Dutch - The Book of Psalms

Page 1


Psalmen

HOOFDSTUK1

1Welzaligdemensdienietwandeltinderaadvan goddelozen,dienietstaatopdewegvanzondaars,enniet zitindekringvanspotters

2MaarzijnvreugdeisindewetvandeHEERE,enover zijnwetpeinsthijdagennacht

3Hijzalzijnalseenboom,geplantaanwaterbeken,die zijnvruchtgeeftopzijntijd;zijnbladerenzullenniet verwelken;enalwathijdoet,zalgelukken

4Degoddelozenzijnnietzo,maarzijnalskaf,datdoorde windwordtweggeblazen.

5Daaromzullendegoddelozennietbestaaninhetgericht, nochdezondaarsindevergaderingvanderechtvaardigen

6WantdeHEEREkentdewegderrechtvaardigen,maar dewegdergoddelozenzalvergaan

HOOFDSTUK2

1Waaromwoedendeheidenenenbedenkendevolken ijdelheid?

2Dekoningenderaardestellenzichopendevorsten spannensamentegendenHEEREentegenZijnGezalfde, zeggende:

3Latenwijhunbandenverscheurenenhuntouwenvan onsafwerpen

4Dieindehemelzetelt,zallachen;deHEEREzalhen bespotten

5DanzalHijtothensprekeninZijntoorn,enHijzalhen kwelleninZijngrotetoorn.

6TochhebIkMijnKoningaangesteldoverSion,Mijn heiligeberg.

7Ikzalhetbesluitbekendmaken:deHEEREheefttotMij gezegd:GijzijtMijnZoon;IkhebUhedenverwekt

8VraagMij,enIkzaludeheidenvolkenalsuwerfelijk bezitgeven,endeverstedelenvandeaardealsuwbezit.

9Gijzulthenverpletterenmeteenijzerenscepter,gijzult heninstukkenslaanalseenpottenbakkersvat

10Weesdusnuverstandig,gijkoningen;laatu onderwijzen,gijrechtersderaarde

11DiendeHEEREmetvreze,enverheugumethuiver.

12KusdeZoon,opdatHijniettoornigwordeengijvande wegvergaat,wanneerZijntoornmaareenweinig ontbrandt.Zaligzijnallen,dieopHemvertrouwen.

HOOFDSTUK3

1(EenpsalmvanDavid,toenhijvluchttevoorzijnzoon Absalom)HEERE,hoezijnzijtalrijkgewordendiemijin hetnauwdrijven?Velenzijnerdietegenmijopstaan.

2Velenzijner,dievanmijnzielzeggen:Erisvoorhem geenreddingbijGodSelah

3MaarGij,HEERE,zijtmijnschild,mijneerende ophefstermijnshoofds

4IkrieptotdeHEEREmetmijnstem,enHijverhoorde mijvanuitZijnheiligeberg.Sela.

5Iklegdemijneerensliep,enikontwaakte,wantde HEEREondersteundemij

6Ikzalnietbangzijnvoordetienduizendenmensendie rondommijoprukken

7Staop,HEERE,verlosmij,mijnGod!WantGijhebtal mijnvijandenopdejukbeenderengeslagen,Gijhebtde tandenvandegoddelozengebroken

8DereddingisvandeHEERE;UwzegenisoverUwvolk. Selah

HOOFDSTUK4

1(VoordeopperzangmeesteropdeNeginotEenpsalm vanDavid.)Hoormijalsikroep,Godvanmijn gerechtigheid!Uhebtmijruimtegegeventoenikinnood was;weesmijgenadigenhoormijngebed

2Mensenkinderen,hoelangzultgijmijneerinschande veranderen?Hoelangzultgijijdelheidliefhebbenennaar winstzoeken?Selah

3WeetdatdeHEEREvoorZichzelfderechtvaardigeheeft afgezonderd;alsiktotHemroep,zaldeHEEREhoren 4Weesontzagwekkendenzondigniet;spreekmetuwhart opuwbedenweesstil.Selah.

5Brengoffersvangerechtigheidenvertrouwopde HEERE.

6Velenzijner,diezeggen:Wiezalonsietsgoedsdoen? HEERE,verhefhetlichtvanUwaangezichtoverons 7Gijhebtvreugdeinmijnhartgegeven,meerdaninde tijddathunkorenenhunmosttalrijkwaren.

8Ikwilmijinvredeneerleggenenslapen,wantUalleen, HEERE,doetmijveiligwonen

HOOFDSTUK5

1(VoordekoorleideropNehilothEenpsalmvanDavid) Luister,HEERE,naarmijnwoorden,letopmijn overdenkingen.

2Luisternaarmijngeroep,mijnKoningenmijnGod,want totUwilikbidden

3IndemorgenzultGijmijnstemhoren,HEERE;inde morgenzalikmijngebedtotUrichten,enmijnblik opheffen

4WantGijzijtgeenGod,Diebehagenscheptinhetkwaad; hetkwaadzalnietbijUwonen

5DedwazenzullenvoorUwogennietbestaan;Gijhaat allebedrijversvanongerechtigheid.

6Gijzulthenvernietigen,dielasterpraatjesspreken;de HEEREzaleenafschuwhebbenvandeman,diebloed drijftenbedriegt.

7Maarikzalinuwhuiskomendoordegrote goedertierenheidvanuwvolk,eninuwontzagzalikmij neerbuigennaaruwheiligetempel.

8Leidmij,HEERE,inUwgerechtigheid,ommijn vijandenteverdrijven;maakUwwegrechtvoormij

9Wanterisgeentrouwinhunmond,hunbinnensteisvol boosheid,hunkeeliseenopengraf,methuntongvleienzij 10Vernietighen,oGod,laathenvallendoorhuneigen raadslagen,werphenwegvanwegedeveelheidvanhun overtredingen,wantzijzijntegenUinopstandgekomen 11MaarlatenallenzichverheugendieopUvertrouwen; latenzijaltijdjuichen,omdatUhenbeschermt;latenook zijdieUwNaamliefhebben,zichinUverheugen

12WantGij,HEERE,zultderechtvaardigezegenen;Gij zulthemmetwelbehagenomringenalsmeteenschild.

HOOFDSTUK6

1(VoordeopperzangmeesteropNeginotopSjeminitEen psalmvanDavid.)HEERE,bestrafmijnietinUwtoorn, entuchtigmijnietinUwtoorn.

2Weesmijgenadig,HEERE,wantikbenzwakHEERE, geneesmij,wantmijnbeenderenzijngekweld

3Ookmijnzieliszeergekweld;maarGij,HEERE,hoe langnog?

4Keerterug,HEERE,redmijnziel,verlosmij,omwille vanUwgoedertierenheid

5WantindedoodisergeengedachtenisaanU;inhetgraf, wiezalUdanken?

6Ikbenmoevanmijngekerm;heeldenachtmaakikmijn bednatvanmijntranen

7Vanverdrietismijnoogverteerd,hetveroudertdooral mijnvijanden

8Gaatwegvanmij,allendieongerechtigheidzaaien,want deHEEREheefthetgeluidvanmijngeweengehoord.

9DeHEEREheeftmijnsmeekbedegehoord;deHEERE zalmijngebedaannemen

10Laatalmijnvijandenbeschaamdwordenendiep gekweld;laathenzichplotselingbekerenenbeschaamd worden

HOOFDSTUK7

1(ShiggaionvanDavid,dathijvoordeHEEREzong,over dewoordenvanKus,deBenjaminiet)HEERE,mijnGod, opUvertrouwik;verlosmijvanalmijnvervolgersenred mij.

2Hijzalmijnzielnietverscheurenalseenleeuw,enzein stukkenscheuren,terwijlerniemandisdiehaarredt 3HEERE,mijnGod,indienikditgedaanheb,indiener onrechtopmijnhandenis,

4Indienikkwaadhebvergoldenaanhemmetwieikin vredeleefde,(ja,ikhebhemdiezonderredenmijnvijand was,gered)

5Laatdevijandmijnzielvervolgeneninnemen;ja,laathij mijnlevenvertredenopdeaarde,enmijneerinhetstof leggenSelah

6Staop,HEERE,inUwtoorn,verhefUvanwegede woedevanmijnvijanden;wordvoormijwakkervoorhet oordeeldatUgebodenhebt

7Zozaldevergaderingdesvolksuomsingelen;keer daaromterwillevanhenwederindenhoge.

8DeHEEREzaldevolkenrichten;richtmij,HEERE, overeenkomstigmijngerechtigheidenovereenkomstig mijnoprechtheid,dieinmijis

9Laatereeneindekomenaandeslechtheidvande goddelozen,maarlaatderechtvaardigenstandvastigzijn WantGod,derechtvaardige,beproefthartenennieren.

10MijntoevluchtisbijGod,diedeoprechtenvanhartredt

11Godoordeeltderechtvaardigen,maarGodiselkedag toornigopdegoddelozen

12Indienhijzichnietbekeert,zalhijzijnzwaardwetten; hijzalzijnboogspannenenhemgereedmaken.

13Hijheeftvoorhemdewapensvandedood gereedgemaakt;tegenzijnvervolgersrichtHijzijnpijlen

14Zie,hijisinbarensnoodvanongerechtigheid,hijis onheilaanhetbedenkenenheeftleugengebaard

15Hijmaakteeenkuilengroefdie,enhijvielindekuil diehijgemaakthad.

16Zijnonheilzalopzijneigenhoofdneerkomen,enzijn gewelddadigheidzalopzijneigenschedelneerkomen.

17IkzaldeHEERElovenovereenkomstigZijn gerechtigheid,enpsalmzingenvoordeNaamvande HEERE,deAllerhoogste

HOOFDSTUK8

1(VoordekoorleideropGittithEenpsalmvanDavid) HEERE,onzeHeere,hoeheerlijkisUwNaamopdeganse aarde!U,DieUwmajesteitbovendehemelenstelt.

2UitdemondvankleinekinderenenzuigelingenhebtGij krachtgeplant,terwillevanUwvijanden,omdevijanden dewrekertotbedarentebrengen.

3Alsikuwhemelzie,hetwerkvanuwvingers,demaan endesterren,dieugemaakthebt,

4Watisdemens,datGijaanhemdenkt,endezoondes mensen,datGijnaarhemomziet?

5WantGijhebthemeenweinigmindergemaaktdande engelen,enhemmetheerlijkheideneergekroond.

6Gijhebthemheerschappijgegevenoverdewerkenvan uwhanden,alleshebtGijaanzijnvoetenonderworpen

7Alleschapenenrunderen,ja,ookdedierenvanhetveld; 8Devogelsindelucht,devissenindezeeenalleswatde padenvandezeeëndoorkruist

9HEERE,onzeHeere,hoeheerlijkisUwNaamopde ganseaarde!

HOOFDSTUK9

1(VoordekoorleideropMuthlabbenEenpsalmvan David.)IkzalUloven,HEERE,metmijngansehart;ik wilalUwwonderenverkondigen

2IkzalmijverblijdenenmijoverUverheugen;ikzalUw Naampsalmzingen,oAllerhoogste.

3Wanneermijnvijandenzichbekeren,zullenzijvallenen omkomeninuwaanwezigheid

4WantGijhebtmijnrechtenmijnrechtszaakverdedigd; Gijzeteltopdetroonenveltrecht

5Gijhebtdeheidenvolkenberispt,degoddelozenhebtGij vernietigd,hunnaamhebtGijuitgeroeid,vooreeuwigen altijd

6Gijvijand,aandeverwoestingeniseeneindegekomen vooraltijd;engijhebtstedenverwoest,hungedachtenisis methenvergaan

7MaardeHEEREblijftvooreeuwig;HijheeftZijntroon voorhetgerichtgeplaatst

8Hijzaldewereldoordeleningerechtigheid,Hijzalde volkenrichteninoprechtheid

9DeHEERzaleentoevluchtzijnvoordeverdrukten,een toevluchtintijdenvannood

10Enwieuwnaamkennen,zullenopuvertrouwen,want u,HEERE,hebtnietverlatenwieuzoeken

11PsalmenzingenvoordeHEERE,DieopSionwoont; verkondigaandevolkenZijndaden.

12AlsHijombloedvraagt,denktHijdaaraan;hetgeroep vandenederigenvergeetHijniet

13Weesmijgenadig,HEERE,ziemijnbenauwdheidaan, dieiklijdvanmijnhaters;Gij,Diemijoptiltuitdepoorten desdoods

14DanzalikalUwlofverkondigenindepoortenvande dochtervanSion;ikzalmijverheugeninUwheil.

15Deheidenenzijnweggezonkenindekuildiezij gegravenhebben;inhetnetdatzijverborgenhebben,is huneigenvoetgevangen.

16DeHEEREwordtgekendaanhetrechtdatHijdoet;de goddelozeraaktverstriktinhetwerkZijnerhanden Higgaion.Selah.

17Degoddelozenzullenindehelterechtkomen,alle volkendieGodvergeten

18Wantdearmezalnietvooraltijdvergetenworden;de verwachtingvandearmezalnietvooreeuwigvergaan

19Staop,HEERE,laatdemensnietzegevieren;laatde volkenvoorUwogengeoordeeldworden

20Jaaghunvrezeaan,HEERE,opdatdeheidenvolken erkennen,datzijslechtsmensenzijn.Sela.

HOOFDSTUK10

1WaaromblijftGijopeenafstand,HEERE?Waarom verbergtGijUintijdenvannood?

2Degoddelozevervolgtinzijntrotsdearmen;laathen verstriktrakenindeplannendiezijhebbenbedacht

3Wantdegoddelozeroemtopdebegeertevanzijnhart,en hijzegentdegeldgierigen,voorwiedeHEEREeen afschuwheeft

4Degoddelozezal,uitdetrotsvanzijngelaat,Godniet zoeken;Godisnietinalzijngedachten.

5Zijnwegenzijnaltijdzwaar;Uwoordelenzijnver, buitenzijnblik;tegenalzijnvijandenishijwoedend

6Hijzegtinzijnhart:Ikzalnietwankelen,wantikzal nooitintegenspoedzijn

7Zijnmondisvolvervloeking,bedrogenbedrog;onder zijntongzijnonheilenijdelheid.

8Hijzitopdeloerindedorpen;opdeverborgenplaatsen vermoordthijonschuldigemensen;opdearmenrichthij heimelijkzijnogen.

9Hijligtopdeloer,heimelijkalseenleeuwinzijnhol;hij ligtopdeloeromdearmetevangen;hijvangtdearme,als hijheminzijnnettrekt.

10Hijbuigtenvernedertzich,zodatdearmendoorzijn sterkehandentenvalkomen

11Hijzegtinzijnhart:Godishetvergeten;Hijverbergt zijngelaat,Hijzalhetnooitzien

12Staop,HEERE,hefUwhandop,God;vergeetde nederigenniet.

13WaaromverachtdegoddelozeGod?Hijzegtinzijnhart: Uzulthetnieteisen.

14Gijhebthetgezien,enGijziethetkwaadende boosheid,envergeldthetmetUwhandDearmevertrouwt zichaanUtoe,Gijzijteenhelperderwezen

15Breekdearmvandegoddelozeendekwademan;zoek zijnboosheidop,totdatjehemnietmeervindt

16DeHEEREisKoningvooreeuwigenaltijd;de heidenvolkenzijnuitZijnlandverdwenen

17HEERE,Gijhebtdewensvandenederigengehoord; Gijzulthunhartbereiden,GijzultUwoordoenhoren.

18omdeweesendeverdrukteteoordelen,zodatdemens opaardenietmeerzalverdrukken

HOOFDSTUK11

1(VoordekoorleiderEenpsalmvanDavid)Opde HEEREstelikmijnvertrouwen;hoezegtgijtotmijnziel: Vluchtalseenvogelnaaruwberg?

2Wantzie,degoddelozenspannendeboog,zijleggenhun pijlengereedopdepees,omheimelijkopdeoprechtenvan hartteschieten.

3Alsdefundamentenwordenverwoest,watkande rechtvaardigedandoen?

4DeHEEREisinzijnheiligetempel,detroonvande HEEREisindehemel;Zijnogenzientoe,Zijnoogleden beproevendemensenkinderen.

5DeHEEREbeproeftderechtvaardige,maarde goddelozeenwiegeweldliefheeft,haatHij

6Hijzalopdegoddelozenvallen,vuurenzwavellaten regenen,eneenverschrikkelijkestormzalophen neerkomenDatzalhetdeelvanhunbekerzijn

7Wantderechtvaardige,deHEERE,heeftgerechtigheid lief;Zijnaangezichtaanschouwtdeoprechten

HOOFDSTUK12

1(VoordekoorleideropdeSjeminithEenpsalmvan David.)Help,HEERE!Wantdegodvruchtigenhoudenop, wantdegetrouwenonderdemensenkinderenvallenaf 2Zijsprekenijdelheid,iedermetzijnnaaste;metvleiende lippenenmeteendubbelhartsprekenzij.

3DeHEEREzalallevleiendelippenafsnijden,endetong diehoogmoedigewoordenspreekt

4Wiehebbengezegd:Metonzetongzullenwijde overhandkrijgen,onzelippenzijnonzeeigenlippenWie isheeroverons?

5Omdeverdrukkingvandeellendige,omhetgezuchtvan dearme,zalIknuopstaan,spreektdeHEERE;Ikzalhem redden,voorhemdietegenhemopblaast

6DewoordenvandeHEEREzijnzuiverewoorden:zilver, ineenaardensmeltovengelouterd,zevenmaalgezuiverd 7Gijzultzebewaren,HEERE,Gijzultzebewarenvoor ditgeslacht,vooreeuwig.

8Degoddelozengaanoveralrond,terwijlde verachtelijkstemensenverhevenworden

HOOFDSTUK13

1(Voordeopperzangmeester.EenpsalmvanDavid.)Hoe langzultGijmijvergeten,HEERE?Vooreeuwig?Hoe langzultGijUwaangezichtvoormijverbergen?

2Hoelangzaliknogberaadslageninmijnziel,met dagelijksedroefheidinmijnhart?Hoelangzalmijnvijand zichnogbovenmijverheffen?

3Zietoeenverhoormij,HEERE,mijnGod!Verlichtmijn ogen,opdatiknietindeslaapdesdoodsval;

4Opdatmijnvijandnietzouzeggen:Ikhebhem overweldigd,enzijdiemijinverwarringbrengen,zich zoudenverheugenalsikbewogenword

5Maarikvertrouwopuwgoedertierenheid;inuwheilzal mijnhartzichverheugen

6IkwilvoordeHEEREzingen,wantHijheeftmij weldadenbewezen.

HOOFDSTUK14

1(Voordeopperzangmeester,eenpsalmvanDavid)De dwaaszegtinzijnhart:ErisgeenGod.Zijzijnverdorven, zijhebbengruwelijkewerkengedaan,erisniemanddie goeddoet

2DeHEEREkeekvanuitdehemelnaarde mensenkinderenomtezienoferiemandwasdie verstandigwasenGodzocht

3Zezijnalleweggevaagd,zezijnalletezamenonrein geworden;erisniemanddiegoeddoet,zelfsnietéén

4Hebbenaldiebedrijversvanongerechtigheiddangeen kennis?Zijetenmijnvolkopalsofzijbroodaten,enzij roependeHEEREnietaan?

5Zijwerdeningrotevreesvervuld,wantGodisinhet geslachtvanderechtvaardigen.

6Julliehebbenderaadvandearmebeschaamd,wantde HEEREiszijntoevlucht

7Och,datdeverlossingvanIsraëluitSionkwam! WanneerdeHEEREeenomkeerbrengtinde gevangenschapvanZijnvolk,danzalJakobzich verheugenenIsraëlzalblijzijn.

HOOFDSTUK15

1(EenpsalmvanDavid)HEERE,wiemaginuwtent verblijven?Wiemagwonenopuwheiligeberg?

2Wieoprechtwandelt,gerechtigheiddoetendewaarheid spreektinzijnhart,

3Diemetzijntongnietlastert,diezijnnaastegeenkwaad doetengeensmaadophemlaadt.

4Inwiensogeneenverachtelijkmensverachtwordt,maar diedeHEEREvreest,eerthijDiezweerttotzijneigen onheil,ennietverandert.

5Diezijngeldnietuitgeeftomtewoekeren,engeen beloningneemtvandeonschuldige,diezulkedingendoet, zalnimmermeerwankelen.

HOOFDSTUK16

1(MichtamvanDavid)Bewaarmij,oGod,wantopUstel ikmijnvertrouwen

2Mijnziel,gijhebttotdeHEEREgezegd:Gijzijtmijn Heere;mijngoedheidstrektzichniettotUuit;

3Maaraandeheiligenendeaanzienlijkendieopdeaarde zijn,inwiealmijnwelbehagenis.

4Hunsmartenzullengrootzijn,zijdieeenanderegod achternalopen;Ikzalhunplengoffersvanbloedniet brengen,enhunnamenzalIknietopMijnlippennemen

5DeHEEREishetdeelvanmijnerfenisenvanmijnbeker; Gijonderhoudtmijnlot

6Deregelszijnmijinaangenameplaatsentoegevallen;ja, ikhebeengoedeerfenis

7IkzaldeHEEREloven,Diemijraadgegevenheeft;zelfs mijnnierenonderwijzenmijindenacht

8IksteldeHEEREvoortdurendvoorogen,wantHijisaan mijnrechterhand,ikzalnietwankelen.

9Daaromismijnhartblijenverheugtmijneerzich;ook zalmijnvleesrusteninhoop

10WantGijzultmijnzielnietindehelachterlaten,enGij zultniettoelatendatUwHeiligeontbindingziet

11Gijzultmijhetpaddeslevenstonen;overvloedvan vreugdeisinuwaangezicht,lieflijkheidisinuw rechterhand,vooreeuwig

HOOFDSTUK17

1(EengebedvanDavid)Hoor,HEERE,dewaarheid, luisternaarmijngeroep,neemmijngebedterore,datniet voortkomtuitvalselippen

2Laatmijnoordeeluituwaangezichtvoortkomen;laatuw ogendedingenaanschouwendiegelijkzijn

3Gijhebtmijnhartbeproefd,Gijhebtmijindenacht bezocht,Gijhebtmijbeproefdennietsgevonden;ikheb mijvoorgenomen,datmijnmondnietzalovertreden

4Watdedadenvandemensenbetreft,doorhetwoordvan uwlippenhebikmijbewaardvoordepadenvande verderver

5HoudmijntredenvastinUwsporen,opdatmijn voetstappennietwankelen.

6IkroeptotU,wantGij,oGod,zultmijverhoren;neig Uwoortotmij,enhoormijntaal

7Toonuwwonderbaarlijkegoedertierenheid,Gij,Diedoor uwrechterhandhenredt,dieopUvertrouwen,vanhendie tegenhenopstaan

8Behoedmijalsdeappelvanhetoog,verbergmijonder deschaduwvanuwvleugels,

9Vandegoddelozendiemijonderdrukken,vanmijn dodelijkevijandendiemijomsingelen.

10Zezijnopgesloteninhuneigenvet,methunmond sprekenzehooghartig

11Nuhebbenzijonsinonzevoetstappenomsingeld,hun ogenhebbenzijopdeaardegericht,

12Zoalseenleeuwdiebegerigisnaarzijnprooi,enzoals eenjongeleeuwdieopdeloerligtopverborgenplaatsen.

13Staop,HEERE,stelhemteleur,werphemneer;red mijnzielvandegoddeloze,datisUwzwaard

14VandemannendieUwhandzijn,HEERE,vande mannenvandewereld,diehundeelhebbeninditleven,en wierbuikGijvultmetUwverborgenschat;zijzijn verzadigdvankinderen,enwaternogoveris,latenzijna aanhunzuigelingen

15Maarikzalingerechtigheiduwaangezicht aanschouwen;alsikontwaak,wordikverzadigdmetuw gelijkenis

HOOFDSTUK18

1(Voordeopperzangmeester.EenpsalmvanDavid,de dienaarvandeHEERE,dietotdeHEEREdewoordenvan ditliedsprak,tendagedatdeHEEREhemverlosteuitde handvanalzijnvijandenenuitdehandvanSaulEnhij zei:)IkzalUliefhebben,HEERE,mijnsterkte.

2DeHEEREismijnrots,mijnvestingenmijnbevrijder, mijnGod,mijnsterkte,opUvertrouwik,mijnschild,de hoornmijnsheils,mijnburcht

3IkroepdeHEEREaan,Dieteprijzenis;danwordikvan mijnvijandenverlost.

4Deangstenvandedoodhaddenmijomringd,destromen vangoddelozenjoegenmijangstaan

5Debandenvandehelomringdenmij,destrikkenvande doodhieldenmijtegen

6InmijnbenauwdheidriepikdeHEEREaan,enrieptot mijnGod.Hijhoordemijnstemvanuitzijntempel,enmijn hulpgeroepbereiktezijnoren

7Toenbeefdeenbeefdedeaarde;ookdefundamentenvan debergenbeefdenenwerdengeschud,omdatHijtoornig was 8Erkwamrookuitzijnneusgaten,enuitzijnmondkwam verterendvuur;kolenwerdenerdoorontstoken.

9Hijboogdehemelneerendaaldeaf,enduisterniswas onderZijnvoeten

10EnHijreedopeencherubenvloog;ja,Hijvloogopde vleugelsvandewind

11Deduisternisheefthijtotzijnschuilplaatsgemaakt; rondomhemwarendonkerewaterenendikkewolkenaan dehemel

12DoordehelderheiddievoorHemwas,trokkenzijn dikkewolkenvoorbij,hagelstenenenvurigekolen

13ToenlietdeHEEREhetgedonderindehemelhoren,en deAllerhoogstelietZijnstemhoren;erkwamen hagelstenenenvurigekolen

14Hijschootzijnpijlenafenverstrooidehen;hijschoot bliksemschichtenafenverpletterdehen.

15Toenwerdendewaterwegenzichtbaarende fundamentenvandewereldwerdenontdektdoorUw dreiging,HEERE,doordeademuitUwneus.

16Hijheeftvanbovengezonden,Hijheeftmijgehaald, Hijheeftmijuitgrotewaterengetrokken

17Hijheeftmijgeredvanmijnsterkevijand,vanmijn haters,wantzijwarensterkerdanik

18Zijhebbenmijbeschermdopdedagvanmijn ondergang,maardeHEEREwasmijnSteun.

19Hijleiddemijnaareenruimeplaats,hijreddemij, omdathijlustaanmijhad

20DeHEEREvergoldmijovereenkomstigmijn gerechtigheid,overeenkomstigdereinheidvanmijn handenvergoldHijmij

21WantikhebdewegenvandeHEEREgehoudenenben nietgoddeloosvanmijnGodafgeweken

22Wantalzijnbepalingenwarenvoormijnaangezicht,en ikhebzijnverordeningennietvanmijafgewend.

23OokikwasoprechtvoorHemenikhebmijbewaard voormijnongerechtigheid

24DaaromheeftdeHEEREmijvergoldenovereenkomstig mijngerechtigheid,overeenkomstigdereinheidvanmijn handenvoorZijnogen

25VoordegoedertierenezultGijbarmhartigzijn;voorde oprechtezultGijoprechtzijn;

26Bijdereinenzultgijreinzijn,enbijdeverkeerdenzult gijverkeerdzijn

27WantGijzulthetverdruktevolkverlossen,maarde hogeblikkenzultGijvernederen

28WantGijzultmijnlampdoenoplichten;deHEERE, mijnGod,zalmijnduisternisverlichten

29WantmetUbenikdooreenbendeheengerend,enmet mijnGodbenikovereenmuurgesprongen

30Godswegisvolmaakt;hetwoordvandeHEEREis zuiver;HijiseenschildvoorallendieopHemvertrouwen.

31WantwieisGodbehalvedeHEERE?Enwieiseenrots behalveonzeGod?

32HetisGoddiemijmetkrachtomgordtenmijnweg volmaaktmaakt

33Hijmaaktmijnvoetenalsdievanhinden,endoetmij opmijnhoogtenstaan.

34Hijleertmijnhandendestrijd,zodateenstalenboog doormijnarmenwordtgebroken.

35OokhebtGijmijhetschilduwsheilsgegeven,Uw rechterhandheeftmijondersteund,enUw zachtmoedigheidheeftmijgrootgemaakt

36Gijhebtmijnschredenondermijruimgemaakt,zodat mijnvoetennietwankelen

37Ikhebmijnvijandenachtervolgdeningehaald,enIk bennietteruggekeerd,totdatzijverdelgdwaren

38Ikhebhenzoverwonddatzijnietmeerkondenopstaan; zijzijnondermijnvoetengevallen.

39WantGijhebtmijomgordmetkrachtvoordestrijd;Gij hebtondermijdoenbuigenwietegenmijopstonden

40Uhebtmijdenekvanmijnvijandengegeven,zodatik hendiemijhaten,kanvernietigen

41Zijriepen,maarerwasniemanddiehenredde;zij riepentotdeHEERE,maarHijantwoorddehunniet.

42Toenverpulverdeikhenalsstofindewind,ikwierp henwegalsvuilopdestraten

43Gijhebtmijbevrijduitdetwistenvanhetvolk,enGij hebtmijaangesteldtothoofdderheidenvolken;eenvolk datiknietkende,zalMijdienen

44ZodrazijvanMijhoren,zullenzijMijgehoorzamen;de vreemdelingenzullenzichaanMijonderwerpen

45Devreemdelingenzullenverdwijnen,enzijzullenbang zijnuithunbeslotenplaatsen.

46DeHEEREleeft,geloofdzijmijnRots,endeGodvan mijnheilzijgeprezen

47HetisGoddiemijwreektenhetvolkaanmij onderwerpt

48Hijredtmijvanmijnvijanden;ookverhoogtGijmij bovenhendietegenmijopstaan;Gijhebtmijbevrijdvan demanvangeweld

49DaaromzalikU,HEERE,lovenonderdeheidenvolken, enUwNaampsalmenzingen.

50Hijschenktzijnkoninggroteverlossing,enbewijst barmhartigheidaanzijngezalfde,aanDavidenaanzijn nageslacht,vooreeuwig.

HOOFDSTUK19

1(VoordekoorleiderEenpsalmvanDavid)Dehemelen verkondigendeeervanGod,enhetuitspanselverkondigt hetwerkvanzijnhanden.

2Dedagverkondigtspraakaandedag,endenacht verkondigtkennisaandenacht.

3Erisgeenspraakoftaal,waarhunstemnietgehoord wordt

4Hunlijngaatuitoverdegeheleaarde,enhunwoorden totaanheteindederwereld.InhenheeftHijeententgezet voordezon,

5Dieisalseenbruidegomdieuitzijnslaapkamerkomten zichverheugtalseensterkemanomzijnwedloopte rennen

6Zijnoorsprongisaanheteindevandehemel,enzijn omloopistotaanheteindeervan;nietsisverborgenvoor zijnhitte

7DewetvandeHEEREisvolmaakt,zijbekeertdeziel; hetgetuigenisvandeHEEREisbetrouwbaar,zijgeeft wijsheidaandeeenvoudigen

8DeverordeningenvandeHEEREzijnrechtenverheugen hethart;hetgebodvandeHEEREisreinenverlichtde ogen

9DevrezedesHerenisreinenblijftvooreeuwig;de oordelendesHerenzijnwaarachtigenaltoosrechtvaardig.

10Kostbaarderzijnzedangoud,ja,danveelfijngoud, zoeterdanhoningenhoningraat

11Ooklaatuwdienaarzichhierdoorvermanen,enwieze naleeft,zalrijkelijkbeloondworden

12Wiekentzijnafdwalingen?Reinigmijvande verborgenovertredingen

13Houdookuwdienaarafvanhoogmoedigezonden;laat dienietovermijheersen;danzalikoprechtzijnen onschuldigaandegroteovertreding

14Laatdewoordenvanmijnmondendeoverdenkingen vanmijnhartwelgevalligzijninuwogen,HEERE,mijn rotsenmijnverlosser

HOOFDSTUK20

1(VoordeopperzangmeesterEenpsalmvanDavid)De HEEREantwoordeuindedagderbenauwdheid;deNaam vandeGodvanJakobbeschermeu;

2Zenduhulpuithetheiligdom,enversterkuuitSion;

3Gedenkaluwoffersenaanvaarduwbrandoffer,Sela.

