KU Leuven Magazine Sonar n°7 - September 2022

Page 1

Sonar Nr 7 – september 2022 KU Leuven-magazine Nieuwe tijden, nieuwe plastics Een kolfje naar de hand van onze onderzoekers

kuleuven@KU_Leuvenkuleuven KULEUVEN.BE/STORIES

Ook de artikels in deze Sonar weerspiegelen onze aandacht voor duurzaamheid. Zo nemen we u mee naar het domein van de ‘propere chemie’. In hun zoektocht naar alternatieven voor fossiele grondstoffen experimenteren onderzoekers uit de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen met methodes om van gerecycleerd plastic of van biomassa nieuwe kunststoffen te maken.

3

Luc Sels Rector KU Leuven

PS. Mis onze podcast Sonoor niet: Gerard Govers, vicerector van de Groep Wetenschap & Technologie, en bevoegd voor duurzaamheid, vertelt hoe duurzaamheid vooral doén is – en waarom het creëren van een draagvlak vaak moeizaam verloopt.

AEdito

Maar duurzaamheid draait ook om de bereidheid om veranderingen door te voeren, elke dag. Minder afval, drinkwater uit fonteintjes in plaats van flessen: kleine dingen maken een groot verschil. In onze koffiebar KUp krijg je direct trade -koffie geserveerd, en het hele gamma van de KU Leuven-shop wordt geproduceerd en geselecteerd volgens het ‘100% Alsduurzaamheid’-principe.universiteitzijnwegedreven bezig met carbon accounting: onze gebouwen moeten over tien jaar 20% minder CO2 uitstoten – een realistisch plan. We bieden onze medewerkers een e-bike, zodat ze de auto kunnen laten staan voor hun woon-werkverkeer. En we investeren in videoconferencing, zodat we alleen nog in het vliegtuig hoeven te stappen als dat essen tieel is voor onze internationale relaties. Bovendien wordt er ter compensatie van elke vlucht die we nemen een vliegbijdrage gestort in een intern duurzaamheidfonds.

De universiteit is de plaats bij uitstek waar de wereld van morgen centraal staat.

Zo zien we aan KU Leuven hoe de volgende generaties met heel concrete ideeën bouwen aan een duurzamere wereld. En het stemt hoopvol om dat te zien.

Duurzaamheid zit verweven in de kern van KU Leuven. Als universiteit is een groot stuk van ons denken gericht op de toekomst, op de wereld van morgen. Het spreekt dan ook voor zich dat duurzaamheid een centrale plaats inneemt in ons beleid en in ons onderwijs. En uiteraard ook in ons onderzoek. Aan KU Leuven slopen we daarbij graag de muren tussen disciplines. Bijvoorbeeld aan onze multidisciplinaire instituten, waaronder het Instituut voor Mobiliteit, het Plant Instituut, het Urban Studies Institute en SIM², het Instituut voor Duurzame Metalen.

ls wetenschappers kunnen we er niet omheen: ons klimaat, onze planeet zijn op een cruciaal punt beland. Dat punt ligt niet ergens in de toekomst, maar in het nu. Als maatschappij staan we voor een enorme uitdaging: een duurzamere wereld achterlaten voor de volgende generaties.

We nemen ook een kijkje bij KU Leuven KICK, de ‘one stop shop’ voor studenten, perso neel en onderzoekers met vragen rond ondernemerschap. Oud-studente Esther Laga biedt met haar start-up HITCH een duurzaam alternatief voor wegwerpmeubels. Studente wetenschappen Anusuya Samantaray ontwikkelde samen met haar collega’s bij Team Ecoware bestek dat eetbaar én biologisch afbreekbaar is.

Practice what you preach, dus. Maar ook: teach what you practice. Het bachelorvak ‘Socio-Ecologische Inleiding tot Duurzaamheid’ geeft studenten een blik op de ecologische, economische, sociale, ethische en culturele dimensies van duurzaamheidskwesties. In het opleidingsonderdeel ‘Globale Uitdagingen voor een Duurzame Samenleving’ krijgen zowel bachelor- als masterstudenten de meest recente inzichten aangereikt. Van biodiversiteit tot circulaire economie en van global governance tot menselijk gedrag. Sinds vorig jaar bieden we ook het ‘Sustainability Leadership Program’ aan. Daarin doceren onze weten schappers samen met ervaringsdeskundigen, zoals klimaatexpert Jill Peeters, impactinvesteerder Piet Colruyt en CEO Jacques Vandermeiren.

ElleboogEmy©

Luc Sels

EETSTOORNISSEN “Eten of niet eten: dat is slechts symptoom”het 32 WRITER BARTRESIDENCEINMOEYAERT “Ik ben trots op wat ik doe” 35 DUURZAME CHEMIE Van afval naar grondstof 20 blijftnecropoolEgyptischefascineren 8 4 Wetenschat Kleine vis met grote toekomst 6 – Blow-up Man cave 18 – Onderzoek Bewegen als medicijn 40 Droomjob Werken met Duivels en Flames 52 – Carte blanche voor Baldwin Van Gorp 60 – Sonoor Ontdek onze podcast 62 Scherpgesteld Online oorlog voeren 64 – KU Leuven KICK Leren ondernemen 68 – Gedicht van writer in residence Bart Moeyaert 72 Welgeteld Internationale studenten 79 – Zes eeuwen KU Leuven Klare kijk op kartuizerklooster 80 – Online Onderzoeksverhalen 82 En verder MeyerDeMarleen–Projectal-BarshaDayr–LeuvenKU©MeyerDeMarleen–Projectal-BarshaDayr–LeuvenKU©

5 In English ALSBEWEGENMEDICIJN Een halfuurtje per volstaatdag 40 GEERTEUROPAKENNERMAK “De op”decrisisenevolgtandere 74 ‘MAMAMITO’PROJECT voetlichtvoorVoormoedershet 46 WORDTROGERERERECTORDILLEMANS90 “Hoop is altijd de geweest”boodschapbasis54 50 YEARS OF LRD toavailableinnovationMakingall 28

vis!killi-leveLangde

LeuvenKU–NeuroproteomicsandNeuroplasticityofLaboratory©

Het is maar een klein beestje uit de klasse van de beenvissen, maar onderzoekers koesteren er grote verwachtingen van. Misschien wijst de kleurrijke killivis ons ooit wel de weg naar de bron van de eeuwige jeugd …

6 WETENSCHAT — Kleine vis, grote toekomst

K

Voor haar doctoraat onderzocht Jolien Van houcke in welke mate killivisjes kunnen herstellen na een hersen letsel. “Tot onze grote verrassing zagen we een aanzien lijk verschil tussen oude en jongere vissen – bij de meeste vissoorten is dat verschil er niet, of veel minder. Volwassen killivisjes bleken nieuwe zenuwcellen aan te maken, en herstelden volledig. Dat gold echter niet voor oude vissen. Hun stamcellen maakten nog slechts weinig nieuwe zenuwcellen aan. Bovendien ontstond er permanent littekenweefsel op de plaats van het letsel. Met andere woorden: een oude killivis gedraagt zich na een hersentrauma eerder als een zoogdier dan als een jongere vis.”

Een deel van de onderliggende mechanismen hebben de onderzoekers intussen al achterhaald. “Zo blijken de hersencellen van oude vissen stoffen af te scheiden die het hersenmilieu ongunstig maken voor regeneratie. Ons volgende doel is nu dat proces om te keren. Zo willen we een beschadigd brein laten herstellen, en hersenen weer ‘verjongen’. Eerst bij de oude killivis, maar op termijn bij zoogdieren, en ten slotte bij de mens.” Maar daar zullen nog wel wat generaties killivisjes voor nodig zijn. ● (ivh)

De killivisfaciliteit speelt een hoofdrol in het werk van niet minder dan vijf onderzoeksgroepen. Jolien gebruikt de killivis als model in haar onderzoek naar veroudering. “Om te begrijpen wat het diertje zo interessant maakt voor ons, moeten we naar zuidelijk Afrika, waar het visje oorspronkelijk vandaan komt. Killivissen leven daar in tijdelijke poelen, die maar een viertal maanden per jaar met water gevuld zijn. Buiten het regenseizoen overleven alleen de eitjes. Ook killivissen in het laboratorium hebben zo’n korte levenscyclus. Dat maakt de killivis tot een handig diermodel als je veroudering wil bestuderen. Het onderzoek kan veel sneller gaan dan wanneer je muizen of zebravissen zou gebruiken, waar het een stuk langer duurt voor de verouderingsverschijnselen zich aandienen.”

is: de killivis beschikt, zoals alle beenvissen, over een zeer grote capaciteit tot regeneratie, vertelt Jolien Van houcke. “Zo kunnen ze

De resultaten zijn niet alleen verrassend, maar ook veelbelovend: “Als we begrijpen wat er bij de jongere vis anders verloopt dan bij de oude vis, levert dat nuttige inzichten op voor de mens. Misschien is er bij ons wel net hetzelfde aan de hand?”

Hersenen verjongen

illivisjes leven in water van zo’n 28 graden.

Vis wordt grijs

Bovendien staat de killivis genetisch vrij dicht bij de mens – we hebben zo’n 70 procent van onze coderende genen gemeen. “Het verouderingsproces is dan ook vergelijkbaar: killivisjes op leeftijd worden grijs en krijgen een krom rugje, en ook de oogjes en het geheugen gaan erop achteruit. We bestuderen de killivis dus als dier model voor de mens, om te achterhalen welke onderlig gende mechanismen verantwoordelijk zijn voor verou Watderingsprocessen.”daarbijerginteressant

bijvoorbeeld hun hart, nieren en centraal zenuwstelsel volledig herstellen na een letsel. Ergens in de evolutie zijn wij mensen die capaciteit grotendeels kwijtgeraakt. Als we zouden kunnen achterhalen waar die capaciteit tot regeneratie precies vandaan komt, biedt dat natuurlijk perspectieven. Je zou die dan kunnen proberen te herstellen bij de mens. Door genetische modificatie, of met medicatie. Zodat je bijvoorbeeld de hersencellen die verloren zijn gegaan door de ziekte van Alzheimer, of door een hersentrauma, weer zou kunnen laten aangroeien …”

Eitjes van de killivis, klaar om te ontluiken.

7

Als er een stroompanne is, komen wij desnoods midden in de nacht naar hier om de elektriciteit weer aan te zetten.” Aan het Departement Biologie zorgen ze ervoor dat hun killivisjes zich kiplekker voelen. Als een vis in het water, met andere woorden. Maar daarnaast zijn stabiele omstandigheden – dus ook de watertemperatuur – natuurlijk belangrijk om de resultaten van het onderzoek niet te beïnvloeden. De visjes zijn daarom ook allemaal genetisch identiek, vertelt postdoctoraal onderzoeker Jolien Van houcke.

DOSSIER — Egyptische necropool blijft fascineren8

Succesvolle terugkeer naar archeologische site Graven in een geheugeneeuwenoud

9 MeyerDeMarleen–Projectal-BarshaDayr–LeuvenKU©

Na twee jaar coronagedwongen afwezigheid trok het multidisciplinair team van egyptoloog Harco Willems begin maart met veel honger naar de archeologische site in Dayr al-Barsha. En ze keerden voldaan terug: een reeks nieuwe ontdekkingen en inzichten kleurt het plaatje van de imposante necropool weer wat verder in.

“Voor de exploitatie als steengroeve is de façade van het graf weggekapt: van die kant hadden weer en wind dus vrij spel. Erosiesporen op de muren van de grafkapel laten zien dat het graf bij fikse regenval in een ‘zwembad’ veranderde. Daardoor zijn de bewaringsomstandig heden minder gunstig dan we gewend zijn. Dat het graf heel lang – vele eeuwen, of zelfs millennia – opengestaan moet hebben, maakt het ook waarschijnlijk dat er al heel vroeg grafrovers zijn binnengedrongen. We vinden ook duidelijke indicaties dat bezoekers door de tafla-lagen en harde kalkafzettingen heen hebben gegraven: dat wijst op een latere beroving, of vermoedelijk een serie berovingen.”

10

Professor Harco Willems aan het graf van gouverneur Nehri II. De schacht die het team onderzocht bleek verrassend diep en bevat minstens vier grafkamers.

Ze zijn dan ook meermaals beroofd, vaak al in de Oudheid. Gedurende meerdere periodes zijn er op de site steengroeves geweest, en de arbeiders namen geregeld wat mee uit de graven. Toen in de negentiende eeuw de economische waarde van Egyptische oudheden toenam, werd de site al helemaal aantrekkelijk voor schattenEenjagers.”archeoloog

die in 1915 op de site werkte, de Ameri kaan George Andrew Reisner, merkt in zijn dagboek op dat hij in de buurt van dit graf door keiharde lagen moest graven. “Tijdens onze campagne is duidelijk geworden waarom: overal in het graf vonden we niet alleen kalk lagen, maar ook ‘tafla’, een geologische afzetting die bij zware regenval ontstaat en een harde korst vormt”, legt Harco Willems uit. “Als je tafla vindt, weet je dus dat er veel water is geweest.”

Een belangrijke focus voor deze campagne was het graf van gouverneur Nehri II, die leefde rond 1900 voor Christus. “Er is weinig bekend over hem, onder meer omdat geen van onze voorgangers een opgraving in zijn graf heeft uitgevoerd, of toch geen enkele waarover gepubliceerd is”, zegt Harco Willems. “Dat betekent niet dat je mag verwachten dat het graf intact is. We hebben het over grote graven, zelfs een leek merkt ze meteen op.

MeyerDeMarleen–Projectal-BarshaDayr–LeuvenKU©

Berovingen

E“

Tijdens het Middenrijk (ca. 2050-1750 v. Chr.) was Dayr al-Barsha de belangrijkste begraafplaats voor de nomarchen of gouverneurs van de Hazengouw, één van de 42 toenmalige provincies. Hun graven werden hoog op de hellingen van de kalkstenen heuvels gebouwd en zijn vaak rijkelijk uitgerust en versierd. De campagnes leveren dan ook telkens vondsten op die de verbeelding prikkelen, maar vooral: nieuwe inzichten. Een groot deel van onze kennis over de geschiedenis van Egypte in het Middenrijk komt uit necropolen, en Dayr al-Barsha is op dat gebied één van de belangrijkste sites.

indelijk weer voet zetten in ons opgravingshuis: het voelde toch wat onwennig”, zegt professor Harco Willems. Voor het team dat al meer dan twintig jaar opgravingen doet in Dayr al-Barsha, ongeveer 300 kilometer ten zuiden van Caïro, is de site een tweede thuis. Het stak dan ook behoorlijk voor de onderzoekers dat ze twee jaar lang niet op zoek konden gaan naar nieuwe stukjes van hun archeologische puzzel.

Op dergelijke tafels staan vaak ook korte religieuze formules, gericht aan de eigenaar ervan, die dan ook bij naam wordt vermeld. “We vonden de offertafels van Nehri’s vrouw Sathedjhetep en van zijn zoon Nehri, die zelf geen nomarch was en dus geen eigen nomarchen graf had. Een derde tafel was voor een vrouw van wie de naam niet meer leesbaar is, maar wier moeder Sat-ipi heette.” Dankzij die biografische informatie kan het team de gouverneursstamboom weer wat verder invullen.

Aangezien er in de opgegraven grafkamers zeker vijf personen begraven zijn geweest – en in de twee andere schachten nog meer, onder wie Nehri II zelf – moeten er in de bovengrondse grafkapel tal van offerplaatsen geweest zijn. “We vonden inderdaad restanten van minstens zes offertafels, die het centrum van de graf cultus vormden”, zegt Willems. “Er zijn onder meer vleesoffers en brood op afgebeeld, en er zijn bassins in uitgekapt, voor plengoffers.”

Het is duidelijk dat de grafrovers geen enkele belangstelling hadden voor de keramiek. “We vonden in het graf ook talloze potstandaards: Egypti sche kruiken hadden in het Middenrijk meestal ronde bodems, en om te kunnen blijven staan, werden ze in zulke standaards geplaatst”, vertelt Willems. “We zullen vele tientallen stukken vaatwerk kunnen reconstru eren. Nu al staat vast dat het de belangrijkste collectie van goed geda teerd keramisch materiaal is die ooit op onze site is gevonden.”

11

Nehri’s graf was ooit volledig gedecoreerd, maar daarvan is bijna niets bewaard gebleven. “Een uitzondering zijn de inscripties op het plafond van de grafkapel”, vertelt Willems. “Het gaat om een substantiële verzameling teksten, waaronder een nieuwe versie van het beroemde Tweewegenboek, een lange rituele tekst die in de graf cultus werd gebruikt. Ook de andere teksten zijn, voor zover we ze al geïdentificeerd hebben, van rituele aard. Daar ga ik me het komende jaar over buigen.”

Gelukkig betekent dat niet dat er niets meer te vinden was. Het graf van Nehri II bevat drie grafschachten: twee verticale en een schuine. Het team concentreerde zich op één van de verticale schachten. De harde lagen maakten het werk heel moeilijk, en geregeld moesten er zelfs houwelen aan te pas komen. Er bleek ook véél graafwerk te zijn. “We zijn tijdens deze campagne tot een diepte van zes meter geraakt, en we zitten nog niet op de bodem. Tot dusver hebben we vier graf kamers gevonden”, zegt Willems.

“We zijn tijdens deze campagne tot een diepte van zes meter geraakt, en we zitten nog niet op de bodem.”

Opvallend is dat er, anders dan elders op de site, vrijwel geen hout gevonden werd. “Hooguit een flintertje of tien, terwijl we doorgaans zakken vol houtfragmenten bovenhalen, een enkele keer zelfs een intacte kist”, zegt Willems. “Waarschijnlijk zijn er ergens in het verleden uit dit graf dus complete lijkkisten en andere houten voorwerpen weggehaald.”

Grote oogst

“Het gaat onder meer om kralen uit lapis lazuli en amethist”, vertelt Willems. “We vonden ook een koperen spiegel, onderdelen van een collier uit faience, en een albasten speelstukje voor het bordspel senet. Een compleet bewaarde set keramiek omvat onder meer vier canopen vazen, waarin gemummificeerde ingewanden werden bewaard.”

In nomarchengraven werden vaak ook directe verwanten bijgezet, zoals echtgenotes en kinderen. Dat levert in dit geval een grote archeo logische oogst op. De bijgiften in de tweede grafkamer wijzen er bijvoorbeeld op dat daar een welgestelde vrouw begraven was.

Ritueel leesvoer

Hoewel het team wegens de coronamaatregelen kleiner was dan gebruikelijk, was het graf van Nehri II lang niet de enige plaats van bedrijvigheid. Zo ging professor Marleen De Meyer aan de slag op een ietwat mysterieus deel van de site. Op de top van de noordheuvel liggen, helemaal geïsoleerd, twee graven, waarvan het ene met zijn schacht van 46 meter één van de diepste van heel Egypte is. Het was naast die grafschacht dat de Franse egyptoloog Georges Daressy in 1897 een twee meter diepe put ontdekte, met daarin aardewerk, textiel en ander materiaal. Uit zijn beschrijving valt op te maken dat het gaat om een ‘balsemingscachette’: een put waarin de oude Egyptenaren het materiaal begroeven dat ze hadden gebruikt tijdens de mummificatie van de eigenaar van het graf – wiens naam in dit geval helaas niet bekend is.

“Zulke balsemingscachettes komen vaak voor in meer recente periodes van de Egyptische geschiedenis, maar voor het Middenrijk zijn ze nauwelijks bekend”, zegt professor De Meyer. De moeite waard dus om het oude rapport van Daressy te verifiëren door opnieuw te graven in het gebied. De Meyer legde de put bloot en ontdekte massa’s gebroken aardewerk en stoppen die uit Nijlklei gemaakt zijn: restanten van de vele potten die hier ooit gestaan moeten hebben.

De meest verrassende vondst waren tientallen zakjes die in die potten gezeten hebben: ze zijn vervaardigd uit zeer fijn linnen en bevatten klompjes natron. “Dat is een soort zout dat door de Egyptenaren werd gebruikt om het lichaam van een overleden persoon uit te drogen”, legt De Meyer uit. “Het is heel bijzonder dat deze fragiele zakjes bijna 4.000 jaar overleefd hebben. Er moeten ook enorme hoeveelheden natron gebruikt geweest zijn: we hebben nog 50 kilogram kunnen recupere ren, en dat nadat de put dus al eerder door Daressy opgegraven was.”

12 WillemsHarco–Projectal-BarshaDayr–LeuvenKU©

Het zout der aarde

In het graf van Nehri II vond het opgravingsteam de belangrijkste collectie van goed gedateerd keramisch materiaal die ooit op de site is aangetroffen.

Dat geldt zeker ook voor een muurschildering in het graf van gouverneur Djehoetihotep (waarover meer op p.15) die in verschillende stadia toont hoe textiel geproduceerd werd. “Het is de mooiste scène over dit onderwerp die we kennen, en ook nog eens een heel leerrijke. Er is lang met een hedendaagse Europese bril naar de textiel productie in de Oudheid gekeken, alsof je linnen maar op één manier kan maken. Pas in de laatste twintig jaar is men gaan inzien dat de oude Egyptenaren vlas op een andere manier verwerkten. Ze scheurden de vezels handmatig van de stengel, in repen die vervolgens over elkaar gelegd werden en aan de uiteinden samen gedraaid. De spinners brachten dan nog een extra twist in de draad. Die verschillende stadia van het proces zijn in de muurschildering prachtig geïllustreerd.”

— textieldekunnenMetstukonderzoekenGeorgia(links)VeerleTextielarcheoloogvanKersenenegyptoloogLongeenfunerairtextiel.eenspecialeloepzeondermeerkwaliteitvanhetbepalen.MeyerDeMarleen–Projectal-BarshaDayr–LeuvenKU©

De jonge textielarcheoloog werd tijdens deze campagne getrakteerd op een aantal eurekamomenten: “We hebben onder meer lampwieken ontdekt die gemaakt zijn van kleine textielreepjes. Een andere onverwachte vondst waren vijf weversmerken, een merkteken dat de wever aanbracht op een lap textiel. In dit geval niet achteraf met inkt, maar tijdens het weven zelf, in de vorm van lussen bijvoorbeeld. Niet alleen heel tof om zoiets te vinden, het draagt echt bij tot onze kennis over hoe ze weefden in die tijden.”

kwaliteiten onderscheiden, van erg grof tot superfijn. Vaak kan je daar ook iets uit afleiden over de status van de begravene.”

Textielarcheoloog Veerle van Kersen wil die kennis mee stofferen. Voor haar discipline is Dayr al-Barsha een droomsite: de droogte in Egypte zorgt voor ideale bewaaromstandigheden. Dat bleek met name het geval voor het graf van Nehri I, waar egyptoloog Georgia Long tijdens vorige campagnes dikke pakketten funerair textiel aantrof, die Van Kersen nu samen met haar onderzocht. “Er werden echt enorme hoeveelheden gebruikt: één van de pakketten bestaat uit maar liefst 63 lagen”, vertelt Van Kersen.

Enkele jaren geleden vond De Meyer al een balsemings cachette uit het Oude Rijk, die een pak kleiner was, maar even zeldzaam als de cachette die ze nu opgroef. “Dit is de eerste uit het Middenrijk die we in Dayr al-Barsha hebben gevonden. We moeten nog beginnen met de studie van de inhoud, maar het is zeker dat we er veel uit zullen leren over mummificatietechnieken in het Midden rijk, waarover nog relatief weinig geweten is.”

13

Het stereotiepe beeld van een mummie die met één lang windsel omwikkeld is, mogen we dus vergeten. “Je ziet dat ze telkens afwisselden tussen lagen met smalle repen en grotere stukken textiel die er als een lijkwade overheen werden gelegd”, zegt Van Kersen. “Er is ook veel variatie in de kwaliteit. Ik heb een textielloep waarmee ik kan zien hoeveel draden er zijn per centime ter, ik kijk naar hoe de draden gesponnen zijn, welke weeftechniek gebruikt is ... Zo kan ik verschillende

Textiel onder de loep

De bevindingen van Toonen werpen een nieuw licht op de evolutie van de ligging van de Nijl. Tot recent baseer den de meeste egyptologen zich op een landschaps model dat stelt dat de rivier al meanderend – door haar buitenbochten uit te slijten – naar het oosten van het dal is opgeschoven. De grondboringen van Toonen wijzen daarentegen uit dat de Nijl niet geleidelijk verschoof, maar ‘plots’ – op een tijdspanne van 100 à 200 jaar – een zijweg is ingeslagen. “De rivier heeft tijdens een over stroming een nieuwe, gunstigere weg gevonden na het doorbreken van een oever”, zegt hij.

