21 minute read

DOSSIER: Zij-instromers

Laat ze niet glippen

Tekst Bart De Wilde, Leen Leemans, Femke Van De Pontseele Illustraties Julie Poignie Beeld Tine Schoemaker Steeds vaker vissen we in de vijver van zij-instromers. Sommigen worden meteen opgenomen in een school collega’s, anderen moeten het allemaal zelf uitvissen. Schoolslag of baksteenslag?

Wie is Virginie März?

• professor onderwijskunde (UCLouvain) • specialisatie curriculum-, school- en professionele ontwikkeling

Wie is Isabel Raemdonck?

• professor onderwijskunde (UCLouvain) • specialisatie werkplekleren, loopbaan- en professionele ontwikkeling

“Te vaak lopen zijinstromers verloren op school”

“Zij-instromers zien er misschien ervaren uit, toch hebben ze nood aan begeleiding”, stellen onderzoekers Virginie März en Isabel Raemdonck. Ze vragen schoolteams om nieuwkomers gericht te ondersteunen en hun expertise in de schijnwerpers te zetten. Hebben we zij-instromers nodig om het lerarentekort op te lossen? Of richten we onze pijlen beter op reguliere leraren?

Virginie März: “De instroom uit de reguliere lerarenopleidingen volstaat op korte termijn niet. We maken nu meer leerlingen in het secundair warm om leraar te worden, maar het effect daarvan zien we ten vroegste over drie à vier jaar. Te laat, want vandaag slagen veel scholen er niet in om alle plekken gevuld te krijgen. Zij-instromers met de juiste motivatie aantrekken, kan een snelle deeloplossing zijn. In Franstalig België is 30 procent van de nieuwe leraren in het secundair onderwijs zij-instromer. Ook in Vlaanderen zal die groep toenemen. Daarom moeten we ons afvragen hoe we ze kunnen ondersteunen zodat ze opgaan in schoolteams en sterk onderwijs geven.”

“Maar minstens even belangrijk: we moeten de huidige leraren proberen te behouden met ingrepen die de job werkbaar houden en de motivatie hoog, ook voor leraren aan het einde van hun loopbaan. Dat kan door de fysieke last van een kleuterleraar te erkennen en anciens deels vrij te maken om andere taken op te nemen, zoals starters lanceren. Of door een leraar met twintig jaar ervaring aanspreekpunt te maken voor zijn vak. Zo zetten we de expertise van leraren optimaal in tijdens de hele loopbaan.”

Isabel Raemdonck: “Vanuit de ontwikkelingspsychologie zijn zij-instromers een interessant publiek omdat ze vaak in de tweede fase van hun loopbaan zitten. Dan verschuiven levensdoelen al eens: in het begin van hun carrière streven mensen eerder persoonlijke groei na, maar na tien à twintig jaar willen

ze hun kennis doorgeven, sociale impact hebben, van nut zijn voor de maatschappij. Dat zie je in de cijfers. In 2020-2021 sprongen 2818 mensen over van de privésector naar het Nederlandstalig onderwijs, het hoogste aantal ooit.”

“Dat ze fi nancieel inleveren als ze overstappen naar onderwijs, hebben sommigen ervoor over. Zeker als ze na een lange carrière een fi nanciële buffer opbouwden. Maar met tien jaar anciënniteit krijg je lang niet iedereen over de streep. Denk maar aan veertigers of vijftigers die plots aanlopen tegen een stevig loonverof vijftigers die plots aanlopen tegen een stevig loonverschil en jobonzekerheid. Mensen richten hun leven in naar hun inkomsten. Als daaruit een hap verdwijnt, is het aanpassen.”

Virginie März: “Opvallend: zij-instromers stomen we klaar via fl exibele verkorte trajecten. Tegelijkertijd hoor je stemmen die het onderwijsniveau willen optrekken via langere opleidingen die nog meer inzetten op professionaliteit en kennis van leraren. Die paradox creëert spanning: zetten we daarmee verkorte opleidingen niet neer als minder kwalitatief?”

Volgens jullie onderzoek verlaten zij-instromers in de eerste vijf jaar dubbel zo vaak het onderwijs als reguliere starters. Welke extra obstakels ervaren ze?