4Doewatuwhartugebiedt,endoealuwraadtenuitvoer

5Wijzullenonsverheugeninuwheil,enindenaamvan onzeGodzullenwijonzebanierenopheffen.Mogede HEEREaluwgebedenvervullen

6NuweetikdatdeHEEREZijngezalfdeverlost;Hijzal hemverhorenvanuitZijnheiligehemel,metdeheilzame krachtvanZijnrechterhand

7Sommigenvertrouwenopstrijdwagens,anderenop paarden,maarwijzullendenaamvandeHEERE,onze God,ingedachtenhouden

8Zijzijngevallenengevallen,maarwijzijnopgestaanen staanrechtop.

9Red,HEER,laatdekoningnaaronsluisterenalswij roepen

HOOFDSTUK21

1(Voordeopperzangmeester.EenpsalmvanDavid.)De koningzalzichverheugenoveruwsterkte,HEERE,en hoezeerzalhijzichverheugenoveruwheil

2Gijhebthemgegevenwatzijnhartverlangt,enhet verzoekvanzijnlippenhebtGijnietonthoudenSelah

3WantGijverhoedthemmetdezegeningenvanhetgoede: Gijzeteenkroonvanzuivergoudopzijnhoofd

4HijheeftvanUgevraagdomleven,enUhebthethem gegeven,lengtevandagen,vooreeuwigenaltijd 5Grootiszijneerdooruwheil;eerenmajesteithebtGij aanhemgegeven

6WantGijhebthemgezegendtotineeuwigheid;Gijhebt hemzeerverheugddoorUwaangezicht

7WantdekoningvertrouwtopdeHEERE,endoorde goedertierenheidvandeAllerhoogstezalhijnietwankelen. 8Uwhandzalaluwvijandenvinden;uwrechterhandzal vindenwieuhaten

9Gijzulthenmakenalseenvurigeovententijdevanuw toorn;deHEEREzalhenverslindeninZijntoorn,enhet vuurzalhenverteren

10HunvruchtzultGijvandeaardewegvagen,enhun nageslachtvanonderdemensenkinderen.

11Wantzijhebbenkwaadtegenuberaamd,zijhebbeneen kwaadplanbedacht,datzijnietkunnenuitvoeren. 12DaaromzultGijhenderugdoentoekeren,wanneerGij UwpijlenopUwpezengereedzultmakenvoorhun aangezicht

13VerhefU,HEERE,inUwkracht;danzullenwijzingen enUwmachtprijzen

HOOFDSTUK22

1(VoordeopperzangmeesteropAijelethSahar.Eenpsalm vanDavid)MijnGod,mijnGod,waaromhebtGijmij verlaten?WaaromzijtGijzovervanmijnhulp,vande woordenvanmijngebrul?

2MijnGod,ikroepoverdag,maarUhoortniet,en's nachts,enikzwijgniet

3MaarGijzijtheilig,Gij,diedelofzangenvanIsraël bewoont

4OnzevaderenhebbenopUvertrouwd;zijhebbenopU vertrouwd,enUhebthengered.

5ZijriepentotUenwerdengered;zijvertrouwdenopU enwerdennietbeschaamd

6Maarikbeneenwormengeenmens,eensmaadvande mensenenverachtdoorhetvolk

7Allendiemijzien,bespottenmij;zijstekendelipuit,zij schuddenhethoofd,zeggende:

8HijvertrouwdeeropdatdeHEEREhemzouverlossen; laatHijhemverlossen,wantHijhadbehageninhem

9MaarUbenthetdiemijuitdemoederschoothebt gehaald;Uhebtmijhoopgegeven,toeniknogaandeborst vanmijnmoederlag

10VandemoederschootafbenikopUgeworpen;vande buikvanmijnmoederafbentUmijnGod

11Blijfnietvervanmij,wantdenoodisnabij,eneris niemanddiehelpt.

12Velestierenhebbenmijomringd,machtigestierenvan Basanhebbenmijomsingeld

13Zekekenmijmetopenmondaan,alseen verscheurendeenbrullendeleeuw

14Alswaterbenikuitgestort,enalmijnbeenderenzijn ontwricht;mijnhartisalswas,hetisgesmolteninhet middenvanmijningewanden

15Mijnkrachtisverdordalseenpotscherf,mijntong kleeftaanmijngehemelte.Gijhebtmijinhetstofdes doodsgebracht

16Wanthondenhebbenmijomringd,eenbende boosdoenersheeftmijomsingeld,zijhebbenmijnhanden envoetendoorboord

17Almijnbeenderenkaniktellen:zekijkenenstarennaar mij.

18Zijverdelenmijnklerenonderelkaarenwerpenhetlot overmijngewaad

19Maarweesnietvervanmij,HEERE!mijnSterkte,kom mijsneltehulp

20Redmijnzielvanhetzwaard,mijnlievelinguitde machtvandehond

21Redmijuitdemuilvandeleeuw,wantvandehorens vandeeenhoornshebtGijmijverhoord.

22Ikzaluwnaamaanmijnbroedersverkondigen;inhet middenvandegemeentezalikuloven

23GijdiedeHEEREvreest,looftHem;gijallen, nageslachtvanJakob,verheerlijktHem;envreestHem,gij allen,nageslachtvanIsraël

24WantHijheeftdeellendevandeellendigenietveracht, nochverafschuwd;enHijheeftZijnaangezichtvoorhem nietverborgen;maaralsdietotHemriep,hoordeHij 25MijnlofzaloverUzijnindegrotevergadering;ikzal mijngeloftenbetalenvoordeogenvanhendieHem vrezen

26Dezachtmoedigenzullenetenenverzadigdworden,zij zullendeHEEREloven,dieHemzoeken;uwhartzal eeuwigleven

27Alleeindenderaardezullenhetgedenkenenzichtotde HEEREbekeren;enallegeslachtenderheidenvolken zullenvoorUnederbuigen

28WanthetkoningschapisvandeHEERE,enHijisde Heerseroverdeheidenvolken

29Allendievetzijnopdeaarde,zullenetenenaanbidden; allendieinhetstofzijnneergedaald,zullenzichvoorHem neerbuigen;enniemandkanzijneigenzielinlevenhouden 30HetnageslachtzalHemdienen,hetzalvoordeHEERE gerekendworden,vooreengeneratie.

31Zijzullenkomenenaanhetvolkdatgeborenzal worden,zijngerechtigheidverkondigen,dathijditgedaan heeft.

HOOFDSTUK23

1(EenpsalmvanDavid)DeHEEREismijnHerder,mij zalnietsontbreken

2Hijlaatmijrusteningrazigeweiden;Hijvoertmijnaar vredigwater

3Hijverkwiktmijnziel,Hijleidtmijinderechtesporen, omwillevanzijnNaam.

4Algaikookdooreendalvoldiepeduisternis,ikvrees geenkwaad,wantGijzijtbijmij;UwstokenUwstaf,die vertroostenmij.

5Gijmaaktvoormijdetafelgereed,voordeogenvan mijnvijanden;Gijzalftmijnhoofdmetolie,mijnbeker vloeitover.

6Ja,goedheidengoedertierenheidzullenmijvolgenalde dagenvanmijnleven;enikzalinhethuisvandeHEERE wonentotineeuwigheid.

HOOFDSTUK24

1(EenpsalmvanDavid)DeaardeisvandeHEEREenal watdaaropis,dewereldendiedaaropwonen.

2WantHijheefthaaropdezeeëngegrondvestenopde stromenbevestigd

3WiemagdebergvandeHEEREbeklimmen,wiemag staaninzijnheiligeplaats?

4Diereinisvanhandenenzuivervanhart,diezijnziel nietophefttotvalsheid,ennietbedrieglijkzweert

5HijzaldezegenvandeHEEREontvangen,en gerechtigheidvandeGodvanzijnheil

6DitishetgeslachtvanhendieHemzoeken,dieUw aangezichtzoeken,oJakobSela

7Heftuwhoofdenop,opoorten,enverheftu,eeuwige deuren,danzaldeKoningdererebinnengaan.

8WieisdezeKoningderere?DeHEERE,sterken geweldig,deHEERE,geweldigindestrijd

9Heftuwhoofdenop,opoorten,heftzeop,oeeuwige deuren,endeKoningdererezalbinnengaan.

10WieisdezeKoningderere?DeHEEREder heerscharen,HijisdeKoningderere.Selah.

HOOFDSTUK25

1(EenpsalmvanDavid.)TotU,HEERE,hefikmijnziel op

2MijnGod,ikvertrouwopU;laatmijnietbeschaamd worden,latenmijnvijandennietovermijzegevieren

3Ja,laatniemandbeschaamdwordendieUdient;laten beschaamdwordenwiezonderredenovertreden.

4Maakmij,HEERE,Uwwegenbekend,leermijUw paden

5Leidmijinuwwaarheidenleermij,wantubentdeGod vanmijnheil;opuhoopikheeldedag

6Denkaanuwbarmhartigheden,HEERE,enaanuw goedertierenheden,wantdiezijnervanoudsher.

7Denknietaandezondenvanmijnjeugd,nochaanmijn overtredingen;gedenkmijovereenkomstiguw goedertierenheid,omuwgoedheid,HEERE.

8GoedenwaarachtigisdeHEERE;daaromzalHij zondaarsaangaandedewegonderwijzen

9Hijzaldezachtmoedigenleideninhetrecht,enHijzal dezachtmoedigenzijnwegleren

10AldepadenvandeHEEREzijngoedertierenheiden trouwvoorhendieZijnverbondenZijngetuigenissenin achtnemen

11Omuwsnaamswil,HEERE,vergeefmijn ongerechtigheid,wantdieisgroot.

12WieisdemandiedeHEEREvreest?HemzalHij onderwijzenopdewegdieHijzalverkiezen

13Zijnzielzalinvredewonen,enzijnnageslachtzalde aardebezitten

14DesHEERENgeheimisvoorhen,dieHemvrezen;en HijzalhunZijnverbondbekendmaken.

15MijnogenzijnvoortdurendgerichtopdeHEERE,want Hijzalmijnvoetenuithetnetrukken

16BekeerUtotmijenweesmijgenadig,wantikben eenzaamenellendig

17Debenauwdhedenmijnshartenzijngroot;verlosmijuit mijnangsten.

18Zienaarmijnellendeenmijnpijn,envergeefalmijn zonden

19Kijkeensnaarmijnvijanden,wantzijzijntalrijkenzij hatenmijmeteengrotehaat

20Behoedtochmijnzielenredmij;laatmijniet beschaamdworden,wantopUvertrouwik

21Laatoprechtheidenintegriteitmijbehoeden,wantik verwachtU

22VerlosIsraël,oGod,uitalzijnbenauwdheden.

HOOFDSTUK26

1(EenpsalmvanDavid)Richtmij,HEERE,wantik wandelinmijnoprechtheid,ikvertrouwopdeHEERE, daaromzaliknietwankelen

2Onderzoekmij,HEERE,enbeproefmij;toetsmijn nierenenmijnhart.

3WantUwgoedertierenheidisvoormijnogen,enik wandelinUwwaarheid

4Ikganietommetijdelelieden,enikganietommet huichelaars.

5Ikhaatdegemeenschapvankwaaddoeners,enmetde goddelozenwiliknietzitten.

6Ikzalmijnhandeninonschuldwassen;zozalikuw altaaromringen,HEERE;

7opdatikmetdankzeggingaluwwonderenmag verkondigenenvertellen.

8HEERE,ikhebliefgehaddewoningvanuwhuis,de plaatswaaruweerwoont

9Verzamelmijnzielnietmetdezondaars,enmijnleven nietmetdebloeddorstigemannen

10Inwienshandenonheilis,enhunrechterhandvol geschenken

11Maarikzalinmijnintegriteitwandelen;verlosmijen weesmijgenadig.

12Mijnvoetstaatopeeneffenplaats;indebijeenkomsten zalikdeHEEREprijzen

HOOFDSTUK27

1(EenpsalmvanDavid.)DeHEEREismijnlichtenmijn heil,voorwiezouikvrezen?DeHEEREisdesterkte mijnslevens,voorwiezouikbangzijn?

2Toendegoddelozen,mijnvijandenenmijntegenstanders, opmijafkwamenommijnvleesopteeten,struikeldenzij envielen

3Allegertzicheenlegertegenmij,mijnhartvreestniet;al breektereenoorlogtegenmijuit,daarinblijfikvol vertrouwen

4EéndinghebikvandeHEEREverlangd,datzalik zoeken:datikaldedagenvanmijnleveninhethuisvande HEEREmagwonen,omdeliefelijkheidvandeHEEREte aanschouwenenteonderzoekeninZijntempel.

5WanttentijdevandebenauwdheidzalHijmijverbergen inZijntent,inhetverborgenevanZijntentzalHijmij verbergen;Hijzalmijzettenopeenrots.

6Nuzalmijnhoofdzichverheffenbovenmijnvijanden rondommij;daaromzalikinzijntentvreugdeoffers brengen;ikzalzingen,ja,ikzalpsalmenzingenvoorde HEERE

7Hoor,HEERE,wanneerikroepmetmijnstem;weesmij tochgenadigenantwoordmij.

8ToenGijzeide:Zoekmijnaangezicht,zeimijnharttotU: Uwaangezicht,HEERE,wilikzoeken

9VerbergUwaangezichtnietvoormij,verwerpUw dienaarnietintoorn;UbentmijtoteenHelpergeweest, verlaatmijnietenverlaatmijniet,Godmijnsheils.

10Wanneermijnvaderenmijnmoedermijverlaten,zalde HEERmijaannemen

11Leermij,HEERE,uwweg,leidmijopeeneffenpad, ommijnvijandenteontzien.

12Geefmijnietoveraandewilvanmijnvijanden,want valsegetuigenenmensendiewreedheiduitblazen,staan tegenmijop

13Ikzouverlamdzijn,alsikniethadgeloofddegoedheid vandeHEEREtezieninhetlandvandelevenden.

14WachtopdeHEERE,weessterkenHijzaluwhart sterkmakenWacht,zegik,opdeHEERE

HOOFDSTUK28

1(EenpsalmvanDavid)TotUroepik,HEERE,mijn Rots;weesnietstiltegenovermij;opdatiknietwordeals hendieindekuilnederdalen,indienGijustiltegenover mijhoudt

2Hoordestemvanmijnsmekingen,wanneeriktotUroep, wanneerikmijnhandenophefnaaruwheiligetempel.

3Trekmijnietwegmetdegoddelozenendewerkersvan ongerechtigheid,diemethunnaastevanvredespreken, maarkwaadisinhunhart

4Geefhunovereenkomstighundadenenovereenkomstig deslechtheidvanhunzwoegen;geefhunnaarhetwerkvan hunhanden;geefhunwatzijverdienen

5OmdatzijdewerkenvandeHEEREnietachten,noch hetwerkvanZijnhanden,zalHijhentegronderichtenen nietopbouwen

6GeprezenzijdeHEERE,wantHijheeftmijnluide smekingengehoord.

7DeHEEREismijnkrachtenmijnschild;opHemheeft mijnhartvertrouwdenikbengeholpenDaaromismijn hartzeerverheugdenzalikHemmetmijnliedloven.

8DeHEEREishunsterkte,HijisdeheilssterktevanZijn gezalfde

9VerlosUwvolkenzegenUwerfdeel;weidhenen verhooghenvooreeuwig

HOOFDSTUK29

1(EenpsalmvanDavid)GeeftdeHEERE,gijmachtigen, geeftdeHEEREeerensterkte.

2GeefdeHEEREdeeerdieZijnNaamtoekomt,aanbid deHEEREinheiligeschoonheid

3DestemvandeHEEREisopdewateren;deGodder heerlijkheiddondert;deHEEREisopvelewateren

4DestemvandeHEEREismachtig,destemvande HEEREisvolmajesteit.

5DestemvandeHEEREbreektdeceders,ja,deHEERE breektdecedersvandeLibanon

6Hijlaatzeookhuppelenalseenkalf,deLibanonende Sirjonalseenjongeeenhoorn

7DestemvandeHEEREsplijtdevlammenvanhetvuur

8DestemvandeHEEREdoetdewoestijnbeven,de HEEREdoetdewoestijnvanKadesbeven

9DestemvandeHEEREdoetdehindenwerpenen ontdektdewouden;eninZijntempelspreektiedervan Zijnheerlijkheid

10DeHEEREzeteltbovendevloed;ja,deHEEREzetelt alsKoningvooreeuwig

11DeHEEREzalZijnvolksterktegeven,deHEEREzal Zijnvolkzegenenmetvrede

HOOFDSTUK30

1(Eenpsalmenliedbijdeinwijdingvanhethuisvan David)IkwilUroemen,HEERE,wantGijhebtmij verhoogdenhebtmijnvijandennietovermijdoenjuichen.

2HEERE,mijnGod,ikhebtotUgeroepen,enGijhebt mijgenezen

3HEERE,Gijhebtmijnzieluithetgrafdoenopstaan;Gij hebtmijinhetlevengehouden,opdatiknietindekuilzou nederdalen

4ZingvoordeHEERE,gijdieHemliefhebt,enloofHem tergedachtenisaanZijnheiligheid.

5Wantzijntoornduurtslechtseenogenblik,bijzijn welbehagenishetleven;hetgeweenduurtdehelenacht, maarindemorgenisergejuich.

6Eninmijnvoorspoedzeiik:Ikzalnooitwankelen 7HEERE,doorUwwelbehagenhebtGijmijnbergsterk gemaakt;GijhebtUwaangezichtverborgen,zodatik verschriktwerd

8IkhebtotUgeroepen,HEERE,entotdeHEEREhebik gesmeekt

9Watvoorvoordeeliserinmijnbloed,alsikindekuil daal?ZalhetstofUloven,zalhetUwwaarheid verkondigen?

10Hoor,HEERE,enweesmijgenadig;HEERE,wees mijnHelper.

11Gijhebtmijnrouwineenreiveranderd;Gijhebtmijn rouwkleeduitgedaanenmijmetvreugdeomgord; 12OpdatmijneerUpsalmzinge,ennietzwijg.HEERE, mijnGod,ikzalUlovenineeuwigheid

HOOFDSTUK31

1(VoordeopperzangmeesterEenpsalmvanDavid)Op U,HEERE,vertrouwik;laatmijnimmermeerbeschaamd worden;redmijinUwgerechtigheid

2NeigUwoortotmij,redmijspoedig;weesGijmijn sterkerots,toteenschuilplaats,ommijteredden.

3WantGijzijtmijnrotsenmijnvesting;daarom,leiden bestuurmijterwillevanUwNaam

4Trekmijuithetnetdatzijheimelijkvoormijhebben gelegd,wantGijzijtmijnsterkte

5InUwhandbeveelikmijngeest;Gijhebtmijverlost, HEERE,Godderwaarheid.

6Ikhebeenhekelaanhendieleugenachtige,ijdeledingen vereren,maarikvertrouwopdeHEERE

7Ikzalmijverblijdenenmijverheugeninuw goedertierenheid,wantuhebtmijnbenauwdheid opgemerkt,uhebtmijnzielindebenauwdhedengekend;

8EnGijhebtmijnietindehandvandevijandopgesloten; Gijhebtmijnvoetenineengroteruimtegezet

9Weesmijgenadig,HEERE,wantikbeninnood;mijn oogisverteerddoorverdriet,ja,mijnzielenmijn ingewanden

10Wantmijnlevengaatdoorinrouw,enmijnjarenin zuchten;mijnkrachtbezwijktvanwegemijn ongerechtigheid,enmijnbeenderenzijnverteerd 11Ikwaseensmaadvooralmijnvijanden,maarvooral voormijnburen,eneenschrikvoormijnbekenden;wie mijbuitenzagen,vluchttenvoormij

12Ikbenvergetenalseendode,uithethartvandemensen, alseengebrokenvat.

13Wantikhebdelastervanvelengehoord,angstwas overal;zijberaamdensameneenplantegenmij,zij beraamdeneenplanommijnaarhetleventestaan

14MaarikhebopUvertrouwd,HEERE;ikhebgezegd: GijzijtmijnGod.

15MijntijdenzijninUwhand;verlosmijuitdehandvan mijnvijanden,envanmijnvervolgers

16LaatUwaangezichtoverUwdienaarlichten;verlosmij, omwillevanUwgoedertierenheid

17Laatmijnietbeschaamdworden,HEERE,wantikheb Uaangeroepen.Laatdegoddelozenbeschaamdworden,en laathenzwijgeninhetgraf

18Laatdeleugenachtigelippentotzwijgenworden gebracht,diemethoonenverachtinglasterlijkedingen sprekenoverderechtvaardigen

19HoegrootishetgoeddatGijhebtweggelegdvoorhen dieUvrezen,datGijgedaanhebtvoorhendieopU vertrouwen,voorhetaangezichtvandemensenkinderen! 20Gijzultzeinhetgeheimvanuwaangezichtverbergen voordehoogmoedvandemensen;Gijzultzeinhet geheimbewarenineentent,voordetwistdertongen 21GeprezenzijdeHEERE,wantHijheeftmijineen sterkestadZijnwonderbaregoedertierenheidbewezen

22Wantinmijnhaasthebikgezegd:Ikbenvanvooruw ogenafgesneden.Tochhebtumijnluidesmekingen gehoord,toeniktoturiep

23HebtdeHEERElief,alzijngunstgenoten,wantde HEEREbewaartdegelovigenenvergeldtrijkelijkwie hoogmoedigis

24Weessterk,danzalHijuwhartsterken,uallendieop deHEEREhoopt.

HOOFDSTUK32

1(EenpsalmvanDavid,Maschil)Welzaligishijwiens overtredingvergeven,wienszondebedektis

2Welzaligisdemens,aanwiedeHEEREde ongerechtigheidniettoerekent,eninwiensgeestgeen bedrogis

3Toenikzweeg,werdenmijnbottenouddoormijngebrul, deheledaglang

4WantdagennachtwasUwhandzwaaropmij;mijn zweetisveranderdinzomerdroogte.Selah.

5IkhebmijnzondeaanUbekend,enmijn ongerechtigheidhebiknietverborgenIkhebgezegd:Ik zalmijnovertredingenaandeHEEREbelijden;enGijhebt deongerechtigheidmijnerzondevergevenSelah

6Wantditzaliederheiligetotubiddententijdedatu gevondenwordt.Voorzeker,zelfsdestortvloedvan geweldigewaterenzalhemnietnaderen

7Gijzijtmijnschuilplaats;Gijzultmijbehoedenvoor benauwdheid;Gijzultmijomringenmetgezangenvan bevrijdingSelah

8Ikzaluonderwijzenenulerenaangaandedewegdieu moetgaan;IkzaluleidenmetMijnoog.

9Weesnietalseenpaardofalseenmuildier,diegeen verstandhebben.Zemoetenhunbekmettoomenbit beteugelen,anderskunnenzebijjekomen

10Degoddelozetreftveelsmarten,maarwieopde HEEREvertrouwt,hemzaldegoedertierenheidomringen 11VerblijduindeHEEREenverheugu,gij rechtvaardigen,enjuich,alleoprechtenvanhart

HOOFDSTUK33

1VerheuguindeHEERE,gijrechtvaardigen,wanteen lofzangisliefelijkvoordeoprechten

2LooftdeHEEREmetdeharp,zingvoorHemmetdeluit enhettiensnariginstrument.

3Zingvoorhemeennieuwlied,speelerbehendigoplos, metveelgeluid

4WanthetwoordvandeHEEREiswaarachtig,enalZijn werkenwordeninwaarheidgedaan.

5Hijheeftgerechtigheidenrechtlief;deaardeisvolvan hetgoedevandeHEERE.

6DoorhetwoordvandeHEEREzijndehemelengemaakt, endoordeGeestvanZijnmondheelhunleger

7Hijverzamelthetwatervandezeealseenhoop,Hijlegt dedieptenweginvoorraadschuren.

8LaatheeldeaardeontzaghebbenvoordeHEER,laatalle bewonersvandewereldontzagvoorhemhebben

9WantHijsprak,enhetwaser;Hijgebood,enhetstond er 10DeHEEREmaaktderaadderheidenvolkenteniet;Hij verijdeltdeplannendernatiën

11DeraadvandeHEEREbestaatvooreeuwig,de gedachtenvanZijnhartvangeneratieopgeneratie.

12Gezegendishetvolk,waarvandeHEEREdeGodis, hetvolkdatHijtotZijneigendomheeftuitgekozen

13DeHEEREkijktuitdehemel,Hijslaatalle mensenkinderengade

14Vanuitzijnwoonplaatsziethijneeropallebewoners vandeaarde.

15Hijvormthunhartengelijkvormig,Hijletopalhun werken

16Geenkoningwordtgereddooreengrootleger,eneen heldwordtnietgereddoorgrotesterkte

17Eenpaardiseenijdelbezitvoorredding;ookalishet zosterk,hetzalniemandredden.

18Zie,hetoogvandeHEEREisophendieHemvrezen, ophendieopZijngoedertierenheidhopen;

19Omhunzieltereddenvandedood,enheninhetleven tehoudenintijdenvanhongersnood

20OnzezielverwachtdeHEERE;Hijisonzehulpenons schild.

21WantonshartzalzichinHemverheugen,omdatwijop zijnheiligeNaamhebbenvertrouwd

22Laat,HEERE,Uwgoedertierenheidoveronszijn,gelijk alswijopUhopen

HOOFDSTUK34

1(EenpsalmvanDavid,toenhijzichvoorAbimelech omkeerde,enhijhemwegjoeg.)IkzaldeHEEREteallen tijdeprijzen;zijnlofzalvoortdurendinmijnmondzijn

2MijnzielzalzichberoemenindeHEERE;de ootmoedigenzullenhethorenenzichverheugen.

3MaaksamenmetmijdeHEEREgroot,enlatenwij samenZijnNaamverheerlijken.

4IkzochtdeHEERE,enHijantwoorddemij,enHij verlostemijuitalmijnangsten

5ToenzijnaarHemkeken,straaldenzijvanvreugdeen schaamdenhungezichtnietmeer.

6Dezearmemanriep,endeHEEREhoordehemenredde hemuitalzijnbenauwdheden

7DeEngelvandeHEERElegertzichrondomhendie Hemvrezen,enredthen

8ProefenziedatdeHEEREgoedis;welzaligdemensdie opHemvertrouwt

9VreestdeHEERE,gijZijngunstgenoten,wanterisgeen gebrekvoorhendieHemvrezen.

10Dejongeleeuwenhebbengebrekenlijdenhonger,maar wiedeHEEREzoeken,zullengeengebrekhebben

11Komt,kinderen,luistertnaarmij;ikzaludevrezedes Herenleren.

12Wieisdemandiehetlevenbegeertenveledagen liefheeftomhetgoedetezien?

13Bewaaruwtongvoorhetkwaad,enuwlippenvoorhet sprekenvanbedrog

14Blijfwegvanhetkwaadendoehetgoede;zoekde vredeenjaagdiena.

15DeogenvandeHEEREzijnopderechtvaardigen,en Zijnorenluisterennaarhunhulpgeroep

16HetaangezichtvandeHEEREistegenhendiekwaad doen,omdeherinneringaanhenvandeaardeuitteroeien 17Derechtvaardigenroepen,endeHEEREhoort,enHij redthenuitalhunbenauwdheden

18DeHEEREisnabijdegebrokenenvanhart,enHij verlostdeverslagenenvangeest.

19Talrijkzijndeellendenvanderechtvaardige,maaruit datallesredtdeHEEREhem

20Hijbewaartalzijnbeenderen;nietéénervanwordt gebroken

21Hetkwaadzaldegoddelozendoden,enwiede rechtvaardigenhaten,zullenverwoestworden.

22DeHEEREverlostdezielvanZijndienaren;en niemandvanhendieopHemvertrouwen,zalverwoest worden.

HOOFDSTUK35

1(EenpsalmvanDavid)HEERE,voermijnrechtszaak methendiemetmijtwisten;strijdtegenhendietegenmij strijden.

2Grijpschildenrondselenstaopommijtehelpen

3Trekdespeereruitensluitdewegafvoormijn vervolgers.Zegtegenmijnziel:Ikbenuwheil.

4Latenzijbeschaamdenteschandewordendiemijnziel zoeken;latenzijterugdeinzenenteschandewordendie mijnkwaadberamen.

5Laathenalskafwordenvoordewind,enlaatdeEngel vandeHEEREhennajagen

6Laathunwegdonkerengladzijn,enlaatdeEngelvan deHEEREhenvervolgen

7Wantzonderredenhebbenzijhunnetvoormij verborgenineenkuil,diezijzonderredenvoormijnziel hebbengegraven

8Laathetverderfhemonverhoedsoverkomen,enlaathet netdathijverborgenheeft,hemzelfvangen;laathijindat verderfvallen

9EnmijnzielzalzichverheugenindeHEERE,zijzal zichverblijdenoverZijnheil

10Almijnbeenderenzullenzeggen:HEERE,wieisalsU, Diedeellendigeverlostvanhemdietesterkisvoorhem, ja,deellendigeendearmevanzijnplunderaar?

11Erzijnvalsegetuigenopgestaan,diemijdingenten lastehebbengelegddieiknietwist

12Zijvergoldenmijmetgoedenkwaad,totverderfvan mijnziel

13Maartoenzijziekwaren,droegikeenrouwkleed.Ik verootmoedigdemijnzieldoortevasten,enmijngebed keerdeteruginmijneigenschoot

14Ikgedroegmijalsofhijmijnvriendofbroerwas:ik boogdiep,alsiemanddierouwtomzijnmoeder

15Maartoenhetmijslechtging,verheugdenzijzichen verzameldenzich;ja,deverachtelijkenverzameldenzich tegenmij,zonderdatikhetwist;zijverscheurdenmijen hieldennietop.

16OpdefeestenknarstendespotterstegenMij,hun tandenknarsten

17Heer,hoelangzultUtoekijken?Redmijnzielvanhun vernietiging,mijnlievelingvandeleeuwen.

18IkzalUlovenindegrotevergadering,ikzalUprijzen ondereengrotemenigte

19Latendegenendiemijtenonrechtetotvijandzijn,zich nietovermijverheugen,enlatendegenendiemijzonder redenhaten,nietmethunogenknipperen.

20Wantzijsprekennietvanvrede,maarzijbedenken bedrieglijkezakentegendestillezieleninhetland 21Ja,zijsperdenhunmondwijdtegenmijopenenzeiden: Ha,ha,onsoogheefthetgezien

22DithebtUgezien,HEERE!Zwijgniet;HEERE,blijf nietverrevanmij.

23Weesopuwhoedeenwordwakkervoormijnrecht, voormijnrechtszaak,mijnGodenmijnHeer

24Richtmij,HEERE,mijnGod,naarUwgerechtigheid, enlaathenzichovermijnietverblijden

25Latenzijnietbijzichzelfzeggen:Ach,zowillenwijhet hebben;latenzijnietzeggen:Wijhebbenhemverslonden.

26Latenzijdiezichverheugenovermijnonheil,te schamenenteschandeworden;latenzijbekleedworden metschandeenoneer,diezichtegenmijverheffen.

27Latenzijjuichenenzichverheugen,diemijn gerechtigheidbegunstigen;ja,latenzijvoortdurendzeggen: LaatdeHEEREgrootgemaaktworden,Dieeen welbehagenheeftinhetwelzijnvanZijndienaar 28EnmijntongzalvanUwgerechtigheidenvanUwlof gewagen,deheledag.

HOOFDSTUK36

1(VoordeopperzangmeesterEenpsalmvanDavid,de dienaarvandeHEERE)Deovertredingvandegoddeloze zegtinmijnhart,datergeenvreesvoorGodvoorzijnogen is 2Wanthijvleitzichinzijneigenogen,totdatzijn ongerechtigheidafschuwelijkblijkttezijn.

3Dewoordenvanzijnmondzijnonrechtenbedrog;hij heefthetnagelatenwijstezijnengoedtedoen

4Hijsmeedtkwaadopzijnbed,hijgaatopeenwegdie nietgoedis,hijheeftgeenafschuwvanhetkwaad 5Uwgoedertierenheid,HEERE,istotindehemelen,en Uwtrouwreikttotaandewolken

6Uwgerechtigheidisalsdegrotebergen,Uwoordelen zijneengrotewatervloedHEERE,Gijbewaartmensen dier.