Geoloog Willem Toonen zoekt in de regio van Dayr al-Barsha naar een heel andere draad: de historische ligging van de Nijl. Als de egyptologen ’s ochtends van het basiskamp naar de archeologische site lopen, trekt hij in een pick-uptruck volgeladen met boormateriaal de groene Nijlvallei in. Met de hulp van een team enthou siaste lokale arbeiders maakt Toonen langs vooraf uitgetekende lijnen van 10 à 15 kilometer dwars over het Nijldal om de 200 meter een boring. Hij neemt grond stalen tot op een diepte van 10 meter, die hij vervolgens sedimentologisch beschrijft: waar zit er zand, waar zit er klei, wat zijn de kenmerken van het sediment? De diepteligging van de sedimenten geeft Toonen een ruw idee van hun ouderdom.

En zo zijn het heel uiteenlopende disciplines die het plaatje van Dayr al-Barsha steeds verder inkleuren. Al blijft er zeker genoeg te puzzelen voor Harco Willems en zijn team. “In 2007 hebben we een volledig intact graf blootgelegd”, vertelt hij. “Voor het grote publiek was dat wellicht de allermooiste vondst, en het wás natuurlijk prachtig, maar ook een beetje saai (lacht). De lijkkist, de beeldjes: helemaal ongeschonden, niets aan te puzzelen! Het is zoveel leuker als je iets opgraaft en er nog geen idee van hebt wat je in handen hebt ...” ● (rvh)

Voor het team van Dayr al-Barsha past de nieuwe kijk op de loop van de Nijl ook beter in de puzzel die ze leggen. “De tak van de rivier die Willem op het spoor kwam, gaat linea recta naar een ander grafveld dat tot onze conces sie behoort, op vijf kilometer van Dayr al-Barsha”, zegt Harco Willems. “Toen de Nijl daar nog stroomde, was dát de begraafplaats voor de provinciale gouverneurs. De boringen bevestigen dat die riviergeul later is gaan verzanden. Toen hebben ze Dayr al-Barsha gekozen als nieuwe locatie voor een grafveld. Het wiel was nog niet uitgevonden, dus hadden ze voor elitebegravingen de rivier nodig om onder meer de lijkkisten per schip te vervoeren.”

Zo kan hij reconstrueren hoe het landschap in de loop der eeuwen geëvolueerd is. “Pakketten van zand zijn vaak gevormd door snelstromend water in een geul”, legt hij uit. “Klei is dan weer bezinksel in stilstaand water en wijst dus op een meer of een overstromingsvlakte – de Nijl kende elk jaar een overstromingsperiode. Als ik een zandstrook vind met aan weerszijden lagen klei, weet ik dus: hier heeft de Nijl ooit gestroomd.”

Voor egyptologen is het van groot belang om te weten hoe de Nijl door de eeuwen heen gelopen heeft. Op plaatsen waar de rivier gestroomd heeft, valt er voor hen doorgaans weinig te rapen: door erosie is het bodemarchief er verstoord of compleet weggespoeld. Maar een heel gebied waarvoor dat volgens de oude hypothese het geval was, heeft dus wel degelijk nog historisch materiaal in de bodem zitten.

Vraagtekens graag

De Nijl nasporen

“Het is zoveel leuker als je iets opgraaft en er nog geen idee van hebt wat je in handen hebt ...”

14

15

J“

e zou het kunnen vergelijken met iets als de Sixtijnse Kapel.” Hoewel hij er al honderden uren heeft doorgebracht, spreekt egyptoloog Toon Sykora met fris enthousiasme over zijn belangrijkste werkterrein: het graf van gouverneur Djehoetihotep, de kleinzoon van Nehri II (zie p. 10). Het is veruit het bekendste monument op de site van Dayr al-Barsha: de reliëfs en beschilderingen zijn met hun veelheid aan thema’s en verfijnde stijl van uitzonderlijke kwaliteit.

De pracht en de praal waarmee de Egyptenaren hun Middenrijkse provinciegouverneurs begroeven, zijn in de loop der eeuwen onder de handen van steengroevearbeiders en plunderaars verbrokkeld geraakt. Het digitale tijdperk biedt gelukkig nieuwe mogelijkheden om te reconstrueren hoe de graven er in hun volle glorie hebben uitgezien.

De orthofoto wordt vervolgens opgeknipt in stukjes van 50 op 50 centimeter, waarmee Sykora aan de slag kan.

Als Toon Sykora vandaag het graf van Djehoetihotep betreedt, heeft hij geen rol kalkpapier of doos aquarelverf in de hand, maar een iPad. Hij doet aan digitale epigrafie, een moderne variant van de kalkeertechniek. “De eerste stap is dat we foto’s maken van de gedecoreerde muren en plafonds”, vertelt hij. “Die foto’s puzzelen we vervol gens samen door middel van fotogrammetrie, dat is een techniek waarbij software de overlap tussen foto’s detecteert en ze matcht. Zo krijg je een geometrisch correcte weergave – een zogenaamde ‘orthofoto’ – van elk gedecoreerd vlak.”

Laag per laag

Sinds een Duitse dominicaan het graf in 1673 voor het eerst vermeldde, hebben tal van reizigers en onderzoe kers al dat moois proberen te vatten in beschrijvingen en tekeningen. Zo kopieerde de negentienjarige Howard Carter in 1893 – bijna dertig jaar vóór hij het graf van Toetanchamon ontdekte – verschillende afbeeldingen in een reeks aquarellen. De missie waar hij deel van uitmaakte, paste ook een kalkeertechniek toe: er werden doorzichtige vellen kalkpapier op de beschilderde muren aangebracht, zodat de figuren met een dunne potloodlijn konden worden overgetekend.

“Ik ga in het graf met de iPad voor de scène zitten die ik wil documenteren. De orthofoto is de achtergrond, waarop ik met een digitaal potlood teken wat ik zie, in verschillende lagen. De originele beschildering is bijvoorbeeld één laag, het reliëf een andere. Ook bescha digingen en latere beschilderingen – koptische kruisen bijvoorbeeld – teken ik telkens als een aparte laag. Elke tekening wordt tot slot digitaal in de inkt gezet.”

MeyerDeMarleen–Projectal-BarshaDayr–LeuvenKU©

metPuzzelenpixels

Op deze manier heeft Sykora inmiddels een digitale kopie van nagenoeg het hele graf gemaakt. Leuven zit in de frontlinie van deze discipline van de egyptologie, in het fraaie gezelschap van Harvard en de University of Chicago, waar de techniek werd ontwikkeld.

SykoraToon–Projectal-BarshaDayr–LeuvenKU©MeyerDeMarleen–Projectal-BarshaDayr–LeuvenKU©

16

Als we het graf van Djehoetihotep als een Sixtijnse Kapel beschouwen, is er dan ook een Egyptische Michelangelo? “Waarschijnlijk zijn de decoraties inderdaad het werk van één kunstenaar, Hor-ameny-anchoe is zijn vermoedelijke naam”, zegt Sykora. “Op de muren, op het plafond, in de buitenkapel: overal vind je dezelfde herkenbare stijl terug.”

Boven: een foto van de huidige toestand van de iconische scène met het kolossale beeld uit het graf van gouverneur Djehoetihotep. Onder: de digitale tekening die Toon Sykora maakte van de scène, aangevuld met verdwenen stukken van het beschilderde reliëf zoals voorgangers dat in de 19 de eeuw gedocumenteerd hebben. Vlak tegenover het beeld, op kniehoogte, zien we de kunstenaar die verantwoordelijk was voor de decoratie, zoals hij zichzelf heeft afgebeeld.

Verloren zoon

“Het voordeel van digitale epigrafie is dat je voor elke laag een zuivere tekening krijgt. Je wordt niet afgeleid door toevoegingen en overschilderingen, wat wel het geval is als je een gewone foto van de muur bekijkt. Zo’n tekening kunnen we bovendien combineren met stukken decora tie die verdwenen zijn, maar die ooit wel gedocumenteerd zijn door onze voorgangers.”

De kunstenaar was trots op zijn werk: hij heeft zichzelf op drie plaatsen prominent afgebeeld, wat niet de gewoonte was in die tijd. Hij is onder meer te zien in de meest iconische scène, die toont hoe een kolossaal beeld van Djehoetihotep van een steengroeve naar zijn bestemming wordt gesleept. “De kunstenaar heeft zichzelf centraal tegenover het beeld geplaatst, en als enige in reliëf”, zegt Sykora. “Boven zijn figuur stond oorspronkelijk een hele titelrij, die nu half verdwenen is. Daar omschreef hij zichzelf als ‘tekenaar van contouren’, een omschrijving voor ‘kunstenaar’.”

Vaak is De Lima Hernandez dus bezig met minuscule fragmenten, op andere momenten werkt hij net aan the bigger picture: met een laserscanner brengt hij alle bovengrondse en ondergrondse structu ren in kaart die het archeologische team onderzoekt. Via fotogrammetrie kan hij de scans verder ‘aankleden’ met textuurinformatie. Het eindresultaat is uniek binnen de egyptologie: een compleet 3D-model van de opgegraven delen van de site. Er zijn plannen om die digitale kopie van Dayr al-Barsha online toegankelijk te maken. Wie weet kunt u binnenkort dus zelf op virtuele verkenning in de necropolis. ● (rvh)

© KU Leuven – Dayr al-Barsha Project – Roberto de Lima Hernandez

structurenallebrachtlaserscannerRobertodeLimaHernandezbovengrondseenondergrondsevandesiteinkaart,zoalsdezegrafschachten.

De scène met het beeld heeft veel aandacht gekregen, maar ook uit andere delen van de decoratie valt veel te leren, over de vogel- en vissoorten, de wijnbouw en de weeftechnieken (zie p. 13) uit die tijd bijvoorbeeld. Zelfs elementen die níét afgebeeld staan – of niet meer – zijn soms een onderzoek waard. “We hebben al vroeg ontdekt dat de oudste zoon van de gouverneur is weggewist uit het graf”, vertelt Sykora. “Soms zie je nog wel sporen van zijn titel of zijn figuur – een teen of een vinger. De zoon is dus wel degelijk bewust verwijderd. Dat hebben ze niet zomaar gedaan. De oudste zoon had traditioneel de rol om te zorgen voor de grafcultus van zijn overleden vader. De verwijdering uit het graf suggereert dat hem die rol ontzegd werd en dat hij wellicht ook onterfd werd. Naar de reden is het gissen. Misschien was hij niet meer in staat om de cultus te verzorgen, liep er een familieruzie uit de hand of viel hij in ongenade bij de farao.”

3D-model

17

Met behulp van een

Cadeautjes uitpakken

De software die De Lima Hernandez ontwikkelde, is dan weer een geschenk voor de egyptologen. Het systeem doet hen suggesties – deze twee fragmenten zouden samen kunnen horen – die ze met hun kennis kunnen beoordelen. Omdat het materiaal zo complex is en de technologie nog erg jong, is het aantal voltreffers op zich voorlopig relatief beperkt, maar elke gevonden match kan grote winst opleveren. “We hebben een heel aantal fragmenten kunnen samenbrengen die we met het blote oog nooit aan elkaar hadden gepuzzeld”, zegt Toon Sykora. De technologie komt ook van pas om fragmenten uit Dayr al-Barsha die in buitenlandse musea bewaard worden, toe te voegen aan de digitale modellen van de graven.

Met de hulp van archeologiestudenten scande hij enkele duizenden fragmenten in om de software te voeden. “Voor kleine fragmenten zetten we onze structured light 3D scanner op een statief en het fragment op een draaischijf, voor grotere en moeilijkere stukken bedien ik de scanner met de hand”, legt hij uit. “Het klinkt misschien als een repetitief en saai klusje, maar veel van die fragmenten zijn natuurlijk gedecoreerd. Het is alsof je de hele dag cadeautjes mag uitpakken.”

Binnen ‘Puzzling Tombs’ – het project rond digitale archeologie – is Roberto de Lima Hernandez de kompaan van Toon Sykora. Hij is een geomaticus die uit de wereld van serious gaming komt. De software die hij voor de egyptologen ontwikkelt, heeft ook iets van een computerspel: ze kan semiautomatisch fragmenten uit de graven aan elkaar puzzelen. Dergelijke technologie bestond al langer voor 2D-toepassingen in andere sectoren. Voor 3D zijn de uitdagingen veel groter, zeker als je werkt met eeuwenoude fragmenten: “Door erosie ontbreken er stukjes van de fragmenten en heb je geen intacte breukvlakken. Een exacte match kan je dus nooit krijgen”, legt De Lima Hernandez uit.

18

Blow-up

19

Een stukje bloem van een exemplaar van Iresine latifolia, een taai plantje dat in brak water langs de woestijnkusten van Mexico groeit. Het behoort – net als onder meer zeekraal, biet, spinazie en quinoa – tot de Amaran thaceae, een familie van kruidachtige planten en struiken.

Biologen reconstrueren stambomen van plantsoorten door DNA te vergelijken, vervolgt Vrijdaghs. “Helaas kunnen we niet terug in de tijd om na te gaan of onze fylogenetische hypotheses juist zijn. Maar met behulp van bijzondere kenmerken als de androeciale buis kunnen we onze soortenstambomen testen.” (if)

De stamper – het centrale vrouwelijke deel van de bloem – werd hier verwijderd, vertelt bioloog Alexander Vrijdaghs. “Onze aandacht ging naar een andere structuur in de bloem. Onder de vijf nog niet ontwikkelde meeldraden (in het geel op de foto – red.) zie je een ringvormige structuur: de androeciale buis.” Dat adjectief is afgeleid van ‘androecium’, het mannelijk deel van de bloem. Een androeciale buis komt alleen voor bij een kleine groep binnen de Amaranthaceae.

VrijdaghsAlexander–LeuvenKU©

MAN CAVE

20 DOSSIER — Duurzame chemie

Van naarafvalgrondstof

Om de klimaatopwarming tegen te gaan, moeten we af van fossiele brandstoffen. En dan hebben we het niet alleen over brandstof voor onze voertuigen of verwarming. Aardolie en -gas zijn ook de grondstoffen voor onze chemische industrie. Of het nu gaat om de matras op je bed, de verpakking van je kaas of je elastische sokken: ze zijn gemaakt met kunststof op basis van koolstof uit fossiele bronnen. Slecht nieuws voor het klimaat, het milieu en ondertussen ook de portemonnee. Onderzoekers uit de Faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen zoeken naar alternatieven. Plastics recycleren is een optie, maar sommige kunststoffen blijken verdomd moeilijk af te breken, zo vertelt bioingenieur Dirk De Vos ons. Zijn collega Bert Sels experimenteert met een alternatieve grondstof voor plastic: biomassa, zeg maar plantenafval. Maar of je nu vertrekt van gerecycleerd plastic of van biomassa om nieuwe plastics te maken: dat op zich is niet voldoende voor een groen label. Ook het chemische productieproces zelf moet duurzamer.

21 RS–LeuvenKU©

Het idee is dus om de koolstof in onze wereld circulair in te zetten, in plaats van – zoals nu meestal gebeurt – de fossiele grondstoffen duur aan te kopen, de koolstof om te zetten naar chemicaliën en er vervolgens plastics voor eenmalig gebruik van te maken. “Je kan CO2 uit de lucht halen en hergebruiken, je kan afval als grondstof gebrui ken en daar koolstof uit halen. Maar die koolstof is niet zomaar direct bruikbaar: het vergt een chemisch proces om tot nieuwe bouwblokken te komen”, vertelt bioingenieur Bert Lagrain. Tijdens dat proces wordt de grondstof – in dit geval biomassa of gerecycleerd plastic – omgezet naar een olie of een pulp die als bouwsteen voor nieuwe producten kan dienen.

Wat als we overschakelen op afbreekbare plastics, die na een tijdje vanzelf verdwijnen – in de compostbak, of in een industriële composteerinstallatie? Dat is helaas niet in alle gevallen een optie, vertelt professor Bert Sels, die zich toelegt op plastics gemaakt uit biomassa.

Op zoek naar groene plastics

De mensheid is verslaafd aan plastics en het is moeilijk om kunststoffen volledig uit ons leven te bannen. Maar we kunnen ze wél klimaaten milieuvriendelijker produceren. Dat is alvast de basisfilosofie van de bio-ingenieurs in Leuven.

“Een voorbeeld is bouwmateriaal. De afvoerbuizen van je wc zijn maar beter niet biodegradeerbaar, die moeten net lang meegaan. We zullen altijd nieuwe plastics – ook niet-biodegradeerbare – moeten produceren, maar er is voldoende gerecycleerde kunststof en biomassa voor handen die als grondstof daarvoor kan dienen.”

22

Netto CO 2 -voetafdruk

Hoe dat chemisch proces precies verloopt, is belangrijk, benadrukken de onderzoekers. Want het heeft geen zin om van een CO2-vriendelijke grondstof te vertrekken als het chemisch proces dat erop volgt niet duurzaam is. “Onze netto CO2-voetafdruk moet lager zijn dan met de klassieke productie. Het is een misverstand dat dat bijvoorbeeld bij biomassa altijd zo is”, voegt Sels toe.

ereldwijd produceren we elk jaar zo’n 400 tot 450 miljoen ton plastics: PET (polyethy leentereftalaat) voor bijvoorbeeld drankfles sen, polyamiden voor nylonkousen, polyurethaan voor isolatieschuim, pvc (polyvinylchloride) voor afvoer buizen… Kunststof is overal. Van alle fossiele grondstof fen die we opsouperen, gaat de hoofdmoot naar energie, maar een flinke tien à vijftien percent wordt omgezet naar chemicaliën die de basis vormen voor kunststoffen.

Kunnen we niet zonder plastics? “Laten we wel wezen: de allereerste prioriteit is plastic vermijden. De basis gedachte moet zijn dat de kunststofproductie omlaag moet. Heel wat verpakkingen van bijvoorbeeld levens middelen zijn overbodig”, vertelt professor Dirk De Vos, die zijn onderzoek toespitst op de recyclage van moei lijke plastics. Maar kunststof helemaal bannen is moeilijk. “Veel plastics hebben wel degelijk een functie: de plas ticfolie rond de kaas houdt onder andere water en zuurstof tegen en zorgt voor een langere bewaartijd. Zonder dat plastic zouden we meer voedsel weggooien en dat is ook niet duurzaam.”

Biodegradeerbaar?

W

— Bio-ingenieur Bert Lagrain: “Je kan afval als grondstof gebruiken en daar koolstof uit halen. Maar die koolstof is niet zomaar direct bruikbaar: het vergt een chemisch proces om tot nieuwe bouwblokken te komen.”

“Onze netto

Het onderzoek spitst zich dus niet alleen toe op alterna tieve bronnen voor de felbegeerde koolstof uit fossiele grondstoffen, maar ook op het duurzaam maken van het hele chemische proces om die grondstoffen te verwer ken: zowel voor de recyclage van plastics (zie p. 24) als voor het aanmaken van bioplastics (zie p. 26) “We willen maximale koolstofefficiëntie tegen minimale kosten”, zegt Lagrain. “Dat wil zeggen: een chemisch proces waarbij je zo weinig mogelijk energie verbruikt, met zo weinig mogelijk afval, zonder schadelijke bijproducten.” ● (if)

23

CO2-voetafdrukmoetlagerzijndanmetdeklassiekeproductie.Hetiseenmisverstanddatdatbijbiomassaaltijdzois.” RS–LeuvenKU©

Een gelaagd probleem

Sorteren is één ding, recycleren een ander. Het probleem is dat er makkelijke en moeilijke plastics bestaan. PET (polyethyleentereftalaat) – typisch gebruikt voor drankflessen – is een makkie voor recyclage.

De voordelen die plastics bieden zijn meestal slecht nieuws voor de recyclage ervan. “Een goed voorbeeld zijn multilayer-plastics, die uit twaalf lagen kunnen bestaan. Denk aan de verpakking rond een blok kaas. Dat zijn eigenlijk verschillende laagjes plastic met elk hun eigen functie. Het ene laagje houdt water tegen, het andere zuurstof, nog een ander geurtjes enzovoort. Dat komt uiteraard de houdbaarheid ten goede, maar het is een nachtmerrie om al die laagjes, soms ook nog met lijm ertussen, weer uit elkaar te halen. Zo’n multilayer-kunststof is nooit ontworpen om later weer af te breken. Waar gaat dat al dat afval naartoe? Meestal wordt het verbrand of belandt het op een stort. Maar het komt in ieder geval in ons milieu terecht.”

“Er is te doenplasticwatnagedachtweinigoverwemetaldieproductenopheteindevanderit.”

24 ij Belgen sorteren braaf en goed ons plasticafval: eerst hadden we de blauwe zak voor harde plastics, toen kwam er in een aantal gemeenten de roze zak voor zachte kunststoffen bij, en nu is er de vernieuwde blauwe zak. “Dat sorteren is een succesverhaal, omdat we met de huidige technologie ondertussen heel goed de verschillende soorten plastics uit elkaar kunnen halen”, vertelt professor Dirk De Vos, die zijn onderzoek toespitst op de recyclage van plastics.

Maar onderzoekers zouden geen werk op de plank hebben als het altijd zo eenvoudig was. Er bestaan veel moeilijke kunststoffen, vertelt De Vos. “Denk bijvoorbeeld aan polyamides, de basis voor nylon. Daar worden rugzakken van gemaakt, of touw. Dat heeft een goede reden: die polyamides maken het product heel stevig. Maar er is te weinig nagedacht over wat we met al die nylon producten doen op het einde van de rit. Ze bevatten veel stikstof: dat betekent luchtvervuiling bij verbranding.”

WDe grenzen van recyclage

“Je kan PET heel makkelijk hersmelten: je krijgt dan PET-korrels die perfect als bouwblokken kunnen dienen voor nieuwe PET-flessen. En het gerecycleerde plastic is ook even goed als het oorspronkelijke.”

Het wordt nog complexer als kunststof gecombineerd wordt met andere stoffen. Een voorbeeld zijn onze kleren: “In je sokken zit niet alleen textiel, maar ook elastaan, een kunststof die de rek in je sok houdt. Dat textiel en die kunststof zitten verweven, en zijn heel moeilijk uit elkaar te halen. Of denk aan truien of T-shirts met tekeningen of logo’s in plastic erop: dat plastic maakt de kleren onrecycleerbaar. Koop zoiets niet, zou ik zeggen.”

Het ene plastic is het andere niet. Sommige kunststoffen zijn taaie klanten om te recycleren. Veel plastics zijn ook nooit ontworpen om later weer afgebroken te worden. Met slimme chemie valt daar in sommige gevallen nog een mouw aan te passen; in andere gevallen blijft het moeilijk, vertelt bio-ingenieur Dirk De Vos.

De Vos blijft nuchter bij die doorbraak: “Matrassen vallen op, omdat ze dertig kilo wegen en zo’n groot volume innemen. Maar er is nog zoveel ander moeilijk recycleer baar plasticafval. Het probleem van moeilijke plastics vraagt ook om een stevige Europese regelgeving. Dat betekent onder andere voor producenten: voeg niets aan de plastics van een product toe als dat de recyclage in de weg zit. En voor de consumenten: betaal de reële prijs, die ook rekening houdt met de kost van recyclage.

RS–LeuvenKU©

Ook polyurethaan staat op het lijstje met doelwitten van De Vos. Denk aan isolatieschuim dat onder vloeren en in spouwen van muren wordt gespoten om huizen ener gie-efficiënter te maken. Het zit ook in kussens en matrassen. De Vos werkte samen met het bedrijf Recticel, dat isolatieschuim fabriceert. “De regelgeving is strenger geworden en sinds 2021 is er een terugname plicht bij de aankoop van een nieuwe matras. Maar polyurethaan is moeilijk afbreekbaar. Je kan het opsplit sen in twee bouwblokken, waarvan je er tot voor kort maar één kon hergebruiken.”

gesorteerd. Dan volgt een chemisch proces waarbij de vlokken in een vloeistof worden gedompeld. Je laat ze reageren met andere stoffen en dan worden de twee bouwblokken van elkaar gescheiden.” Bij dit proces zijn beide bouwblokken herbruikbaar en bovendien is er minder oplosmiddel nodig. “Het heeft ook een lagere energiekost, dus een betere CO2-voetafdruk.” Het patent op de technologie werd verkocht aan Recticel en de industrie gaat er nu mee aan de slag.

Veel plastics worden ook gecombineerd met additieven, bijvoorbeeld ftalaten – dat zijn weekmakers die het plastic soepel maken. “Van die weekmakers is geweten dat ze een negatief effect hebben op de gezondheid, ze zijn hormoonverstorend. Als je dergelijke plastics wil recycle ren, eindig je dus ook met schadelijke chemicaliën. In ons onderzoek zoeken we naar manieren om die weekmakers om te zetten naar minder schadelijke varianten.”

En als de chemie het recyclageprobleem niet kan oplossen, kunnen we die lastige types plastic beter verbieden en kijken naar nieuwe kunststoffen met een beter trackrecord voor klimaat en milieu. Last but not least : uiteindelijk moeten we gewoon minder plastic gebruiken. Gelukkig zijn de meeste mensen al mee in dat verhaal.” ● (if)

De onderzoeksgroep van professor Dirk De Vos ontwikkelde een nieuw proces om polyurethaan uit matrassen te recycleren.

Matras

De onderzoeksgroep van De Vos ontwikkelde een nieuw proces om polyurethaan te recycleren. “Je vermaalt de matrassen in stukken, waarna die vlokken worden

25

Professor Sels, die bioplastics onderzoekt, plaatst er al meteen een voetnoot bij: “Biogebaseerd betekent nog niet noodzakelijk biodegradeerbaar – oftewel biologisch afbreekbaar, in de volksmond composteerbaar.” Het gaat dus niet alleen om bijvoorbeeld PLA – polymelkzuur ofwel polylactic acid –, een bioplastic die je onder meer

26

cties zoals een plasticvrije maand of een campagne tegen de plasticsoep in de oceaan herinneren ons er regelmatig aan dat we allemaal massaal veel plastics gebruiken. Bioplastics worden vaak als mogelijke oplossing naar voren gescho ven. Terwijl gewone kunststof uit aardolie geproduceerd wordt, zijn bioplastics gemaakt uit biomassa: biologisch materiaal dus, zoals planten. Dat kan gaan van koolzaad en suikerbieten, over mest en stro, tot koffiedik, aardap pelschillen en algen.

A

vindt in composteerbare bekers of in folie om groenten mee te verpakken. Alle plastic biodegradeerbaar maken, kan ook niet, denk aan de afvoerbuis van je toilet. “Al kan je je de vraag stellen of we de lat niet te hoog legden in het verleden; een Tupperware-doosje hoeft geen honderden jaren te blijven bestaan.”

Worden onze boeren binnenkort chemici of gaan de petrochemische bedrijven de boer op? Uit plantenafval zoals zaagsel, maïskolven of vlasstengels kan je de chemische bouwblokken voor plastics halen. Die bioplastics zijn een alternatief voor de traditionele plastics die gemaakt worden uit aardolie en aardgas. De transitie is in ieder geval ingezet, zegt bio-ingenieur Bert Sels. Al moeten we er wel over waken dat het geen oude wijn in nieuwe zakken wordt.

Van naargroenafvalgroeneplastics

Bioplastics hebben dezelfde chemische structuur als traditionele plastics; alleen komen de nodige chemicaliën uit biomassa in plaats van uit aardolie. “Het leeuwendeel van alle fossiele grondstoffen die we gebruiken, dient als brandstof, slechts tien à vijftien procent wordt aan gewend als chemicaliën. Dat klinkt weinig, maar op wereldschaal gaat het natuurlijk om een enorm volume.” Het loont dus de moeite om daarvoor naar klimaat

Zaagsel en stro

Het is belangrijk om de stap te zetten van het labo naar de echte raffinage, zegt Sels. “Aantonen dat iets chemisch kan, is één ding. De praktijk in een bedrijf is nog iets heel anders. Een voorbeeld: de chemische industrie is het gewoon om met gassen en vloeistoffen te werken in reactoren. Hoe moet het dan als je een vaste stof als biomassa gebruikt? Je moet de hele keten uitwerken, van boom tot tandvulling zeg maar, en dat op een CO 2-vriendelijke manier. Vandaar dat we in samenwerking met een aantal partners – zowel uit de biomassasector als uit de chemische nijverheid – ook die kennisleemte willen vullen. Vele bedrijven beseffen dat het tijd is voor een omslag. Het is onze rol als univer siteit om aan te tonen dat het kan, en hoe.” ● (if)

grondstoffen te vervangen.” Sels noemt het voorbeeld van de klassieke hormoonverstoorders zoals week makers: die kunnen vervangen worden door minder toxische producten die afgeleid worden van lignine.

Dedetergenten.”onderzoekers

Tandvullingen

De onderzoekers werkten al samen met tandheelkundi gen van het Departement Mondgezondheidsweten schappen om een tandvulling uit biomassa te maken. “De epoxyharsen die nu gebruikt worden, gaan lang mee maar bevatten ook toxische componenten. Wij kunnen uit biomassa dezelfde harsen maken, maar dan minder giftig. Die harsen worden trouwens veel gebruikt, bijvoor beeld ook als coatings in blikjes; dus het gaat om veel meer dan alleen tandvullingen”, vervolgt Sels.

Van planten naar chemicaliën: het gaat tegen de intuïtie in, maar dat is onterecht. “De ingrediënten waar het vaak om draait, zijn cellulose – het hoofdbestanddeel van plantenvezels, dat planten hun stevige vorm geeft – en lignine – een stof uit de celwand van planten, die fungeert als lijm tussen de vezels. Als je bijvoorbeeld de molecu laire structuur van cellulose bekijkt, zie je sterke koolstof ketens. Via een chemisch proces kunnen we die koolstof omzetten in moleculen die in de chemische industrie onmiddellijk bruikbaar zijn. We maken een ‘petro chemisch’ product vanuit biomassa. Daarmee slaan we een brug tussen twee werelden: die van de bioeconomie en die van de petrochemie.”

Het resultaat van dat chemisch proces is meestal een cellulosepulp en een olie van ligninefragmenten waarmee een hele waaier van eindproducten geprodu ceerd kan worden: “Met de pulp kan je papier maken, maar ook isolatiemateriaal of cementadditieven. De olie kan de basis vormen voor de harde doorschijnende kunststof van vensterkoepels of voor lijmen, coatings voor hout, weekmakers, vlamvertragers en alternatieve

Op dit moment gebeurt al dat onderzoek naar bioplastics met kleine reactoren in het laboratorium. “De hoeveel heden olie of pulp die we daarmee produceren zijn zeer klein. Maar we werken nu aan een grotere bioraffinage reactor die tien kilogram hout kan verwerken tot twee liter olie en zes kilogram pulp. Dat geeft de industrie de kans om het te bestuderen in toepassingen.” Die pilootreactor wordt gebouwd in TRANSfarm, de nieuwe proefboerde rij van KU Leuven, waar ook onderzoek gedaan wordt naar gewassen en vee. Zo zitten de onderzoekers aan de bron als het gaat om biomassa.

“We moeten goed nadenken over de levenscyclus van een product en de fouten uit het verleden niet herhalenbiomassa.”met

27 vriendelijkere alternatieven te zoeken. “Er bestaat voldoende biomassa om het hele palet van chemicaliën mee te maken. En we hoeven geen bomen om te hakken, je kan werken met alle soorten plantaardig afval: snoeisel, houtafval van het containerpark, zaagsel, stro, maïs kolven of vlaslemen – de gebroken stengels van vlas …”

Pulp en olie

worden.geproduceerdeindproductenhelewaarmeeligninefragmentenencellulosepulpisproceschemischeopplantafvalmeestaleeneenolievaneenwaaiervankan

RS–LeuvenKU© het

creëren dus de basis voor bioplastics die dezelfde functie kunnen vervullen als klassieke plastics: “Alleen zijn bioplastics wel makkelijker te recy cleren en minder giftig. Want het is wel de bedoeling dat we goed nadenken over de levenscyclus van een product en dat we de fouten uit het verleden niet herhalen met biomassa: dat betekent zo weinig mogelijk CO2 uitstoten tijdens de productie en plastics maken die makkelijker recycleerbaar en minder toxisch zijn. We moeten deze transitie aangrijpen om te vernieuwen richting gezondere chemicaliën en niet alleen om

— Het resultaat van

ou might not have heard of Leuven Research and Development (LRD), KU Leuven’s tech transfer office. Which is understandable, since the goal of LRD is to shine a light on the university’s science and technology breakthroughs, not on the office itself. But for the past 50 years, LRD has performed masterfully, a track record that merits bringing the organisation itself into the limelight.

Stunning output

What makes a university innovative? The students? The professors? Ideas? These are certainly the necessary inputs, but what turns these inputs into the real, measurable results that change people’s lives –in Belgium and around the world? For the past 50 years, the driving force behind innovation at KU Leuven has been Leuven Research and Development.

Paul Van Dun, general manager of LRD, sums up its purpose succinctly: “LRD is about valorisation.” He specifically does not use the word ‘commercialisation’, a fairly common word used at other universities.

28 50 YEARS LRD — From bench, lab or screen to the market

“Just because certain research results don’t make money doesn’t mean that you shouldn’t try to valorise them.”

Y

50 years in, LRD is just getting started

RS–LeuvenKU©

“As a university we are not a market ‘pull’ organisation, we are a technology and science ‘push’ organisation.”

The output of that valorisation is stunning. Last year, LRD concluded around 4,500 signed agreements with external companies, governments, hospitals, and NGOs. “These could involve professors who are invited to have a look at a topic for five hours, or multi-year, multi-party agreements … one has already been running for about 30 years.” Another route is patenting inventions within the university, roughly 200-210 per year.

This output has earned LRD – and KU Leuven –notice well beyond Belgium. It is a prime reason Reuters named KU Leuven the most innovative university in Europe for every year that it released rankings. It has led to KU Leuven’s inclusion in TenU, a consortium of ten tech transfer offices at some of the best anglophone universities in the UK and US. This renown, this recognition, and ultimately the success of LRD’s efforts in valorisation, is the fruit of a 50-year journey.

29

“Commercialisation is about the market, making money, selling stuff, et cetera. Valorisation is a much better indication of what we are supposed to do, namely bringing value out of research results into society. Just because certain research results don’t make money doesn’t mean that you shouldn’t try to valorise them.”

The best-known part of LRD’s portfolio are the 5-10 spin-off companies born each year from university research. “In some cases the best way to bring research results into society is to create a new company to take on this task. Stimulating entre preneurship amongst students and researchers has become an important mission of LRD.”

Koen Debackere, executive director of LRD:

Early progress was slow: a science park in Haasrode in 1976, the first in Belgium; taking part in launching a lab for microelectronics, Imec, in 1984. Yet according to Koen Debackere, executive director of LRD and former general manager of the university, everything changed in the 1990s: “Companies stepped up their innovation efforts. The R&D budgets for univer sities were increased with public money. And legislation passed that allowed for university participation in start-up activities, and to be the owner of intellectual property (IP) that comes about through public money.”

Before tech transfer offices were created, there was no clear mechanism for the real-world application of university research. In the early 1970s, events in two administrative spheres allowed for the formation of LRD: the first was Belgian legislation that allowed universities to develop science parks. The second was a push by engineers within KU Leuven to have some sort of office to support tech transfer, in much the same way doctors had hospitals. The rector at the time, Pieter De Somer, had been an entrepreneur in his own right, having co-founded the medical company RIT in 1945. With his support, LRD was created in 1972.

LRD today has come a long way from its origins as a two-person office in 1972. It is now home to 130 employees, all of whom share an entrepreneurial spirit. As to LRD’s output, Debackere notes that “Everything depends on the work of the scientists. As a university we are not a market ‘pull’ organisation, we are a technology and science ‘push’ organisation. What we bring to the market originates at the workbench, in the lab, behind the computer screen … That’s where it originates, and that’s where

30

A fundamental aspect of LRD’s success was the creation of a financial ecosystem to support tech transfer. The Gemma Frisius Fund was set up in 1997 and has since invested in more than 60 companies. LRD is itself a limited partner in around 15 outside venture capital funds.

Societal impact

Debackere notes that by the turn of the millennium, “The conver gence of different streams of activity and policy allowed us to generate momentum. The big advantage was a first mover advantage, we had our house in place. The fact is that the univer sity and its leadership allowed a lot of autonomy for this activity.”

it always should.” This reliance on research and science puts LRD in a position of stability and re silience. As Debackere explains, “We are not subject to the business cycle, because the science base is so Forfundamental.”PaulVanDun,

Rector and entrepreneur

This output has earned LRD notice well beyond Belgium. It is a prime reason Reuters named KU Leuven the most innovative university in Europe for every year that it released rankings.

valorisation is what LRD does, but the aim is societal impact. “Ten years ago, a tech transfer office was measured by the number of new inventions, number of spin-offs, number of licenses, number of patents, et cetera. The atmosphere in university innovation over the last 7-8 years has shifted and the key word is impact. Many universities struggle with the fact that annual reports have to follow this trend, they have to shoehorn their activi ties into these categories. For us, that has never been an issue. We’ve always developed the research that has the potential to have the biggest societal impact. So our annual report focuses on what we have done for society, because that’s what we’ve been doing all along.”

This impact keeps Van Dun, and all of the employees at LRD, excited to continue the mission. “It’s the new ideas, looking for new opportunities. You can look back and say, ‘This thing is used in hospitals, and we have been fortunate enough to contribute to this research result.’ When I’m breathing my last breath, I hope to be able to say that I contributed to making the world a better place.” ● (gp)

31 —

Every year, LRD concludes around 4,500 signed agreements with outside companies, governments, hospitals, and NGOs. General manager of LRD Paul Van Dun (left) and Koen Debackere, executive director of LRD and former general manager of KU Leuven.

RS–LeuvenKU©

“We’ve researchdevelopedalwaysthethathasthepotentialtohavethebiggestsocietalimpact.”

32

Honger in

RS–LeuvenKU© DOSSIER — Eetstoornissen

33 —

De voorbije jaren waren niet lief voor mensen op de rand van een eetstoornis. Covid – alwéér covid – deed de vraag om dringende hulp exploderen. Ook aan het Universitair Psychiatrisch Centrum KU Leuven zag psychiater Elske Vrieze het aantal aanmeldingen spectaculair stijgen. Vrieze werkt er in de frontlinie van de behandeling van eetstoornissen, en onlangs rondde ze ook onderzoek af naar stress en eetbuien bij mensen met boulimia nervosa. Doel: het mechanisme achter de stoornis verder ontrafelen, en de eetbui zien hangen vóór ze zich voordoet.

Je ontevreden voelen over je lichaam brengt sommigen op de rand van een eetstoornis. “Wees dus niet te streng voor jezelf. Daar zit soms al een stukje preventie in.”

het hoofd

RS–LeuvenKU©

34 e spreken Elske Vrieze op woensdagmiddag – “een rustig moment”, want op woensdag gaan de meeste patiënten in opname even naar huis. ‘Rustig’ blijkt relatief: vlak voor en na het interview zijn andere, ongetwijfeld veel dringender, afspraken ingepland. Dag in dag uit behandelt Vrieze hier patiënten met anorexia, boulimia of binge eating disorder, maar ze neemt graag even de tijd om ons bij te praten over eetstoornissen. “Ik vind maatschappelijke bewust wording en destigmatisering rond eetstoornissen enorm belangrijk. Ook voor de patiënten. Je hoort vandaag nog altijd uitspraken als: ‘Je moet gewoon beter je best doen.’ Of: ‘Hou je een beetje in.’ Voor patiënten of hun omgeving is het dan goed om te weten dat het een ziekte kan zijn, en dat er behandelingen voor bestaan.”

De échte oorzaak van een eetstoornis is complex, zegt Vrieze meteen – waarover dadelijk meer – maar de covid-pandemie is dus een stevige trigger gebleken. Wie al op het randje balanceerde, had plots alle tijd en ruimte om extreem veel te gaan sporten, er waren nauwelijks nog sociale contacten die problematisch eetgedrag konden corrigeren, en op social media zag je tal van mensen verkondigen dat ze de tijd van hun leven hadden in het nieuwe normaal. “Dat kan allemaal een tipping

Elske Vrieze: “Ik vind maatschappelijke bewustwording rond eetstoornissen enorm belangrijk: dat het een ziekte kan zijn, en dat er behandelingen voor bestaan. Je hoort vandaag nog altijd dingen als: ‘Hou je gewoon een beetje in.’”

point zijn, een laatste duwtje om overboord te gaan, om helemaal in de eetstoornis ondergedompeld te geraken.”

In de kern vinden eetstoornissen hun oorzaak nochtans vooral in de genen, in biologische mechanismes of in psychologische bagage uit het verleden. Niet zelden had een familielid al met een eetstoornis te kampen, en ongeveer de helft van de patiënten heeft een trauma tische ervaring achter de rug, van pesten tot misbruik. Een eetstoornis is dus niet de welvaartsziekte waarvoor ze soms versleten wordt.

Dat verklaart ook waarom – toch enigszins verrassend –de patiëntenaantallen redelijk stabiel zijn gebleven sinds de jaren 1960-70, toen de ziekte in het vizier kwam van de wetenschap. “Klopt, de maatschappij is een extra risicofactor, maar als een eetstoornis een maatschappe lijk fenomeen was, een welvaartsziekte, zou je ook een systematische stijging verwachten. Die zien we niet – los van de tijdelijke tsunami nu.”

W

De patiënten die in UZ Leuven zijn opgenomen, krijgen daarom een driesporen-behandeling. Eerste spoor: de voeding – waarbij ze in kleine stapjes de weg terug bewandelen naar een normaal eetpatroon. Tweede spoor: de psychologie – waarbij zaken als zelfbeeld of perfec tionisme worden aangepakt, meestal in groepsgesprekken.

Meer dan eten

Boulimia nervosa lijkt enigszins op dat tweede type anorexia: patiënten eten soms weinig, maar hebben vooral veel eetbuien en compenseren die dan. Resultaat is een vrij normaal gewicht.

“Wij kunnen hier het eetpatroon wel overnemen, maar eten oefen je natuurlijk niet ‘echt’ bij ons op de afdeling. Dat moet je doen in je thuis situatie, met je familie, met je vrienden. Het werk ligt vooral daar.”

Relatief recent kwam een derde stoornis op de radar: binge-eating disorder. Die groep heeft ook eetbuien, maar compenseert ze niet door te sporten of te braken, met als gevolg: overgewicht. Binge-eating wordt pas

Wat zijn de symptomen? Vrieze zet ze even op een rijtje. Mensen met anorexia nervosa – veruit de bekendste stoornis – eten minder dan ze nodig hebben, en ontwik kelen daardoor ernstig ondergewicht. Binnen anorexia heb je twee types: het restrictieve type, dat altijd weinig eet, en het purgerende type, dat soms toch eetbuien heeft, maar die vervolgens compenseert door te braken of door extreem te gaan sporten. Het eindresultaat is hetzelfde: ernstig ondergewicht.

sinds de DSM-5 uit 2013 – de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, het handboek voor de classificatie van psychische stoornissen – beschouwd als een aparte stoornis. “Nochtans is het de meest voorkomende eetstoornis”, zegt Vrieze. “Eén tot drie procent van de bevolking ontwikkelt ooit anorexia, twee tot vier procent boulimia, en bij binge-eating is dat vermoedelijk vijf tot zes procent. Het gaat ook om een andere risicogroep. Anorexia en boulimia zijn vooral ziektes van vaak érg jonge vrouwen, meestal zelfs nog in de puberteit. Hooguit één op tien is man. Binge-eating komt bijna net zo vaak voor bij mannen als bij vrouwen, en de ziekte ontwikkelt zich op een iets latere leeftijd, vanaf pakweg 20-25 jaar.”

“Eten – of niet eten – is slechts het symptoom. In de kern gaat het om heel andere dingen.”

In de definities van de DSM draait het dus heel erg om eten. En toch is ‘eetstoornis’ een enigszins misleidende benaming. “Eten – of niet eten – is slechts het symptoom. In de kern gaat het over heel andere dingen. Over je ontevreden voelen over je lichaam. Over niet kunnen omgaan met moeilijke emoties. Over nood hebben aan controle of aan iets bestraffends, en die controle of straf dan vinden in eten.” Daarom heeft het ook weinig zin om iemand met een eetstoornis gewoon naar een diëtist te sturen, zegt Vrieze. “Iedere patiënt heeft wel een reden waarom die eetstoornis zo belangrijk is om aan vast te houden. Het is een illusie te denken dat je het eetpatroon kunt herstellen als je daar niet naar kijkt.”

“Maar eten heeft wel degelijk een enorme impact. Het lichaam van patiënten komt vaak heel erg in stress door eetbuien of door onderge wicht, en hun stemming zakt ook door slecht te eten. Je mag niet onderschatten wat het effect is als voeding en gewicht weer op peil raken. Als we het eetpatroon herstellen, zeggen mensen vaak: ‘Ik kan me beter ontspannen, en ik voel me mentaal positiever.’”

En het derde spoor zijn de sociale contacten. “Een eetstoornis plaatst mensen vaak erg in isolement en eenzaamheid”, legt Vrieze uit.

35

Uit het isolement

Precies dat maakt van een eetstoornis zo’n verraderlijke ziekte, en de definitieve terugkeer naar huis een heikel moment: alle stressoren en psychische moeilijkheden liggen thuis op de loer, klaar om die anorexia of boulimia weer helemaal de overhand te laten krijgen. De weg naar volledig herstel gaat dan ook traag en moeizaam: gemiddeld duurt het zes jaar, en één patiënt op twee hervalt binnen het jaar.

“We willen de omgeving dus zoveel mogelijk betrekken, als mede supporters van het herstel. We moedigen patiënten ook aan zich niet te verstoppen, vooral af te spreken met vrienden.” Patiënten in opname gaan op woensdag en in het weekend naar huis, om te oefenen.

De resultaten waren verrassend – en ook niet. “Onze theorie werd bevestigd, zou je kunnen zeggen. Bij mensen die onder stress staan, gaat het verlangen naar eten toenemen, en culmineert dat uiteindelijk in een eetbui. Maar heel interessant: we zagen ook het omgekeerde gebeuren, dat sommige stresserende situaties juist leiden tot niet-eten, tot onthouding, bij dezelfde persoon die op andere stressmomenten gaat bingen. Dat is een nieuw inzicht: stress kan leiden tot overeten, maar ook tot onthouding.”

Dus maakten de onderzoekers gebruik van de Experience Sampling Method: ze vroegen de deelnemers, allemaal jonge vrouwelijke bouli mia-patiënten, tijdens de dag op regelmatige tijdstippen korte vraagjes in te vullen op hun smartphone. Over hoe ze zich voelden, wat ze aan het doen waren, of er veel stress, craving of impulsiviteit aanwezig was. En of ze een eetbui hadden gehad – of juist niet.

Zo was het al langer geweten dat stress kan eindigen in een eetbui. Maar het exacte mechanisme daarachter is nog niet bekend, en dat wil Vrieze verder scherpstellen. “Onze hypothese was dat stress eerst de impulsiviteit en de craving van de patiënt verhoogt, zeg maar de ontrem ming en de goesting, en dat die zo het bruggetje slaan naar een echte eetbui. We wilden dat erg graag in het echte leven onderzoeken. Dat geeft een realistischer beeld dan in het lab: dat is zo’n gecontroleerde situatie dat je mogelijk het werkelijke mechanisme over het hoofd ziet.”

Naar het onderzoek nu. “Binnen onze onderzoeksgroep, de Mind Body Research Group, proberen we de connectie tussen lichaam en geest te ontrafelen: hoe kunnen die elkaar beïnvloeden? In mijn eigen onder zoek probeer ik de biologie van de patiënt te linken met gedrag, emoties of gedachten die je bij een eetstoornis ziet.”

“Maar ik begrijp wel dat velen een gevoel van herkenning menen te ervaren. Het mechanisme van een eetbui is waarschijnlijk iets dat veel gezonde mensen óók hebben, maar dat overgeactiveerd wordt bij een eetstoornis. Voeding is nu eenmaal een primaire behoefte, en ons lichaam is volledig voorgeprogrammeerd om eten lekker te vinden.”

Vóór de eetbui

Schuld en schaamte

Ondertussen hebben Vrieze en haar team de link met impulsiviteit en craving ook via hersenscans kunnen vaststellen. “We zagen onder meer

Wel of niet eten draait ook om veel meer dan honger. Er is de ‘echte’ honger: je maag stuurt een signaal naar het hongercentrum in je hersenen. Maar er is ook een omgekeerd mechanisme: vanuit je hersenen naar beneden. Dan gaat het over ‘craving’, over goesting, zin hebben in eten, en over kunnen genieten als je dan eten krijgt. “We hebben beide systemen nodig om te kunnen eten, en vandaag speelt vooral die zin om te eten – andere mensen zien eten en dan zelf een hongertje krijgen – een rol. Goesting is veel belangrijker nu.”

Ergens is dat ook weer heel herkenbaar, vindt Vrieze. Soms eet je onder stress heel weinig, en soms ga je dan bijvoorbeeld juist heel erg verlangen naar zoetigheid. “Het mechanisme kan dus twee kanten opgaan, en dat hebben we nu ook aangetoond.”

“Ik moet bekennen dat we – en dan bedoel ik: wij in Leuven en de rest van de wereld – eetstoornissen nog altijd niet honderd procent begrijpen, en dus niet honderd procent succesvol kunnen behandelen.”

“De weg naar volledig herstel duurt gemiddeld zes jaar, en één patiënt op twee hervalt binnen het jaar.”

om de diagnose te krijgen, moet je minstens drie keer per maand zo’n eetbui hebben, en dat moet ook een reële impact hebben op je functioneren. “Dat je er bijvoorbeeld niet door kunt slapen en ’s ochtends niet naar je werk kunt. Of dat je alles uit de kast moet halen om het geheim te houden voor je familie. Supervermoei end. Ik heb hier al patiënten gehad die het meer dan tien jaar verborgen hebben weten te houden voor hun partner. Die mensen zijn vaak helemaal uitgeput. Het geeft enorm veel stress om de hele tijd te moeten liegen.”

Ook de resultaten op lange termijn zijn erg wisselend: bij één patiënt op drie wordt de ziekte chronisch, één op drie herstelt gedeeltelijk, en slechts één op drie volledig. En dan nog: wat is volledig herstel? “Het is geen been breuk waar je van geneest. Het betekent niet: terug naar de toestand van vóór de ziekte. Je eetpatroon normali seert, je bent op gewicht, en je weet waarop je moet letten. Maar je kwetsbaarheidsfactoren – het trauma uit je verleden, het perfectionisme, de genetische bagage – die zijn natuurlijk niet zomaar weg.”

Ook troosteten hoeft op zich niet ‘verdacht’ te zijn. Problematisch wordt het pas als voeding je enige manier wordt om met negatieve emoties zoals verdriet of met angst om te gaan. Dan escaleert het. “Een alarmsignaal is voor mij als mensen zich overdreven schuldig voelen nadat ze iets hebben gegeten dat in hun hoofd verboden is. Dan worden de emoties – en vooral de negatieve emoties – wel heel sterk gekoppeld aan voeding.”

36

Precies daarom is alle nieuwe kennis welkom. Elske Vrieze heeft zelf net onderzoek afgerond waarin ze probeerde te ontrafelen hoe eetbuien in het dagelijks leven ontstaan bij patiënten met boulimia. Maar eerst moet ze even uitleggen wat zo’n eetbui inhoudt. Is het enigszins vergelijkbaar met die grote zak chips die je onverhoeds volledig naar binnen hebt gewerkt, of de zware maag die je voelt na dat dozijn pralines te veel? “Herkenbaar, maar nee, dan ben je er nog lang niet. Een echte eetbui is redelijk scherp omschreven: het gaat om het eten van grote hoeveelheden voedsel – aanzienlijk meer dan normaal – tot je je écht oncomfortabel voelt, of tot het ronduit pijn doet. Er speelt altijd een gevoel van controleverlies: je kunt gewoon niet stoppen, je móet doorgaan. En achteraf is er een gevoel van schuld en Enschaamte.”dannog:

37 dat patiënten in twee hersengebieden een hogere activi teit vertonen dan gezonde mensen als ze aan een voedingsprikkel worden blootgesteld. Enerzijds in de insula, een diepergelegen hersengebied dat verbonden is met hoe je je lichaam voelt en ervaart, en dat eerder al in verband werd gebracht met het verlangen om verzadigd te zijn. En anderzijds in de mediale prefrontale cortex, een gebied voor beredeneerd handelen, waarmee je ook controle houdt over impulsief gedrag. Maar vervolgens zagen we dat onder stress die activiteit in de insula nog toeneemt en dat ze in de cortex juist afneemt. Het verlan gen groeit dus, en de controle valt weg.”

“Daar zit ook een stukje preventie voor jezelf in. Veel mensen op de rand van een eetstoornis hebben erg strenge regels over wat goed is en wat niet. Een beetje flexibiliteit helpt daar al vaak. Het is heel normaal dat je eetpatroon verandert wanneer je je niet goed voelt. Dat stress een impact heeft op je eetgewoontes. Wees dus niet te streng voor jezelf, voor wat je eet of niet eet.” ● (wv)

Spiegel

Vrieze hoopt nu dat nieuwe inzicht in de toekomst te kunnen inzetten bij de behandeling van eetstoornissen. “Vandaag wordt vooral gefocust op de eetbui zelf. Maar het zou heel fijn zijn als we al een stapje eerder kunnen ingrijpen: als we kunnen voorkomen dat die stress overgaat in een hogere impulsiviteit of craving, die de voorbode zijn van een eetbui. Het uiteindelijk doel van ons onderzoek is dat we biologisch kunnen voorspellen dat er een eetbui aankomt. Dat we onze patiënten tijdig kunnen waarschuwen: pas op, er is stress, je eetgedrag zou kunnen veranderen. Een soort alarmknop voor in het dagelijks leven.”

Een groepsgesprek op de Afdeling Eetstoornissen. “Het is een illusie te denken dat je het eetpatroon kunt herstellen zonder naar de psychologie te kijken.”

RS–LeuvenKU©

We zouden ook nog meer moeten beseffen dat we een spiegel zijn voor onze kinderen, zegt Vrieze. “Een kind zal zeker niet spontaan een eetstoornis ontwikkelen louter omdat een ouder aan het diëten gaat, maar het kijkt wel naar de manier waarop de ouders omgaan met voeding, en met hun zelfbeeld.”

Wat we tot slot nog willen weten: bestaat er ook een alarmknop om te voorkomen dat een eetstoornis zich überhaupt ontwikkelt, bij je kind of bij jezelf? “Preventie is allesbehalve evident. Je kunt als ouder niet alles contro leren, juist omdat naast omgeving óók genetica, biologi sche factoren, persoonlijkheid een belangrijke rol spelen. Ik kan wel algemene tips geven. Het helpt bijvoorbeeld om na te denken over: kunnen we thuis spreken over emoties? Zeker als je kinderen nog relatief jong zijn.”

Van welke gewoonte zou u af willen? “Een zittend leven leiden.”

Wat zou u graag beter kunnen? “Loslaten.”

Wat is het dichtste dat u ooit bij de dood geweest bent? “Ooit zat ik in een lift die bleef hangen tussen twee verdiepingen. Behulpzame bewoners forceerden de deur en ik kroop naar buiten. Die lift had weer in beweging kunnen komen, de deur had weer dicht kunnen gaan … Soms veer ik nog rechtop in mijn bed bij de herinnering.”

Hebt u een ‘guilty pleasure’? “Oesters.”

Wat staat er op uw playlist? “Ik heb er verschillende. Als ik aan het koken ben voor een feestje zet ik ‘Up’ op. Maar ik heb er ook eentje die ‘Goedemorgen’ heet, met liedjes uit mijn jeugd en zo. En ‘Zondag’: een lijst met favoriet klassiek. Bij een aantal van mijn boeken hoort ook een playlist, dat is de muziek waar ik tijdens het schrijven naar luisterde en die, als ik ze nu hoor, me meteen naar die periode terugkatapulteert.”

Welk boek ligt er op uw nachtkastje? “Land van sneeuw en as van Petra Rautiainen, over het donkere oorlogsverleden van Finland.”

Hoe komt u tot rust? “Door te tuinieren. Enkel bezig zijn met het hier en nu.”

Wat is de ergste job die u ooit hebt gedaan? “Ik heb ooit twee maanden gewerkt als treinbegeleider op een internationale slaap trein. Heel leuk, maar ik was er totaal ongeschikt voor. Er zijn nooit zoveel mensen uitgestapt met het verkeerde paspoort als toen (lacht).”

schreef als kind ... Die dozen – een tiental – zou ik wel proberen uit de brand te slepen.”

Wat is uw beste eigenschap? “Ik denk dat ik goed kan luisteren. En ik leef me heel snel in. Wat ook een keerzijde heeft: ik lijd ook snel mee.”

Wat was het meest pakkende moment van uw loopbaan of leven tot dusver? “Het moment waarop ik in Stockholm de Astrid Lindgren Memorial Award overhandigd kreeg. Van de jury had ik eerder al het mooiste compliment ooit gekregen. Ze zeiden dat ik, zoals Astrid Lindgren, schrijf over en opkom voor outsiders en buitenbeentjes.”

38

Waarop bent u het meest trots? “Op wat ik doe, gewoon omdat ik het doe.”

at wilde u later worden? “Al op mijn achtste wist ik dat ik wou en zou schrijven. Maar dat kon niet meer dan een hobby zijn, volgens mijn vader. Dus besloot ik dat ik boswachter zou worden. Als alle bomen geteld waren, zou ik wel tijd hebben om te schrijven (lacht).” “Omdat mijn vader dat wou, ben ik toch een lerarenopleiding gaan volgen. Maar daar heb ik nooit iets mee gedaan. Na zijn dood trof ik 24 mappen aan, met knipsels en briefjes over hoe trots hij was op mijn werk. Prachtig, ja, maar toch denk je: ‘Had je dat niet ook wat uitdrukkelijker hardop kunnen zeggen?’ Nu, wellicht heeft net dát me ook gesterkt om te doen wat ik doe.”

Hebt u een motto? “Blijf trouw aan jezelf.”

Welke droom zou u nog graag verwezenlijken? “Ik ben niet erg bezig met ‘dromen’ en ‘verwezenlijken’. Maar het lijkt me wel spannend om het libretto voor een opera te mogen schrijven.”

W “Je moet trouw blijven aan jezelf”

Van welke film heeft u onlangs genoten? “The Father, waarin Anthony Hopkins een dementerende man speelt. Voor mij extra pakkend, omdat mijn ouders allebei aan dementie leden en onlangs overleden zijn.”

Wat is uw meest onhebbelijke karaktertrek? “Ik erger me als mensen meteen heel familiair doen, bijvoorbeeld in een mail. Dan antwoord ik vaak met opzet heel formeel.”

Bart Moeyaert was negentien toen hij in 1983 debuteerde. Zijn boeken, toneelstukken en gedichten zijn sindsdien door lezers van alle leeftijden ontdekt, wat hem een aparte plek geeft binnen de Nederlandstalige literatuur. Moeyaerts werk werd veelvuldig vertaald en bekroond, en hij was twee jaar stadsdichter van Antwerpen. Dit academiejaar is Bart Moeyaert writer in residence aan KU Leuven. Hij gaat onder meer een vak creatief schrijven doceren aan masterstudenten.

SPEEDDATE — Writer in residence Bart Moeyaert

Waaraan hebt u een hekel? “Aan het gebrek aan nuance, de onbehouwen meningen op onder andere Facebook.”

Welk voorwerp zou u redden als uw huis in brand stond? “Volgend jaar vier ik veertig jaar schrijverschap, en naar aanleiding daarvan duik ik de laatste tijd vaak in mijn archief. Ik heb heel veel bewaard: brieven, reisverslagen, dagboeken, verhalen die ik

RS–LeuvenKU©

Wat is het beste advies dat u ooit gekre gen hebt? “Ik hoorde, jaren geleden, schrijf ster Janni Howker vertellen hoe ze haar werk zag. Ze liet een Keltisch symbool zien, een soort spiraal, en ze zei: ‘Je gaat naar binnen en je weet op geen enkel moment wat er na de volgende bocht ligt. Dat is wat je doet als je schrijft – dat is wat je doet als je leeft.’ Die zoektocht in het donker, dat is wat je moet doen.” ● (ivh)

Wat maakt u intens gelukkig? “In Norman dië is een plek, bovenop een klif, waar mijn partner en ik af en toe voor een paar dagen naartoe trekken. Daar uitkijken over zee, lezen, lekker eten … Dan ben ik een gelukkig mens.”

39

Waarvoor zou u graag meer tijd hebben? “Om niks te doen. Soms voelt het of ik leef volgens een to-dolijst die maar blijft groeien.”

“Ik leef me heel snel in. Wat ook een heeft:keerzijdeik lijd ook snel mee.”

Welk boek zal u altijd bijblijven? “Er zijn er wel een paar ... Bijvoorbeeld: Buzz Aldrin, waar ben je gebleven? van Johan Harstad, met een hoofdpersonage dat inziet dat je niet per se de eerste hoeft te zijn en zich identificeert met de tweede man op de maan. Voor mij een heel verhelderend boek, op een moment dat ik het nodig had.”

voorkomenBewegen…

Het krachtigste wapen tegen heel wat lichamelijke en psychische aandoeningen ligt binnen zowat ieders bereik: bewegen. Je hoeft geen halve marathons te lopen of je zeven keer per week af te beulen in de fitnesszaal. Al met een verrassend kleine inspanning bereik je een preventief, of zelfs genezend, effect.

40 ONDERZOEK — Bewegen als medicijn

RS–LeuvenKU©

om te en te genezen

“Het zijn de eerste stappen die de meeste zoden aan de dijk zetten. Van 4.000 stappen per dag naar 6.000, dat maakt veel meer verschil dan van 6.000 naar 8.000.”

41

Vijf keer per week een halfuurtje doorstappen, in een tempo van vijf km per uur, oftewel 3.000 stappen per keer, is voldoende om van het preventieve effect te profi teren. Best haalbaar, zou je denken. Maar voor meer dan de helft van de volwassenen lukt dat toch niet, zegt Seghers: “In onze onderzoeksgroep gaan we op zoek naar manieren om daar iets aan te doen. We proberen daarbij te achterhalen waarom mensen al dan niet voldoende bewegen. Een lager opleidingsniveau gaat bijvoorbeeld vaak samen met een minder actieve levensstijl. Maar is dat omdat die mensen te weinig kennis hebben over gezond bewegen? Of nodigt hun leefomgeving minder uit om pakweg te wandelen of te fietsen?”

Als je meer wil gaan bewegen, is geleidelijk opbouwen de boodschap: “Wie er opeens invliegt – begin januari is een klassieker – loopt het risico weer snel op te geven. Het is beter om in stapjes naar je doel toe te werken. En het zijn trouwens de eerste stappen die de meeste zoden aan de dijk zetten. Van 4.000 stappen per dag naar 6.000, dat maakt veel meer verschil dan van 6.000 naar 8.000. En de extra stappen die je méér zet dan 7.500 per dag blijken niet zoveel extra bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen.”

Het nieuwe roken?

k vermijd altijd heel bewust het woord ‘sport’”, zegt professor Jan Seghers, voorzitter van het Departe ment Bewegingswetenschappen. “Toch als het gaat over meer bewegen voor je gezondheid. Natuurlijk ervaren heel veel mensen het beoefenen van sport als stimulerend, ook op sociaal vlak. Maar voor anderen roept de term ongewenste associaties op met ‘competi tie’ en ‘presteren’. Zo ontstaat een drempel, terwijl wij net drempels willen wégwerken. In onze onderzoeksgroep Fysieke Activiteit, Sport en Gezondheid ontwikkelen we interventies met als doel mensen meer te laten bewegen. En dat omwille van het preventieve effect. Zo werken we bijvoorbeeld ook mee aan KU Leuven Healthy, waarmee de universiteit vanuit verschillende hoeken aandacht wil vragen voor gezond leven, waaronder uiteraard ook

Eerste stapjes

immers ruimschoots aangetoond dat wie voldoende beweegt minder kans loopt op een resem aandoeningen: hart- en vaatziekten en diabetes type 2 bijvoorbeeld, maar ook een heel aantal vormen van kanker. “Bovendien blijkt dat kankerpatiënten die een actieve levensstijl hadden vóór ze ziek werden, vlotter herstellen. Bewegen versterkt ook het immuunsysteem. En het kan ervoor zorgen dat je soepel en krachtig genoeg blijft om tot op hoge leeftijd een zelfstandig en kwalitatief leven te leiden.”

I

Niet enkel in vrije tijd

42

Hetbewegen.”isinmiddels

Genoeg bewegen is dus het devies. Maar wat is genoeg? De Wereldgezondheidsorganisatie stelt dat volwassenen 150 minuten per week ‘matig intensief’ zouden moeten bewegen, zegt Seghers: “Dat betekent dat je voelt dat je ademhaling en je hartslag versnellen, maar dat je wel nog een gesprek kan voeren. Lukt dat niet meer, dan ben je ‘intensief’ aan het bewegen, en dan volstaan 75 minuten per week. Je kan dus zelf wat spelen met de tijd en de intensiteit.”

“Vroeger gingen we uit van de eigen verantwoordelijk heid van het individu. Maar ook de omgeving speelt een grote rol. En dat mag je ruim zien: van een partner die je al dan niet stimuleert, tot stadsplanning – als alle voorzie ningen op wandelafstand zijn, blijken de bewoners actiever. Je mag ‘beweging’ ook niet reduceren tot vrijetijdsbesteding. Idealiter maakt bewegen deel uit van hoe we ons verplaatsen, van hoe we ons werk organiseren … Aandacht voor bewegen zou daarom deel moeten uitmaken van elke vorm van beleid. De health in all policies-aanpak.”

Naast het inbouwen van gestructureerde beweegmo menten in je dag – matig intensief of intensief dus – is het ook belangrijk om de hele dag door zoveel mogelijk licht intensief te bewegen, zegt Seghers. “Af en toe recht staand werken, eens al wandelend bellen of vergaderen, tussendoor lichte taakjes doen in huis ... Het is vooral de afwisseling die belangrijk is. ‘Zitten is het nieuwe roken’ vind ik wat overdreven gesteld, maar het is wel zo dat wanneer je acht uur aan één stuk door zit, een halfuurtje bewegen niet volstaat om de nadelige effecten daarvan te Maarcompenseren.”hetisnietmakkelijk, weet Seghers: “Uit ons onder zoek blijkt dat minder zitten andere strategieën vergt dan meer bewegen. Bewegen is bewust gedrag. Veran dering op dat vlak vergt planning en zelfmanagement. Denk aan strategieën om af te rekenen met barrières als slecht weer, vooraf nadenken over alternatieven bijvoor beeld. Zitten daarentegen is een onbewust proces, een gewoonte. Reminders op je smartphone of pc kunnen helpen, net als bureaus of vergadertafels om recht staand te gebruiken. In de aula duid ik soms een stasecretaris aan, die een seintje geeft als het tijd is om even recht te staan. Als je mensen wil stimuleren om zowel minder te zitten als meer te bewegen, moet je verschillende strategieën hanteren tegelijkertijd.”

RS–LeuvenKU©

“Wie voldoende beweegt, loopt minder kans op onder meer hart- en vaatziekten, diabetes type 2, en ook een heel aantal vormen van kanker.”

“Beweging zorgt ervoor dat er nieuwe hersencellen worden gecreëerd, én verbindingen tussen de cellen.”

43

“Bij milde vormen van geestelijke levensstijleersteproblemengezondheids-zoumenininstantiemoetendenkenaaneenactievealsremedie.”

Beter dan pillen?

Uit de zetel

Nu is het zo dat psychiatrische aandoeningen zich niet louter in het hoofd afspelen: patiënten met depressie of schizofrenie bevinden zich in een chronische staat van lichte inflammatie, aantoonbaar in het bloed. “Als die patiënten meer gaan bewegen, zien we dat die kleine ontstekingen worden tegengaan, onmiddellijk en op langere termijn, dankzij die anti-inflammatoire stoffen. En daardoor nemen ook de symptomen af.”

www.kuleuven.be/healthy

Vancampfort heeft meta-analyses uitgevoerd van lang lopende internationale studies waarbij in totaal miljoenen patiënten betrokken waren. “Daaruit blijkt onder meer dat wie fysiek actief is 16 procent minder kans loopt op depressie, en 25 procent minder kans om een angst stoornis te ontwikkelen. Daarom stelt de European Psychiatric Association nu dat beweging een onderdeel moet zijn van de behandeling van angst, depressie en schizofrenie. Wij hebben die richtlijn mee opgesteld, maar de vertaalslag naar de praktijk in ons land is nog niet Intussengebeurd.”beweegt er toch al wel wat. “Wij hebben als faculteit meegewerkt aan het project ‘Beweging op verwijzing’ van de Vlaamse overheid”, zegt Seghers. “De huisarts kan dan mensen met bijvoorbeeld rugklachten, angst of depressie doorverwijzen naar een bewegings coach. Die begeleidt hen vervolgens voor een beschei den bijdrage bij het inbouwen van meer beweging in hun dagelijks leven.”

manier kan dat bijdragen tot het voorkomen van mentale problemen? De mechanismen daarachter zijn heel breed, zegt Vancampfort. “Je hebt uiteraard het weldoende effect van het sociaal contact dat vaak gepaard gaat met bewegen, en de afleiding waar het voor zorgt. En ook de feelgood-hormonen serotonine en dopamine spelen een rol. Maar daarnaast worden er door beweging neurotrofe factoren aangemaakt in de hersenen: stoffen die ervoor zorgen dat er nieuwe hersencellen worden gecreëerd, én verbindingen tussen de cellen.”

Met bewegen bedoelt Vancampfort het hele scala: “Van ramen wassen of naar het werk fietsen tot sport beoefe nen. De grootste winst zie je, bijvoorbeeld bij depressie, als mensen van helemaal niéts doen overstappen op één of anderhalf uur per week bewegen. Kleine verande ringen zoals te voet naar de winkel gaan of de trap nemen in plaats van de lift leveren het grootste voordeel op. Maar idealiter zou iedereen vijf keer per week een halfuurtje, of liever nog elke dag, een beweegmoment

44

Maar met de sterke evidentie die we nu hebben uit wetenschappelijk onderzoek is het moeilijk te begrijpen waarom er niet méér wordt ingezet op beweging in de gezondheidszorg, vindt Vancampfort. Seghers treedt hem bij: “We zouden ons, met het oog op preventie van ziekte en invaliditeit, als maatschappij zoveel mogelijk moeten richten op het stimuleren van een actieve levens stijl. Een combinatie van zo min mogelijk zitten, zoveel mogelijk licht intensief bewegen en ingebouwde momenten van matig intensief of intensief bewegen mag je met recht een wondermedicijn noemen.” ● (ivh)

“Bewegen geeft de patiënt ook zélf voor een stukje de regie in handen en het is heel wat laagdrempeliger dan psychotherapie of medicatie. En goedkoper …. Ook in landen waar men niet altijd over voldoende medicijnen beschikt kan het een uitkomst zijn. Zo doen wij bijvoor beeld veel onderzoek in Oeganda. Onze bedoeling is om aan te tonen dat bij milde vormen van geestelijke gezondheidsproblemen een actieve levensstijl de remedie zou moeten zijn waar men in eerste instantie naar grijpt. Pas als dat niet afdoende blijkt zou je aan medicatie moeten denken.”

Eninbouwen.”opwelke

Er is nog een ander belangrijk neurobiologisch mecha nisme, volgens Vancampfort: “Als je beweegt, ontstaan er micro-beschadigingen in de spieren. Dat zijn eigenlijk heel lichte ontstekingen, die het lichaam vervolgens gaat bestrijden door de afgifte van anti-inflammatoire stoffen.”

Bewegen kan helpen voorkomen dat je ziek wordt, maar het kan ook helpen genezen. En dat geldt niet enkel voor lichamelijke, maar ook voor mentale aandoeningen, zegt professor Davy Vancampfort, hoofd van de onderzoeks groep Aangepaste Bewegingsactiviteiten en Psycho motorische Revalidatie. “Van angst, autisme en ADHD over dementie en depressie tot eetstoornissen en zelfs psychosen: het staat onomstotelijk vast dat bewegen heilzaam is. Het zou dan ook een essentieel onderdeel moeten zijn van het behandelplan.”

Die verbeterde connectiviteit bevordert de gezondheid van de hersenen: “Bij de meeste ernstige psychiatrische aandoeningen zien we ook dat die connectiviteit net áfneemt. Vaak is ook het hersenvolume verminderd, bijvoorbeeld in de hippocampus en de amygdala, twee belangrijke hersenstructuren. Uit studies bij patiënten met schizofrenie bleek dat proces met behulp van een beweegprogramma te kunnen worden omgekeerd: het hersenvolume nam weer toe.”

Bewegen op verwijzing

Transplantatiechirurg Diethard Monbaliu fietst met zijn patiënten de Mont Ventoux op. “Een arts die aanmaant om het ‘rustig aan te doen’, dat is achterhaald.”

O

professor Monbaliu Transplantoux op, om zo patiënten en sympathisanten samen te brengen om te bewegen. Met als koningin nenstuk een jaarlijkse fietstocht naar de top van de Mont Ventoux. “Zo sensibiliseren we rond transplantatie en donatie, maar ook rond het belang van een actieve en gezonde levensstijl. Dit jaar gaan we voor het eerst e-bikes inzetten. Dat zorgt ervoor dat méér mensen de top kunnen bereiken. We gaan meteen ook onderzoeken of het trainingseffect even groot Daarnaastis.”

