningen zijn zelfs in Nature gepubliceerd. Prestigieuze universiteiten boden hem jobs aan, maar die wees hij af. Hij wilde bovenal onafhankelijk zijn. Dat vergt wel lef.”
Wat is uw grootste angst? “Mijn autonomie verliezen. Door verlamd te raken of dement te worden, bijvoorbeeld. Die schrik zit er stevig in. Ik heb zelfs een negatieve wilsverklaring opgesteld, waarin ik bepaalde behandelingen of onderzoeken weiger als ik daar zelf niet meer over zou kunnen beslissen.”
“Er is altijd iets dat me wakker houdt, of dat ik dríngend moet googelen.”
Hoe komt u tot rust? “Moeilijk, maar het helpt om te wandelen of om naar muziek te luisteren. In Japan heb ik inmiddels ook o furo ontdekt – een ritueel waarbij je een bad neemt om je spieren te ontspannen en te mediteren. Langer dan tien minuten kan je er niet in, want het water is enorm heet.”
Aan welk project zou u beginnen mocht u over onbeperkte tijd en middelen beschikken? “Alle talen ter wereld leren. En tussendoor ook vioolles volgen.”
Welk voorwerp zou u redden mocht uw huis in brand staan? “Ik ben niet zo gehecht aan voorwerpen. In Maleisië werd mijn appartement getroffen door een zware overstroming. Zo goed als al mijn bezittingen waren vernield. Sindsdien ben ik een pak minder materialistisch geworden.”
Wat is het dichtste dat u ooit bij de dood bent geweest? “Ik heb ooit dengue opgelopen – ook in Maleisië –, met interne bloedingen tot gevolg. De dokters daar wilden me aanvankelijk niet geloven, tot ik bij een derde consultatie instortte in het ziekenhuis ... Pas toen zagen ze in dat het ernstig was. Ik ben wekenlang buiten strijd geweest.”
Welk boek zal u altijd bijblijven? “This Is Water, van de Amerikaanse schrijver David Foster Wallace. Het is uitgegeven in boekvorm, maar oorspronkelijk was het een speech die hij gaf voor
net afgestudeerde studenten. In essentie zegt hij dat we zélf in handen hebben hoe we in het leven staan en hoe we naar de wereld kijken. Dat vind ik tot op vandaag inspirerend. Veel levens zijn misschien saai of routineus, maar eigenlijk is dat net góéd. Want het betekent dat er rust en stabiliteit is.”
Waarop bent u het meest trots? “Op mijn doorzettingsvermogen. Ik ben zoals gezegd rond mijn dertigste opnieuw gaan studeren en heb toen mijn hele leven omgegooid. Sommige mensen vonden dat impulsief, en er werd weleens om gelachen, maar ik ben blij dat ik mijn eigen weg heb gevolgd.”
Wat zullen we over vijftig jaar onbegrijpelijk vinden? “Dat we er nog steeds vanuit gaan dat er dieren zonder bewustzijn bestaan. Zelfs planten zijn zich tot op zeker niveau bewust van de wereld rondom.”
“Daarnaast: het stereotiep beeld dat we té lang hebben gehad over mensen met autisme.” ● (pjb)
‘Kennis in zicht’: een duik in de schatkamers van de universiteit
De jubileumexpo ‘Kennis in zicht’ in M Leuven etaleert markante objecten uit de collecties van de universiteit. Soms kom je daarbij ogen tekort.
Leuvense onderzoekers vergaarden in de loop der tijd talloze studieobjecten uit alle hoeken van de wereld. De collecties zijn ondertussen even groot als divers, met onder meer fossielen, skeletten, mineralen, kunstvoorwerpen en wetenschappelijke instrumenten. Voor onderzoekers en studenten vormen de verzamelingen een blijvende bron van verwondering en inspiratie. In dit jubileumjaar geeft een tentoonstelling in M Leuven een uitzonderlijke inkijk in (een deeltje van) deze academische collecties.
Kennis in zicht neemt je op sleeptouw door een eigenzinnige selectie uit de schatkamers van de universiteit. Je dwaalt er langs een historische beeldengalerij, ontmoet internationale topstukken als het Leuven Chansonnier, ontdekt waarom Leuven een pionier is in het waarnemingsonderzoek, en leert hoe de wetenschappelijke mores veranderen doorheen de tijd. De volgende pagina’s serveren je alvast een sneakpreview.
Kennis in zicht vormt een tweeluik met Routes naar kennis, een cultuurhistorische tentoonstelling in de Universiteitsbibliotheek. Die expo toont de universiteit als een knooppunt van routes. Studenten, onderzoekers, personeelsleden en alumni, allemaal volgden ze een eigen parcours, dat hen naar Leuven bracht en soms ook de wijde wereld deed intrekken.
Als klap op de vuurpijl is er, opnieuw in M Leuven, een solotentoonstelling van de Duits-Poolse kunstenaar Alicja Kwade (°1979). Met materialen als steen, metaal en spiegels creëert zij sculpturen en installaties die uitnodigen tot een nieuwe manier van kijken en denken. Kwade leverde ook al een bijzonder poëtische bijdrage aan de nieuwe Kunst- en Wetenschapsroute van KU Leuven: de installatie Carriers in het Sint-Donatuspark, te bewonderen op pagina 56.
De drie expo’s lopen van 10 oktober 2025 tot 22 februari 2026. Alle info vind je op www.kuleuven.be/expos
Sinds Steven Spielbergs Jurassic Park weet de halve wereld hoe het voelt om oog in oog te staan met een schuimbekkende tyrannosaurus rex. De kaskraker ontketende een heuse ‘dino-mania’, met dinospeelgoed, dinokoeken, tot zelfs dinotoerisme toe. Toch is onze fascinatie voor dinosaurussen allesbehalve nieuw: ze gaat terug tot het midden van de 19 de eeuw. Dinosauriërs zijn op dat moment een relatief recente ontdekking, al blijft het voor wetenschappers, bij gebrek aan voldoende fossielen, gissen naar hun precieze verschijningsvorm.
In het Victoriaanse Engeland is de belangstelling voor deze prehistorische wezens bijzonder groot, zowel bij wetenschappers als bij het brede publiek. De Engelse kunstenaar Benjamin Waterhouse Hawkins ontwerpt zes metershoge beelden, die vanaf 1854 te zien zijn in een natuurhistorisch themapark in Crystal Palace, Londen. ‘Visueel onderwijs’ noemde Hawkins het initiatief.
De knaap op de afbeelding is een plaasteren schaalmodel van de megalosaurus van Hawkins, met een iets bescheidener afmeting van pakweg 30 op 54 centimeter.
In de expo in M Leuven krijgt hij het gezelschap van een gelijkaardig schaalmodel van een iguanodon. Hoe beide beelden in Leuven verzeild zijn geraakt, is een raadsel. Vast staat wel dat ze eigenhandig door Hawkins vervaardigd zijn en rond 1860 te koop worden aangeboden als didactisch materiaal.
Heel accuraat kan je de beelden bezwaarlijk noemen. Wetenschappers vonden destijds al dat de sculpturen een loopje namen met de werkelijkheid. Die kritiek is niet ongegrond: de gebochelde rug van de megalosaurus strookte bijvoorbeeld niet met de fossielen die toen voorhanden waren. Toch verdient het werk van Hawkins krediet. De beelden weerspiegelen heel wat karakteristieke eigenschappen van dino’s.
Speciaal voor Kennis in zicht kregen de Leuvense dino’s trouwens een stevige opfrisbeurt. En het ziet ernaar uit dat ook de originele dinosaurusbeelden de tand des tijds zullen doorstaan. De prehistorische reuzen zijn vandaag nog altijd te bewonderen in Londen. Leuk alternatief voor wie geen zin heeft in nog maar eens een sequel op Jurassic Park
Nostalgisch, naïef, een tikkeltje aandoenlijk zelfs. Zonder context ziet deze zwart-witfoto uit de jaren 1900 er onschuldig uit. Het lijkt alsof hij zo uit een blikken koekentrommel komt. Toch schuilt er een ongemakkelijk verhaal achter dit plaatje.
De man rechts is neuroloog en hoogleraar anatomie Arthur Van Gehuchten, voor de gelegenheid afgebeeld als een patiënt wiens kniereflex wordt getest. Naast begenadigd clinicus had Van Gehuchten zich ontpopt tot filmmaker. Cinema stond nog in de kinderschoenen: de gebroeders Lumière hadden pas in 1895 hun cinématographe voorgesteld in Leuven. Het toestel opende een nieuwe wereld voor Van Gehuchten.
Tussen 1905 en 1908 filmde hij in het Sint-Pietersziekenhuis verschillende neurologische patiënten, beelden die hij
gebruikte voor onderwijs en onderzoek. Geneeskundestudenten kregen de filmpjes te zien in auditoria. Vandaag zouden we deze gang van zaken problematisch noemen: Van Gehuchten filmde uiterst kwetsbare patiënten van wie het niet zeker is of ze ook hun toestemming hadden gegeven voor de opnames.
Sommige beelden grijpen naar de keel. Zo zijn er confronterende opnames te zien van mensen met parkinson en van vrouwen die destijds het label hysterie opgespeld kregen. In de tentoonstelling krijg je de fragmenten te zien op kleine schermen die een intieme en serene sfeer creëren. Door een hedendaagse bril voelen deze beelden ongemakkelijk aan, al mogen we niet voorbijgaan aan de wetenschappelijke verdienste die ze ooit hadden. Een stukje erfgoed dat vragen oproept over kennisopbouw, macht en ongelijkheid.
De Trojaanse priester Laocoön waarschuwde de inwoners van Troje tevergeefs voor het houten paard dat de Grieken op het strand hadden achtergelaten en waarmee ze later op slinkse wijze de stad zouden innemen. Laocoön haalde zich daarmee de woede van de godin Athena op de hals, die prompt twee zeeslangen afstuurde op de priester en zijn twee zonen. De Laocoöngroep toont de huiveringwekkende strijd met de gruwelijke reptielen, en roept emoties op van pijn en lijden, angst en wanhoop.
Dit gipsen afgietsel – de originele beeldengroep staat in de Vaticaanse Musea – maakt deel uit van wat vandaag het Didactisch Museum Archeologie heet. Dat bevat nog tal van andere afgietsels, waarvan een groot deel – waaronder deze Laocoöngroep – in het bezit kwam van de
Leuvense universiteit na het Verdrag van Versailles in 1919. Dat legde de Duitsers onder andere herstelbetalingen op voor de schade die ze hadden aangericht tijdens de Eerste Wereldoorlog. Duitse troepen hadden in de nacht van 25 op 26 augustus 1914 de Universiteitshal in lichterlaaie gezet en daarmee een groot deel van het universitair patrimonium vernietigd.
Saillant detail: de rechterarm van het gipsafgietsel werd in de jaren 1980 afgezaagd en wordt sindsdien apart tentoongesteld omdat de plaatsing niet strookte met nieuwe academische inzichten. Niets nieuws onder de zon, want eeuwen geleden vochten renaissancegrootheden Michelangelo en Rafaël ook al een robbertje uit over dezelfde arm. ● (db)
De watercirkel in het Antwerpse Zuidpark werkt normaal gezien zonder verticaal element, maar voor de foto zette Sam Storme deze waterstralen graag even in werking. Stralen van vreugde
—
Het water telkens opnieuw uitvinden: zo kan je de job van bio-ingenieur
Sam Storme (41) omschrijven. Hij bouwt fonteinen en waterpartijen die pleinen en parken doen sprankelen.
Om fonteinbouwer te worden hoef je geen geboren waterrat te zijn. Als kind was Sam Storme, die opgroeide in het West-Vlaamse Pittem, niet bijzonder tuk op zwemmen of andere natte pret. De passie voor water borrelde pas op tijdens zijn studie bio-ingenieurswetenschappen in Leuven. “Ik had voor die opleiding gekozen vanuit een passie voor het buitenleven en de landbouw, maar de specialisatie die ik volgde – milieutechnologie – bracht me op een ander pad. Mijn thesis ging over de behandeling van grondwater door middel van elektrolyse. Ik deed onderzoek naar mogelijke bijwerkingen van die methode.”
Na zijn studie ging Storme aan de slag bij het bedrijf waar hij al een tijdje vakantiewerk deed: Aquafontal, dat fonteinen en waterpartijen bouwt. “Als projectingenieur moest ik op korte tijd veel kneepjes van sturingen en regelsystemen onder de knie krijgen. Maar met de bagage van een universitaire studie ben je snel mee in een nieuw verhaal.”
Succesvol huwelijk
Zijn tijd in Leuven had Storme wel meer bijgebracht: hij was een jaar lang preses van de Landbouwkring. “Als vertegenwoordiger van de studenten heb je best wel wat verantwoordelijkheid. Je leert ook om mensen te enthousiasmeren.” Dat kwam van pas toen hij op 28-jarige leeftijd de kans kreeg om samen met zijn vrouw Aquafontal over te nemen. “Een grote stap: vanaf dan ben je ook echt met de zaak getrouwd.”
Dat huwelijk levert elk jaar tientallen nakomelingen op, in de vorm van fonteinen en waterpartijen overal te lande. Meestal maken ze deel uit van een ruimer project van een stad of gemeente. Aquafontal werkt dan samen met architecten, landschapsarchitecten, studiebureaus, aannemers en soms ook kunstenaars. Storme en zijn team – van ingenieurs tot loodgieters – nemen doorgaans het technisch ontwerp, de bouw en het onderhoud van de waterpartij voor hun rekening.