Virginie März: “De praktijkschok voor starters blijft groot: 25 tot 30 procent van de reguliere starters verlaat de klasvloer binnen de vijf jaar. Onze resultaten, gebaseerd op data uit Franstalig België, tonen dat de uitval bij zij-instromers zonder pedagogisch diploma zelfs oploopt tot 65,7 procent.”

“Zij-instromers geven aan dat ze zich niet altijd goed voorbereid voelen. Ze missen vaak pedagogischdidactische bagage, zeker als ze lesgeven combineren met de lerarenopleiding. Hun leerproces gaat op school door. Maar soms vergeten we dat ze starters zijn omdat ze er door hun leeftijd meer ervaren uitzien. Als ze niet op een degelijke professionalisering en specifi eke aanvangsbegeleiding kunnen rekenen, is het risico dat ze weggaan groot. Ze hebben een plan B: ze kunnen dankzij hun diploma terugkeren naar hun vorige beroep.”

“Sommige zij-instromers uit de privésector worstelen met de schoolcontext: vernieuwingen doorvoeren gaat misschien snel met producten, maar vraagt meer tijd als je met leerlingen werkt. En herinneringen aan hun eigen schooltijd stroken niet meer met de realiteit van vandaag: vulden veel leraren hun lessen vroeger individueel in, dan maken we vandaag veel vaker samen school, in overleg met de vakgroep of de leerlingenbegeleider. Daardoor kan een school logger aanvoelen dan een bedrijf.”

Isabel Raemdonck: “Wat ook niet erg helpt, is dat zij-instromers volgens het TALIS-onderzoek vaker in diverse en uitdagende klassen terechtkomen. Terwijl zij net les ervaring missen. Een internationaal fenomeen. In ‘moeilijkere’ scholen zijn vaak meer vacatures. Starters kunnen er meteen aan de slag. Terwijl we net de sterkste en meest ervaren leraren in die uitdagende context zouden moeten inzetten.”

“Zie zij-instromers niet als groentjes of minderwaardige leraren, maar waardeer hun expertise”

Isabel Raemdonck

Voelen zij-instromers zich doorgaans goed aanvaard op school?

Virginie März: “In ons onderzoek geven ze aan dat ze zich zeer geïsoleerd voelen. Voor routines op school, zoals ‘hoe werkt de kopieermachine’ of ‘hoe verloopt de pauze’, baseren ze zich vaak op info van leerlingen en minder van collega’s. In de lerarenkamer zijn ze buitenbeentjes: geen echte starters maar ook nog geen experten in onderwijs. Daardoor vinden ze zowel bij de jonge leraren als de oudere garde moeilijker aansluiting. Bouw daarom samen aan het sociale weefsel rond die zij-instromers. Hoe sneller je nieuwe collega ingewerkt is, hoe beter voor jou. De overgang naar jouw les loopt vlotter als ook de zij-instromer het klasmanagement op orde heeft.”

“Een andere veelgehoorde klacht: ervaren collega’s zien zij-instromers als tweederangsleraren. Of beter: zo voelen zij-instromers dat soms aan. Ergens begrijpelijk: een leraar die een voltijdse opleiding van drie of vijf jaar volgde, kan het lastig vinden dat iemand uit een fl exibel traject meteen op dezelfde trap staat. Misschien los je dat op door de zij-instromer eerst een aantal maanden als junior of assistent-leraar te laten co-teachen met een senior of expert-leraar.”

“Een aantal scholen experimenteert daarmee: je krijgt grotere klasgroepen maar die aanpak garandeert wel dat je zij-instromer niet meteen alleen voor een klas staat. Vooroordelen over elkaar sneuvelen bovendien sneller als je samenwerkt in multidisciplinaire teams. Lukt co-teaching niet, laat de zij-instromer dan wat lessen bijwonen. Naast jouw didactiek observeert die ook hoe je met de leerlingen omgaat, wat de schoolcultuur is. Redenen genoeg om aanvangsbegeleiding niet over te laten aan één mentor, maar in het DNA van je schoolteam te schrijven.”

Blijven zij-instromers alleen aan boord als de school extra inspanningen levert?

Isabel Raemdonck: “Een goede begeleiding doet veel. Maar durf ook anders naar je nieuwkomer kijken. Zie zij-instromers niet als groentjes of minderwaardige leraren, maar waardeer hun expertise buiten het onderwijs. Daarover heerst vaak ongenoegen bij zij-instromers: hun eerdere werkervaring is amper onderwerp van gesprek bij de aanvangsbegeleiding.”