Transplantouxvzw©

mdat kankerpatiënten vlotter herstellen als ze fysiek fit zijn, krijgen ze tegenwoordig soms nog vóór de behandeling een beweeg programma voorgeschreven. Dat gebeurt op dit moment nog niet bij mensen die een transplantatie moeten ondergaan, zegt professor Diethard Monbaliu. Hij voert voornamelijk lever- en niertransplantaties uit. “Hart- en longfunctie, balans en coördinatie, soepelheid, spieren, vetpercentage ... Voor al die parameters scoren onze patiënten slecht, als gevolg van de aandoening waaraan ze lijden. Hoe zieker ze zijn, hoe minder fit. Maar ook: hoe minder fit, hoe groter de kans op postoperatieve verwikkelingen en zelfs overlijden. Het voelt contraintuïtief om die verzwakte patiënten in de aanloop naar de transplantatie te gaan trainen, maar ze zouden daar ongetwijfeld enorm veel profijt van hebben.”

45

“Diecholesterol.”risicofactoren

waren meestal voor de transplantatie al aanwezig, maar binnen het jaar na de ingreep zie je een verdubbeling tot verdrievoudiging. Daardoor zijn onze patiënten vatbaarder voor hart- en vaatziekten –één op zes krijgt binnen de vijf jaar een hartinfarct of een beroerte.”

Met de e-bike naar de top

Het is daarom letterlijk van levensbelang dat transplantatiepatiënten na hun operatie voldoende lichamelijk actief zijn, zegt Monbaliu. “Ze komen van ver en daarom moeten ze harder werken om weer wat spierkracht en conditie op te bouwen. Toch zien we dat velen daarin Inslagen.”2008richtte

gaat binnen Transplantoux ook een onderzoek van start om na te gaan hoe de fysieke fitheid van transplantatiepatiënten kan worden verbeterd. “Zowel voor als na de ingreep. We zijn ook van plan om de patiënten die aan de activiteiten van Transplantoux deelnemen vijf of zelfs tien jaar op te volgen om de langetermijneffecten te achterhalen. We hopen te kunnen aantonen dat bewegen ook bij mensen die een transplantatie hebben ondergaan een preventief effect heeft, onder meer wat betreft hart- en vaatziekten.” ● (ivh)

Na de transplantatie gaat de conditie van de meeste patiënten er weliswaar op vooruit, maar ze blijft onder maats. “De medicatie die ze levenslang moeten nemen tegen afstoting heeft een negatief effect op de spier massa, en werkt ook risicofactoren in de hand als hoge bloeddruk, diabetes type 2, overgewicht en hoge

“Voor onze patiënten is bewegen van levensbelang”

46 ‘MAMAMITO’ — Project belicht onze voormoeders en het DNA dat ze doorgaven —

Soms kan je in een familiearchief nog DNA-bronnen vinden, zoals een haarlok of het speeksel achter een postzegel. Foto: kabinetfoto uit de collectie van het Rijksmuseum Amsterdam. Een portret van een vrouw aangeduid als Marguerite, met haarlok; herinnering aan haar overlijden.

AmsterdamRijksmuseum©

Uit eigen ervaring wist Larmuseau dat het vrouwelijk perspectief vaak ontbreekt in genealogisch onderzoek. “Als ik na een lezing vraag wie er al een stamboom heeft opgesteld, blijkt vaak dat mensen alleen de mannelijke lijn hebben opgezocht”, zegt hij. “Het is natuurlijk het eenvoudigst om telkens dezelfde familienaam op te zoeken in de archieven. Je voelt je ook automatisch verbonden met iemand die jouw naam heeft. Maar onze familiegeschiedenis wordt uiteraard ook gevormd door onze voormoeders. Het is jammer dat zij onderbelicht Larmuseaublijven.”

Nog meer dan bij de vaderlijke lijn moet je bij het speuren naar voormoeders goed weten waar je moet zoeken, onder meer omdat vrouwen lange tijd minder zichtbaar deelnamen aan het publieke leven. “Zeker vóór 1900 waren ze ook het ‘migrerende geslacht’: het was meestal de vrouw die bij de man ging inwonen”, zegt Larmuseau. “Door die patrilocaliteit raken genealogen die voormoe ders zoeken het spoor soms snel bijster.”

en de partners binnen het MamaMito-project waren dan ook verheugd over de respons op hun oproep: 7.845 Vlamingen schreven zich in. “Wat ons vooral plezier deed, was dat meer dan de helft van de inschrijvers jonger dan vijftig waren, en zestig procent vrouw. We hebben ook tientallen mails gekregen van vrouwen die zeiden: eindelijk staan de voormoeders eens centraal.”

Om deelnemers zo ver mogelijk te brengen in hun zoek tocht, leerde MamaMito hen de knepen van de genealo gie aan via een website, lezingen en opleidingen. Larmuseau en zijn team controleerden ook alle opge zochte bronnen en gegevens. “Een gigantisch werk, maar wel heel leerrijk: zo zie je waar mensen fouten maken. We leerden onze deelnemers kritisch om te gaan met het bronnenonderzoek: Heb je de geboortedatum niet verward met de aktedatum? Gaat het in deze twee bronnen wel over dezelfde Maria Janssens? ”

Een goed ‘citizen science’-project is een kwestie van win-win, vindt Larmuseau. De deelnemers kwamen meer te weten over hun familiegeschiedenis, voor hemzelf zit de winst vooral in de nieuwe inzichten over mitochondriaal DNA die het project oplevert. Dat DNA zit niet – zoals het grootste deel van ons erfelijk materiaal –in de kernen van onze lichaamscellen, maar in hun energiefabriekjes, de mitochondriën. Het gaat om ring vormige stukjes DNA: in één cel kunnen tientallen tot zelfs duizenden kopieën zitten. Bij een bevruchting worden de mitochondriën van de spermacel niet opge nomen in de eicel, en dus wordt dat DNA alleen via de moeder doorgegeven.

zultMoedergijeren

Verhuizende vrouwen

V

oormoeder: het woord klinkt nog niet helemaal vertrouwd en staat ook nog maar enkele jaren in Van Dale. “Toegevoegd in oktober 2019”, meldt het woordenboek. Enkele maanden later kreeg die nieuwkomer meteen een fikse duw in de rug, toen KU Leuven en de vzw Histories in maart 2020 het ‘citizen science’-project MamaMito lanceerden. “We wilden zoveel mogelijk Vlamingen ertoe aanzetten om hun moederlijke stamlijn op te stellen en kennis te maken met hun voormoeders”, vertelt professor Maarten Larmuseau van het Departement Menselijke Erfelijkheid, die het initiatief nam. Als genetisch genealoog buigt hij zich zowel over DNA als over stamboomonderzoek, onder werpen die uiteraard nauw met elkaar verweven zijn.

Stamboomonderzoek heeft vaak een mannelijk stempel: de vaderlijke lijn krijgt de meeste aandacht. Het project MamaMito wou daar verandering in brengen en Vlamingen aanmoedigen om ook naar hun voormoeders op zoek te gaan. Met als belangrijke bijvangst: nieuwe inzichten over mitochondriaal DNA, genetische informatie die enkel via de moeder doorgegeven wordt.

DNA-ringetjes

47

Larmuseau en zijn collega’s analyseerden het mitochondriaal DNA bij een honderdtal duo’s van MamaMito-deelnemers die volgens de bronnen een gemeenschappelijke voormoeder hadden. Aangezien dat DNA zelfs over een periode van meerdere eeuwen amper mutaties ondergaat, zou hun mitochondriaal profiel nagenoeg identiek moeten zijn. Bij de grote meerderheid was dat het geval, bij een aantal duo’s niet: de DNA-analyse weerlegde de vermeende verwantschap. “Het

MamaMito© —

toont aan dat je echt veel context nodig hebt om een stamboom van vóór de Franse Revolutie juist op te stellen”, zegt Larmuseau. “Je moet verder kijken dan primaire bronnen zoals parochieregisters, en ook zoeken in documenten als notarisakten en schepenbrieven. Gelukkig worden er steeds meer van die bronnen digitaal toegankelijk gemaakt.”

Maarten Larmuseau neemt een DNA-staal af. Het project MamaMito levert hem nieuwe kennis op over mitochondriaal DNA, genetische informatie die enkel via de moeder doorgegeven wordt.

48

Het ging Larmuseau niet alleen om het verifiëren van verwantschap, hij wou ook het mitochondriaal genoom van de Vlaming beter in kaart brengen. Dat heeft onder meer medisch belang: mutaties in dat DNA kunnen een rol spelen bij aandoeningen waarbij de aanmaak of de werking van de energiefabriekjes verstoord raakt. “Naar schatting 1 op 4.000 à 5.000 mensen lijdt aan een mitochondriale aandoening”, zegt Larmuseau. Dat is een verzamelnaam voor verschillende ziektes, die onder meer de lever, de longen of de skeletspieren kunnen aantasten. “Die uiteenlopende uitdrukkingsvormen dragen ertoe bij dat het moeilijk is om een mitochondriale ziekte op het spoor te komen”, zegt Larmuseau. “Uit MamaMito leren we veel over de basisvariatie in het mitochondriaal genoom van Vlamingen: dat kan helpen om beter te begrijpen welke mutaties voor problemen kunnen zorgen.”

Ook voor forensisch onderzoekers in strafzaken kan mitochondriaal DNA interessant zijn, vooral als ze onvol doende kern-DNA uit de gevonden sporen kunnen halen. “Mitochondriaal DNA is robuuster en stabieler dan het erfelijk materiaal in de celkern. We hebben er ook veel kopieën van. Daarom zijn analyses van mitochondriaal DNA soms aangewezen in zaken waar bijvoorbeeld haren of gedegradeerde beenderen de enige beschik bare sporen zijn”, weet Larmuseau, die zelf DNA-analyses deed voor forensisch onderzoek. Het is wel minder onderscheidend dan kern-DNA: vaker dan voor identifi catie gebruik je mitochondriaal DNA om uit te sluiten dat een spoor van een bepaald iemand afkomstig is.

49

“Wat ons vooral plezier deed, was dat meer dan de helft van de inschrijvers jonger dan vijftig waren, en zestig procent vrouw.”

MamaMito©

Omdat je met mitochondriaal DNA ver kunt teruggaan in de tijd, speelde het ook een rol in een aantal historische forensische projecten in de koninklijke sfeer waaraan Larmuseau meewerkte. Zo onderzocht hij met bloed besmeurde boomblaadjes die gevonden werden aan de voet van de rotsen van Marche-les-Dames na het dode lijke klimongeval van koning Albert I in 1934. Analyse van het mitochondriaal DNA leverde een match op met een barones die een verwante is van de vorst. Ook langs de mannelijke lijn werd – via het Y-chromosoom van een andere verwant – bevestigd dat het wel degelijk om bloed van de koning ging.

Stabiele sporen

Parochieregisters zijn de primaire bron voor genealogische gegevens uit het ancien régime. Om zekerheid te krijgen over een stamboom is er wel meer context nodig, en dus ook onderzoek in secundaire bronnen.

de stamboom omschreven als het skelet, dat vervolgens aan de hand van de familiegeschiedenis aangekleed wordt tot een lichaam van vlees en bloed’, schrijven de auteurs, en dat is ook precies wat ze doen in hun boek. Ze volgden en begeleidden acht mensen in hun zoektocht naar een voormoeder. Het resultaat zijn evenveel verrassende levensverhalen, telkens gevolgd door praktische tips voor lezers die zelf aan het speuren willen gaan.

Koekoekskinderen

Larmuseau legt wel meer bruggetjes tussen MamaMito en zijn andere onderzoeksprojecten. Naast duo’s met een gemeenschappelijke voormoeder selecteerde hij voor analyse van het mitochondriaal DNA ook enkele deelnemers uit de regio van Koksijde. Daar werden in 2016 bij het graven van een bouwput skeletresten blootgelegd. Het bleek om een grafveld uit de Merovingische periode te gaan, met overblijfselen van 53 mensen. DNA-analyse op kiezen en botten leerde Larmuseau dat er verrassend weinig onderlinge verwantschap was tussen hen. “Als we het oude DNA naast het mitochondriaal DNA leggen van MamaMito-deelnemers uit de regio, kan ons dat helpen om het profiel van deze Merovingers helder te krijgen”, zegt hij. “Waar kwamen ze vandaan? En waren ze louter passanten of zijn ze voorouders van de huidige bewoners?”

“Mijn eigen favoriet is het verhaal van Rosalia Warrens, een Zeeuws meisje dat van het platteland naar Antwer pen verhuisde en voor kinderen van welgestelde onder nemersfamilies ging zorgen”, zegt Maite De Beukeleer. “Ze reisde ook mee naar de buitenverblijven – onder meer in Spa, Nice en Bazel – en stuurde van daaruit talloze postkaartjes naar haar familie. We achterhaalden dat ze waarschijnlijk ongeletterd was en de kaartjes niet zelf schreef, maar die vormen hoe dan ook een unieke bron om haar levensverhaal te reconstrueren. Je krijgt ook een inkijkje in het leven van rijke mensen uit die periode. Er komt veel samen in Rosalia’s verhaal: migratie, sociale mobiliteit, geletterdheid, de Eerste Wereldoorlog, … Het is een goed voorbeeld van wat we met ons boek wilden tonen: dat ook een ‘gewone’ vrouw een bijzonder leven kon hebben dat alle kanten opschiet.”

Een familiegeschiedenis kan inspireren. “Dat voelde ik ook sterk bij de mensen die aan MamaMito deelnamen”, zegt Maarten Larmuseau.

RS–LeuvenKU©

50

Levensverhalen reconstrueren: het is voor Larmuseau duidelijk één van de charmes van zijn onderzoek. Zo blijkt ook uit het boek In haar voetsporen, dat voortsproot uit MamaMito en dat hij schreef samen met historica Maite De Beukeleer, doctoraatsstudent aan de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen en gepassioneerd ‘Vaakgenealoog.wordt

Voor Larmuseau is MamaMito ook een waardevolle aanvulling op zijn eerdere onderzoek naar koekoekskinderen. Daarvoor analyseerde hij de Y-chromosomen van 500 duo’s van mannen die volgens hun stamboom een voorouder in de vaderlijke lijn deelden. Als de Y-profie len niet overeenkwamen, was er in één van de stambomen dus minstens één kind dat juridisch wel erkend was, maar dat biologisch geen band had met de vader: een koekoekskind.

Het percentage onechte kinderen per generatie ligt al honderden jaren lang gemiddeld op 1 à 2 procent, stelden Larmuseau en zijn collega’s vast. Achter dat gemiddelde blijken soms wel verschillen tussen socio-economische groepen schuil te gaan. Tijdens de tweede indus triële revolutie – meer bepaald de periode van 1850 tot 1900 – bleek de ‘koekoeksgraad’ bij boeren op 0,5 procent te liggen, terwijl dat cijfer bij de laagste sociale klasse in de grootsteden kon oplopen tot 6 procent. Dat onderzoek is Larmuseau verder aan het verfijnen, en daarbij komt ook mitochondriaal DNA van pas. “We kunnen ermee bevestigen dat we in de stambomen wel degelijk de juiste aannames maken op basis van de archiefbronnen uit die periode”, zegt hij.

Bijzondere levens

“Mensen zeiden ons: ‘Ik zie in mijn stamboom dat mijn voorouders het ook soms niet makkelijk hadden, maar altijd zijn blijven doorgaan.’”

Het verhaal van Palmyre illustreert ook de reikwijdte van genealogische bronnen. Het startpunt is haar geboorte akte in het bevolkingsregister van Oudenaarde, het eindpunt haar overlijdensbericht in Le Soir. Passeren daartussen onder meer de revue: de Almanakken van de handel en de industrie; passagierslijsten in het archief van Ellis Island; brieven en telegrammen tussen leden van de CRB; een interview met Palmyre in de Boston Sunday Post; een huwelijksakte in het stadsarchief van New York; en het vreemdelingendossier dat van Palmyre en haar Britse echtgenoot werd opgesteld bij hun terug keer in België. Of hoe je door gedegen onderzoek véél vlees en bloed kunt geven aan een stamboomskelet.

Ook Maite De Beukeleer zegt een warm gevoel te krijgen van de respons op het project. “Vorige week heb ik nog een lezing gegeven, en ik kreeg reacties als: ‘Ik had er nog nooit aan gedacht om ook voormoeders op te zoeken, maar ik ga het nu zeker eens proberen.’ Heel fijn om te horen dat mensen – en zeker mannen – zich aangemoedigd voelen om ook eens over dát muurtje van de familiegeschiedenis te kijken.” ● (rvh)

Doordouwer-DNA

51

Toen

Dat geldt zeker ook voor ‘Palmyre from poor little Belgium’, een andere voormoeder uit het boek. “Ons vertrekpunt was een man die over zijn groottante had horen vertellen dat ze belangrijke mensen had gekend in Amerika”, vertelt De Beukeleer. “Dat is natuurlijk vrij vaag, maar we dachten: toch maar eens uitzoeken.” Het loonde de moeite. Bron per bron reconstrueren de auteurs het verhaal van Palmyre Schepens, een selfmade zakenvrouw die in 1915 naar de VS trok om er Belgische kant – de zogenaamde war lace – te verkopen ten voordele van het door oorlog getroffen België. Zo kwam ze onder meer in contact met de latere presi dent Herbert Hoover, op dat moment bezieler van de Commission for Relief in Belgium (CRB)

Bron per bron

Palmyre Schepens in 1919 terugkeerde uit de VS, samen met haar Britse echtgenoot, werd in België een vreemdelingendossier opgesteld, met daarin ook foto’s. Het is één van de bronnen die hielpen om haar verhaal te reconstrueren. RijksarchiefAlgemeen©RijksarchiefAlgemeen©

Sommige vrouwen in het boek worden slachtoffer van hun omstandigheden, andere slagen erin om obstakels te overwinnen en vooruit te komen. Een familiegeschie denis kan inspireren. “Dat voelde ik ook sterk bij de mensen die aan MamaMito deelnamen”, zegt Larmu seau. “Het project vond in volle coronacrisis plaats, en mensen zeiden ons: ‘Ik zie in mijn stamboom dat mijn voorouders het ook soms niet makkelijk hadden, maar altijd zijn blijven doorgaan.’ We hoorden ook dingen als: ‘Ik ben voor MamaMito samen met mijn zus in de familie geschiedenis gedoken, en onze band is er veel inniger door geworden.’ Heel tof.”

DROOMJOB — In het spoor van Duivels en Flames52 RS–LeuvenKU©

V“ “Ik kan nog steeds genieten van het spel”

Ook tijdens de wedstrijden monitort Arne de spelers: “Dan maken we gebruik van de tracking-apparatuur in het stadion. Zo krijgen we inzicht in hoe belastend de wedstrijd is, en dat kan meespelen bij de beslissing om een speler te wisselen.”

Arnes interesse was zozeer gewekt dat hij aan een doctoraatsproject begon over gps-monitoring in prof voetbal. “Het doel: de fysieke belasting tijdens trainingen en wedstrijden opvolgen en zo blessures helpen voorkomen. Op basis van de resultaten konden we ‘dash boards’ ontwerpen om de belangrijkste parameters te analyseren. Met die gegevens in het achterhoofd kan je er dan mee voor zorgen dat spelers het juiste trainings schema opgelegd krijgen.”

Hoeveel sprintjes heeft Dries Mertens getrokken? Heeft Kevin De Bruyne wel hard genoeg getraind? En wat zeggen de stats van Tessa Wullaert? Sportwetenschapper Arne Jaspers neemt bij de Koninklijke Belgische Voetbalbond de trainingen en wedstrijden van de Rode Duivels en de Red Flames onder de loep. “Voetballen is hard werk. Ik zou niet met hen willen ruilen.”

Hij kijkt uit naar het WK in Qatar. “Zo’n internationaal tornooi is heel intens, je leeft zo mee met de spelers. En zelfs als ik aan het werk ben, kan ik nog genieten van het spel. Maar het is wel zo dat ik daarbuiten nauwelijks nog naar voetbalwedstrijden kijk. Het is mijn job geworden hè? Maar mij hoor je niet klagen (lacht).” ● (ivh)

Daar hoorde een stage bij, en die deed Arne bij de Nederlandse voetbalclub AZ in Alkmaar. “Daar begonnen ze net, als één van de eerste clubs op het Europese vasteland, met gps-technologie om de spelers te moni toren tijdens de training. Een klein toestelletje houdt dan elke beweging bij. Hoeveel kilometer hebben de spelers afgelegd, hoe lang liepen ze sneller dan 20 km per uur?”

“Een internationaal tornooi is heel intens, je leeft zo mee met de spelers.”

53 oetbal, dat is voortdurend versnellen en afremmen, draaien en keren. Best belastend voor de spieren, en met een behoorlijk risico op blessures.” Arne Jaspers (34) weet er alles van. Het spelletje boeit hem al sinds hij als kleine jongen voor het eerst op de grasmat stond. Tijdens zijn studie licha melijke opvoeding en bewegingswetenschappen koos hij voor de optie training & coaching en maakte hij zijn masterproef over voetbal.

“Eenmaal afgestudeerd wist ik natuurlijk heel veel over inspanningsfysiologie. Maar ik wilde me graag verdiepen in blessures, hoe ze ontstaan en hoe je ze kan vermijden. Daarom ben ik ook nog revalidatiewetenschappen en kinesitherapie gaan studeren.”

Toen Arne vier jaar geleden zijn doctoraat verdedigde, zaten er in de zaal ook vertegenwoordigers van de Koninklijke Belgische Voetbal bond. En zo kwam het dat hij de nationale ploeg mocht ondersteunen voor en tijdens het WK in Rusland. Het leidde tot een vaste job bij de staf: “Zowel voor de Rode Duivels als voor de Red Flames, de nationale vrouwenploeg, monitor ik de spelers als ze zich beginnen voor te bereiden op een interlandcompetitie. Vooraf verzamel ik zoveel mogelijk info. Wanneer hebben ze hun laatste wedstrijd gespeeld, zijn er fysieke klachten? Met al die data stellen we een trainingsschema op om iedereen zo fit mogelijk aan de start van de wedstrijd te krijgen. Om een voorbeeld te geven: voor een speler die last heeft van zijn lies of kuit ga je de trainingsbelasting aanpassen of kiezen voor oefenvormen waarbij je bepaalde spiergroepen minder belast. Geen partijtje vijf tegen vijf laten spelen dus.”

Als professor, decaan en rector zag hij de universiteit splitsen en uitbreiden, democratiseren en rationaliseren, diverser en internationaler worden. Ook buiten KU Leuven wist Roger Dillemans een stempel te drukken op een tijdperk. Zijn cv extra muros leest als dat van meerdere levens: advocaat, adjunct-kabinetschef, Koninklijk Commissaris voor de Hervorming van de Sociale Zekerheid … en lid van talloze raden en besturen, ook na zijn emeritaat in 1997. De jongen uit Neerijse die uitgroeide tot één van de meest invloedrijke figuren in Leuven en ver daarbuiten is negentig geworden. Maar zelf kijkt hij vooral uit naar de zeshonderdste verjaardag van zijn geliefde universiteit.

Roger Dillemans (90) over geloof, hoop en liefde

Zijn start in het leven – in het landelijke Neerijse, op een steenworp van Leuven – was moeilijk, vertelt Dillemans: “Mijn moeder overleed toen ik zes was; mijn vader raakte het jaar nadien, in mei 1940, zwaargewond tijdens de Achttiendaagse Veldtocht, en zou nooit meer echt mentaal fit zijn. Na enkele jaren hertrouwde hij, en mijn tweede moeder heeft zeer veel voor me betekend. Zij was mijn redding, een helende engel.”

e tijden veranderen, en dat is boeiend. En het betekent dat je je mening af en toe moet bijsturen, aanpassen aan de dag van vandaag. Maar alles komt altijd terug, zij het op een ietwat andere manier. De mensen veranderen natuurlijk ook, maar niet ten gronde.” Op zijn negentigste blikt ererector Roger Dillemans, jurist én filosoof, terug op de zeven decennia waarin zijn leven innig verbonden was met de Leuvense universiteit.

“Ik ben onze universiteit blijvend dankbaar”

INTERVIEW — Ererector Roger Dillemans

“Mijn advies aanhoustudenten:hetnietenkelbijstuderen.”

D

“Ze stoomde me samen met de onderwijzer van de dorpsschool klaar voor de toelatingsproef voor het Sint-Pieterscollege in Leuven. Na zes jaar Grieks-Latijnse humaniora werd ik gevierd als primus perpetuus (‘onafgebroken de eerste’ – red.). Een jaar later zou mijn vriend Marc Eyskens dezelfde eer te beurt vallen.”

Primus Perpetuus

54

55 —

Roger Dillemans keerde na zijn Master of Laws in Harvard zonder aarzelen terug naar Leuven: “Uiteindelijk was ook onze instelling een universiteit met wereldfaam; ik hoefde het niet elders te gaan zoeken.”

Voor mij waren rechten en filosofie een mooie aanvulling op elkaar: hoe kan je over recht leren zonder over rechtvaardigheid na te denken? En het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, een bijzondere menselijke omgeving, werd mijn tweede thuis.”