7HoegrootisUwgoedertierenheid,oGod!Daarom schuilendemensenkinderenonderdeschaduwvanUw vleugels

8Zijzullenverzadigdwordenvandevettigheidvanuw huis;enuzulthenlatendrinkenuitderiviervanuwlusten. 9WantbijUisdebrondeslevens;inUwlichtzullenwij hetlichtzien

10LaatUwgoedertierenheidvoortbestaanvoorhendieU kennen,enUwgerechtigheidvoordeoprechtenvanhart

11Laatdevoetvandehoogmoedmijniettreffen,enlaat dehandvandegoddelozenmijnietverdrijven.

12Daarzijndewerkersvanongerechtigheidgevallen;zij zijnneergeworpenenkunnennietopstaan.

HOOFDSTUK37

1(EenpsalmvanDavid.)Weesnietjaloersopde boosdoeners,enweesnietafgunstigopdewerkersvan ongerechtigheid

2Wantzijzullenspoedigwordenafgemaaidalshetgras, enverdorrenalshetgroenekruid

3VertrouwopdeHEEREendoehetgoede;danzultuin hetlandwonenenvoedzaamzijn

4SchepvreugdeindeHEERE,danzalHijugevende verlangensvanuwhart.

5VertrouwuwwegtoeaandeHEEREenvertrouwop Hem,danzalHijhetdoengebeuren

6Hijzaluwgerechtigheiddoenopkomenalshetlicht,en uwrechtalsdemiddag

7WeesstilvoordeHEEREenwachtopHemWeesniet boosophemdievoorspoedigisopzijnweg,opdemandie bozeplannensmeedt

8LaatdetoornvarenenlaatdegrimmigheidvarenWees nietboosopuzelfendoegeenkwaad.

9Wantdeboosdoenerswordenuitgeroeid,maarwieopde HEEREwachten,diezullendeaardebeërven

10Wantnogeenkortetijd,endegoddelozezalerniet meerzijn;letopzijnplaats,enhijzalernietmeerzijn

11Maardezachtmoedigenzullendeaardebeërvenenzich verlustigenindeovervloedvanvrede.

12Degoddelozesmeedtplannentegenderechtvaardigeen knarstmetzijntandentegenhem

13DeHEEREzalhembelachen,wanthijziet,datZijndag komt

14Degoddelozentrekkenhetzwaardenspannendeboog omdeellendigenenbehoeftigenneerteslaanenhente dodendieoprechtvanwandelzijn

15Hunzwaardzalinhuneigenhartdringen,enhunbogen zullenverbrokenworden.

16Beterishetweinigedateenrechtvaardigeheeft,dande rijkdomvanvelegoddelozen

17Wantdearmenvandegoddelozenwordenverbroken, maardeHEEREondersteuntderechtvaardigen

18DeHEEREkentdedagenderoprechten,enhunerfdeel zalvooreeuwigzijn.

19Indekwadetijdzullenzijnietbeschaamdworden,enin dedagenvanhongersnoodzullenzijverzadigdworden.

20Maardegoddelozenzullenomkomen,endevijanden vandeHEEREzullenzijnalshetvetvanlammeren;zij zullenvergaan,inrookzullenzijopgaan

21Degoddelozeleentenbetaaltnietterug,maarde rechtvaardigebewijstbarmhartigheidengeeft

22WantwiedoorHemgezegendzijn,zullendeaarde beërven,maarwiedoorHemvervloektzijn,zullen uitgeroeidworden

23DeHEEREleidtdeschredenvaneengoedmens,Hij heeftlustaanzijnweg

24Alzouhijvallen,hijzalnietgeheelweggeworpen worden,wantdeHEEREondersteuntzijnhand.

25Ikbenjonggeweestenbenookoudgeworden,maarik hebnooitgeziendatderechtvaardigeverlatenwerd,endat zijnnageslachtzochtnaarbrood

26Hijisaltijdbarmhartigenleent,enzijnnageslachtis gezegend.

27Wijkvanhetkwaadendoehetgoede,enwoonin eeuwigheid

28WantdeHEEREheefthetrechtliefenHijverlaatZijn gunstgenotenniet;zijwordenvooreeuwigbewaard,maar hetzaaddergoddelozenwordtuitgeroeid

29Derechtvaardigenzullenhetlandbezittenenervoor eeuwigwonen

30Demondvanderechtvaardigespreektwijsheid,enzijn tongspreektvanrecht

31DewetvanzijnGodisinzijnhart;geenvanzijn schredenzalwankelen.

32Degoddelozeletopderechtvaardigeenzoekthemte doden

33DeHEEREzalhemnietinzijnhandlaten,enHijzal hemnietveroordelen,wanneerhijgeoordeeldwordt

34WachtopdeHEEREenhouduaanZijnweg,danzal Hijuverhogen,zodatuhetlandinbezitkrijgt.Wanneerde goddelozenuitgeroeidworden,zultuhetzien

35Ikhebdegoddelozeingrotemachtgezien,enhij breiddezichuitalseengroenelaurierboom.

36Maarhijgingheen,enzie,hijwasnietmeerIkzocht hem,maarhijwasniettevinden

37Letopdevolmaaktemanenzienaardeoprechte,want heteindevandiemanisvrede

38Maardeovertrederszullentezamenverdelgdworden; heteindedergoddelozenzalafgesnedenworden.

39Maardereddingvanderechtvaardigenisvande HEERE;Hijishunsterkteintijdenvanbenauwdheid

40EndeHEEREzalhenhelpenenhenbevrijden;Hijzal henbevrijdenvandegoddelozenenhenverlossen,omdat zijopHemvertrouwdhebben

HOOFDSTUK38

1(EenpsalmvanDavid,omteherinneren.)HEERE, bestrafmijnietinUwtoorn,entuchtigmijnietinUw grimmigheid

2WantUwpijlenstekeninmij,enUwhanddruktmijhard.

3Erisnietsgezondsaanmijnvleesvanwegeuwtoorn,en erisgeenrustinmijnbeenderenvanwegemijnzonde

4Wantmijnongerechtighedengaanmijbovenhethoofd, alseenzwarelastzijnzetezwaarvoormij

5Mijnwondenstinkenenzijnbedorvenvanwegemijn dwaasheid

6Ikbenontsteld,ikbendiepgebogen,deheledaggaikin hetrouwkleed

7Wantmijnlendenenzijnvolvaneenafschuwelijkekwaal, erisnietsgezondsaanmijnvlees

8Ikbenverzwaktengebroken;ikhebgebruldvanwegede onrustvanmijnhart

9HEERE,almijnverlangenligtvoorUopen,enmijn zuchtenisvoorUnietverborgen.

10Mijnhartjuicht,mijnkrachtlaatmijindesteek;ook hetlichtinmijnogenisvanmijweg

11Mijngeliefdenenmijnvriendenhoudenzichvervan mijnpijnvandaan,enmijnverwantenhoudenzichvan verre

12Enzijdiemijnlevenzoeken,spannenmijvalstrikken, enzijdiemijnonheilzoeken,sprekenschadelijkewoorden enbedenkenbedrog,deheledag

13Maarik,alseendove,hoordeniet,enikwasalseen stomme,diezijnmondnietopendoet.

14Ikbenalseenmensdieniethoorteninwiensmond geenweerwoordis

15WantopU,HEERE,hoopik;Gijzulthoren,HEERE, mijnGod

16Wantikzei:Luisternaarmij,opdatzijzichnietover mijverblijden;indienmijnvoetwankelt,makenzijzich tegenmijgroot

17Wantikdreigtestruikelen,mijnsmartstaat voortdurendvóórmij

18Wantikzalmijnongerechtigheidbekendmaken,ikzal berouwhebbenovermijnzonde.

19Maarmijnvijandenzijnlevendigenmachtig,enzijdie mijtenonrechtehaten,zijntalrijk

20Enzijdiekwaadvoorgoedvergelden,zijnmijn tegenstanders,omdatikhetgoedenajaag

21Verlaatmijniet,HEERE,mijnGod,blijfnietvervan mij.

22Kommijsneltehulp,HEERE,mijnheil

HOOFDSTUK39

1(Voordekoorleider,voorJeduthunEenpsalmvan David.)Ikzei:Ikzalopmijnwegenletten,datikniet zondigmetmijntong;ikzalmijnmondmeteentoom houden,zolangdegoddelozevoormijstaat

2Ikwasstomenzweeg,zelfsvanhetgoedehieldikmijn mond;enmijndroefheidwerdopgewekt

3Mijnhartwasheetinmij,terwijlikmijmerdeoverhet vuurdatbrandde;toensprakikmetmijntong, 4HEERE,maakmijbekendwatmijneindeis,enhoe grootmijndagenzijn;danweetikhoezwakikben

5Zie,Gijhebtmijndagengemaaktalseenhandbreedte,en mijnleeftijdisalsnietsvoorUwaangezicht;voorwaar, iedermensisopzijnbestnietsdanijdelheidSelah 6Voorwaar,iedermenswandeltinijdelvertoon;voorwaar, zijzijntevergeefsonrustig;hijhooptrijkdommenop,maar weetniet,wiezezalverzamelen

7Ennu,HEERE,watwachtiknog?MijnhoopisopU. 8Verlosmijvanalmijnovertredingen;maakmijniettot eensmaadvandedwazen

9Ikwasstom,ikhebmijnmondnietopengedaan,omdat Gijhetgedaanhebt

10NeemUwslagvanmijweg:ikwordverteerddoorde slagvanUwhand

11WanneerGijdemensmetbestraffingenoverzijn ongerechtigheidtuchtigt,doetGijzijnschoonheidvergaan alseenmot.Voorwaar,iedermensisijdelheid.Selah.

12Hoor,HEERE,mijngebed,enneemmijngeroepterore; zwijgniettotmijntranen,wantikbeneenvreemdelingen eenbijwonerbijU,zoalsalmijnvaderen

13Spaarmij,dankanikkrachtherwinnen,voordatik heengaennietmeerben.

HOOFDSTUK40

1(VoordeopperzangmeesterEenpsalmvanDavid)Ik wachttegeduldigopdeHEERE;enHijneigdezichtotmij enhoordemijngeroep.

2Hijtrokmijookopuitdekuilvanhetverderf,uithet slijkvandemodderHijzettemijnvoetenopderotsen maaktemijnpadeneffen.

3EnHijheefteennieuwliedinmijnmondgelegd,een lofzangvooronzeGodVelenzullenhetzienenvrezenen opdeHEEREvertrouwen

4WelzaligdemensdieopdeHEEREvertrouwt,diezich nietbekommertomdehoogmoedigenenomhendiezich totleugenswenden

5Vele,HEERE,mijnGod,zijndewonderendieGij gedaanhebt,endegedachtendieGijvooronskoestert;zij kunnennietinordevoorUwordenopgeteld;indienikze zouwillenopnoemeneneroverspreken,zijzijnmeerdan iktellenkan.

6SlachtofferenspijsofferhebtGijnietgewild;Gijhebt mijdeorengeopend;brandofferenzondofferhebtGijniet geëist.

7Toenzeiik:Zie,ikkomIndeboekrolstaatovermij geschreven:

8Ikheblustomuwwiltedoen,mijnGod,uwwetisinhet binnenstevanmijnhart

9Ikverkondiggerechtigheidindegrotevergadering;zie, ikhebmijnlippennietingehouden,HEERE,Gijweethet.

10Ikhebuwgerechtigheidnietinmijnhartverborgen;ik hebuwtrouwenuwheilverkondigd;uwgoedertierenheid enuwwaarheidhebiknietverborgenvoordegrote gemeente

11Onthoudmij,HEERE,Uwbarmhartighedenniet;laten UwgoedertierenheidenUwtrouwmijbestendigbehoeden.

12Wanttallozekwadenomringenmij;mijn ongerechtighedenhebbenmijaangegrepen,zodatikmijn bliknietkanopheffen;zijzijntalrijkerdandeharenvan mijnhoofd;daarombezwijktmijnhart

13Weesbehaaglijk,HEERE,ommijteredden;HEERE, kommijspoedigtehulp.

14Latenzijteschamenenteschandeworden,diemijnziel zoekenomhaarteverderven;latenzijachteruitgedrevenen teschandeworden,diemijhetkwaadwensen.

15Laathenverwoestwordenalsloonvoorhunschande, dietotmijzeggen:Aha,aha

16LatenallendieUzoeken,zichinUverheugenen vrolijkzijn;latenzijdieUwheilliefhebben,voortdurend zeggen:DeHEEREzijgroot.

17Ikbenarmenbehoeftig,maardeHEEREdenktaanmij UbentmijnHelperenmijnBevrijderWeesniettalm,mijn God

HOOFDSTUK41

1(VoordekoorleiderEenpsalmvanDavid)Welzaligis hijdieachtgeeftopdearme;deHEEREzalhemreddenin tijdvannood.

2DeHEEREzalhembehoedeneninhetlevenhouden;hij zalgezegendwordenopdeaarde;enGijzulthemniet overleverenaandewilvanzijnvijanden.

3DeHEEREzalhemsterkenophetbedvankwijning;Gij zultheelzijnbedopmakeninzijnziekte

4Ikzeide:HEERE,weesmijgenadig,geneesmijnziel, wantikhebtegenUgezondigd.

5Mijnvijandensprekenkwaadvanmij,wanneerzalhij sterven,enzijnnaamvergaan?

6Enalshijbijmijkomt,spreekthijonwaarheid;zijnhart verzameltonrechtinzich;alshijnaarbuitengaat,vertelt hijhet

7Almijnhatersfluisterentegenmij;zijsmedenkwaad tegenmij

8Eenvreselijkeziektekleefthemaan,zeggenze,ennuhij ligt,zalhijnietmeeropstaan

9Ja,zelfsmijnvriend,opwieikvertrouwde,dievanmijn broodat,heeftzijnhieltegenmijopgeheven.

10MaarGij,HEERE,weesmijgenadigenrichtmijop, danzalikhethunvergelden

11HieraanweetikdatGijmijwelgevalligzijt,wantmijn vijandzalnietovermijzegevieren

12Enwatmijbetreft,Gijondersteuntmijinmijn oprechtheid,ensteltmijvooreeuwigvoorUwaangezicht.

13GeprezenzijdeHEERE,deGodvanIsraël,van eeuwigheidentoteeuwigheidAmen,enamen

HOOFDSTUK42

1(Voordekoorleider,Maschil,voordezonenvanKorach.) Zoalseenhertschreeuwtnaardewaterstromen,zo schreeuwtmijnzielnaarU,oGod

2MijnzieldorstnaarGod,naardelevendeGod;wanneer zalikkomenenvoorGodverschijnen?

3Mijntranenzijnmijtotvoedsel,dagennacht,terwijlzij voortdurendtotmijzeggen:WaarisuwGod?

4Alsikaandezedingendenk,stortikmijnzieluitinmij Wantikwasmetdemenigtemeegegaan,ikgingmethen naarhethuisvanGod,ondergejuichenlofzang,temidden vaneenmenigtediefeestvierde

5Waarombuigtgijuneder,omijnziel,enzijtgijonrustig inmij?HoopopGod,wantikzalHemnoglovenvanwege dehulpzijnsaanschijns

6MijnGod,mijnzielisbedroefdinmij;daaromzalikaan UdenkenvanuithetlandvandeJordaanenvande Hermonieten,vanafhetgebergteMisar

7Dediepteroepttotdediepte,vanwegehetgedruisvan uwwaterhozen;aluwgolvenenuwbarenzijnovermij heengegaan

8TochzaldeHEEREoverdagZijngoedertierenheid gebieden,enindenachtzalZijngezangbijmijzijn,en mijngebedtotdeGodvanmijnleven

9IkzaltotGod,mijnrots,zeggen:WaaromvergeetGij mij?Waaromgaikinhetzwartoverdeonderdrukkingvan devijand?

10Mijnvijandensmadenmijalsmeteenzwaardinmijn beenderen,terwijlzijdagelijkstotmijzeggen:Waarisuw God?

11Watbuigtgijuneder,omijnziel,enwaaromzijtgij onrustiginmij?HoopopGod,wantikzalHemnogloven, DiedeVerlossingmijnsaangezichtsenmijnGodis

HOOFDSTUK43

1Richtmij,oGod,envoermijnrechtszaaktegeneen goddeloosvolk;verlosmijvandemandiebedriegten onrechtvaardigis

2WantGijzijtdeGodmijnssterktes;waaromverstootGij mij?Waaromgaikinhetzwartoverdeonderdrukkingdes vijands?

3ZendUwlichtenUwwaarheiduit;latendiemijgeleiden, latenzijmijbrengenopUwheiligebergeninUw woningen

4DanzaliknaarhetaltaarvanGodgaan,naarGod,mijn hoogstevreugde;ja,ikzalUlovenbijdeharp,God,mijn God

5Waarombuigtgijuneder,mijnziel,enzijtgijonrustigin mij?HoopopGod,wantikzalHemnogloven,Diede VerlossingmijnsaangezichtsenmijnGodis

HOOFDSTUK44

1(AandeopperzangmeestervandezonenvanKorach, Maschil)Wijhebbenmeteigenorengehoord,oGod,onze vaderenhebbenhetonsverteld,watvoorwerkUinhun dagenhebtgedaan,indetijdenvanouds.

2HoeGijmetUwhanddeheidenvolkenhebtverdrevenen henhebtgeplant;hoeGijhetvolkhebtonderdruktenhen hebtverdreven.

3Wantzijhebbenhetlandnietinbezitgenomendoorhun eigenzwaard,enhuneigenarmheefthennietgered;maar Uwrechterhand,UwarmenhetlichtvanUwaangezicht, omdatGijhuneenwelbehagenhebtbewezen

4GijzijtmijnKoning,oGod,gebiedreddingvoorJakob

5DoorUzullenwijonzevijandenverpletteren,doorUw Naamzullenwijhenvertredendietegenonsopstaan

6Wantikvertrouwnietopmijnboog,enmijnzwaardzal mijnietredden.

7MaarGijhebtonsvanonzevijandenverlost,enhendie onshaatten,teschandegemaakt

8InGodroemenwijdeheledag,enlovenuwnaamvoor eeuwigSelah

9MaarGijhebtonsverstotenenteschandegemaakt,en Gijtrektnietuitmetonzelegers.

10Gijdoetonsafkerenvandevijand,enwieonshaten, plunderenvoorzichzelf

11Gijhebtonsalsschapentotvoedselbestemd,enons onderdeheidenvolkenverstrooid

12Gijverkooptuwvolkvoorniets,envermeerderuw vermogennietmetdeprijsdiezijuopleveren.

13Gijmaaktonstoteensmaadvooronzeburen,toteen spoteneenhoonvoorhendierondomonszijn

14Gijmaaktonstoteenspotwoordonderdeheidenvolken, toteenhoofdschuddingonderdevolken

15Mijnverwarringisvoortdurendvóórmij,ende schaamtevanmijngelaatbedektmij,

16Wantdestemvanhemdiesmaadtenlastert,vanwege devijandendewraakzuchtige

17Ditallesisoveronsgekomen,entochzijnwijUniet vergeten,enhebbenwijnietontrouwgeweestaanUw verbond

18Onshartisnietachterwaartsgekeerd,enonzeschreden zijnnietafgewekenvanuwweg;

19HoewelGijonsindeplaatsderdrakenzwaarhebt gebroken,enonsmetdeschaduwdesdoodshebtbedekt

20AlswijdenaamvanonzeGodvergetenzijn,ofonze handenhebbenuitgestrektnaareenvreemdegod, 21ZouGodditnietonderzoeken?Hijkentimmersde geheimenvanhethart

22Ja,omwillevanUwordenwijdeheledaggedood;wij wordengerekendalsschapenvoordeslachtbank.

23Ontwaak,waaromslaaptGij,HEERE?Staop,verstoot onsnietvooreeuwig.

24WaaromverbergtGijUwaangezicht,envergeetGij onzeellendeenonzeverdrukking?

25Wantonzezielbuigtzichneerinhetstof,onzebuik kleeftaandeaarde.

26Staop,helponsenverlosons,omwillevanuw goedertierenheid

HOOFDSTUK45

1(VoordeopperzangmeesteropSjosjannim,voorde zonenvanKorach,Maschil,Eenliedvanliefdes)Mijn hartschrijfteengoedverhaalop:ikspreekoverdedingen dieikhebgemaaktoverdekoning:mijntongisdepenvan eenvaardigschrijver

2Gijzijtschonerdandemensenkinderen;genadeisopuw lippenuitgestort;daaromheeftGoduvooreeuwig gezegend

3Gorduwzwaardaanuwheup,oAllermachtige,metuw glorieenuwmajesteit

4Enrijdvoorspoediginuwmajesteit,inwaarheid, zachtmoedigheidengerechtigheid;enuwrechterhandzalu vreselijkedingenleren

5Uwpijlenzijnscherpinhethartvandevijandenvande koning,waardoorhetvolkonderuvalt.

6Uwtroon,oGod,staatinalleeeuwigheid;desceptervan uwkoninkrijkiseensceptervanrecht

7Gijhebtgerechtigheidliefenhaatonrecht;daaromheeft God,uwGod,umetvreugdeoliegezalfdbovenuw metgezellen

8Aluwklerenruikennaarmirre,aloëenkassie,uitde ivorenpaleizen,waarmedezijuverblijdhebben

9Onderuwedelevrouwenwarendedochtersvande koningen;aanuwrechterhandstonddekoningin,gekleed ingoudvanOfir

10Luister,dochter,enletop,enneiguwoor;vergeetuw volkenhethuisvanuwvader;

11Zozaldekoninguwschoonheidbegeren,wantHijis uwHeer;aanbidHemdus

12EndedochtervanTyruszaldaarzijnmeteengeschenk; zelfsderijkenonderhetvolkzullenuomgunstsmeken

13Dedochtervandekoningisvanbinnengeheel luisterrijk;haarkledingisvanbewerktgoud.

14Zijzalingeborduurdekledijvoordekoningworden gebracht;demaagdenenhaarvriendinnenzullenvooru wordengebracht

15Metvreugdeengejuichzullenzijwordengebracht;zij zullenhetpaleisvandekoningbinnengaan

16Indeplaatsvanuwvaderenzullenuwkinderenzijn,die utotvorstenzultmakenoverdeheleaarde

17Ikzalervoorzorgendatuwnaaminallegeneraties herinnerdwordt;daaromzullendevolkenuprijzenin eeuwigheid

HOOFDSTUK46

1(VoordekoorleidervandeKorachieten:Eenliedop Alamoth)Godisonzetoevluchtensterkte,eenhulpdie zeergoedbevondenisinbenauwdheden

2Daaromzullenwijnietvrezen,alwankeltdeaardeenal wordendebergeninhetmiddenvandezeegerukt, 3Albruisenenberoerenhaarwateren,alschuddende bergendoorhaarzwelling.Selah.

4Eriseenrivier,haarstromenzullendestadvanGod verblijden,deheiligeplaatsvandetentenvande Allerhoogste

5Godisinhaarmidden;zijzalnietwankelen;Godzal haarhelpen,enwelmeteen

6Deheidenvolkenraasden,dekoninkrijkenwankelden; Hijverhiefzijnstem,deaardesmolt

7DeHEEREvandehemelsemachtenismetons;deGod vanJakobisonzetoevlucht.Selah.

8Kom,ziedewerkenvandeHEERE,welke verwoestingenHijopaardeheeftaangericht

9Hijdoetdeoorlogenophoudentotaanheteindeder aarde;Hijbreektdeboog,enslaatdespeerinstukken;Hij verbrandtdestrijdwagensmetvuur

10WeesstilenweetdatIkGodben.Ikzalverheven wordenonderdeheidenvolken,Ikzalverhevenwordenop aarde

11DeHEEREvandehemelsemachtenismetons;deGod vanJakobisonzetoevluchtSelah

HOOFDSTUK47

1(VoordekoorleiderEenpsalmvoordezonenvan Korach.)Klapindehanden,allevolken;juichvoorGod mettriomfantelijkestemmen

2WantdeHEERE,deAllerhoogste,isgeducht;Hijiseen grootKoningoverdegeheleaarde.

3Hijzaldevolkenaanonsonderwerpen,endenatiënaan onzevoeten

4Hijzalvooronsonzeerfenisuitkiezen,deheerlijkheid vanJakob,diehijliefhadSelah

5Godisopgevarenmetgejuich,deHEEREmet bazuingeschal.

6ZinglofzangenvoorGod,zinglofzangen:zinglofzangen vooronzeKoning,zinglofzangen

7WantGodisdeKoningvandeheleaarde;zingmet verstand 8Godregeertoverdeheidenvolken;Godzitopdetroon vanzijnheiligheid.

9Deleidersvanhetvolkzijnbijeengekomen,hetvolkvan AbrahamsGodWantdeschildenvandeaardebehoren Godtoe.Hijiszeerverheven.

HOOFDSTUK48

1(EenliedeneenpsalmvoordezonenvanKorach)Groot isdeHEERE,enzeerteprijzenindestadvanonzeGod, opdebergvanZijnheiligheid.

2Mooivanligging,eenvreugdevoordeheleaarde,isde bergSion,aandenoordzijde,destadvandegroteKoning

3Godisinhaarpaleizenbekendalseentoevluchtsoord

4Wantzie,dekoningenwarenbijeen,zijtrokken gezamenlijkvoorbij.

5Toenzijhetzagen,warenzijverbaasd;zijraaktenin paniekengingensnelweg

6Angstgreephendaaraan,eneenpijnalsvaneenvrouw diebarensweeënheeft

7GijverbreektdeschepenvanTarsismeteenoostenwind

8Zoalswijgehoordhebben,zohebbenwijgezieninde stadvandeHEEREvandelegermachten,indestadvan onzeGod:GodzalhaarvooreeuwigbevestigenSelah 9Wijhebbengedachtaanuwgoedertierenheid,oGod,in hetmiddenvanuwtempel.

10NaarUwNaam,oGod,zozalUwlofzijntotaande eindenderaarde;Uwrechterhandisvolvangerechtigheid 11LaatdebergSionjuichen,latendedochtersvanJuda zichverheugen,vanwegeuwoordelen

12WandelrondomSionengaeromheen;bezoekhaar torens

13Letgoedophaarbolwerken,letophaarpaleizen,zodat uhetaanhetvolgendegeslachtkuntvertellen.

14WantdezeGodisonzeGodvooreeuwigenaltijd;Hij zalonsleidentotindedood

HOOFDSTUK49

1(Voordeopperzangmeester.Eenpsalmvoordezonen vanKorach)Hoortdit,allevolken;neigtterore,alle inwonersderwereld

2Laagenhoog,rijkenarm,samen.

3Mijnmondzalwijsheidspreken,endeoverdenkingvan mijnhartzalinzichtzijn

4Ikzalmijnoorneigentoteenspreuk,ikzalmijn geheimzinnigwoordopenenopdeharp

5Waaromzouikbangzijnindedagenvanhetkwaad, wanneerdeongerechtigheidmijnerhielenmijomsingelt?

6Zijdieophunrijkdomvertrouwenenzichberoemenop deveelheidvanhunrijkdommen,

7Niemandvanhenkanzijnbroederopenigerleiwijze vrijkopen,nochGodeenlosprijsvoorhembetalen

8(Wantdeverlossingvanhunzieliskostbaar,enhoudt vooreeuwigop.)

9opdathijnogeeuwigzoulevenengeenverderfzouzien 10Wanthijzietdatdewijzensterven,endatevenzode dwazenenderedelozenomkomenenhunrijkdommenaan anderennalaten

11Hundiepstegedachteis,dathunhuizenvooreeuwig zullenblijvenbestaan,enhunwoonplaatsenvangeneratie opgeneratieZijnoemenhunlandennaarhuneigennamen 12Maardemensblijftnietinaanzien;hijisalsdedieren dievergaan.

13Ditishundwaasheid,hunweg;entochkeurthun nageslachthunwoordengoedSelah

14Alsschapenwordenzijinhetgrafgelegd;dedoodzal henweiden,endeoprechtenzullenoverhenheerseninde morgen;enhunschoonheidzalinhetgrafvergaan,weg vanhunverblijfplaats

15MaarGodzalmijnzielverlossenuitdemachtvanhet graf,wantHijzalmijaannemenSelah

16Weesnietbangalsiemandrijkwordt,alsdeluistervan zijnhuistoeneemt;

17Wantalshijsterft,zalhijnietsmeenemen;zijn heerlijkheidzalhemnietachtervolgen

18Hoewelhijtijdenszijnlevenzijnzielzegende,enmen zalUprijzen,wanneerGijgoedaanUzelfdoet.

19Hijzalnaarhetgeslachtvanzijnvaderengaan;zij zullenineeuwigheidhetlichtnietzien

20Demensdieeerheeft,maargeeninzichtheeft,isalsde dierendievergaan

HOOFDSTUK50

1(EenpsalmvanAsaf)DesterkeGod,deHEERE,heeft gesprokenendeaardegeroepen,vanwaardezonopgaat totwaarzijondergaat.

2UitSion,devolmaakteschoonheid,heeftGodgeschenen

3OnzeGodzalkomenenzalnietzwijgen;eenvuurzal voorHemverterenenrondomHemzalhetgeweldig stormen

4Hijroepttotdehemeldaarbovenentotdeaarde,omover zijnvolkteoordelen

5Verzamelmijnheiligenbijmij,diemetmijeenverbond hebbengeslotendooroffers.

6EndehemelenzullenZijngerechtigheidverkondigen, wantGodisRechterZelfSelah

7Luister,mijnvolk,danzalIkspreken,Israël,enIkzal tegenugetuigen:IkbenGod,uwGod

8Ikzalunietberispen,omdatuwslachtoffersenuw brandoffersvoortdurendvoormijnaangezichtzijngeweest.

9Ikzalgeenstieruituwhuisweghalen,engeenbokken uituwkooien

10WantalhetgediertevanhetwoudisvanMij,enhetvee opduizendheuvels

11Ikkenallevogelsindebergen,enallewildedierenin hetveldzijnvanMij.

12Alsikhongerhad,zouikhetunietzeggen,wantvan mijisdewereldenalwaterinis

13Zalikvleesvanstierenetenenbloedvanbokken drinken?

14BrengdankaanGodenbetaaluwgeloftenaande Allerhoogste.

15RoepMijaantendagederbenauwdheid;Ikzalueruit redden,engijzultMijeren

16MaartotdegoddelozenzegtGod:Wathebtgijtedoen, datgijMijnverordeningenverkondigt,endatgijMijn verbondinuwmondneemt?

17Omdatudetuchthaatenmijnwoordenachterulaat, 18Wanneergijeendiefziet,hebtgijmethemgemeen gehadenhebtgijgemeenschapgehadmetoverspelers

19Gijgeeftuwmondaanhetkwaad,enuwtongsmeedt bedrog

20Jijzitdaarenspreektkwaadoverjebroer;jebelastert dezoonvanjeeigenmoeder.

21Uhebtditgedaan,enikheberovergezwegenUdacht datiknetzowasalsuIkzalubestraffenenhetvooruw ogeninordebrengen.

22Bedenkdit,julliedieGodvergeten:andersscheurik jullieinstukkeneniserniemanddiejullieredt.

23Wielofoffert,zalMijeren;enaanhemdiezijnwandel rechtschapenhoudt,zalIkdezaligheidGodsverkondigen

HOOFDSTUK51

1(VoordeopperzangmeesterEenpsalmvanDavid,toen deprofeetNathanbijhemkwam,nadathijbijBathseba gekomenwas)Weesmijgenadig,oGod,overeenkomstig Uwgoedertierenheid;delgmijnovertredingenuit overeenkomstigdegrootheidvanUwbarmhartigheden

2Wasmijgeheelenalvanmijnongerechtigheid,enreinig mijvanmijnzonde.

3Wantikkenmijnovertredingen,enmijnzondestaat voortdurendvóórmij

4TegenU,Ualleen,hebikgezondigd,enhebikgedaan watkwaadisinUwogen;opdatGijrechtvaardigzoudtzijn inUwrechtspraak,enreinzoudtzijninUwoordeel

5Zie,ikbeninongerechtigheidgeboren,eninzondeheeft mijnmoedermijontvangen.