“Vandaag zijn fonteinen en waterpartijen complexe installaties met oneindig veel mogelijkheden”, vertelt hij. “Aan Park Spoor Noord in Antwerpen hebben we bijvoorbeeld de bouw gedaan van twee spiegelvijvers, met onder meer watergordijnen en vernevelaars. Die hebben enorm veel succes in de zomer: het is bijna een openluchtzwembad geworden. En recenter hebben we op het hernieuwde Zuidpark in Antwerpen een cirkel aangelegd die bestaat uit twee in elkaar gevlochten spiralen die de bodem een bijzonder reliëf geven. Wanneer de cirkel volledig vol water staat, verdwijnt de spiraal en ontstaat er een waterspiegel.”
“We proberen ook om elk project een ecologische meerwaarde te geven”, zegt Storme. “Dat is zeker het geval in Oostende, waar we de City River hebben aangelegd. Dat is een fraai vormgegeven betonnen bekken dat zigzaggend door de straat loopt, het regenwater opvangt en het afvoert naar een ondergrondse waterbuffer, zodat het gebruikt kan worden tijdens droge periodes. Bij intense neerslag zwelt het bekken aan tot een stadsrivier. Zo zie je heel concreet de werking van het klimaat. Veel van onze waterpartijen bieden ook verkoeling en temperen zo het hitte-eilandeffect van steden.”
De technologische vooruitgang heeft ook het onderhoud ‘slimmer’ gemaakt. “Vroeger gingen we op ronde voor onderhoudsbeurten, nu monitoren we vanop afstand met sensoren. Krijgen we een melding dat er een filter verstopt zit of dat er iets schort aan de waterkwaliteit, dan gaan we ter plaatse. Met sensoren kan je ook de werking van een fontein afstemmen op de omstandigheden. Is er veel wind of neerslag, of zijn er weinig mensen in de buurt? Dan kan je de fontein op een lager pitje zetten of stilleggen, en zo energie besparen. Zitten alle factoren goed, dan kan je de fontein volle bak show laten geven.”
Leuke extra’s voor Storme zijn opdrachten voor festivals en andere events die Aquafontal af en toe krijgt. “Water blijft mensen fascineren, je kan er de meest uiteenlopende belevingen mee creëren.” Hij kan er nog altijd van genieten om getuige te zijn van de pret die zijn werk oplevert. “In de zomer ga ik zelf nog weleens onderhoud aan een fontein doen. Als ik dan zie hoe kinderen uitgelaten lopen te spelen in het water terwijl hun grootouders op een bankje toekijken: daar doe je het voor.” ● (rvh)
Een plaats waar astronomen hun kennis en hun verwondering kunnen voeden: zo kan je het observatorium op het Canarische eiland La Palma omschrijven.
Het Instituut voor Sterrenkunde van KU Leuven beheert er de Mercatortelescoop, die onderzoekers in staat stelt om sterren gedurende lange tijd te volgen en zo nieuwe inzichten op te doen over hun evolutie. De telescoop krijgt binnenkort een nieuwe buur, die een rol zal spelen in de zoektocht naar planeten zoals de onze.
La Isla Bonita: astronomen onderschrijven de bijnaam van La Palma om meer redenen dan alleen zijn uitbundige natuurpracht. De ligging van het eiland is een garantie voor stabiele lucht, een minimum aan lichtvervuiling en een groot aantal heldere nachten. In Europa is er geen betere plek denkbaar voor wie de blik op de sterrenhemel wil richten.
Dat bewijzen de zowat twintig telescopen die samen het Observatorio del Roque de los Muchachos vormen. Het observatorium beslaat een gebied van zo’n 200 hectare en ligt op 2.400 meter boven de zeespiegel – op de meeste dagen hoog genoeg om het wolkendek onder zich te houden. Met hun kenmerkende koepels staan de behuizingen van de telescopen bol van nieuwsgierigheid.
Zo ook de Mercatortelescoop, beheerd door het Instituut voor Sterrenkunde van KU Leuven. Het idee voor een eigen hoogtechnologische sterrenkijker ontstond in de jaren 80 van de vorige eeuw. “Observatietijd bij de grote telescopen, zoals die van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht in Chili, is erg gegeerd”, vertelt professor Hans Van Winckel, voorzitter van het Departement Natuurkunde en Sterrenkunde en directeur van het Mercator-observatorium. “Dat maakt dat je een telescoop telkens maar voor korte tijd kunt gebruiken. Maar voor ons onderzoek naar variabele sterren en de evolutie van sterren is net het tijdselement heel belangrijk: sommige objecten willen we het liefst jarenlang, zelfs decennialang kunnen volgen.”
En dus werd besloten om een eigen telescoop te bouwen op het noordelijk halfrond. Professor Christoffel Waelkens was destijds de drijvende kracht. Aanvankelijk was het idee om de spiegel te gebruiken van een telescoop die in de jaren 50 op het dak van het Premonstreitcollege in de Naamsestraat was geplaatst, maar die bleek toch niet te volstaan voor de ambities van het project. Bij de bouw van de telescoop werkte Leuven samen met collega’s uit Genève: de Mercatortelescoop is qua hardware een identieke tweelingbroer van een Zwitsers exemplaar dat in Chili staat; technologisch is de tweeling inmiddels uit elkaar gegroeid.
De grootste uitdaging bleek nog de nodige handtekeningen gezet krijgen onder de internationale samenwerkingsakkoorden voor een Vlaamse telescoop op La Palma. “De wetten die het universum beheersen, zijn eenvoudiger dan die van de politiek, én interessanter”, liet Christoffel Waelkens destijds optekenen. Toen de telescoop in 2003 eindelijk officieel ingehuldigd kon worden, was hij al twee jaar in gebruik.
Ondertussen houdt Mercator dus al een kwarteeuw lang zijn oog op het uitspansel gericht. Dat oog is een spiegel van 1,2 meter diameter, die het licht van hemellichamen opvangt en bundelt. Belangrijk voor het huidige onderzoek is de HERMES-spectrograaf, die KU Leuven met enkele partners bouwde en die sinds 2009 deel uitmaakt van de meetinfrastructuur. “Een spectrograaf gaat aan de slag met het licht dat door de spiegel van de telescoop gecapteerd wordt. Het instrument verdeelt het licht in zijn samenstellende kleuren of golflengtes, zoals een prisma het zonlicht breekt”, vertelt professor Van Winckel.
Het resultaat is een spectrum: een grafiek die je als een ‘vingerafdruk’ van de lichtbron kan beschouwen. Zo bevat een spectrum onder meer informatie over de chemische samenstelling van een ster: elk chemisch element in de atmosfeer van een ster absorbeert specifieke kleuren of golflengtes van het licht van de ster, dus vertellen de kleuren in het spectrum welke atomen en moleculen al dan niet aanwezig zijn. Omdat de spectra ook gevoelig zijn voor temperatuur, vertellen ze bovendien ook hoe warm de ster is: hetere sterren zenden meer blauw licht uit, koelere sterren meer rood licht.
Uit het spectrum kunnen astronomen ook iets afleiden over de snelheid waarmee sterren bewegen en de richting waarin ze dat doen. Dat is te danken aan een lichtvariant op het dopplereffect, het fenomeen waarbij de sirene van een ambulance steeds hoger klinkt als hij naar je toe komt rijden, en steeds lager als hij van je wegrijdt. De astronomische versie: als een ster van de waarnemer weg beweegt, verschuift het licht naar het rode uiteinde van het spectrum. Komt de ster naar de waarnemer toe, dan is er een verschuiving naar blauw.
Met hun kenmerkende koepels staan de behuizingen van de telescopen bol van nieuwsgierigheid.
Die meetgegevens spelen onder meer een belangrijke rol in de asteroseismologie, een tak van de sterrenkunde waarin KU Leuven een sterke reputatie heeft. Zoals seismologen onder meer aan de hand van aardbevingen de inwendige structuur en dynamiek van de aarde bestuderen, zo doen asteroseismologen hetzelfde met bevingen van sterren.
Een ster kan aan het pulseren slaan onder invloed van een ander object – een nabijgelegen ster bijvoorbeeld – maar het beven kan ook wijzen op een inwendig proces waarbij lagen van de ster voortdurend krimpen en weer uitzetten. Dat is een gevolg van een samenspel van veranderingen in de doorlaatbaarheid, temperatuur en druk in die lagen. Het pulseren veroorzaakt op zijn beurt variaties in de lichtsterkte van de ster: interessant voor astronomen, want dankzij dat ‘knipperen’ kunnen ze diepere lagen van sterren bestuderen.
“Satellieten zoals CoRot, Kepler, TESS en – binnenkort –PLATO zijn uitgerust met fotometers die in kaart brengen hoe de helderheid van een ster varieert in de tijd”, zegt professor Van Winkel. “Zo kunnen we de frequenties van de trillingen bepalen. En die zeggen ons iets over de structuur, de interne huishouding en de levensloop van de ster. Om de data juist te interpreteren hebben we ook informatie nodig over de chemische samenstelling en de temperatuur van de ster, en over de aantrekkingskracht die ze uitoefent op de objecten in haar buurt. Daarvoor gebruiken we de HERMES-spectrograaf.”
Zijn draai gevonden
Die samenwerking tussen satellieten en meetinstrumenten op aarde heeft onder meer nieuw licht geworpen op de inwendige rotatie van sterren. “Een ster is geen vast lichaam, maar bestaat uit gas – dat maakt dat de kern van de ster anders kan roteren dan de mantel. En die rotatie heeft invloed op het gedrag en de evolutie van de ster”, legt Van Winckel uit.
Een belangrijke rol in dit verhaal was weggelegd voor een massieve ster met de naam HD129929. Een dankbaar studieobject omdat ze veel variatie in de trillingen vertoont. Mede op basis van decennia aan waarnemingen door Christoffel Waelkens wist Conny Aerts – autoriteit in de
asteroseismologie – twintig jaar geleden een patroon te vinden in de variërende helderheid van de ster, en dus ook in de trillingsfrequenties. Op basis daarvan kon ze bewijzen dat de kern van de ster ruim drie keer sneller draait dan de buitenschil. Voor het eerst was de interne rotatie van een andere ster dan de zon waargenomen.
Het was het startschot van een stroomversnelling in het vakgebied, mede mogelijk gemaakt door satellieten zoals Kepler en TESS, die duizenden sterren observeerden. In combinatie met bijkomende metingen, onder andere door de Mercatortelescoop, levert dat een schat aan gegevens op over de interne draaiing van honderden sterren.
En dus ook over hun levensverwachting, want daar heeft de inwendige rotatie een belangrijke invloed op. “Jonge sterren draaien binnenin een stuk sneller dan hun oppervlakterotatie doet vermoeden. Daardoor krijg je extra vermenging van materiaal tussen de kern van de ster en zijn mantel. De kern krijgt door die vermenging extra waterstof om aan kernfusie te doen, waardoor de ster een langer leven voor zich heeft. Bij oudere sterren zie je dan weer dat ze in een ‘energiecrisis’ terechtkomen: de waterstof in de kern raakt op, en de kernreactor valt stil. Daardoor gaat de kern krimpen en sneller beginnen draaien, tot zo’n tien keer sneller dan de buitenkant. Met dergelijke observaties van het binnenste hebben we dateringen van tal van sterren kunnen bijsturen.”
Een andere focus van het Leuvense onderzoek: meervoudige sterren of dubbelsterren, systemen waarin twee of meerdere sterren om elkaar heen draaien. De massa's van de sterren bepalen het zwaartepunt en de baan van hun onderlinge ‘dans’. “Elke massieve ster heeft een ‘compagnon’. Bij sterren van het type van onze zon is dat bij zeker de helft het geval”, zegt professor Van Winckel. De HERMES-spectrograaf kan dubbelsterren opsporen omdat je in hun spectra kan zien hoe ze afwisselend naar ons toe en van ons weg bewegen. Sinds HERMES in gebruik is genomen, hebben de Leuvense astronomen honderden dubbelsterren kunnen identificeren en karakteriseren.
Zonder dubbelsterren zou de aarde niet de aarde zijn geweest. Chemische elementen zoals ijzer, titanium, chroom en zink zijn in sterren gemaakt, en dan vooral in dubbelsterren. Als witte dwergen – compacte ‘stervende’ sterren die hun nucleaire brandstof opgebruikt hebben – deel uitmaken van een dubbelstersysteem, kunnen ze exploderen op het eind van hun evolutie. Dat gaat gepaard met kernfusiereacties waaruit de genoemde elementen ontstaan, die ingrediënten zijn bij de vorming van planeten. “Dubbelsterren hebben dus een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van onze chemische samenstelling”, zegt professor Van Winckel. “Maar aan het reconstrueren van die geschiedenis hebben we een stevige kluif. We weten nog niet goed hoe de interactie tussen twee sterren in een dubbelstersysteem precies werkt.”
Dankzij het ‘knipperen’ van pulserende sterren kunnen astronomen hun diepere lagen bestuderen.
De Mercatortelescoop heeft 9.000 kilogram aan bewegende massa. Een controlesysteem zorgt ervoor dat de telescoop alle commando’s juist interpreteert en dat hij de ster gecentreerd in het vizier houdt.
