NieuwNAT 11

Page 1

Editie: voorjaar 2011 Prijs: â‚Ź 4,95

JONG! NieuwNAT

11 | Jong in Aalsmeer

Yannick Duport De ene hangjongere is de andere niet

Merel Meijdam Maar hier ben ik beroemd! Patrick Verkerk 100% concentratie, 0% zenuwen

nieuwnat.nl


Jong in Aalsmeer

In deze editie

De hangjongere: “Ik ben geen engel.” De zomerkampleider: “Gewoon een potje verliefd worden, een vreselijk blauwtje lopen, of toch die ene zoen.” De popzangeres: “Een band met wat meer stampende soul en funk lijkt me ook te gek.” De twitteraar: “Het wordt nooit iets met NieuwNat als we niet vandaag de account @NieuwNAT openen op Twitter.” De barkeeper: “Ze komen naar de disco voor het onskent-ons-gevoel.” De luxe-automonteur: “Ze vragen altijd eerst hoe hard ik rijd.” De gelovige danseres: “Ik merk gewoon heel sterk dat God hier achter staat.” De kunstenaar in spe: “Het is een rauw, grillig plaatje geworden, er zit een bepaalde intensiteit in.”

Bregje de Boer Uggs en BlackBerries Anton de Boer Uggs en BlackBerries Erik van Itterzon Wegwezen! Jochem van Leeuwen Feesten in Aalsmeer Auke Ham Jongensdroom Pierre Tuning Jongeren, pas op! Cees Tas jr Mijn De Binding Merel Meijdam Beroemd in Aalsmeer Joop Kok Weteringplantsoen Amber Bartels Zeepbel Tel Aviv

3 3 15 20 22 24 27 28 30 32

Interviews Yannick Duport Hangjongeren Ansje Weima Rookie of the year Han Carpay Discotheek Bon Ami Adri Markus Kerkganger is vrij Leni Paul Muziek als hobby Han Carpay De beeldende kunst in

4 8 12 16 34 36

Column Peter Maarsen

@NieuwNAT #Jong

11

Gedicht Marcel Harting

Voor het slapen gaan

18

Deze ene alinea alleen al bewijst hoe veelzijdig de Aalsmeerse jongeren van vandaag zijn! Of zijn het listig bijeengeraapte citaten, die flink uit hun verband gerukt zijn? Laat ik, om de nieuwsgierigheid te voeden, eerst enkele andere schrijvers en geïnterviewden nog noemen: een feestvarken, een onderzoeker in den vreemde, een hippie, een woningzoekende, een schaatsploegbegeleider, een gemeenteraadslid, een klassieke gitarist en een Uggs-liefhebber. Ze liepen gewoon rond in ons dorp en lieten zich graag strikken voor een bijdrage. Al met al een bonte verzameling ‘mensen’ en stof genoeg voor een leuk magazine over ‘Jong in Aalsmeer’. Dat is het thema van dit lentenummer, waarmee we online alweer ons derde jaar ingaan. We zijn vooral op zoek gegaan naar de ambities van jongeren tussen grofweg 15 en 35 jaar. Op de volgende tientallen pagina’s laten ze zichzelf horen, soms op hoogst persoonlijke wijze en met onversneden lef. Lees maar. Het vorige nummer is zowaar grif van de hand gegaan. We hebben… meer dan vijfhonderd exemplaren kunnen verkopen, iets wat we bij lange na niet verwacht hadden. Doordat het zo lekker liep, kunnen we ook dit nummer in een gedrukte versie uitbrengen. Dat doen we met veel plezier, gestimuleerd door uw bijzonder positieve reacties op ‘Markantici’. Het nieuwe magazine zal verkrijgbaar zijn vanaf begin april. Kijk voor de verkooppunten op onze website www.nieuwnat.nl. Ons volgende nummer heeft als thema ‘Ik gun Aalsmeer…’ Zoals altijd zijn bijdragen en ideeën daarvoor van harte welkom. »» Han Carpay, Redactie NieuwNAT

Foto’s Anke Zekveld (portretten geïnterviewden), Monic Persoon (Aalsmeerse jongeren, incl. voorpagina) Plus een mailwisseling tussen de jonge gemeenteraadsleden Robbert-Jan van Duijn en Robert van Rijn over hun politieke Ambities

COLOFON Redactie: Han Carpay, Yannick Duport, Hélène Homan, Erik van Itterzon, Ton Offerman, Ansje Weima Aan dit nummer werkten verder mee: Amber Bartels, Anton de Boer, Bregje de Boer, Robbert-Jan van Duijn, Auke Ham, Marcel Harting, Joop Kok, Jochem van Leeuwen, Peter Maarsen, Adri Markus, Merel Meijdam, Leni Paul, Monic Persoon, Robert van Rijn, Cees Tas jr, Pierre Tuning, Anke Zekveld Vormgeving/webdesign: You’re On! (Joran van Liempt) Verschijningsdatum: 21 maart 2010 E-mail: info@nieuwnat.nl Redactieadres: Kamperfoeliestraat 31, 1431RL Aalsmeer Telefoon: 06 55760915 (Han Carpay), 0297 329468 (Ton Offerman) Reageren? reactie@nieuwnat.nl Financiële steun? Rekeningnummer 7650738 t.n.v. Erik van Itterzon inz. St. de Droom o.v.v. ‘Steun NieuwNAT’. NieuwNAT verschijnt driemaandelijks; eerstvolgende nummer: 21 juni 2011 Overname van artikelen is toegestaan, met bronvermelding.

»» 2

38


Uggs en Blackberries 1.

Op mijn school in Amstelveen hebben heel veel mensen Uggs en BlackBerries. De Uggs laarzen zijn sinds vorige winter een rage en BlackBerries sinds vorig jaar. Bijna iedereen heeft ze en je kan al bijna niet meer zonder. Ikzelf heb ze niet, maar het is niet zo dat ik ze niet wil, of dat ik niet meeloop met de hype. Ik kan me voorstellen dat veel mensen het onzin vinden, dat ‘de jeugd’ zo achter elkaar aanloopt, maar daar ben ik het niet mee eens. Het hoort bij onze leeftijd en BlackBerries bijvoorbeeld zijn echt handig. Je kan ermee pingen, een soort gratis sms’en van BlackBerry naar BlackBerry. Ook ben je bijna overal bereikbaar en je kan op veel plaatsen op internet. Veel meiden – en ook wat jongens – hebben Uggs. Ik weet niet of, als niemand ze zou hebben, je ze écht mooi zou vinden, maar veel mensen gaan ze vanzelf wel willen. Waaronder ikzelf. Deze rages zijn natuurlijk wel een luxe en het kost ook best wat geld. Toch vind ik dat het bij de leeftijd hoort, ook al weet ik dat veel mensen er anders over denken. Echter bij sommige mensen wordt het een heel plaatje: Uggs (een paar of 4), een BlackBerry, een bontjas, een scooter en een handtas. Je moet wel jezelf kunnen blijven... Maar wie weet hoe wij er over vijf jaar uitzien. »» Bregje de Boer (dochter, 14 jaar)

2.

Bij de scholen is het ’s ochtends een drukte van belang. Niet zozeer kinderfietsen maar vooral auto’s zijn hier de oorzaak van. Deze auto’s leveren de prinsjes en prinsesjes af voor hun dagelijkse portie onderwijs. En omdat het verkeer niet zonder risico’s is voor kinderen op de fiets, worden ze gebracht. Intussen weten deze kinderen niet meer hoe het voelt om tegenwind te hebben of in de zon te fietsen.

De welvaart is nog nooit zo groot geweest als nu, crisis of geen crisis. Op zich is dat natuurlijk best mooi. Soms lijkt het echter wel of in onze omgeving welvaart een doel op zich aan het worden is. Het lijkt meer te gaan om de extase van het verzamelen van allerlei zaken en daaraan verbonden kortstondige voldoening. Dit gaat in rages. Kinderen lijken dit gedrag van hun ouders over te nemen. De meest flagrante voorbeelden van dit moment zijn de Ugg en de BlackBerry. De Ugg is een van oorsprong Australische laars gemaakt van schaap. Het is een oerlelijk vormeloos ding. Deze laars verwisselt van eigenaar voor ongeveer €180, de productiekosten zijn ongeveer €30, het verschil is gebakken lucht die wordt betaald door de ouders van de prinsjes en prinsesjes. Hetzelfde geldt voor de BlackBerry. Dit is een telefoon die door basisschoolkinderen wordt gebruikt en wordt aangeschaft voor een tarief dat gelijk is aan het jaarinkomen van een gezin in Bangladesh. Deze hang naar materiële hypes van zowel ouders als kinderen lijkt het denken over immateriële en meer filosofische zaken te drogeren. Dit denken lijkt uit onze cultuur te verdwijnen. Herrie en eenvoudige redenaties worden meer de norm. Een beschaving aan het einde van zijn cyclus; ‘brood en spelen’ of anders worden we boos. De situatie in de westerse cultuur heeft alle kenmerken van de remmende voorsprong. We zullen snel ingehaald worden door groeiende beschavingen die zich aan het ontwikkelen zijn in Azië en Zuid-Amerika. Kinderen uit deze omgevingen weten nog wel wat het is om tegenwind te hebben. En hoe het is om in de zon te fietsen. En dat is veel leuker. »» Anton de Boer (vader, 54 jaar)

»» 3


De ene hangjongere is de andere niet “Als we vragen waar we naartoe moeten, geven ze geen antwoord,” stelt Robin Maarse hoofdschuddend vast vanaf de bank in zijn ouderlijk huis, “en als er dan wel een keer een antwoord komt, zeggen ze dat we maar bij een vereniging moeten gaan.” Hij leunt achterover en lacht, alsof de suggestie zich te mengen in het Aalsmeerse verenigingsleven een goede grap is. “Jongens van een jaar of negentien, twintig, zoals als ik,” legt hij uit met diepe stem die geheel niet past bij het standaardbeeld van een hangjongere, “die hebben geen zin om gezellig bij de zangclub te gaan.” Hij schudt nogmaals zijn hoofd, de afkeuring over de suggestie druipt van hem af.

Robin Maarse, 19 jaar uit Kudelstaart, is hangjongere. Eigenlijk is hij automonteur, maar het was in het kader van zijn vrijetijdsbesteding dat hij onlangs een brief schreef naar de Nieuwe Meerbode. Opmerkelijk, aangezien hangjongeren over het algemeen weinig van zich laten horen wanneer ze niet op straat rondhangen. In de brief gaf Robin aan zich niet serieus genomen te voelen en het idee te hebben dat de gemeente zich vooral bezighoudt met symptoombestrijding wat betreft jeugdzaken. “Ze willen niet met ons praten, ze zijn alleen maar geïnteresseerd in ons weg sturen als men last van ons heeft.”

Hoog bezoek In het kader van een nieuw samenscholingsverbod bij het winkelcentrum van Kudelstaart kwam burgemeester Litjens langs voor een gesprek. “Hij kwam toelichting geven,” verbetert Robin zichzelf, bij zijn verhaal. “Ik dacht eerst dat hij kwam voor een gesprek, maar het was niet de bedoeling dat ik terugpraatte,” verklaart hij verontwaardigd. De burgemeester ging de meest notoire hangjongeren van Kudelstaart af, dus kwam hij ook bij huize Maarse langs. Robin is volgens de gemeente, getuige de brief die zowel hij als zijn ouders apart van elkaar ontvingen, een van de leiders van een groep Kudelstaartse hangjongeren die overlast veroorzaakt. “Ik ben geen engel,” erkent hij ruiterlijk, terwijl hij tekst en uitleg geeft over zijn status als hooggeplaatste hangjongere. De status van leidinggevende, die de gemeente hem toedicht, zit hem dwars. “We zijn gewoon een groep vrienden, je kent dat wel. Niemand is de baas. Ik heb wel een grote bek, dat is waar.” Dat hij die grote bek niet alleen bij zijn vrienden bezigt, blijkt ook uit zijn verhaal. Robin heeft de wijkagent uitgenodigd te praten, kreeg de burgemeester op bezoek en stuurde – toen de opstelling van de burgemeester hem niet beviel – een brief naar de lokale krant. “Ik dacht dat de burgemeester kwam om te praten. Dat stond ook in de uitnodiging: hij zou komen praten. In plaats daarvan kwam hij gewoon uitleg geven over het samenscholingsverbod en de nieuwe regels. Als ik probeerde in discussie te gaan, kapte hij me af.”

»» 4


Uitgezocht

Hangen

Als Aalsmeerse jongere voelt Robin Maarse zich gemarginaliseerd, niet serieus genomen. De politie is, volgens hem, vooral gebrand op het achterna zitten van hem en zijn vrienden. “Ze roepen me met naam en toenaam en dan vragen ze me om mijn identiteitsbewijs,” vertelt hij hoorbaar gefrustreerd. “Zelfs als ik overdag een pakje sigaretten ga halen. Als ik ’s avonds op straat sta, dan kan ik er nog wel begrip voor opbrengen.”

Over waar hij zijn avonden doorbrengt is hij bijzonder bondig. “Er is hier in Kudelstaart een jeugdhonk, dat is twee avonden per week open. Die twee avonden zit iedereen daar. De rest van de week gaan we waar het licht aan is en je droog staat: het winkelcentrum.” Dat ze daar nu niet meer mogen staan omdat ze overlast veroorzaken voor omwonenden, kan Robin begrijpen. Toch, claimt hij, is het probleem niet opgelost met een samenscholingsverbod. “Het probleem is, we kunnen nergens naartoe. Heel Kudelstaart is volgebouwd en zelfs op de plaatsen waar niemand in de buurt woont, zoals bij RKDES, is de politie er als de kippen bij om ons weg te sturen.”

Bij de brief die de gemeente tweemaal naar huize Maarse stuurde, hoorde een lijstje met de nieuwe regels die gelden rond het Kudelstaartse winkelcentrum waar hij en zijn vijf tot vijfentwintig vrienden graag hangen. “Het aantal wisselt iedere avond, het ligt er maar net aan wie naar buiten komt.” Volgens Robin leeft de politie zelf de regels niet na, hij noemt meerdere momenten waarop vrienden of kennissen van hem direct een boete kregen opgelegd, in plaats van de in de regels beloofde waarschuwing. Wat vooral uit zijn verhalen naar boven komt, is wantrouwen richting het gemeentelijk politiekorps. “Ze hebben mij in een hokje neergezet: het hokje irritante jongere,” verzucht Robin, terwijl hij naar de brief van de gemeente kijkt. Niet geheel ten onrechte, erkent hij. “Ik ben geen lieve jongen, ik heb echt wel wat dingetjes geflikt.” Voor een van die ‘dingetjes’ heeft hij nog een taakstraf te volbrengen. Bovendien heeft zijn plaats in het hokje ‘irritante jongere’ gevolgen voor de manier waarop politie zijn gedrag interpreteert. Tijdens zijn visite heeft de burgemeester volgens Robin Maarse en zijn ouders verteld dat de politie vermoedt, volledig ten onrechte, dat hij drugs dealt. “Wat ze zien, is dat ik in mijn auto zit en dat er wat vrienden naar me toekomen om even met me te ouwehoeren. De verklaring die ze dan hebben, is dat ik drugsdealer ben, natuurlijk. Dat laat wel zien hoe ze over me denken.”