“Peil daarom als directeur of mentor naar hun competenties. Brainstorm samen hoe je die ervaring naar de klas of de school vertaalt. Als een lasser praktijkleraar wordt, komt zijn beroepservaring duidelijk van pas. Een meerwaarde voor de school en het team, niemand die daarover kijkt. Maar ook de hr-consultant die gedragswetenschappen geeft, kan het personeelsbeleid of de aanvangsbegeleiding op school naar een hoger niveau tillen. Geef die expertise een plek.”

“Zij-instromers missen leservaring, en toch staan ze vaak voor de moeilijkste klassen”

Isabel Raemdonck

“Daarmee richt je de schijnwerpers op je nieuwe collega. Het zilveren randje van al die inspanningen: je bouwt een team uit met complementaire profi elen.”

Virginie März: “Dat geldt trouwens ook voor pas afgestudeerden: misschien loodsen zij naast hun vakkennis andere talenten en expertise binnen. Dan kunnen ze samen met collega’s digitaal lesmateriaal ontwikkelen of excursies organiseren. En niet alleen de talenten, ook de noden van nieuwe collega’s verschillen.”

“Overloop vóór een zij-instromer start samen de functiebeschrijving en zoek uit waar jullie moeilijkheden verwachten. Misschien is een infosessie ‘hoe communiceer je met ouders’ overbodig voor een ex-zaakvoerder die voortdurend met klanten praatte. Klasmanagement kan dan wel een groot werkpunt zijn. Wie leidinggevende was, heeft wellicht minder moeite met tempo of orde houden, maar wil wel vak didactisch bijgespijkerd worden. Overlaad de school en de nieuwe collega niet met overbodige sessies, maar ga gericht te werk.”

Kan je voorspellen welke werknemers goede leraren zullen zijn?

Isabel Raemdonck: “De juiste motivatie is veel belangrijker dan persoonlijkheidskenmerken. ‘Ik heb niet genoeg geduld’ of ‘ik kan het niet goed uitleggen’ houden zij-instromers soms tegen om de stap te zetten naar de klas. Ten onrechte. Wie persoonlijk nut nastreeft, zoals een betere balans tussen werk en privéleven, meer vakantie of werkzekerheid, houdt het meestal niet lang vol. Die zij-instromers onderschatten de job en raken teleurgesteld door het vele avond- en weekendwerk.”

“Wie sociaal nut als doel heeft en echt een impact wil hebben op jongeren, blijft langer in onderwijs. Zoals de kapper die het een beetje gezien heeft als zelfstandige en zijn expertise wil doorgeven of de fi nancieel specialist die de zakelijke kant van de bankwereld inruilt voor een job met tieners. Als onderwijs die kan overtuigen, zitten we goed.”

Virginie März: “Bij veel zij-instromers komt leraar worden niet uit de lucht gevallen. Na hun hogere studies twijfelden ze, maar ze kozen uiteindelijk voor een andere loopbaan. Later ervaren ze het gemis. Onderwijs is altijd in hun gedachten blijven hangen.”

Isabel Raemdonck: “Dat type zij-instromer heeft een betere zelfeffectiviteit, blijkt uit ons onderzoek. Ze geloven vaker dat ze een goede, bekwame leraar zijn. Belangrijk, want gebrekkige zelfeffectiviteit is net een voorspeller voor uitval. Als we campagnes organiseren om zij-instromers aan te trekken, richten we ons dus het best op mensen met dat maatschappelijke engagement.”

“Leraar worden komt bij een pak zij-instromers niet uit de lucht gevallen”

Virginie März

Om ze als volwaardige leraar te zien, moeten we af van de term ‘zij-instromer’, vinden jullie.

Virginie März: “Woorden kunnen de negatieve perceptie over die leraren versterken. ‘Zij-instromer’ beklemtoont dat je geen ‘echte of volwaardige’ leraar bent. Daarom opteren wij voor ‘leraar als tweede loopbaan’, een vertaling van de term die in internationaal onderzoek gangbaar is: second career teacher. Het zijn leraren die hun eerste ervaring buiten onderwijs opdeden.”