Zo blijkt het ‘gedrag’ van dubbelsterren moeilijk te rijmen met de kennis over de getijdenwerking die speelt tussen twee hemellichamen. Een gekend effect van getijdenkrachten is dat ze ervoor kunnen zorgen dat elliptische banen van sterren geleidelijk cirkelvormig worden. “Maar in ons onderzoek bij dubbelsterren zien we die ‘circularisatie’ lang niet altijd waar we ze volgens onze evolutiemodellen wel hadden verwacht”, zegt Van Winckel. “Een sluitende theorie over de impact van die getijdenwerking is één van de uitdagingen voor ons onderzoek, waarbij de metingen met de Mercatortelescoop een belangrijke rol spelen.”
Van Winckel en zijn collega’s kijken momenteel met bijzondere aandacht naar de schijven van stof en gas waarmee geëvolueerde dubbelsterren omgeven zijn.
Dat zijn dubbelsterren waarbij de hoofdster, een ster die op weg is om een witte dwerg te worden, stervende is en zijn buitenste lagen afstoot. De uitgespuwde materie vormt een platte, roterende schijf, die invloed heeft op de chemische samenstelling en de baan van beide sterren. “We zijn nu aan het onderzoeken hoe al die interacties precies werken.”
Met behulp van infraroodinstrumenten van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht ontdekten de Leuvense astronomen ook dat die materieschijven soms holtes vertonen. Mogelijk wijst dat erop dat er in de schijven planeten gevormd worden die de materie aan het opvegen zijn. Verrassend, want het is vooral in stofschijven rond jonge sterren dat planeten ontstaan. Ook stervende sterren zouden dus planeten kunnen baren, in de ‘tweedegeneratie-schijf’ die ze op het eind van hun levenscyclus voortbrengen.
De Mercatortelescoop (links) krijgt nieuw gezelschap op La Palma: KU Leuven leidt een internationaal consortium dat bouwt aan MARVEL, een instrument dat uit vier telescopen en een spectrograaf bestaat. Ze zullen een rol spelen in de zoektocht naar planeten zoals de onze.
Terug naar de Mercatortelescoop: die wordt ook ingezet om de voorgeschiedenis te ontrafelen van zwaartekrachtgolven, minuscule rimpelingen in het weefsel van de ruimte die worden opgewekt door hoogenergetische fenomenen, zoals samensmeltende zwarte gaten. De telescoop kan dubbelstersystemen opsporen die in een voorstadium van dat laatstgenoemde proces zitten: de zwaarste ster is onder zijn eigen zwaartekracht al ineengeklapt tot een zwart gat, de andere ster heeft dat punt nog niet bereikt.
“Die ster beweegt dan op zo’n manier dat de enige verklaring kan zijn dat zijn begeleider een zwart gat is: zo kunnen we dus een zwart gat ‘vinden’ zonder het te zien”, legt Van Winckel uit. “We hebben al meerdere systemen gevonden waarbij we een zwart gat vermoeden. Het is wel nog niet duidelijk welke evolutie uiteindelijk zou kunnen leiden tot de twee samensmeltende zwarte gaten. Want daarvoor moeten ze dicht bij elkaar staan, terwijl in de systemen die we gevonden hebben, de afstand tussen de nog levende ster en het vermoedelijke zwarte gat relatief groot is. Daarnaast hebben we ook al verschillende kandidaat-zwarte gaten kunnen ontmaskeren: daar bleek het niet om zwarte gaten, maar om sterkernen te gaan.”
Zwarte gaten en zwaartekrachtgolven zijn een hot topic: ze staan ook centraal in het onderzoek van het recent opgerichte Leuven Gravity Institute, dat meewerkt aan de nog te bouwen Einsteintelescoop. Dat wordt Europa’s meest geavanceerde observatorium voor zwaartekrachtgolven.
De Mercatortelescoop heeft inmiddels ongeveer 500 publicaties voortgebracht. Doctoraatsstudenten en onderzoekers trekken doorgaans voor een tiental dagen – of beter: nachten – naar La Palma. Ze worden er verwelkomd en wegwijs gemaakt door support astronomer Saskia Prins en elektrisch ingenieur Jesus Perez Padilla, twee KU Leuven-krachten die permanent kantoor houden op La Palma. Onderzoekers verblijven in een ‘residencia’, die wat lager ligt dan de telescopen. Van die basis is het een kleine drie kilometer – te voet, per fiets of met een 4x4 – naar de Mercatortelescoop.
Een observatienacht heeft nog weinig met het klassieke sterrenkijken vandoen. “De telescoop heeft zelfs geen oculair meer”, zegt Van Winckel. De astronoom moet er vooral op toezien dat de technologie precies doet wat ze moet doen. “De spectrograaf moet bijvoorbeeld drie keer per nacht gekalibreerd worden. Want als we exact willen weten welke golflengte van licht er op elke pixel van de detector valt, moet dat instrument haarfijn afgesteld staan.”
Het sterrenkijken verloopt grotendeels geautomatiseerd: de telescoop is semi-robotisch. “Dat ingenieursaspect is één van de sterktes van KU Leuven. We hebben destijds in het kader van het doctoraat van Wim Pessemier een
controlesysteem ontwikkeld dat ervoor zorgt dat de telescoop alle commando’s juist interpreteert en dat hij de ster gecentreerd in het vizier houdt”, vertelt Van Winckel. Geen sinecure, als je weet dat de telescoop 9.000 kilogram aan bewegende massa heeft. “Met onze expertise op dat vlak werken we momenteel ook aan een controlesysteem voor een instrument van de Extremely Large Telescope die de Europese Zuidelijke Sterrenwacht aan het bouwen is in Chili.”
KU Leuven krijgt de grootste hap van de observatietijd van de Mercatortelescoop, zo’n 65 procent. De rest van de waarnemingskoek gaat naar een aantal internationale partners en programma’s. Daarbij geldt het principe: iedereen observeert voor iedereen. “Er zijn verschillende programma's die tegelijkertijd lopen en die de waarnemer zo goed mogelijk moet uitvoeren, aan de hand van een lijst met objecten die geobserveerd moeten worden. Sommige projecten vragen één meting om de tien nachten, andere één meting om de zes maanden”, legt Van Winckel uit. “Wat je kunt meten en wat niet, hangt onder meer af van het weer, dus geregeld moet het waarnemingsschema voor een nacht bijgestuurd worden. De waarnemer schrijft ook telkens een nachtrapport.”
Poëtische ontboezemingen staan daar niet in, maar voor veel onderzoekers zijn de nachten op La Palma wel degelijk een bron van verwondering. Zo ook voor professor Van Winckel. “Een verblijf ziet er voor mij weliswaar wat anders uit dan voor de gemiddelde waarnemer, omdat ik verantwoordelijk ben voor de Mercatortelescoop. Naast de waarnemingen ’s nachts heb ik overdag vaak nog vergaderingen met de plaatselijke staf. Maar ik kan er nog altijd van genieten om op die uitzonderlijk donkere plek op aarde te staan kijken naar de Melkweg. Dan weet je weer waarom je de dingen meet.”
Binnenkort krijgt de Mercatortelescoop nieuw gezelschap op La Palma: KU Leuven leidt een internationaal consortium dat bouwt aan MARVEL, een instrument dat uit vier telescopen en een spectrograaf zal bestaan. Het zal een belangrijke bijdrage leveren aan de wetenschappelijke oogst van enkele ambitieuze ruimtemissies die op til staan: PLATO zal mogelijk leefbare exoplaneten en hun moedersterren in kaart brengen, ARIEL gaat vervolgens in de atmosfeer van geselecteerde exoplaneten op zoek naar moleculen die leven mogelijk maken. KU Leuven speelt een belangrijke rol in beide projecten, die samen dé astrofysicavraag van deze eeuw willen beantwoorden: hoeveel van de sterren in onze Melkweg hebben planeten die op de aarde lijken en waarop leven mogelijk is?
Een exoplaneet kan je spotten tijdens haar transit: het moment waarop de planeet tussen ons en haar moederster passeert. Bij zo’n transit blokkeert de planeet een fractie van het licht van haar zon. Hoe diep het dipje in de lichtcurve van de ster is – met andere woorden: hoeveel licht er wordt geblokkeerd – vertelt ons hoe groot de planeet is ten opzichte van de ster. Anders gezegd: wat de omvang van de planeet is.
Maar daarmee kennen we haar massa en dichtheid nog niet, en daar moet MARVEL voor zorgen. “Een ster beweegt onder invloed van de zwaartekracht van de planeet die eromheen draait: ze gaat wiebelen. Daardoor verandert ook de golflengte van het licht dat de ster uitstraalt, en die verschuivingen in het spectrum kunnen we meten met de spectrograaf”, zegt Van Winckel. Door de gemeten ‘wiebelsnelheden’ naast de lichtcurve te leggen, kunnen de astronomen ook de massa en dichtheid van de planeet afleiden. Het zijn vooral de omvang en de dichtheid die aanwijzingen geven over de samenstelling van de planeet, en dus ook over hoe ‘aards’ ze is.
Professor Van Winckel vertelt met passie over de oogst die La Palma al heeft opgeleverd en de kennis die het Canarische sterrenkijken nog zál opleveren. Ook zijn studenten krijgen de kans om daaraan bij te dragen. “In het keuzevak Observational School vragen we studenten om een idee uit te werken tot een waarnemingsvoorstel voor de Mercatortelescoop. De studenten met de beste voorstellen mogen naar La Palma. Ze doen er metingen, analyseren en modelleren de data, en schrijven die uit in een artikel. Zo doorlopen ze de hele cyclus, van idee tot wetenschappelijke paper.”
Het Instituut voor Sterrenkunde zet de Mercatortelescoop ook buiten de universiteit in om interesse voor astronomie op te roepen of aan te wakkeren. Zo kunnen de deelnemers aan de Vlaamse Sterrenkunde Olympiade een waarnemingsnacht op La Palma winnen. Samen met de (Astro)Physics Education Research Group werkten Van Winckel en zijn collega’s enkele jaren geleden ook een lessenpakket rond een dubbelster uit, die leerkrachten fysica naar La Palma bracht.
En de Leuvense astronomen zijn ook graag geziene gasten bij verenigingen van amateursterrenkundigen, waar ze geregeld lezingen geven over de Mercatortelescoop. “Er zijn weinig andere disciplines die zo’n actieve en gepassioneerde amateurscene hebben”, zegt professor Van Winckel. “Het is een heel dankbaar publiek.” Waartoe we ook onszelf, ingepalmd door La Palma, graag rekenen na dit gesprek. ● (rvh)
“Als je op die uitzonderlijk donkere plek staat te kijken naar de Melkweg, dan weet je weer waarom je de dingen meet.”
Zien we hier kleine maantjes in orbit rond een verscheurde planeet? In werkelijkheid kijken we mee door de microscoop van materiaalkundige Matthias Bönisch. Hij ontwikkelt legeringen, mengsels van metalen. In dit geval kijken we naar een 3D-geprint plaatje van titanium – de donkere ‘craquelures’ op de foto – en niobium – de lichtere delen. De bolletjes zijn eigenlijk gaatjes: poriën die ontstaan zijn door gasbellen.
Legeringen met titanium worden veel gebruikt, legt Bönisch uit. “Zo’n legering is biocompatibel, dat wil zeggen: het materiaal wordt goed verdragen door het lichaam. Denk aan implantaten om een heup of knie te vervangen. Ook in de lucht- en ruimtevaart worden legeringen op basis van titanium vaak ingezet; titanium is sterk en bestand tegen corrosie – tegen roest, dus.”
Ondertussen gaat de zoektocht naar nieuwe materialen met specifieke eigenschappen verder. Bij het onderzoek van Bönisch draait alles rond thermische expansie. De meeste metalen zetten uit als de temperatuur stijgt. Maar ook het omgekeerde bestaat: heat shrink of metalen die krimpen bij een hogere temperatuur. “De metalen bevatten kleine kristallen, zeg maar korreltjes, die in een bepaalde oriëntatie staan. Of deze legering uitzet of net krimpt als ze opwarmt, hangt af van de richting van die kristallen.”
Als de onderzoekers nu op microscopisch niveau gaan spelen met de richting van de kristallen, dan verandert ook de reactie van de legering op hitte. En het is zoeken naar de sweet spot tussen krimpen en uitzetten: een legering die stabiel blijft, hoe warm of koud het ook wordt. “In de ruimte is dat een waardevolle eigenschap. Je wil in een satelliet immers geen metalen onderdelen die heel erg kunnen variëren in volume, en daardoor andere componenten kunnen beschadigen.”
Het plaatje van titanium en niobium dat we hier zien, is een eerste poging daartoe. “Bij dit experiment hadden de kristallen nog niet de gewenste structuur”, zegt Bönisch. “En die gasbellen willen we ook liever vermijden.” We noteren: geen maantjes gewenst op een planeet met zero thermische expansie. ● (if)
Het Nederlandse echtpaar Fred en Thea Philips leidde een onopvallend leven, maar zorgde voor een opmerkelijke nalatenschap. In hun testament noemen zij drie begunstigden: Burgers’ Zoo in Arnhem, het Universiteitsfonds Eindhoven en biomedisch onderzoek aan KU Leuven. Maar liefst vijftig jaar lang krijgen deze instellingen financiële steun. Vermoedelijk heeft die keuze te maken met hun liefde voor de natuur, en met de medische behandelingen die Thea tijdens haar laatste levensjaren kreeg in België. Een bijzonder verhaal.
Fred Philips kwam uit een Joodse familie die voor de Tweede Wereldoorlog een succesvolle drukkerij uitbaatte in hartje Amsterdam. Tijdens de oorlogsjaren wachtte hun een vreselijk lot. De drukkerij werd hun ontnomen en leeggeroofd. Vader, moeder en Fred werden gedeporteerd naar het concentratiekamp Theresienstadt. De broer van Fred keerde nooit terug uit kamp Mauthausen. Gelukkig overleefden Fred en zijn ouders de Holocaust wel. Na de oorlog keerden zij terug naar Amsterdam waar ze hun vroegere drukkerspand terugkregen. De familie startte een bedrijf in reclame- en feestartikelen, waar Fred ook een tijdlang werkte.
De familie Philips vergaarde haar vermogen door de lucratieve verkoop van het handelspand aan de Nederlandse warenhuisketen Vroom & Dreesmann in de jaren 70. Ze belegden de opbrengst, en na de dood van zijn ouders nam Fred deze taak over. In 1969 trouwde hij met Thea Duncker. Het paar leefde bescheiden en beheerde het familievermogen verstandig. Fred en Thea bleven kinderloos en leefden vrij teruggetrokken. Met een kleine kring van vertrouwelingen hadden zij wel een warme band. Thea overleed in 2012 en Fred volgde haar in 2021.
Na Freds overlijden kwam de jurist en voormalige buurman van het echtpaar, Peter Tax, tot zijn eigen verrassing te weten dat het testament van Fred hem aanwees als uitvoerder. Hij kreeg de opdracht om samen met zijn dochter Amber een stichting te besturen die de enige erfgenaam was van het vermogen.
“Fred en Thea waren geen spraakzame mensen. Ik had geen idee dat zij iets hadden met goede doelen.”
“Fred had met mij wel eens gesproken over juridische zaken, maar hij had nooit echt om advies gevraagd”, vertelt Peter. “Het waren geen spraakzame mensen. Ik had na hun verhuis naar België nog af en toe contact met hen, maar hun nalatenschap kwam nooit ter sprake. Ik had ook geen idee dat zij iets hadden met goede doelen.” Peter haalde er een derde persoon bij die verstand heeft van beleggen. Met z’n drieën vormen ze sindsdien het bestuur van de Fred en Thea Philips Stichting met als missie om de drie goede doelen die het testament naar voren schuift, financieel te steunen.
Het medisch onderzoek aan KU Leuven is het hoofddoel van de stichting en krijgt vijfenveertig procent van de middelen toebedeeld. “Gedurende vijftig jaar zal de stichting ieder jaar een bedrag overmaken, jaarlijks geïndexeerd. Na vijftig jaar houdt de stichting op te bestaan en verdelen we het saldo onder de begunstigden.
—
Hematoloog Koen Debackere doet, met steun van het fonds, onderzoek naar celtherapie bij acute myeloïde leukemie. “Zo’n onderzoeksproces is bijzonder duur en tijdrovend. Het fonds zorgt dat we alvast een start kunnen maken.”
Voor KU Leuven gaat het in totaal over vele miljoenen”, vertelt Peter. “Thea werd destijds voor ziekte behandeld in Genk, en ik weet dat ze geregeld contact hadden met een specialist uit Leuven. Vandaar komt vermoedelijk de expliciete steun voor medisch onderzoek aan KU Leuven.”
De universiteit koos ervoor om met deze middelen een fonds op te richten voor innovatief translationeel biomedisch onderzoek, dat de brug maakt tussen basis- en klinisch onderzoek. Elke twee jaar zal het beheerscomité een nieuw onderzoeksthema bepalen. Onderzoeksprojecten rond dat thema kunnen gedurende drie jaar een beroep doen op financiering door het fonds. Een van de criteria om geld van het fonds te krijgen is dat het project moet beantwoorden aan een reële vraag uit het ziekenhuis: het onderzoek moet gericht zijn op een duidelijke impact voor patiënten.
Hematoloog Koen Debackere en immunoloog Susan Schlenner hebben het geluk als eersten projectfinanciering te ontvangen van het Fred en Thea Philips Fonds, voor hun onderzoek naar acute myeloïde leukemie. Hun aanpak is erg vernieuwend en focust op immunotherapie voor deze vorm van bloedkanker, die wereldwijd elk jaar enkele tienduizenden mensen treft. In België en Nederland krijgen jaarlijks meer dan duizend mensen de diagnose.
Het onderzoek focust op CAR-T-celtherapie, een vorm van immunotherapie die zijn sporen al verdiende bij verschillende kankers. Dat succes zouden Debackere en Schlenner graag vertalen naar acute myeloïde leukemie. “We halen cellen uit het lichaam van een patiënt en bewerken ze in het labo”, vertelt Koen Debackere. “We brengen een nieuw, kunstmatig gen in waarmee de cellen in staat zijn om kwaadaardige cellen te herkennen en aan te vallen. De aangepaste cellen dienen we de patiënt opnieuw toe via een infuus. De uitdaging is om een doelwit te vinden dat specifiek is voor deze vorm van bloedkanker, zodat we geen schade aanrichten aan het gezonde beenmerg.”
“Ik hou altijd concrete patiënten voor ogen, voor hen doen we het. Wereldwijd kunnen tussen de duizend en vijftienhonderd patiënten per jaar baat hebben bij deze therapie.”
Het onderzoeksproces is duur en tijdrovend. “In de eerste fase gaat het erom te blijven proberen tot je een werkbaar design hebt ontwikkeld. Het is een soort afvalrace waarbij je begint met veel opties, de minst veelbelovende laat afvallen, en steeds verder verfijnt tot je het ideale model hebt. De twee of drie beste kan je dan testen in muizen.” Met die resultaten kan het onderzoeksteam daarna een dossier indienen bij de regulerende overheden om toestemming te krijgen voor een studie met patiënten.
Het geld van het fonds wordt vooral gebruikt voor materiaal en een medewerker die de resultaten catalogeert. "Het fonds zorgt op die manier voor zaaigeld; daarmee kunnen we alvast een start maken. Zodra we basisresultaten hebben, wordt het makkelijker om fondsen te vinden via de competitieve onderzoeksfinanciering.”
Over drie jaar hoopt Debackere volop bezig te zijn met de muismodellen, maar daar mag het niet eindigen. Veel onderzoeksprojecten naar celtherapie in België zijn uiteindelijk niet vertaald naar iets wat bij de patiënt terechtkomt, en daar wil Debackere verandering in brengen. “Door onze methodologie en onze vroege afstemming met de regulerende instanties denken we een betere kans te maken om de stap te zetten naar de patiënt.” Ook die stap is duur, voor een studie met tien patiënten spreek je al gauw over een kost van minstens een miljoen euro.
Als die studie succesvol is, kom je tot slot in de fase van productie en opschaling van een medicijn of behandeling. "Ik houd bij mijn werk altijd concrete patiënten voor ogen, voor hen doen we het. Wereldwijd zouden tussen de duizend en vijftienhonderd patiënten per jaar baat kunnen hebben bij deze therapie”, zegt Debackere vastberaden.
Ook de Nederlandse bestuurders van de Fred en Thea Philips Stichting zijn enthousiast over het project. “Het gaat best wel om complexe materie, maar we hebben heel veel vertrouwen in de kwaliteit van het onderzoek aan KU Leuven”, zegt Peter Tax. “We blijven wel graag op de hoogte van de stand van zaken en de vorderingen: welke stappen zijn gezet en hoe ziet de prognose eruit?”
Ook voor professor Debackere is die communicatie met de schenkers belangrijk. “Als je financiering van de overheid krijgt, moet je ook voortgangsrapporten schrijven. Het is vanzelfsprekend dat je ook aan mensen die te goeder trouw geld schenken, toont dat het goed besteed wordt. Zij begrijpen ook wel dat het complex is, en dat er niet in een-twee-drie vooruitgang komt. Het gaat erom transparant te communiceren over de kleine stapjes, en aan te geven hoe we omgaan met de uitdagingen die we tijdens het hele onderzoeksproces tegenkomen.”
Peter Tax besluit: “Wij zijn vooral erg blij dat de wens van Fred en Thea Philips wordt uitgevoerd: om van de wereld een mooiere en gezondere plek te maken.” ● (vh)
Meer info op steun.kuleuven.be/testament
Als onze noorderburen iets willen weten over angst, kloppen ze aan bij filosoof en psychiater Damiaan Denys (59). De ingeweken Vlaming behandelt patiënten met dwangstoornissen, is een pionier op het vlak van diepe hersenstimulatie en legt zich sinds kort ook toe op bokstherapie. In de media schrikt de ‘angstexpert’ er niet voor terug om zijn beroep kritisch te bekijken of ongemakkelijke waarheden te verkondigen. Over de hiaten in de zorg, bijvoorbeeld. Of over onze fixatie op mentaal welzijn.
“Lijden is deel van het leven. Dat lijken we vergeten te zijn.”
We spreken Damiaan Denys op zo’n tweehonderd kilometer van Leuven. Niet in Amsterdam, waar hij het gros van zijn werkdagen doorbrengt, maar in een pas gerenoveerde hoeve in Gelderland, omgeven door groen. “Een thuiswerkdag”, zegt hij, terwijl hij de hanen voedert die vrij in zijn tuin rondlopen. Een tafereel dat rust uitstraalt, maar dat ook haaks staat op zijn drukke agenda.
Sinds vorig jaar werkt Denys aan de opstart van het Lemontree Center, een nieuwe afdeling van het Nederlandse ziekenhuis Amsterdam UMC. “Een interdisciplinair centrum op het snijvlak van filosofie, psychiatrie en psychotherapie”, legt hij uit. “Vanuit het idee dat we de mentale gezondheidscrisis niet kunnen oplossen vanuit één vakgebied, maar verschillende inzichten en invalshoeken moeten bundelen – weg van de mainstream. Ik kijk ernaar uit om dat in de praktijk te brengen. Het helpt dat ik in elk van die gebieden ervaring heb opgedaan.”
Denys is inderdaad van vele markten thuis, wat ook blijkt uit zijn studietraject. Op zijn achttiende kiest hij voor een opleiding filosofie in Leuven. “Al op jonge leeftijd kwam ik met filosofen in aanraking”, vertelt hij. “Mijn grootvader las bijvoorbeeld de Franse existentialisten. Maar mijn interesse werd pas écht geprikkeld op de middelbare school. Ik had een leraar godsdienst die de Bijbel links liet liggen en honderduit vertelde over filosofie. Hij had een manier van denken die zo verschilde van die van andere leerkrachten. Ik was helemaal idolaat van die man.”
Toch was filosofie geen evidente keuze. “Het waren de jaren tachtig. Er was veel werkloosheid en er heerste een gevoel van defaitisme. Je werd verondersteld om een studie te kiezen die makkelijk kans gaf op een job. Dat was filosofie niet. Mijn ouders probeerden me een andere richting uit te sturen, maar ik heb dat geweigerd. Iets wat ik me nooit heb beklaagd. Bij filosofie maak je
“Genezing is uitzonderlijk in de psychiatrie. Er zijn successen waar ik me aan vasthoud, maar vaak is het lastig en frustrerend werk.”
kennis met uiteenlopende denkers, wat je wereldbeeld ten goede komt. Je leert er ook discussiëren en bedacht zijn op redeneerfouten. Filosofen zijn best vervelende gesprekspartners (lacht).”
“Achteraf bekeken is achttien jong om filosofie volledig te kunnen vatten. Het helpt als je al wat levenservaring hebt. Zelf was ik nog immatuur, maar gaandeweg groeide ik in die studie. En net zoals élke jonge filosoof had ik een persoonlijke favoriet. Terwijl studiegenoten koketteerden met Heidegger of Nietzsche, viel ik voor de Franse psychoanalyticus Jacques Lacan. Ik heb er ook mijn thesis aan gewijd. Die ging over Lacans doctoraatsonderzoek naar paranoïde psychose, een waanstoornis. Wellicht was ik toen al geïnteresseerd in waar het misloopt in de menselijke geest.”
Denys vat het plan op om psychiater te worden. Na zijn studie filosofie schrijft hij zich in voor de op dat moment nog zevenjarige opleiding geneeskunde. “Een moeilijke overstap”, zegt hij. “Het middelbaar lag al vier jaar achter mij, en plots had ik weer vakken zoals wiskunde en fysica … Dat betekende dat ik weer even moest bijstuderen. Al bij al was het een prettige periode, maar het was toch anders dan tijdens mijn eerste opleiding. Filosofie heb ik met veel passie en liefde gedaan, geneeskunde eerder pragmatisch. Ik móest dat diploma halen om aan psychiatrie te kunnen beginnen.”
Hij start zijn opleiding in Leuven, maar trekt twee jaar later naar Nederland. “Omdat ik het moeilijk had met het Belgische systeem. Er was in die tijd nog niet veel begeleiding, en het was ook niet makkelijk om aan een job te raken zonder duwtje in de rug. In Nederland was dat anders. Naast rechten had je ook plichten, en je werd louter op je prestaties beoordeeld. Dat vond ik verfrissend.”
In Nederland krijgt Denys de kans om te doctoreren. Aan de Universiteit Utrecht promoveert hij op een proefschrift rond obsessief-compulsief gedrag, beter bekend als dwangstoornissen. “Denk aan mensen die twintig keer per dag hun handen wassen, of almaar controleren of de deur wel op slot is. Aanvankelijk dacht ik eraan om na mijn doctoraat naar België terug te keren. Maar het beviel me hier, en ik kreeg verschillende werkaanbiedingen, dus ik werd een Vlaamse Nederlander (lacht).”