Dat de politie en hangjeugd elkaar zo vaak moeten treffen, steekt hem. De problemen met hangjeugd in Aalsmeer en Kudelstaart kent hij maar al te goed. Ondanks die kennis vindt Robin dat de buurtbewoners wel heel snel de politie bellen. “Dan hebben mensen last van ons, komen ze niet naar buiten om er wat van te zeggen, maar dan is het 112 – overlast!” Het feit dat ze vaak in bewoond gebied hun bijeenkomsten hebben is volgens hem een logisch gevolg van de situatie in de buurt. De zeecontainer, er een tijd geleden geplaatst in een poging de jeugd tegemoet te komen, wordt vandaag de dag bevolkt door Polen, waar hij niet tussen wil zitten. Het jeugdhonk is slechts twee avonden per week open, en verder is er niets. Niet zonder frustratie in zijn stem legt hij uit wat hij ook aan de burgemeester probeerde te vertellen. “Het probleem is, er is gewoon helemaal niks. Kudelstaart was vroeger een boerendorp, letterlijk. Het was allemaal gras en groen, en ze zijn de laatste tien jaar gaan bouwen. Alleen maar woningen, woningen, woningen. Leuk, dat mensen nu een huis hebben, maar waar moeten wij nu heen?”

»» 5


Jeugdhonk De voor de hand liggende oplossing voor het hangjeugdprobleem van Kudelstaart is volgens Robin Maarse het vijf dagen per week openhouden van het jeugdhonk. “Als het jeugdhonk open is, zit iedereen daar. Niemand gaat buiten lopen kloten als we ergens binnen kunnen zitten met elkaar, want daar sta je dan buiten, gezellig in je eentje.” De problemen die een vaker en langer open jeugdhonk met zich meebrengt, vooral financieel, kent hij ook. De details van het Aalsmeerse jongerenbudget, dat gehalveerd gaat worden, kent hij. “Aan de andere kant, bij al die meldingen van overlast moet de politie komen, soms met meerdere auto’s, dat kost ook allemaal geld. Dan lijkt het mij handiger te zorgen dat we niet op straat hangen.” Ook de ouders van de hangjongeren zijn zich bewust van de beperkte mogelijkheden van de gemeente. Zo heeft een aantal zich bereid getoond als vrijwillig begeleider het honk te bemannen. “Maar daar wordt niks mee gedaan. Er gebeurt helemaal niks.” Een ander idee dat hij vanaf de bank oppert, is dat de hangjongeren zelf hun honk bouwen, ergens waar men geen last van ze heeft. “Ik ben dan wel monteur, maar we hebben timmermannen, elektrotechnici, loodgieters, alles. Die jongens willen wel wat doen, maar dat mag gewoon niet.” Veel nodig zou zo’n honk overigens niet hebben, de beschrijving die Robin van zijn onderkomen geeft, is niet meer dan een betonnen muur en een afdak. “Dat jeugdhonk, dat is een oude peuterspeelzaal, dat gebouw is verrot. Maar dat kan ons niks schelen, het staat er,” legt hij uit. “We zijn allang blij met een plek.”

Toekomst Dat de buurt waar hij woont het zwaar heeft gehad, mede door toedoen van hemzelf en jongens die hij kent, weet Robin al te goed. “Het beeld dat mensen van ons hebben, is dat we iedereen die in de buurt komt neersteken en beroven, dat we alles kapot maken wat los en vast zit. Dat denken ze.”

De angst voor de groep is iets waar hij wel enige moeite mee heeft. Bij alles wat hij vertelt, blijft hij erop hameren dat hij en zijn vrienden er niet op uit zijn anderen te irriteren. Ze luisteren naar hun muziek, die soms te hard staat, toch is de politie bellen als dat gebeurt niet nodig. “Ik weet ook wel dat die muziek harder gaat dan de bedoeling is, maar bel dan niet meteen de politie. Vraag gewoon of het een tikkie zachter kan.” De reacties die in de Nieuwe Meerbode kwamen op de brief van Robin Maarse, waren allebei negatief. Eén van de briefschrijvers, Remco, had hem ook al een mail gestuurd. Beide brieven maken hetzelfde punt: Robin en zijn groepje hangende vrienden zijn luidruchtig, blowen, drinken in het openbaar en veroorzaken daarmee overlast. Dat hij en zijn vrienden van de buurt op weinig sympathie mogen rekenen, is voor Robin geen verrassing. Toch is het volgens hem belangrijk dat de gemeente zich juist nu bezig houdt met het voorzien van een plaats waar jongeren ’s avonds naartoe kunnen gaan. “Ze hebben hier de afgelopen jaren vijf nieuwe woonwijken neergezet, en er is geen enkele plek waar jongeren heen kunnen, behalve dat jeugdhonk en die smerige zeecontainer,” legt hij vanaf de bank in zijn ouderlijk huis uit wanneer ons gesprek op zijn einde loopt. “Want al die kinderen in die nieuwe wijken? Nu zijn dat nog allemaal jonge kindjes, jaar of vijf, zes, gaan naar de basisschool. Over tien jaar? Gaan die ook allemaal scooter rijden en met vrienden op straat staan. Over twaalf jaar hebben ze ook allemaal een auto, met geluidsinstallatie. Die gaan dan ook zuipen, blowen en herrie maken.” Het probleem met hangjeugd in Kudelstaart en Aalsmeer zal niet zo een, twee, drie verdwijnen. Er zal nu eenmaal altijd een aantal jongeren de voorkeur geven aan met elkaar op straat te hangen boven het verenigingsleven of de bank in het ouderlijk huis. De hangjeugd van vandaag een plek geven is, volgens Robin Maarse, problemen met de hangjeugd van morgen voorkomen. »» Yannick Duport

»» 6


Foto: Monic Persoon

»» 7


Foto: Anke Zekveld.

»» 8


Rookie of the year

“Eigenlijk wist ik tijdens de Citotoets al wat ik wilde, ik hoefde niet zo hoog te scoren, want ik ging in de auto’s.” Aan het woord is de 21-jarige Patrick Verkerk, trotse mede-eigenaar van Race for Fun, een bedrijf gespecialiseerd in het onderhoud en raceklaar maken van Porsches. Als ik de garage gevonden heb op een nieuw bedrijventerrein langs de Aalsmeerderweg is het meteen duidelijk dat er hier veel te doen is. Buiten staat een mooi beschilderde race-Porsche klaar en binnen hangen twee exemplaren waar aan gesleuteld wordt. Elders in een andere ruimte liggen ontmantelde motoren te wachten tot Patrick tijd heeft om deze weer zo in elkaar te zetten dat er op het circuit eer mee te behalen valt. “Vanaf heel jong was ik eigenlijk altijd bezig met dingen uit elkaar halen en weer in elkaar zetten. Toen ik zes was heb ik de skelter al uit elkaar getrokken en weer in elkaar gezet. Ik ben ook zo opgevoed, alle technische klusjes moesten we van jongs af aan zelf doen. Papa je band laten plakken? Daar was bij ons geen sprake van, ik ben met techniek opgegroeid!” Wat diezelfde vader wel deed was de liefde aan zijn zoon doorgeven voor het sleutelen aan en racen met auto’s. In het derde jaar van de middelbare school koos Patrick dan ook bewust voor autotechniek en kreeg hij een stageplaats bij een klassieke Porsche-garage.

Gelukkig toeval Op zijn zestiende kan hij door een gelukkig toeval een Porsche bemachtigen en gaat hij daarmee aan de slag. Zelf last hij er een kooiconstructie in en een jaar later doet hij voor het eerst mee met de Porsche 944 Basics races. Zowel hij als de auto doen het goed, en aan het einde van het seizoen is er een derde plaats voor hem én de titel Rookie of the Year 2007

(hoogste nieuwe binnenkomer). Meerdere successen volgen, zowel vader als zoon Verkerk behalen met hun Porsches vaak een eerste of een tweede plaats. De snelheid van hun auto’s is iets wat andere coureurs niet ontgaat. Patrick: “Ze kwamen naar ons toe, dat we toch wel snelle auto’s maakten en of we hun auto’s ook niet wilden onderhouden. Dat was voor ons geen probleem, maar het was in het begin nog allemaal hobbymatig. Voor onszelf was het tenslotte ook een hobby.” Wanneer tenslotte het hele erf dagelijks vol staat met allemaal Porsches trekt zijn moeder aan de bel. Misschien is het tijd om eens naar een eigen pand om te kijken? En zo wordt de hobby een heus bedrijf in een eigen pand, de basis voor Race for Fun is gelegd.

Kampioen 2010 In 2010 is Patrick Verkerk kampioen geworden in de Porsche 944 Basics en hij vertelt dat er geraced wordt op de circuits van Zandvoort, Assen, Zolder, Spa Francorchamps, Oschersleben en de Nürnburgring. Het betreft hier sprintraces van maximaal 12 rondes zonder pitstops. Hij doet mee aan 7 à 9 races per jaar en op één zo’n racedag doe je dan een training, een kwalificatie en twee races van 12 rondes. Ik kan het natuurlijk niet nalaten om te vragen hoe hard hij gaat: “A: mijn teller doet het niet, en B: ik heb geen tijd om te kijken! Ze vragen dat eerst altijd, gaan dan zelf een rondje rijden en dan zeggen ze dat ze 200 kilometer per uur gereden hebben. Dan zeg ik dat ze nooit zullen winnen, want als jij tijd hebt om op je teller te kunnen kijken, dan heb je niet je aandacht voor 100% bij je auto en haal je nooit de top. Ik heb ook echt geen idee hoe hard ik rij, nee, er staat alleen een hele grote rode lamp binnen mijn gezichtsveld, voor als er iets mis is met mijn auto. Och, het zal op het rechte eind wel tegen

»» 9


de 200 zijn, maar uiteindelijk is het vrij onbelangrijk hoe hard je rijdt, als je maar voor blijft. Zo hard mogelijk van bocht tot bocht en het bochtenwerk zelf zo goed mogelijk uitvoeren, dat is ook het lastigste om te leren.” Nog een notoire vraag van mijn kant: hoe voelt dat nou in zo’n racewagen, wel eens bang? “Nee, nooit geweest ook. Wel als je op de start staat, dan zie je al die ‘wildhazen’ om je heen, die mannen die ook echt eerste willen worden, net als jij. Dan voel je de zenuwen opkomen. Tot het moment dat je het contact omdraait en wegrolt met de auto. Dan is er direct 100% concentratie en 0% zenuwen, helemaal niets meer. Soms kan ik wel eens boos worden, dan krijg je zo’n adrenalinestoot als iemand iets stoms doet. Ja, én als het me niet lukt, dan ben ik er even helemaal klaar mee en zou ik wel met m’n helm willen gooien.”

Kleine kusjes De sfeer onderling op de racebaan is goed, vertelt Patrick, het gaat om de eer en de lol. Er zijn vriendschappen met medecoureurs en velen van hen zijn ook klant. Van de 25 auto’s die meedoen, is ongeveer de helft bij hem in onderhoud. De Porsche 944 Basics is een niet-commerciële vriendencup, er zijn geen geldprijzen verbonden aan deze races en het is dus best een dure hobby. Daardoor is sponsoring een belangrijk aspect en, zoals hij zelf zegt, is Patrick daar niet zo goed in: hij is dus nog op zoek naar een enthousiaste sponsor. Mijn achterdochtige kant komt boven en ik vraag hem of hij nooit de neiging heeft om zijn eigen wagens sneller te maken dan die van zijn klanten? Ze moeten wel heel veel vertrouwen in je hebben! “Ja, ik zou wel wat kunnen doen natuurlijk, maar uiteindelijk snij ik mijzelf in de vingers. Stel je voor dat ik iets rommel en dat ik bewijsbaar veel harder ga, dan wordt alles natuurlijk helemaal nagekeken. Daarbij, vind ik het dan nog leuk? Ik moet er écht moeite voor gedaan hebben om iets te winnen, ik wil de concurrentie hoog houden. Eigenlijk is het het leukste als die mannen op je bumper zitten en ik weer bij degene voor me. Dan kom je na afloop met een verhit hoofd de auto uit en dan geef je elkaar een dikke hand. Misschien heb je elkaar dan even een tik gegeven, een ‘klein kusje’ zoals wij zeggen, maar het is dan wel één van de beste races. Maar men is hier voorzichtig mee, het gaat om auto’s die allemaal met liefde gehouden worden, het wordt de ‘gentlemencup’ genoemd. Je probeert zo weinig mogelijk schade te rijden, want de reparaties zijn duur.” »» 10

Afwisseling Met zijn 21 jaar heeft Patrick Patrick al heel veel voor elkaar gekregen, hij is daar zelf ook best trots op. Maar een heel leven ligt nog voor hem, hoe ziet hij zijn toekomst? Hij steekt meteen van wal met zijn nieuwe plannen, één daarvan is trainingen gaan geven aan aankomend coureurs. Dat komt eigenlijk doordat hij een leuke vriendin heeft ontmoet die ook wil gaan racen. Het lag voor de hand dat hij haar ging trainen en heeft ontdekt dat hij dat ontzettend leuk werk vindt. Maar er is nog veel meer. Het werk dat hij nog steeds doet voor de garage met de klassieke Porsches uit de zestiger jaren, daar wil hij beslist niet mee stoppen, hij vindt het fantastisch om die klassiekers te restaureren. Race for Fun zelf is al enigszins uit zijn voegen gegroeid, er zal uitgebreid moeten worden waarbij hij denkt aan plaats en tijd voor innovatie, zelf nieuwe dingen ontwikkelen en exclusieve onderdelen maken, misschien ook ruimte maken voor andere merken dan Porsche. “Ik vind het allemaal even leuk, maar ik hou van afwisseling. Ik wil geen vijf dagen in de week hetzelfde doen. Uiteindelijk zal dat misschien niet helemaal gaan lukken, maar ik ga het wel probreren.”