“Vreemd genoeg duikt de term ‘zij-instromer’ alleen op in het onderwijs. Wie zich omschoolt tot verpleger na een carrière in de IT, wordt niet zo benoemd. Als je je hele korps in juniors en seniors of assistenten en experten opdeelt, zoals in de bedrijfswereld, kan je het label ‘zij-instromer’ schrappen. Tegelijk erken je zo het verschil in anciënniteit in het onderwijs, hun expertise én de groeikansen.”

Isabel Raemdonck: “Laten we vooral de meerwaarde van die carrièremoves in de schijnwerper zetten: een blik van buitenaf motiveert je leerlingen extra, leert ons onderzoek. Een burgerlijk ingenieur-architect die wiskunde geeft, kan abstracte kennis makkelijk aan concrete voorbeelden ophangen, want paste die zelf talloze keren toe bij het ontwerpen van bruggen of gebouwen. En zo iemand heeft ook nog eens gouden contacten in het werkveld. Misschien staat die zelfs nog deeltijds in de sector. Zie de diversiteit aan starters als een kans. De cultuur van de andere werkcontext kan een school verrijken, verbreden. Het kan de dynamiek van een school nieuw leven inblazen.”

Van de bedrijfswereld naar de klas

Drie zij-instromers over hun overstap naar onderwijs. Sprongen ze met dichtgeknepen billen of open vizier? En hoe hard of zacht verliep de landing?

Wie is Michaël Dutoit?

• geeft les in GEBASKA afdeling ‘t Mulderke in

Kapelle-op-den-Bos • leraar in het derde en vierde leerjaar • stapte 5 jaar geleden naar het onderwijs

“De kerncentrale ruilen voor de klas, dat is zeker niet uitbollen”

“Aan het einde van de zomervakantie het nieuwe schooljaar voorbereiden, dat zag ik mijn moeder vroeger ook doen. Zij was zelf een heel betrokken schooldirecteur in het basisonderwijs. Toch stuurden mijn ouders me naar de harde wetenschappen. Je was bijna een alien als je na Latijn-Wiskunde voor leraar lager onderwijs koos. Ik werd dus ingenieur. Na een postgraduaat in Barcelona, een compromis met mijn ouders om mijn honger naar taal te stillen, ging ik aan de slag bij Engie. Als burgerlijk ingenieur materiaalkunde schreef ik onder andere inspectierapporten voor kerncentrales. Een persoonlijke touch kan je daar niet in leggen, en hoewel je letterlijk energie geeft, kom je niet met je eindgebruiker in contact. De werkdagen leken steeds meer op elkaar.”

“Een overstap naar het onderwijs bracht redding. Naar het secundair was logischer, dan verdiende ik meer en gaf ik minder uren les. Maar het basisonderwijs trok harder: de verwondering die je tijdens je les bij kinderen ziet, is onbetaalbaar. Ze trekken grote ogen als ik vertel over werkopdrachten in exotische landen. Maar rust opsnuiven en uitbollen in het onderwijs: dat gaat zeker niet op. Een schooldag vreet vaak meer energie dan een dag op kantoor. Je volgt het ritme van de kinderen, je lunchtijd en zelfs je toiletpauzes liggen vast. Maar je hebt elke dag het gevoel dat je van nut was, je betekent altijd iets voor iemand.”

“Hoewel ik nu minder verdien, vind ik het ook een verademing dat gesprekken niet voortdurend rond geld draaien, dat er geen jaloezie is onder collega’s over loonverschillen. We zijn echt een team dat samenwerkt en compromissen probeert te vinden. Onderwijs is niet het rijk der vrijheid: deur dicht en je doet volledig je eigen zin. Bij mijn meer ervaren collega’s kon ik zelfs met mijn gekste vragen terecht. Ze hielpen mij steeds uit de nood. Dat voelt veel beter aan dan formele sessies aanvangsbegeleiding. En ook een goede directeur is cruciaal: ze erkent mijn expertise. Ze schakelt me in om taalinitiatie te geven en om de wiskundeknobbels in de klas op sleeptouw te nemen. Daardoor voelde ik me minder de newbie op school.”