Sinds 2007 is Denys hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en – tot 2024 – afdelingshoofd psychiatrie aan het Amsterdam UMC. Hij zet zijn werk rond dwangstoornissen verder en doet baanbrekend onderzoek naar diepe hersenstimulatie. “Met elektroden in de hersenen proberen we patiënten te genezen van ernstige psychiatrische klachten”, zegt hij. “Altijd een moeilijke en tijdrovende onderneming, maar het schenkt veel voldoening als je een patiënt zijn leven kan teruggeven.”
Indrukwekkend, want genezing is uitzonderlijk in de psychiatrie. “Je kan ons vak niet vergelijken met pakweg oncologie of cardiologie. De medicijnen en therapieën zijn niet toereikend om iedereen te helpen. Vaak moet je genoegen nemen met kleine stapjes – afname van de klachten, een verbetering van levenskwaliteit ... Er zijn successen waar ik me aan vasthoud, maar vaak is het lastig en frustrerend werk. Ik denk dat iedere hulpverlener in ons vak daaronder lijdt. Al wil dat niet zeggen dat ik het niet relevant vind, integendeel.”
Denys doet ook onderzoek naar misofonie – een psychische aandoening waarbij patiënten agressief kunnen worden door nies-, hoest- of smakgeluiden. In 2020 levert de ontdekking ervan hem een Ig Nobelprijs op, het ironische broertje van de echte Nobelprijzen. “Die worden jaarlijks toegekend aan verrassende en ludieke onderzoeken die zijn gepubliceerd in erkende wetenschappelijke tijdschriften”, duidt Denys. “Ze zetten aan tot lachen, maar evengoed tot nadenken. Aanvankelijk had ik er een dubbel gevoel bij, maar inmiddels ben ik er wel blij mee. Al is het maar omdat de aandoening daardoor onder de aandacht komt. Een opsteker voor patiënten.”
Denys geeft ook lezingen en wordt een veelgevraagde gast in Nederlandse tv-programma’s. Bij het brede publiek staat hij al snel bekend als ‘angstexpert’. “Een beetje buiten mijn wil om”, lacht hij. “Een universiteit vroeg me om te komen spreken over angst. Een interessant thema, waar ik vanuit mijn achtergrond wel wat over kon vertellen. Die lezing sloeg aan en men bleef mij uitnodigen. Sindsdien krijg ik dat etiket opgeplakt.”
Volgens Denys leven we meer dan ooit in een angstcultuur. “Onze Westerse samenleving is veiliger dan ooit, maar tegelijk worden we alsmaar angstiger”, zegt hij. “Angstklachten zijn de meest voorkomende psychische stoornis in het Westen – één op de vijf mensen lijdt eraan. Dat kan maar één ding betekenen: angst wordt gecultiveerd. Natuurlijk zijn er redenen om ons zorgen te maken – over pakweg de oorlog in Oekraïne of de klimaatproblematiek … Maar vaker staat onze angst niét in verhouding tot het mogelijke gevaar. Alsmaar meer zijn we gehecht aan zekerheid. Wat niet te controleren valt, maakt ons angstig. Net dat verlangen naar controle is absurd.”
Denys giet zijn inzichten over angst in een theatermonoloog, die hij zelf schrijft en opvoert. Na Wat is angst? (2013) volgen De wolf en de goudvis (2015) en Van angst naar vrijheid (2016). “Als je de voorstellingen ziet weet je beter wat angst is dan wanneer je een wetenschappelijk artikel leest”, zegt hij. “Daarom wilde ik me eraan wagen. Theater is een van de leukste dingen die ik ooit heb gedaan, maar ook een van de meest beangstigende (lacht). Ik had podiumvrees, maar ben blij dat ik die heb overwonnen. Als je toegeeft aan angst maak je je wereld kleiner. Door ertegen in te gaan, en uit je comfortzone te treden, overtref je jezelf. Uitdagingen maken het leven zoveel interessanter.”
Van 2016 tot 2019 gaat Denys een nieuwe professionele uitdaging aan en wordt hij voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. “Zo kreeg ik een andere kijk op de gezondheidszorg, weg van de pure praktijk”, zegt hij. “Ik zag hoe er met geld wordt omgegaan, welke beslissingen er werden genomen en waarop die waren gebaseerd. Hier en daar had ik mijn bedenkingen bij dat hele systeem. Als voorzitter kon ik die moeilijk uiten, dus ik besloot er een boek over te schrijven.”
In 2020 verschijnt Het tekort van het teveel, een kritische kijk op de geestelijke gezondheidszorg in Nederland. Opnieuw ontwaart Denys een paradox: “In het Westen zijn we welvarender dan ooit, maar tegelijk ging het nog nooit zo slecht met onze mentale gezondheid. Zowel Nederland als België spenderen enorme bedragen aan zorg. Toch worden de wachtlijsten steeds langer en neemt het aantal psychische klachten jaar na jaar toe.”
“Kiezen we voor mentale gezondheid, met af en toe een dip, of willen we ons continu goed voelen met behulp van pillen?”
Onze gezondheidszorg bevindt zich in een crisis, stelt Denys. “In Nederland heeft dat onder meer te maken met de commercialisering van de sector. Hier heb je geen ziekenfondsen, maar particuliere zorgverzekeraars die met elkaar concurreren. Door die marktwerking is mentaal lijden een product geworden, en dat werkt een toename van patiënten in de hand. Mensen met een lichte depressie kloppen aan bij de psychiater, want dat wordt gedekt door hun verzekering, terwijl ernstige gevallen in de kou blijven. Ook de psychiatrie als vak schiet tekort, bijvoorbeeld in het stellen van de juiste diagnoses. Zeker in vergelijking met andere medische disciplines.”
Damiaan Denys:
“Ik besef dat het provoceren een beetje in mij zit. Het is iets waar ik moeilijk vanaf raak (lacht).”
Het probleem ligt ook bij hoe we ons als mens opstellen, zegt Denys. “We leven in een samenleving waar iedereen perfect moet zijn. Waar normaal mentaal lijden niet meer wordt geaccepteerd, terwijl dat wél bij het leven hoort. Emotioneel ongemak wordt al snel een psychische aandoening. We zijn niet verdrietig, maar depressief. Niet gespannen, maar hebben een angststoornis. Daardoor raken medische begrippen uitgehold. Trauma was ooit voorbehouden voor oorlogsveteranen, vandaag gebruiken we het al als je gepest bent in de lagere school …”
“Tegelijkertijd willen we de meest pragmatische oplossing voor die problemen. Een defect moet zo snel mogelijk verholpen worden, het liefst met medicatie. Daarbij vergeten we kritisch te kijken naar ons gedrag, dat die mentale ongemakken misschien in de hand heeft gewerkt. Meer dan ooit is er nood aan openheid. We moeten ons kwetsbaar durven opstellen. Toegeven als het even niet lukt. En het onderscheid durven maken tussen mentaal welzijn en mentale gezondheid. Dat laatste impliceert dat je af en toe minder goed in je vel zit. Kiezen we voor
mentale gezondheid, met af en toe een dip, of willen we ons continu goed voelen met behulp van pillen?”
Volgens Denys hoeven we zeker niet voor alle mentale problemen naar de psychiater te stappen. “De budgetten zijn beperkt, dus de professionele zorg moet terechtkomen bij wie haar het hardst nodig heeft”, zegt hij. “Mensen met ernstige psychische problemen, die hun stem niet kunnen laten gelden. Patiënten met zware vormen van anorexia, schizofrenie of bipolaire stoornissen. Die groep bleef de voorbije decennia constant: het gaat om vijf procent van de bevolking.”
“Mensen met lichtere klachten – die óók lijden, dat ontken ik niet – hebben andere mogelijkheden. Zij kunnen bijvoorbeeld terecht in de reguliere vrije sector: bij psychologen, psychotherapeuten of coaches. Ik pleit er ook voor om mensen van jongs af aan vertrouwd te maken met de risico’s van mentale gezondheid. In scholen krijg je vandaag lichamelijke opvoeding. Waarom kunnen we niet ook twee uur per week aan geestelijke opvoeding spenderen?”
“Trauma was ooit voorbehouden voor oorlogsveteranen, vandaag gebruiken we het al als je bent gepest in de lagere school …”
Denys zit niet verlegen om stellige uitspraken. En die leveren hem weleens kritiek op. “Ik doe het niet bewust”, zegt hij. “Maar ik besef dat het provoceren een beetje in mij zit, het is iets waar ik moeilijk vanaf raak (lacht). Tegelijk vind ik het mijn taak om ongemakkelijke waarheden te verkondigen, of zaken aan te kaarten die doorgaans onderbelicht blijven. Vandaag voelen mensen zich natuurlijk snel beledigd. En de reacties zijn stevig –gaande van scheldtirades op sociale media tot doodsbedreigingen. Ik probeer het te relativeren, maar het raakt me natuurlijk wel.”
Als psychiater krijgt hij ook zware verhalen te horen van patiënten. Hoe gaat hij daarmee om? “Dat blijft moeilijk. Het hangt van de aard van de behandeling af, maar de echt ernstige gevallen hebben wel impact. Denk aan patiënten die verschrikkelijke trauma’s hebben beleefd of zelfmoordpogingen hebben ondernomen. Maar de heftigheid kan ook zitten in de langdurige behandeling van patiënten – mensen die je gedurende drie jaar wekelijks te zien krijgt. Daar bouw je een intieme band mee op. In zekere zin leef je met hen mee. Dat kan ik niet zomaar uitschakelen.”
“Vroeger probeerde ik zoveel mogelijk emotie uit te sluiten door me volledig aan mijn werk te wijden”, vertelt hij. “Het hielp om het leven bij wijze van spreken leefbaar te houden. Maar inmiddels weet ik dat dat niet de juiste manier is. Ik probeer meer open te staan voor wat ik voel, voor mijn tekorten – dat is duurzamer. En ik tracht wat meer rust te nemen. Door mijn leeftijd heb ik de luxe om selectiever te kunnen zijn in wat ik doe.”
Rust is relatief bij Denys. Niet alleen werkt hij aan de opstart van zijn Lemontree Center, hij volgt ook een opleiding tot psychoanalytisch psychotherapeut. “Intellectueel uitdagend en verfrissend”, zegt hij. “Ik wil me ook verder toeleggen op bokspsychotherapie – een behandeling die mijn partner en ik hebben ontwikkeld. We plaatsen patiënten letterlijk in de boksring. Het lichaam reflecteert onze mentale toestand: de manier waarop iemand stoot of slagen incasseert vertelt meer dan je in woorden zou kunnen vatten.”
“Daarnaast ga ik de komende jaren nog wat boeken schrijven. Er liggen er een paar op de plank die maar niet afraken. Geef me nog een jaar of vijf (lacht).” ● (pjb)
Een greep uit de onderzoeksverhalen op kuleuven.be/stories.
Het lijkt alsof dementie nu eenmaal bij het ouder worden hoort, maar dat hoeft niet zo te zijn. We worden allemaal gezonder ouder, en de ziekte van Alzheimer onthult meer en meer haar geheimen. Gentherapie biedt hoop voor de erfelijke variant van alzheimer en nieuwe medicatie is in ontwikkeling. Genoeg redenen tot optimisme, vindt internationale alzheimerautoriteit Bart De Strooper.
Als je last hebt van een angststoornis, zoals een spinnenfobie, wil je niet liever dan leven zonder vrees. Vaak is zo’n angststoornis redelijk makkelijk en snel te behandelen. Met blootstellingstherapie kan je dan ervaren dat het grote gevaar uitblijft, en leer je dat je veilig bent. Het gevoel van opluchting speelt daarbij een grote rol, zo blijkt uit onderzoek van psycholoog Bram Vervliet. Oef!
Wie een hoorapparaat draagt, kent het ‘cocktailpartyeffect’: in een omgeving vol pratende mensen en achtergrondlawaai worstelt zo’n apparaat ermee om er één conversatie uit te filteren. Het toestel weet niet naar welk gesprek je wil luisteren, en maakt daarom een ‘beredeneerde gok’ – maar die is niet altijd juist. Een slim hoorapparaat dat door de hersenen aangestuurd wordt en dat gebruikmaakt van artificiële intelligentie, weet wél hoe het zich op feestjes moet gedragen.
Op reis? Dan zou het best kunnen dat je wat KU Leuven-onderzoek meeneemt. Twintig jaar geleden klopte Samsonite aan bij materiaalkundigen om met een nieuw materiaal – een composiet – een lichte en tegelijk stevige valies te maken. In 2004 werden in Leuven de eerste prototypes geproduceerd en een jaar later was de eerste koffer in het composietmateriaal te koop. Het grootste voordeel? Het pluimgewicht! De zoektocht naar nieuwe materialen voor Samsonite-koffers gaat ondertussen gewoon door. ●
Het team van Coexist – v.l.n.r.: Ana uit de Filipijnen, Thia uit Indonesië, Nora uit Vietnam, en Anthoni, ook uit Indonesië. “Wat we in Europese klaslokalen vaak misten, was het Aziatische perspectief.”
Hoe kan je een groene revolutie ontketenen als de helft van de wereld verdwaalt in onbegrijpelijk jargon? Vier internationale alumni van de Master of Sustainable Development sloegen de handen in elkaar voor een missie die bedrieglijk eenvoudig klinkt: duurzaamheid toegankelijk maken voor iedereen. Hun verhaal begon in de aula’s van Leuven, maar hun ambitie reikt tot ver daarbuiten – tot helemaal in Zuidoost-Azië.
Maak kennis met het team van Coexist: Ana uit de Filipijnen werkt als onderzoeker en data-analist bij de Brusselse ngo Resource Matters; Thia is in dienst van het VN-ontwikkelingsprogramma in haar thuisland Indonesië; Nora is werkzaam bij het Ministerie van Landbouw en Milieu in Vietnam; en Anthoni, ook uit Indonesië, is actief bij het Brusselse onderzoeksplatform EU Matrix. Coexist is hun passieproject, waar ze na de kantooruren samen aan werken. Hun doel? Kennis over duurzaamheid verspreiden, en liefst in een taal die iedereen verstaat.
“Wat begon als een Instagrampagina om onze kennis van de universiteit te delen, groeide al snel uit tot iets veel groters”, zegt Ana. Vandaag is Coexist uitgegroeid tot een volwaardig kennisplatform: een actieve aanwezigheid op sociale media, een driemaandelijkse nieuwsbrief, een training academy én een jaarlijkse conferentie.
De man in de straat
De vriendschap tussen de vier ontstond tijdens de Master of Sustainable Development, waar studenten een individueel portfolio samenstellen rond hun persoonlijke visie op duurzaamheid. In die broedplaats van ideeën ontstond een collectieve missie: de complexe wereld van duurzaamheid ontcijferen voor de man in de straat. Weg met academisch jargon, welkom alledaagse spreektaal.
Ze zetten hun eerste stappen onder de vlag van Anthroposcene, een knipoog naar het tijdperk waarin menselijke activiteit de planeet dominant beïnvloedt. “De mens is de
belangrijkste oorzaak van de problemen waarin we verkeren”, legt Anthoni uit. “Maar de mens heeft ook de kracht om dit recht te zetten.” De nieuwe naam Coexist weerspiegelt perfect hun toekomstvisie: een wereld waarin mens, natuur en technologie in harmonie samenleven.
Het vak over wetenschapscommunicatie illustreerde voor hen het belang van hun initiatief. “Er zijn zoveel briljante wetenschappelijke ontdekkingen, maar die verzanden vaak in een moeras van ingewikkelde terminologie. Daardoor bereiken ze het grote publiek niet”, vertelt Anthoni. “Zonder begrijpelijke taal kunnen we geen gedragsverandering teweegbrengen, en kunnen baanbrekende inzichten nooit hun volle potentieel bereiken.”
Het doelpubliek zijn vooral jonge professionals tussen 18 en 35 jaar. “Zij zijn immers de beleidsmakers van morgen”, licht Anthoni toe. “Als we duurzaamheid nu al in hun dagelijks denken kunnen verankeren, bouwen we niet alleen aan een groener heden, maar planten we vooral de zaadjes voor een duurzamere toekomst.”
“Het is niet zo dat jongeren vandaag géén duurzaam leven leiden, ze zijn er zich alleen niet altijd van bewust”, zegt Anthoni. Hij groeide zelf op in een dorp op het platteland en spreekt uit ervaring. “In mijn geboortedorp leefden we al duurzaam lang voordat ik dat woord ooit had gehoord. Ik wist bijvoorbeeld niet dat wij circulaire economie toepasten in familiepraktijken die al generaties meegaan. Op de boerderij van mijn vader gebruikten we landbouwresten als veevoer, dierlijke mest als natuurlijke bemesting, en composteerden we al ons organisch huishoudelijk afval. Dat is onze missie: jongeren laten zien dat ze vaak al duurzamer leven dan ze denken – en dat ze die natuurlijke aanleg alleen maar hoeven te versterken.”
“Jongeren leven vaak al duurzamer dan ze denken – ze hoeven die natuurlijke aanleg alleen maar te versterken.”
mensen hun dagelijks leven leiden, en hoe gemeenschappen met elkaar omgaan. De opleiding heeft mij bewuster gemaakt van hoe alles –werkelijk álles – met elkaar verweven is. In ons werk proberen we die onzichtbare verbindingen zichtbaar te maken.”
“De master heeft ons geen encyclopedische kennis gegeven”, zegt Anthoni. “Twee jaar is daarvoor simpelweg te kort. Maar wat we wél kregen, was een stevig fundament van principes dat flexibel genoeg is om mee te groeien met onze verschillende loopbaanpaden.”
Wereldkaart van connecties
Ook Ana waardeert de opleiding voor het dieper inzicht dat ze verwierf in mondiale sociale en ecologische uitdagingen. “Maar het mooiste waren toch de mensen die ik heb ontmoet”, vertelt ze. “Vrienden met dezelfde passie. Dat, en de kans om verschillende culturen en tradities te ontdekken, heeft mijn wereld verruimd op manieren die ik nooit had kunnen voorzien.”
Voor Thia is Coexist een manier om iets terug te geven: “Dankzij een studiebeurs kon ik studeren aan een van de beste universiteiten ter wereld. Wat ik hier heb opgestoken, wil ik meenemen naar huis. We delen nu online wat we uit boeken en in colleges hebben geleerd, maar onze droom reikt verder – we willen bruggen bouwen tussen Belgische middelen en lokale Aziatische gemeenschappen, zodat duurzaamheid een gezamenlijke realiteit wordt.”
Anthoni knikt instemmend: “We zijn ons maar al te bewust van ons privilege om hier in Leuven te mogen studeren, omringd door topexperts en baanbrekend onderzoek. Maar als je beseft hoeveel jongeren in onze thuislanden vaak minder kansen hebben om met duurzaamheid bezig te zijn, voelt dat privilege ook als een verantwoordelijkheid.” Die verantwoordelijkheid hebben ze in 2024 omgezet in actie, met het allereerste ASEAN Youth Sustainability Camp. Ze mikten op dertig deelnemers, en nodigden professoren, industrie-experts en bedrijven uit om hun kennis te delen. Wat begon als een klein initiatief, trok ruim 130 geïnteresseerden.
Maar duurzaamheid is geen eenrichtingsverkeer, benadrukt Thia, wél een tweerichtingsbaan die de hele wereld omspant. “Wat we in Europese klaslokalen misten, was het Aziatische perspectief. Wij willen ook onze eigen ervaringen delen met vrienden in België.” Nora beaamt dat: “Duurzaamheid is een bijzonder complex concept, waaraan iedereen zijn of haar eigen invulling geeft. Wat de Master of Sustainable Development zo waardevol maakte, was dat we durfden spelen met zoveel mogelijk perspectieven. Want laten we eerlijk zijn: elk milieuprobleem is een kluwen van technische, politieke, economische én sociale draden.”
Ze illustreert dit met een praktijkvoorbeeld uit haar huidige werk. De Nationally Determined Contributions zijn de klimaatdoelen die elk land voor zichzelf stelt. Op papier klinkt het als een louter technisch verhaal van emissiecijfers en deadlines. Maar in de praktijk komt er veel meer bij kijken, zoals politiek en sociologie. “Het gaat over hoe
De vriendschap tussen Ana, Nora, Thia en Anthoni gaat ook door de maag. “Anthoni's kot was ons favoriete restaurant”, lacht Thia. “Hij is de beste kok onder ons.” Spontane etentjes groeiden uit tot interculturele uitwisselingen. “De helft van de studenten van deze master kwam van over de hele wereld: Latijns-Amerika, Afrika, Azië ... We hebben vriendschappen gesloten met mensen die we anders nooit hadden ontmoet.”
Die wereldkaart van connecties is vandaag een van hun sterkste troeven. Dat advies wil Nora ook meegeven aan andere jongeren: “Door dit avontuur met Coexist heb ik de moed opgebouwd om contact te leggen met mensen. Er zijn zoveel professionals die hun ervaring willen delen met de volgende generaties. Het heeft me doen beseffen dat ik deze nieuwsgierigheid vast moet houden, dat ik connecties moet blijven maken.”
Onlangs ging Nora naar de alumnibijeenkomst in Hanoi, georganiseerd door de lokale alumni-afdeling ter ere van 600 jaar Leuvense universiteit. “Je netwerkt er niet alleen, maar maakt ook vrienden. Ik ontmoette er mensen die onze zorgen en interesses delen en die openstaan om samen te werken voor iets betekenisvols.”
Vandaag staan de vier oud-studenten nog in voortdurend contact met hun academische thuisbasis. Elk kwartaal zitten ze onder meer samen met professor Constanza Parra Novoa, de programmacoördinator, om haar bij te praten over hun vooruitgang en strategie. De universiteit heeft hen ook gekoppeld aan CELESTE, een internationaal netwerk dat een brug slaat tussen academici, studenten, alumni en professionals die onderwijs voor duurzame ontwikkeling vormgeven. Daarnaast rekruteren ze actief vrijwilligers uit verschillende opleidingen aan KU Leuven. “Duurzaamheid begint bij jezelf”, aldus Anthoni. “Door deze principes te verweven met je dagelijks leven, kan je grotere verandering teweegbrengen in de wereld om je heen.”
Ana, Nora, Thia en Anthoni houden hun bordje goed gevuld met allerlei projecten, maar hun ambitie is een honger die niet te stillen is. Dat bewezen ze in mei, toen ze een top over inheemse kennis en klimaatverandering organiseerden waarvoor zich maar liefst 330 jongeren uit 26 landen aanmeldden – ruim zeven keer meer dan verwacht.
“Een emotionele ervaring”, herinnert Anthoni zich. “Mensen uit dorpen in Nepal en Bangladesh deelden persoonlijke verhalen over overstromingen en droogte. Ze kwamen om te leren hoe inheemse kennis kon helpen bij deze lokale uitdagingen en raakten geïnspireerd door anderen die dit al
Een mooi project van Coexist is ‘Make a Space’, waarmee het team verhalen van duurzaamheidspioniers verzamelt, en zo inspiratie zaait voor concrete actie. Op de foto: de Indonesische organisatie Bumi Disabilitas biedt natuurtherapie aan kinderen met een beperking uit kansarme gezinnen die geen toegang hebben tot buitengewoon onderwijs.
toepasten. In Nepal hebben ze bijvoorbeeld al een volledig curriculum rond inheemse kennis ontwikkeld. Onze voorouders leefden eeuwenlang in harmonie met de natuur –waarom zouden we hun inzichten niet gebruiken?”
Over twintig jaar zien ze zichzelf nog steeds voor Coexist werken. De vastberadenheid waarmee ze spreken over het opschalen van bestaande initiatieven is aanstekelijk. Een digitaal offensief via platforms als TikTok moet de jeugd bereiken, terwijl ze tegelijkertijd bruggen slaan naar scholen, ngo’s en instellingen, eerst in Zuidoost-Azië, en uiteindelijk wereldwijd. Ook met KU Leuven hebben ze gesprekken over mogelijke samenwerkingen.
Een ander mooi voorbeeld is ‘Make a Space’, waarmee ze verhalen van duurzaamheidspioniers verzamelen, en zo inspiratie zaaien voor concrete actie. “In een volgende stap willen we deze changemakers verbinden met mentoren, impactinvesteerders en strategische partners”, voegt Anthoni toe. “Zo smeden we een onbreekbare keten tussen kennis en actie.”
De groep boekte ook al tastbare vooruitgang op organisatorisch vlak. Met gepaste trots delen ze hun jongste mijlpaal: de officiële registratie als stichting in Indonesië dit jaar. Ze koesteren de ambitie om afdelingen op te richten in Latijns-Amerika en andere regio’s, met lokale partners aan het roer.
Ambitie te over dus. Wat hun plannen extra vleugels geeft, is het engagement van vrijwilligers – helpende handen die de draagkracht van hun missie verveelvoudigen. Voor wie twijfelt, of aarzelt om zelf in actie te komen, klinkt het advies helder: “Ga ervoor. Duurzaamheid is geen geïsoleerd probleem, maar een gezamenlijke uitdaging die nooit genoeg aandacht kan krijgen. Elke actie, hoe klein ook, legt gewicht in de schaal van verandering.” ● (lvr)
“Onze voorouders leefden eeuwenlang in harmonie met de natuur – waarom zouden we hun inzichten niet gebruiken?”
‘Waar kijken we naar?’, zie je deze heren denken. Toepasselijk, want het rotsblok dat hun nieuwsgierigheid wekt, verbeeldt wat we nog niet weten. De installatie Carriers van de Poolse kunstenares Alicja Kwade, sinds enkele maanden te zien in het Leuvense SintDonatuspark, gaat over ontbrekende kennis. Over wetenschap als een voortdurende zoektocht, gedreven door dat niet-weten. Een kring van stoelen ondersteunt de rots. Het zijn kopieën van stoelen uit verschillende faculteiten en gebouwen van KU Leuven. Daarmee benadrukt Kwade dat het niet-weten breed gedragen wordt, en dat we alleen met vereende krachten nieuwe kennis kunnen vergaren. Het werk maakt deel uit van de kunst- en wetenschapsroute And So, Change Comes in Waves.
HTien jaar geleden sprak de Iraanse Sholeh Rezazadeh (36) nog geen woord Nederlands. Vandaag is ze een van de meest veelbelovende auteurs in ons taalgebied. Haar romans en poëzie zijn gegeerd bij de lezer, worden geprezen door critici en vallen meer dan eens in de prijzen. Als onze nieuwe writer in residence zal ze schrijfgrage studenten de kneepjes van het vak leren. “Mijn beste advies? Laat niemand je vertellen wat je als schrijver zou moéten doen.” et mag gezegd: ons lijstje met huisschrijvers begint steeds meer te lijken op een staalkaart van de Nederlandstalige literatuur. Alleen al de voorbije drie jaar mochten we Vlaamse succesauteurs zoals Bart Moeyaert, Maud Vanhauwaert en Koen Peeters verwelkomen. Met Sholeh Rezazadeh hebben we nu ook onze eerste noorderbuur in de rangen.
In het voorjaar van 2026 zal Rezazadeh het vak creatief schrijven doceren aan de Faculteit Letteren. Hoe ze dat precies zal aanpakken? “Ik heb al eerder lessen creatief schrijven gegeven, dus ik weet hoe ik te werk moet gaan”, vertelt ze. “Ik wil vooral vertrekken vanuit de noden van studenten. Wat willen ze te weten komen van een schrijver, en wat verwachten zij zélf van zo’n cursus? Ik denk dat ik hen vooral met de schrijfpraktijk zal laten kennismaken. Hen laten schrijven aan verhalen, en die dan samen onder de loep nemen.”
“Vandaag komt er bij het schrijverschap natuurlijk méér kijken dan in alle luwte aan een roman of dichtbundel werken”, zegt Rezazadeh. “Hoe breng je je werk naar het podium? Hoe ga je in gesprek met een uitgeverij? Hoe promoot je een roman in een wereld waarin mensen nog maar weinig aandacht hebben voor literatuur, of concentratie om boeken te lezen? Allemaal zaken waarover ik vanuit mijn eigen ervaring kan vertellen.”
Ernstig beroep?
Zelf heeft Rezazadeh nooit schrijflessen gevolgd, maar ze nam wél al snel de pen op. Haar eerste gedicht schrijft ze al op haar achtste, thuis in Tabriz, in het noorden van Iran. “Kinderverzen, maar ik besefte meteen hoe leuk ik het vond”, zegt ze. “Een leerkracht moedigde me aan om te blijven schrijven en ik ben nooit meer gestopt. Ook mijn liefde voor literatuur was er al vroeg. Nog voor ik kon lezen leerde ik gedichten van de Perzische dichter Rumi vanbuiten, omdat ik ze zo mooi vond rijmen …”
Ze droomt ervan om auteur te worden, maar haar ouders zien dat niet als een ‘ernstig beroep’. In plaats daarvan wordt ze richting een studie geneeskunde geduwd. “Omdat ik goede cijfers had in het middelbaar”, zegt Rezazadeh. “In Iran word je dan verondersteld om een beroep te kiezen dat status verleent, en waarmee je veel geld kan verdienen. Advocaat, ingenieur of – uiteraard – dokter (lacht). Ik heb geen spijt van mijn opleiding, maar mijn hart heeft altijd bij literatuur gelegen. Zelfs aan patiënten las ik mijn poëzie en verhalen voor.”
In 2015 krijgt ze alsnog de kans om haar schrijversambities waar te maken, zij het dan – letterlijk – via een omweg. Ze verruilt de bergen van Tabriz voor zowat het vlakste land ter wereld: Nederland.
“In de eerste plaats voor de liefde”, zegt ze. “Een goede keuze, want de man voor wie ik naar Amsterdam ben verhuisd, is inmiddels mijn echtgenoot (lacht). Maar natuurlijk betekende het een stevige omwenteling. Ik moest mijn leven volledig opnieuw opbouwen – met mijn Iraanse diploma geneeskunde kon ik hier niet als arts aan de slag … Ik zou drie jaar moeten bijstuderen. Dus ik dacht: ‘Waarom geef ik het schrijven geen kans? Ik heb niks te verliezen.’”
Sholeh Rezazadeh: “In mijn debuut heb ik geschreven over de opiumverslaving van mijn vader. Tot op vandaag zijn er mensen die me daarover aanspreken omdat het voor hen herkenbaar is, omdat ze troost putten uit mijn roman. Dat vind ik erg waardevol.”
“Niks zo mooi als een roman lezen die preciés verwoordt wat je nooit kon formuleren, maar wél altijd hebt gevoeld.”
Rezazadeh volgt taallessen Nederlands, en begint ook al schrijvend te experimenteren met die nieuwe taal. “Van zodra ik een basiskennis had, begon ik aan gedichten en verhalen in het Nederlands. Al heb ik daar wel over getwijfeld. Ik had het ook bij Perzisch kunnen houden of in het Engels kunnen schrijven. Maar een groot deel van mijn droom was ook léven als schrijver. Je boeken zien in de boekhandel, lezingen geven, contact hebben met lezers … De afstand tot de taal hielp me bovendien om over moeilijke of gevoelige onderwerpen te schrijven. Een beetje zoals je met wildvreemden soms eerlijkere gesprekken kunt hebben dan met vrienden.”
Amper zes jaar na haar aankomst in Nederland verschijnt haar debuutroman, De hemel is altijd paars. Een instant succes, waarmee ze onder meer de Bronzen Uil Publieksprijs en de Debutantenprijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in de wacht sleept. “Terwijl ik eigenlijk geen hoge verwachtingen had”, zegt ze. “Mijn roman kwam uit tijdens de coronacrisis. Boekhandels waren gesloten en ik kon geen promo maken of lezingen geven. Maar binnen de vijf dagen bleek de eerste druk al de deur uit. ‘Oké …’, dacht ik toen. ‘Dit gaat dus iets worden.’”
“De erkenning doet zeker deugd. Op momenten dat ik moe of gefrustreerd ben geeft het extra motivatie. Als ik het schrijven even niet zie zitten, dan herlees ik die mooie recensies nog eens (lacht). Maar ik besef ook dat succes relatief is: het kan zo weer voorbij zijn. Schrijven doe ik in de eerste plaats voor mezelf. Zelfs als niemand mijn boeken nog zou willen uitgeven, en geen enkele lezer nog geïnteresseerd is, blijf ik doorgaan.”
In De hemel is altijd paars vertelt Rezazadeh over haar ervaringen als nieuwkomer en over haar jeugd in Iran. Ze maakt ook komaf met bepaalde clichés over haar thuisland.
“Dat was geen vooropgezet plan”, zegt ze. “Maar ik vind het zonde dat Iran vaak negatief wordt afgeschilderd. Men denkt meteen aan onderdrukte vrouwen of dorre woestijnlandschappen … Terwijl je er een rijkdom aan natuur hebt, en er daar ook normale relaties tussen mannen en vrouwen bestaan. Nu, in Iran heb je ook vooroordelen over het Westen, hoor. Dat familiewaarden er niet toe doen, bijvoorbeeld, of dat iedereen vreemdgaat (lacht).”
“Natuurlijk zíjn er cultuurverschillen, dat ontken ik niet. En die hebben ook impact. De haastige vorm van leven hier blijf ik moeilijk vinden, om maar iets te noemen. Maar er zijn veel meer gelijkenissen dan verschillen. We zijn allemaal mensen en delen dezelfde emoties. Romans maken je daarvan bewust. Dat is voor mij de kracht van literatuur: dat je een intieme inkijk krijgt in iemands gedachten en gevoelswereld. Dat je meeleeft met een personage dat in een andere tijd of cultuur kan leven, maar waar je je desondanks mee verbonden voelt.”
Dat ook Rezazadeh een gevoelige snaar weet te raken bij haar lezers, blijkt uit de vele persoonlijke reacties die ze krijgt. “In mijn debuut heb ik geschreven over de opiumverslaving van mijn vader en de weerslag daarvan op mijn jeugd”, zegt ze. “Tot op vandaag zijn er mensen die me daarover aanspreken. Die mijn verhaal herkenbaar vinden omdat ze zelf zijn omgegaan met iemand die verslaafd was, of die troost putten uit mijn roman. Dat vind ik erg waardevol.”
“Ook zelf heb ik steeds veel uit boeken gehaald. Er is niks zo mooi als een roman lezen die preciés verwoordt wat je nooit kon formuleren, maar wel altijd hebt gevoeld. Je voelt je minder eenzaam, minder raar. Als iemand zoiets uit mijn boeken kan halen, ben ik oprecht gelukkig.”
Lezers die de sensitieve, poëtische schrijfstijl van Rezazadeh weten te smaken, hoeven niet lang op hun honger te zitten. In 2023, twee jaar na haar debuut, ligt er al een opvolger in de – inmiddels weer geopende –boekhandels. Ik ken een berg die op me wacht vertelt over Alma, die de drukte van Nederland achter zich laat en bij een Iraans nomadenvolk gaat leven. Tegelijk is het een liefdesverhaal over twee nomaden die elkaar ontmoeten aan de oever van een rivier.
“Ik kreeg het idee voor de roman tijdens een rondreis in Iran”, vertelt ze. “Ik maakte kennis met een nomadische vrouw die me vroeg waar ik woonde. ‘In het buitenland’, zei ik. Waarop ze antwoordde: ‘Waar ligt het buitenland? Is dat een dorp in de buurt?’ Dat korte gesprek vond ik zo inspirerend! Ik wilde weten wie die mensen zijn die niet weten dat het buitenland bestaat, terwijl wij twee keer per jaar op vakantie willen (lacht). Ik heb me een jaar volledig verdiept in het leven van de nomaden, ik las er boeken over en ging een paar keer op bezoek.”
Ze vertelt het verhaal deels vanuit het standpunt van de Aras, een rivier die een belangrijke rol speelt in het leven van de Iraanse nomaden. Ook in haar debuut was er al een rol weggelegd voor de natuur. “Dat die zo verweven zit in mijn werk zal wel te maken hebben met mijn invloeden”, vertelt ze. “In de Perzische taal en literatuur is de natuur erg aanwezig. In de klassieke poëzie bijvoorbeeld, maar ook de namen van mensen zijn vaak natuurelementen.”
“Mijn hang naar de natuur is wel groter geworden sinds ik in Nederland ben. Als nieuwkomer zijn de eerste jaren eenzaam. Je kent de omgangvormen en de taal niet … Ik voelde me soms meer verbonden met de natuur dan met mensen. Mijn eerste ‘vriend’ was een boom aan de overkant van mijn appartement, waar ik vaak gewoon wat bij ging zitten.”
Dat alles kreeg nog een extra lading tijdens de research voor haar tweede roman. “Toen ik optrok met de nomaden in Iran zag ik pas hoeveel schade klimaatverandering kan berokkenen”, zegt ze. “De rivieren drogen op en de seizoenen veranderen – dat is verschrikkelijk als heel je manier van leven daarop is afgestemd, al duizend jaar lang. En het maakt duidelijk dat we zorg moeten dragen voor de planeet, omdat we daar allemaal baat bij hebben.”
De natuur is nog het meest aanwezig in Rezazadehs poëzie. In 2024 publiceert ze Neem ruim zei de zee, haar eerste dichtbundel. Ziet ze zichzelf eerder als dichter of als prozaschrijver?
“Ik doe beide graag, alleen het proces is anders”, vertelt ze. “Poëzie schrijf ik zodra er inspiratie komt. Bij proza ga ik trager te werk. Aan een roman ben ik twee à drie jaar bezig, alleen al met nadenken over het verhaal. Dat is best intens, want al het andere moet wijken. Ik droom er zelfs over! (lacht) En ik hou rékening met die dromen. Voor mij weers piegelen ze iets wat heel diep in je zit, dus ik zie ze als een geschenk. Zeker als een droom meerdere malen voorkomt, denk ik: hier zit misschien een verhaal in, hier moet ik even opletten. Dat werkt goed voor mij.”
Of ze nog advies heeft voor beginnende schrijvers die dromen van een al even bloeiende carrière als de hare? “Lezen! (lacht) Je kan aanleg hebben, of een drang om kunst te maken, maar je moet gewoon veel boeken gelezen hebben, dat is de beste leerschool. Als schrijver heb je ook moed en geduld nodig, dus je moet een doel voor ogen hebben en gemotiveerd zijn. En een laatste: laat niemand je vertellen wat je moet doen. Luister naar de stem in jezelf.” ● (pjb)
“De erkenning voor mijn werk doet deugd. Als ik het schrijven even niet zie zitten, dan herlees ik de mooie recensies nog eens (lacht).”
Sholeh Rezazadeh: “Als nieuwkomer was ik vaak eenzaam. Ik kende de omgangvormen en de taal niet, en voelde me soms meer verbonden met de natuur dan met mensen. Mijn eerste ‘vriend’ was een boom aan de overkant van mijn appartement.”
Bommen, branden, bezettingen: de Universiteitshal kreeg het in haar 600-jarig bestaan hard te verduren. Toch liet het gebouw zich moeilijk klein krijgen. Tien sleutelmomenten illustreren het weerbarstige karakter van dit tijdloze icoon.
Bouw van de lakenhal
Ruim honderd jaar voor er van een universiteit sprake was, maakte Leuven furore als kloppend hart van de lakennijverheid. Middeleeuwers zijn tuk op de stevige wollen stof en her en der schieten lakenhallen als paddenstoelen uit de grond. Ook in Leuven gaat de schop in de grond. In de Naamsestraat verrijst in 1317 een flink uit de kluiten gewassen lakenhal van 21 bij 61 meter. De gelijkvloerse verdieping doet dienst als een overdekte, publieke markt: maar liefst twaalf poorten lokken kooplustigen naar binnen. Op de eerste verdieping verschijnen er kantoren en opslagplaatsen.
De Leuvense lakenhal is een schoolvoorbeeld van Brabantse gotiek, en staat naar verluidt model voor het stadhuis van Keulen. De hal is een echt streekproduct: het gebouw is opgetrokken uit Brabantse zandsteen en ook de steenhouwers, metselaars en beeldhouwers komen uit het hertogdom. Kortom, een sterk staaltje lokaal vakmanschap.
1432-1433
De universiteit neemt haar intrek
De Leuvense lakenhal is geen lang leven beschoren. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden keldert de vraag naar laken. De Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland, de Zwarte Pest, bikkelharde concurrentie en de immer veranderlijke mode doen de lakenhandel de das om. Leuven heeft nood aan een plan B, en wel snel.
