/08p1

Page 4

De spanningsverdeling rond de scheurtip wordt gekarakteriseerd door de spanningsintensiteitsfactor K. K wordt in het algemeen gedefinieerd als:

c K = σ0 π ⋅c ⋅ f   w K σ0 c W f(c/w)

= spanninsintensiteitsfactor [N/mm3/2 of MPa.mm1/2] = spanning op zodanige afstand van de scheur, dat deze niet meer wordt beïnvloed door spanningsconcentraties rond de scheurtip [N/mm2] = scheurlengte [mm] (wordt ook vaak met a aangeduid) = proefstukafmeting in de scheurrichting [mm] = geometriefactor [dimensieloos]

De spannings-intensiteitsfactor moet bepaald kunnen worden voor drie verschillende types belasting zoals die bij scheurvorming worden onderscheiden (trek, schuif, scheuren) of combinaties ervan. Een mooi voorbeeld voor het bepalen van de spanningsintensiteitsfactor is gegeven in [4]. In bijlage c van [4] zijn de formules over de hoogte van een SCB proefstuk gegeven voor het bepalen van de spanningintensiteitsfactor op trek (KI). Voor een meer complex geval, zoals bijvoorbeeld bij lagensystemen, wordt meestal gebruik gemaakt van Keff waarbij de gecombineerde invloeden van de diverse types belasting op de scheurtip worden meegenomen. Voor een uitgebreidere beschouwing wordt verwezen naar de literatuur [1, 2, 3, 4] In de breukmechanica wordt het vermoeiingsgedrag opgesplitst in drie delen: o Scheurinitiatie (ontstaan van microscheurtjes) o Stabiele scheurgroei (in deze fase zal de scheur t.g.v. de spanningsconcentratie aan de scheurtip met een eindige snelheid groeien, Paris law) o Breuk of instabiele scheurgroei In deze notitie wordt specifiek gekeken naar de stabiele scheurgroei fase, waarbij aangenomen wordt dat er een echte scheur is ontstaan aan de onderkant van de WAB laag (figuur 1).

4


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.