“Omdat ik echt als leraar gezien wil worden en niet als exingenieur, pak ik niet graag uit met mijn vorige job. Het leidt soms tot grappige misverstanden. Kan jij de verwarming herstellen of computerproblemen oplossen, vragen collega’s soms. Dan moet ik ze ontgoochelen. Ouders moest ik vooral in de eerste jaren overtuigen. Ze vroegen me op het oudercontact waarom ik leraar werd. Maar na vijf jaar ben ik steeds meer meester Michaël in plaats van ingenieur Dutoit.”

“Ik moest collega’s eraan herinneren: ik ben wel wat ouder maar start net”

Wie is Evelyne Borioni?

• tweede jaar leraar Frans in Sint-Gabriëlcollege in Boechout • volgde de lerarenopleiding Frans, Nederlands en NT2 • deed meer dan 10 jaar de administratie voor een bouwbedrijf “Toen ik voltijds in het bouwbedrijf van mijn man werkte, schreef ik naast mijn uren soms een zakelijke brief voor vrienden of gaf ik hun kinderen bijles. Dat ging me redelijk goed af. En dus besliste ik om in de voetsporen van mijn mama en zus – allebei leraar – te stappen. Vijf jaren geleden startte ik met de lerarenopleiding, naast mijn job. Dat ik wat ouder was, vond ik geen nadeel. De competenties en vaardigheden die je vandaag als leraar moet hebben: het leven slijpt die er toch wat in. De leraar als opvoeder, die moet je me als moeder niet leren kennen. En ik vind het niet erg dat mijn werkdag als leraar tot ’s avonds doorgaat. Ook als zelfstandige eindigden mijn dagen laat. Maar ik wist ook wat ik wel miste: klasmanagement en vakdidactiek.”

“Eerlijk: mijn eerste jaar voor de klas was best pittig. Ik had vier klassen in het tweede secundair en één klas in het vierde. Ik kende de leerlijn van het derde middelbaar niet en vond tussen alle vergaderingen door nauwelijks tijd om de handboeken van het derde door te nemen. Ik ging voor interactieve taken, maar rond Kerstmis rees de berg verbeterwerk me boven het hoofd. Al die opnames beluisteren die ik mijn leerlingen liet maken en daarnaast nog lessen voorbereiden, daar kroop zoveel tijd in.”

“Geen slecht woord over mijn aanvangsbegeleiding. Ik krijg veel hulp van twee mentoren die voortdurend aanspreekbaar zijn, workshops organiseren en een maandelijkse nieuwsbrief voor starters en zij-instromers opstellen. Mijn collega’s moet ik er soms aan herinneren: als veertiger lijk ik geen starter, maar ik ben het wel. Gelukkig houdt onze directeur rekening met mijn draagkracht als starter. Dit jaar geeft ze me drie parallelklassen in het tweede middelbaar, waarvoor ik al lessen uitwerkte. Ik besloot zelf om vier lesuren minder te geven, om deze job nog te kunnen combineren met de administratie voor mijn man.”

“Dat ik na één jaar al mijn TADD binnenhaalde en in dezelfde school aan de slag kan, is een godsgeschenk. Want de verhalen over een opeenvolging van interims schrikten me toch af toen ik de sprong naar het onderwijs waagde. Ik had geluk en vond meteen stabiliteit in plaats van voortdurend aanpassen aan scholen met andere regels en cultuur. Wat me nog meer voldoening geeft: dat mijn leerlingen Maatschappij en welzijn, die Frans meestal een horrorvak vinden, me bedankten voor mijn lessen. En de mailtjes van de ouders, omdat ik hun kinderen bijles gaf tussen de middag. Die hou ik bij, voor als ik eens door een dipje ga tijdens een verbeterpiek.”

“Een klas van acht begeleiden is even zwaar als een ploeg van zestig man”

“Na mijn zevende jaar tso begon ik te werken als lasser. Ik groeide door: in mijn laatste job gaf ik leiding aan zestig werknemers en draaide ik lange weken. Maar mijn droom om leraar te worden bleef. Toch twijfelde ik. Als je een goede job hebt en stevig verdient, waarom dan veranderen? Zou ik wel een goede leraar zijn, kon ik die jongeren een toekomst geven? De verhalen in de media over het grote lerarentekort, gaven me de laatste duw. De onheilsberichten over onderwijs hielden me niet tegen: aan elke job zit een schaduwkant.”