Dat hij naar de universiteit zou gaan – als eerste in het dorp – sprak vanzelf: “Velen hadden verwacht dat ik priester zou worden, maar dat is nooit mijn intentie geweest. Mijn eerste keuze was filosofie, misschien door wat ik als kind heb meegemaakt, en de levensvragen die daaruit voortvloeiden. Maar ik kreeg de vraag hoe ik daarmee mijn brood dacht te verdienen … Tegelijk trok ook rechten me sterk aan. Wat ik later zou gaan doen, daar had ik nog geen idee van, maar het moest alleszins iets zijn met een grote sociale en maatschappelijke

Als de ererector aan studenten één advies mag geven is het dit: hou het niet enkel bij studeren. “Ik heb zelf heel veel geleerd van mijn engagement als bondsleider binnen de jeugdbeweging KSA (Katholieke Studenten Actie –red.)” Daarnaast vond Dillemans gelijkgestemde geesten binnen Universitas, een leef- en studiegemeenschap opgericht en bezield door priester-professor Albert Dondeyne. Hij zou een aantal jaren preses zijn van de beweging. “Dat was echt een soort roeping voor mij. Ik heb er ook veel goede vrienden aan overgehouden, tot op vandaag. Dondeyne heeft later trouwens ons huwelijk ingezegend, in de kathedraal van Chartres.”

Dillemansbetrokkenheid.”besloot

Veel diploma’s

RS–LeuvenKU©

Toch een roeping

om niet te kiezen en studeerde vrijwel gelijktijdig af in de rechten en het notariaat, met grootste onderscheiding, en in de filosofie, met grote onderschei ding. Hij nam er nog politieke en sociale wetenschappen, optie economie bij. “Ik kan studenten alleen maar aanraden om verder te kijken dan hun vakgebied en om ervoor te zorgen dat ze een brede blik ontwikkelen – daar is uiteraard ook voor de universiteit een taak weggelegd. Het is belangrijk om je vak in een ruimer kader te zien.

Van vele markten thuis

Naastverkeer.”zijn

Kenmerkend voor Roger Dillemans zijn een groot sociaal bewustzijn en een dito verlangen naar maatschappelijk engagement. ‘Er bekruipt je een weerbarstig gevoel als je beseft dat je het goed hebt, en je vriend ook, maar vele anderen niet’, zo liet hij ooit optekenen in de door hem opgerichte Campuskrant, de voorganger van Sonar

“Ik voelde me goed in de aula, maar ik genoot bijzonder van het lesgeven aan kleine groepen, in de hogere jaren of bij filosofie. Een echte dialoog aangaan met studenten, daar leer je veel van. Dan is lesgeven geen eenrichtings

Sociaal ideaal

— Roger Dillemans met zijn echtgenote Solange en hun vier zonen: “Omdat ik

onderzoek – waarvoor hij in binnen- en buiten land erkenning kreeg, onder meer met zeven eredoctora ten – bekleedde hij talloze functies buiten de universiteit.

Daarnaast richtte hij Wegwijs op, een reeks informatieve gidsen waarin thema’s als ‘gezondheid’, ‘recht’ of ‘cultuur’ door specialisten werden toegelicht voor het brede publiek. “Dat was een beetje een hobbyproject van me. Er zijn acht volumes verschenen en er hebben ontelbaar veel collega’s en assistenten aan meegewerkt.”

In de jaren 70 kregen die bewogenheid en dat engage ment vorm in zijn voorzitterschap van Caritas Catholica, de koepel van alle christelijke sociale instellingen, en dat van de Hoge Raad voor Personen met een Handicap.

In ’56 slaagde Dillemans erin om een beurs voor Harvard te bemachtigen. Hij zou er een Master of Laws behalen met een A-plus, en de Addison Brown Prize voor het beste essay. De wereld lag voor hem open, maar hij keerde zonder aarzelen terug naar Leuven. “Waarom? Ik was erg gehecht aan de stad, en vooral aan de univer siteit – ik heb zeer veel aan haar te danken. En uiteindelijk was ook KU Leuven een universiteit met wereldfaam, ik hoefde het niet elders te gaan zoeken.”

Van Leuven naar Harvard en terug

Amper 28 was Dillemans toen hij in 1960 als professor werd benoemd aan de rechtsfaculteit. Hij specialiseerde zich in twee domeinen: familierecht en familiaal vermo gensrecht, en sociaal recht en socialezekerheidsrecht. “Nu zou zo’n combinatie uiteraard niet meer haalbaar zijn.” Meerdere generaties studenten wist hij te begees teren, niet alleen in Leuven, maar ook in Londen, waar hij jarenlang visiting professor was aan King’s College.

“Ik vond het altijd belangrijk om uit de ivoren toren te komen, en contact te hebben met het werkelijke leven.” Een greep uit dat leven: adviseur van premier Théo Lefèvre, adjunct-kabinetschef van twee ministers van Volksgezondheid en oprichter van het Europees Instituut voor Sociale Zekerheid. Begin jaren 80 ging hij in op de vraag om een commissie te leiden die onderzoek moest doen naar een hervorming van de sociale zekerheid.

En na zijn emeritaat werd het Fonds Roger Dillemans opgericht, dat excellentiebeurzen uitreikt. “Die geven

kregenbezighedenzoveelcombineerde,zeveelvrijheid.”

“Met elk van mijn opvolgers als rector heb ik een goed contact

Rector tussen vrienden

eenContinuïteitgehad.iscruciaalvooreeuwenoudeinstelling.”

Onderwijs is het belangrijkste dat we de jeugd kunnen bieden, vindt de ererector. “Ik heb de universiteit zien evolueren van heel elitair naar heel democratisch. Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn generaties talentvolle jongeren daardoor opgetild. Voor mij, en voor vele studenten uit eenvoudige middens, is universitair onder wijs een hefboom geweest, dankzij het systeem van “Ikstudiebeurzen.”hebermoeite

Op zijn 53 ste werd Roger Dillemans verkozen tot opvolger van Piet De Somer: “De tien jaren waarin ik rector was, van 1985 tot 1995, waren misschien wel de gelukkigste uit mijn leven, met fantastische mensen rond mij, een vriendengroep.” Daartoe behoorde ook Emma Vorlat, de eerste vrouwelijke vicerector: “Toen ik student was, waren er haast geen meisjes aan de universiteit. Met vier of vijf zaten ze ergens in een hoekje (lacht). Als rector heb ik mijn best gedaan om de positie van vrouwen binnen de universiteit te verbeteren. Al zijn we er nog steeds niet.”

Zoals hij het ooit formuleerde in een toespraak: ‘Een goede universiteit is als een lichtende stad op de berg.’ “En een licht op een berg schijnt ver ...” Vaak begon of besloot Dillemans een toespraak met ‘Non possumus non loqui’: we kunnen of mogen niet zwijgen. “Wie expert is in een bepaald domein van de wetenschap, en zo bepaalde inzichten heeft verworven, heeft de plicht zich uit te spreken. Ook als dat niet altijd iedereen welgevallig is.”

Krijgen en geven

Als jurist speelde Roger Dillemans ook een rol bij de splitsing van de universiteit, begin jaren 70: “Dat waren moeilijke momenten, voor beide kanten. Maar wat kwatongen voorspelden is niet uitgekomen: we hebben nadien steeds broederlijk samengewerkt, in de beste “Ikverstandhouding.”hebmealtijdingezet voor de Vlaamse zaak, maar dan wel in het volle besef dat de wereld één groot geheel is. Universiteiten hebben een belangrijke rol te vervullen op het vlak van internationale communicatie en samenwer king – het is uiteraard cruciaal dat wetenschappers hun bevindingen delen met de rest van de wereld. Onze universiteit is zeer internationaal georiënteerd en ik heb daar als rector ook altijd sterk op ingezet. Er is een universitaire gemeenschap gegroeid die reikt van Afrika tot het Verre Oosten en van Scandinavië tot de VS en Zuid-Amerika.”

mee als mensen zich niet voldoende inzetten voor de samenleving, maar enkel bezig zijn met zichzelf en de hunnen. De talenten waarover je beschikt zijn een geschenk, en dat je ze hebt kunnen benutten, heb je te danken aan het systeem, aan de gemeenschap dus. Daar mag die gemeenschap ook iets voor terug verwachten.”

De daadkracht en werklust van rector Dillemans waren legendarisch; hij was onder meer de motor achter een hervorming van de onderwijs curricula, en groot voorvechter voor de uitbouw van permanente vorming. “Elke rector legt zijn eigen accenten, en dat is maar goed ook. Mijn opvolgers hebben ongetwijfeld zaken opgenomen die ik heb laten liggen. Maar de identiteit van de universiteit is dezelfde gebleven, denk ik, ook al dient ze zichzelf telkens aan te passen aan de evoluties in de samenleving. Niet blindelings, maar zó dat ze op een construc tieve, inspirerende manier haar rol kan vervullen.”

57

Over de K

mensen die wel de capaciteiten hebben, maar niet de financiële middelen, de kans om zich te specialiseren of verder te studeren. Het past bij het ideaal van een univer siteit die sociaal wil zijn, en haar kennis ruim ter beschik king wil stellen.”

Toen Dillemans in 1991 werd opgenomen in de Belgische erfelijke adel, met de persoonlijke titel van baron, koos hij als wapenspreuk God is mijn schild. “De K van KU Leuven heeft altijd veel voor me betekend. Ik voelde me goed bij een universiteit die christelijk geïnspireerd is, die haar finale oriëntatie en motivering vindt in het streven naar een betere wereld … Wat niet wegneemt dat weten schapsbeoefening volledig vrij moet zijn, zonder grenzen of drempels. Ik had zeer goede contacten met het Vaticaan, en onze wetenschappelijke onafhankelijkheid werd altijd gerespecteerd.”

Vlaams en internationaal

Kunstenaar in huis

“De talenten die je hebt zijn een geschenk, en dat je ze hebt kunnen benutten, heb je te danken aan de gemeenschap. Daar mag die gemeenschap ook iets voor terug verwachten.”

Pater familias

Hoe druk zijn professionele leven ook was, Dillemans’ gezin is altijd heel belangrijk voor hem geweest, wellicht omdat hij in zijn jeugd een echte thuis zo lang heeft moeten missen, vertelt hij. “Mijn vrouw Solange is nu vier jaar overleden. Ik ben blij dat ik haar zo lang bij mij heb mogen hebben, we zijn bijna zestig jaar getrouwd geweest. Ze was een heel kunstzinnige vrouw, met helaas zware gezondheidsproblemen. Maar ze was een grote steun voor mij.”

Meevieren

Wegen van hoop

Zelf ging hij nooit ergens heen zonder ervoor te zorgen dat hij onderweg naar muziek kon luisteren: “Klassiek, maar ook Italiaanse of Vlaamse chansons. En ik lees nog altijd graag, klassiekers uit de Vlaamse of de wereldliteratuur, maar ook hedendaagse auteurs.”

“Omdat ik zoveel bezigheden combineerde, kregen onze vier zonen veel vrijheid. Misschien heeft hen dat wel geholpen bij het vinden van hun eigen weg: Patrick is advocaat, Bruno chirurg, Kris studeerde kunstgeschiedenis en heeft een carrière uitgebouwd in het bedrijfsleven, en Sam is kunstschilder. Ja, ik ben fier op hen. Inmiddels heb ik vier kleindochters, vier kleinzonen en een achterkleinzoon – de tweede is op komst.”

“Of ik mijn opvolgers ooit advies gegeven heb? Vooral ongevraagd (lacht). Nee, zoiets mag ik niet zeggen. Met ieder van hen heb ik een goed contact gehad. Continuïteit is cruciaal voor een eeuwenoude instelling als de onze. Ook voor de huidige rector heb ik zeer veel waardering.”

Negentig …

Op 15 juli mocht hij zijn negentigste verjaardag vieren.

58

Toen hij afscheid nam als rector, deed Dillemans een oproep aan de universitaire gemeenschap om vanuit interdisciplinaire hoek na te denken over een toekomstvisie. Dat project mondde uit in een lijvig boek, Wegen van hoop. “Hoop is voor mij altijd de basisboodschap geweest. Een ideaal hebben waar je naar kunt streven … Vanuit de vrijheid van onderzoek en zonder verplichting tot resultaten een bijdrage mogen leveren aan de samenleving, dat is een privilege geweest dat me niet alleen fier maar ook gelukkig stemde.”

“In mijn hoofd voel ik me niet ouder geworden, al krijg je natuurlijk te maken met een zekere neergang: ik stap moeilijk, ik ga niet meer op reis. Maar er zijn nog een aantal sociale en andere projecten waar ik me voor inzet, en ik maak nog steeds deel uit van een aantal raden.”

“Wat ik niet genoeg doe, is bewegen. Daar krijg ik opmer kingen over, van mijn dokter en van mijn kinderen en kleinkinderen – en vooral van mijn kinderen en kleinkinde ren die dokter zijn (lacht). Vroeger ging ik te voet van de ene vergadering naar de andere, maar die tijd is voorbij.”

“Eigen aan mijn leeftijd is dat ik helaas vaak begrafenis sen bijwoon – meestal van mensen die jonger zijn dan ikzelf. Zelf ben ik orde op zaken aan het stellen, met het oog op later, en ik werk aan mijn memoires – in een traag tempo. Verder volg ik met veel belangstelling wat mijn kinderen en kleinkinderen, en mijn vrienden, doen. Het contact met hen, dat is het allerbelangrijkste.”

Zowel zijn vrouw als zoon Sam hebben zijn gevoel voor kunst aangescherpt, zegt hij. “Om met Plato te spreken: naast het goede en het ware is ook het schone van wezenlijk belang voor de mens. Intellectuele ontwikkeling is slechts één aspect; cultuur in de ruime zin van het woord is dan ook een essentieel element van het onderwijs.”

“Vandaag gebeurt het me nog regelmatig dat ik erken ning krijg van oud-studenten. Niet zozeer voor mezelf, maar wel voor de universiteit, wat die voor hen betekend heeft. Dat doet me altijd goed. Een kwarteeuw na mijn emeritaat is onze universiteit, inclusief de universitaire ziekenhuizen, nog steeds de instelling die ik het aller hoogst waardeer. Ik ben haar blijvend dankbaar.” ● (ivh)

Bij de viering van 550 jaar universiteit in Leuven, in 1975, was Dillemans een jonge veertiger en volop aan het timmeren aan zijn carrière. In 2000, bij de viering van 575 jaar, was hij al enkele jaren emeritus en had hij zich onder meer, op vraag van de minister van Onderwijs, ingezet voor de rationalisering van het universiteitslandschap. “Ik hoop dat ik over drie jaar de glorieuze zeshonderdste verjaardag van onze instelling mag meemaken. En dan niet vanop afstand (lacht).”

59 RS–LeuvenKU©

Wat als onze onderzoekers zouden zwemmen in het geld, mochten wegduiken voor verplichtingen en over zeeën van tijd konden beschikken? Aan welk project zouden ze zich wagen? In deze rubriek krijgen ze carte blanche en hengelen we naar hun ultieme droom. Professor Baldwin Van Gorp, coördinator van het Instituut voor Mediastudies, bijt de spits af met een strip gebaseerd op zijn onderzoek naar framing en fake news.

60 CARTE BLANCHE — Baldwin Van Gorp

volStripboekonderzoek

MakelbergeGudrun©

Academische loser

Stoomtrammuseum

Fake Panamarenko

Om de fictie zo geloofwaardig mogelijk te maken, moeten de feiten kloppen, zegt Van Gorp. “Als ik mijn bureau uit de jaren negentig teken, is dat ook exact dát bureau. Om locaties uit de oorlogsperiode correct te kunnen weergeven, dook ik in oude plannen en baseerde ik me op historische foto’s. Toen mijn grootvader opgroeide, reed er in zijn dorp een stoomtram. Dus trok ik naar het trammuseum in Schepdaal om zo’n tram te kunnen tekenen (lacht). Alles wat klopt moet te checken vallen, en alles wat niét klopt moet op z’n minst plausibel zijn.”

“Ik heb altijd nood gehad echtneemprojecten,‘megalomane’aanenikdiedanookserieus.”

VAN KINDSBEEN AF

Hij wil ook gebruikmaken van trucjes die we onder meer kennen van fake news. “Denk aan het gebruik van foto’s om een – al dan

niet verzonnen – verhaal kracht bij te zetten. In de graphic novel wil ik bijvoorbeeld oude foto’s verwerken waarop mijn grootvader staat met zijn verzetsmakkers, om de lezer te bewijzen dat het allemaal echt is gebeurd. Alleen: op de foto staat niet mijn grootvader, maar zijn broer, die daadwerkelijk een ver zetsheld was. In het verhaal heb ik er gewoon míjn grootvader van gemaakt (lacht).”

Andere vormen van manipulatie zijn valse dagboeknotities, maar ook het opvoeren van échte historische gebeurtenissen en personen. “Mijn vader studeerde bijvoor beeld aan de Antwerpse kunstacademie op het moment dat ook Wannes Van de Velde en Panamarenko er rondliepen, en daar bestaan dan weer foto’s van. Geen idee of hij hen heeft ontmoet, maar het klinkt geloof waardig, dus ik voer hen op als personages.”

Van Gorp stopte meer dan twintig jaar met tekenen, maar recent haalde hij potlood en papier weer boven. Hij maakte illustraties bij een zelfgeschreven boekje voor zijn pasge boren dochter. “Ik ontdekte weer hoe leuk ik het vind. Door met dat project bezig te zijn, kreeg ik het idee voor een graphic novel. Net zoals mijn kinderen weinig weten over mijn leven vóór hun geboorte, weet ik weinig over die levensfase van mijn vader en grootvader. Voor de strip neem ik mijn familiegeschiede nis als uitgangspunt, maar ik vul één en ander in met mijn fantasie.”

In het verhaal focust Van Gorp op de twinti gerjaren van zijn grootvader, zijn vader en zichzelf. “Drie generaties die worstelen met het vinden van hun weg in het leven, die soortgelijke karaktertrekken vertonen, maar daar elk op hun eigen manier mee omgaan. Mijn grootvader is een verzetsheld tijdens WO II, mijn vader een zoekende kunstschil der en ikzelf een ietwat sullige academicus. Ik zet mezelf bewust neer als een loser, voor het contrast (lacht).”

61 is professor journalistiek Baldwin Van Gorp gefascineerd door stripverhalen. In een vorig leven schreef hij striprecensies, en als tiener ging hij vaak zelf aan de tekentafel zitten. “Iedereen vond dat ik striptekenaar moest worden”, zegt hij. “Maar ik stootte al snel op mijn beperkingen als autodidact. Nu heb je veel digitale hulp middelen, zoals computerprogramma’s waarmee je platen kan inkleuren of foutjes kan wegwerken, maar toen was striptekenen nog monnikenwerk. Al dat gehannes met Oost-Indische inkt en waterverf zag ik niet zitten (lacht).”

Eén van die topics waarrond Van Gorp werkt is framing. “Dat wordt vaak gezien als negatief, maar is het niet. Het komt neer op het kaderen van feiten, het kiezen van een invalshoek. Elke journalist doet dat, maar meestal blijft het bij één invalshoek, terwijl je er beter aan doet om meerdere perspectie ven aan bod te laten komen. In mijn strip wil ik dat illustreren door een discussie met mijn vader zowel vanuit mijn eigen standpunt als uit dat van hem te vertellen. Twee keer dezelfde scène, maar twee keer een compleet andere versie van de waarheid.”

Mocht Van Gorp écht carte blanche krijgen, dan zou hij het project uitwerken tijdens de werkuren. “En ik zou er aanvullend een onderzoekspaper rond schrijven, waarin ik de verschillende grafische en verhaaltechnische technieken duid en aftoets aan theorieën uit de journalistieke en sociale wetenschappen”, zegt hij. “Dat lijkt me echt het beste van twee werelden.” ● (pjb)

“Het verhaal is dus deels verzonnen, en ik wil ook spelen met feit en fictie”, zegt Van Gorp. “De lezer op het verkeerde been zetten. Daarbij wil ik technieken uit onder meer de journalistiek gebruiken om iets zo waar heidsgetrouw mogelijk te doen lijken, en dat dan weer te ondergraven. In dit post truth-tijdperk, vol fake news en alternatieve feiten, lijkt het me relevant om de mechanis men daarachter te onderzoeken. Mijn graphic novel zou dus niet enkel een persoonlijk, maar ook een academisch project worden, waarin ik bepaalde van mijn onder zoektopics illustreer.”

Hij begon aan het scenario en kwam tot de conclusie dat het eindresultaat 200 pagina’s zou moeten tellen. Een project dat hem minstens vijf jaar zou kosten, vertelt hij, of toch als hij er al zijn vrije uren aan besteedt. “Tijdgebrek is het voornaamste probleem. Ik weet dus niet of de strip er ooit komt. Tegelijk heb ik altijd nood gehad aan ‘mega lomane’ projecten, en ik neem die dan ook echt serieus. Onlangs heb ik een cursus striptekenen gevolgd en ik probeer dagelijks wat te schetsen.”

Maken hemellichamen muziek? Wat kunnen we leren van planten? En hoe rauw is rouw? In de KU Leuven-podcast Sonoor zetten we elke maand opmerkelijk onderzoek in de kijker en gunnen onze wetenschappers je een blik achter de schermen.

En omdat sterren de ‘bouwstenen van de kosmos’ zijn, leidt sterrenluisteren misschien wel tot een hele resem fenomenale ontdekkingen in de astronomie.

SONOOR

Aflevering 1 – De klank van de kosmos

62

Astronoom Katrien Kolenberg laat ons horen hoe de kosmos klinkt. Als asteroseismoloog doet ze al jarenlang onderzoek naar trillingen van sterren of de ‘muziek’ die ze “Sterrenmaken.doorlopen

Het onderzoek naar stertrillingen kan ons heel wat leren over de structuur, de opbouw en de evolutie van sterren. “Wist je bijvoorbeeld dat je uit het geluid van een ster kan afleiden of het om een jonge of om een gepensioneerde ster gaat?”

“Uit het geluid van een ster kan je afleiden of het om een jonge of om een gepensioneerde ster gaat.”

Alles uit de podcast

een hele levenscyclus. En in een bepaalde fase van hun leven kunnen ze onstabiel worden, waardoor ze gaan trillen en geluidsgolven voortbrengen. Dan galmen ze als een reusachtige gong, of vibreren ze als de snaren van een muziekinstrument.”

“Elke ster klinkt uniek”, zegt Kolenberg. “Net zoals je een muziekinstrument kan herkennen aan het geluid of timbre, kan je ook een ster herkennen aan het stergeluid.”

RS–LeuvenKU©

Wat de wetenschap ons kan leren over omgaan met rouw? “Laat rouwenden niet in de steek. Luister naar hen, omring hen met warmte, en geef hen het gevoel dat ze de mens mogen zijn die ze zijn. Het grootste misver stand rond rouw is dat men zegt: je moet dit ‘verwerken’. Vaak heeft men daarbij ook een termijn in het hoofd. Een moment waarop het verdriet voorbij moet zijn. Maar verdriet is normaal gedrag, en verlies moet je eerder leren te overleven.” deel van de oplossing voor de problemen van de volgende decennia.” 2 Passie voor planten

vast in de bodem, staan bloot aan allerlei stressfactoren en vinden toch een manier om te over leven, te bloeien en zich te verspreiden. Hoe dat gebeurt, onderzoekt Rolland op het niveau van de cellen van een plant.

RS–LeuvenKU© Lannoo©

Aflevering

63

“Rouwen is de wijze waarop je leven verloopt na een belangrijk verlies. Dat kan gaan om een overlijden, maar evengoed om het verlies van een relatie of je werk … Rouw is altijd een uniek gegeven. Als twee ouders een kind verliezen, bijvoorbeeld, zal dat voor elk van beiden anders voelen. Tegelijk is het een automatisch en een normaal proces.”

“Planten ongetwijfeldvormeneengroot

Bioloog Filip Rolland laat ons kennismaken met de wondere wereld van het plantenonderzoek en vertelt hoe dat onze planeet kan helpen. Hij heeft het daarbij honderduit over zijn passie voor planten. “Mensen zijn vaak plantenblind; met dieren voel je makkelijker een

Plantenconnectie.”zitten

Als directeur van het KU Leuven Plant Instituut zet Rolland graag in de verf dat planten onze toekomst mee bepalen: “Ze zijn belangrijk voor de lucht- en bodemkwaliteit, voor de waterhuishouding, voor een koelend effect bij hitte, voor de opname van CO2, en ten slotte voor ons mentaal welzijn. Planten vormen ongetwijfeld een groot deel van de oplossing voor de problemen van de volgende decennia.”

Klinisch psycholoog Manu Keirse bestudeert al jaren lang verdriet, verlies en de laatste levensfase. Zijn baan brekende onderzoek zorgde voor een omwenteling in hoe we rouw vandaag benaderen.

Aflevering 3 – Hoe rauw is rouw?

“Het grootste misverstand rond rouw is dat men zegt: je moet dit ‘verwerken’.”

RS–LeuvenKU© 64 SCHERPGESTELD — Gebeurt het nieuwe oorlog voeren online? — Een hoogspanningsmast. Bart Preneel: “De impact van een echte raket is misschien duidelijker en sneller, maar als een cyberaanval het elektriciteitsnetwerk van je stad platlegt, dan wil je daar echt niet zitten.”

65

3.0

Cyberoorlog zit in de lift. Logisch ook: onze geconnecteerde wereld maakt ons vatbaar voor hackers met een missie, van spionage tot regelrechte sabotage. En begrijpelijk: waarom zou je kwetsbare soldaten of dure vechtmachines het terrein opsturen als je je tegenstander ook met een welgemikt pakketje bytes kunt vloeren? Maar tellen de digitale slagvelden straks ook minder echte slachtoffers? En zijn wij, burgers en overheden, voldoende voorbereid op oorlogsvoering 3.0?

Oorlog

We spraken af met professor Bart Preneel, expert computerbeveiliging en industriële cryptografie, en vuurden een lading stellingen op hem af.

#3

incident op de grens van oorlogsvoering en sabotage is Stuxnet. Dat is de naam van een computer virus dat Israël en de VS in 2010 hebben ingezet om de Iraanse centrifuges voor verrijking van uranium te beschadigen. Het virus deed de centrifuges steeds sneller draaien, tot ze kapot waren. Dus ja, je kunt ook échte schade berokkenen met een virus. Stuxnet heeft de wereld de ogen geopend: dit kan vandaag, en dit wordt ook echt gebruikt.”

Elke hacker kan vandaag vanuit zijn slaapkamer een oorlog ontketenen.

66

#4

Cyberoorlog is ongrijpbaar. Cyberaanvallen ontsnappen aan alle controle.

“Een ander probleem is de ongebreidelde verspreiding van de ‘wapens’. Als je iemand aanvalt, is het niet uit te sluiten dat degene die je code vindt, die vervolgens tegen jou gaat gebruiken. Dat is een enorm risico, en het is niet denkbeeldig. Eén van de grootste cyber incidenten van de laatste jaren is NotPetya. De NSA, de National Security Agency in de VS, had een zwakheid, een gat ontdekt in de beveiliging van de Microsoft-besturingssystemen. En omdat de NSA dat zelf wilde kunnen uitbuiten, had ze nagelaten om het aan Microsoft te melden. Niet veel later werd de NSA zélf gehackt door de Russen. Die vonden de info over Microsoft en hebben een virus geschreven, NotPetya, dat precies via dat gat systemen binnenge raakte. En daarmee hebben ze in 2017 Oekraïne aangevallen, als onderdeel van de hybride oorlogsvoering na de annexatie van de Krim.”

is trouwens al meer dan 30 jaar oud. In 1991 verscheen in de VS al een studie over de kans op een ‘electronic Pearl Harbor’ – maar toen werd zoiets nog beschouwd als iets héél ver weg. Ondertus sen zijn computers overal, en het aantal online systemen neemt alleen maar toe. We hebben ook steeds meer autonome voertuigen, robots en drones. Daar zijn grote bezorgdheden over: het maakt ons als maatschappij kwetsbaarder. Want als al die dingen zomaar gehackt kunnen worden, krijg je dan geen enorme bedreiging voor burgers? Gaat de vijand bijvoorbeeld zomaar auto’s met hoge snelheid tegen muren aan kunnen sturen? In theorie is de burgerbevolking verboden terrein in een oorlog, maar in de praktijk draait het vaak anders uit.”

“Cyberoorlog verschilt inderdaad sterk van klassieke oorlogsvoering. Het is bijvoorbeeld al moeilijk om te weten wie je heeft aangevallen. Zo’n aanval komt binnen via een aantal tussenstations, en zonder een duidelijke vingerafdruk in de code – een specifieke techniek of de manier van schrijven – van Rusland, of China, of Iran, is het bijna onmo gelijk te achterhalen wie de dader is. En dan nog: een slimme Russische hacker kan gewoon een hack schrijven in de stijl van Noord-Korea.”

#1

“Dat gaat wat ver, maar hybride oorlogsvoering – een combinatie van cyber en ‘echt’ – is vandaag al een feit. Rusland bestookt Oekraïne bijvoorbeeld al jaren online. Een tiental jaar geleden heeft de VS een cybercompo nent aan haar leger toegevoegd, en ondertussen hebben vele landen hetzelfde gedaan. We zijn als maatschappij ook meer en meer afhankelijk van computersystemen, en dus wordt dat logischerwijs ook een onderdeel van “Deoorlogsvoering.”term‘cyberoorlog’

“Maar daar hield het niet op: NotPetya ontsnapte ook buiten Oekraïne. Het virus zou voor miljarden dollar schade hebben aangericht bij bedrij ven en overheden wereldwijd.”

“Denk dan even aan een scenario waarin alle kritische infrastructuur van een stad of een land wordt platgelegd door een cyberaanval: het elektriciteitsnetwerk, de water toevoer, transportsystemen ... Als je dat allemaal niet meer hebt, duurt het geen twee weken voor je zonder voedsel zit. Natuurlijk is de impact veel duidelijker en sneller wanneer een echte raket je appartementsgebouw treft. Maar als men je stad, op welke manier ook, zonder elektriciteit zet – zoals in Marioepol gebeurde – dan wil je daar echt niet zitten.”

“Het lijkt erop dat steeds meer landen in staat zijn om met cyberaanvallen elkaars kritische infrastructuur uit te schakelen.”

Liever bytes dan kogels. Bij een cyberoorlog zullen minder echte slachtoffers vallen.

#2

“Het lijkt erop dat steeds meer landen ook effectief in staat zijn om met cyberaanvallen elkaars kritische infra structuur uit te schakelen. En dan krijg je een gelijkaardig verhaal als bij de nucleaire dreiging, van mutual assured destruction: de top-cyberlanden zijn in staat elkaar te “Eenvernietigen.”berucht

Cyberoorlog neemt het over van echte oorlog. De derde wereldoorlog wordt een cyberoorlog.

“Dat hebben we gelukkig nog niet gezien. Maar in principe kan iedereen wel een aanval inhuren – dat heet ‘cybercrime as a service’, als dienst verlening. Er bestaat vandaag een heel ecosysteem om geld te verdie nen, een soort cybermaffia die informatie over zwakheden in systemen opkoopt waarlangs men kan inbreken. Een succesvol verdienmodel van de laatste jaren is ransomware, of gijzelsoftware. Een virus geraakt bij je binnen via zo’n zwakheid, het verspreidt zich op het netwerk van je bedrijf en vercijfert alles. En je moet de criminelen betalen om de sleutel te krijgen die alles weer leesbaar maakt. Dat gaat niet meer over zakgeld: op wereldschaal worden er miljarden mee verdiend.”

“En uiteraard kan die techniek ook gebruikt worden in een oorlog. Op dag één van de inval in Oekraïne heeft Rusland geprobeerd om met een grootschalig cyberoffensief alle systemen in Oekraïne te vercijferen – uit te wissen zelfs. Maar Oekraïne was goed voorbereid, juist omdat ze al eerder slachtoffer waren, en de impact bleef beperkt.”

“Smartphones zijn ook echt niet geschikt om in een modern leger op het terrein te gebruiken. Zo maak je jezelf kwetsbaar: er zitten een hoop sensoren in, en je communiceert er maar veilig mee tot aan de antenne. In Oekraïne pakten de Russische soldaten telefoons van de Oekraïners af om te kunnen bellen terwijl Oekraïne die zomaar kon onderscheppen … Naar verluidt zijn er op basis van dat soort onveilige communicatie zelfs gene raals gelokaliseerd en uitgeschakeld.”

“Veel landen hebben veilige smartphones voor hun politici, maar de Duitse bondskanselier Angela Merkel wou de hare niet. Ze vond de nieuwste iPhone waarschijnlijk cooler. Gevolg: Merkel werd afgeluisterd.”

We zijn nog hopeloos naïef op het vlak van cyberoorlog en cyberspionage.

“In de cyberwereld is de strijd ook ongelijk: om je systeem te beveiligen moet je alle gaten dichten, maar om binnen te geraken heb je maar één gaatje nodig. Maar we moeten ook geen paniek zaaien. Een verhaal dat de ronde doet, is dat Rusland een tiental jaar geleden voor bepaalde gevoelige overheidsdiensten weer is over geschakeld op typemachines. Dat gaat wel heel ver. We moeten vooral alles veiliger en robuuster maken. Minstens 15 procent van ons IT-budget zou naar cyber veiligheid moeten gaan. De meeste bedrijven en over heden zitten daar ver onder. Die denken nog altijd: ‘Zoiets overkomt mij niet’. Tot het ze wel overkomt.” ● (wv)

NewsLiveAlamy–dpa–NietfeldKay©

#6

67

“Op academisch vlak hebben we hier een sterke reputa tie opgebouwd rond cyberveiligheid, maar onze over heden hinken nog wat achterop. Tien jaar geleden zijn enkele ministeries gehackt, tot aan premier Di Rupo toe, en vorig jaar nog was Defensie het doelwit van een zware cyberaanval. Het mailverkeer van het leger lag weken lang plat. We zijn ook al geregeld gehackt door onze Europese buren: bij ‘Operation Socialist’ bijvoorbeeld zijn de Britse geheime diensten binnengebroken bij Belgacom, dat een aantal communicatiediensten beheerde tussen Azië en Afrika. Daar moet je niet naïef in zijn: in intelligence, in spionage, bestaan er geen bevriende landen.”

“Ik denk niet dat men bij oorlogsvoering of spionage geïnteresseerd is in de pc of de smartphone van de gewone burger. Voor politici en staatshoofden ligt dat natuurlijk anders, en daarom hebben landen als Frank rijk, Duitsland en de VS veilige smartphones voor hun politici. Maar dan stelt zich het probleem: kun je politici ook dwingen om ze te gebruiken? Die dingen lopen namelijk altijd een paar jaar achter op de laatste smart phone, en hebben minder snufjes. De Duitse bondskan selier Angela Merkel wou de hare niet, ze vond de nieuwste iPhone waarschijnlijk cooler. Gevolg: Merkel werd afgeluisterd. President Poetin zul je nooit met een smartphone zien. Hij zou wel gek zijn: er bestaan geen Russische smartphones, hij zou een Amerikaanse of een Chinese moeten gebruiken.”

#5

Ook onze smartphones zijn doelwitten. De vijand plukt gevoelige informatie zomaar uit de lucht.

68 ONDERWIJS — KU Leuven KICK geeft aanstormende entrepreneurs duwtje in de rug

Eerste hulp ondernemenbij

Studeer of werk je aan KU Leuven en heb je een idee voor een bedrijf? Droom je ervan om Elon Musk, Jeff Bezos of – dichter bij huis – Marc Coucke naar de kroon te steken? Of wil je gewoon iets bijleren over het hoe en waarom van ondernemen? Dan kan je terecht bij KU Leuven KICK, de ‘one stop shop’ voor studenten, personeel en onderzoekers met vragen rond ondernemerschap. “De beste tip voor starters? Durf op je bek te gaan.”

RS–LeuvenKU©

KICK Challenge is een businessplanwedstrijd voor de hele KU Leuven, die focust op projecten met een maatschappelijke impact.

“Daar zijn al veel mooie resultaten uit voortgekomen”, zegt Deroose. “Om een voorbeeld te geven: één van onze teams kreeg de opdracht om het leven van mensen met een tremor aangenamer te maken. Ze ontwikkelden een membraantje dat je in een glas kan plaatsen en dat ervoor zorgt dat iemand met een tremor niet morst bij het drinken. Zo kunnen mensen een terrasje doen zonder geconfronteerd te worden met hun aandoening. De PiP-projecten leren studenten niet alleen iets over ondernemerschap, ze leveren ook een mooie bijdrage aan de maatschappij.”

Om die ondernemende mindset te stimuleren, zette KU Leuven KICK de voorbije jaren tal van programma’s op poten. Voor beginners is er de ‘Learning Garage’. Gedurende vijf sessies werken studenten rond een innovatieve technologie, zoals artificiële intelligentie of het Internet of Things. “Binnen een interdisciplinair team ontwikkelen ze een businessplan en leren ze een idee te pitchen. Zo doen ze gaandeweg kennis op over ondernemerschap, technologie en innovatie.”

Plannen en prototypes

Wie een eerste praktijkervaring wil opdoen met onderne men, kan zich inschrijven voor een ‘Product innovation Project’ (PiP). “Een opleidingsonderdeel van zes studie punten, toegankelijk voor alle studenten”, zegt Van Lommel. “En één van de vele innovatieve vormen van onderwijs waar de universiteit op inzet. In opdracht van een sponsor – een bedrijf, een ngo of de overheid –zoeken interdisciplinaire teams naar een oplossing voor een maatschappelijk probleem. Ze werken een business case uit en bouwen een prototype.”

“Veel starters hebben dezelfde vragen. Hoe maak ik een businessplan? Hoe vind ik investeerders? Hoe trek ik naar de markt? Bij KICK leer je de essentiële skills om te kunnen starten.”

Deelnemers mogen projecten indienen, waaruit de twintig beste worden geselecteerd. Via workshops en coaching leren ze hoe ze hun idee kunnen omsmeden tot een waterdicht businessplan. “We doen ook een beroep op de wetenschappelijke expertise aan KU Leuven”, zegt Van Lommel. “Stel dat je een businessidee hebt rond een bepaald aspect van agricultuur, dan brengen we je in contact met een prof bio-ingenieurswetenschappen die onderzoek doet rond dat topic. Deelnemers leren ook hoe ze projecten duurzamer kunnen maken.”

Voor studenten met een straf idee werd ook de ‘Incuba tor Track’ opgezet, een traject van acht workshops dat hen helpt bij hun eerste stappen als ondernemer. “Veel starters zitten met dezelfde vragen. Hoe maak ik een businessplan? Hoe vind ik investeerders? Hoe trek ik naar de markt? In die workshops leer je de essentiële vaardigheden om te kunnen starten.”

69 e spreken Tine Van Lommel en Ilse Deroose in Studio Start, het hoofdkwartier van KU Leuven KICK in hartje Leuven. Studen ten kunnen er terecht voor advies rond ondernemer schap, maar ook voor vergaderingen met medestuden ten-ondernemers of om te werken aan KICK-projecten. “Het is een ontmoetingsplek voor aanstormende entre preneurs”, zeggen ze. “Doorgaans helpen we studen ten, maar ook onderzoekers, personeel of alumni zijn welkom. Als jij een idee hebt voor een start-up, mag je gerust binnenwippen (lacht).”

KU Leuven KICK biedt ook individuele coaching. “De ondersteuning die je nodig hebt, verschilt naargelang de fase waarin je project zich bevindt”, zegt Deroose. “Sommigen hebben enkel een idee, anderen zijn op zoek naar manieren om hun business te financieren of zijn al een bedrijf begonnen. Bij ons kan je terecht in eender welke fase.”

Welke tips hebben Van Lommel en Deroose voor studenten die dromen van een onderneming? “Durven starten en op je bek durven gaan. De kans dat een idee in één rechte lijn tot een start-up leidt, is klein. Vaak zal je het nog een keer of vijf moeten aanpassen voor het echt goed zit. Maar als student heb je dit voordeel: er is weinig risico. Je hebt tijd om te experimenteren met business modellen, of om te bouwen aan prototypes. Bovendien is ondernemen altijd een interessante ervaring, die je ook iets leert over jezelf. Gewoon doen, dus (lacht).”

Dat laatste is ook het opzet van de KICK Challenge. “Een businessplanwedstrijd voor de hele KU Leuven, die eveneens focust op projecten met een maatschappelijke impact. We besteden daarbij bijzondere aandacht aan de Sustainable Development Goals (SDG’s) van de VN. Zo steunen we projecten rond duurzame energie, klimaat en armoedebestrijding. De winnaar krijgt een prijzen pakket om zijn of haar idee verder uit te werken.”

KU Leuven KICK bekijkt ondernemerschap in de brede zin van het woord. “We vinden dat élke student onderne mend moet zijn. Dat betekent niet dat ze allemaal een bedrijf moeten beginnen, wel dat ze over ondernemende vaardigheden moeten beschikken. Denk aan creatief en oplossingsgericht denken, initiatief nemen of kunnen functioneren binnen een team … Al die vaardigheden zijn een meerwaarde op de werkvloer.”

Op je bek

W

Iedereen ondernemer

KU70Leuven

inKICK-ondernemersdekijker

Met de ontwikkeling van eetbaar en biologisch afbreekbaar bestek willen de studenten van Team Ecoware het gebruik van wegwerpplastic terugdringen.

Met haar start-up HITCH biedt oud-studente interieur architectuur Esther Laga een duurzaam alternatief voor wegwerpmeubels en tijdelijke opstellingen. Ze ontwierp een stalen verbindingsstuk waartussen je allerhande platen kan klemmen. Zo kan je verschillende soorten meubilair of andere constructies zelf eenvoudig in elkaar knutselen. “Een soort K’nex voor volwassenen”, zegt ze. “Omdat je de platen door die klemtechniek niet hoeft te beschadigen, kan je ze steeds opnieuw gebruiken en in een andere opstelling monteren. Je hoeft er niet handig voor te zijn. Het volstaat om overweg te kunnen met een inbussleuteltje (lacht).”

Ecoware©

Esther rolde eerder toevallig in het ondernemersleven. Ze kreeg het idee voor HITCH tijdens haar opleiding aan LUCA School of Arts. Als masterstudente interieurarchi tectuur trok ze met haar idee naar KU Leuven KICK. “Ik had nul ervaring met ondernemen en geen economi sche achtergrond, maar de mensen daar hebben me enorm geholpen. Ik had eerder al een prototyping-beurs gewonnen, waardoor ik mijn product kon uitwerken, en via KICK kreeg ik nog een aanvullende beurs. Dat gaf me de luxe om niet meteen naar de markt te hoeven en wat te kunnen experimenteren. Ook vandaag kan ik nog bij de coaches terecht. Enorm waardevol.”

wil zich engageren voor een meer duurzame samenleving, en betrekt daarbij studenten en onderzoekers, alumni en spin-offs. Ook KU Leuven KICK doet mee. Beginnende ondernemers krijgen er een duwtje in de rug en dat brengt ons vaak een stap dichter bij een groene toekomst. Wij spraken met twee KICKondernemers die de wegwerpcultuur te lijf gaan.

Ideaal scenario

Inmiddels combineert Esther haar bedrijf met een halftijdse job. “Ik mocht aan de slag bij een vzw die werkt rond duurzaam bouwen. Leerrijk en een mooie aanvulling op HITCH. Omdat ik mijn bedrijfje bijna volledig alleen run, is het wel druk. En laat ‘planning’ nu net één van mijn werkpuntjes zijn (lacht). Vaak ben ik nog tot drie uur ’s nachts aan de slag, maar het is het waard. Ondernemen is niet simpel, maar je schoolt jezelf continu bij. Je leert jezelf ook beter kennen én aan het eind van de rit kan je fier zijn op wat je in je eentje hebt verwezenlijkt.”

Experiment

HITCH maakt ook tijdelijke opstellingen voor bedrijven. “Denk aan pop-upshops of beursstanden”, zegt Esther. “We maken enkel gebruik van recuperatiemateriaal, zoals overschotten van zagerijen of materialen uit gesloopte gebouwen. Die worden vaak weggegooid omdat er niet snel genoeg een toepassing voor kan worden gevonden. Intussen blijft iedereen nieuw materiaal aankopen en sneuvelen er extra bomen. Door die resten op maat te laten zagen, geven wij ze een tweede leven.”

Lokaal starten

“In het ideale scenario draait het goed, heb ik enkele gemotiveerde werknemers en kan ik het vanop afstand volgen. Ik begin graag aan nieuwe projecten. Ik hoop in ieder geval dat HITCH iets kan betekenen en dat mensen ervan overtuigd raken dat je niet hóéft mee te gaan in de wegwerpcultuur.”

RS–LeuvenKU©

71

“Eetbaar bestek bestaat al, maar doorgaans is het gemaakt van graan of tarwe, gewassen waarvan de productie al onder druk staat door de grote vraag”, zegt Anusuya. “Wij zochten een duurzamer alternatief en kwamen uit bij bierbostel, een restproduct van het bierbrouwproces. Bierbostel wordt onder meer gebruikt als veevoer, maar is ook perfect geschikt voor menselijke consumptie. Het zit bijvoorbeeld in brood of pizzadeeg.”

KU Leuven KICK was een ideaal startplatform voor Team Ecoware. “Als student denk je in de eerste plaats theoretisch. KICK hielp ons bij het stroomlijnen van ons concept, en bij de eerste stapjes als onder nemer. Hoe zo’n business werkt, is ingewikkelde materie. Gelukkig werden we bij elke stap van het proces begeleid en bleef het behap baar. We hebben ook hulp gekregen van het Leuven Instituut voor Bieronderzoek. En voor de verdere uitwerking van ons project hadden we veel aan de expertise van KU Leuven Research & Development. We merken echt dat innovatie hier gesteund wordt.”

Innovatie

Oud-studente interieurarchitectuur Esther Laga ontwierp een verbindingsstuk waartussen je platen kan klemmen, om zo je eigen meubeltjes in elkaar te knutselen. Een duurzaam alternatief voor wegwerpmeubels.

Een studie combineren met ondernemen is pittig, vindt Anusuya. “Het is een uitdaging om alles gebolwerkt te krijgen. Tijdens de blok en de examens ligt het project stil, want dan krijgen onze studies voorrang. Tegelijk is het spannend en halen we voldoening uit het idee dat je de wereld beter maakt. Dat vind ik het mooie aan sociaal ondernemerschap.”

“Of ik heel m’n leven met HITCH wil bezig zijn, weet ik niet”, zegt Esther.

Ook studente wetenschappen Anusuya Samantaray verwijst de wegwerpcultuur naar de prullenmand. Samen met haar collega’s bij Team Ecoware ontwikkelde ze bestek dat eetbaar én biologisch afbreekbaar is. Zo wil ze het gebruik van wegwerpplastic in de voedingsindustrie terugdringen. Het team nam deel aan de KICK Challenge en sleepte de Student Award in de wacht.

“Het mooie aan beterookisondernemerschapsociaaldatjedewereldeenbeetjemaakt.”

Dat weet je nooit (lacht).” ● (pjb)

Team Ecoware ontwikkelde verschillende prototypes van het eetbare bestek. Inmiddels werken de studenten aan de verfijning van het recept. “We praten ook met potentiële partners. We willen lokaal starten, in Leuven. Het zou fijn zijn om samen te werken met studenten restaurant Alma. Op die manier kunnen we een grote impact hebben, al is het maar omdat studenten open staan voor duurzame initiatieven. Daarnaast willen we ook uitbreiden naar de reguliere horeca. En daarna?

Eetbaar bestek

GEDICHT — Writer in residence Bart Moeyaert

Bart Moeyaert is een academiejaar lang ‘writer in residence’ aan KU Leuven. Hij treedt in de voetsporen van Annelies Verbeke en Saskia De Coster. Voor de Boekenweek 2022 schreef Moeyaert dit gedicht.

72 Unsplash–KikansJanis©

de achterbank, daar wordt getreurd ik ben gaan houden van het woordje ongewisss

van je ware zijn er zeven op de wereld je weet nog niet dat ik daar een van ben mogelijk zal ik je nooit omhelzen toch is de ware liefde onderweg

73

dan stapt weer iemand met de glimlach uit recht in de armen van een zielsverwant

Kortom

evengoed stapt stervend vuur weer op of zal ik zeggen: sissend kooltje

met dat verschil dat jij je tijd verspilt aan witte nachten, wanhoop, wachtmuziek

(CPNB).BoekNederlandsehetvanPropagandaCollectievestichtingdevanopdrachtingeschreven2022,Boekenweekgedicht

kortom aan alles wat ons eenzaam maakt ik ga je op een dag verrassen leef door en zoek of wanhoop niet de bus rijdt voor en als je mij ziet zeg je: ah.

we reizen in een touringbus bergop bergaf remmen we mee met onze voeten

INTERVIEW — Schrijver en Europakenner Geert Mak RS–LeuvenKU© 74

de“DeGeertEuropakennerMak:enecrisisvolgtandereop”

“De jongste generaties zijn vergeten dat de EU begonnen is als vredesproject”, zegt de Nederlandse succesauteur Geert Mak. Al meer dan twintig jaar buigt hij zich over het reilen en zeilen van het Europese continent. Voor In Europa nam hij de geschiedenis van de twintigste eeuw onder de loep, opvolger Grote verwachtingen heeft genoeg aan de crisissen van de laatste twee decennia. En dan moesten de pandemie en de Oekraïne-oorlog nog komen ... In mei ontving Mak een erepenning van KU Leuven. “Het is strikt noodzakelijk dat de EU deze eeuw overleeft. Alleen met gebundelde krachten kunnen we het klimaatvraagstuk aanpakken.”

Mak wou het daarover hebben in zijn lezing omdat hij parallellen ziet tussen de tijd waarin Jan Six leefde en de actualiteit. “Dankzij de aantekeningen die van hem bewaard zijn gebleven, kreeg ik een inkijk in het hoofd van een zeventiende-eeuwse patriciër en kon ik nagaan hoe zijn gedachten zich ontwikkelden”, vertelt Mak. “Aan alles merk je dat hij in een overgangstijd leefde en zoekende was. De middeleeuwse denkbeelden waren aan het wankelen en werden vervangen door andere – het was het prille begin van de verlichting. Ook vandaag zie je dat alles waar we mee vertrouwd zijn op de tocht staat: de internationale machtsorde, maar ook de democratie, waarheid, de principes van de verlichting …”

Overgangstijd

75

De geschiedenis herhaalt zich? “Het is nooit een dupli caat, natuurlijk. In grote lijnen kan je zeggen dat zo’n overgangsperiode – ik noem het een ‘paradigma wisseling’ – gepaard gaat met nieuwe technologische ontwikkelingen. Zoals de boekdrukkunst ooit de wereld

e spreken Geert Mak naar aanleiding van zijn KU Leuven-erepenning. In het ruime uur dat ons wordt toebedeeld, praten we over het soort onderwerpen waar hij moeiteloos duizend pagina’s mee weet te vullen. En tijdens ons gesprek doet Mak exact wat ook zijn boeken zo memorabel maakt: inzoomen en uitzoomen, naadloos schakelen tussen de kleinste details en het brede plaatje.

Midden mei gaf Mak een publiekslezing in Leuven, voor de LECTIO Chair die hij dit jaar bekleedt. Hij vertrok vanuit het levensverhaal van de zeventiende-eeuwse denker, politicus en kunstverzamelaar Jan Six. Deze beroemde Amsterdammer, ooit door zijn vriend Rembrandt vereeu wigd op doek, was al aanwezig in Maks boek De Levens van Jan Six. Daarin schetste hij de eeuwenlange geschie denis van de elitefamilie Six – nog steeds een begrip in Nederland –, maar ook die van hun thuisstad Amsterdam én van Europa.

W

We vragen Mak of hij tijdens het schrijven niet té dicht bij de feiten stond. Historici zeggen weleens dat je vijftig jaar moet wachten om aan geschiedschrijving te doen. “Je hebt inderdaad afstand nodig”, zegt hij. “Je moet de feiten wat laten ‘besterven’. Geschiedenis heeft nood aan discussie, en je moet ze om de twintig jaar herzien. Niet alleen omdat onderzoek nieuwe zaken naar boven haalt, maar ook omdat het perspectief verandert. Elke generatie stelt zich andere vragen en legt andere accenten. Dat zie je goed aan de geschiedschrijving en denkbeelden over de koloniale periode. Die zijn vandaag compleet anders dan pakweg dertig jaar geleden. Zelf beschouw ik wat ik doe meer als kroniekschrijven, een zeer eerbare tussenvorm tussen journalistiek en geschiedenis.”

“Hetonzeker.”isbijvoorbeeld

Hij begon aan Grote Verwachtingen, het vervolg op het alomgeprezen In Europa uit 2004, waarin hij de Europese geschiedenis van de twintigste eeuw beschrijft. “Dat vervolg kwam er uit noodzaak”, zegt hij. “Het eerste boek eindigde in 1999 en sloot af op een positieve noot. De stemming aan het begin van de eenentwintigste eeuw was enorm optimistisch. Maar vooral in het tweede decennium begon dat hele Europese project te kraken en te beven, en volgde de ene crisis de andere op: de euro crisis, de vluchtelingencrisis, de Brexit ... Ik kon dus niet anders dan die voorbije twintig jaar óók beschrijven.”

“Ik doe geschiedenis.”journalistiektussenvormeenkroniekschrijven,aanzeereerbaretussenen

Mak werkte zo’n drie jaar aan zijn boek over de familie Six. Terwijl hij met zijn gedachten nog volop in het verleden zat, dwong de actualiteit hem weer naar het heden. “In 2015 barstte de vluchtelingencrisis los”, vertelt hij. “Op dat moment schreef ik aan een hoofdstuk over de huwelijksperikelen van één van de Six-telgen uit de negentiende eeuw. Ik dacht: ‘Waar ben ik in hemelsnaam mee bezig? (lacht) Juist op dit moment is er geschie denis in de maak.’”

“Begin maart haalde ik m’n laatste coronaprik in de RAI, een conferentiecentrum in Amsterdam”, vertelt Mak. “De hal voor de vaccinaties was toen haast volledig leeg. De gezondheidsmedewerkers stonden met hun vingers te draaien. Op exact hetzelfde moment werden een verdieping hoger de eerste Oekraïense vluchtelingen opgevangen. Ik zag hoe de ene crisis door de volgende werd afgelost … Met de oorlog in Oekraïne is een heel nieuwe fase aangebroken. Het betekent het einde van een Europese orde die meer dan 75 jaar heeft bestaan, een periode van compromissen, economische deals en ‘soft power’. Mijn boek Grote verwachtingen is dan ook het verhaal van de wereld vóór 24 februari 2022.”

Aflossingskoers

76

Kroniekschrijven

werken, dus ik heb veel gebruikgemaakt van kranten- en tijdschriftartikels. Ik had bijvoorbeeld veel aan afscheids interviews van afgetreden Europese leiders of politici. In zo’n interview vertellen die al wat eerder hoe de dingen werkelijk zijn gegaan (lacht).”

De eerste druk van Grote verwachtingen verscheen in 2019. Een jaar later brak de coronapandemie uit en schreef Mak een epiloog bij het boek. ‘Wie had dat ooit kunnen bedenken, dat ons rondtollende bestaan zo plotseling in het luchtledige zou belanden’, lezen we. Woorden die eens zo wrang klinken na de Russische inval in Oekraïne.

Welke gebeurtenissen van de afgelopen twintig jaar hebben dié wereld het meest bepaald? “9/11 heeft veel

op z’n kop zette, zorgt het internet voor een heleboel evoluties, waarvan we de gevolgen nog niet echt kunnen inschatten. Over het algemeen wordt zo’n periode ook gekenmerkt door geweld. Het Europa van de zestiende en zeventiende eeuw was héél gewelddadig, met veel oorlogen. Ik vrees dat de oorlog in Oekraïne ook een schakel is binnen een grotere evolutie. Alles wordt weer

niet alleen een oorlog tussen Rusland en het Westen, het is ook een conflict tussen manieren van denken, een culturele oorlog”, vertelt Mak. “En die vindt ook plaats binnen het Westen. Het is geen toeval dat sommige populisten de kant van Poetin kiezen, of affiniteit hebben met zijn denken. De ideologie van Le Pen, Orban of Baudet vertoont parallellen met die van Poetin: ze is nationalistisch en autoritair, een afwij zing van de rechtstaat. Dat conflict tussen de Westerse waarden en die nationalistische tendensen begint hevig op te laaien.”

Voor het boek heeft Mak zich naar eigen zeggen ‘een slag in de rondte gelezen’. “Over veel gebeurtenissen die ik reconstrueer bestaan nog maar amper historische

77 “We leven in deAllesovergangstijd.eenwaarwemeevertrouwdzijnstaatopdetocht:deinternationalemachtsorde,maarevengoeddedemocratie,waarheid,principesvandeverlichting…”

teweeggebracht, omdat er een einde kwam aan de optimistische stemming. Plots werd de sfeer grimmig, moesten we bang zijn voor aanslagen, en kwamen we in een halve godsdienstoorlog terecht. Terwijl we dachten dat we dát wel al een paar eeuwen achter ons hadden Ookgelaten.”debankencrisis

Overlevingsproject

RS–LeuvenKU©

van 2008 heeft veel leed veroorzaakt en werkt tot op vandaag door, zegt Mak. “Bij het beschrij ven van de Europese crisissen en conflicten blijf ik door gaans zakelijk, en probeer ik de situatie in al zijn facetten te duiden. De Oekraïnecrisis uit 2014 en de annexering van de Krim kan je bijvoorbeeld enkel plaatsen als je ook de motivatie van Rusland tracht te begrijpen, al ben je het er niet mee eens. Nu kost het me steeds meer moeite om me die houding aan te meten – het Poetinregime is ronduit verderfelijk – maar ook bij de bankencrisis lukte me dat niet meer. Hoe dieper ik groef en hoe meer ik met betrokkenen praatte, hoe woedender ik werd.”

“De bankencrisis werd voornamelijk veroorzaakt door de hebzucht en het wanbeleid van een reeks topbankiers. Echt schandelijk wat daar is gebeurd. Ik sprak met iemand die bij Fortis werkte en de crash zag aankomen, maanden van tevoren. Hij probeerde gehoor te vinden bij de hoogste regionen, maar werd weggehoond. Overheden moesten de banken redden, en een jaar later werd er alweer met bonussen rondgestrooid … De eurocrisis was een rechtstreeks gevolg, en in landen als Italië, Spanje en Griekenland heeft de jonge generatie er enorm onder geleden. Lange tijd durfden echtparen geen kinderen krijgen vanwege de economische onzekerheid … Een kleine groep is dus rechtstreeks verantwoordelijk voor de armoede en rampspoed van miljoenen mensen.”

Heel wat andere Europese crisissen van de voorbije twintig jaar zijn dan weer het gevolg van het triomfalisme na de val van de Sovjet-Unie, zegt Mak. “In dat opti misme zijn ernstige fouten gemaakt. Er is een hele reeks ‘halve constructies’ geschapen. Denk aan Schengen: de grenzen opengooien voor een vrij verkeer van personen, maar zonder een gemeenschappelijk migratie- of vluch telingenbeleid. Of aan de euro: een gezamenlijke munt eenheid, zonder een hard, gemeenschappelijk financieel beleid. De EU zélf is in principe zo’n halve constructie.

Een federatief verband, maar toch ook weer geen échte federatie ... Dat is allemaal wel begrijpelijk, maar het levert toch ook problemen op.”

RS–LeuvenKU©

Een groot punt van kritiek op de EU is dat het in hoofd zaak een economische unie is, zonder dat we de banden voldoende aanhalen op andere vlakken. “De EU is inmiddels veel méér dan dat”, zegt Mak. “De corona pandemie is bijvoorbeeld op Europees niveau aan gepakt, en dan zie je dat de EU flexibeler is dan we dachten. Het valt wel op dat de jongste generaties snel vergeten zijn dat de EU begonnen is als een vredesproject. De oprichters hadden de Tweede Wereldoorlog meegemaakt en omwille van de vrede waren ze bereid om over hun eigen schaduw heen te springen. Dat hoger belang is tot de Russische inval in Oekraïne compleet weg geweest. Nu merk je opnieuw dat we nood hebben aan een gemeenschappelijk verhaal over onze waarden, los van alle economische deals.”

Eerder dit jaar reikte rector Luc Sels een KU Leuven-erepenning uit aan Geert Mak.

stedelijke naar een nationale context, werken de meeste mensen tegenwoordig op Europees niveau. Het is dus een noodzakelijk iets, al zeker wat betreft de grote olifant in de kamer: het klimaatvraagstuk. Dat kan je alleen maar degelijk aanpakken met een gezamenlijke constructie zoals de EU. De Europese Unie is geen droom meer en geen utopie. Het is in deze eenentwintig ste eeuw bovenal een overlevingsproject.” ● (pjb)

“De doorwerdbankencrisisveroorzaaktdehebzuchtenhetwanbeleidvanenkeletopbankiers.Schandelijkwatdaarisgebeurd.”

Hoe kijkt Mak vandaag naar de Europese Unie? “De afgelopen twintig jaar zijn we meer en meer een feitelijke eenheid geworden”, zegt hij. “Net zoals werknemers in de negentiende eeuw de switch maakten van een

78 —

Wat valt verder op? Verrassend genereuze delegaties uit bijvoorbeeld Vietnam (157), Colombia (121) en Ethiopië (115). Maar ook de ‘kleintjes’ zijn het vermelden waard: minidelegaties van hooguit een paar studenten uit Saint Kitts en Nevis, uit de Seychellen, of uit de Salomonseilanden. Die laatsten ondernemen letterlijk een reis rond de wereld om hier te komen studeren. Zij zorgen er mee voor dat het plaatje van KU Leuven bijzonder divers kleurt: op de verschillende campussen verwelkomen we vandaag ruimschoots 140 nationaliteiten. Niet slecht, op 196 erkende landen.

Uiteraard reist al dat volk hier niet – of niet alleen – voor het plezier naartoe. Ongeveer één student op drie is hier als doctoraatsstudent, de overige twee derde zijn ‘gewone’ studenten, uitwisselingsstudenten en studenten in andere statuten. Zij kiezen – Neder landers uitgezonderd – vooral voor de 100 opleidingen die KU Leuven vandaag in het Engels aanbiedt: 5 bacheloropleidingen, 72 masters en 23 advanced masters.

Vanwaar komt al dat leergierig volk? Usual suspects zijn buurland Nederland, met 1.189 studenten, en China, met 1.511 studenten. Ook Italië is een grootleverancier van buitenlandse hersenen: het staat met 967 studenten afgetekend tweede binnen Europa, vóór Spanje (663), Duitsland (538) en Frankrijk (345). Buiten Europa is India tweede met 725 studenten, vóór Turkije (508), de VS (341) en Iran (318).

79 13.140

(*) cijfers en rankings zoals bekend op 30 juni 2022

KU Leuven lonkt naar de wereld, en de wereld lonkt terug. Tijdens academiejaar ’21-’22 verwelkomde KU Leuven 13.140 internationale studenten* uit de vier windstreken. Een record, en als we even naar het verleden terugblikken, zien we jaar na jaar stijgende cijfers. Enkel coronajaar ’20-’21 zorgde voor een rimpeling, met zo’n veertig procent minder uitwisselingsstudenten – maar ook wat dat betreft zitten we inmiddels weer op – en boven – het oude peil. Bijna één student op vijf aan KU Leuven komt vandaag van buiten de landsgrenzen.

Waarom KU Leuven zo gegeerd is? De kans om hier aan een wereldwijde top 100-universiteit in het hart van Europa te belanden, zal er niet vreemd aan zijn. In de meest recente Shanghai Ranking* prijkt KU Leuven op plaats 87, in de QS World University Ranking op plaats 76, en in de Times Higher Education Ranking zelfs op plaats 42 . Met zo’n rapport kan je thuiskomen. ● (wv)

1.5111401.18942100 WELGETELD

Zo’n vijfhonderd jaar geleden kreeg het Leuvense kartuizerklooster ‘onderdak’ binnen de universiteit. De kartuizermonniken speelden een rol bij de stichting van meerdere colleges, maar dweepten ook met het humanisme en werden op een bepaald moment zelfs als ‘ontaard’ gezien. In de loop der eeuwen trokken de monniken weg, maar het kloosterdomein bleef overeind. Vandaag is het een opvangcentrum voor kwetsbare jongeren en hun gezin.

De orde werd in 1084 gesticht door Bruno van Keulen. La Chartreuse, het moederhuis van de kartuizers, ligt bij Grenoble in de Alpen. In lijn met de gewenste afzonde ring, koos Bruno voor een afgelegen woestenij, omgeven door wouden. Geleidelijk aan doken de kartuizers ook op in andere Europese streken, zoals in Spanje, Italië en de Nederlanden.

Humanist Justus Lipsius schreef dat het gelijkeomliggendekartuizerkloosterLeuvenseindelandenzijnnietkende.

Het kartuizerklooster in Leuven kwam er aan het eind van de vijftiende eeuw. In die periode gingen gemeenschappen dichter in de buurt van steden wonen. Het Leuvense klooster bevond zich zelfs bínnen de stadsmuren. De ‘stadskartuizers’ hadden ook nauwe banden met notabelen aan het Bourgondisch-Habsburgse hof en de universiteit.

Margaretha van York, hertogin van Bourgondië, legde in 1489 de eerste steen van het klooster. Anderen schonken royale geldsommen voor de bouw. Dankzij die giften beschikten de kartuizers na enkele decennia over een dubbelklooster met 21 individuele huisjes voor de monniken. Ze kochten landgoederen aan en verfraaiden hun gebouwen met glas-in-loodramen. Humanist Justus Lipsius schreef dat het klooster in de omliggende landen zijn gelijke niet kende. Tot zover de eenvoud ...

Aan de universiteit waren de kartuizers betrokken bij de oprichting van het Standonck-college, het Houterle-college en het Collegium Trilingue. Ze werden benoemd tot visitatoren, en moesten onder meer de werking in de gaten houden.

B

80 innen de Leuvense ring, verscholen achter een huizenrij en omgeven door groen, bevindt zich het voormalige kartuizerklooster. Tussen de vijftiende en de achttiende eeuw was dit unieke stukje erfgoed het vredige verblijfsoord van de kartuizer

Ongehoorzaam

Universiteitsarchief–LeuvenKU© ZES EEUWEN KU LEUVEN — Het Leuvense kartuizerklooster

Klare kijk op klooster

Dezemonniken.kartuizers

worden weleens omschreven als de strengste monniken van het westerse kloosterwezen. Volgens Erasmus waren ze ook ‘de meest vrome’. Tot op vandaag houdt de orde vast aan haar ideaal van eenzaamheid en eenvoud. De kartuizers leven in afzon dering en brengen het merendeel van hun tijd door in een kloostercel, om zich te wijden aan gebed en studie. Enkel op zondag leven de kartuizers in gemeenschap. Verder is het oorverdovend stil.

In 1521 werd het klooster geïncorporeerd in de Leuvense universiteit. De monniken konden nu meegenieten van de universiteitsprivileges en werden onder meer vrijgesteld van belastingen. Maar er waren nog voordelen. Sommige kartuizers waren geïnteresseerd geraakt in het humanisme. Zo hadden de toenmalige prior en zijn rechterhand connecties met Erasmus. Nu ze in zekere zin deel uitmaakten van de universiteit kregen ze de kans om lessen bij te wonen.

Dat sommige monniken bevriende humanisten ontvingen en te veel tijd spendeerden in de aula's, was niet naar de zin van het bestuur van de kartuizerorde. Uit verschillende visitaties blijkt dat de Leuvense kartui zers als ‘ontaard’, ‘seculier’ en ‘ongehoorzaam’ werden beschouwd. Het hielp niet dat enkelen ook sympathie begonnen te krijgen voor Maarten Luther. De orde greep in en verbood Luthers leer, en meteen ook werken van klassieke auteurs en humanisten. De banden met de universiteit werden een stuk minder innig.

Stadskartuizers

Haargesloopt.opvolger

Jozef II besliste in 1783 dat de kloosterorden moesten worden opgeheven, de genadeslag voor de kartuizers. Na het vertrek van de monniken werden het zilverwerk, de boeken en de huisraad geplunderd of verkocht. De glas-in-loodramen werden geveild en kwamen onder meer in Engeland terecht. Later namen Oostenrijkse troepen het klooster als kazerne in gebruik, en liep het gebouw grote schade op.

In 2005 kwam de kloostersite weer in handen van de universiteit. Na een grondige renovatie werd het domein onder meer aangewend voor de opvang van vluchtelingen.

Onder Napoleon werd het vervallen klooster publiek verkocht. De kerk werd gesloopt, en boeren en tuinders gingen aan de slag in de landerijen. In 1912 startte de Leuvense professor en kanunnik Armand Thiéry een restauratiecampagne, waarna de kapucijnen hun intrek namen in het klooster. Ze zouden er ruim tachtig jaar blijven.

Genadeklap

KartHuis

De volgende eeuwen zou de rust in het klooster geregeld worden verstoord door oorlogsgeweld en buitenlandse overheersing. Onder het Oostenrijks bewind legde keizerin Maria-Theresia een beperking op wat betreft kloostergiften, en moesten de kartuizers noodgedwon gen delen van hun domein verkopen. Het aantal monniken daalde, en bepaalde kloostervleugels werden

Dit jaar werd het klooster omgedoopt tot KartHuis, een multidisciplinair centrum voor kwetsbare kinderen en gezinnen, waar klinische dienst verlening, onderzoek en vorming samenkomen. Verschillende organi saties rond ontwikkelingsproblemen bij kinderen bundelen de krachten, en geven een maatschappelijk relevante invulling aan het eeuwenoude Ookklooster.inKartHuis

RS–LeuvenKU© Universiteitsarchief–LeuvenKU©

81

zullen glas-in-loodramen te bewonderen zijn, ontwor pen door glaskunstenaar Joost Caen. De dertien ramen – waarvoor de universiteit een fondsenwervingsactie op touw heeft gezet – beelden het scheppingsverhaal uit. Een metafoor voor kinderen in ontwikkeling, een verwijzing naar de huidige bestemming én een knipoog naar de kartuizers.

Dit jaar werd het klooster omgedoopt tot KartHuis, een multidisciplinair centrum voor kwetsbare kinderen en gezinnen, waar klinischeonderzoekdienstverlening,envormingsamenkomen.

● (pjb)

greep

onderzoeksverhalende op

Begraven veen en CO2

Online RS–LeuvenKU©YigaPeter©SwinnenWard–ToerismeenGeografie–LeuvenKU©RS–LeuvenKU©

Waar je gaat langs Vlaamse wegen, kom je gedenktekens tegen ter ere van Vlaamse missionarissen. De missionaris is vandaag nog altijd sant in eigen land, maar hoe komt dat? Waarom zijn ze bijvoorbeeld alomtegenwoordig in het Vlaamse straatbeeld, en nauwelijks over de taalgrens? En waarom blijft het missieverleden hier grotendeels buiten schot in de discussies rond dekolonisering? Professor Idesbald Goddeeris, gespecialiseerd in koloniale geschiedenis, zocht het uit.

82

In stedelijke gebieden in Oeganda vormen over gewicht en obesitas een toenemend probleem. Voedingsdeskundige Peter Yiga ontwikkelde een educatieprogramma dat onder meer socio-culturele misvattingen over bewegen en gezonde voeding bestrijdt. Dat wierp – bescheiden – vruchten af. Levensstijlgerelateerde aandoeningen dreigen tegen 2030 de belangrijkste doodsoorzaak te worden in Sub-Sahara-Afrika – Yiga hoopt dan ook dat zijn interventie breder navolging kan vinden.

01

03 Ten strijde tegen welvaartsziekten in Oeganda

02 De stevigmissionaris,opzijnvoetstuk

Niet alleen permafrostgebieden, ook veengebieden zijn hotspots voor broeikasgassen. Terwijl veenbodems normaal onder het wateroppervlak liggen –denk aan moerassen – komen ze nu droog te staan door lange droogteperiodes en dalende grondwater standen. Zo vormen die bodems een extra bron van CO 2-uitstoot. Daarom moeten we veen – en zeker begraven veen – beschermen, zo vertellen geografen Gert Verstraeten en Ward Swinnen.

04 Hoe fair is streaming?

Wat verdienen artiesten als ze hun muziek aanbieden via streamingdiensten zoals Spotify of Deezer? Hoe wordt de koek verdeeld en wie neemt de grootste happen? En waar moeten beginnende bands op letten bij het ondertekenen van een contract? Jozefien Vanherpe van het onderzoeksinstituut Consument, Concurrentie en Markt (CCM) en het Centre for IP & IT Law (CiTiP) onderzoekt hoe eerlijk het eraan toegaat in de wereld van muziekstreaming.

Een uit kuleuven.be/stories.

Coverbeeld Shutterstock – fotomontage Rob Stevens Freelancer Gaston Kooijmans

Met dank aan Tom Gaens Contact Sonar@kuleuven.be Abonnement

Illustratie Gudrun Makelberge Colofon

Vormgeving Altera Druk Van der Poorten

Dit magazine is een uitgave van KU Leuven.

Hoofdredactie Lise IsabelleDetobelVan Geet

U kunt een abonnement nemen op Sonar op kuleuven.be/stories.

Redactie en beeldredactie Pieter-Jan Borgelioen Ilse WouterReinerIneGregFrederickxPokusaVanHoudenhoveVanHoveVerbeylen

Fotografie Rob Stevens

Werkten mee aan dit nummer Bart Moeyaert

KU Leuven. Inspiring the Outstanding.

Leuven300013,MarktOudeGeet,VanIsabelleCommunicatie,enMarketingDienstv.u.:–P409886–LeuvenKUTijdschrifteditieExtra–uitgaveDriemaandelijkse

KULEUVEN.BE/STORIES

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
KU Leuven Magazine Sonar n°7 - September 2022 by KULeuven_publications - Issuu