6Zie,Gijwiltwaarheidinhetverborgene,eninhet verborgenemaaktGijmijwijsheidbekend

7Reinigmijmethysop,danbenikrein;wasmij,danben ikwitterdansneeuw

8Laatmijvreugdeenblijdschaphoren,zodatdebeenderen dieGijgebrokenhebt,zichkunnenverheugen

9VerbergUwaangezichtvoormijnzonden,endelgal mijnongerechtighedenuit.

10Schepinmijeenreinhart,oGod,envernieuwinmijn binnensteeenvastegeest

11Verwerpmijnietvanuwaangezicht,enneemuw heiligeGeestnietvanmij

12Geefmijweerdevreugdeoveruwheil,enondersteun mijmetuwvrijgevigheid.

13DanzalIkovertredersUwwegenleren,enzondaars zullenzichtotUbekeren

14Verlosmijvanbloedschuld,oGod,Godmijnsheils! Danzalmijntongjuichenvanuwgerechtigheid

15HEERE,openmijnlippen,enmijnmondzaluwlof verkondigen.

16WantGijhebtgeenlustaanslachtoffers,anderszouIk zebrengen;aanbrandoffershebtGijgeenbehagen

17DeoffersvoorGodzijneengebrokengeest;een gebrokenenverslagenhartzultGij,God,nietverachten 18DoegoedaanSion,naarUwwelbehagen;bouwde murenvanJeruzalem.

19Danzultubehagenscheppenindeoffersvande gerechtigheid,inhetbrandoffereninhetvolledige brandoffer;danzalmenjongestierenopuwaltaarofferen.

HOOFDSTUK52

1(Voordeopperzangmeester,Maschil,Eenpsalmvan David,toenDoëg,deEdomiet,kwamenhetaanSaul vertelde,entothemzeide:Davidisinhethuisvan Achimelechgekomen)Waaromberoemtgijuoponheil,o held?DegoedheidGodsduurteeuwig

2Uwtongsmeedtonheil,alseenscherpscheermesdat bedrogpleegt

3Gijhebthetkwadeliefbovenhetgoede,endeleugen bovenhetsprekenvangerechtigheid.Selah.

4Gijhebtalleverslindendewoordenlief,gijbedrieglijke tong.

5Godzalueveneensvooreeuwigverdelgen,uwegnemen, uuituwwoonplaatsrukkenenuuithetlandderlevenden rukkenSela

6Ookderechtvaardigezalhetzienenvrezenenhem uitlachen

7Zie,ditisdemandieGodniettotzijnsterkteheeft gemaakt,maardieopdegrotevanzijnrijkdommenheeft vertrouwdenzichzelfinzijnboosheidheeftversterkt

8MaarikbenalseengroeneolijfboominhethuisvanGod, ikvertrouwopdegoedertierenheidvanGod,vooreeuwig enaltijd

9IkzalUvooreeuwigloven,omdatGijhetgedaanhebt; enikzalopUwNaamwachten,wantdieisgoedvoorde ogenvanUwgunstgenoten

HOOFDSTUK53

1(VoordeopperzangmeesteropMahalath,Maschil,Een psalmvanDavid.)Dedwaaszegtinzijnhart:Erisgeen God.Verdorvenzijnzij,enzijdoengruwelijke ongerechtigheid;erisniemand,diegoeddoet

2Godkeekvanuitdehemelnaardemensenkinderenomte zienoferéénverstandigwas,ééndieGodzocht.

3Zezijnallemaalachteruitgegaan,zezijnallemaalonrein geworden;erisniemanddiegoeddoet,zelfsnietéén 4Hebbendewerkersvanongerechtigheiddangeenkennis? Zijetenmijnvolkopalsofzijbroodaten?ZijhebbenGod nietaangeroepen.

5Zijwareningrotevrees,terwijlergeenvreeswasWant Godheeftdebeenderenvanhemdietegenugelegerdwas, verstrooid.Gijhebthenteschandegemaakt,wantGod heefthenveracht

6Och,datdeverlossingvanIsraëluitSionkwam!

WanneerGoddegevangenschapvanZijnvolkomkeert, zalJakobzichverheugenenIsraëlzalzichverblijden

HOOFDSTUK54

1(VoordeopperzangmeestervanNeginothMaschil,Een psalmvanDavid,toendeZifimkwamenentotSaulzeiden: HeeftDavidzichnietbijonsverborgen?)Redmij,oGod, doorUwNaam,enrichtmijnaarUwkracht

2Hoor,oGod,mijngebed,luisternaardewoordenvan mijnmond

3Wantvreemdenzijntegenmijopgestaan,enverdrukkers zoekenmijnziel;zijhebbenzichGodnietvoorogen gesteldSela

4Zie,Godismijnhelper,deHEEREismethendiemijn zieldragen.

5Hijzalmijnvijandenvergeldenmetkwaad;doodhenin uwwaarheid

6IkzalUeenovervloedigofferbrengen,uwnaamloven, HEERE,wanthijisgoed

7WantHijheeftmijuitallebenauwdheidgered,enmijn oogheeftZijnbegeertegezienopmijnvijanden.

HOOFDSTUK55

1(AandekoorleiderophetNeginot,Maschil,eenpsalm vanDavid)Luister,oGod,naarmijngebed,enverbergU nietvoormijnsmeking.

2LuisternaarmijenverhoormijIkklaagenmaakveel lawaai,

3Omdestemvandevijand,omdeonderdrukkingvande goddelozen;wantzijbrengenonrechtovermij,enintoorn hatenzijmij

4Mijnhartkrimptinmijineen,verschrikkingendesdoods hebbenmijgetroffen

5Vreesenbevinghebbenmijgetroffen,enontzettingheeft mijaangegrepen

6Enikzeide:Och,hadikmaarvleugelsalsvaneenduif! Danzouikwegvliegenentotrustkomen.

7Zie,danzouikverwegdwalenenindewoestijn verblijvenSelah

8Ikzouzosnelmogelijkwillenontsnappenaande winderigestormenhetonweer

9Vernietig,HEERE,enverdeelhuntongen,wantIkheb geweldentwistindestadgezien.

10Dagennachtdwalenzijoverdemurenervan;ookiser onheilentreurnisinhetmiddenervan.

11Boosheidisinhaarmidden;bedrogenlistwijkenniet uithaarstraten

12Wanthetwasnieteenvijanddiemijsmaadde;danhad ikhetkunnenverdragen;enhetwasniethijdiemijhaatte, diezichtegenmijgrootmaakte;danzouikmijvoorhem verborgenhebben

13Maarjijwashet,eenmandiemijngelijkewas,mijn gidsenmijnkennis

14Wijhieldeneenaangenaamoverlegmetelkaaren wandeldengezamenlijknaarhethuisvanGod

15Laatdedoodhengrijpenenlaathensnelterhellegaan, wantkwaadhuistinhunmiddenenonderhen.

16IkzalGodaanroepen,endeHEEREzalmijredden

17Avond,morgenenmiddagzalikbiddenenroepen,en Hijzalmijnstemhoren.

18Hijheeftmijnzielinvredegeredvandestrijddietegen mijwas,wanterwarenvelenmetmij

19Godzalhoren,enHijzalhenverdrukken,Dievan oudsherblijftOmdatzijgeenveranderingenhebben, daaromvrezenzijGodniet

20Hijslaatzijnhandenophendievredemethemhebben; hijverbreektzijnverbond

21Dewoordenvanzijnmondwarengladderdanboter, maarinzijnhartwasoorlog;zijnwoordenwarenzachter danolie,maarzewarengetrokkenzwaarden

22WerpuwlastopdeHEERE,enHijzalvooruzorgen; Hijzalnooittoelatendatderechtvaardigewankelt.

23MaarGij,oGod,zulthendoenneerdalenindekuilvan hetverderfDemannendiebloedvergietenenbedriegen, zullenhundagenniettenhalveleven;maarikzalopU vertrouwen

HOOFDSTUK56

1(AandeopperzangmeesteropJonathelemrechokim,de MichtamvanDavid,toendeFilistijnenheminGat gevangennamen)Weesmijgenadig,oGod,wantdemens zoumijwillenverslinden;hijverdruktmijdagindaguit doorstrijd.

2Mijnvijandenzoudenmijdagelijksverslinden,wantzij zijnmetvelendietegenmijstrijden,Allerhoogste 3Wanneerikbangben,vertrouwikopU.

4OpGodzalikzijnwoordprijzen,opGodhebikmijn vertrouwengesteld;ikzalnietvrezenwathetvleesmijzou kunnenaandoen

5Elkedagverdraaienzemijnwoorden,alhungedachten zijntegenmijgericht,tenkwade

6Zijverzamelenzich,zijverbergenzich,zijvolgenmijn schreden,terwijlzijopmijnzielwachten

7Zoudenzijdoorongerechtigheidontkomen?InUwtoorn, oGod,stortUdevolkenneer

8Gijverhaaltmijnomzwervingen;doemijntraneninuw kruik;zijnzenietinuwboek?

9WanneeriktotUroep,danzullenmijnvijandenzich omkerenDitweetik,wantGodisvoormij

10InGodzalikzijnwoordprijzen;indeHEEREzalik zijnwoordprijzen

11IkvertrouwopGod,ikvreesnietwateenmensmijkan aandoen.

12Uwgeloftenzijnopmij,oGod;Uzalikprijzen

13WantGijhebtmijnzielvandedoodgered;zultGij mijnvoetennietreddenvanstruikelen,zodatikvoorGods aangezichtkanwandeleninhetlichtvandelevenden?

HOOFDSTUK57

1(Aandeopperzangmeester,Altaschith,Michtamvan David,toenhijindegrotvoorSaulvluchtte)Weesmij genadig,oGod,weesmijgenadig,wantmijnziel vertrouwtopU;ja,indeschaduwvanUwvleugelenzalik mijntoevluchtnemen,totdatdezerampenvoorbijzijn

2IkzalroepentotGod,deAllerhoogste,totGoddiealles voormijdoet.

3Hijzaluitdehemelzendenenmijverlossenvande smaadvanhemdiemijwilverslindenSelaGodzalZijn goedertierenheidenZijnwaarheidzenden.

4Mijnzielisonderdeleeuwen,enikligtemiddenvande vlammendewezens,demensenkinderen,wiertanden sperenenpijlenzijn,enhuntongeenscherpzwaard.

5VerhefU,oGod,bovendehemelen,laatuwgloriezijn overdeheleaarde

6Zijhebbeneennetgereedgemaaktvoormijnschreden, mijnzielisgebogen;zijhebbeneenkuilvoormijgegraven, inhetmiddenwaarvanzijzelfgevallenzijnSelah 7Mijnhartisvastberaden,oGod,mijnhartisvastberaden: ikwilzingenenlofzingen

8Ontwaak,mijnglorie!Ontwaak,luitenharp!Ikzalvroeg ontwaken.

9IkzalUloven,HEERE,onderdevolken,ikwilvoorU zingenonderdeheidenvolken

10WantUwgoedertierenheidisgroottotaandehemel,en Uwwaarheidtotaandewolken

11VerhefU,oGod,bovendehemelen,laatUweerzijn overdeheleaarde.

HOOFDSTUK58

1(Aandekoorleider,Altaschith,MichtamvanDavid) Spreektgijwerkelijkgerechtigheid,vergadering? Rechtspreektgijrechtvaardig,mensenkinderen?

2Ja,inuwhartdoetukwaad;hetgeweldvanuwhanden weegtuafopdeaarde

3Degoddelozenzijnvervreemdvandemoederschootaf; vanafdegeboortedwalenzijafensprekenleugens

4Hungifisalshetgifvaneenslang;zezijnalseendove adderdiehaaroortoestopt;

5Dienietluisterennaardestemvanbezweerders,hoewijs ookbezweerders

6Breek,oGod,huntandeninhunmuil;breekdegrote tandenvandejongeleeuwenuit,oHEERE

7Latenzewegsmeltenalswaterdatvoortdurendstroomt; alsHijZijnboogspantomZijnpijlenafteschieten,laten zealsinstukkenwordengehakt

8Zoalseenslaksmelt,zogaanzijallenheen;zoalseen vrouwontijdiggeborenwordt,zodatzijdezonnietzien

9Voordatuwpottendedoornenkunnenvoelen,zalHijze wegnemenalsineenstorm,levendeninzijntoorn.

10Derechtvaardigezalzichverheugenalshijdewraak ziet;hijzalzijnvoetenwasseninhetbloedvande goddelozen

11Zodatmenkanzeggen:Voorwaar,erisloonvoorde rechtvaardige;voorwaar,HijiseenGoddieoordeeltop aarde

HOOFDSTUK59

1(Aandeopperzangmeester,Altaschith,Michtamvan David;toenSaulzond,enzijhethuisbewaaktenomhem tedoden)Verlosmijvanmijnvijanden,mijnGod; beschermmijtegenhendietegenmijopstaan.

2Verlosmijvandebedrijversvanongerechtigheid,en bevrijdmijvandemannendiebloedvergieten

3Wantzie,zijloerenopmijnziel;machtigenzijntegen mijsamengestroomd,nietommijnovertredingennietom mijnzonde,HEERE

4Zijrennenenmakenzichgereedzondermijnschuld; wordenwakkerommijtehelpen,enzie

5Daarom,HEERE,Godderheerscharen,GodvanIsraël, wordwakkeromalleheidenvolkentebezoeken;weesniet genadigjegensenigebozeovertrederSela

6Tegendeavondkerenzeterug,makeneengeluidalsvan eenhondentrekkenrondindestad.

7Zie,zijspuwenhetuitmethunmond,zwaardenzijnop hunlippenWantwie,zeggenzij,hoort?

8MaarGij,HEERE,zulthenbespotten,allevolkenzult Gijbespotten

9OmzijnsterktezalikopUwachten,wantGodismijn bescherming.

10DeGodvanmijngoedertierenheidzalmijvoorgaan; Godzalmijmijnlustdoenzienbijmijnvijanden

11Doodhenniet,opdatmijnvolkhennietvergeet; verstrooihendoorUwmacht,enbrenghentenval, HEERE,onsSchild

12Omdezondevanhunmondenomdewoordenvanhun lippen,laatheninhunhoogmoedbetraptworden,omhet vloekenenliegendatzijspreken

13Verdelghenintoorn,verdelghen,opdatzijnietmeer zijn;enlaathenweten,datGoddoorJakobheerst,totaan heteindederaardeSela

14Enlaathen'savondsterugkeren,enlaathenlawaai makenalseenhond,enlaathenrondomdestadgaan 15Laathenmaarrondzwervenopzoeknaarvoedsel,en laathenkwaadwordenalszijnietverzadigdworden.

16Maarikzalvanuwmachtzingen,ja,ikzalinde morgenuwgoedertierenheidbezingen,wantubentmijtot eentoevluchtgeweest,eentoevluchtopdedagvanmijn benauwdheid

17VoorU,mijnsterkte,wilikzingen,wantGodismijn toevlucht,eenGodvanmijngoedertierenheid.

HOOFDSTUK60

1(AandeopperzangmeestervanSusaneduth,eenMichtam vanDavid,omteonderwijzen;toenhijmetAramnaharaim enAramzobatwistte,toenJoabterugkeerdeenEdominhet Zoutdaltwaalfduizendmanversloeg)OGod,Gijhebtons verstoten,Gijhebtonsverstrooid,Gijzijtmisnoegd geweest;keerUtochweertotons

PSALMEN

2Gijhebtdeaardedoenbeven,Gijhebthaarverbroken; heelhaarscheuren,wantzijbeeft.

3GijhebtUwvolkhardedingendoenzien;Gijhebtons ontzettingswijndoendrinken.

4GijhebteenbaniergegevenaanhendieUvrezen,opdat dieterwillevandewaarheidzouwordenopgehesenSelah 5opdatuwgeliefdewordegered;verlosmijmetuw rechterhandenhoormij.

6Godheeftgesprokeninzijnheiligheid;Ikzaljuichen,Ik zalSichemverdelenenhetdalvanSukkotafmeten

7GileadisvanmijenManasseisvanmij;ookEfraïmis desterktemijnshoofds;Judaismijnwetgever; 8Moabismijnwasplaats;opEdomzalikmijnschoen werpen;Filistea,juichovermij

9Wiezalmijnaardesterkestadbrengen,wiezalmijnaar Edomvoeren?

10ZultGij,oGod,onsnietverstoten,enGij,oGod,niet metonzelegersuitgetrokkenzijt?

11Helponsuitdenood,wantdehulpvanmensenis zinloos

12MetdankaanGodzullenwijheldendadenverrichten, wantHijishetdieonzevijandenzalvertreden.

HOOFDSTUK61

1(VoordekoorleideropdeNeginahEenpsalmvan David)Hoor,oGod,mijngeroep;luisternaarmijngebed 2VanheteindederaardezaliktotUroepen,alsmijnhart overstelptis:Leidmijnaarderots,diehogerisdanik 3WantGijzijtmijeentoevluchtgeweest,eneensterke torentegendevijand.

4Ikzalinuwtentverblijvenvooreeuwig;ikzal vertrouwenophetverborgenevanuwvleugelenSela 5WantGij,oGod,hebtmijngeloftengehoord;Gijhebt mijheterfdeelgegevenvanhendieUwNaamvrezen 6Gijzulthetlevenvandekoningverlengen,enzijnjaren totindegeneraties.

7HijzalvooreeuwigvoorGodsaangezichtverblijven Bereidgoedertierenheidentrouw,diehembehoeden 8Danzalikvooreeuwiguwnaamloven,zodatikelkedag mijngeloftenkannakomen

HOOFDSTUK62

1(Voordekoorleider,opJeduthun,eenpsalmvanDavid) Ja,mijnzielwachtopGod;vanHemkomtmijnheil.

2Hijalleenismijnrotsenmijnheil,Hijismijn bescherming;ikzalniettezeerwankelen.

3Hoelangzultukwaadtegeneenmanbedenken?Uzult allengedoodworden;alseenineenstortendemuurzultu zijn,alseenwankelendemuur

4Zijberamennietsandersdanhemvanzijnmajesteitte stoten;zijverlustigenzichinleugens;zijzegenenmetde mond,maarinhunbinnenstevervloekenzijSelah

5Mijnziel,wachtalleenopGod,wantvanHemismijn verwachting

6Hijalleenismijnrotsenmijnheil,Hijismijn bescherming,ikzalnietwankelen

7InGodismijnheilenmijneer;derotsvanmijnsterkte, mijntoevluchtisinGod.

8VertrouwteallentijdeopHem;gijvolk,stortuwhart voorHemuit;GodisvooronseentoevluchtSelah

9Waarlijk,mensenvangeringestandzijnijdelheid,en mensenvanaanzienzijneenleugen;alszeinde weegschaalwordengelegd,zijnzetezamenlichterdan ijdelheid.

10Vertrouwnietoponderdrukkingenweesnietijdelin roofAlshetvermogentoeneemt,zetuwharterdannietop 11Godheefteenmaalgesproken,dithebiktweemaal gehoord;datdemachtaanGodbehoort.

12OokU,HEERE,isgoedertierenheid,wantGijvergeldt iederovereenkomstigzijnwerk

HOOFDSTUK63

1(EenpsalmvanDavid,toenhijindewoestijnvanJuda was)OGod,GijzijtmijnGod;vroegwilikUzoeken; mijnzieldorstnaarU,mijnvleesverlangtnaarUineen dorendorstigland,waargeenwateris;

2OmUwkrachtenUwheerlijkheidtezien,zoalsikUin hetheiligdomhebgezien.

3Omdatuwgoedertierenheidbeterisdanhetleven,zullen mijnlippenuloven

4ZozalikUprijzenzolangikleef;inUwNaamzalik mijnhandenopheffen

5Mijnzielzalverzadigdwordenalsmetmergenvet,en mijnmondzalUlovenmetjubelendelippen.

6WanneerikopmijnlegerstedeaanUdenk,eninde nachtwakenaanUdenk

7OmdatGijmijtoteenHelperzijtgeweest,daaromzalik juichenindeschaduwvanUwvleugelen

8MijnzielvolgtU,uwrechterhandondersteuntmij

9Maarzijdiemijnzielzoekenenhaarwillenverderven, zullennaardedieptenvandeaardegaan

10Zijzullendoorhetzwaardvallen,eenprooivoorde vossenworden.

11MaardekoningzalzichinGodverheugen;iederdiebij Hemzweert,zalzichberoemen;maardemondvanhendie leugensspreken,zalgestoptworden.

HOOFDSTUK64

1(VoordekoorleiderEenpsalmvanDavid)Hoor,oGod, mijnsteminmijngebed;behoedmijnlevenvoorangst voordevijand.

2Verbergmijvoordegeheimeraadvandegoddelozen, voordeopstandvandewerkersvanongerechtigheid 3Diehuntongwettenalseenzwaard,enhunbogen spannenomhunpijlenafteschieten,bitterewoorden 4Opdatzijinhetgeheimopdevolmaaktezoudenschieten; plotselingschietenzijophem,zondervrees

5Zijmakenzichzelfsterkvoorhetkwaad;zijsprekenin hetgeheimoverhetleggenvanvalstrikken;zijzeggen: Wiezalhenzien?

6Zijspeurennaarongerechtigheden,zijonderzoekenhet nauwgezet;zowelhetinnerlijkedenkenvaniedervanhen alshethartisdiep

7MaarGodzalmeteenpijlophenschieten;plotseling zullenzijgewondworden.

8Zozullenzijhuneigentongopzichzelflatenvallen,en iederdiehenziet,zalwegvluchten

9EnallenzullenvrezenenhetwerkvanGodverkondigen, wantzijzullenmetwijsheidlettenopzijnhandelen

10DerechtvaardigezalzichverblijdenindeHEEREenop Hemvertrouwen,enalleoprechtenvanhartzullenzich beroemen

HOOFDSTUK65

1(VoordekoorleiderEenpsalmenliedvanDavid)De lofzangwachtopU,oGod,inSion;enaanUzalde geloftewordenvoldaan

2Gij,diehetgebedhoort,totUzalallevleeskomen

3Deongerechtighedenzullenmijtebovengaan;onze overtredingenzultGijverzoenen

4WelzaligisdemandieGijverkiestentotUdoetnaderen, ominUwvoorhoventewonenWijzullenverzadigd wordenmethetgoedevanUwhuis,metUwheiligetempel

5MetdevreselijkedingenzultUonsingerechtigheid antwoorden,Godvanonsheil;Ubenteenvertrouwenvoor alleeindenderaardeenvoorhendieverwegzijnopde zee.

6Diedoorzijnkrachtdebergenvastzet,omgordmet kracht;

7Diehetgedruisvandezeeën,hetgedruisvanhungolven enhettumultvandevolkentotbedarenbrengt

8Ookzijdieaanheteindewonen,vrezenvooruwtekenen; gijmaaktdeuitgangenvandemorgenenvandeavondtot vreugde

9Gijbezoektdeaardeendrenkthaar;Gijmaakthaar overvloedigrijkmetderivierGods,dievolwateris;Gij bereidthunhetkoren,nadatGijhetzohebttoebereid

10Gijbevochtigtzijnbergkammenovervloedig;Gijmaakt zijnvoreninorde;Gijmaakthetweekdoorregenbuien; Gijzegentzijnontluiken

11Gijkroonthetjaarmetuwgoedheid,enuwpaden druipenvanvet.

12Zijvallenneeropdeweidenvandewoestijn,ende kleineheuvelsjuichenvanallekanten

13Deweidenzijnbedektmetschapen,ookdedalenzijn bedektmetkoren;zijjuichenenzingen

HOOFDSTUK66

1(Voordeopperzangmeester,eenliedofpsalm)Juich voorGod,allelanden.

2Zingdeeervanzijnnaam,maakzijnlofluisterrijk

3ZegtotGod:HoevreselijkbentUinUwdaden!Doorde grootheidvanUwkrachtzullenUwvijandenzichaanU onderwerpen

4DeheleaardezalvoorUneerknielenenUbezingen,Uw NaambezingenSela

5KomtenzietdewerkenGods;schrikwekkendisZijn handelenjegensdemensenkinderen

6Hijveranderdedezeeindroogland;tevoetgingenzij doordevloed;daarinverheugdenwijonsinHem

7Hijheerstdoorzijnkrachtvooreeuwig;zijnogenslaan devolkengade;latendeweerspannigenzichnietverheffen Selah

8Looft,ovolk,onzeGod,enlaatdestemvanzijnlof horen

9Dieonzezielinhetlevenvasthoudtenniettoelaatdat onzevoetenwankelen.

10WantGij,oGod,hebtonsbeproefd;Gijhebtons beproefd,zoalsmenzilverbeproeft

11Gijhebtonsinhetnetgebracht;Gijhebtellendeop onzeheupengelegd.

12Uhebtmensenoveronzehoofdenlatenrijden,wijzijn doorvuurenwatergegaan,maaruhebtonsineen vruchtbareplaatsgebracht.

13Ikzalmetbrandoffersinuwhuiskomen;ikzalumijn geloftenbetalen,

14Diemijnlippenhebbengeuit,enmijnmondheeft gesproken,toenikinbenauwdheidwas

15Ikzalubrandoffersvangemestedierenbrengen,met hetreukwerkvanrammen;ikzalstierenmetbokken brengenSela

16Komtenluistert,allendieGodvrezen,enikzal vertellenwatHijaanmijnzielheeftgedaan

17IkrieptotHemmetmijnmond,enHijwerdgeprezen metmijntong.

18Alsikonrechtinmijnhartkoester,zaldeHEEREmij nietverhoren

19MaarGodheeftmijgehoord,Hijheeftgeluisterdnaar mijngebed

20GeloofdzijGod,Diemijngebednietheeftafgewezen, enZijngoedertierenheidnietvanmijheeftweggenomen.

HOOFDSTUK67

1(AandekoorleiderophetNeginoth-plein,eenpsalmof lied)Godzijonsgenadigenzegeneons;endoezijn aangezichtoveronslichten;Selah.

2OpdatUwwegbekendwordeopaarde,Uwheilonder allevolken

3LaatdevolkenUloven,oGod;laatheelhetvolkU loven

4Laatdevolkenzichverblijdenenjuichen,wantGijzult devolkenrechtvaardigrichtenendevolkenopaarde besturenSela

5LaatdevolkenUloven,oGod;laatheelhetvolkU loven.

6Danzaldeaardehaaropbrengstgeven,enGod,onze God,zalonszegenen

7Godzalonszegenen,enalleeindenderaardezullen Hemvrezen

HOOFDSTUK68

1(Voordeopperzangmeester,Eenpsalmofliedvan David.)LaatGodopstaan,latenzijnvijandenverstrooid worden;latenookzijdiehemhaten,voorhemvluchten

2Zoalsrookverdrevenwordt,zoverjaaghen;zoalswas smeltvoorhetvuur,zozullendegoddelozenomkomen voorhetaangezichtvanGod

3Maarderechtvaardigenmoetenzichverheugen,zich verheugenvoorGod,ja,latenzijzichzeerverheugen.

4ZingvoorGod,psalmzingvoorzijnnaam,verheerlijk Hemdiedoordehemelenrijdt,metzijnnaamJAH,en juichvoorzijnaangezicht

5Eenvadervanwezeneneenrechtervanweduwen,God isinzijnheiligewoning.

6Godgeeftdeeenzameneenplaatsingezinnen;de geketendenleidtHijeruit;maardeweerspannigenwonen ineendorland.

7OGod,toenGijvoorhetaangezichtvanUwvolkuittrok, toenGijdoordewoestijntrok,Sela!

8Deaardebeefde,ookdehemelstortteinvoordeogen vanGod;zelfsdeSinaïbeefdevoordeogenvanGod,de GodvanIsraël

9Gij,oGod,hebteenovervloedigeregengezonden, waardoorGijUwerfdeelversterkthebt,toenhetuitgeput was 10Uwvergaderingheeftdaaringewoond;Gij,oGod,hebt uitUwgoedheidvoordeellendigenbereid.

11DeHeergafhetwoord;grootwasdemenigtevanhen diehetverkondigden

12Dekoningenvandelegerssloegenopdevlucht,enzij diethuisbleef,verdeeldedebuit

13Alzoudtgijindepottenliggen,gijzultzijnalsde vleugelsvaneenduif,overtrokkenmetzilver,enhaar verenmetgeelgoud

14ToendeAlmachtigedekoningenerverspreidde,was hetwitalssneeuwvoordezalm

15DebergvanGodisalsdebergvanBasan;eenhoge bergalsdebergvanBasan.

16Waaromspringtu,gijhogebergen?Ditisdeberg waaropGodwilwonen;ja,deHEEREzaldaaropwonen totineeuwigheid.

17DewagensvanGodzijntwintigduizend,duizenden engelenDeHeerisinhunmidden,zoalsopdeSinaï,op deheiligeplaats.

18Gijzijtopgestegenindehoogte,gijhebtgevangenen gevankelijkweggevoerd;gijhebtgavenontvangenvoorde mensen,ja,ookvoordeweerspannigen,opdatdeHEERE Godinhunmiddenzouwonen

19GeprezenzijdeHEERE,Dieonsdagelijksmet weldadenoverlaadt,deGodvanonzeredding.Selah.

20HijdieonzeGodis,isdeGodvanhetheilEnaanGod, deHeer,behorendeuitgangenuitdedoodtoe

21MaarGodzalhethoofdvanzijnvijandenverwonden, endeharigehoofdhuidvanhemdieblijftvoortgaaninzijn overtredingen

22DeHEEREzeide:IkzalmijnvolkuitBasan terugbrengen,Ikzalmijnvolkterugbrengenuitdediepten vandezee

23opdatuwvoetgedooptwordeinhetbloedvanuw vijanden,endetongvanuwhondeninhetzelfde

24ZijhebbenUwgangengezien,oGod,degangenvan mijnGod,mijnKoning,inhetheiligdom.

25Dezangersgingenvoorop,demuzikantenopde instrumentenvolgdenerachter,enonderhenwarende jongevrouwendiemettamboerijnenspeelden.

26LooftGodindegemeenten,deHEERE,uitdebronvan Israël.

27DaarisdekleineBenjaminmetzijnleider,devorsten vanJudaenhunraad,devorstenvanZebulonende vorstenvanNaftali

28UwGodheeftUwsterktegeboden;versterk,oGod,wat Gijvooronsgedaanhebt

29VanwegeuwtempelteJeruzalemzullenkoningenu geschenkenbrengen

30Bestrafdegroepspeerdragers,demenigtestierenende kalverenvanhetvolk,totdatiedereenzichmet zilverstukkenovergeeftVerstrooihetvolkdatlustheeftin oorlog

31VorstenzullenuitEgyptekomen;Ethiopiëzalspoedig zijnhandennaarGoduitstrekken

32ZingvoorGod,gijkoninkrijkenderaarde;psalmen voordeHEERE,Selah!

33AanHem,dierijdtbovendehemelderhemelenvan oudsher,zie,HijzendtZijnstemuit,enweleenstemvan macht.

34GeeftGoddemacht;ZijnmajesteitisoverIsraëlen Zijnsterkteisindewolken

35OGod,GijzijtontzagwekkenduitUwheiligeplaatsen; deGodvanIsraelishet,Diesterkteenmachtgeeftaan ZijnvolkGeprezenzijGod

HOOFDSTUK69

1(VoordeopperzangmeesteropdeSjosjannimEenpsalm vanDavid)Redmij,oGod,wanthetwateristotinmijn zielgekomen.

2Ikzinkweginhetdiepeslijk,waariknietkanstaan;ik beninhetdiepewatergekomen,devloedoverspoeltmij

3Ikbenmoevanmijngeschreeuw,mijnkeelisverdroogd, mijnogenzijnkwijnend,terwijlikwachtopmijnGod

4Zijdiemijzonderredenhaten,zijntalrijkerdandeharen vanmijnhoofd;zijdiemijtenonrechtealsvijanden hebben,zijnmachtig;daaromhebikteruggegevenwatik niethadweggenomen

5OGod,Gijkentmijndwaasheid,enmijnzondenzijn voorUnietverborgen

6LaatommijnentwilnietbeschaamdwordenwieU verwachten,HEERE,HEEREvandelegermachten;laat ommijnentwilnietbeschaamdwordenwieUzoeken,God vanIsraël

7WantomUwentwildraagiksmaad,schaamtebedekt mijngelaat

8Ikbeneenvreemdelinggewordenvoormijnbroersen eenvreemdelingvoordekinderenvanmijnmoeder.