“De klik met mijn leerlingen kwam heel snel. Ik heb dezelfde achtergrond en weet wat hun toekomstige job inhoudt. Lesgeven zelf was wat ik ervan verwachtte. Maar dat de opleiding erg veranderd is, verraste me. In een zesde of zevende jaar lassen is nu bijna alles praktijkgericht. Mijn cursus was in het begin te moeilijk, dus heb ik me verdiept in wat mijn leerlingen aankunnen. Dat je niet zomaar kan geven wat jou nuttig lijkt, maar leerplandoelen en eindtermen moet halen, is vaak lastig. Gelukkig ben je vrij in de manier waarop je het einddoel bereikt.”

“Als starter zijn de arbeidsvoorwaarden niet ideaal. Ik ben gemotiveerd, maar eind juni eindigt telkens

Wie is Kenny Van de Wouwer?

• tweede jaar als praktijkleraar lassen • GO! Technisch Atheneum Kapellen • combineert lesgeven met een tweejarige opleiding

mijn opdracht en op 1 september word ik opnieuw aangenomen. Werkzekerheid is er niet. Als er een vastbenoemde leraar terugkeert naar de school, mag ik vertrekken. Ik krijg veel begeleiding van mijn directeur, technisch adviseur en collega’s. Hun gerichte, praktische tips rond didactiek of grenzen bewaken, zijn goud waard. Net als samen lesmateriaal ontwerpen en digitaliseren. Voorlopig helpt dat alles me meer dan de tweejarige theoretische opleiding waarmee ik lesgeven combineer.”

“Ik verdien minder, maar sinds ik voor de klas sta, vertrok ik nog geen enkele dag tegen mijn zin. Je start in een klas met jongeren met een diverse achtergrond. Zien dat ze samen een opdracht uitvoeren en dat ze op het einde van het jaar gegroeid zijn, geeft veel voldoening. Ze halen wel wat streken uit, maar ze zijn gemotiveerd om iets van hun leven te maken. Daarbij kan ik mijn ervaring uitspelen: laatstejaars zitten vaak al met hun hoofd half in het werkveld. Na mijn eerste jaar als leraar weet ik: een klas van acht jongeren begeleiden is even zwaar als een ploeg volwassenen van zestig. Maar de liefde die je krijgt en de collegialiteit die je ervaart, kunnen nergens aan tippen. Ik heb mijn roeping gevonden!”

“Niemand ziet zij-instromers als reservewielen”

De praktijkschok voor zij-instromers is groot. “Maar als je hun eerste weken volpropt met info- en groepssessies, dan verslikken ze zich snel”, stelt directeur Vincent Browet vast. Zij-instromers begeleiden doet zijn team met behapbare brokjes.

“We zetten onze schoolpoort wijd open voor zij-instromers. Ze hebben enthousiasme en werkervaring buiten onderwijs te koop, maar onderschatten wat er allemaal op hen afkomt. Er gaapt een groot gat tussen hun loopbaan als leerling en hun eerste stappen als leraar. Ze schrikken dat tieners leraren niet zomaar volgen, dat je gezag moet afdwingen. En didactiek, interactie met jongeren of een klas managen, daarvan hebben ze – logischerwijs, ze hadden dat alles nog nooit nodig – weinig kaas gegeten.”

“Om al die redenen hebben zij-instromers andere begeleiding nodig dan gewone starters, zelfs als ze de verkorte opleiding al achter de rug hebben. Als school heb je de neiging om ze snel klaar te stomen via een spoedcursus leraar en alle info over je aanpak mee te geven. Maar daar loert het grote gevaar: als je zij-instromers in september overdondert met info-, overleg- en leersessies, verdwijnen ze in oktober uitgeblust via de achterdeur.”

“Daarom pakken we het gefaseerd aan. Aanvangsbegeleiding start altijd bij mij. Als we een leraar aanwerven, krijgt die een mail: ‘Proficiat, welkom in onze ploeg’. Daar stoppen we

Wie is Vincent Browet?

• vijfde jaar als directeur in

GO! MIRA in Hamme • werkte eerst in het buitengewoon onderwijs

zeker voor onze nieuwe zij-instromers geen tien bijlagen bij, maar enkel wat praktische info zoals de code voor de kopieermachine en een login. We kleven hun foto nog voor de zomer voorbij is op de talentenkaart in onze lerarenkamer. Meer dan al het schaafwerk opsommen, willen we zij-instromers laten voelen dat we ze met open armen ontvangen.”