Klant staat voorop En het racen? “Dat blijft mijn hobby en het werk rondom de races blijft natuurlijk een belangrijke pijler voor Race for Fun. Naast de verhuur van auto’s voor het racen en het onderhoud van andere Porsches moet er ook onderhoud gedaan worden vlak voor en tijdens de races. En één ding staat bij ons vooraan, éérst de klanten en dan pas jezelf. Als er iemand op het laatste moment met problemen komt gaat dat voor, dan zetten we alles op alles om het op te lossen.” Patrick Verkerk, jong in Aalsmeer op een wel zeer ondernemende manier, veelbelovend ook met al zijn plannen. Tot slot wil hij nog graag aan mij kwijt dat hij bijzonder blij is dat zijn vriendin gaat racen. Dat is niet alleen gewoon heel leuk, maar heeft ook het grote voordeel dat het iets exclusiefs heeft waar veel media aandacht aan zullen schenken. En als de vrouwelijke coureur geïnterviewd wordt, staat de auto altijd op de achtergrond... Is Patrick een zakenman of niet! »» Ansje Weima


@NieuwNat #jong Sinds ik begin dit jaar gestopt ben met roken zit op lege momentjes in plaats van een sigaret mijn smartphone aan mijn hand geplakt. Vooral om te twitteren. Stuk minder duur en ongezond, stimulerend tot creativiteit en verjongend. Twitter heeft alles wat iets tot een succes moet maken: de naam, de lay-out, de verslavende werking… en inmiddels zelfs een revolutie op het conto. Even voor wie het écht nog niet kent. Twitter is één grote vergaarbak van meningen, feitjes, nieuwtjes, grappen, dagelijkse wetenswaardigheden, onzin, serieuze zaken, nieuws en dat allemaal in maximaal 140 tekens. Je stelt daarbinnen je eigen menu samen van mensen of gebeurtenissen die je wilt volgen, haalt erin en gooit eruit, roept eens wat, bedenkt eens wat, laat eens een boer of een scheet, brengt eens serieus journalistennieuws en dat dus allemaal in verhaaltjes in niet meer dan die 140 tekens, de zogeheten tweets. Die beperking tot 140 tekens is precies één van de krachten van Twitter; voordat mensen heel dom en vervelend kunnen worden zijn hun tekens op. Bovendien: vervelende twitteraars kun je blokken, nooit meer last van. Nog één klein dingetje uitleggen. Een # is een hashtag, een labeltje dat je aan een woord of zinsnede kunt hangen in je tweet. Dat kun je doen bij wijze van grap, om iets te benadrukken of om een bepaalde bak te creëren waar alle tweets met dezelfde #verwijzing in terecht komen. Nu zou Twitter vooral jong zijn. En om nu eens

#zekernietrepresentatief te onderzoeken hoe het met twitterend Aalsmeer zit begon ik met #jonginaalsmeer. Was nog nooit gebruikt. Vervolgens heb ik getweet: “#aalsmeer ben je #jonginaalsmeer meld je bij mij voor filmpje over jouw buurt en belevenissen. Wat gaat goed wat moet er anders? Tweet voort.” Niets op gehoord. Eerste conclusie van onderzoek: jongeren in Aalsmeer twitteren niet of volgen geen ouwe lullen van 46. Maar #aalsmeer wordt wél gebruikt. A3 de Rooij bijvoorbeeld “komt thuis in #aalsmeer”. “#Aalsmeer ruimt eigen zwerfafval op,” meldt AalsmeerCitytweet. In de auto van Dennis Roos is ingebroken: “#Aalsmeer spookt! Lading glas in en buiten auto. Dag zijruitje en dat voor een mappie met cd’s.” Melanie vraagt wie “morgen ook 1ste tot 6de heeft #kajmunk #aalsmeer.” Soms kun je aan bijgaande foto zien hoe oud iemand is, soms is er geen foto en soms is de foto nep. En nu wordt het #tijdomeindelijkeenstothepointtekomen. Het wordt nooit iets met NieuwNat als we niet vandaag de account @NieuwNAT openen op Twitter. Alle tweets die we over NieuwNAT gaan verzenden moeten we onmiddellijk voorzien van #nieuwnat! We zijn de boot aan het missen, we moeten onszelf verjongen…#paniekindetent…! Peter Maarsen twitter: @peterRTVNH

»» 11


Marco den Haan van discotheek Bon Ami:

‘Jongeren moeten zich hier welkom voelen’ Foto: Anke Zekveld.

“In de discobranche merk je dat het stappatroon van jongeren is veranderd. Ze gaan nu vaak één avondje stappen. Niet meer het hele weekend. Dan is het te hopen dat ze dat bij jou doen! Overal zijn tegenwoordig grote feesten waar ze heengaan. Die kosten heel wat geld en je drinkt ook nog wat. De twee, drie weken daarna sla je dan de disco waar je normaal naar toe gaat, maar over.” Dat zegt Marco den Haan, uitbater van Discotheek Club Bon Ami. “Voor ons was 2009 een heel goed jaar. Elke zaterdag zaten we tot de nok vol. Vanaf begin 2010 ging je merken dat het stappatroon van de jeugd veranderde. Niet alleen bij ons. Het is op dit moment een lastige tijd voor de discobranche. Dat is een landelijke tendens. Een hoop disco’s krijgen het moeilijk. Waarom? De jongeren hebben een mobiel, scooter, kleren; alles wordt duurder. Werk ligt niet voor het

»» 12

oprapen en hun ouders houden de knip dicht. Als die jongeren eind van de week in hun portemonnee kijken, ja…” Dan gebeurt het dat de jongen die gewoonlijk iets stevigers drinkt, bij de bar om een biertje vraagt. “Een biertje?” is de reactie. “Ja, het is even crisis.”

Volle bak De zaterdag vóór het interview met Marco den Haan (41) en barkeeper Dennis Groen (21) was het weer volle bak. Den Haan: “475 man. Dan besef je: hé, ze weten je tent nog te vinden! Twintig jaar is Bon Ami al een begrip in Aalsmeer en omstreken.” Volgens beiden is er van tevoren geen peil meer op te trekken hoeveel gasten ze op een uitgaansavond krijgen. Vroeger was dat beter in te schatten. “We zitten in een overgangsperiode,” legt Den Haan uit. “Het komt je niet meer aanwaaien. Zo van: ze


komen toch wel. Nee dus! Je moet er wat voor doen om jongeren te trekken. Je moet wat organiseren, je service moet verder omhoog, je medewerkers moeten enthousiast zijn en hun gasten nog meer aandacht geven. Dat begint bij de deur en is de rode draad door het hele bedrijf. Ze moeten zich welkom voelen.” “Extra aandacht is belangrijk,” stelt Dennis Groen. “Een voorbeeld. Als je ziet dat een jongen steeds naar je bar terugkomt, geef je hem een keer een drankje en maak je een babbeltje. Je merkt dat hij het leuk vindt om wat te ouwehoeren en geeft hem een hand als hij weggaat. Zeker de jongsten, de zestienjarigen, vinden zoiets leuk. De volgende keer komen ze terug omdat ze weten dat het gezellig is,” zegt de barkeeper.

Dan zeg ik op een vriendelijke manier: ik wil ze best geven, maar ik hou je in de gaten. Je moet ze het idee geven dat je er op zit.” Wie de drankregels overtreedt, komt er een tijdje niet in. “En als je ziet dat iemand te veel gedronken heeft, geef je niet meer. Dat weten ze meteen bij alle bars.” “Wij zijn ondernemers die met hun hart werken,” vindt Den Haan. “Als bijvoorbeeld een meisje te veel gedronken heeft, zorg je dat iemand met haar meefietst. Want je hebt als discotheek ook met de ouders te maken. Als je dan van ouders hoort dat het bij ons goed is, is dat prettig om te horen.”

Streng deurbeleid “Ze komen voor het ons-kent-ons-gevoel. Dat zeg ik ook uit eigen ervaring. Als je hier uitgaat, weet je dat je toch wel kennissen tegenkomt met wie je het gezellig hebt. En als je je omdraait, zie je wel weer iemand die je kent.” Marco den Haan beaamt dat. “Onze kracht is ook dat we geen entree heffen. Bij 99% van de disco’s is dat wel geval. Als je weinig geld hebt, kun je toch een leuke avond hebben.”

Amsterdam, Utrecht of Den Haag. Als ze komen,

Concullega’s

zestien jaar en geen vijftien en wat drugs betreft geldt

Hoe kijken ze tegen de andere lokale uitgaansgelegenheden aan? Den Haan wil niet spreken van ‘concurrenten’. “We zijn concullega’s, de zalen bijten elkaar niet. De Praam, Joppe en de Blitzz richten zich ieder op een bepaalde doelgroep. Jongerencentrum N201 heeft helemaal zijn eigen programmering en functioneert meer als een poppodium.”

Marco den Haan zelf staat altijd bij de deur. “99 van de 100 keer,” meldt hij. Hij kent dan ook bijna iedere gast. “Ik zit niet te wachten op jongeren uit zeg ik vaak dat we daarvoor te klein zijn en straks vaste gasten zouden moeten weigeren.” Het ‘deurbeleid’ is volgens hem streng. Zestien jaar is er een nultolerantie. “Daar hou je de beste sfeer mee. Ik vraag onbekende bezoekers altijd waar ze vandaan komen. Het is een inschatting. Het gaat niet om kleur of afkomst. Wel om hun houding en hoe ze reageren op die vraag. In de loop van de jaren wordt het steeds lastiger een strak beleid te hanteren. Het kost veel energie. Je hebt met drugsgebruik te maken en met korte lontjes. Jongeren worden steeds mondiger en

De jongeren die op de zaterdagavond (“Dán moeten we het verdienen”) op Bon Ami afkomen, zijn minimaal zestien jaar. De oudsten, in de minderheid, zijn begin twintig, op uitzonderingen na, die ouder zijn. “Je moet je verplicht legitimeren,” zegt Den Haan. “Gasten vanaf 18 jaar krijgen een leeftijdbandje, want tot die leeftijd mag je alleen licht-alcoholische drank drinken. Barmedewerkers kunnen zo goed zien welke gast wat mag drinken.”

agressiever en lopen tegenwoordig eerder naar de

Groen vult aan: “Je hebt het als barman gauw door als een jongen van achttien twee baco’s komt halen.

Haan zegt daarover: “Ik moet me elke keer opnieuw

politie toe als er iets is waar ze het niet mee eens zijn.” Wat is de kunst van het runnen van een discotheek als Bon Ami? “We hebben jong publiek, daar moet je mee kunnen praten,” zegt barman Dennis Groen. “Jongeren van zestien, zeventien jaar hebben andere interesses dan jij. Je moet voor ze openstaan, een goed gesprek met ze kunnen aangaan. Dat moet je in je hebben.” Marco den kunnen verplaatsen in de jongeren. Dat is mijn vak.”

»» 13


Tweede thuis voor hangjongeren

»» 14

Bon Ami is vooral bekend als discotheek. Maar er is méér, zegt eigenaar Marco den Haan. “We zijn een partycentrum, alles is mogelijk. Behalve op zaterdagen, dan is er disco.” School- en bedrijfsfeesten, bedrijfspresentaties, vergaderingen, jubileumvieringen, verjaardagen, thema-avonden, het kan er allemaal. De locatie in het Hornmeerpark bij de sportvelden is volgens hem een pluspunt. “Het is een ideale plek, nergens is er overlast.”

opzet waarbij ook een commerciële partij in het spel is.

Een bijzondere plaats nemen de zogenoemde jeugdopenstellingen in, op woensdag- en donderdagavond. “Laagdrempelig jongerenwerk,” noemt Den Haan het. Bedoeld voor jongeren die op straat rondhangen en geregeld voor overlast zorgen. Hij stapte zelf ruim twee jaar terug op de gemeente af om erop te wijzen dat er “te weinig voor de jeugd” te doen was. Behalve met de gemeente sprak hij ook met jongerenwelzijnsorganisatie Cardanus. De uitkomst was dat hij, financieel gesteund door de gemeente, jongerenavonden kon organiseren. “Uniek in Nederland,” zegt hij over de

Wat is zijn geheim? “Wederzijds respect. Ze zien me niet als politieagent of welzijnswerker. Ze zien me als Marco, die interesse in ze heeft. Dat merken ze.” Ze geven Den Haan een hand als ze binnenkomen en ook als ze weer weggaan. Ze doen aan tafelvoetbal, biljarten, darts en pokeren en hij pingpongt met ze mee. “Ze zien het als een huiskamer, een tweede thuis. Het is een warme plek waar ze zich veilig voelen en aandacht krijgen. En die aandacht krijgen ze.”

“Het is vaak jeugd met een rugzak die hier komt. Ze hebben gescheiden ouders, staan onder voogdij of zijn vroegtijdig met justitie in aanraking gekomen. Het is een mengsel van jongeren uit Kudelstaart, Oost en de Hornmeer,” vertelt Den Haan. “Van begin af aan is het een succes. Per keer zijn er ongeveer twintig jongeren. En ze blijven komen.”