9Wantdeijvervooruwhuisheeftmijverteerd,ende smaadhedenvanhendieusmaden,zijnopmijgevallen

10Toenikweendeenmijnzielkastijddemetvasten,was dattotmijnschande

11Ikmaakteeenzaktotmijnkleed,enwerdeen spreekwoordvoorhen.

12Dieindepoortzitten,sprekentegenMij;enIkwashet liedvandedronkaards

13Maarwatmijbetreft,mijngebedistotU,HEERE,op detijdvanhetwelbehagenVerhoormij,oGod,inde grootheidvanUwgoedertierenheid,indewaarheidvan Uwheil.

14Redmijuithetslijk,laatmijnietzinken,laatmijgered wordenvanmijnhatersenuitdediepewateren.

15Laatdevloedmijnietoverspoelen,laatdedieptemij nietverzwelgen,enlaatdeputzijnmondnietbovenmij sluiten

16Verhoormij,HEERE,wantUwgoedertierenheidis goed;keerutotmijovereenkomstigdegrootheidvanUw barmhartigheden

17VerbergUwaangezichtnietvoorUwdienaar,wantik beninnood;verhoormijspoedig

18Komtotmijnzielenverloshaar,verlosmijvanmijn vijanden

19Gijkentmijnsmaad,mijnschandeenmijnoneer;al mijntegenstandersstaanvoorU.

20Desmaadheeftmijnhartgebroken,enikbenvervuld vandroefheid.Ikwachtteopeentekenvanmedelijden, maarikvondergeen,optroosters,maarikvondergeen 21Zegavenmijookgalalsvoedsel,envanmijndorst lietenzemijazijndrinken.

22Laathuntafelvoorheneenvalstrikworden,enwat voorhennuttighadmoetenzijn,laatheteenvalstrik worden.

23Laathunogenverduisterdworden,zodatzijnietzien, enlaathunlendenenvoortdurendbeven

24Stortuwgramschapoverhenuit,laatuwtoornhen grijpen

25Laathunwoonplaatswoestworden,enlaatniemandin huntentenwonen

26WantzijvervolgenhemdieGijgeslagenhebt,enzij sprekentothetverdrietvanhendieGijverwondhebt.

27Voegongerechtigheidbijhunongerechtigheid,enlaat hennietkomentotUwgerechtigheid

28Laathenuithetboekvandelevendenwordenuitgewist, enlaathennietbijderechtvaardigenwordenopgeschreven

29Maarikbenarmenverdrietig;laatUwheil,oGod,mij ineenveiligepositieplaatsen.

30IkzaldenaamvanGodprijzenmetgezang,enhem grootmakenmetdankzegging

31DitzaldeHEEREbeterbevallendaneenrundofeen stiermethorensenhoeven

32Denederigenzullenditzienenzichverheugen,enuw hart,datGodzoekt,zalleven.

33WantdeHEEREhoortdearmen,enHijverachtZijn gevangenenniet

34LatendehemelendeaardeHemloven,dezeeënen alleswatdaarinkrioelt

35WantGodzalSionverlossenendestedenvanJuda herbouwen,zodatzijdaarkunnenwonenenhetinbezit kunnennemen

36Ookhetnageslachtvanzijnknechtenzalheterfelijk bezitten,enwiezijnnaamliefhebben,zullendaarinwonen.

HOOFDSTUK70

1(VoordekoorleiderEenpsalmvanDavid,omin herinneringtebrengen)Komspoedig,oGod,ommijte redden;komspoedig,oHEERE,ommijtehelpen.

2Latenzijbeschaamdenteschandeworden,diemijnziel zoeken;latenzijachterwaartskerenenteschandeworden, dieopmijnkwaaduitzijn.

3Laathenterugkerentoteenvergeldingvoorhunschande, diezeggen:Aha,aha.

4LatenallendieUzoeken,zichinUverheugenenvrolijk zijnEnlatenzijdieUwheilliefhebben,voortdurend zeggen:Godwordegrootgemaakt

5Maarikbenellendigenbehoeftig;komsnelnaarmijtoe, oGod,UbentmijnHelperenmijnBevrijder;HEERE,laat niemanduitblijven

HOOFDSTUK71

1OpU,HEERE,vertrouwik;laatmijnooitteschande worden

2RedmijdoorUwgerechtigheidenlaatmijontkomen; neigUwoortotmijenverlosmij

3Weesmijeenveiligewoning,waarikvoortdurendmijn toevluchtkannemen.Uhebtbevelgegevenmijte verlossen,wantUbentmijnrotsenmijnvesting

4Redmij,mijnGod,uitdehandvandegoddelozen,uitde handvandeonrechtvaardigeenwredemens.

5WantGijzijtmijnhoop,HeereHEERE,mijntoevlucht vanmijnjeugdaf

6DoorUbenikgedragenvandemoederschootaf;Ubent hetdiemijuitdeschootvanmijnmoederhebtgehaald; voortdurendzalmijnlofoverUzijn

7Ikbenvoorveleneenwonder,maarUbentmijnsterke toevlucht

8Laatmijnmondvervuldwordenvanuwlofenvanuw eer,deheledag

9Verstootmijnietindetijdvanmijnouderdom,verlaat mijniet,wanneermijnkrachtbezwijkt.

10Wantmijnvijandensprekentegenmij,endieopmijn zielloeren,beraadslagenmetelkaar,

11Zijzeiden:Godheefthemverlaten;vervolgengrijp hem,wanterisniemanddiehemredt

12OGod,blijfnietvervanmij;mijnGod,kommij spoedigtehulp.

13Latenzijdiemijnzielbevechten,teschandewordenen tegrondegaan;latenzijdiemijkwaadzoeken,metsmaad enoneerwordenbedekt.

14MaarikzalvoortdurendhopenenUsteedsmeerloven 15MijnmondzalUwgerechtigheidenUwheil verkondigen,deheledag,maarIkweethetaantalervan niet

16IkzalgaanindekrachtvandeHeereHEERE;ikzal Uwgerechtigheidgedenken,Uwenigegerechtigheid.

17Gijhebtmij,God,vanmijnjeugdafonderwezen,entot nutoehebikuwwonderenverkondigd

18Maarooknuikoudengrijsgewordenben,oGod, verlaatmijniet,totdatikUwsterktehebgetoondaandit geslachtenUwmachtaaniederdiekomt

19EnUwgerechtigheid,oGod,iszeerverheven,Uhebt grotedingengedaan;wieisUgelijk,oGod!

20Gij,diemijgroteenzwarebenauwdhedenhebtdoen zien,zultmijweerlevendmakenenmijuitdedieptenvan deaardedoenoprijzen

21Gijzultmijngrootheidvermeerderen,enmijrondom vertroosten.

22DaaromzalikUlovenmetdeluit,Uwwaarheid,mijn God;ikzalUpsalmenzingenmetdeharp,Heiligevan Israël.

23Mijnlippenzullenjuichen,alsikvoorUzing,enmijn ziel,dieGijverlosthebt.

24OokzalmijntongdeheledagvanUwgerechtigheid spreken,wantzijzijnbeschaamd,wantzijzijnteschande gemaakt,diemijnkwaadzoeken

HOOFDSTUK72

1(EenpsalmvoorSalomo)Geef,oGod,dekoningUw oordelenenUwgerechtigheidaandeskoningszoon 2Hijzaluwvolkrichtenmetgerechtigheid,enuwarmen metrecht

3Debergenzullendevolkenvredebrengen,endeheuvels doorgerechtigheid.

4Hijzalhetellendigevolkrechtdoen,dekinderenvande armenzalhijverlossen,endeverdrukkerzalhij verbrijzelen

5Zolangdezonendemaanbestaan,zullenzijUvrezen, vangeneratieopgeneratie.

6Hijzalneerdalenalseenregenophetgemaaidegras,als regenstromendiedeaardebevochtigen

7Inzijndagenzalderechtvaardigebloeien,enovervloed vanvrede,zolangdemaanblijft

8Enhijzalheersenvanzeetotzee,envanderiviertotaan deeindenderaarde

9Dieindewoestijnwonen,zullenvoorHembuigen,en Zijnvijandenzullenhetstoflekken.

10DekoningenvanTarsisenvandeeilandenzullen geschenkenbrengen;dekoningenvanSebaenSebazullen geschenkenaanbieden.

11Ja,allekoningenzullenvoorHemvallen,allevolken zullenHemdienen

12WantHijzaldearme,dieroept,verlossen,ookdearme, enhem,diegeenhelperheeft

13Hijzaldeellendigeendebehoeftigesparen,ende zielenvandebehoeftigenredden.

14Hijzalhunzielverlossenvanbedrogengeweld,enhun bloedzalkostbaarzijninZijnogen

15Hijzalleven,enhemzalvanhetgoudvanSeba gegevenwordenErzalvoortdurendvoorhemgebeden worden,endagelijkszalhijgeprezenworden

16Erzaleenhandvolkorenopdeaardezijn,opdetoppen derbergen;devruchtervanzalschuddenalsdeLibanon, endievandestadzullenbloeienalshetgrasderaarde

17ZijnNaamzalineeuwigheidblijvenbestaan;Zijn Naamzalblijvenbestaanzolangdezonschijnt;ende mensenzulleninHemgezegendworden;allevolkenzullen Hemgezegendnoemen.

18GeprezenzijdeHEERE,deGodvanIsraël,diealleen wonderendoet

19EngeloofdzijzijnheerlijkeNaamineeuwigheid,en laatdeheleaardemetzijnheerlijkheidvervuldworden Amen,enamen

20DegebedenvanDavid,dezoonvanIsaï,zijnteneinde.

HOOFDSTUK73

1(EenpsalmvanAsaf)GodisgoedvoorIsraël,voorhen diereinvanhartzijn

2Maarikhadhetgevoeldatmijnvoetenbijnawaren uitgegleden,datmijnschredenbijnawarenuitgegleden

3Wantikwasjaloersopdedwazen,toenikdevoorspoed vandegoddelozenzag

4Wanthundoodkentgeenbanden,maarhunkrachtis sterk

5Zijverkerennietinmoeilijkhedenzoalsanderemensen, enwordennietgeplaagdzoalsanderemensen

6Daaromomringthoogmoedhenalseenketen,enhet geweldbedekthenalseenkleed

7Hunogenpuilenuitvanvet;zijhebbenmeerdanhun hartbegeert.

8Zijzijnverdorvenensprekenkwaadoveronderdrukking; zijsprekenhooghartig

9Zijrichtenhunmondnaardehemel,enhuntongwandelt overdeaarde

10Daaromkeertzijnvolkhierheenterug,enwateruitde vollebekerwordthunuitgeperst.

11Enzijzeggen:HoeweetGodhet?Eniserkennisbijde Allerhoogste?

12Zie,dezenzijndegoddelozen,dieindewereld voorspoedigzijn;zijwordensteedsrijker

13Voorwaar,tevergeefshebikmijnhartgereinigdenmijn handeninonschuldgewassen.

14Wantdeheledagwordikgeplaagd,enelkemorgen wordikgetuchtigd

15Alsikzeg:Ikzalditspreken,zie,danzouikeenzonde begaantegendegeneratievanuwkinderen

16Toenikdachtditteweten,werdhetmijtepijnlijk;

17TotdatikhetheiligdomvanGodbinnenging;toen begreepikhuneinde

18Gijhebthenopgladdeplaatsengezet,Gijhebthenin puindoenstorten

19Hoewordenzijineenogenblikverwoest,doorangst wordenzijgeheelverteerd.

20Zoalseendroombijhetontwaken,zozultU,HEERE, bijhetontwakenhunbeeldverachten

21Daaromwerdmijnhartbedroefdenwerdikinmijn nierengekweld

22Ikwaszodwaasenonwetend;ikwasalseendiervoor u.

23TochbenikvoortdurendbijU;Uhebtmijbijmijn rechterhandgegrepen

24Gijzultmijleidendooruwraad,endaarnazultgijmij opnemeninheerlijkheid

25WiehebikbehalveUindehemel?EnnaastUverlang iknaarniemandopdeaarde.

26Mijnvleesenmijnhartbezwijken,maarGodisderots vanmijnhartenmijndeelvooreeuwig

27Wantzie,dievervanuzijn,zullenvergaan;uhebtallen tegrondegerichtdievanuweghoereren

28Maarhetisgoedvoormij,datiktotGodnader;ikheb mijnvertrouwengesteldopdeHeereHEERE,omalUw werkentevertellen

HOOFDSTUK74

1(MaschilvanAsaf)WaaromhebtGijonsvooreeuwig verstoten,oGod?WaarombrandtUwtoorntegende schapendieUweidt?

2Denkaanuwvergadering,dieuvanoudshergekocht hebt,aandestafdieuwerfdeelis,dieuverlosthebt,aan dezebergSion,waaropugewoondhebt

3Hefuwvoetenopnaardeeeuwigeverwoestingen,naar alwatdevijandinhetheiligdomkwaadheeftgedaan

4Uwvijandenbrullentemiddenvanuwvergaderingen;zij richtenhunvaandelsopalstekenen

5Erwaseenmandieberoemdwerdomdathijbijlenhad gehevenbovendedichtebomen

6Maarnubrekenzehetgesnedenwerkervanmeteenaf metbijlenenhamers

7Zijhebbenvuurinuwheiligdomgeworpen,zijhebben hetverontreinigddoordewoonplaatsvanuwnaammetde grondgelijktemaken

8Zijzeidenbijzichzelf:Latenwijhensamenvernietigen; zijhebbenallesynagogenvanGodinhetlandinbrand gestoken

9Wijzienonzetekenenniet;erisgeenprofeetmeer;ener isniemandonderonsdieweethoelang.

10Hoelang,oGod,zaldetegenstanderuwnaamsmaden? Zaldevijanduwnaamvooreeuwiglasteren?

11Waaromtrekjejehandterug,jerechterhand?Rukze uitjeboezem

12WantGodismijnKoningvanoudsher,dieverlossing bewerktinhetmiddenvandeaarde.

13GijhebtdoorUwkrachtdezeegespleten,Gijhebtde koppenderdrakeninhetwaterverbrijzeld

14GijhebtdekoppenvandeLeviathanverbrijzeldenhem totvoedselgegevenaanhetvolkdatindewoestijnwoonde 15Gijhebtbronenvloedgespleten,machtigerivierenhebt Gijdoenopdrogen

16DedagisvanU,ookdenacht;Gijhebthetlichtende zonbereid.

17Gijhebtdegrenzenderaardebepaald;Gijhebtde zomerendewintergemaakt

18Denkhieraan,HEERE,devijandheefthetgesmaad,en hetdwazevolkheeftuwnaamgelasterd

19Geefdezielvanuwtortelduifnietoveraandemenigte vandegoddelozen;vergeetdevergaderingvanuw ellendigennietvooreeuwig

20Hebachtingvoorhetverbond,wantdedonkereplaatsen vandeaardezijnvolvanwreedheden.

21Laatdeverdruktennietbeschaamdterugkeren;laatde armenenbehoeftigenuwnaamprijzen

22Staop,oGod,voeruwrechtsgeding;denkeraanhoede dwaasUdagelijkssmaadt

23Vergeetdestemvanuwvijandenniet;hettumultvan hendietegenuopstaan,neemtvoortdurendtoe.

HOOFDSTUK75

1(Aandekoorleider,Altaschith,eenpsalmofliedvan Asaf)U,oGod,dankenwij,Udankenwij,wantuwnaam isnabij,verkondiguwwonderwerken.

2WanneerIkdegemeenteontvang,zalIkrechtvaardig oordelen

3Deaardeenalhaarbewonerszijnvergaan;Ikzalhaar pilarenovereindhoudenSelah

4Ikhebtotdedwazengezegd:Handelnietdwaas,entot degoddelozen:Hefdehoornnietop.

5Verhefuwhoornnietnaardehoogte,spreeknietmeteen stijvenek

6Wantdeverheffingkomtnietuithetoosten,nochuithet westen,nochuithetzuiden

7MaarGodisderechter:Hijvernedertdeeen,ensteltde anderaan

8WantindehandvandeHEEREiseenbeker,endewijn isrood,hijisvolvanmengeling,enHijschenktdaaruit; maarwateroverblijft,zullenallegoddelozenderaarde uitpersenendrinken

9Maarikzalhetvooreeuwigverkondigen,psalmen zingenvoordeGodvanJakob

10Ikzalallehoornenvandegoddelozenafsnijden,maar dehoornenvanderechtvaardigenzullenverhoogdworden.

HOOFDSTUK76

1(VoordeopperzangmeesterophetNeginotpleinEen psalmofliedvanAsaf.)InJudaisGodbekend;zijnnaam isgrootinIsraël.

2OokinSalemiszijntent,eninSioniszijnwoning 3Daarbrakhijdepijlenvandeboog,hetschildenhet zwaard,endestrijd.Selah.

4Gijzijtglorieuzerenverhevenerdanderoofbergen

5Dedapperenzijnverwoest,zijhebbenhunslaaplaten vallen,engeenvandedapperemannenheefthunhanden teruggevonden

6OpUwbestraffing,GodvanJakob,zijnzoweldewagen alshetpaardineendiepeslaapgevallen

7Gij,jaGijzijttevrezen,enwiezalvooruwogenbestaan, alsgijeenmaaltoornigzijt?

8Gijhebthetoordeeluitdehemellatenhoren;deaarde vreesdeenwerdstil,

9ToenGodopstondomteoordelen,omalle zachtmoedigenvandeaardetereddenSelah

10Voorwaar,detoornvandemenszalUloven;water overblijftvandetoornzultGijbeteugelen.

11DoeeengelofteenbetaaldeHEERE,uwGodLaat allendierondomHemwonen,geschenkenbrengenaan Hemdiegevreesdmoetworden.

12Hijzaldegeestvandevorstenuitroeien;voorde koningenvandeaardeishijvreselijk

HOOFDSTUK77

1(Voordekoorleider,voorJeduthun.EenpsalmvanAsaf.)

IkrieptotGodmetmijnstem,totGodmetmijnstem,en Hijneigdehetoornaarmij

2TendagevanmijnbenauwdheidzochtikdeHEERE; mijnplaagwoeddeindenachtenhieldnietop;mijnziel weigerdegetroostteworden

3IkdachtaanGodenraakteinberoering;ikklaagdeen mijngeestwerdbeklemdSelah

4Gijhoudtmijnogenwakker;ikbenzoontroerd,datik nietkanspreken.

5Ikhebgedachtaandedagenvanweleer,aandejarenvan langvervlogentijden

6Ikherinnermijmijnliedindenacht;ikspreekmetmijn eigenhart;enmijngeestonderzoekthetnauwkeurig

7ZaldeHeervooreeuwigverstoten,enzalHijnietmeer goedgunstigzijn?

8Iszijngoedertierenheidvooreeuwigverdwenen?Zalzijn beloftevooreeuwigtekortschieten?

9HeeftGodvergetengenadigtezijn?HeeftHijinZijn toornZijnbarmhartighedenopgesloten?Selah

10Enikzeide:Ditismijnzwakheid;tochzalikgedenken aandejarenvanderechterhandvandeAllerhoogste.

11IkzaldedadenvandeHEEREgedenken;ja,ikzalUw wonderenvanoudshergedenken

12Ikzalaluwwerkenoverdenkenenuwhandelingen verkondigen

13Uwweg,oGod,isinhetheiligdom;wieiseenzogroot GodalsonzeGod?

14GijzijtdeGoddiewonderendoet;Gijhebtonderde volkenuwmachtlatenblijken.

15Metuwarmhebtuuwvolkverlost,dezonenvanJakob enJozefSela

16DewaterenzagenU,oGod,dewaterenzagenU;zij vreesden,ookdedieptenwerdenberoerd.

17Dewolkengotenwateruit,dehemelgafgeluid,ookuw pijlengingenrond.

18Hetgeluidvanuwdonderklonkindehemel;de bliksemschichtenverlichttendewereld;deaardebeefdeen schudde

19Uwwegisindezee,enuwpadindegrotewateren,en uwvoetstappenzijnnietbekend

20Gijhebtuwvolkgeleidalseenkudde,onderleidingvan MozesenAäron

HOOFDSTUK78

1(MaschilvanAsaf)Luister,mijnvolk,naarmijnwet, neiguwoornaardewoordenvanmijnmond.

2Ikzalmijnmondopendoenineenspreuk,ikzalde duisterewoordenvanvroegeruitspreken

3Diewijgehoordengewetenhebben,endieonzevaderen onsverteldhebben

4Wijzullenzenietvoorhunkinderenverbergen,maarwij zullenaandekomendegeneratiesderoemvandeHEERE verkondigen,zijnmachtendewonderendieHijheeft gedaan

5WantHijheefteengetuigenisinJakobingesteldeneen wetinIsraëlvastgesteld,dieHijonzevaderengeboden heeft,opdatzijdieaanhunkinderenbekendzoudenmaken 6Opdathetvolgendegeslachtzezoukennen,dekinderen diegeborenzoudenworden,enzijzoudenopstaanenze aanhunkinderenverkondigen

7opdatzijhunhoopopGodzoudenstellenendewerken vanGodnietzoudenvergeten,maarzijngebodenzouden onderhouden

8Enzijzoudennietzijnalshunvaderen,eenkoppigen weerspanniggeslacht,eengeslachtdatzijnhartniet oprechthadenwiensgeestniettrouwwasaanGod

9DeEfraïmieten,gewapendenmetdeboogindehand, keerdenterugopdedagvandestrijd

10ZijhieldenzichnietaanhetverbondvanGoden weigerdennaarzijnwettewandelen.

11Envergatzijnwerkenendewonderendiehijhunhad latenzien

12Hijdeedwonderlijkedingenvoordeogenvanhun vadereninhetlandEgypte,inhetgebiedvanZoan

13Hijspleetdezeeenlietzeerdoorheentrekken,enHij liethetwaterstaanalseenhoop.

14Overdagleiddehijhenookmeteenwolk,endehele nachtmetvuurlicht.

15Hijspleetderotsenindewoestijnenliethundrinken alsuitdegrotediepten

16Hijdeedstromenuitderotsontstaan,enlietwater neerstromenalsrivieren.

17Enzijzondigdennogzwaardertegenhem,doordatzij deAllerhoogsteindewoestijntergden

18EnzijverzochtenGodinhunhart,doorvoorhunlusten vleestevragen

19Ja,zijsprakentegenGod;zijzeiden:KanGodeentafel aanrichtenindewoestijn?

20Zie,Hijsloegopderots,zodathetwatereruitvloeide endebekenoverstroomden.KanHijdanookbroodgeven? KanHijdanookvleesverschaffenaanZijnvolk?

21ToendeHEEREdithoorde,werdHijtoornigEr ontstakeenvuurtegenJakobenookontstakdetoorntegen Israël

22OmdatzijnietinGodgeloofdenennietopzijn verlossingvertrouwden.

23HoewelHijdewolkenvanbovenbevalendepoorten vandehemelopende,

24EnHijlietmannaophenregenenomteeten,enHijgaf hunkorenuitdehemel

25Demensheefthetvoedselvandeengelengegeten:hij heefthunvleesinovervloedgezonden

26Hijlieteenoostenwindwaaienaandehemelendoor zijnkrachtdezuidenwinddoenontstaan.

27Hijlietvleesophenregenenalsstof,engevederde vogelsalshetzandvandezee

28Enhijliethetvalleninhetmiddenvanhunlegerkamp, rondomhunwoningen

29Zijatenenwerdenverzadigd,wantHijgafhunhun eigenverlangen.

30ZijwerdennietvervreemdvanhunlustMaarterwijl hunvleesnoginhunmondwas,

31ToenontstakdetoornvanGodinwoedeoverhen,en Hijdooddedebestenonderhen,enHijversloegde uitverkorenenvanIsraël

32Ondanksditalleszondigdenzijnogsteedsengeloofden nietinzijnwonderen

33DaaromheeftHijhundageninijdelheiddoorgebracht, hunjareninellende.

34Toenhijhengedoodhad,zochtenzehemZekeerden terugenvroegenGodomraad

35Enzijherinnerdenzich,datGodhunRotswas,ende AllerhoogsteGodhunVerlosser

36MaarzijvleiddenHemmethunmondenlogentegen Hemmethuntong.

37WanthunhartwasnietoprechtjegensHem,enzij warenniettrouwaanZijnverbond

38MaarHij,Dievolbarmhartigheidwas,vergafhun ongerechtigheidenrichttehenniettegronde;ja, menigmaalkeerdeHijZijntoornaf,enHijwektealZijn grimmigheidnietop.

39WantHijbedachtdatzijvleeswaren,eenwinddie voorbijgaatennietmeerkomt

40HoevaakhebbenzeHemindewoestijngetergd,enhoe vaakhebbenzeHemindewildernisbedroefd!

41Ja,zijkeerdenzichafenverzochtenGod,enbeperkten deHeiligevanIsraël.

42Zijdachtennietaanzijnhand,nochaandedagwaarop hijhenvandevijandhadverlost.

43HoehijzijntekeneninEgyptehadverricht,enzijn wonderenophetveldvanZoan:

44Enhunriviereninbloedveranderd,enhunrivieren, zodatzijnietkondendrinken.

45Hijstuurdeallerleisoortenvliegenophenaf,diehen opaten,enkikkers,diehendoodden

46Hijgafhunopbrengstaandeworm,enhunarbeidaan desprinkhaan

47Hijverwoesttehunwijnrankenmethagel,enhunwilde vijgenbomenmetvorst

48Ookhunveegafhijoveraandehagel,enhunkleinvee aandefellebliksemschichten.

49Hijlietzijnwoede,woede,verbolgenheidenonrust overhenkomen,enzondbozeengelenonderhen

50Hijheefteenweggebaandvoorzijntoorn,hijheefthun zielnietvoordedoodgespaard,maarhunleven overgegevenaandepest

51EnzijsloegenalleeerstgeboreneninEgypte,de voornaamstenvanhunmachtindetentenvanCham.

52MaarzijnvolklietHijalsschapenuittrekkenenleidde Hijdoordewoestijnalseenkudde

53EnHijleiddehenveiligvoort,zodatzijnietbevreesd hoefdentezijn;maardezeeoverweldigdehunvijanden

54EnHijbrachthentotaandegrensvanZijnheiligdom, totaandezeberg,dieZijnrechterhandgekochthad

55Ookverdreefhijdeheidenvolkenvoorhunogen, verdeeldehuneenerfdeelperafstammingslijnenlietde stammenvanIsraëlinhuntentenwonen

56MaarzijhebbendeallerhoogsteGodverzochtentot toornverwekt,enzijngetuigenissennietonderhouden.

57Maarzijkeerdenzichomenhandeldenontrouw,zoals hunvaderen;zijlietenzichafwendenalseenbedrieglijke boog.

58WantzijverwektenHemtottoornmethunofferhoogten enverwektenHemtotnaijvermethungesnedenbeelden

59ToenGoddithoorde,werdHijwoedendenHijhad groteafschuwvoorIsraël

60DaaromverliethijdetentvanSilo,detentdiehijonder demensenhadgeplaatst.

61EnHijgafzijnkrachtingevangenschap,enzijneerin dehandvandevijand

62Ookgafhijzijnvolkoveraanhetzwaard,enhijwerd toornigopzijnerfdeel

63Hetvuurverteerdehunjongemannen,enhunmeisjes werdennietuitgehuwelijkt.

64Hunpriestersvielendoorhetzwaard,enhunweduwen wektengeenrouw

65ToenontwaaktedeHeeralsiemanddienetgeslapen heeft,alseenhelddieschreeuwtvandewijn

66EnHijsloegzijnvijandenindeachterdelen;Hijbracht huneeneeuwigesmaad.

67OokheefthijdetentvanJozefverworpenendestam vanEfraïmnietverkozen

68MaarHijkoosdestamvanJuda,debergSion,dieHij liefhad

69EnHijbouwdeZijnheiligdomalshogepaleizen,alsde aarde,dieHijvooreeuwigbevestigdhad.

70OokverkoosHijDavid,zijndienaar,enhaaldehem wegbijdeschaapskooien

71Hijhaaldehemvanachterdedrachtigeooienvandaan omJakob,zijnvolk,enIsraël,zijnerfelijkbezit,teweiden

72Hijvoeddehenovereenkomstigdeoprechtheidvanzijn hartenleiddehenmetdebekwaamheidvanzijnhanden

HOOFDSTUK79

1(EenpsalmvanAsaf)OGod,deheidenenzijninuw erfdeelgekomen;zijhebbenuwheiligetempelontheiligd; zijhebbenJeruzalemtotpuinhopengemaakt

2Delijkenvanuwdienarenhebbenzijtotvoedselgegeven aandevogelsindelucht,hetvleesvanuwheiligenaande wildedierenopaarde

3HunbloedhebbenzijrondomJeruzalemvergotenals water,enerwasniemandomhentebegraven.

4Wijzijneensmaadgewordenvooronzeburen,eenspot enhoonvoordemensenomonsheen

5Hoelang,HEERE,zultGijvooreeuwigtoornigblijven? ZalUwnaijverbrandenalsvuur?

6GietUwtoornuitoverdeheidenvolkendieUniet kennen,enoverdekoninkrijkendieUwNaamniethebben aangeroepen.

7WantzijhebbenJakobverslondenenzijnwoonplaats verwoest

8Gedenknietaanonsdevroegereongerechtigheden;laten uwbarmhartighedenonsspoedigbehoeden,wantwijzijn diepvernederd

9Helpons,Godvanonsheil,toteervanuwnaamRed onsenverlosonsvanonzezonden,omwillevanuwnaam 10Waaromzoudendeheidenenzeggen:WaarishunGod?

LaatHijonderdeheidenenvooronzeogenbekendworden doordewraakvoorhetbloedvanuwdienaren,dat vergotenis.

11Laathetgezuchtvandegevangenevooruwaangezicht komen;bewaarhen,dieterdoodveroordeeldzijn, overeenkomstigdegrootheidvanuwmacht;

12Envergeldonzeburenzevenvoudiginhunboezemhun smaad,waarmeezijU,HEERE,gesmaadhebben

13Daaromzullenwij,uwvolkendeschapenvanuw weide,Uvooreeuwigloven;wijzullenuwlofverkondigen aanallegeneraties

HOOFDSTUK80

1(AandeopperzangmeesteropSjosjanimeduth,eenpsalm vanAsaf)Luister,herdervanIsraël,GijdieJozefleidtals eenkudde;Gijdietussendecherubijnenwoont,schitter 2WekvóórEfraïm,BenjaminenManasseuwkrachtop, enkomenverlosons

3Bekeerons,oGod,enlaatuwaangezichtlichten,dan zullenwijgeredworden.

4HEERE,Godvandehemelsemachten,hoelangzultU nogtoornigzijnophetgebedvanuwvolk?

5Gijvoedthunmetbrooddertranen,enGijgeefthunveel tranentedrinken

6Gijmaaktonstoteentwistziekvolk,enonzevijanden lachenonderelkaar.

7Bekeerons,Godvandehemelsemachten,enlaatuw aangezichtlichten,danzullenwijgeredworden

8GijhebteenwijnstokuitEgyptemeegebracht,de heidenvolkenverdrevenenhemgeplant

9Gijhebtruimtevoorhaargemaakt,enhebthaardiep worteldoenschieten,zodatzijdeaardevulde.

10Deheuvelswarenbedektmetzijnschaduw,enzijn takkenwarenalsdeprachtigeceders.

11Zijstrektehaartakkenuitnaardezee,enhaartakken naarderivier

12WaaromhebtGijdanhaarheggenafgebroken,zodat allendielangsdewegkomen,haarwegrukken?