De stad kiest voor de oprichting van de eerste universiteit in de Bourgondische Nederlanden, al scheelt het geen haar of Lier of Brussel waren met die primeur gaan lopen. Voor de petite histoire: Lier verkiest een schapenmarkt boven een universiteit, en de Brusselaars vrezen dat een universiteit de eerbaarheid van hun dochters in het gedrang brengt. Het is pas in 1433 dat de universiteit voor het eerst haar intrek neemt in de lakenhal. Er worden op zolder vier auditoria ingericht: een grote zaal voor de artesfaculteit en drie kleinere voor kerkelijk recht, burgerlijk recht en geneeskunde. Hoe grillig de volgende eeuwen ook zullen verlopen, de Universiteitshal zal altijd het bestuursgebouw van de universiteit blijven. Het zal door de eeuwen ook altijd de plaats zijn waar studenten zich kunnen inschrijven. In de beginjaren doet de rector dat zelfs eigenhandig, met een ganzenveer nota bene …
1680-1687
De universiteit koopt en verbouwt de lakenhal
Twee en een halve eeuw lang buitelen professoren en studenten, marktkramers en klanten hier over elkaar heen. Professoren moeten verbaal optornen tegen kooplui die hun waren, waaronder gevogelte, luidkeels aanprijzen. De verwijten vliegen heen en weer. Naast geluidsoverlast zijn er ook klachten over reukhinder, niet vanwege de studenten, maar van de markt.
De lakenhal zelf heeft haar beste tijd gehad en is dringend aan een opknapbeurt toe. De stad weigert echter met geld over de brug te komen waarop de universiteit in 1679 beslist het gebouw aan te kopen voor amper 23.000 gulden, een spotprijs. De universiteit financiert de aankoop
De gotische lakenhal met kenmerkend zaagtanddak. Prent uit Joannes Baptista Gramaye, Antiquitates illustrissimi ducatus Brabantiae, Brussel Jan Mommaert 1610. Ets.
en de verbouwing door de uitgifte van obligaties met een rendement van vier procent. Die crowdfunding avant la lettre levert niet het beoogde bedrag op, waarna de universiteit haar toevlucht neemt tot accijnsheffingen op de verkoop van drank, maar ook op promoties en bijhorende banketten en lofdichten.
De meest in het oog springende ingreep is de barokke bovenbouw, die in de plaats komt van het eeuwig lekkende zaagdak. De grootscheepse renovatie gaat gepaard met gekissebis. De faculteiten zitten elkaar in de haren en eisen de fraaiste kamers en de meest gunstig gelegen collegezalen voor zichzelf op. Tegen de achtergrond van al dat getouwtrek klinkt de spreuk die boven de hoofdpoort van de hal verschijnt, mild ironisch in de oren. Sapientia aedificavit sibi domum oftewel: ‘Wijsheid heeft haar huis gebouwd’.
In 1720 flakkert de bouwwoede opnieuw op. De centrale bibliotheek, sinds 1636 gehuisvest onder het dak van de Universiteitshal, barst stilaan uit haar voegen. Rector Hendrik Jozef Rega neemt de verbouwing in handen.
Rega, een gereputeerd medicus, heeft eerder een kruidtuin laten aanleggen en zal later nog een anatomisch theater toevoegen aan zijn bouwwerken. De T-vormige Regavleugel verrijst aan de kant van de Oude Markt. De bel-etage wordt in beslag genomen door de universitaire rechtbanken, de senaat en kantoren.
De eyecatcher van de nieuwbouw wordt echter de bibliotheek. De galerij van 54 meter lang, 12,5 meter breed en maar liefst 10 meter hoog oogt bepaald indrukwekkend. Voor het interieur worden kosten noch moeite gespaard. Het rijkelijk versierde plafond, de elegante boekenkasten en manshoge beelden van onder meer Hippocrates en Aristoteles maken van deze bibliotheek één van de meest verfijnde van de Lage Landen.
Toch zien de bouwmeesters een belangrijke wetmatigheid over het hoofd: de boekencollecties nemen zienderogen toe. Die onophoudelijke toestroom van boeken dwingt de bibliothecarissen tot allerlei kunstgrepen. Zo worden de vensternissen volgepropt met stapels boeken die het daglicht aan de bibliotheek onttrekken: weg sfeer … Minder esthetisch maar des te amusanter is de cavea vinaria academica, de academische bier- en wijnkelder waar professoren accijnsvrij drank kunnen inkopen. De opbrengst gaat naar de aankoop van … boeken!
De hal krijgt een nieuwe bestemming na de afschaffing van de universiteit
De Franse Revolutie ontketent ook in onze streken een ware storm. Franse troepen lopen de Oostenrijkse Nederlanden onder de voet. In 1795 maakt Leuven deel uit van de Franse Republiek. Soldaten bivakkeren in de hal en stallen er hun paarden. Duizend kostbare werken verhuizen naar Parijs, maar het gebouw zelf blijft gespaard van grote vernielingen.
In 1797 brengt het Franse bewind de universiteit een mokerslag toe. Met één pennentrek schaft de Republiek de universiteit en de colleges af. Napoleon draagt de Universiteitshal over aan de stad, die er een eigenzinnige invulling aan geeft. De bibliotheek opent weliswaar opnieuw de deuren, maar de rest van het gebouw wordt verhuurd aan handelaars van diverse pluimage. De eerbiedwaardige hal biedt onderdak aan onder andere een vleeshuis, een café, een schouwburg voor spektakelstukken, een dansschool en zelfs een casino. Van lakenhal naar speelhal, het kan verkeren …
Onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden keert de rust terug – of toch voor even. Koning Willem I richt in 1817 de Rijksuniversiteit Leuven op, die opnieuw haar intrek neemt in de hal. De nieuwe universiteit is echter geen lang leven beschoren. In 1830 roept België de onafhankelijkheid uit, de scheiding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden is een feit.
Vier jaar later richten de Belgische bisschoppen een katholieke universiteit op die eerst in Mechelen zetelt, maar in 1835 verhuist naar Leuven. De hal wordt, eens te meer, de pleisterplaats van de universiteit. Het nieuwe bestuur maakt schoon schip: Nederlandse en Duitse hoogleraren worden de laan uit gestuurd en het Frans vervangt het Latijn als voertaal. De universiteit kiest ook resoluut voor meer verwetenschappelijking, met een grotere nadruk op onderzoek. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog puilt de Universiteitshal uit van de boeken.
— De pronkzaal van de bibliotheek in de Universiteitshal anno 1902: boeken, boeken en nog eens boeken.
In de nacht van 25 op 26 augustus 1914 beleven stad en universiteit hun donkerste uren. Daags tevoren hebben Duitse troepen de hal nog gebruikt als paardenstal. Ooggetuigen zien hoe Duitse soldaten de kelderverdieping in lichterlaaie zetten. Het vuur grijpt snel om zich heen en legt de Universiteitshal in puin: enkel de gevels staan nog overeind. De ravage is enorm: 300.000 boeken gaan in vlammen op. Ook de stichtingsbul uit 1425 wordt door het vuur verslonden.
De internationale gemeenschap reageert verontwaardigd op de tragische gebeurtenissen in Leuven. De verwoeste bibliotheek staat symbool voor de oorlogswaanzin en wordt ingezet als propagandawapen. De Amerikaanse publieke opinie spreekt over ‘poor little Belgium’, de Britse krant The Times noemt de universiteit ‘the Oxford of Belgium’. In eigen land is de ontreddering zo mogelijk nog groter. Mensen komen van heinde en verre om de verwoeste bibliotheek met eigen ogen te zien. De West-Vlaamse dokter Octaaf De Zutter komt met de fiets naar Leuven en laat na zijn bezoek een brokstuk verwerken in een vlaggenstok. Een andere steen belandt nóg westelijker, in Canada, waar hij verwerkt wordt tot oorlogsmonument.
Restaureren met respect voor het verleden of het puin laten liggen als oorlogslitteken en waarschuwing aan de volgende generaties? Na de Groote Oorlog zijn de meningen over het lot van de afgebrande Universiteitshal verdeeld. Britten en Amerikanen beschouwen de ruïne als heilige grond en willen alles onaangeroerd laten. Maar het is de lokale gemeenschap die het pleit wint: de hal, zo beslissen de Leuvense notabelen, zal opnieuw floreren. De stad geeft in 1921 het gebouw voor 99 jaar in erfpacht aan de universiteit. De bestemming is op dat moment onduidelijk. Zeker is dat de hal niet langer de bibliotheek zal herbergen. Die krijgt een eigen stek in een nagelnieuw gebouw op het toenmalige Volksplein. De heropbouw begint in 1922. Midden jaren twintig stelt het stadsbestuur de ruimte even open voor de lokale middenstand die er prompt een handelsbeurs organiseert. De cirkel lijkt daarmee rond.
In 1927 keert de universiteit terug naar de Universiteitshal. Op de plaats van de vroegere pronkzaal van de bibliotheek verrijst de imposante Promotiezaal met haar metershoge eikenhouten wandbekleding. De universiteit wil commerciële activiteiten uit de hal weren, en stouwt het gebouw daarom vol met beelden. Tussen al die antieke heidenen en christelijke heiligen blijft er geen vierkante centimeter meer over voor handelstransacties. In de hal prijken ook indrukwekkende gipsafgietsels van wereldberoemde topstukken zoals de Nikè van Samothraké. De collectie neemt indrukwekkende proporties aan en komt grotendeels uit Duitsland, dat veroordeeld werd tot herstelbetalingen om het oorlogsleed te verzachten.
—
De Universiteitshal vandaag, gezien vanuit de hoek van de Naamsestraat en de Zeelstraat.
De rust in de Universiteitshal is van korte duur. Tijdens de Tweede Wereldoorlog krijgt het gebouw opnieuw rake klappen, deze keer nota bene door friendly fire. Britse bombardementen beschadigen in mei 1944 de vooren de achterkant van de hal. Ook het trappenhuis incasseert een paar voltreffers, waardoor gewelven instorten. De herstellingen van de oorlogsschade zullen uiteindelijk tientallen jaren aanslepen.
Ook elders wordt er driftig gebouwd. In Louvain-la-Neuve verschijnt er na de splitsing een universiteitshal die erg doet denken aan haar Leuvense evenknie. De reusachtige bakstenen bogen van architecten Yves Lepere en Joseph Polet moeten de sfeer van de lakenhal in 1317 oproepen. De aanwezigheid van een winkelcentrum op het gelijkvloers is in elk geval een verwijzing naar de koopmansgeest van weleer.
De voorbije 50 jaar lijkt het wel alsof de universiteit elke bijzondere gebeurtenis aangrijpt om de hal te moderniseren. In 1975, ter gelegenheid van de 550ste verjaardag van de universiteit, wordt de Jubileumzaal grondig gerenoveerd en krijgen de buitengevels een schoonmaakbeurt. Na 30 jaar zijn de sporen van de oorlogsschade eindelijk uitgewist …
In 1985 bezoekt Paus Johannes II de universiteit. Senaatskamer, Rectorskamer en Faculteitenkamer worden opgeknapt voor de komst van de Heilige Vader. In 2007 wordt het nieuwe glazen trappenhuis in gebruik genomen. Geen speciale aanleiding deze keer, al kunnen bezoekers voortaan wel genieten van een adembenemend uitzicht op de stad. Op de 700 ste verjaardag van de lakenhal, in 2017, krijgt de Museumhal tussendoor een opknapbeurt. Koffiebar KUp en de University Shop openen er hun deuren, opnieuw een knipoog naar de historische lakenhal.
2024 betekent het startsein van een grondige renovatie. Gevels, ramen en dakvlakken zijn voortaan een schoolvoorbeeld van duurzaamheid. Ook het Rectoraat wordt grondig aangepakt en uitgerust met duurzame technologieën zoals fossielvrije verwarmings- en ventilatiesystemen. Als kers op de verjaardagstaart geeft de stad het gebouw definitief in handen van de universiteit.
In 2025 blinkt en schittert de Universiteitshal als nooit tevoren, klaar om de universiteit haar zevende eeuw binnen te loodsen. ● (db)
Dit artikel is voor een groot deel gebaseerd op de publicatie ‘Universiteitshal 1317-2017’ van Mark Derez
Dit magazine is een uitgave van KU Leuven.
Hoofdredactie
Lise Detobel
Isabelle Van Geet
Redactie en beeldredactie
Pieter-Jan Borgelioen
Ilse Frederickx
Ine Van Houdenhove
Reiner Van Hove
Wouter Verbeylen
Fotografie
Rob Stevens
Coverbeeld
Rob Stevens
Werkten mee aan dit nummer
Dirk Blijweert
Veerle Heyvaert
Laura Van Reet
Met dank aan
Kjell Corens (Universiteitsarchief)
Contact Sonar@kuleuven.be
Vormgeving Altera
Druk Van der Poorten
Wil je het KU Leuven-magazine Sonar drie keer per jaar thuis ontvangen? (gratis voor alumni, studenten en personeel van KU Leuven)
Meld je aan op https://stories.kuleuven.be/nl/abonneer of scan de QR-code.
Wil je digitaal op de hoogte worden gebracht van de nieuwste online onderzoeksverhalen?
Schrijf je in voor de maandelijkse nieuwsbrief via https://stories.kuleuven.be/nl/inschrijven-nieuwsbrief of scan de QR-code.
Wil je Sonar liever niet meer ontvangen?
Laat het ons weten via https://stories.kuleuven.be/nl/contact of scan de QR-code.