»» Han Carpay


Wegwezen! Begin een gesprek waar de woorden ‘jong’ en ‘Aalsmeer’ in voorkomen, kun je er de klok op gelijk zetten dat er iemand begint over huisvesting. Jongerenhuisvesting. Het gebrek aan huisvesting voor jongeren. De uitzichtloze situatie voor de Aalsmeerse jongere die het huis uit wil, maar geen idee heeft waarheen! Het is natuurlijk niet zo gek dat er in Aalsmeer weinig mogelijkheden voor jongeren zijn om te wonen. Het is niet gelukt om een Universiteit van Aalsmeer te stichten en iedereen weet dat universiteiten en kamerverhuurbedrijven altijd dicht bij elkaar zitten. En in Aalsmeer wordt hoogstens gedacht over voortgezet onderwijs, daar creëer je geen markt voor jongerenhuisvesting mee. Zo is de situatie in Aalsmeer en zo is dat al jaren. Is de Aalsmeerse jeugd daarmee beklagenswaardig? Dat is nog maar de vraag. Stel je bent jong in Aalsmeer. Je hangt wat rond in Kudelstaart, of je wordt lid van de jongerenafdeling van het CDA. Als je een jaar of 20 bent wil je een eigen plek om te wonen. Jongerenhuisvesting is in ruime mate voorhanden, je huurt een kamer met eigen keuken in Oost. Lekker dichtbij je ouders, makkelijk voor de was. Je flirt wat met dat leuke meisje van de JOVD en na een paar jaar kopen jullie een leuk huis in alweer een nieuwe wijk in Kudelstaart. Ja, zo kom je Aalsmeer dus nooit uit! Ga je nog denken dat bloemenzegels heel normaal zijn. Dat het heel gewoon is om in een winkelstraat fietsers en voetgangers de strijd met elkaar aan te laten gaan. Of dat het heel normaal is om elke twee jaar te bespreken of je het zwembad of de bibliotheek op wil heffen. Dat het normaal is dat er in Aalsmeer een prachtig theater is, met mooie rode stoelen, maar dat niemand daar gebruik van maakt. Of je ziet dat de ark van Noach aan het surfeiland ligt en je denkt: “Leuk, de ark van Noach.” Terwijl de enige begrijpelijke reactie zou zijn: “De ark van Noach in Aalsmeer? Wegwezen nu het nog kan!” Dat zou jong Aalsmeer moeten doen, wegwezen nu het nog kan. Ga ’s effe lekker weg. Ga studeren. Ga in Utrecht wonen, of in Maastricht. Ga eens een poosje in Italië wonen om de taal te leren. Zoek verkering in Japan en ga daar eens rondkijken. Een

tuincentrum beginnen kan zelfs in Amerika. Ook in Brazilië hebben ze bloemsierkunstenaars nodig. En als je minder avontuurlijk en reislustig bent, doe dan net als ik in 1978 deed, ga een poosje in Veenendaal wonen. Terugkomen naar Aalsmeer, dat kan altijd nog. Of niet. Dus wees maar blij dat we in Aalsmeer niet aan jongerenhuisvesting doen. Dat is dus voor je eigen bestwil. Niet meer over zeuren dus. En nu: wegwezen! »» Erik van Itterzon

»» 15


‘Als kerkganger ben je juist vrij’ Ze is net achttien, geboren en getogen in AalsmeerOost, heeft de basisschool De Brug aan de Machineweg gevolgd, in Uithoorn het Alkwin College doorlopen en is momenteel dagelijks onderweg van of naar Haarlem, waar zij een dansopleiding doet. Met haar ouders en broer komt zij van kindsbeen af in de kerk. Dat is de Levend Evangelie Gemeente even buiten Aalsmeer, aan de Kruisweg in de Haarlemmermeer. Lotte Borgman volgt een vierjarige dansopleiding en zit midden in het eerste jaar. Gezellig op de bank in de woonkamer vertelt ze levendig over haar passie. Haar benen heeft ze onder zich gevouwen, maar regelmatig verandert ze van houding. Anke Zekveld maakt gedurende het gesprek portretfoto’s. Lotte is zich voor een moment bewust van de camera op haar gezicht, maar zit desondanks niet om woorden verlegen. Wij zijn in haar ouderlijk huis en de vragen die ik stel, richten zich op haar keuze voor een dansloopbaan, náást haar kiezen voor Jezus.

Dansen en God aanbidden Kan dat wel: dansen en naar de kerk gaan? Voor Lotte is dat totaal geen vraag. Ze ziet dansen als een vorm van God aanbidden en dat is wat zij wil. Maar ze kent de bezwaren wel. Als iemand hoort dat zij kerkganger is, wordt al snel gevraagd of zij wel een ‘leven’ heeft? Men denkt meestal aan wat je allemaal niet mag. Haar antwoord is dan: “Ik mag niet stelen, geen mensen doodsteken, maar ik denk dat jij dat ook niet mag!” Andere vragen gaan over seks voor het huwelijk en of je wel of niet mag uitgaan. Lotte is hier helder

»» 16

over: “Ik zeg altijd maar dat het niet zo in de Bijbel staat. Je moet dingen met mate doen. Als je gelovig bent krijg je vanzelf principes, je voelt aan je geweten wat je wel en niet kunt doen. Maar ik mag uitgaan, een wijntje drinken... Als kerkganger geen leven? Als kerkganger ben je juist vrij!” Ze onderkent wel de moeilijkheden die haar beroepskeuze meebrengen. Wanneer ze ietsje verder in de opleiding gebodypaint moet dansen, halfnaakt samen met een man vreemde bewegingen moet doen, wil ze dat niet. Dat is duidelijk.

Lichaam als instrument Behalve dat het psychisch veel energie kost, bijvoorbeeld door concurrentie onder de aankomende dansers, is de opleiding fysiek ook pittig. Ze moet zichzelf goed in acht nemen. Een blessure krijgen zou niet best zijn en hoewel ze in het weekend graag uitgaat – ze gaat het liefst dansen met vriendinnen – is voorzichtigheid geboden. Ze wil verstandig zijn. “Je lichaam is je instrument.” Ze krijgt momenteel les in jazzdance (op muziek van de Top-40), werelddans en flamenco, maar ook moderne dans én klassiek ballet; al danst zij in het eerste jaar nog niet op spitzen. Naast de uren die ze traint op school (ze volgt ook theorielessen, onder andere in lesgeven), leidt zij elke week een groepje dansmeiden van de kerk. Verder danst ze bij ‘DOC crew’ (DOC staat voor Dancers of Christ), wat afgezien van de optredens tweeëneenhalf uur training per week eist. Ze staat in die genoemde formatie in augustus op het hoofdpodium van het Flevo Festival in Bussloo bij Apeldoorn. Eerder danste ze met deze


Foto: Anke Zekveld.

groep op een Pinksterconferentie van ‘Opwekking’.

je zoveel beter het leven leven dat je wilt leven.’

Lotte Borgman gaat al met al behoorlijk elastisch door het leven. Ze noemt het “zwaar, maar heel erg leuk”. Ze praat met grote vaart en dat betekent dat je haar tijdens het gesprek maar amper bij kunt houden. Ze lacht wanneer ik haar hier op attendeer, past zich even aan, om vrijwel direct weer in haar eigen tempo te vervallen. Je kunt ook moeilijk anders verwachten van een danseres!

Springen, bewegen, swingen

Liefst in een groep dansen Wat wil ze gaan doen? Het liefst zou ze in een groep dansen. Ook choreografeerde ze voor het kerstfeest in de kerk een vier minuten durende voorstelling, geïnspireerd op de song ‘The more I seek You’ van Kari Jobe, al gebruikte ze een andere versie. Veelal gaat het bij dansen louter om de beweging. Dít werd een dans met een verhaal. Een groep mensen drukdrukdruk in beweging. Terwijl de muziek steeds heftiger klinkt, komt er meer expressie op hun gezichten. Dan vallen ze met een klap op de grond… “Ik heb inspiratie gehaald uit het dagelijkse leven van veel mensen. Iedereen gaat maar door en door. Ze raken meer en meer gestresst. Het leven van zoveel mensen gaat zo moeilijk, is zo pijnlijk. Als in de muziek de klap komt, is dat het moment dat een mens het eigenlijk simpelweg niet meer aankan… Dan komt de rustige muziek op. Hiermee wilde ik laten zien dat Jezus degene is die wij nodig hebben, en als je dicht bij hem bent Hij jou ook wil helpen. Met hem kan je zoveel meer aan, en kan

Ze draaide een tijdje mee in het begeleidingsteam van Baan 7, maar dat werd allemaal wat te druk. Al blijft ze enthousiast over de zondagavonddiensten, die onder deze benaming georganiseerd worden. Iedere eerste zondagavond van de maand kan wie ook, ouder dan twaalf jaar (dát wel), bij Baan 7 terecht. Het is een jeugddienst. Zo een die in alles afwijkt van de zondagmorgendiensten, al is er ook een spreker. Om te beginnen staan er geen stoelen in de zaal, zijn de lichten gedimd, hangt er een feestsfeer door de kleurige spots, is de muziek van nu en krijgt wie dat wil ruimte genoeg om zich helemaal uit te leven. Gebeurt dat ook? “Ja hoor, springen, bewegen, swingen…het is geen statische boel,” aldus Lotte. Toch, als zijzelf in aanbidding danst, doet zij dat het liefst thuis op haar kamer. Daar kan ze zich echt laten gaan. “Als er mensen bij zijn en je wilt oprecht aanbiddend dansen, denk je toch wel: kan ik deze beweging wel maken, kan dit wel, kan dat wel…” Denk je dat God het leuk vindt? Lotte reageert direct: “Ja daar ben ik van overtuigd, anders had Hij dit niet zo in mij gelegd. Ik merk gewoon heel sterk dat God hier achter staat en ik weet zeker dat Hij mij dit talent gegeven heeft.” Ze straalt, al die tijd al trouwens en voegt nog toe: “Het voelt zo goed!” »» Adri Markus

»» 17


Aalsmeer 2025,verhaaltje voor het slapen gaan “Hé Daniël, het is laat, moet jij Niet allang naar bed toe?” “Nee pappa, weet je… Ik ben nog lang niet moe.” “Vooruit, één verhaaltje, Maar dan is het voor vanavond klaar.” “Vertel nog eens het verhaal van Rickie, Je weet wel, die jonge tekenaar.” “Er was eens in 2011 een Aalsmeerder, Ik weet niet of je hem kent.” “Een heel jonge tekenaar, Met zeer veel talent.” “Dat klopt, zo goed als een Rembrandt, En anders wel een Vincent van Gogh.” “Beroemd had hij moeten worden, En ook heel bekend, toch?” “Als hij een tekening liet zien, Was er vrolijkheid bij iedereen.” “Wat is er met hem gebeurd, Waar ging hij uiteindelijk heen?” “Aalsmeer bezuinigde op budget voor jeugd, Had in onze gemeente geen mogelijkheden.” “Dan was hij vast erg boos, Heeft hij er erg onder geleden?” “Hij ging teleurgesteld door met tekenen, Maar nu graffiti’s op dure panden.” “Wat moest er met zijn toekomst gebeuren, Waar zou hij belanden?” “In een rondhangplek of zo,

Die hij het liefst wilde gaan slopen. Begeleid door wat jongerenwerkers, Die op verbetering bleven hopen.” “Waar is hij nu dan? Waar is de kunstenaar gebleven?” “Verhuisd naar een gemeente met meer kansen, Hopelijk nog in leven. Nooit meer iets van hem vernomen, Waarschijnlijk hier ver vandaan. Weet je Daniël, het is nu Hoog tijd voor slapen gaan.” “Hé Daniël, wakker worden, Of ben je nog in diepe slaap?” “Waar ben ik beland? Volgens mij in Dromenland, Gaap!” “Ik ben die jongen uit het verhaal, Geloof mij alsjeblieft; Ik Was die jonge kunstenaar, Mijn naam is Rick.” “Jij was toch boos vertrokken? Jij bent hier toch ver vandaan?” “Ik heb nog een kans gekregen, Bezuinigingen zijn niet doorgegaan. Ik ben te zien op de Kunstroute, En mag in Oude Raadhuis exposeren. Mijn hobby is nu mijn werk, Ik mag kinderen tekenen leren.” »» Marcel Harting, dorpsdichter

NB. Dit is een lichte bewerking van Marcel Harting van een gedicht dat hij voordroeg op de KCA-verkiezingsavond op 24 februari 2010 over cultuur.

»» 18


Foto: Monic Persoon

»» 19


De ideeën achter Feesten in Aalsmeer Voorafgaand aan een feest wordt er vergaderd. Enerzijds om alles tot in de puntjes te regelen, maar eigenlijk het meest voor de gezelligheid en de schik, die ons energie geven om weer aan de slag te gaan voor onze vrienden. Vrienden, want zo zou ik zo’n tweehonderdvijftig vaste gasten namelijk graag omschrijven.

We vonden dat het niet alleen om een gezellige

De afkorting FIA staat voor Feesten in Aalsmeer. Een vijfkoppig dagelijks bestuur met daaromheen een kring van leden, een team van inmiddels veertien Aalsmeerse jongens. Ongeveer negen jaar geleden is het allemaal begonnen. Van een onschuldig verjaardagsfeestje in de schuur bij de kwekerij tot een lekker, gezellig, zomers eilandfeestje op de Westeinder. Steeds met dezelfde hechte vriendengroep als gasten.

Uitkijken naar volgend feest

Steeds dezelfde jongens Vrijwel elke keer waren het dezelfde jongens die er lol in zagen om te helpen het feestje op te bouwen, er volop van te genieten en de rommel vervolgens na een zware nacht, onder de nodige vaderlijke dwang weer op te ruimen. Na het gepuber en geëxperimenteer werden de zaken voor mijn gevoel anders. In plaats van een feest voor de jarige job werd er zomaar een oud&nieuw-party georganiseerd. Het feit dat we het fijn vonden als vriendengroep bij elkaar te zijn, speelde een voorname rol.

»» 20

avond moest gaan, maar ook dat onze gasten zich veilig voelden bij ons. Dat er zo’n goede sfeer hing dat zelfs nadat de muziek uit moest van vader Van Tol, we nog lang bij elkaar bleven zitten voor de betere gesprekken. U kent ze wel, die gesprekken.

Jaren gingen voorbij en we keken uit naar elk volgend feest. We hebben zeer geslaagde 80’s- en 90’s-feesten georganiseerd. Voor de mensen zonder boot bouwden we een groot ponton om de Pramenrace vanaf het water te kunnen meebeleven. Elk volgend feest wilden we nog unieker en mooier maken dan het vorige. Een aantal van ons was inmiddels aan het werk. Soms bij een baas die niet te beroerd was om materiaal ter beschikking te stellen. Zo wisten we in 2007 de eerste Summer Beach Party te realiseren, met een immens, drijvend pontoneiland met zand, beachbar, palmbomen en een heerlijk zomers muziekje. Midden op de Grote Poel, tijdens de verlichte botenshow. Een onvergetelijke gebeurtenis.


Toegankelijk voor iedereen We vinden het belangrijk dat onze feesten voor iedereen toegankelijk zijn. We berekenen de kosten scherp en nauwkeurig, door alle vrijwillige inzet en hier en daar wat sponsoring, lukt het ons om de prijs onder de 20 euro te houden. We maken geen winst, hooguit een kleine reserve voor de risico’s van een volgend feest. Vandaag de dag vraagt de organisatie van een evenement of feest om een andere aanpak. De FIA Pramenrace XXL bijvoorbeeld. De illegale aanpak van de kleine jongens van toen lijkt nu meer op oneerlijke concurrentie met de plaatselijke horeca en is dan ook door de gemeente een halt toegeroepen. Een nieuwe uitdaging dus. Een die ons eigenlijk heel goed bevallen is. Het begon met een vergunningaanvraag. We hebben de gemeente verteld op deze zelfde sociale en vrijwillige manier iets te willen organiseren voor de jongeren die normaal gesproken op de kant naar de Pramenrace staan te kijken. Ook hebben we de stichting SPIE gevraagd of we misschien deel uit konden maken van de race door middel van het bouwen van een opdracht. De mannen van SPIE reageerden ontzettend enthousiast en boden gelijk hulp aan met het aanvragen van de benodigde vergunningen. Het feest was een groot

succes en had met gecertificeerde beveiligers en gediplomeerde reddingszwemmers een professioneel tintje.

Obstakels zijn uitdagingen Als organisatie blijven we onszelf op deze manier ontwikkelen en is ieder obstakel eerder een uitdaging dan een probleem. Het is duidelijk dat we, als we onze krachten bundelen, tot grote prestaties in staat zijn. Bijvoorbeeld zo’n evenement als de Pramenrace XXL: met veertien man ruim drie weken bouwen om alles voor elkaar te krijgen! Als eerbetoon aan alle ouders die vertrouwen hadden in wat we deden, zijn we bezig met de voorbereidingen van een nieuwere en grotere versie van de 80’s- en 90’s-party. Ons doel is om van dit unieke concept een echt Aalsmeers begrip te maken. Een feest waar iedere vader straks met zijn zoon aan de bar staat en waar iedere dochter haar moeder mee naar toe neemt om lekker te dansen op muziek van toen en nu! Een jaarlijks terugkerend feest. De precieze datum is nog niet bekend, maar het zal ergens aan het eind van mei plaatsvinden. Kom de sfeer en gezelligheid maar eens ervaren! »» Jochem van Leeuwen

»» 21


Jongensdroom wordt werkelijkheid Het eerste moeilijke woord dat ik op mijn derde goed uitsprak, was fysiotherapeut. Mijn moeder keek verwonderd om en vond het vooral heel slim. Van jongs af aan ging ik met haar mee naar de fysiotherapeut, dus eigenlijk niet zo vreemd. Jaren verstreken en na het VWO moest er een studie gekozen worden. Advocaat wilde ik worden. Rechten aan de Universiteit van Amsterdam, maar na een half jaar was dat van de baan. Saai en niets voor mij, stilzitten en theorie stampen interesseerde mij maar tot op zekere hoogte. Er moest ook iets met de handen worden gedaan, want van werken was nog nooit iemand doodgegaan, zei mijn opa. Het werd fysiotherapie. De studie rondde ik in drieëneenhalf jaar af, maar werk lag niet voor het oprapen. Na een jaar belde het Aalsmeerse paramedisch centrum PACA. Ik zat boordevol ideeën, wilde van alles en bij deze werkgever leek ook alles te kunnen. Na een aantal korte cursussen werd gevraagd of ik een opleiding sportfysiotherapie wilde doen. Deze kans heb ik met beide handen aangegrepen en ik ging direct de masteropleiding doen.

Blijven leren Na drie jaar studie en inmiddels een fulltime baan, volgde ik een aantal cursussen met vernieuwende

»» 22

ideeën. Blijven leren is in ons vakgebied extreem belangrijk. Een van de drie directeuren, Nico Hofman, werkte voor de DSB-schaatsploeg en hierdoor kwamen er veel schaatsers naar de praktijk toe. Langzaam maar zeker begon ik deze sporters ook te behandelen. Zelfs zo dat Nico vorig jaar vroeg of ik een aantal fysiotherapeutische taken van hem over wilde nemen bij die schaatsploeg. Dit is natuurlijk een jongensdroom die uitkomt. De contracten moesten nog worden getekend, maar alles zou goedkomen. Maar de schrik sloeg mij om het hart ten tijde van het faillissement van de DSB-bank. Ik zag alles snel in rook opgaan. Maar ik wist ook dat trainer en coach Jac Orie niet voor één gat te vangen was. Wat was ik opgelucht toen Control de sponsoring overnam. Een bedrijf overigens, met banden in het Aalsmeerse. Nico kwam met het verlossende nieuws dat alles alsnog doorging.

Ander sociaal leven Hoe gaat het eraan toe binnen de ploeg? Wat doe je als je op trainingskamp bent? Dat zijn vragen die me vaak gesteld worden. Uiteraard lees je in de pers van alles over het reilen en zeilen van de sporters en de ploeg. Wat je niet leest, is dat die sporters tweehonderd dagen


per jaar, of meer, van huis zijn. Wij verdelen de tijd over drie fysiotherapeuten, de schaatsers zijn continu met hun sport bezig. Veel mensen beseffen niet dat familie en vrienden achterblijven. De ploeg wordt voor hen een groot deel van hun sociale leven. Natuurlijk samen eten, in het hotel of uit eten. Maar tijdens een trainingskamp of wedstrijden is het ook vaak samen ‘een bakkie doen’, of een film of serie kijken op de kamer.

afwisselend en de kennis over medicatie, pathologie maar ook wondverzorging bijspijkeren is noodzakelijk. Ook hier worden innovatieve producten gebruikt.

Meer begeleider dan therapeut Tijdens wedstrijddagen ben je meer begeleider dan fysiotherapeut. Je gaat mee naar de baan, helpt de schaatsers het ijs op en noteert tijden, zowel van hen

Daarnaast wordt er binnen het team nog veel gestudeerd, want net als bij ons op de praktijk wordt dat gestimuleerd. Wetenschap is de basis van de successen van de ploeg. Iets waar tijd voor wordt gemaakt. De rustmomenten ’s middags en ’s avonds worden hier ook voor benut. Een omgeving kortom, waar ik mij uitstekend in kan vinden. In de rustmomenten overigens ben ik het hardst aan het werk. Schaatsers komen langs met allerlei kleine klachten. Vaak kortdurende overbelastingsklachten of ongemakken die de mobiliteit betreffen. Vaak is het behandelen opdat training mogelijk blijft zonder te veel ongemakken. Al met al wel afwisselende en rare werktijden. Soms een hele rustige dag, langs de baan staan en wat filmen. Soms om half twaalf uit bed geroepen worden vanwege ziekte of voor een pil. Erg

als de overige schaatsers. Wel moet je klaar staan als er een valpartij is; dit is de minder leuke kant van het vak. Gelukkig zijn er méér leuke momenten. Overwinningen of iemand snel van een beperkende klacht afhelpen, zijn altijd hoogtepunten. Maar ook de gezamelijke barbeque in Heerenveen, met het Nederlands elftal dat de finale haalt. Met zelfgemaakte pasta pesto, de tenen knoflook zijn voor sommigen nooit genoeg. Lekker is het wel. Alles bij elkaar een geweldige en afwisselende baan. Mede mogelijk gemaakt door enthousiasme, studie, hard werken, netwerken, PACA en Control. Een jongensdroom die uit is gekomen. »» Auke Ham

»» 23


Jongeren, pas op!

Het valt niet te ontkennen: ik ben ook jong geweest. Een paar herinneringen. Ik was een jaar of tien. Op mooie zomerdagen hoefden wij niet tijdens de ochtendpauze op het schoolplein van de Columbiaschool te blijven, maar mochten wij oversteken, over een bruggetje naar het grasveld aan de overkant. Het schoolhoofd Woudstra was afwezig, en in zijn plaats blies onze klasonderwijzer op zijn fluitje om de leerlingen naar school terug te roepen. Echter, de jongens hadden afgesproken om gewoon te doen alsof ze doof waren en zij bleven zitten. Ik was de enige die de groepsdruk negeerde en naar binnen ging.

Iedereen De eerste foto’s van naakte vrouwen liet tante Ko mij zien. Zij stonden te kleumen voor een grafkuil waar zij weldra zelf in zouden liggen. In het concentratiekamp. Ik las over de opkomst van nazi-Duitsland. Hoe bijna iedereen achter de grote leider aanliep en hoe moeilijk het was om je tegen Hitler te verzetten. Ik was gewaarschuwd. Pas op voor emoties in de politiek. Pas op voor wat ‘iedereen’ doet. Pas op voor wat ‘iedereen’ vindt. Pas op voor ‘leiders’ die ‘gelijk hebben’.

Jongerencultuur Ik hield van jazz. Ik was toen al een buitenbeentje in

»» 24

wat later genoemd zou worden ‘de jongerencultuur’. De meerderheid van mijn HBS-klas hield van Bill Haley, Fats Domino, de Everly Brothers. Dat waren de platen die op een feestje (een ‘fuif’) werden gedraaid. Degene die de platenspeler moest bedienen, was degene die geen meisje had meegenomen. Het zou nog lange tijd duren voordat hij ‘dj’ zou worden genoemd. Mijn eerste jazzconcerten bezocht ik in 1958. Duke Ellington en de Jazz Messengers in het Concertgebouw. Ik was vijftien. Ik las de Beatnikschrijver Jack Kerouac die net zo snel en improviserend schreef als de jazzmuzikanten speelden: On The Road en The Subterraneans. Ik schreef een van mijn eerste gedichten en dat werd in de schoolkrant van het Casimir Lyceum afgedrukt: Onderaards (zie pagina 26).

Tophits Ik las Aldus sprak Zarathoestra van Nietzsche: “Het leven is een bron van vreugde, doch daar waar het gepeupel meedrinkt, zijn alle bronnen vergiftigd.” Niet bepaald een aansporing om je te ontwikkelen tot massamens. Net als het boek van Eric Hoffer, De ware gelovige, beschouwingen over het wezen van massabewegingen (1952). Van dit laatste kocht ik een stapeltje voor een gulden per stuk bij De


Slegte om ze weg te geven op verjaardagen.

mening te uiten. Alles is ‘Idols’ geworden. ‘The Voice of Holland’, ‘Popstars’, ‘Op zoek naar Zorro’,

Ik was verbaasd toen Vrij Nederland begon met het publiceren van bestsellerslijsten van boeken. Ik dacht: wat iedereen leest, dat kan nooit wat wezen… Later verschenen de tophitlijsten op de ruit van de grammofoonplatenwinkel van Otto in de Zijdstraat. Dat bevestigde voor mij eens te meer de wansmaak van ‘het grote publiek’.

‘Stand.nl’, ‘Ranking the news’, de lijst is eindeloos. Om van ‘de nieuwe media’ maar te zwijgen…

Kortetermijnbevrediging De jongeren van nu worden gebombardeerd met alles wat succes heeft – dat wil zeggen, met alles wat door ‘iedereen’ wordt gekocht, geconsumeerd en gewaar-

Succes

deerd. De ‘leiders’ en het ‘leiderschap’ zijn weer in

Ik was een kind van mijn tijd, en ik ben een kind van mijn tijd gebleven.

opkomst. Dat kan niet zonder steeds grotere groepen

Ik heb mijn keuze gemaakt uit de waarden die in mijn tijd opgeld deden. De belangrijkste was dat ontwikkeling op het gebied van kunst en cultuur een verrijking is waar je je hele leven wat aan hebt – en waar je je hele leven mee bezig kunt blijven.

Als je jong bent, ben je ontzettend – dat

Tegenwoordig zijn kunst en (massa)cultuur verworden tot middelen om je letterlijk mee te verrijken, dat wil zeggen veel geld te verdienen. De norm voor kwaliteit is ‘succes’ geworden. Bestsellers en hitlijsten geven de toon aan. Met zijn allen naar het stadion, voor popmuziek of voetbal – of een huwelijksfeest of een uitvaart! Kijkcijfers. Jullie mogen het zeggen!

min of meer gemakzuchtige en verblinde volgelingen.

woord gebruik ik opzettelijk – ontvankelijk voor ‘hapklare’ kortetermijnbevrediging. En daarvoor is steeds meer te krijgen in deze commerciële op hol geslagen wereld. Legaal of… illegaal! Ik weet niet of ik in deze tijd nog de kracht zou kunnen opbrengen om, net als in de jaren vijftig en zestig, mij aan de massacultuur te onttrekken. Jongeren, pas op! »» Pierre Tuning

Je hoeft nergens verstand van te hebben om je

»» 25


Onderaards voor Jack Kerouac (1962) gloeiendhete bop voelen armen donkerbruin en transpirerend in rokerige duisternis alkoholringen stoffige drank en vulkaanas alles weten wij heldere klanken ongeaksentueerd heet gloeiendheet traag praten met vochtige lippen grijze geplaagde hersenen in nood struikelende zeelui van de bop met waanzinnig oogluikende vaalgeworden treurtruien dansend tegen elkaar geklemd nooit zullen wij eeuwig zijn wij stervende hanepoten met tenorsax op gebroken zandsteen barensnood in ballads melancholie van kringelende rook in de woestijn van Nevada bereikbaar per telefoon: eenmaal roken vulkaanas zinspelend de piano dansend als sluipmoordenaars grootse frases dodend bier op ronde tafelbladen witte tanden omhulde zweetdruppelende transpiraties stottert Thelonious poëtisch gejaagd gezweepte bas dong dong krimpende drums benen zijn mooi vanavond geven wat prettig sterven vaarwel mijn liefste ernstig kleed je en wandel naar het trieste park met de somber verlichte vensters en neem met je mee mijn verbrokkeld eenleven verzameld in een simpel boek »» Pierre Tuning

»» 26


Mijn De Binding Deze editie van NieuwNAT gaat over jong in Aalsmeer en mij is gevraagd om iets te schrijven over stichting De Binding, jeugd en jongerenwerk Aalsmeer. Dan is mijn eerste vraag, ben ik nog wel jong? Laat ik die vraag toch maar omzeilen en zeggen dat ik me jong voel en dat hoe ouder je wordt, het lijkt alsof er steeds meer jongeren zijn. Kortom, het is belangrijker om te weten wat er speelt bij jong Aalsmeer. En ja, dan moet ik eerlijk toegeven dat ik inmiddels steeds minder bij De Binding betrokken ben. Voorheen zat ik in het clubje dat allerlei activiteiten organiseerde, maakte ik mij druk om het jaarlijkse kerstspel en ging ik na al mijn zomerkampen zelf als kampleiding mee. En dat is wat me nu nog steeds aan De Binding bindt, als leiding op zomerkamp. Maar waarom doe ik dat? Eigenlijk is het te vergelijken met de meest fanatieke ontgroeners tijdens een introductieweek. Hetgeen hen is aangedaan zullen zij ook zelf uitvoeren, maar dan in positieve zin. Ik heb de Bindingkampen altijd ontzettend leuk gevonden als deelnemer. Het paste me en naarmate we ouder werden, ontstond er steeds meer een hechte vriendenclub. De kampen hebben een sociaal karakter. Er is een maatschappelijk thema dat tijdens de week op allerlei manieren naar voren komt en het is met name belangrijk hoe de kampgroep zich vormt en dat je met een ontzettend leuk wij-gevoel thuis komt. Je praat over dingen waar je anders niet bij nadenkt en wordt echt als volwassene gezien.

Naïef Best naïef om te denken dat dat de belangrijkste reden was dat ik als deelnemer meeging. Wanneer ga je nu een hele week met tien of vijftien meiden op stap. Heel tof wat de leiding voor programma’s verzint, maar een lange dagtocht lopen is niet leuk, of toch ineens wel? Discussiëren over een of ander derdewereldland interesseert je als puber niet, maar

als zij ook haar best doet ineens wel. De spanning die er is tijdens zo’n kampweek ontstaat, is, denk ik, net zo belangrijk voor jongeren en het sociale karakter is daar een hele goede kapstok voor. Gewoon een potje verliefd worden, een vreselijk blauwtje lopen, of toch die ene zoen of mooi stuk in je kampboekje achteraf. Natuurlijk ga ik nu als leiding mee omdat ik achter het sociale karakter van de Binding sta. Omdat het, denk ik, belangrijk is om in onze individualistische maatschappij te proberen jongeren bij te brengen dat we deel uitmaken van een grotere groep en dat we soms bewust een stap terug moeten doen voor een ander. Ik kan alleen maar hopen dat daar wat van blijft hangen.

Die ene kapstok Maar het blijft die ene kapstok om die goede voorwaarde scheppende sfeer te creëren. En is die niet goed, dan haken jongeren toch af. Komt de groep niet op één lijn, dan lukt het ook niet. Gelukkig gaat het meestal goed en ik vraag me dan ook wel eens af hoeveel ‘Bindingstelletjes’ er op deze manier al ontstaan zijn. De Binding als een grote love generator in Aalsmeer en omstreken. Ik denk wel dat wat ik hierboven geschetst heb, vooral voor de zomerkampen geldt en dan met name de jongerenkampen. De Binding organiseert natuurlijk veel meer activiteiten, al voor kinderen vanaf 6 jaar. Van inloopmiddagen tot een kookcursus. Met name bij kinderen zullen de activiteiten zelf nog de grootste drijfveer zijn om te komen, schat ik zo in. Ook zit De Binding niet meer alleen in de Zijdstraat, maar is er ook een dependance in Kudelstaart en Aalsmeer-Oost. Kijk eens op de site Het is echt een leuke club. »» Cees Tas jr

»» 27


Maar in Aalsmeer, daar ben ik beroemd Het was zomer 1999 als ik me niet vergis, en ik was, zoals inmiddels een jaarlijkse traditie was geworden, mee op zomerkamp vanuit de Binding. De Taunus was het deze keer, ik was een jaar of 15 met beugel en de nodige puberale hormonen. Chris was mee met zijn gitaar en dat klikte wel. In de avonden begonnen we muziek te maken. Eerst de kampbundel, daarna de muziekboeken van Chris met ‘Polly wants a cracker’ van Nirvana. Heel voorzichtig begon daar het tweede deel van mijn muzikale opvoeding. Het eerste deel stamt uit een voor mij verder verleden. De zondagochtenden thuis waren voor klassiek, de vrijdagavond voor de jazz en de momenten voor het avondeten voor de Beatles. Al vroeg nam mijn vader me mee naar Bacchus om jazzconcerten te bezoeken. Daar begon mijn liefde voor de jazz, de muziek en ook voor Bacchus. Het tweede deel breidde zich al snel uit naar een ware tienerband. Een deel van de kantine van het bedrijf Florema werd omgetoverd tot oefenruimte, en ineens waren daar ook een drummer, een bassist en een tweede gitarist. We speelden rockmuziek en coverden in het begin veel van Anouk, Nirvana en Greenday, maar onze wens was toch eigen nummers te gaan spelen. We begonnen dan ook met schrijven en zo werd Superficial geboren. De muziek leeft in Aalsmeer en omgeving en dat bleek ook uit alle poprondes waaraan we konden meedoen. We eindigden vaak hoog en hadden een tijdlang veel optredens in onder andere Aalsmeer en Amstelveen. Totdat we elk ons eigen weg gingen en allemaal wegtrokken uit Aalsmeer om elders te studeren. Vanaf dat moment hebben de meesten de muziek helemaal naast zich neergelegd. Ik woonde in Leiden en miste het optreden regelmatig. Omdat het in Leiden moeilijk was om muzikaal aansluiting te vinden en in Aalsmeer de muzikale wereld zo groot is, greep ik regelmatig terug naar Aalsmeer.

»» 28

Verschillende projecten deden zich voor en met verschillende muzikanten speelde ik op diverse plekken. Ook ontmoette ik Lennert, die naast mijn vaste gitaarmaatje ook mijn toenmalige vriendje werd. Samen speelden we wat easy listening. Meestal voor bekenden, maar af en toe was er ook wel eens een optreden bij. Dat ging voorbij en net als daarvoor bleef ik op zoek naar muzikanten om mee het podium te beklimmen. Zo ontmoette ik Lisa Kaaijk. Zij speelt piano, ik zing en wij hebben samen Les Deux Framboises opgezet, waarmee we cabareteske en authentieke popliedjes vertolken. Doordat ik inmiddels als lerares was begonnen op SamenEen, ontmoette ik daarnaast ook John van de Polder. John is de vader van Lynn, en Lynn zat bij mij in de klas. Voor de grap hebben we besloten samen op te treden bij de openatelierroute in Aalsmeer. Dit beviel zo goed dat we daarna samen zijn doorgegaan. Vele boekingen volgden en nog steeds groeit het. We staan samen binnen en buiten Aalsmeer op gekke plaatsen en maken veel leuke situaties mee. Onze favoriete stek is nog steeds het oude vertrouwde Bacchus, dat voelt als een heerlijke knusse huiskamer. Bacchus is een belangrijke plek voor muzikaal Aalsmeer. Je ontmoet elkaar, ontdekt nieuwe talenten en raakt in gesprek. Aalsmeer is muzikaal gezien schatrijk, gelukkig wordt dat steeds meer gezien en gehoord. Mijn ambities liggen daarentegen buiten Aalsmeer. Hoe meer optredens hoe beter. Ook hopen John en ik het schrijven van eigen liedjes uit te breiden en zou ik het leuk vinden om meer met mijn ukelele te spelen. Maar een band met wat meer stampende soul en funk lijkt me ook te gek. Een hoop te dromen! Een ding is echter zeker, zonder Aalsmeer was ik nooit waar ik nu ben en als mensen me in andere plaatsten vragen: “Hoe komt het dat jij nog niet bekend bent?” voel ik me vereerd en zeg ik: “Maar in Aalsmeer, daar ben ik beroemd!” »» Merel Meijdam


»» 29


Waar ooit een koninklijk plein was

Als ik naar buiten kijk zie ik ze staan: bomen, dubbeldik. Vanaf het voorjaar tot de herfst is het een palet aan groentinten. Ik woon dan aan de rand van een bos, alleen, geen andere woning te bekennen. Mijn bos grenst aan een plein, een koninklijk plein. Vraag het aan Truus van het Witte Weekblad. Ooit hielden we er jaarlijks met een man of vijftig, aangeschoven aan een lange tafel, een barbecue. De uren durende jeudebouleswedstrijd die eraan vooraf ging, hielden we in het bos. Dat kan niet meer. Zonder dat iemand het doorhad, waren er ineens rozenbakken gemetseld met daaromheen straatklinkers. Weg prachtige ruimte. Geen jeu de boules meer, geen ruimte voor het bouwen van een feestje zoals we dat ooit deden toen de dochter van Bert en Angelique jarig was. We hadden de bomen in slingers gezet, tafeltje met stoelen, wat drank en we hadden feest. Met die lompe bakken ziet het er naargeestig uit, heeft het iets van een massagraf. Waarom kon het niet blijven zoals het was?

Prachtoplossing Jaarlijks een paar vrachten grof zand en je waande je in Frankrijk. In tijden van bezuinigingen is het weghalen van die bakken en bestrating een prachtoplossing. Helaas niet voor Wim van Groei en Bloei, die wil juist die bakken meer de ruimte geven, hij wil er zelfs 9 van de 24 platanen voor kappen. Gelukkig hebben we nog Henk, ook van Groei en Bloei, die schreef recent in de Nieuwe Meerbode dat je platanen niet moet willen kappen, zeker niet in de buurt van Schiphol. Met die tweespalt binnen Groei en Bloei zal het wel loslopen met de wens tot kappen. Anders ligt dat bij het burgerinitiatief van Evelyn, die wil op het Weteringplantsoen een kinderspeelplaats. Ze heeft veel handtekeningen. Maar ja, zeg maar eens ‘nee’ tegen een lieftallige dame met schattige kindjes, zeg maar eens ‘nee’ als er gezegd wordt dat er anders misschien wel een parkeerruimte komt,

»» 30

zeg maar eens ‘nee’ als je niet eens weet dat het over het Weteringplantsoen gaat, zeg maar eens ‘nee’ als je in een andere straat, buurt, of dorp woont. Zelfs wethouder Ulla lijkt een zwak te hebben. Tijdens de inloopavond, waar meer tegen- dan voorstemmers waren, ging ze de discussie uit de weg door bij ieder argument dat we aanhaalden, te zeggen dat het niet inhoudelijk was.

Op stap met Ulla Graag zou ik eens een middagje met haar op stap gaan. Ik zou haar de speelplaatsen in plan Blom en de Hornmeer laten zien. Haar meenemen naar het Weteringplantsoen en vragen zich hier een van die speelplaatsen voor te stellen. Opgekrulde en door mos bedekte rubberen tegels, schreeuwerige, detonerende, zogenaamd kindvriendelijke kleuren, de eeuwig terugkerende blauwe afvalbak, wat is er dan nog over van het plein? Ik zal er een tafel met stoelen neerzetten en haar uitnodigen op de thee. Hoe voelt ze zich zo, bekeken door de automobilisten, onbeschermd zo midden in de open ruimte? Hoe zou ze zich voelen als er een kind zou spelen, angstig met al dat verkeer? Ze zal me zeggen dat er zeker een hekwerk moet komen, misschien zelfs wel struiken. Ik zal haar vragen te kijken naar het resultaat van haar woorden. Zal ze zien dat ons koninklijk plein een metamorfose heeft ondergaan? Dat het een van de vele Vinex-speelplekken is geworden? En wat als de nacht valt? Als door hormonen en alcohol geplaagde jongeren het plein bezetten? Vraag het aan Robert uit de Rietgorsstraat. Die schreef dat bij hem op het speelplaatsje in de zomermaanden jongeren tot diep in de nacht voor overlast zorgen. Maar daar wijken we toch niet voor, Joop, zal ze antwoorden. Maar hoe dacht je dat te voorkomen, zal ik terugvragen. Heb jij kunnen voorkomen dat opgeschoten jongens via een vuilcontainer en gymnastische toeren onze ondergrondse parkeerplaats wisten


te bereiken? Heb jij het brandstichten en motoren platleggen kunnen voorkomen? Is gebeurd. Kun je nagaan wat er op die speelplaats staat te gebeuren.

Afstand van niks Maar kom, op naar het speelplaatsje bij school SamenEen. Let op de tijd. Binnen nog geen twee minuten lopen vinden we speelkippen, klimobjecten, glijbaantjes, een voetbalkooi en zelfs een pingpongtafel. Wat is hier mis mee? In de eindrapportage ‘Aalsmeer investeren, vernieuwen & renderen’ wordt op bladzijde 24 gesteld dat de afstandscriteria voor speelplaatsen omhoog kunnen worden bijgesteld en het onderhoudsniveau omlaag. Twee minuten is een afstand van niks. Niet netjes genoeg? Het college wil toch de gebruikers en bewoners meer bij het onderhoud betrekken? Nee, bij mij wil het er echt niet in dat in een tijd dat er volop bezuinigd moet worden, de uitgaven voor deze speelplaats te verantwoorden zijn. Tenzij de gedachte heerst dat een burgerinitiatief sowieso gehonoreerd

moet worden. Maar dan heb ik er ook een. Op naar het Stokkeland. Achter het keramiekatelier staan stevige houten speelobjecten. Midden in het gras, geen rubberen tegel te bekennen. Onder de ringen wat weggesleten grond. Dit is een sfeer die ik ken van toen ik kind was. Ik heb nooit op kinderspeelplaatsjes hoeven spelen, ik klom in bomen op het voetbalveld, groef ‘kanalen’ in de tuin, slingerde aan touwen in de werkplaats, klom langs regenpijpen van de school, liep over de nok van een woning in aanbouw en ‘vloog’ als het sneeuwde op een oude motorkap van de dijk af. Alles was speelplaats. De enige plek die dat avontuurlijke element oproept, is het Stokkeland. Te ver omlopen via het Raadhuisplein? Een goede reden om die veelbesproken brug nu eindelijk eens aan te brengen. Ik weet zeker dat er 25 mensen te vinden zijn voor het indienen van een burgerinitiatief. »» Joop Kok

»» 31


Op onderzoek in De Zeepbel, Tel Aviv Mijn naam is Amber Bartels. Geboren en getogen in Aalsmeer. Normaal gesproken studerend aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, ben ik nu sinds 10 januari 2011 voor een masteronderzoek in Tel Aviv, Israël. Dit onderzoek is onderdeel van de master Sociale en Culturele Antropologie aan de VU. Voorheen heette deze studie simpelweg ‘volkenkunde’, maar tegenwoordig vindt men ‘de culturele en sociale leer van de mens’ beter passen. Want dat is wat antropologie betekent: leer van de mens. Sociale en Culturele Antropologie betekent dat de mens in zijn sociale en culturele verband bestudeerd wordt, niet als individu. Ieder mens organiseert zichzelf sociaal en cultureel; in groepen. De groep die ik bestudeer zijn niet-religieuze, maar toch Joodse jongvolwassenen in het centrum van Tel Aviv. Een van de eerste vragen die men vaak stelt wanneer ik vertel over mijn onderzoek is: “Waarom Israël?” En: “Is het niet gevaarlijk? Voel je je niet onveilig?” Het antwoord op de eerste vraag is – misschien teleurstellend – simpel. In de zomer van 2010 vertrokken een vriendin en ik voor drieëneenhalve week richting Israël, om het land rond te reizen. Gewoon omdat ons dat leuk leek, niet vanuit religieuze motieven. Ik denk dat ik voor ons beiden mag spreken wanneer ik zeg dat dit ons erg goed bevallen is. Eenmaal teruggekomen uit Israël wist ik: ik wil mijn masteronderzoek in dit land doen. Ik begon na te denken over een onderwerp, en wilde niet het meest voor de hand liggende doen: onderzoek naar het conflict of relaties tussen Palestijnen/Arabieren en Joden. In plaats daarvan begon ik na te denken over Tel Aviv, de tweede grote stad van Israël die door velen ‘the bubble’ (de zeepbel) wordt genoemd.