FUNCTIEBESCHRIJVING OVERLOPEN “Iets later, bij het intakegesprek, overlopen we samen de functie beschrijving. Daar komen alle kaarten op tafel. Wat heb je in de vingers dankzij je vorige job, waar verwacht je moeilijkheden en kunnen we helpen? Een ex-leidinggevende straalt misschien natuurlijke autoriteit uit en vertelt boeiend. Maar hoe goed kan die toetsvragen opstellen of tempo houden? We faseren daarrond dan overlegmomenten, klasbezoeken of minicursussen. Zo krijgt elke zij-instromer een traject op maat waarbij niet alles in de maanden september en oktober gepropt zit.”

“Onze mentor en vakcollega’s wonen tussendoor een les bij, net zoals we bij onze reguliere starters doen. Klopt onze inschatting? Zit de autoriteit goed? En loopt het lestempo inderdaad nog wat met horten en stoten? Dan kunnen we onze begeleiding bijsturen of nog preciezer uitwerken. Daarbij houden we onze ogen ook open voor het surplus dat zij-instromers brengen. Wie voor de job vaak naar het buitenland trok en talen voortdurend oefende, kunnen we op termijn misschien inzetten voor CLIL-lessen. Wat we wel merken: dat de directeur of mentor passeert in hun klas, voelt voor sommige zij-instromers in eerste instantie als controle. We vragen ze om hun schild te laten zakken. Je kwetsbaarheid durven tonen en aan zelfrefl ectie doen, vinden we in onze school een must.”

WATER AAN DE LIPPEN “Niemand uit het team ziet zij-instromers als reservewielen. Lerarenopleiding al achter de rug of niet: wie de mouwen opstroopt, verovert meteen een plekje in het team en mag onder sterke vleugels rustig groeien. Die refl ex om nieuwe collega’s te omarmen, zit in onze open cultuur. Maar vandaag maakt iedereen ook zijn rekening. Hoe meer jobs niet ingevuld raken, hoe hoger het water aan de lippen komt bij elke leraar. Iedereen moet vaker uren overnemen of toezicht houden in de studie. Bovendien ziet niemand graag dat leerlingen maandenlang een bepaald vak missen.”

“Vorig jaar telden we drie nieuwe zij-instromers voor algemene vakken. Eentje hield het niet vol. Ondanks alle goede bedoelingen aan beide zijden, liep het spaak. Hem begeleiden werd een fulltime job voor onze mentor. Dat kan niet de bedoeling zijn. Bovendien: die uren hebben we niet. De boodschap dat het stopt, moet je dan durven brengen als directeur. Maar we laten niemand zomaar vallen. Samen zochten we uit in welke sector zijn talenten wel tot hun recht zouden komen. En zo’n gesprek geeft ons ook feedback over onze aanvangsbegeleiding.”

VAKGROEP ALS LEVENSLIJN “Dit jaar vonden we onze nieuwe leraar economie bij het softwarebedrijf Oracle. Al negentien jaar in een boeiende job en toch stapt hij heel doelbewust naar onderwijs. Eerst nam hij een sabbatjaar om zijn educatieve master af te ronden. Voorspellen kan je nooit, maar ik heb er een goed oog in. Hij zal leerlingen meenemen door zijn schwung, energie en vakkennis. En hij schat zijn werkpunten goed in: het niveau bepalen van leerlingen – onze sterke vakgroep is daar zijn levenslijn – en zichzelf niet voorbijlopen. Dus zoeken we uit: waar verlies je te veel tijd en wie kan je daarbij helpen?”

“Onze conclusie? Zij-instromers alleen gaan het lerarentekort niet oplossen. Maar wie de gedurfde overstap maakt, verdient op school begeleiding op maat. Zeker omdat we onderwijs vernieuwend organiseren, kan onze kleinere school er maar een paar aan. En hoewel die enkelingen work in progress zijn, zijn ze vanaf hun aanwerving volwaardige elementen in ons team. Ze brengen zuurstof binnen en ademen unieke werk- en levenservaring.”

“Wie de mouwen opstroopt, mag rustig groeien”

This article is from: