NieuwNat XIII

Page 30

Gedumpt Yannick Duport In de hele boot hangt de geur die eerder het eiland omhelsde. Vincent doet alle moeite om de net gegeten snee brood binnen te houden, wat maar net lukt. Met ingehouden adem slepen ze het meisje, nog steeds gemummificeerd in het fokzeil, van de boot naar de auto van Arnaud. Terwijl ze wachten tot het donker is, drinkt Vincent zichzelf wat moed in. Tijdens de rit naar het Seringenpark is het doodstil in de auto. De hangjongeren voor C1000 Koster knikken goedkeurend richting de nagelnieuwe Range Rover van Arnaud wanneer die passeert. Een aantal omwonenden, die hun honden uitlaten of een late wandeling maken, zwaaien naar de passerende auto als ze Vincent of Arnaud herkennen. Arnaud zwaait terug en lacht als een boer met kiespijn. Vincent zweet peentjes en glimlacht nerveus naar bekende gezichten. Het is bloedheet in de auto; als er geen lijk lag te rotten op de achterbank zou hij een raampje open draaien. Arnaud parkeert zijn Range Rover pal voor de trap naar beneden die naar het Seringenpark loopt. “Geen zorgen, hier komt na negenen geen kip meer,” zegt Arnaud, die lijkt te voelen dat Vincent niet op zijn gemak is. Arnaud haalt diep adem. “Kom op Schroef, laten we dit gewoon regelen, oké?” Zijn stem klinkt ernstig, waardoor zijn woorden niet overkomen als een geruststelling, maar als een commando. Vincent knikt alleen maar. Het is van de auto naar het struikgewas hooguit honderd meter lopen, maar met zo’n zestig kilo dood lijf tussen hen in bungelend lijkt het een eeuwigheid te duren voordat ze op een geschikte plek aankomen. Als ze beiden uit zicht zijn, bevrijden ze het lichaam uit het fokzeil. Alle Vicks VapoRub van de wereld had hen niet kunnen voorbereiden op de geur die uit het fokzeil tevoorschijn komt. Arnaud houdt zijn hand voor zijn mond en duwt het fokzeil in de armen van Vincent. “Ik ga over m’n nek, Schroefie, ik ga naar de auto, gooi jij nog effe wat blaadjes of zo over d’r heen?” Hij draait zich om en jogt terug naar zijn auto. Als hij nog net binnen gehoorafstand is draait hij zich om. “En Vincent, loos dat verdomde zeil!” Vincent knikt, ondanks het feit dat hij Arnaud maar half hoorde. De stank is haast niet te harden, maar dat is niet wat zijn maag doet omdraaien. Hij kijkt naar het meisje dat hij vanochtend in het gras vond en ziet haar voor het eerst echt. Ze is mooi, vindt hij. Geen supermodel of actrice, maar gewoon mooi. Type waar Vincent in een kroeg net wel of net niet op af durfde te stappen, beslissing afhankelijk van zijn alcoholpromillage. “Het spijt me,” prevelt hij naar het levenloze lichaam. “Ik hoop… ik hoop dat ze hem

»» 30

vinden die je zo heeft toegetakeld.” Vlak voordat hij vertrekt trekt hij de kleren van het meisje nog even recht en veegt zo goed als hij kan de spetters opgedroogd bloed van haar gezicht met een zakdoek. Het fokzeil, dat net zo vreselijk ruikt als het meisje zelf, drukt hij in elkaar en schuift het als provisorisch kussen onder haar hoofd. De zakdoek frommelt hij tot een prop en duwt hij in een prullenbak die hij op weg naar de auto passeert. “Christus, wat meurde dat wijf, zeg!” zegt Arnaud hoofdschuddend als Vincent de autodeur achter zich dichttrekt. Arnaud is helemaal wit weggetrokken en ademt gejaagd. Vincent kucht. “Iets meer respect lijkt me wel gepast, Bus.” “Ach kom op, zeg,” reageert Arnaud gepikeerd, “zag je niet wat ze aanhad dan? Leek verdomme wel een hoer, joh.” “Een zomerjurkje,” antwoordt Vincent zachtjes, “zo vreemd is dat toch niet? Het is augustus…” Arnaud snuift misprijzend en schudt opnieuw zijn hoofd. “Schroef, je kunt me veel vertellen, maar die griet is typisch zo’n slet die je in de kroeg oppikt en de volgende ochtend het huis uitschopt.” Vincent haalt zijn schouders op. “Ik wil het er nu niet over hebben, Bus. Wat ze ook was, ze verdient het niet om dood in een park te liggen, of op een eiland, of waar dan ook.” Aan de bestuurderskant van de auto blijft het stil. Arnaud draait de sleutels in het contactslot en de Range Rover komt op gang. “Ik zei ook niet dat ze het verdient,” mompelt hij terwijl hij achteruit de Geijlwijckerweg weer afrijdt, “ik zeg alleen maar dat het geen engel was, als je het mij vraagt.” Nog geen tien minuten later staat Vincent voor zijn eigen voordeur, voor het eerst sinds hij vanochtend vroeg vloekend vertrok naar zijn eiland. Er is niets meer wat hij kan doen, bedenkt hij wanneer hij onder de douche stapt om zichzelf schoon te schrobben. Arnaud heeft hem op het hart gedrukt verder niets te ondernemen, te wachten tot iemand het lichaam zal vinden. De rillingen schieten door zijn lijf als hij terugdenkt aan de stank die uit het fokzeil kwam. Het zal vast niet lang duren, voordat ze gevonden wordt. Wordt vervolgd in deel IV (pagina 43): Op een Onbewoond Eiland


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.