Hedonistische stad De Israëli’s hebben verschillende redenen om Tel Aviv zo te noemen. Ten eerste omdat de stad

»» 32

geografisch gezien ver van alle conflictgebieden – de grens met Libanon, de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever – af ligt, als een veilige zeepbel in Israël. Ook is Tel Aviv een seculiere/niet-religieuze zeepbel, omdat er veel niet-religieuze Joden wonen en willen wonen. Dan wordt Tel Aviv ook een zeepbel genoemd omdat het als de meest moderne en hedonistische stad van Israël wordt beschouwd. “In Jerusalem we pray, in Tel Aviv we play,” zo hoorde ik een feestvierende vrouw in een YouTube-filmpje zeggen. De laatste, meest omstreden beschrijving van Tel Aviv als een zeepbel, heeft betrekking op het feit dat vooral Israëli’s die niet in Tel Aviv wonen, vinden dat de Tel Avivi’s individualistisch en egoïstisch zijn. Tel Avivi’s zouden zich in hun zeepbel verschuilen en de ogen sluiten voor alle problemen in Israël. In de eerste week van mijn onderzoek zei Matanya, een jongen die in het hostel werkte waar ik toen verbleef, hierover: “Sommige mensen verlaten ‘the bubble’ nooit. Zij komen nooit ergens anders. Zo ben ik niet. Ik zat in de ‘special forces’ in het leger, ik weet wat er aan de hand is in de rest van het land. Maar anderen niet.”

Niet gevaarlijk In deze karakterisering van Tel Aviv ligt voor mij dan ook het antwoord op de vraag of het niet gevaarlijk is om hier te zijn en of ik me niet onveilig voel. Het antwoord is nee. Hoewel Israël in een conflict verwikkeld is, is het niet in staat van oorlog. En hoewel men nooit zeker is wat de toekomst brengt, is Tel Aviv vanwege zijn geografische ligging in principe een veilige stad. Een van mijn informanten zei hierover: “Toen in 2006 de oorlog met Libanon woedde, was daar in Tel Aviv niets van te bemerken. Het leven hier gaat gewoon door.” Daarbij is Tel Aviv an sich een veilige, moderne, liberale stad waar je ’s nachts gerust alleen over straat kunt. De atmosfeer is prettig en de stad kent weinig criminaliteit.


Een andere vraag die mij vaak gesteld wordt is: “Wat doe je nou eigenlijk precies?” Zeker de Israëlische jongeren waar ik hier mee omga vragen bijvoorbeeld: “Okee, nu zitten we hier gewoon humus te eten in King George Street. En nu ben je ons aan het onderzoeken? Of vanavond, als we uit gaan, dan ga je ons observeren?” Ik moet dan altijd lachen, en zeg dat het inderdaad min of meer zo in elkaar zit. Ik kan het ze niet kwalijk nemen dat dit ze misschien een beetje vreemd voorkomt. Wanneer ik heb verteld dat ik onderzoek doe naar het imago van Tel Aviv en de identiteitsvorming van jonge, nietreligieuze, Joodse Tel Avivi’s kost het ze natuurlijk niet veel tijd om te concluderen: “Dat zijn wij dus! Je doet eigenlijk gewoon onderzoek naar ons!”

Fun stuff Dat is waar, en ik vind het geweldig! Door te participeren in de levens van mijn informanten, door hen te observeren, vragen te stellen en te interviewen probeer ik een beeld te schetsen van hun leven hier in het centrum van Tel Aviv. “Dat is echt ‘fun stuff’!” zegt Shauli, de kamergenoot van Matanya. “Normaal gesproken wil iedereen het alleen maar over onze problemen en het conflict hebben. Ook al zal jouw onderzoek daar terecht alsnog veel over gaan, ik vind het echt goed dat het niet je uitgangspunt is! Serieus, Amber, ik denk dat dit echt een leuk en goed onderzoek kan worden!” Toda (dank je), Shauli. Dat is waar ik inderdaad op hoop en mijn best voor doe! Voor nu betekent dit dat ik de rest van de middag het interview met Shauli ga uitwerken en om half zes de viceburgemeester van Tel Aviv ga interviewen, om me daarna in het uitgaansleven van Tel Aviv te begeven. Want ja, dat is per slot van rekening ‘participerende observatie’: ‘to live the bubble-life!’ »» Amber Bartels

»» 33


Veel muziek, maar alleen als hobby Ze wonen sinds zes jaar in Aalsmeer en zijn leerlingen van het Amstelveen College in hun vroegere woonplaats. Musiceren is voor hen erg belangrijk. Het Aalsmeerse publiek mocht al enige malen kennismaken met hun sprankelend spel. Een gesprek met Jasper (16), Marcel (15) en Eline (12) van de Lagemaat. Over hun ambities, Aalsmeer, maar vooral over muziek. Nee, ze vonden het niet leuk toen ze van de plannen hoorden om van Amstelveen naar Aalsmeer te verhuizen. Jasper: “Een heel andere gemeente. We kenden hier alleen De Waterlelie.” En nee, ze stammen niet uit een muzikale familie. Hoewel, bedenken ze opeens: opa speelde op het kerkorgel, moeder had een blokfluit en vader Van de Lagemaat zong een poosje in een koor. Alle drie de kinderen Van de Lagemaat maken dagelijks muziek en inmiddels is er wel een muzikale band met Aalsmeer ontstaan. Marcel: ”Ik ging in 2005 naar muziekschool De Hint, bleef daar een jaar op pianoles en zit sinds 2006 op les bij Hanneke Maarse.” Op een leerlingenavond van Hanneke viel hij op door het virtuoos ten gehore gebrachte Dark Eyes Boogie en een stuk van Bach.

»» 34

Oudste zoon Jasper koos voor gitaar. “Klassiek gitaar,” verduidelijkt hij. “Want als je zegt dat je gitaar speelt, denkt men toch al snel aan een elektrische gitaar of aan lichte muziek.” Hoe kwam je tot die keuze? “Ik had wel aan piano gedacht, maar in Amstelveen hadden we thuis geen plaats voor een piano; dat kon pas toen we hier kwamen wonen. Ik koos dus gitaar, maar er bestond een lange wachtlijst. Ik kon toen naar een privéleraar waar ik nu al zeven jaar eens in de twee weken één uur op les ben, maar ik speel inmiddels ook wat piano.” Eline koos evenals Marcel voor pianoles bij Hanneke Maarse. Bij alle drie ging aan de praktische lessen een cursus algemene muzikale vorming vooraf. Nooit overwogen: ik ga ook gitaar spelen, net als mijn broer? Eline: “Nee, ik heb wel eens aan harp gedacht.” Jasper, Marcel en Eline volgen een vwo-opleiding. Best pittig. Blijft er nog tijd over voor muziek maken? Marcel: “Ja, elke dag wordt door ons wel gespeeld. Ik


Foto: Anke Zekveld.

speel een half uur piano, voor ik naar school ga. Twee van ons hebben op school meegedaan aan een musical.” Jasper: ” Ik zat in 2007 in Hairspray, gebaseerd op een oude film. En ik had ook een rol in de musical Ghandi.” Ze dragen elk hun steentje bij aan de vele op muziek gerichte activiteiten op hun middelbare school. Jasper: “Ik speel naast gitaar ook nog wat piano, heb meegedaan aan een auditie op school en ik treed binnenkort weer op achter de piano met het nummer Somebody to love van Queen.”

er ook nog tijd over voor sport. De jongens tennissen, Eline rijdt paard. Langzamerhand is echter in de schaarse vrije uren het musiceren het belangrijkste geworden. Jesper: “Ik ga eens per maand op zondag naar Almere, daar speel ik in het Nederlands Gitaar Orkest Ponticello, een groep gitaarspelers tot achttien jaar uit heel Nederland.” Marcel: ”Ik heb vorig jaar auditie gedaan voor het Prinses Christina Concours. Ik heb daar de drie dansen van Jurriaan Andriessen gespeeld. Nee,

Treden jullie wel eens met zijn drieën op? Marcel: “We hebben ooit drie jaar achter elkaar gespeeld in de Zijdstraat op Koninginnedag. We hadden een pet voor ons op straat gelegd en haalden die dag nog een aardig bedrag op.” Jasper: “En tijdens de Kunstroute heb ik bij Karin Borgman in het atelier gitaar gespeeld. Diede Daalman en Eline hebben daar gezongen.” Eline: “Ja, ik heb daar Summertime van Gershwin ten gehore gebracht.”

ik heb niet de finale gehaald, maar meedoen was al leuk. En op school doen we mee met de Salon du Printemps, waarbij een groepje leerlingen is geselecteerd om klassieke muziek te spelen.” Eline: ”Ik heb gezongen in het Alsmar Popkoor, zong solo in het gemeentehuis, iets uit Kinderen voor Kinderen.” Overwegen jullie een conservatoriumopleiding? Het antwoord komt snel. “Nee, musiceren is voor ons alle drie een hobby “.

Hoewel de muzikaal begaafde kinderen uiteraard in hun vrije tijd het meest bezig zijn met muziek maken, blijft

»» Leni Paul

»» 35


Strijd tussen concept en expressie #15 reflectie Jasper Bras (21) is eerstejaars student aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Hij schildert, tekent, maakt sculpturen en multimedia-installaties. Na het oriënterende basisjaar gaat hij na de zomer de opleiding beeldende kunst doen. “Ik wil in de kunst verder,” zegt hij zonder reserve. “Een gewaagde stap! Geld is er moeilijk in te verdienen, al heb ik niet veel nodig. Maar het is het honderd procent waard om het risico te nemen. Ik heb nog de mazzel dat ik een grafische achtergrond heb.” Grafische vormgeving was na het Hermann Wesselink College zijn ideaal. “Ik wist zeker dat ik iets met creativiteit wilde doen. Plat beeld, dat is het voor mij, dacht ik. Met kunst had ik nog niks.” Jasper Bras rondde de vierjarige Grafische School in Amsterdam (Media College) af. Maar er was iets gaan knagen. Hij was erachter gekomen dat hij zijn werk meer diepgang wou geven en wou uitzoeken wat hij zélf wilde. In de commerciële wereld kon hij zijn ei niet kwijt, merkte hij in zijn stagejaar. Toen viel hij voor de Rietveld. “Ik wilde er puur heen voor het conceptuele, waar ze heel sterk in zijn. Werk gebaseerd op een idee. Het idee is voor mij het belangrijkste, niet de vorm. Ik voelde me er meteen thuis en ben vrijere werken gaan maken.” »» Han Carpay

»» 36

“De realiteit is voor mij het startpunt. In dit geval was het een oog, waarschijnlijk op een plaatje van een mooie vrouw. Ik was puur instinctief door tijdschriften en foto’s heengegaan, op zoek naar iets wat me aansprak. Ik begon het oog te tekenen en te schilderen, zonder een idee te hebben waar het zou eindigen. Het is het proces waar het me om gaat. De fysieke frustratie als je het niet krijgt zoals je wilt. Het is de strijd tussen concept en expressie. Als het dan eindelijk gelukt is, zit er een bepaalde intensiteit in. Het is een rauw, grillig plaatje geworden. Ik vind het wel mooi. Nou ja, mooi… het gaat helemaal niet om het mooie, maar of het interessant is om naar te kijken. Er zit vaak een paradox in. Het moet geen hapklaar plaatje zijn, je moet ervoor werken om het beeld te snappen. Ik zie veel in het oog, het vertelt heel veel. Pijn, haat ook. Ik hou van kapotte vormen.”


#18 doei

“Ik heb eerst een foto van mezelf gemaakt, met een knuppel. Daarop lijkt het misschien alsof ik in elkaar geslagen word. Het ging me om de agressie. Met de oostindische inkt die ik gebruikte, ging ik zo hard te keer dat het papier scheurde. Ik heb ook wasco gebruikt en met wc-papier ben ik het uit gaan smeren. Het is bijna boetseren wat je doet, het zit op de emotie. Maar het pakte niet goed uit, het werd te harmonieus. Toen heb ik het laten liggen. Ben gaan eten, liep erlangs en keek wat er miste. Wat je er vervolgens mee gaat doen, is belangrijk. Want op ieder moment kun je je tekening kapot maken, en dat wil je niet. Toen heb ik op grove wijze de rode kleur erin gebracht. Dat leverde een agressieve vorm op die het afmaakt. Voor mij is belangrijk dat je er een soort realiteit in ziet. Dat je als kijker iets hebt wat je snapt, om wat je niet snapt óók mooi te kunnen vinden. Van de tekenleraar kreeg ik een hele goeie beoordeling. Hij vond het een tekening waar je gedwongen wordt naar te kijken.”

»» 37


Hoe ambitieus zijn onze jonge raadsleden? Foto: Anke Zekveld.

We vroegen Robbert-Jan van Duijn (23 jaar, CDA, links op de foto) en Robert van Rijn (33 jaar, VVD) of ze speciaal voor dit NieuwNAT-nummer voelden voor een gedachtewisseling per e-mail over hun ambities als jong gemeenteraadslid. Dat leek ze een leuk idee en ze hapten meteen toe. De insteek was er een soort vraag- en antwoordspel van te maken, zonder te vervallen in partijpropaganda. De richting van de discussie was hún zaak, wij stelden alleen de eerste vraag. Die luidde: hebben jullie als jonge raadsleden ‘last’ van de oude garde in de raad? Hieronder hun mailwisseling, die enigszins is ingekort. De aftrap, op 1 februari, was voor Robbert van Duijn. »» Han Carpay

»» 38


Dit was een @ Yes! lekker debat

passie, meer @ Meer professionalisme

(Robbert, 1 februari) De afgelopen weken heb ik zitten genieten van de politiek. Ik heb met veel interesse het debat rondom de nieuwe Afghanistan-missie gevolgd en wat ik zag, stemde me tevreden. Ik wil het hier vooral hebben over de vorm van dat

(Robert, 3 februari) Al is dit mijn eerste periode in de gemeenteraad, ik loop al wat langer mee in de (plaatselijke) politiek. Eerst als fractieassistent, maar ook vanuit diverse rollen die ik bekleedde en nog vervul. Maar goed, ik ben wel nog ‘jong in de politiek’. In de gemeenteraad zittend zijn me zeker zaken opgevallen.

debat. Hoewel de politiek het stempel heeft dat het zo saaaaaai kan zijn, liet dit Haagse debat zien dat het anders kan. De uitkomst stond niet vast en de dames en heren in Den Haag moesten weer eens écht luisteren naar elkaars argumenten. Dan iets dichterbij, Aalsmeer. Wij zijn beiden sinds maart 2010 raadslid. Vol ambities, het debat aangaan, volksvertegenwoordiger zijn, de politiek dichterbij de burger brengen... noem maar op. Toch kom ik na de raadsvergadering niet vaak thuis met een gevoel van ‘Yes! Dit was een lekker debat’. Beter gezegd: zo kom ik nooit thuis. Een debat wordt namelijk tijdens onze raadsvergaderingen NOOIT aangevraagd. Je hoopt op een fel en pittig debat, met goede argumenten om elkaar te kunnen overtuigen. Dit valt vaak tegen. Op deze manier kunnen raadsvergaderingen, naar mijn idee, voor de burger nooit interessant zijn om te volgen. Ik zou graag een keer kijken naar een andere indeling van de raadsvergadering, een indeling waardoor we meer debat krijgen, inhoudelijk beter op de onderwerpen in kunnen gaan en elkaar scherp houden, de kwaliteit verbeteren en vooral elkaar overtuigen door middel van argumenten.