13Heteverzwijnuithetbosverwoesthet,enhetwild gediertevanhetveldverslindthet

14Keertochterug,Godvandehemelsemachten!Kijkuit dehemel,zie,enbezoekdezewijnstok

15Endewijngaarddieuwrechterhandgeplantheeft,ende rankdieuvooruzelfsterkgemaakthebt

16Hetwordtmetvuurverbrand,hetwordtafgehouwen; doordesmaadvanuwaangezichtgaanzijtegronde.

17Laatuwhandrustenopdemanvanuwrechterhand,op demensenzoondieuvooruzelfsterkhebtgemaakt

18DaaromzullenwijnietvanUafwijken;maakons levend,danzullenwijUwNaamaanroepen.

19Bekeerons,HEERE,Godvandehemelsemachten,laat Uwaangezichtlichten,danzullenwijgeredworden.

HOOFDSTUK81

1(VoordekoorleideropGittith.EenpsalmvanAsaf.)

ZingluidvoorGod,onzesterkte;juichvoordeGodvan Jakob

2Neemeenpsalmenbrenghierdetamboerijn,deharp metdepsalter

3Blaasopdetrompetbijnieuwemaan,opdevastgestelde tijd,oponzeplechtigefeestdag

4WantditwaseenverordeningvoorIsraëleneenwetvan deGodvanJakob.

5DitheeftHijinJozeftoteengetuigenisverordend,toen hijdoorhetlandEgyptetrokDaarhebikeentaalgehoord dieiknietverstond.

6Ikhebzijnschoudersvandelastbevrijd,zijnhandenzijn vandepottenbevrijd

7Gijriepindebenauwdheid,enIkreddeu;Ikantwoordde uindeschuilplaatsvandedonder;Ikbeproefdeuaande waterenvanMeribaSela

8Luister,mijnvolk,danzalikugetuigen.Alsunaarmij luistert,oIsraël,

9Ermaggeenvreemdegodonderuzijn;enumaggeen vreemdegodaanbidden.

10IkbendeHEERE,uwGod,DieuuithetlandEgypte geleidheb;doeuwmondwijdopen,enIkzalhemvullen

11Maarmijnvolkwildenietnaarmijnstemluisteren,en IsraëlwildeMijnietgehoorzamen

12DaaromgafIkhenoveraandebegeertenvanhuneigen hart,enzijwandeldeninhuneigenraadslagen.

13Och,datmijnvolknaarMijhadgeluisterdendatIsraël inMijnwegenwasgewandeld!

14Ikzouhunvijandensnelhebbenoverwonnenenmijn handtegenhuntegenstandershebbengekeerd

15DegenendiedeHEEREhaten,haddenzichaanHem moetenonderwerpen,maarhuntijdzouvooreeuwig hebbengeduurd

16Hijhadhunookhetbestevandetarwemoetengeven, enmethoninguitderotshadIkuverzadigd.

HOOFDSTUK82

1(EenpsalmvanAsaf)Godstaatindevergaderingder machtigen;Hijrichttemiddenvandegoden.

2Hoelangzultgijnogonrechtvaardigoordelenende mensendergoddelozenwelgevalligzijn?Sela

3Verdedigdearmenenwezen,doerechtaande verdruktenenbehoeftigen.

4Bevrijddearmenenbehoeftigen,bevrijdhenuitdehand vandegoddelozen

5Zijwetenhetnietenwillenhetnietbegrijpen;zij wandeleninduisternis;allefundamentenvandeaardezijn verbrokkeld.

6Ikhebgezegd:Julliezijngoden,enjulliezijnallen kinderenvandeAllerhoogste

7Maarjulliezullenstervenalsmensen,envallenalseen vandevorsten

8Staop,oGod,richtdeaarde,wantUzultallevolken bezitten.

HOOFDSTUK83

1(EenliedofpsalmvanAsaf)OGod,zwijgniet,wees nietstil,oGod

2Wantzie,uwvijandenmakeneentumult,enuwhaters stekenhethoofdomhoog

3Zijhebbenlistigeplannentegenuwvolkgesmeed,zij hebbentegenuwverborgenengeraadpleegd

4Zijzeiden:Kom,latenwijhenuitroeien,zodatzijgeen volkmeerzijn,zodataandenaamvanIsraëlnietmeer gedachtwordt

5Wantzijhebbensamenberaadslaagd,ineendracht,zij zijnsamengespannentegenu.

6DetentenvanEdomendeIsmaëlieten,vanMoabende Hagarenen,

7Gebal,AmmonenAmalek,deFilistijnenmetde inwonersvanTyrus;

8OokAssurslootzichbijhenaan;zijhebbendekinderen vanLotgeholpen.Selah.

9DoemethenzoalsmetdeMidianieten:zoalsmetSisera enmetJabin,bijdebeekKison

10DieteEndorzijnvergaan;zijzijngewordenalsmest voordeaarde

11MaakhunedelenalsOrebenalsZeëb;ja,alhun vorstenalsZebahenalsZalmuna.

12Diezeiden:LatenwijdehuizenvanGodinbezitnemen 13MijnGod,maakhenalseenwiel,alsstoppelsvoorde wind.

14Zoalseenvuureenhoutverbrandt,enzoalseenvlamde bergeninvlamzet,

15Vervolghendaarommetuwstorm,enverschrikhen metuwstorm

16Bedekhunaangezichtmetschande,zodatzij,HEERE, UwNaamzoeken.

17Laathenvooreeuwigbeschaamdenverschriktworden, ja,laathenteschandewordenentegrondegaan 18opdatdemensenwetendatGij,WiensNaamalleen JEHOVAHis,deAllerhoogstezijtoverdegeheleaarde

HOOFDSTUK84

1(VoordeopperzangmeesteropGittith,eenpsalmvoorde zonenvanKorach.)HoelieflijkzijnUwtenten,HEERE vandelegermachten!

2Mijnzielverlangt,ja,smacht,naardevoorhovenvande HEERE;mijnhartenmijnvleesroepentotdelevendeGod 3Ja,demusheefteenhuisgevonden,endezwaluween nestvoorzichzelf,waarzijhaarjongenkanneerleggen; Uwaltaren,HEEREvandehemelsemachten,mijnKoning enmijnGod

4Zaligzijnzijdieinuwhuiswonen;zijzullenunog steedslovenSelah

5WelzaligdemanwienskrachtinUis,inwiensharthun wegenzijn.

6EnalszijdoorhetdalvanBakatrekken,makenzijereen bronvan;ookderegenvultdeplassen

7Zijgaanvankrachttotkracht,iedervanheninSion verschijntvoorhetaangezichtvanGod

8HEERE,Godvandehemelsemachten,hoormijngebed; neemhetterore,GodvanJakob.Selah.

9Zie,God,onsschild,enaanschouwhetaangezichtvan uwgezalfde.

10Wantééndaginuwvoorhovenisbeterdanduizend.Ik zoulievereendeurwachterzijninhethuisvanmijnGod, dantewonenindetentenvandegoddeloosheid 11WantGod,deHEERE,iseenzoneneenschild,de HEEREzalgenadeeneergeven;hetgoedezalHijhunniet onthouden,dieinoprechtheidwandelen

12HEEREvandehemelsemachten,welzaligisdemens dieopUvertrouwt

HOOFDSTUK85

1(Voordeopperzangmeester.Eenpsalmvoordezonen vanKorach)HEERE,GijzijtwelgevalliggeweestaanUw land;Gijhebteenommekeergebrachtindegevangenschap vanJakob.

2Gijhebtdeongerechtigheidvanuwvolkvergeven,al hunzondenhebtGijbedektSela

3Gijhebtaluwgrimmigheidweggenomen;GijhebtU afgewendvandehittevanuwtoorn

4Bekeerons,Godvanonsheil,enlaatuwtoornoverons ophouden.

5WiltGijvooreeuwigtoornigoponsblijven,wiltGijUw toornuitentotinallegeneraties?

6ZultGijonsnietdoenherleven,zodatUwvolkzichinU verheuge?

7Toonons,HEERE,UwgoedertierenheidengeefonsUw heil.

8IkzalhorenwatGod,deHEERE,zalspreken,wantHij zalvredesprekentotZijnvolkentotZijngunstgenoten; maarlatenzijnietterugkerentotdwaasheid.

9Zie,ZijnheilisnabijvoorhendieHemvrezen,opdater heerlijkheidinonslandwoont

10Goedertierenheidentrouwontmoetenelkaar, gerechtigheidenvredekussenelkaar

11Dewaarheidzaluitdeaardeontspruiten,ende gerechtigheidzaluitdehemelneerzien.

12Ja,deHEEREzalhetgoedegeven,enonslandzalzijn opbrengstgeven

13GerechtigheidzalvoorHemuitgaan,enzalonsdoen wandelenopdewegvanZijnvoetstappen

HOOFDSTUK86

1(EengebedvanDavid.)Neiguwoor,HEERE,verhoor mij,wantikbenellendigenbehoeftig

2Behoedmijnziel,wantikbenheiligGij,mijnGod, verlosuwdienaardieopUvertrouwt

3Weesmijgenadig,HEERE,wantdagelijksroepiktotU.

4Verheugdezielvanuwdienaar,wanttotu,HEERE,hef ikmijnzielop

5WantGij,HEERE,zijtgoedengaarnevergevend,enrijk aangoedertierenheidvoorallen,dieUaanroepen

6Luister,HEERE,naarmijngebed,enslaachtopdeluide stemvanmijnsmekingen

7TendagevanmijnbenauwdheidzalikUaanroepen, wantGijzultmijantwoorden.

8OnderdegodeniserniemandalsU,HEERE;enerzijn geenwerkenalsdeuwe

9AllevolkendieGijgemaakthebt,zullenkomenenzich voorUnederbuigen,HEERE,enUwNaameren. 10WantGijzijtgrootendoetwonderen;GijzijtGod alleen.

11Leermij,HEERE,Uwweg,danzalikinUwwaarheid wandelen;verenigmijnhartomUwNaamtevrezen 12IkzalUloven,HEERE,mijnGod,metheelmijnhart, enuwNaamerenvooreeuwig.

13WantUwgoedertierenheidisovermijgroot,enGij hebtmijnzielgereduithetdiepstevandedood 14OGod,dehoogmoedigenzijntegenmijopgestaan,en debendesvangewelddadigemannenzoekenmijnziel,en hebbenUnietvoorhunogengesteld.

15MaarU,HEERE,benteenbarmhartigengenadigGod, geduldigenrijkaangoedertierenheidentrouw

16Bekeerutotmijenweesmijgenadig;geefuwkracht aanuwdienaarenverlosdezoonvanuwdienares

17Laatmijeentekentengoedezien,opdatzijdiemij haten,hetzienenbeschaamdworden,omdatGij,HEERE, mijgeholpenengetroosthebt

HOOFDSTUK87

1(EenpsalmofliedvoordezonenvanKorach)Zijn fundamentisindeheiligebergen.

2DeHEEREheeftdepoortenvanSionlief,meerdanalle woonplaatsenvanJakob

3Erwordtvanugepredikt,stadvanGod.Selah.

4IkzalRachabenBabelgedenkenonderhendieMij kennenZie,FilisteaenTyrusmetEthiopië;dezemanis daargeboren.

5EnvanSionzalgezegdworden:Dezeendieisdaar geboren,endeAllerhoogsteZelfzalhaarbestendigen 6DeHEEREzalhetvolkoptekenenentellen,datdeze mandaargeborenisSelah

7Zoweldezangersalsdemuzikantenzullendaarzijn:al mijnbronnenzijninU.

HOOFDSTUK88

1(EenliedofpsalmvoordezonenvanKorach,voorde opperzangmeesteropMahalathLeannoth,Maschilvan Heman,deEzrahiet.)HEERE,Godmijnsheils,ikhebdag ennachtvooruwaangezichtgeroepen:

2Laatmijngebedvooruwaangezichtkomen;neiguwoor totmijngeroep;

3Wantmijnzielisvolbenauwdheden,enmijnleven naderthetgraf.

4Ikwordgerekendtothendieindekuilafdalen;ikbenals eenmanzonderkracht;

5Vrijonderdedoden,zoalsdegesneuveldendieinhet grafliggen,aanwieGijnietmeerdenkt,endieuitUw handzijnafgesneden

6Gijhebtmijindediepstekuilgelegd,induisternis,inde diepten

7Uwtoorntreftmijzwaar,enGijhebtmijgekweldmetal uwwatergolven.Sela.

8Gijhebtmijnvriendvervanmijweggedaan;gijhebtmij toteengruwelvoorhengemaakt;ikbenopgeslotenenkan ernietuitkomen.

9MijnoogistreurigvanwegedeellendeHEERE, dagelijksroepikUaan,naarUstrekikmijnhandenuit

10ZoudtGijwonderendoenaandedoden?Zullende dodenopstaanenUloven?Selah.

11Zaluwgoedertierenheidinhetgrafwordenverkondigd, ofuwtrouwindeondergang?

12ZullenUwwonderenindeduisternisbekendworden, enUwgerechtigheidinhetlanddervergetelheid?

13MaartotUroepik,HEERE,enindemorgenzalmijn gebedUverhinderen.

14HEERE,waaromverstootGijmijnziel,waarom verbergtGijUwaangezichtvoormij?

15Ikbenvanjongsafaanellendigenstervensnood; zolangikuwverschrikkingenmoetverduren,wordik verscheurd.

16Uwbrandendetoorntreftmij,uwverschrikkingen hebbenmijvandeaardbodemweggenomen

17Alswateromringdenzijmijelkedag,zijomringdenmij.

18MijngeliefdeenmijnvriendhebtGijvervanmij verwijderd,enmijnkennissenindeduisternis

HOOFDSTUK89

1(MaschilvanEthan,deEzrahiet.)Ikzalde goedertierenheidvandeHEEREvooreeuwigbezingen; metmijnmondzalikUwtrouwverkondigen,van generatieopgeneratie.

2WantIkhebgezegd:Goedertierenheidzaltotin eeuwigheidwordenopgebouwd;GijzultUwtrouw bevestigenindehemelenzelf.

3Ikhebeenverbondgeslotenmetmijnuitverkorene,Ik hebhetgezworenaanmijndienaarDavid:

4Ikzaluwnageslachtvooreeuwigbevestigenenuwtroon opbouwen,vangeneratieopgeneratieSelah

5EndehemelenzullenUwwonderenprijzen,HEERE, Uwtrouwookindevergaderingvandeheiligen.

6WantwieindehemelkanmetdeHEEREvergeleken worden?Wieonderdezonenvandemachtigenkanmetde HEEREvergelekenworden?

7Godiszeertevrezenindevergaderingvandeheiligen enteontzaghebbenvanallendierondomHemzijn

8HEERE,Godvandehemelsemachten,wieiseensterke HEEREalsGij,enUwtrouwisrondomU?

9Gijheerstoverdewoedendezee;alshaargolvenzich verheffen,brengtGijzetotbedaren.

10GijhebtRahabverbrijzeld,alseenverslagene;Gijhebt uwvijandenverstrooidmetuwsterkearm

11DehemelisvanU,ookdeaardeisvanU;dewerelden alhaarvolheidhebtUgegrondvest

12Gijhebthetnoordenenhetzuidengeschapen;Taboren Hermonzullenjuicheninuwnaam

13Gijhebteensterkearm,sterkisuwhandenhoogisuw rechterhand

14Gerechtigheidenrechtzijndewoonplaatsvanuwtroon; goedertierenheidentrouwgaanvooruwaangezichtuit

15Welzaligishetvolkdatdejubelstemkent;zijzullen wandelen,HEERE,inhetlichtvanuwaangezicht

16Inuwnaamzullenzijzichdeheledagverheugen,enin uwgerechtigheidzullenzijverhoogdworden.

17WantGijzijtdeluisterhunnersterkte,endoorUw welbehagenzalonzehoornverhoogdworden

18WantdeHEEREisonzeBescherming,endeHeilige vanIsraëlisonzeKoning

19ToensprakGijineenvisioentotUwHeiligeenzeide: IkhebhulpopgedragenaaneenMachtige,een UitverkoreneuithetvolkhebIkverhoogd

20IkhebmijndienaarDavidgevonden;metmijnheilige oliehebIkhemgezalfd.

21BijHemzalmijnhandbevestigdworden,ookzalmijn armhemsterken

22Devijandzalhemnietstraffen,endezoonvan goddeloosheidzalhemnietverdrukken

23Ikzalzijnvijandenvoorzijnaangezichtneerslaanen degenendiehemhaten,zalIkplagen

24MaarMijntrouwenMijngoedertierenheidzullenmet hemzijn,eninMijnNaamzalzijnhoornverhoogdworden.

25Ikzalzijnhandindezeeleggenenzijnrechterhandin derivieren

26Hijzaltotmijroepen:GijzijtmijnVader,mijnGoden deRotsmijnsheils

27Ikzalhemtotmijneerstgeborenemaken,hogerdande koningenderaarde.

28MijngoedertierenheidzalIkvooreeuwigaanhem bewaren,enmijnverbondzalvoorhemstandhouden

29OokzijnnageslachtzalIkvooreeuwiglatenbestaan,en zijntroonalsdedagenaandehemel

30Alszijnkinderenmijnwetverlatenennietnaarmijn bepalingenwandelen,

31Alszijmijninzettingenovertredenenmijngebodenniet onderhouden,

32DanzalIkhunovertredingmetderoedebezoeken,en hunongerechtigheidmetslagen

33MaarIkzalHemmijngoedertierenheidnietgeheel ontnemen,enIkzalmijntrouwnietlatenbederven.

34Ikzalmijnverbondnietverbrekenenwatuitmijn lippengekomenis,zalIknietveranderen

35Ikhebbijmijnheiligheidgezworendatikniettegen Davidzouliegen

36Zijnnageslachtzalvooreeuwigblijvenbestaan,enzijn troonisalsdezonvoormijnaangezicht.

37Zijzalvooreeuwigvaststaanalsdemaanenalseen getrouwegetuigeindehemelSelah

38MaarGijhebtHemverstotenenverafschuwd,Gijzijt toorniggewordenopUwGezalfde

39Gijhebthetverbondmetuwdienaarverbroken;zijn kroonhebtGijontheiligddoordieopdegrondtewerpen.

40AlzijnhekkenhebtGijafgebroken,zijnvestingenhebt Gijverwoest

41Allevoorbijgangersopdewegberovenhem;hijiseen smaadvoorzijnburen

42Gijhebtderechterhandvanzijntegenstandersopgericht, Gijhebtalzijnvijandendoenjuichen

43OokhebtGijdescherptevanzijnzwaardomgedraaid, enhebtGijhemnietindestrijdstaandegehouden

44Gijhebtzijnmajesteitdoenophouden,enzijntroonter aardegeworpen

45Gijhebtdedagenvanzijnjeugdverkort;Gijhebthem metschandebedektSela

46Hoelang,HEERE,zultGijUvooreeuwigverbergen? ZalUwtoornbrandenalsvuur?

47BedenkhoekortmijntijdisWaaromhebtGijalle mensentevergeefsgemaakt?

48Wieisdemensdieleeft,diededoodnietzalzien?Zal hijzijnzielreddenuitdehandvanhetgraf?Selah

49HEERE,waarzijnUwvroegeregoedertierenheden,die GijDavidinUwwaarheidgezworenhebt?

50Denkaandesmaadvanuwdienaren,HEERE,hoeikde smaadvanheelhetmachtigevolkinmijnbinnenstedraag; 51Waarmeeuwvijanden,HEERE,hebbengesmaad; waarmeezijdevoetstappenvanuwgezalfdehebben gesmaad

52GeprezenzijdeHEEREineeuwigheid.Amen,en Amen

HOOFDSTUK90

1(EengebedvanMozes,demanGods.)HEERE,Gijzijt onzewoonplaatsgeweestvangeneratieopgeneratie

2Voordatdebergenwarenontstaan,voordatUdeaardeen dewereldhadgevormd,vaneeuwigheidtoteeuwigheid, bentUGod

3Gijbrengtdemenstotverderf,enzegt:Keerterug,gij mensenkinderen.

4WantduizendjarenzijninUwogenalsdedagvan gisteren,wanneerdievoorbijgaat,enalseenwakeinde nacht.

5Gijvoertzewegalseenvloed,zijzijnalsdeslaap;inde morgenzijnzijalshetopschietendegras

6Indemorgenbloeithetenschietop;indeavondwordt hetafgemaaidenverdort

7Wantwijzijnverteerddooruwtoorn,endooruw grimmigheidwordenwijverschrikt.

8Gijsteltonzeongerechtighedenvooruwaangezicht,onze verborgenzondeninhetlichtvanuwaangezicht

9Wantalonzedagenzijninuwtoornvoorbijgegaan;wij brengenonzejarendooralseenverhaaldatverteldwordt

10Dedagenvanonzejarenzijnzeventigentien;enindien zijdooronzekrachttachtigjarenzijn,danishunkracht tochmoeiteenverdriet;wantzijwordtspoedigafgesneden, enwijvliegenheen

11Wiekentdekrachtvanuwtoorn?Naardematewaarin uvreest,zoisuwgrimmigheid

12Leeronsdusonzedagentetellen,opdatwijonsharttot wijsheidwenden.

13Keerterug,HEERE,hoelang?LaathetUberouwen overUwdienaren

14Verzadigonsindemorgenstondmetuw goedertierenheid,danmogenwijjuichenenvrolijkzijn,al onzedagen

15MaakonsblijovereenkomstigdedagenwaarinUons hebtgekweld,enovereenkomstigdejarenwaarinwijhet kwaadhebbengezien.

16Laatuwwerkaanuwdienarenverschijnen,enuw heerlijkheidaanhunkinderen

17EnlaatdeschoonheidvandeHEERE,onzeGod,over onszijn;enbevestigGijhetwerkvanonzehandenover ons;ja,bevestigGijhetwerkvanonzehanden

HOOFDSTUK91

1WieindeschuilplaatsvandeAllerhoogsteisgezeten,zal overnachtenindeschaduwvandeAlmachtige

2IkzaltotdeHEEREzeggen:Hijismijntoevluchten mijnvesting,mijnGod,opHemvertrouwik.

3Hijzaluzekerreddenuitdestrikvandevogelvanger,uit deverderfelijkepest

4HijzalubedekkenmetZijnvlerken,enonderZijn vleugelenzultgijschuilen;Zijntrouwzaluwschildenuw rondselzijn

5Gijzultnietbevreesdzijnvoordeverschrikkingdes nachts,nochvoordepijldiedesdaagsvliegt;

6Nochvoordepestdieindeduisternisrondwaart,noch voorhetverderfdatopdemiddagverwoest

7Aanuwzijdezullenerduizendvallen,enaanuw rechterhandtienduizend,maartotuzalhetnietgenaken 8Alleenmetuwogenzultuhetzienendebeloningvande goddelozenzien

9WantGijhebtdeHEERE,diemijnToevluchtis,de Allerhoogste,totUwWoninggemaakt,

10Geenkwaadzaluoverkomen,engeenplaagzaluwtent naderen

11WantHijzalZijnengelenaangaandeubevelen,datzij ubewarenopaluwwegen

12Zijzullenuopdehandendragen,opdatgijuwvoetniet aaneensteenstoot.

13Opfelleleeuwenenadderszultgijtreden,jonge leeuwenendraakzultgijvertrappen

14OmdathijMijzoliefheeft,zalIkhembevrijden;Ikzal hembeschutten,omdathijMijnNaamkent

15HijzalMijaanroepen,enIkzalhemantwoorden;Ikzal bijhemzijnindebenauwdheid,Ikzalhemeruitreddenen hemeren

16Ikzalhemmetlangheidvandagenverzadigen,enIkzal hemMijnheildoenzien.

HOOFDSTUK92

1(Eenpsalmofliedvoordesabbatdag)Hetisgoedde HEEREtedankenenUwNaamtepsalmen,oAllerhoogste 2Om'smorgensuwgoedertierenheidtebewijzen,enelke nachtuwtrouw,

3Opeeninstrumentmettiensnaren,opdeluitenopde harpmeteenplechtigeklank.

4WantGij,HEERE,hebtmijverheugddoorUwwerk;ik zaljuichenoverdewerkenUwerhanden

5HoegrootzijnUwwerken,HEERE,enhoediepzijnUw gedachten

6Eendwaasweetditniet,eneendwaasbegrijptditniet

7Wanneerdegoddelozenopschietenalshetgras,en wanneeraldewerkersvanongerechtigheidbloeien,dan zullenzijvooreeuwigverdelgdworden

8MaarGij,HEERE,zijtdeAllerhoogste,ineeuwigheid.

9Wantzie,Uwvijanden,HEERE,wantzie,Uwvijanden zullenvergaan;aldewerkersvanongerechtigheidzullen verstrooidworden

10MaarmijnhoornzultGijverhogenalsdehoornvaneen eenhoorn;ikzalgezalfdwordenmetverseolie

11Mijnogenzullenmijnbegeertenaarmijnvijandenzien, enmijnorenzullenmijnbegeertenaardegoddelozen horendietegenmijopstaan

12Derechtvaardigezalbloeienalseenpalmboom,hijzal opschietenalseencederopdeLibanon 13ZijdiegeplantzijninhethuisvandeHEERE,zullen bloeienindevoorhovenvanonzeGod

14Zijzullennogvruchtdrageninhunouderdom,zij zullenvetengezondzijn; 15OmtelatenziendatdeHEEREoprechtis;Hijismijn rots,erisgeenonrechtinHem

HOOFDSTUK93

1DeHEEREisKoning;Hijisbekleedmetmajesteit;de HEEREisbekleedmetkracht,waarmedeHijZichomgord heeft;ookisdewereldvastgeworden,zodatzijnietkan wankelen

2Uwtroonstaatvanoudshervast,Gijzijtvaneeuwigheid 3Dewaterstromenzijnopgestegen,HEERE!De waterstromenhebbenhunstemverheven,dewaterstromen hebbenhungolvenopgestegen

4DeHEEREindehemelismachtigerdanhetgedruisvan geweldigewateren,dandemachtigegolvenvandezee 5Uwgetuigenissenzijnzeerbetrouwbaar;heiligheidpast Uwhuis,HEERE,vooreeuwig

HOOFDSTUK94

1HEERE,God,Gij,Wienswraaktoebehoort,verschijn voorons.

2VerhefU,Rechterderaarde,geefdehoogmoedigeneen loon 3HEERE,hoelangzullendegoddelozen,hoelangzullen degoddelozentriomferen?

4Hoelangzullenzijnogzulkehardewoordensprekenen zeggen,enaldewerkersderongerechtigheidzich beroemen?

5ZijverpletterenUwvolk,HEERE,enteisterenUw erfdeel.

6Weduwenenvreemdelingendodenzij,wezen vermoordenzij

7Maarzijzeggen:DeHEEREzalhetnietzien,endeGod vanJakobzalhetnietopmerken

8Versta,gijonverstandigenonderhetvolk,engijdwazen, wanneerzultgijwijsworden?

9ZouHijdiehetoorplant,niethoren?ZouHijdiehetoog vormt,nietzien?

10Zouhijdiedeheidenentuchtigt,nietbestraffen?Zouhij diedemenskennisbijbrengt,nietweten?

11DeHEEREweetdatdegedachtenvandemensijdel zijn.

12Welzaligisdeman,dieGijtuchtigt,HEERE,endieGij hemuitUwwetonderwijst;

13opdatGijhemrustgeeftvandedagenderbenauwdheid, totdatdekuilgegravenisvoordegoddeloze

14WantdeHEEREzalZijnvolknietverstoten,enHijzal Zijnerfdeelnietverlaten.

15Maarhetrechtzalwederkerentotgerechtigheid,enalle oprechtenvanhartzullenhetvolgen.

16Wiezalvoormijopstaantegendeboosdoeners?Wie zalvoormijopstaantegendebedrijversvan ongerechtigheid?

17AlsdeHEEREmijnietgeholpenhad,zoumijnziel bijnainstiltehebbengewoond

18Toenikdacht:Mijnvoetwankelt,heeftUw goedertierenheid,HEERE,mijondersteund

19Indeveelheidvanmijngedachteninmijnbinnenste verheugenuwvertroostingenmijnziel.

20Zoudetroonderongerechtigheidgemeenschapmetu hebben,diedoordewetonheilsticht?

21Zijkomensamentegendezielvanderechtvaardigeen veroordelenhetonschuldigebloed

22MaardeHEEREismijnburcht,mijnGodisdeRots mijnertoevlucht.

23Hijzalhunongerechtigheidoverhenbrengenenhenin hunboosheiduitroeien.Ja,deHEERE,onzeGod,zalhen uitroeien.

HOOFDSTUK95

1Komt,laatonsvoordeHEEREzingen,laatonsjuichen voorderotsvanonsheil

2Latenwijvoorzijnaangezichtkomenmetdankzegging envoorhemjuichenmetpsalmen

3WantdeHEEREiseengrootGodeneengrootKoning, bovenallegoden

4Inzijnhandzijndedieptenvandeaarde;ookdekracht vandeheuvelsbehoorthemtoe.

5VanHemisdezee,enHijheefthaargemaakt,enZijn handenhebbenhetdrogegevormd

6Komt,latenwijonsnederbuigenenonsbuigen,knielen voordeHEERE,onzeMaker

7WantHijisonzeGod,enwijzijnhetvolkvanZijn weide,endeschapenvanZijnhand.IndiengijhedenZijn stemhoort,

8Verharduwhartniet,zoalsindeverbitteringenzoalsop dedagvandeverzoekingindewoestijn.

9ToenuwvaderenMijopdeproefstelden,Mijopde proefsteldenenMijnwerkzagen,

10VeertigjaarlangwasIkbedroefdoverditgeslacht,en zeide:Hetiseenvolk,datdwaaltinzijnhart,enMijn wegennietkent

11AanhenhebIkinMijntoorngezworen,datzijMijn rustnietzoudenbinnengaan

HOOFDSTUK96

1ZingvoordeHEEREeennieuwlied!Zingvoorde HEERE,heeldeaarde.

2ZingvoordeHEERE,loofzijnnaam,verkondigzijnheil vandagtotdag

3Maakzijnheerlijkheidbekendonderdeheidenvolken, zijnwonderenonderallevolken

4WantdeHEEREisgrootenzeerteprijzen,Hijis ontzagwekkendbovenallegoden.

5Wantaldegodendervolkenzijnafgoden,maarde HEEREheeftdehemelgemaakt

6Eerenmajesteitzijnvoorzijnaangezicht;krachten schoonheidzijninzijnheiligdom

7GeeftdeHEERE,gijstammendesvolks,geeftde HEEREeerenmacht

8GeefdeHEEREdeeerdieZijnNaamtoekomt;breng eenofferengainZijnvoorhoven

9AanbiddeHEERinheiligeschoonheid.Hebontzagvoor hem,heeldeaarde

10Zegonderdeheidenvolken:DeHEEREregeert;danzal dewereldvastgemaaktworden,zodatzijnietwankelt;Hij zaldevolkenrechtvaardigrichten

11Laatdehemelenzichverheugenenlaatdeaardevrolijk zijn;laatdezeebruisenenalwatzijbevat

12Laathetveldvrolijkzijnenalwatdaarinis;danzullen allebomenvanhetwoudzichverheugen.

13VoorhetaangezichtvandeHEERE,wantHijkomt, wantHijkomtomdeaardeteoordelen;Hijzaldewereld oordelenmetgerechtigheidendevolkenmetZijnwaarheid

HOOFDSTUK97

1DeHEEREzalKoningzijn;laatdeaardezichverheugen, laatdemenigtedereilandenzichdaaroververheugen.

2WolkenenduisterniszijnrondomHem,maar gerechtigheidenrechtzijndewoonplaatsvanZijntroon 3Eenvuurgaatvoorhemuitenverbrandtzijnvijanden rondom

4Zijnbliksemstralenverlichttendewereld;deaardezag hetenbeefde

5Debergensmoltenalswasdoordeaanwezigheidvande HEER,doordeaanwezigheidvandeHeervandehele aarde

6Dehemelenverkondigenzijngerechtigheid,enalle volkenaanschouwenzijnheerlijkheid.

7Allendiebeeldendienen,wordenteschande,zijdiezich opafgodenberoemen;buigtuvoorHemneer,allegoden

8Sionhoordehetenwasblij,endedochtersvanJuda verheugdenzichoveruwoordelen,HEERE

9WantGij,HEERE,zijthoogbovendegeheleaarde,ver bovenallegodenzijtGijverheven.

10Gij,diedeHEEREliefhebt,haathetkwaad;Hij bewaartdezielenZijnergunstgenoten,Hijredthenuitde handdergoddelozen.

11Hetlichtisgezaaidvoorderechtvaardigen,envreugde voordeoprechtenvanhart

12VerheuguindeHEERE,gijrechtvaardigen,endank GodtergedachtenisaanZijnheiligheid

HOOFDSTUK98

1(EenPsalm)ZingvoordeHEEREeennieuwlied,want wonderenheeftHijgedaan;ZijnrechterhandenZijn heiligearmhebbenHemdeoverwinninggegeven

2DeHEEREheeftZijnheilbekendgemaakt;HijheeftZijn gerechtigheidopenlijkgetoondvoordeogenvande heidenvolken

3HijheeftgedachtaanZijngoedertierenheidenZijntrouw aanhethuisvanIsraël;alleeindenderaardehebbende verlossingvanonzeGodgezien

4JuichvoordeHEERE,heeldeaarde;juich,verheuguen zing.

5ZingvoordeHEEREmetdeharp,metdeharp,metde stemvaneenpsalm.

6JuichvoorhetaangezichtvandeHEERE,deKoning, mettrompettenenbazuingeschal

7Laatdezeebruisenenalwatzijbevat,dewereldendie daarinwonen.

8Laatdewaterstromenindehandenklappen,laatde heuvelssamenjuichen

9VoorhetaangezichtvandeHEERE,wantHijkomtom deaardeterichten;ingerechtigheidzalHijdewereld oordelenendevolkenopbillijkewijze.

HOOFDSTUK99

1DeHEEREregeert;devolkenbeven;Hijzetelttussende cherubs;deaardesiddert

2DeHEEREisgrootinSion,enHijisverhevenboven allevolken.

3Latenzijuwgroteengeduchtenaamloven,wantdieis heilig.

4Dekrachtvandekoningheefthetrechtlief;Gijvestigt hetrecht,GijdoetrechtengerechtigheidinJakob 5VerheerlijkdeHEERE,onzeGod,enbuiguneervoor Zijnvoetbank,wantHijisheilig.

6MozesenAäronwarenonderzijnpriesters,enSamuel wasonderhendiezijnnaamaanriepen;zijriepende HEEREaan,enHijantwoorddehun

7HijspraktothenindewolkkolomZijhieldenzichaan zijngetuigenissenenaandevoorschriftendiehijhungaf.

8Gijhebthungeantwoord,HEERE,onzeGod;Gijwaart eenGod,Diehunvergevinggeschonkenhebt,hoewelGij wraakgenomenhebtvoorhunbedenksels.

9VerheerlijkdeHEERE,onzeGod,enbuiguneervoor Zijnheiligeberg,wantdeHEERE,onzeGod,isheilig

HOOFDSTUK100

1(Eenlofpsalm.)JuichtvoordeHEERE,allelanden.

2DiendeHEEREmetvreugde,komvoorzijnaangezicht metgejuich

3WeetdatdeHEEREGodis.Hijheeftonsgemaakt,en nietwijWijzijnZijnvolkendeschapenvanZijnweide 4Gaatmeteenlofliedzijnpoortenbinnen,metlofprijzing zijnvoorhoven;danktHemenprijstzijnnaam.

5WantdeHEEREisgoed,Zijngoedertierenheidduurttot ineeuwigheid,enZijntrouwduurtvangeneratieop generatie.

HOOFDSTUK101

1(EenpsalmvanDavid)Ikwilzingenvan goedertierenheidenrecht;voorU,HEERE,wilikzingen 2Ikzalmijverstandiggedragenopeenvolmaaktemanier. OwanneerzultGijtotmijkomen?Ikzalinmijnhuis wandelenmeteenvolmaakthart

3IkzalMijgeenkwaadvoorogenstellen;Ikhaathetwerk vanhendieafwijken;hetzalMijnietaankleven 4Eenverkeerdhartzalvanmijwijken,eengoddeloos menswiliknietkennen.

5Wiezijnnaasteheimelijklastert,diezalIkuitroeien;wie eenhogeblikheefteneenhooghartighart,zalIkniet verdragen.

6Mijnogenzullengerichtzijnopdegetrouwenvanhet land,zodatzijbijMijkunnenwonen.Wiedewegvanhet rechtepadvolgt,zalMijdienen

7Wiebedrogpleegt,zalinmijnhuisnietblijven;wie leugensvertelt,zalvoormijnogennietblijven

8Ikzalallegoddelozeninhetlandzosnelmogelijk verdelgen,enallegoddelozenuitdestadvandeHEERE uitroeien

HOOFDSTUK102

1(Eengebedvandeellendige,wanneerhijoverweldigdis enzijnklachtvoorhetaangezichtvandeHEEREuitstort) Hoormijngebed,HEERE,enlaatmijngeroeptotU komen

2VerbergUwaangezichtnietvoormijtendagealsikin noodben;neigUwoortotmij;tendagealsikroep, antwoordmijdanspoedig

3Wantmijndagenzijnvergaanalsrook,enmijn beenderenzijnverbrandalseenhaard.

4Mijnhartisgeslagenenverdordalsgras,zodatikvergeet mijnbroodteeten

5Doorhetgeluidvanmijngekermklevenmijnbottenaan mijnhuid

6Ikbenalseenpelikaanindewoestijn,alseenuilinde woestijn

7Ikwaak,enbenalseenmuseenzaamophetdakvanhet huis.

8Mijnvijandensmadenmijdeheledag;enzijdietegen mijwoedendzijn,hebbentegenmijgezworen

9Wantikhebasgegetenalsbrood,enmijndrank gemengdmetgeween,

10OmUwgramschapenUwtoorn,omdatGijmijhebt opgehevenenneergeworpen.

11Mijndagenzijnalseenafnemendeschaduw;ikverdord alsgras

12MaarGij,HEERE,zultvooreeuwigblijven,enUw gedachtenisvangeslachttotgeslacht

13GijzultopstaanenuoverSionontfermen,wantdetijd omhaargenadigtezijn,ja,devastgesteldetijd,isgekomen.

14Wantuwdienarenhebbenbehageninhaarstenen,enin haarstof

15DanzullendeheidenvolkendeNaamvandeHEERE vrezen,enallekoningenderaardeuwheerlijkheid

16WanneerdeHEERESionzalopbouwen,zalHijinZijn heerlijkheidverschijnen.

17Hijzalachtgevenophetgebedvandebehoeftigeen hungebednietverachten

18Ditzalopgeschrevenwordenvoorhetkomende geslacht,enhetvolkdatgeschapenwordt,zaldeHEERE loven

19WantHijheeftuitdehoogtevanZijnheiligdom neergezien;uitdehemelheeftdeHEEREnaardeaarde gekeken;

20Omhetgekermvandegevangenetehoren,omhendie terdoodveroordeeldzijn,lostelaten,

21OmdeNaamvandeHEEREteverkondigeninSion,en ZijnlofinJeruzalem;

22Wanneerhetvolkendekoninkrijkenzichverzamelen omdeHEEREtedienen

23Hijheeftmijnkrachtopmijnwegverzwakt,mijndagen verkort

24Ikzei:MijnGod,neemmijnietwegopdehelftvan mijndagen;Uwjarenzijnvangeneratieopgeneratie

25VanoudsherhebtGijdeaardegegrondvest,ende hemelenzijnhetwerkvanUwhanden

26Zijzullenvergaan,maarGijzultblijvenbestaan;ja,zij zullenalleverslijtenalseenkleed;alseengewaadzultGij zeverwisselen,enzijzullenveranderdworden

27Maarjijblijftdezelfde,enaanjouwjarenzalgeeneinde komen

28Dekinderenvanuwdienarenzullenblijvenbestaan,en hunnageslachtzalvooruwaangezichtbevestigdworden

HOOFDSTUK103

1(EenpsalmvanDavid)LoofdeHEERE,mijnziel,enal watinmijis,loofzijnheiligeNaam.

2LoofdeHEERE,mijnziel,envergeetgeenvanZijn weldaden

3Diealuwongerechtighedenvergeeft,diealuwziekten geneest;

4Dieuwlevenverlostvanhetverderf,dieukroontmet goedertierenheidenbarmhartigheden;

5Dieuwmondverzadigtmethetgoede,zodatuwjeugd zichvernieuwtalsdievaneenarend

6DeHEEREdoetgerechtigheidenrechtaande verdrukten

7HijmaakteaanMozeszijnwegenbekend,aande Israëlietenzijndaden.

8BarmhartigengenadigisdeHEER,lankmoedigenrijk aangoedertierenheid

9Hijzalnietvooraltijdberispen,enzijntoornzalhijniet vooreeuwigbewaren

10Hijdoetonsnietnaaronzezonden,envergeldtonsniet naaronzeongerechtigheden.

11Wantzohoogdehemelisbovendeaarde,zogrootis zijngoedertierenheidoverhendiehemvrezen

12Zoveralshetoostenisvanhetwesten,zoverheeftHij onzeovertredingenvanonsverwijderd

13Zoalseenvaderzichontfermtoverzijnkinderen,zo ontfermtdeHEEREzichoverhendieHemvrezen.

14WantHijweethoemaakselwijzijn,Hijvergeetnietdat wijstofzijn

15Demensheeftzulkedagenalsgras,alseenbloeminhet veldbloeithij

16Wantdewindwaaiteroverheen,enhetisweg,enzijn plaatszalhetnietmeerkennen.

17MaardegoedertierenheiddesHEERENisvan eeuwigheidtoteeuwigheidoverhen,dieHemvrezen,en Zijngerechtigheidaankindskinderen;

18VoorhendieZijnverbondinachtnemen,enaanZijn gebodendenkenomdietedoen

19DeHEEREheeftZijntroonindehemelgevestigd,en Zijnkoningschapheerstoveralles

20LoofdeHEERE,gijZijnengelen,diedeoverhandhebt inkracht,dieZijngebodendoetenluistertnaardestem vanZijnwoord

21LooftdeHEERE,alzijnlegerscharen,gijdienarenvan Hem,diezijnwelbehagendoet.

22LoofdeHEERE,alZijnwerken,inalleplaatsenvan Zijnheerschappij;loofdeHEERE,mijnziel.

HOOFDSTUK104

1LoofdeHEERE,mijnziel!HEERE,mijnGod,Gijzijt zeergroot;Gijzijtbekleedmeteerenmajesteit

2DieUomhultmethetlichtalsmeteenkleed;diede hemeluitspantalseendoek;

3Diedebalkenvanzijnkamersinhetwaterlegt;Diede wolkentotzijnwagenmaakt;Diewandeltopdevleugels vandewind;

4Diezijnengelentotgeestenmaakt,zijndienarentoteen vlammendvuur.

5Diedefundamentenvandeaardeheeftgelegd,zodatzij vooreeuwignietzouwankelen

6Gijhebthetmetdewatervloedbedektalsmeteenkleed; hetwaterreiktetotbovendebergen.

7Opuwbestraffingzijnzijgevlucht,ophetgeluidvanuw donderzijnzijweggevlucht.

8Zijklimmenopdebergen,zijdalenafdoordedalen, naardeplaatsdieGijvoorhengegrondvesthebt

9Gijhebteengrensgesteld,diezijnietzullen overschrijden,dienietzalterugkerenomdeaardete bedekken

10Hijlaatdebronnenontspringenindedalen,dietussen debergendoorstromen

11Zijgevenalhetgediertevanhetveldtedrinken;de wildeezelslessenhundorst.

12Daarzullendevogelsdeshemelswonen,diezingen tussendetakken

13Hijbevochtigtdebergenvanuitzijnvertrekken;de aardewordtverzadigdvandevruchtvanuwwerken

14Hijlaathetgrasopschietenvoorhetvee,enhetgewas voordedienstvandemens,omvoedseluitdeaardete doenvoortkomen;

15Enwijn,diehethartvandemensverheugt,enolie,die hetgezichtdoetglanzen,enbrood,dathethartvande mensversterkt

16DebomenvandeHEEREzijnvolsap,decedersvande Libanon,dieHijgeplantheeft;

17Waardevogelshunnestmaken,endeooievaarzijn woningindesparren

18Dehogeheuvelszijneentoevluchtsoordvoorde steenbokken,enderotsenvoordekonijnen

19Hijheeftdemaanbepaaldvoordevastetijden,dezon weethoehijondergaat.

20Gijmaaktduisternis,enhetwordtnacht;daarinkruipen allewildedierenvanhetwoudrond

21Dejongeleeuwenbrullennaarhunprooi,enzijvragen Godomhunvoedsel

22Dezongaatop,zijverzamelenzichenleggenzichneer inhunholen.

23Demensgaatnaarzijnwerkenzijnarbeidtotdeavond 24HoeveelvuldigzijnUwwerken,HEERE!Metwijsheid hebtGijzeallegemaakt;deaardeisvolvanUwrijkdom.

25Zoishetookmetdezegroteenwijdezee,waarin ontelbarewezensrondkruipen,zowelkleinealsgrote dieren.

26Daarvarendeschepen;daarisdeleviathan,diegij daarophebtlatenspelen

27DezewachtenallemaalopU,zodatUhunoptijdhun voedselkuntgeven

28AlsGijhungeeft,verzamelenzij;alsGijUwhand opent,wordenzijverzadigdmethetgoede

29VerbergUwaangezicht,zijwordenverschrikt;beneemt Gijhunadem,zijstervenenkerenterugtothunstof 30ZendUwGeestuit,zijwordengeschapen,enU vernieuwthetaangezichtvandeaarde

31DeheerlijkheidvandeHEEREzalvooreeuwigduren; deHEEREzalzichverheugeninzijnwerken

32Hijzietdeaardeenzijbeeft;hijraaktdebergenaanen zijroken.

33IkzalvoordeHEEREzingen,zolangikleef;ikzalvoor mijnGodpsalmenzingen,zolangikleef

34MijnoverdenkingvanHemzalzoetzijn;ikzalmij verheugenindeHEERE

35Laatdezondaarsvandeaardevergaan,enlaatde goddelozenernietmeerzijn.LoofdeHEERE,mijnziel! LoofdeHEERE

HOOFDSTUK105

1LooftdeHEERE,roepzijnNaamaan,maakonderde volkenzijndadenbekend.

2ZingvoorHem,zingpsalmenvoorHem,spreekoveral Zijnwonderen

3Roeminzijnheiligenaam;laathethartvanhendiede HEEREzoeken,zichverheugen

4ZoekdeHEEREenZijnsterkte;zoekZijnaangezicht vooraltijd

5DenkaandewonderendieHijgedaanheeft,aanzijn wonderenenaandeoordelenvanzijnmond.

6O,nageslachtvanAbraham,zijndienaar,o,kinderenvan Jakob,zijnuitverkorene

7HijisdeHEERE,onzeGod;zijnoordelengaanoverde heleaarde

8HijgedenktZijnverbondvooreeuwig,hetwoorddatHij gebodenheeftaanduizendgeneraties.

9WelkverbondHijmetAbrahamsloot,enZijneedaan Izak;

10EnHijbevestigdehetvoorJakobtoteeninzetting,en voorIsraëltoteeneeuwigverbond

11Ikzei:AanuzalIkhetlandKanaängeven,hetu toegemetenerfdeel.

12Toenwarenernogmaarweinigmensen,ja,zeer weinigen,envreemdelingenindiestad

13Toenzijvanhetenevolknaarhetanderegingen,van hetenekoninkrijknaarhetanderevolk,

14Hijlietniettoedatiemandhunkwaaddeed;zelfs koningenbestraftehijomwillevanhen;

15Zeggende:Raakmijngezalfdennietaanendoemijn profetengeenkwaad

16Bovendienriephijhongersnooduitoverhetland;hij brakdehelebroodvoorraad

17Hijzondeenmanvoorhenuit,namelijkJozef,dieals slaafverkochtwas.

18Wiensvoetenmetboeiengekluisterdwaren;hijwerdin ijzergelegd;

19Totdatzijnwoordkwam:hetwoordvandeHEERE beproefdehem

20Dekoningstuurdebodenenliethemvrij,zelfsdeleider vanhetvolk,enlietheminvrijheidgaan.

21Hijsteldehemaantotheeroverzijnhuisentotheerser overheelzijnbezit.

22Omzijnvorstennaarzijnwelbehagentebinden,enzijn senatorenwijsheidteleren

23OokIsraëlkwaminEgypte,enJakobverbleefals vreemdelinginhetlandvanCham.

24EnHijvermeerderdezijnvolkzeer,enmaaktehen sterkerdanhunvijanden

25Hijbrachthunhartertoezijnvolktehatenenzijn dienarenlistigtebehandelen

26HijzondzijndienaarMozesenAäron,diehijhad uitgekozen

27ZijlietenZijntekenenaanhenzien,enwondereninhet landvanCham.

28Hijzondduisternisenmaaktehetduister,enzij kwamennietinopstandtegenzijnwoord

29Hijveranderdehunwaterinbloedendooddehunvissen

30Hunlandbrachteenovervloedaankikkersvoort,inde vertrekkenvanhunkoningen

31Hijsprak,enerkwamenallerleisoortenvliegenen luizeninalhungebieden.

32Hijgafhunhagelinplaatsvanregen,envlammend vuurinhunland

33Hijsloeghunwijnstokkenenhunvijgenbomen,enbrak debomenaanhunkust

34Hijsprak,enerkwamensprinkhanenenrupsen,endat zondertal,

35Enzijatenalhetgewasinhunlandop,enatende vruchtvanhunlandop.

36Ookdooddehijalleeerstgeboreneninhunland,de voornaamstenvanalhunmacht

37Hijvoerdehenookuitmetzilverengoud,enerwas nietéénzwakkeonderhunstammen

38DeEgyptenarenwarenblijtoenzevertrokken,wantde schrikvoorhenwasophenafgedaald.

39Hijspreiddeeenwolkuittotbedekking,envuuromte lichtenindenacht

40Toenhetvolkeromvroeg,brachthijkwartelsen verzadigdehenmethetbrooduitdehemel

41Hijspleetderotsopenenhetwaterstroomdeeruit;het stroomdeoverdedorreplaatsenalseenrivier.

42WantHijdachtaanZijnheiligebelofte,enaan Abraham,Zijndienaar

43EnHijleiddeZijnvolkuitmetblijdschap,enZijn uitverkorenenmetgejuich

44EnHijgafhundelandenderheidenen,enzijerfdende arbeidvanhetvolk;

45OpdatzijZijninzettingenzoudenonderhouden,enZijn wettenzoudenhoudenLooftdenHEERE

HOOFDSTUK106

1LooftdeHEERE,prijstdeHEERE,wantHijisgoed, wantZijngoedertierenheidistotineeuwigheid

2WiekandemachtigedadenvandeHEEREverkondigen, wiekanalZijnlofverkondigen?

3Zaligzijnzijdiehetrechtonderhouden,endieteallen tijdegerechtigheiddoen

4Gedenkmij,HEERE,metdeweldadendieGijaanUw volkbewijst;bezoekmijmetUwheil;

5opdatikhetgoedevanuwuitverkorenenmagzien,opdat ikmijmagverheugenindeblijdschapvanuwvolk,opdat ikmijmagberoemenopuwerfdeel

6Wijhebbengezondigdmetonzevaderen,wijhebben onrechtgedaan,wijhebbengoddeloosgehandeld

7OnzevaderenhebbeninEgypteuwwonderenniet begrepen,zijhebbennietgedachtaandegrotehoeveelheid uwerbarmhartigheden,maarzijhebbenHemtergend langzaamaandezee,aandeSchelfzee,tergt

8MaarHijheefthengeredomwillevanZijnNaam,om Zijnmachtbekendtemaken

9HijbestraftedeSchelfzee,zodatdezedroogvielHij leiddehendoordedieptenvandezee,alsdooreen woestijn

10Hijverlostehenuitdehandvanhemdiehenhaatte,en verlostehenuitdehandvandevijand.

11Enhetwaterbedektehunvijanden;erbleefnietéénvan henover

12Toengeloofdenzijzijnwoorden;zijzongenzijnlof 13Zijvergatenspoedigzijndaden,zijwachttennietop zijnraad

14Maarindewoestijnhaddenzijgrotebegeerteneninde wildernisverzochtenzijGod.

15EnHijgafhunhunverzoek,maarzondvermageringin hunziel

16OokMozes,dieinhetlegerkampwas,werddoorhen benijd,enookAäron,deheiligevandeHEERE

17ToenopendedeaardezichenverzwolgDathan,en bedektedegroepvanAbiram

18Enerontstondeenvuuronderhen,eenvlamdiede goddelozenverbrandde.

19ZijmaakteneenkalfopdeHorebenaanbadenhet gegotenbeeld

20Zoveranderdenzijhunmajesteitindegelijkenismet eenosdiegraseet

21ZijvergatenGod,hunredder,diegrotedingenin Egyptegedaanhad;

22WonderlijkedingengebeurdeninhetlandvanCham,en vreselijkedingenaandeSchelfzee

23DaaromzeiHijdatHijhenzouvernietigen,alsniet Mozes,Zijnuitverkorene,voorHemindebreszoustaan omZijntoornaftewenden,zodatHijhennietzou vernietigen.

24Ja,zijhebbenhetlieflijkelandveracht,zijhebbenzijn woordnietgeloofd

25Maarzijmordeninhuntentenenluisterdennietnaarde stemvandeHEERE

26DaaromhiefHijZijnhandtegenhenopomheninde woestijnneerteslaan.

27Omookhunnageslachtonderdeheidenvolkenwegte jagenenhenoverdelandenteverspreiden

28OokzijslotenzichaanbijBaäl-Peorenatendeoffers vandedoden

29ZoverwektenzijHemmethunverzinsels,endepest trofhen.

30ToenstondPinehasopenvoerdehetoordeeluit,enzo werddeplaagtotstaangebracht

31Endatwerdhemtotgerechtigheidgerekend,vooralle generaties,totineeuwigheid

32Ookmaaktenzijhemboosoverhetwatervandetwist, zodathetMozesslechtvergingomwillevanhen.

33Omdatzijzijngeesttergden,zodathijondoordachte woordensprakmetzijnlippen

34Zijhebbendevolkennietvernietigd,aanwiede HEEREhungebodenhad

35Maarzijvermengdenzichmetdeheidenenenleerden hunwerken

36Enzijdiendenhunafgoden,dievoorheneenvalstrik werden

37Ja,zijofferdenhunzonenenhundochtersaande duivels,

38Enzijvergotenonschuldigbloed,hetbloedvanhun zonenendochters,diezijaandeafgodenvanKanaän offerden;enhetlandwerdmetbloedverontreinigd

39Alduswerdenzijverontreinigdmethuneigenwerken, enzijgingenhoererijbedrijvenmethuneigenbedenksels

40DaaromontstakdetoornvandeHEEREtegenZijnvolk, zodatHijeenafschuwkreegvanZijneigenerfdeel.

41EnHijgafhenoverindehandvandeheidenvolken,en hunhatersheerstenoverhen

42Ookhunvijandenonderdruktenhen,enzijwerdenaan hunhandonderworpen.

43Hijheefthendikwijlsgered,maarzijhebbenHemmet hunraadsbesluitgetergdenzijnomhunongerechtigheid vernederd.

44MaarHijzaghunellendeaan,toenHijhungeroep hoorde:

45EnHijdachtaanZijnverbondmethen,enHijbekeerde zichovereenkomstigdeveelheidvanZijnbarmhartigheden 46Hijzorgdeervoordatzijmedelijdenkregenmetallen diehengevangenhaddengenomen

47Verlosons,HEERE,onzeGod,enverzamelonsuitde heidenvolken,opdatwijUwheiligeNaamloveneninUw lofjuichen

48GeprezenzijdeHEERE,deGodvanIsrael,van eeuwigheidtoteeuwigheid!Enlaatalhetvolkzeggen: Amen!LooftdeHEERE!

HOOFDSTUK107

1LooftdeHEERE,wantHijisgoed,wantZijn goedertierenheidisvooreeuwig.

2LaatdeverlostenvandeHEEREzospreken,dieHijuit dehandvandevijandheeftverlost;

3EnHijverzameldehenuitdelanden,vanhetoostenen vanhetwesten,vanhetnoordenenvanhetzuiden

4Zedwaaldeneenzaamdoordewoestijn,zondereenstad tevindenwaarzekondenwonen.

5Hongerigendorstig,hunzielbezweekinhen

6ToenriepenzijtotdeHEEREinhunbenauwdheid,en Hijreddehenuithunangsten.

7Enhijleiddehenlangsderechteweg,zodatzijnaareen woonplaatskondengaan

8Och,datmendeHEEREzoulovenomzijngoedheiden omdewonderendieHijaandemensenkinderenheeft gedaan!

9WantHijverzadigtdeverlangendeziel,envervultde hongerigezielmethetgoede

10Zijdieinduisternisenindeschaduwvandedoodzitten, gebondeninellendeenijzer;

11OmdatzijzichtegendewoordenvanGodverzettenen deraadvandeAllerhoogsteverachtten

12DaaromvernederdeHijhunhartdoordepijn,zodatzij vielenenerwasniemanddiehenhielp

13ToenriepenzijtotdeHEEREinhunbenauwdheid,en Hijverlostehenuithunangsten.

14Hijleiddehenuitdeduisternisendeschaduwvande dood,enverbrakhunbanden.

15Och,datmendeHEEREzoulovenomzijngoedheiden omdewonderendieHijaandemensenkinderenheeft gedaan!

16WantHijheeftdekoperenpoortenverbrokenende ijzerengrendelsverbrijzeld

17Dwazenwordenverdruktvanwegehunovertredingen vanwegehunongerechtigheden

18Hunzielheefteenafkeervanallevoedsel,enzijzijn nabijdepoortenvandedood.

19DanroepenzijtotdeHEEREinhunbenauwdheid,en Hijredthenuithunangsten

20Hijzondzijnwoord,genashenenverlostehenvanhun verwoestingen

21Och,datmendeHEEREzoulovenomzijngoedheiden omdewonderendieHijaandemensenkinderenheeft gedaan!

22Enlatenzijdankoffersofferenenzijnwerkenmet vreugdeverkondigen.

23Diemetschepennaardezeevaren,diehandeldrijven opdegrotewateren;

24DezenziendewerkendesHEEREN,enZijnwonderen indediepte

25WantHijgebiedt,endoeteenstormwindopkomen,die haargolvenopheft

26Zijstijgenopnaardehemel,maardalenweerafnaarde diepten;hunzielsmeltvanbenauwdheid.

27Zijwaggelenheenenweerenwaggelenalseendronken man,enzijnteneinderaad

28DanroepenzijtotdeHEEREinhunbenauwdheid,en Hijleidthenuithunangsten

29Hijmaaktdestormstil,zodatdegolvenervantotrust komen.

30Danverheugenzijzich,omdatzijrustigzijn;daarom brengtHijhennaardehavenvanhunverlangen

31Och,datmendeHEEREzoulovenomzijngoedheiden omdewonderendieHijaandemensenkinderenheeft gedaan!

32LatenzijHemprijzenindevergaderingvanhetvolken Hemlovenindevergaderingvandeoudsten

33Hijverandertrivierenineenwoestijn,ende waterbronnenindorregrond;

34Eenvruchtbaarlandisveranderdinonvruchtbaarheid, vanwegedeslechtheidvanhendieerinwonen

35Hijverandertdewoestijninstilstaandwater,enhet dorrelandinwaterbronnen

36Endaarlaathijdehongerigenwonen,opdatzijeenstad gereedmakenomintewonen;

37Enzaaideakkersenplantwijngaarden,dievrucht dragen

38Hijzegenthen,zodatzijzeertalrijkworden,enhun veestapellaatHijnietverkleinen

39Opnieuwwordenzeonderdruktenvernederddoor onderdrukking,ellendeenverdriet.

40Hijstortverachtinguitoverdevorsten,enlaathen dwalenindewoestijn,waargeenwegis

41MaarHijverheftdearmeuitzijnverdrukkingenmaakt zijngezinnenalseenkudde

42Derechtvaardigezalhetzienenzichverheugen,maar alleongerechtigheidzalhaarmondsluiten.

43Wiewijsisendezedingeninachtneemt,zalde goedertierenheidvandeHEEREbegrijpen.

HOOFDSTUK108

1(EenliedofpsalmvanDavid.)OGod,mijnhartis vastberaden;ikzalzingenenlofzingen,zelfsmetmijneer 2Wordwakker,psalteriumenharp,ikzelfzalvroeg wakkerworden

3IkzalUloven,HEERE,onderdevolken,enikzalU psalmzingenonderdeheidenvolken.

4WantUwgoedertierenheidisgroottotaandehemel,en Uwwaarheidreikttotaandewolken

5VerhefU,oGod,bovendehemelen,enlaatUweerzijn overdeheleaarde

6opdatuwgeliefdewordegered;verlosmijmetuw rechterhandenantwoordmij.

7Godheeftgesprokeninzijnheiligheid;Ikzaljuichen,Ik zalSichemverdelenenhetdalvanSukkotafmeten.

8Gileadisvanmij;Manasseisvanmij;Efraïmisde sterktemijnshoofds;Judaismijnwetgever; 9Moabismijnwasplaats;overEdomzalikmijnschoen werpen,overFilisteazalikjuichen.

10Wiezalmijnaardesterkestadbrengen,wiezalmij naarEdomvoeren?

11ZultGij,oGod,dieonsverstotenhebt,nietuittrekken metonzelegerscharen?

12Helponsuitdenood,wantdehulpvanmensenis zinloos

13MetdankaanGodzullenwijheldendadenverrichten, wantHijishetdieonzevijandenzalvertreden.

HOOFDSTUK109

1(Voordekoorleider,eenpsalmvanDavid)Zwijgniet, Godvanmijnlof;

2Wantdemondvandegoddelozenendemondvande bedriegerszijntegenmijgeopend;meteenleugenachtige tonghebbenzijtegenmijgesproken

3Ookomringdenzijmijmetwoordenvanhaat,enzij stredentegenmijzonderoorzaak

4Ommijnliefdezijnzijmijntegenstanders,maarikgeef mijoveraanhetgebed.

5Zijhebbenmijkwaadvoorgoedvergolden,enhaatvoor mijnliefde

6Steleengoddelozeoverhemaan,enlaatdesatanaan zijnrechterhandstaan

7Wanneerhijgeoordeeldwordt,laathijdanveroordeeld worden;enlaatzijngebedzondeworden.

8Laatzijndagenkortzijn,enlaateenanderzijnambt overnemen

9Zijnkinderenzullenweeswordenenzijnvrouwweduwe.

10Laatzijnkinderenvoortdurendrondzwervenenbedelen; laathenookuithunverlatenplaatsennaarbroodzoeken

11Laatdeafperseralzijnbezittingenroven,enlaat vreemdenzijnarbeidroven

12Laatniemandhembarmhartigheidbewijzen,enlaat niemandzijnwezenwelwillendheidbetonen.

13Laatzijnnageslachtuitgeroeidworden,enlaatinde generatiedievolgt,hunnaamuitgewistworden

14LaatdeongerechtigheidvanzijnvaderenbijdeHEERE ingedachteniszijn,enlaatdezondevanzijnmoederniet wordenuitgewist.

15Laathenvoortdurendvoorhetaangezichtvande HEEREzijn,opdatHijdeherinneringaanhenvandeaarde uitroeit

16Omdathijernietaandachtbarmhartigheidtebewijzen, maardeellendigeenarmemanvervolgde,omzelfsde gebrokenenvanharttedoden

17ZoalsHijhetvervloekenliefhad,zooverkwamhetHem; zoalsHijgeenvreugdevondinzegenen,zozijhetverre vanHem.

18Zoalshijzichbekleeddemetvloeken,zoalsmetzijn kleed,zokwamhetinzijnbinnenstealswaterenalsoliein zijnbeenderen.

19Laathetvoorhemzijnalseenkleeddathembedekt,en alseengordelwaarmeehijvoortdurendomgordis

20LaatdithetloonzijnvandeHEEREvoormijn tegenstanders,voorhendiekwaadsprekentegenmijnziel.