Een van die opmerkelijke zaken is inderdaad de wijze waarop de raad met het debat omgaat. Debat moet aangevraagd worden en wordt in dat geval een apart agendapunt. Misschien zijn we nog erg jong in de politiek, maar moet het niet toelaatbaar en gangbaar zijn om bij elk te behandelen punt in debat met elkaar te kunnen gaan? Stevig mag ook best. Dat maakt er ook een politieke arena van. En voor toehoorders interessant. Daarin moet je niet doorschieten. We moeten respectvol met elkaar omgaan en het volksvertegenwoordigerschap ook als een vak zien. Populisme en incidentenmanagement zoals in de Tweede Kamer vermijden. Scoren op korte termijn is mooi, maar lost de problemen niet op. Nee, goed voor de politiek zijn mensen die langetermijnvisie hebben, creatief en innovatief zijn en de verbinding kunnen maken met de maatschappij. Als ik de beginvraag koppel aan jouw ervaringen, denk ik dat je in veel raden te maken hebt met oude en nieuwe stromingen c.q. patronen. Echter, wat Aalsmeer nodig heeft is dat we enig conservatisme achter ons laten. Weg met die brave opleesstukjes, meer interactie en geen genoegen nemen met onbeantwoorde vragen door het college. Transparantie in de raad weer terug, een open debat op elk punt indien wenselijk. En jong leert van oud en andersom. Kortom, wat meer passie en professionalisme...

Robert, ik ben benieuwd hoe jij hier tegenover staat. Zie jij de huidige verschraling van het debat, net als ik, als een probleem? Of denk je dat dit anders op te lossen is?

Robbert, in reactie op jouw twee vragen: 1. Ben je het met me eens dat volksvertegenwoordiger ook een vak is waar je over zekere competenties moet beschikken? Of is het meer een roeping? 2. Hoe gaan we het lokale debat stimuleren?

»» 39


jongeren@ Kunnen organisaties bijdragen aan debat? (Robbert, 8 februari) Goed om te zien dat jij het af en toe ook te slap vindt in onze gemeenteraad! We moeten als politici de burger vertegenwoordigen. Dat moeten we goed vertalen naar politieke vragen en standpunten. Het gevaar is dat wij ons op gaan stellen als een soort ombudsman of soms zelfs als rechter. Ik denk dat een belangrijke competentie is dat je zaken weet te filteren en steeds naar het grotere belang en de langere termijn – daar had je het al over – kijkt. We kunnen niet over iedere losse stoeptegel vragen stellen. Maar als er vaak van dit soort klachten komen, kunnen we natuurlijk wel vraagtekens zetten bij de kwaliteit van het beheer van de openbare ruimte. Jouw vraag over competenties en roeping kun je zo zien: competenties zijn belangrijk, je moet oppassen dat je ‘roeping’ niet te letterlijk neemt en alleen maar blijft roepen! Toch is dit lastig in te vullen op de manier waarop we nu bezig zijn. We zijn als raad vaak zo reactief in plaats van proactief. En we gaan, zoals jij ook al stelde, zo weinig het debat aan met elkaar. Wat het stimuleren van het lokale debat betreft, denk ik dat we bij ons vergadermodel in de gemeenteraad moeten beginnen. Het is logisch dat er nu weinig debat is, omdat we niet luisteren naar elkaar. Kijk: op dinsdag hebben we fractievergadering, daar bespreken we de agenda en bepalen we ons standpunt. Donderdag in het beraad geven we ons standpunt weer en stellen we nog een paar vragen. Alle partijen doen dit. Iedereen heeft z’n standpunt en de kans dat dat nog aangepast wordt is nihil. Ik denk dat we terug moeten naar een systeem met commissies. Die vergaderen op donderdag en gaan dan met elkaar en de wethouder in debat. Zo heb je tijd om te luisteren naar elkaars argumenten en samen tot oplossingen te komen. Dinsdags erna kun

»» 40

je dit terugkoppelen aan je fractie en bepaal je je standpunt. Donderdags kun je in de raad je definitieve standpunt naar voren brengen. Dit is volgens mij een manier waarop we tot een weloverwogen standpunt komen en het debat er weer toe zal doen. Ik heb weer een vraag aan jou: je weet dat ik in Aalsmeer bezig ben met het oprichten van een politieke jongerenorganisatie, het CDJA. Ik weet dat jij ook betrokken bent bij de liberale jongerenorganisatie JOVD. Welke rol zie jij weggelegd voor dit soort jongerenorganisaties? Kunnen zij een bijdrage leveren aan het lokale debat? En zo ja, hoe gaan we hier als politiek mee om? Doen we er echt iets mee? Of staat het alleen leuk in de verkiezingsprogramma’s?


@

Politiek en jongeren verbinden

kern: een betere uitvoering van het huidige model. Wellicht kunnen wij een aanzet geven? Ben je het met me eens? Andere vraag, wat kost het raadswerk jou aan tijdsinvestering en is het goed te doen?

(Robert, 11 februari) Ook in Aalsmeer hebben we te maken met vergrijzing en de krimp in opleidingsniveau. Voor Aalsmeer denk ik dat het dan juist zeer goed is om te investeren in jonge mensen. Voor mij is dit een rekbaar begrip, zo tussen 18 en 35 jaar.

ff op de @ Hoppa iPhone kijken

Politiek en jonge mensen met elkaar verbinden is de toekomst. De vergrijzing zal gemeentelijke organisaties hard treffen, maar ook de lokale politiek. Om meer ‘voortschrijdend denken’ te bewerkstelligen moeten we ons op die binding richten. Goed dat jij daar al mee bezig bent, wij gaan er ook mee aan de slag. Wie weet kunnen we iets samen doen. Ik geloof in verbindingen slaan. Het Nederlandse politieke bestel bestaat nu eenmaal uit samenwerken! Over het vergadermodel in de raad deel ik je mening niet. Of wellicht bedoelen we hetzelfde. Uit je verhaal begrijp ik namelijk dat we hetzelfde doel nastreven: minder conservatisme, een meer progressief karakter en graag debat! Hopelijk kan ik je overtuigen en meenemen in mijn gedachten. Het model dat je aanstipt, is een stap terug naar het oude (pre-dualistische) vergadermodel in de raad. Amstelveen kent dat nog, maar talloze gemeenten al lang niet meer. Het is daarnaast veel arbeidsintensiever, tijd die je veel beter in de samenleving kunt besteden. In feite is het huidige model, met een deel beraad en een deel raad op de avond, exact hetzelfde model, maar geconcentreerd op één avond. Dat het vergadermodel wellicht niet zo goed uit de verf komt, heeft meer met de actoren te maken dan met het systeem. Ik heb diverse gemeenteraden van dichtbij meegemaakt, maar hier in Aalsmeer lijkt iedereen bij het (specialistische) beraadsgedeelte te willen zitten, terwijl in andere gemeenten dan slechts een stuk of twee vertegenwoordigers per fractie aanschuiven. Pas bij de behandeling van voorstellen in het raadsgedeelte zit iedereen aan en moet het van het scherm afspatten. Dat laatste gebeurt te weinig. Volgens mij ligt daar de

(Robbert, 14 februari) Leuk te horen dat jij ook bezig bent met een jongerenorganisatie! Ik denk dat dit de perfecte tijd is om politieke jongerenorganisaties nieuw leven in te blazen. De politiek leeft nu steeds meer onder jongeren. Je kunt niet meer om het politieke nieuws heen. Door de nieuwe media is het natuurlijk makkelijk te volgen, hoppa ff op de iPhone kijken en we zijn weer up-to-date. Ik vind het zelf ook leuk dat ik tegenwoordig overal over politiek kan praten. Vroeger ging het in de voetbalkantine vooral over bier en voetbal, nu ook vaak over politiek. Ik zie het als klankbord: je hoort wat er in de samenleving speelt. Ik denk dat de rol van jongerenorganisaties veel groter zou kunnen en moeten zijn. Nu ik het CDJA van dichterbij meemaak, zie ik wat een kennis er zit en wat een frisse kijk deze jongerenorganisatie op bepaalde zaken heeft. Zoals op duurzaamheid, iets waarmee binnen het CDA nog te weinig gedaan wordt. Ben je het met me eens dat er nog te weinig van jongerenorganisaties gebruik wordt gemaakt? Hoeveel tijd het raadswerk mij kost, vroeg je. Veel tijd! Maar ik heb het geluk dat ik door mijn studie de dagen aardig kan inplannen. Dat is handig voor werkbezoeken, maar het leeswerk blijft natuurlijk veel! Er zijn dit jaar al heel wat studieboeken en raadsvoorstellen doorheen gegaan… Over het vergadermodel wil ik het volgende zeggen: “Wanneer allen het eens zijn, heeft niemand voldoende nagedacht.”

»» 41


week @ Heftige raadswerk

@

Debat: het kan dus toch

(Robert, 20 februari)

(Robbert, 21 februari)

Zo, ik had even tijd nodig na een heftige en mooie week raadswerk omtrent het belangrijkste dossier waar het in Aalsmeer nu om gaat. Ik ben weer goed uitgeslapen, dus ik reageer weer op je stukje. Blij te horen dat het raadswerk jou ook zoveel tijd kost. Jij hebt gelukkig nog je studie erbij, dat maakt je enigszins flexibeler. Met mijn werk is het best ook wel pittig. Volgens mij realiseert men zich dat in het algemeen te weinig. Er gaat bijzonder veel tijd in zitten, onafhankelijk welk dossier je hebt.

Ik heb net je compliment aan mij op Radio Aalsmeer beluisterd. Dank je. Vanavond hebben wij met het CDJA onze eerste echte debatavond, met CDA-prominenten als gast. Ik ben benieuwd hoeveel jongeren er zullen zijn en natuurlijk naar hun inbreng. Volgens mij is een debat als dit (toegankelijk, informeel) dé kans om als jongere je stem te laten horen. Complimenten voor jou ook trouwens. Goed gedaan afgelopen donderdag in de raad. Ik vond het zelf belangrijk dat we dit proces raadsbreed in zouden gaan. Dat is het beste signaal richting burger, Amstelveen en elkaar. Ik denk dat we een prima debat gevoerd hebben. Het was eindelijk eens een keer hard en fel en er werden prima argumenten gebruikt. Het kan dus toch... Robert, ik vond het een leuke mailwisseling de afgelopen weken. Leuk om op deze manier met elkaar het debat aan te gaan óver het debat... Ik wil als afsluiter even terugkomen op de vraag waar we mee begonnen: wat voor last ondervinden wij van de ‘oude garde’? Nou, ik denk dat wij niet goed zonder deze oude garde zouden kunnen. We kunnen veel leren van de mensen die al langer raadslid zijn: over de verschillende dossiers, over de politiek, maar vooral vanwege hun levenservaring. Op dezelfde manier kan ook de ‘oude garde’ veel van ons leren: kijken buiten bestaande kaders, het impulsieve dat jongeren meebrengen en natuurlijk de sociale media (de jongeren moeten toch bereikt worden!).

Gekoppeld aan het vergadermodel is het goed om je te realiseren dat we op een efficiënte en transparante wijze moeten blijven vergaderen met elkaar in beraad-raad. Efficiënt voor onszelf en de gemeente en transparant om burgers te betrekken in besluitvormingsprocessen. Het lijkt me een goede zaak als we dit vergadermodel eens evalueren en met – ook – de jonge en nieuwe raadsleden wellicht wat suggesties kunnen meegeven. Commissie Bestuurlijke Vernieuwing heette dat toch? Het systeem moet niet anders, maar we moeten samen werken aan een goede vergadercultuur! Ten aanzien van jongeren vind ik dat jij ontzettend goed bezig bent. Dat compliment heb ik je zaterdag bij Radio Aalsmeer ook gegeven. Op een positieve wijze die enkele jongeren betrekken die het verschil kunnen en op langere termijn ook willen maken, is een goede zaak. Als VVD Aalsmeer zijn we – ik zei het al eerder – ook in voorbereiding om jonge mensen te betrekken bij de politiek. Hoe we dat vorm geven, gaan we juist ook met die jonge mensen bespreken. We zijn mooi wat weken verder. Ik vind dat we een goede mailwisseling hebben gevoerd en ik zou als wijsheid die goed bij ons past, maar die nog wat missiewerk vraagt van ons, willen meegeven: “Zeg niet altijd wat je weet, maar weet altijd wat je zegt.” Robbert, ben benieuwd naar je uitsmijter!

Kortom, we moeten het sámen doen. Tijdens de verkiezingen heb ik dit ook steeds verkondigd: samen kunnen we er wat van maken. Iedereen leert van elkaar en iedereen heeft elkaar nodig. In mijn vorige mail gaf ik je de slogan mee: “Wanneer allen het eens zijn, heeft niemand voldoende nagedacht.” Ik denk dat deze uitspraak in deze discussie ook geldt: een raad moet niet alleen uit ouderen of jongeren bestaan, of alleen uit rechtse of linkse partijen. Juist de diversiteit houdt ons scherp. Die maakt dat we met elkaar in debat gaan en standpunten uitwisselen. »» Robbert van Duijn en Robert van Rijn

»» 42


Wat het thema van NieuwNAT ook is, Annie M.G. verzaakt nooit. Alsof het gisteren geschreven is, maar het verscheen dus al in 1950! Iedereen met kinderen heeft dit wel eens gedacht, als je kind aan de grens staat. De grens van het land waar grote mensen wonen. Als je ook een mooi gedicht weet dat (ook) op deze plaats had kunnen staan, mail het ons dan. Zetten wij het op de site. En als je niet weet wat een bietebauw is, dan zoek je dat maar even op. »» Erik van Itterzon

Aan een klein meisje Dit is het land, waar grote mensen wonen. Je hoeft er nog niet in: het is er boos. Er zijn geen feeën meer, er zijn hormonen, en altijd is er weer wat anders loos. En in dit land zijn alle avonturen hetzelfde, van een man en van een vrouw. En achter elke muur zijn and’re muren en nooit een eenhoorn of een bietebauw. En alle dingen hebben hier twee kanten en alle teddyberen zijn hier dood. En boze stukken staan in boze kranten en dat doen boze mannen voor hun brood. Een bos is hier alleen maar een boel bomen en de soldaten zijn niet meer van tin. Dit is het land waar grote mensen wonen... Wees maar niet bang. Je hoeft er nog niet in. Annie M.G. Schmidt (Uit ‘En wat dan nog?’)

»» 43


NieuwNAT: zomer 21 juni 2011: Ik gun Aalsmeer...

Onze sponsors:

Hanneke Maarse Pianodocente

 44


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.