21MaardoeGijtochaanmij,HEERE,HEERE,omUws Naamswil;wantUwgoedertierenheidisgoed,redmij.

22Wantikbenarmenbehoeftig,enmijnhartisgewondin mijnbinnenste

23Ikvergaalsdeneergaandeschaduw;ikwordheenen weergeslingerdalseensprinkhaan.

24Mijnknieënzijnslapvanhetvasten,enmijnvleesis verzwaktvanvet

25Ookikwerdhuntoteensmaad;alszijmijaanzagen, schuddenzijhethoofd

26Helpmij,HEERE,mijnGod,verlosmij overeenkomstigUwgoedertierenheid

27opdatzijweten,datditUwhandis,datGij,HEERE,dit gedaanhebt.

28Laathenvloeken,maarUzegenen;alszijopstaan,laten zijbeschaamdworden,maarlaatUwdienaarzich verheugen.

29Latenmijntegenstanderszichmetschaamtebekleden, enlatenzijzichmethuneigenschaamtebedekkenalsmet eenmantel.

30IkzaldeHEEREmetmijnmondzeerloven,ja,ikzal Hemlovenonderdemenigte

31WantHijzalaanderechterhandvandearmestaanom hemtereddenvanhendiezijnzielveroordelen

HOOFDSTUK110

1(EenpsalmvanDavid)DeHEEREzeitotmijnHeer:Zit aanmijnrechterhand,totdatIkuwvijandengemaaktheb toteenvoetbankvooru

2DeHEEREzaldestafvanuwmachtuitSionzenden; heersGijinhetmiddenvanuwvijanden.

3Uwvolkzalgewilligzijnopdedagvanuwmacht,in heiligeschoonheid,vandeschootvandemorgenaf;Gij hebtdedauwvanuwjeugd.

4DeHEEREheeftgezworenenhetzalHemniet berouwen:GijzijtPriestervooreeuwig,naardeordening vanMelchizedek.

5DeHEEREisaanuwrechterhandHijzalkoningen verpletterenopdedagvanzijntoorn

6Hijzaloordelenonderdeheidenvolken,Hijzaldesteden metlijkenvullen,Hijzaldehoofdenvanvelelanden verwonden

7Hijzalonderweguitdebeekdrinken;daaromzalhijhet hoofdopheffen

HOOFDSTUK111

1LooftdenHEERE!IkzaldenHEERElovenmetgeheel mijnhart,indevergaderingderoprechteneninde vergadering

2GrootzijndewerkenvandeHEERE,zijwordengezocht doorallendieerbehageninhebben

3Zijnwerkiseerbaarenheerlijk,enzijngerechtigheid duurttotineeuwigheid.

4Hijlaatzijnwonderdadeninherinneringblijven;genadig enbarmhartigisdeHEERE

5HijgeeftvoedselaanhendieHemvrezen;Hijzalvoor eeuwigaanZijnverbonddenken

6Hijheeftaanzijnvolkdekrachtvanzijndadenlatenzien, omhunheterfgoedvandeheidenvolkentegeven.

7Dewerkenvanzijnhandenzijnwaarheidenrecht;alzijn gebodenzijnbetrouwbaar.

8Zijstaanvastvooreeuwigenaltijd,enzijhandelenin waarheidenoprechtheid

9Hijheeftaanzijnvolkverlossinggezonden;vooreeuwig heefthijzijnverbondbevolen;heiligengeduchtiszijn naam

10DevrezedesHEERENishetbeginselderwijsheid;een goedinzichthebbenallen,dieZijngebodendoen;Zijnlof blijftineeuwigheid

HOOFDSTUK112

1LooftdenHEERE!Welzaligisdeman,diedenHEERE vreest,diegrotelustheeftinZijngeboden

2Zijnnageslachtzalmachtigzijnopaarde;hetgeslacht vandeoprechtenzalgezegendworden.

3Rijkdomenrijkdommenzulleninzijnhuiszijn,enzijn gerechtigheidblijftvooreeuwig

4Voordeoprechtengaathetlichtopindeduisternis;Hij isgenadig,barmhartigenrechtvaardig

5Eengoedmensbewijstgenadeenleent;hijzalzijnzaken metbeleidbesturen.

6Hijzalvooreeuwignietwankelen;derechtvaardigezal ineeuwigeherinneringblijven

7Hijhoeftnietbangtezijnvoorslechteberichten,zijnhart isvastberadenenhijvertrouwtopdeHEERE

8Zijnhartisvastberaden,hijzalnietbangzijn,totdathij zijnbegeerteopzijnvijandenziet.

9Hijheeftuitgedeeld,aandearmengegeven;zijn gerechtigheidduurtvooreeuwig;zijnhoornzalmeteer verhoogdworden.

10Degoddelozezalhetzienenontdaanworden;hijzal metzijntandenknarsenenwegsmelten;debegeertevande goddelozezalvergaan.

HOOFDSTUK113

1LooftdeHEERELooft,gijdienarendesHEEREN,looft deNaamdesHEEREN

2GeprezenzijdenaamvandeHEERE,vannuaantotin eeuwigheid

3Vanwaardezonopgaattotwaarzijondergaat,zijde NaamvandeHEEREgeprezen.

4DeHEEREishoogbovenallevolken,enbovende hemelisZijnmajesteit.

5WieisalsdeHEERE,onzeGod,Dieindehoogtewoont, 6DieZichvernedertomdedingenindehemelenopde aardeteaanschouwen,

7Hijrichtdeellendigeopuithetstof,enheftdearmeop uitdemestvaalt;

8opdathijhemzouplaatsenbijdevorsten,bijdevorsten vanzijnvolk

9Hijmaaktdeonvruchtbarevrouwtoteenhuisvrouw,en toteenblijdemoedervankinderen.LooftdeHEERE.

HOOFDSTUK114

1ToenIsraëluitEgyptetrok,hethuisvanJakob,uiteen volkmeteenvreemdetaal,

2Judawaszijnheiligdom,enIsraëlzijnheerschappij

3Dezeezaghetennamdevlucht;deJordaanwerd teruggedreven

4Debergensprongenalsrammen,endeheuveltjesals lammetjes.

5Watisermetugebeurd,zee,datubentgevlucht? Jordaan,datubentteruggedreven?

6Bergen,waarmedegijspringtalsrammen,enheuvelen, waarmedegijspringtalslammeren?

7Beef,gijaarde,voordetegenwoordigheidvande HEERE,voordetegenwoordigheidvandeGodvanJakob; 8Diederotsinstilstaandwaterveranderde,devuursteen ineenwaterbron.

HOOFDSTUK115

1Nietons,HEERE,nietons,maarUwNaamgeefeer,om UwgoedertierenheidenomUwtrouw

2Waaromzoudendeheidenenzeggen:Waarisnuhun God?

3MaaronzeGodisindehemel;HijdoetalwatHem behaagt.

4Hunafgodenzijnvanzilverengoud,hetwerkvan mensenhanden

5Zijhebbeneenmond,maarsprekenniet;ogenhebbenzij, maarzienniet

6Zijhebbenoren,maarzijhorenniet;zijhebbeneenneus, maarzijruikenniet.

7Zijhebbenhanden,maarzijkunnenniethandelen; voetenhebbenzij,maarzijkunnennietlopen;enzij kunnennietsprekendoorhunkeel.

8Degenendiezegemaakthebben,zijnaanhengelijk;zo isookiederdieophenvertrouwt

9Israël,vertrouwopdeHEERE;Hijishunhulpenhun schild

10HuisvanAäron,vertrouwopdeHEERE;Hijishun hulpenhunschild.

11Gij,diedeHEEREvreest,vertrouwtopdeHEERE;Hij ishunhulpenhunschild

12DeHEEREisaanonsgedacht;Hijzalonszegenen;Hij zalhethuisvanIsraëlzegenen;HijzalhethuisvanAäron zegenen

13HijzalzegenenwiedeHEEREvrezen,kleinengroot.

14DeHEEREzalusteedstalrijkermaken,uenuw kinderen

15GezegendzijtgijdoordeHEERE,Diehemelenaarde gemaaktheeft

16Dehemel,dehemelen,zijnvandeHEERE,maarde aardeheeftHijaandemensenkinderengegeven

17DedodenlovendeHEEREniet,evenminalszijdiein stilteafdalen

18MaarwijzullendeHEEREloven,vannuaantotin eeuwigheidLoofdeHEERE

HOOFDSTUK116

1IkhebdeHEERElief,wantHijhoortmijnstem,mijn smeekbeden

2OmdatHijZijnoortotmijneigt,zalikHemaanroepen, zolangikleef.

3Debandendesdoodshaddenmijomringd,endeangsten deshelshaddenmijinhungreep;benauwdheidenverdriet troffenmij

4ToenriepikdeNaamvandeHEEREaan:HEERE,ik smeekU,redmijnziel.

5DeHEEREisgenadigenrechtvaardig;ookisonzeGod barmhartig

6DeHEEREbehoedtdeeenvoudigen;ikwasvernederd, maarHijheeftmijgeholpen

7Keerterugtotuwrust,mijnziel,wantdeHEEREheeftu welgedaan

8WantGijhebtmijnzielgeredvandedood,mijnogen vantranenenmijnvoetenvanstruikelen.

9IkzalvoorhetaangezichtvandeHEEREwandelenin hetlandderlevenden

10Ikgeloofde,daaromhebikgesproken.Ikwaszeer bedroefd

11Ikhebinmijnhaastgezegd:Allemensenzijn leugenaars.

12WatzalikdeHEEREvergeldenvooralzijnweldaden aanmijbewezen?

13IkzaldebekervanhetheilnemenendeNaamvande HEEREaanroepen

14IkzalmijngeloftenaandeHEEREnakomen,nu,inde tegenwoordigheidvanheelzijnvolk.

15KostbaarisindeogenvandeHEEREdedoodvanzijn gunstgenoten

16HEERE,waarlijk,ikbenuwdienaar,ikbenuwdienaar endezoonvanuwdienares;Gijhebtmijnbanden losgemaakt

17IkzalUeendankofferbrengenendeNaamvande HEEREaanroepen

18IkzalmijngeloftenaandeHEEREnubetalen,inde tegenwoordigheidvanheelzijnvolk,

19IndevoorhovenvanhethuisvandeHEERE,inhet middenvanu,oJeruzalem!LooftdeHEERE!

HOOFDSTUK117

1LooftdeHEERE,alleheidenvolken;looftHem,alle natiën

2WantZijngoedertierenheidisgrootoverons,ende waarheiddesHEERENisineeuwigheid.Looftden HEERE

HOOFDSTUK118

1LooftdeHEERE,wantHijisgoed,wantZijn goedertierenheidistotineeuwigheid

2LaatIsraëlnumaarzeggendatzijngoedertierenheidvoor eeuwigduurt

3LaathethuisvanAäronnumaarzeggen:Zijn goedertierenheidduurttotineeuwigheid

4LaatnudegenendiedeHEEREvrezen,zeggendatZijn goedertierenheidvooreeuwigis

5IkrieptotdeHEEREindenood;deHEEREantwoordde mijenzettemijinderuimte.

6DeHEEREismetmij,ikzalnietvrezenWatzoueen mensmijdoen?

7DeHEEREzalmijnzijdekiezenvoorhendiemijhelpen; daaromzalIkmijnlustzienaanhendiemijhaten

8HetisbeteropdeHEERtevertrouwendanopmensente vertrouwen.

9HetisbeteropdeHEERtevertrouwendanopleiders 10Allevolkenhebbenmijomringd,maarindenaamvan deHEEREzalikhenvernietigen.

11Zijhebbenmijomsingeld,ja,zijhebbenmijomsingeld, maarindenaamvandeHEEREzalikhenverdelgen

12Alsbijenomsingeldenzijmij,alsdoornenvuurwerden zijuitgeblustWantindenaamvandeHEEREzalIkhen vernietigen

13Gijhebtmijhardgetroffen,zodatikzouvallen,maarde HEEREheeftmijgeholpen

14DeHEEREismijnkrachtenmijnpsalm,Hijismijtot heilgeweest

15Eenstemvanvreugdeenheilisindewoningenvande rechtvaardigen;derechterhandvandeHEEREdoet kloekmoedigwerk

16DerechterhandvandeHEEREisverheven,de rechterhandvandeHEEREdoetheldhaftigwerk.

17Ikzalnietsterven,maarlevenendewerkenvande HEEREverkondigen

18DeHEEREheeftmijwelhardgetuchtigd,maarHij heeftmijnietaandedoodovergegeven

19Openvoormijdepoortenvandegerechtigheid;ikzal erdoorheengaanendeHEEREloven.

20DitisdepoortvandeHEERE,waardoorde rechtvaardigenzullenbinnengaan

21IkloofU,omdatUmijhebtverhoordenmijtotheil bentgeworden

22Desteendiedebouwershebbenafgekeurd,isde hoeksteengeworden.

23DitishetwerkvandeHEER;hetiswonderbaarinonze ogen

24DitisdedagdiedeHEEREgemaaktheeft;latenwij juichenenblijzijnopdiedag

25IkbidU,HEERE,verlostoch!HEERE,geeftoch voorspoed.

26GezegendishijdiekomtindenaamvandeHEERE! WijzegenenuuithethuisvandeHEERE

27DeHEEREisGod,Dieonslichtgegevenheeft.Bind hetoffermettouwenvast,totaandehorensvanhetaltaar 28GijzijtmijnGod,daaromzalikUloven;Gijzijtmijn God,daaromzalikUverhogen.

29LooftdeHEERE,wantHijisgoed,wantZijn goedertierenheidisvooreeuwig

HOOFDSTUK119

1ALEPHZaligzijnzijdieonbevlektzijnophunweg,die wandelenindewetvandeHEERE

2Zaligzijnzij,diezijngetuigenissenbewarenenhemmet heelhunhartzoeken.

3Ookdoenzijgeenonrecht,zijwandeleninzijnwegen

4Gijhebtonsgeboden,datwijuwbevelennauwgezetin achtmoetennemen

5Och,datmijnwegengerichtwerden,opdatikUw inzettingenzouonderhouden!

6Danzaliknietbeschaamdworden,alsikaluwgeboden inachtneem

7IkzalUlovenmetoprechtheidvanhart,wanneerikUw rechtvaardigebepalingenhebgeleerd

8Ikzaluwinzettingenonderhouden;verlaatmijniet geheelenal.

9BETHWaarmedezaldejongelingzijnpadreinhouden? Alshijdaaropachtgeeftovereenkomstiguwwoord.

10IkzoekUmetheelmijnhart;laatmijnietafdwalenvan uwgeboden

11Ikhebuwwoordinmijnhartgeborgen,opdatiktegenu nietzondige.

12GeprezenzijtGij,HEERE!leermijUwinzettingen

13Metmijnlippenhebikalleoordelenvanuwmond verkondigd

14Ikhebmijverblijdoverdewegvanuwgetuigenissen, meerdanoverallerijkdom.

15IkzalUwbevelenoverdenkenenUwwegeninacht nemen

16Ikzalmijverlustigeninuwverordeningen,uwwoord zaliknietvergeten

17GIMELDoeweldadigaanuwdienaar,danzalikleven enuwwoordonderhouden.

18Openmijnogen,opdatikaanschouwedewonderenuit uwwet

19Ikbeneenvreemdelingopaarde;verbergUwgeboden voormijniet

20Mijnzielbreekt,omdatzijteallentijdeverlangtnaar uwoordelen.

21Gijbestraftdevervloektehoogmoedigen,dievanuw gebodenafdwalen

22Neemsmaadenverachtingvanmijweg,wantikheb uwgetuigenisseninachtgenomen

23Ookvorstenhebbengezetenentegenmijgesproken, maaruwdienaarheeftuwinzettingenoverwogen.

24Uwgetuigenissenzijnmijnverlustigingenmijn raadgevers

25DALETH.Mijnzielkleeftaanhetstof;maakmij levendovereenkomstiguwwoord

26Ikhebmijnwegenbekendgemaakt,enGijhebtmij verhoord;leermijUwinzettingen.

27Laatmijdewegvanuwbevelenverstaan;danzalik vanuwwonderenspreken

28Mijnzielsmeltvankommer;versterkmij overeenkomstiguwwoord

29Neemdewegvandeleugenvanmijweg,enschenkmij genadiguwwet.

30Ikhebdewegderwaarheidgekozen;Uwbepalingen hebikmijvoorgelegd

31Ikhoudmijaanuwgetuigenissen;HEERE,maakmij nietteschande

32Ikzaldewegvanuwgebodenlopen,wanneerumijn hartverruimt

33HIJLeermij,HEERE,dewegvanUwinzettingen,en ikzaldietotheteindetoebewaren

34Geefmijinzicht,danzalikuwwetonderhoudenen haarmetheelmijnhartonderhouden

35Doemijwandelenophetpadvanuwgeboden,want daarinhebikvreugde

36Neigmijnharttotuwgetuigenissenenniettot winstbejag.

37Wendmijnogenaf,zodatzijgeenijdeledingenzien; maakmijlevenddoorUwweg

38Bevestiguwwoordaanuwdienaar,dieuwvrezeis toegewijd

39Wendmijnsmaadaf,dieikvrees,wantUwoordelen zijngoed.

40Zie,ikverlangnaaruwbevelen;maakmijlevenddoor uwgerechtigheid.

41VAU.LaatookUwbarmhartighedentotmijkomen, HEERE,Uwheil,overeenkomstigUwwoord

42Dankanikhemdiemijsmaadt,antwoorden,wantik vertrouwopuwwoord.

43Enneemhetwoordvandewaarheidnietgeheelweguit mijnmond,wantikhebopuwoordelengehoopt

44Zozalikvoortdurenduwwetonderhouden,voor eeuwigenaltijd

45Ikzalinvrijheidwandelen,wantikzoekuwbevelen.

46Ookzalikoveruwgetuigenissensprekenvoor koningen,enikzalmijdaarvoornietschamen

47Enikzalmijverlustigeninuwgeboden,dieikliefheb.

48EnikzalmijnhandenopheffennaarUwgeboden,die Ikliefgehadheb,enUwinzettingenoverdenken

49ZAIN.Gedenkhetwoordtotuwknecht,waaropgijmij hebtdoenhopen

50Ditismijntroostinmijnellende,wantuwtoezegging heeftmijlevendgemaakt.

51Dehoogmoedigenhebbenmijzeerbespot,maarvanuw wetbeniknietafgeweken

52IkdenkaanUwoordelenvanoudsher,HEERE,enik hebmijgetroost

53Verschrikkingheeftmijaangegrepenvanwegede goddelozendieuwwetverlaten.

54Uwvoorschriftenzijnmijnliederengeweestinhethuis vanmijnpelgrimstocht

55Ik,HEERE,denkdesnachtsaanUwNaamen onderhoudUwwet

56Dathadik,omdatikuwbeveleninachtnam

57CHETH.Gijzijtmijndeel,HEERE;ikhebgezegd,dat ikuwwoordenzouhouden

58Ikhebmetheelmijnhartnaaruwgoedertierenheid gebeden;weesmijgenadigovereenkomstiguwwoord.

59Ikhebnagedachtovermijnwegenenmijnvoeten gekeerdtotuwgetuigenissen

60Ikhebmijgehaastennietuitgestelduwgebodente onderhouden

61Deboeienvandegoddelozenberovenmij,maaruwwet vergeetikniet.

62TemiddernachtzalikopstaanomUteloven,vanwege uwrechtvaardigeoordelen

63IkbeneenmetgezelvanallendieUvrezenenvanhen dieUwbevelenonderhouden

64Deaarde,HEERE,isvolvanUwgoedertierenheid;leer mijUwverordeningen

65TETHGijhebtaanuwknechtwelgedaan,HEERE, overeenkomstiguwwoord

66Leermijgoedoordeelenkennis,wantikhebinuw gebodengeloofd

67Eerikverdruktwerd,dwaaldeik,maarnuhebikuw woordonderhouden

68Gijzijtgoedendoetgoed;leermijUwinzettingen

69Dehoogmoedigenverzinnenleugenstegenmij,maarik zaluwbevelenmetheelmijnhartonderhouden

70Hunhartisvetalsvet,maarinuwwetvindikvreugde

71Hetisgoedvoormijdatikverdruktben,opdatikuw verordeningenzouleren

72DewetvanUwmondismijbeterdanduizenden stukkengoudenzilver.

73JODUwhandenhebbenmijgemaaktengevormd;geef mijinzicht,zodatikuwgebodenleer.

74WieUvrezen,zullenzichverblijdenalszijmijzien, wantikhebopUwwoordgehoopt

75Ikweet,HEERE,datUwbepalingenrechtvaardigzijn, endatGijmijintrouwhebtverdrukt.

76Laattochuwgoedertierenheidmijtotvertroostingzijn, overeenkomstiguwwoordaanuwdienaar

77Laatuwbarmhartighedenovermijkomen,danzalik leven,wantuwwetismijnverlustiging

78Laatdehoogmoedigenbeschaamdworden,wantzij hebbenmijzonderredenverkeerdbehandeld;maarikzal uwbevelenoverdenken

79LatenzijdieUvrezen,zichtotmijbekeren,enzijdie Uwgetuigenissenhebbengekend

80Laatmijnhartoprechtzijninuwverordeningen,dan wordiknietbeschaamd.

81CAPHMijnzielbezwijktvooruwheil,maarikhoop opuwwoord

82MijnogenzijnbezwekenvanwegeUwwoord,enikzeg: WanneerzultGijmijtroosten?

83Wantikbengewordenalseenflesinderook,entoch vergeetikuwinzettingenniet.

84HoeveeldagenzijndedagenvanUwdienaar?

WanneerzultUhetoordeelvoltrekkenaanmijnvervolgers?

85Dehoogmoedigenhebbenvoormijkuilengegraven,die nietovereenkomstiguwwetzijn

86AlUwgebodenzijntrouw;zijvervolgenmijten onrechte;helpGijmij.

87Zijhaddenmijbijnaopaardeverteerd,maaruwbevelen hebiknietverlaten

88Maakmijlevendnaaruwgoedertierenheid,danzalik hetgetuigenisvanuwmondbewaren

89VERLAMDVooreeuwig,HEERE,staatUwwoord vastindehemel.

90Uwtrouwduurtvangeneratieopgeneratie;Gijhebtde aardegegrondvest,zodatzijblijftstaan

91Zijlevenhedenvoortovereenkomstiguwbepalingen, wantzijzijnallenuwdienaren

92IndienUwwetnietmijnvreugdewasgeweest,zouikin mijnellendezijnomgekomen.

93Uwbevelenzaliknooitvergeten,wantdaardoorhebtU mijlevendgemaakt

94IkbenvanU,verlosmij,wantikhebUwbevelen gezocht

95Degoddelozenwachtenopmijommijtevernietigen, maarikzallettenopuwgetuigenissen

96Ikhebinallevolmaaktheideeneindegezien,maaruw gebodiszeerruim

97MEM.O,hoeliefhebikUwwet!Zijismijn overdenkingdeheledag

98DooruwgebodenhebtGijmijwijzergemaaktdanmijn vijanden,wantzijzijnvooreeuwigbijmij

99Ikbenverstandigerdanalmijnleraren,wantuw getuigenissenzijnmijnmeditatie.

100Ikhebmeerinzichtdandeouden,omdatikuw beveleninachtneem

101Ikhebmijnvoetenweerhoudenvanelkkwaadpad, omuwwoordteonderhouden

102Ikbenvanuwbepalingennietafgeweken,wantuhebt mijonderwezen.

103Hoezoetzijnuwwoordenvoormijnsmaak,ja,zoeter danhoningvoormijnmond!

104Dooruwbevelenkrijgikinzicht;daaromhaatikelke misleidendeweg

105NUNUwwoordiseenlampvoormijnvoeteneen lichtopmijnpad.

106Ikhebgezworen,enikzalhetgestanddoen,datikUw rechtvaardigebepalingenzalonderhouden

107Ikbenzeerverdrukt;maakmijlevend,HEERE, overeenkomstigUwwoord

108Aanvaardtoch,HEERE,devrijwilligegavenvanmijn mondenleermijuwbepalingen

109Mijnzielisvoortdurendinmijnhand,maarikvergeet uwwetniet.

110Degoddelozenhebbenmijeenstrikgelegd,maarvan uwbevelenbeniknietafgedwaald

111Ikhebuwgetuigenissenalseeneeuwigerfdeel aangenomen,wantzijzijndevreugdevanmijnhart

112Ikhebmijnhartgeneigdomuwverordeningentedoen, altijd,totheteindetoe.

113SAMECHIkhaatijdelegedachten,maarUwwetheb iklief

114Gijzijtmijnschuilplaatsenmijnschild;ikhoopopuw woord

115Gaatwegvanmij,gijkwaaddoeners,wantikzalde gebodenvanmijnGodonderhouden.

116Ondersteunmijovereenkomstiguwwoord,danzalik levenenlaatmijnietbeschaamdwordenvoormijnhoop 117Ondersteunmij,danzalikveiligzijn,enikzal voortdurendachtgevenopuwinzettingen

118GijhebtallenvertredendievanUwverordeningen afdwalen,wanthunbedrogisleugen.

119Gijverwijdertallegoddelozenderaarde,alsschuim; daaromhebikuwgetuigenissenlief

120MijnvleesbeeftvanvreesvoorU,enikvreesvoor Uwoordelen

121NBGIkhebrechtengerechtigheidgedaan;laatmij nietoveraanmijnonderdrukkers.

122Weesborgvooruwdienaartengoede;laatde hoogmoedigenmijnietverdrukken

123MijnogenzijnbezwekennaarUwheilennaarhet woordvanUwgerechtigheid

124Doemetuwdienaarovereenkomstiguw goedertierenheid,enleermijuwinzettingen.

125Ikbenuwdienaar;geefmijinzicht,zodatikuw getuigenissenleerkennen.

126HetistijdvoorU,HEERE,omtehandelen,wantzij hebbenUwwetverbroken

127Daaromhebikuwgebodenlief,meerdangoud,ja, meerdanhetfijnstegoud.

128Daaromachtikaluwgebodeninalledingenrecht, maarikhaatelkeleugenweg

129PEUwgetuigenissenzijnwonderbaar;daarom bewaartmijnzielze

130Hetopenbarenvanuwwoordenverspreidtlicht,het geeftdeeenvoudigeninzicht

131Ikdeedmijnmondopenenhijgde,wantnaaruw gebodenverlangdeik.

132Zienaarmijomenweesmijgenadig,zoalsUdatdoet voorhendieUwNaamliefhebben

133RegelmijnschredeninUwwoord,enlaatgeen ongerechtigheidovermijheersen.

134Verlosmijvandeonderdrukkingvandemens,danzal ikuwbevelenonderhouden.

135Laatuwaangezichtoveruwdienaarlichten,enleer mijuwinzettingen

136Waterstromenvloeienlangsmijnogen,omdatzijUw wetnietonderhouden.

137TZADDIRechtvaardigzijtGij,HEERE,enoprecht zijnUwoordelen

138Uwgetuigenissen,dieGijgebodenhebt,zijn rechtvaardigenzeerbetrouwbaar

139Mijnijverheeftmijverteerd,omdatmijnvijandenuw woordenvergeten

140Uwwoordiszeerrein,daaromheeftuwdienaarhet lief.

141Ikbenkleinenveracht,maaruwbevelenvergeetik niet

142Uwgerechtigheidiseeneeuwigegerechtigheid,enUw wetisdewaarheid

143Benauwdheidenangsthebbenmijgetroffen,maaruw gebodenzijnmijnvreugde.

144DegerechtigheidvanUwgetuigenissenisvooreeuwig; geefmijinzicht,danzalikleven

145KOPH.Ikroepmetheelmijnhart;verhoormij, HEERE,ikzaluwinzettingenonderhouden

146IkhebtotUgeroepen;verlosmij,enikzaluw getuigenissenonderhouden.

147Ikhebdedageraadvandemorgentegengehoudenen geroepen:ikhebopuwwoordgehoopt

148Mijnogenhoudendenachtwakenindegaten,zodatik Uwwoordkanoverdenken

149Hoormijnstemovereenkomstiguwgoedertierenheid; maakmijlevendovereenkomstiguwrecht,HEERE.

150Zijdiekwaadnajagen,naderen;zijzijnvervanUw wet

151Gijzijtnabij,HEERE,enaluwgebodenzijnde waarheid

152Watuwgetuigenissenbetreft,ikweetallangdatuze vooreeuwighebtgegrondvest.

153RESHZiemijnellendeaanenverlosmij,wantik vergeetuwwetniet

154Voermijnrechtsgedingenredmij;maakmijlevend overeenkomstiguwwoord

155Hetheilisvervandegoddelozen,wantzijzoekenUw verordeningenniet.

156GrootzijnUwbarmhartigheden,HEERE;maakmij levendovereenkomstigUwbepalingen.

157Velenzijnmijnvervolgersenvijanden,maarvanuw getuigenissenwijkiknietaf

158Ikzagdeovertredersenwerdbedroefd,omdatzijuw woordnietbewaarden.

159Merkop,hoeliefikuwbevelenheb;maakmijlevend, HEERE,overeenkomstiguwgoedertierenheid

160Uwwoordiswaarvandenbeginne,enaluw rechtvaardigeoordelendurentotineeuwigheid

161SCHIN.Vorstenhebbenmijzonderredenvervolgd, maarmijnhartheeftontzagvooruwwoord

162Ikverheugmijoveruwwoord,alsiemanddieeen grotebuitvindt.

163Ikhaatenverafschuwdeleugen,maaruwwethebik lief

164ZevenmaalperdagloofikUomuwrechtvaardige oordelen.

165Zij,dieuwwetliefhebben,hebbengrotevrede,eris voorhengeenstruikelblok.

166HEERE,ikhebopuwheilgehooptenuwgeboden gedaan

167MijnzielheeftUwgetuigenissenbewaard,enikheb zezeerlief.

168IkhebUwbevelenenUwgetuigenisseninacht genomen,wantalMijnwegenzijnvoorU

169TAULaatmijngeroepvooruwaangezichtkomen, HEERE;geefmijinzichtovereenkomstiguwwoord

170LaatmijnsmekingvoorUkomen;verlosmij overeenkomstigUwwoord

171Mijnlippenzullenlofzingen,omdatGijmijUw inzettingenhebtgeleerd.

172MijntongzalUwwoordspreken,wantalUwgeboden zijngerechtigheid

173Laatuwhandmijhelpen,wantuwbevelenhebik gekozen

174Naaruwheilverlangik,HEERE,enuwwetismijn verlustiging.

175LaatmijnziellevenenUloven;enlatenuwoordelen mijhelpen

176Ikdwaalderondalseenverlorenschaap;zoekuw dienaar,wantuwgebodenvergeetikniet

HOOFDSTUK120

1(Eenliedmetverschillendeniveaus)Inmijn benauwdheidriepiktotdeHEERE,enHijantwoorddemij.

2Redmijnziel,HEERE,vanleugenlippenenvaneen bedrieglijketong

3Watzalugegevenworden,ofwatzalugedaanworden, gijbedrieglijketong?

4Scherpepijlenvandemachtigen,metkolenvan jeneverbes.

5Weemij,datikinMesechmoetverblijven,datikinde tentenvanKedarmoetwonen!

6Mijnzielheeftlanggewoondbijhemdiedevredehaat.

7Ikbenvoorvrede,maaralsikspreek,zijnzijvooroorlog

HOOFDSTUK121

1(Eenliedvandegraden)Ikslamijnogenopnaarde bergen,vanwaarmijnhulpzalkomen.

2MijnhulpkomtvandeHEERE,diehemelenaarde gemaaktheeft.

3Hijzalniettoelatendatuwvoetwankelt;uwBewaarder zalnietsluimeren

4Zie,deBewaardervanIsraëlzalnietsluimeren,noch slapen.

5DeHEEREisuwBewaarder,deHEEREisuwschaduw aanuwrechterhand

6Dezonzaluoverdagnietsteken,nochdemaanbijnacht 7DeHEEREzalubehoedenvoorallekwaad;Hijzaluw zielbewaren.

8DeHEEREzaluwuitgangenuwingangbewaren,van nuaantotineeuwigheid

HOOFDSTUK122

1(EenliedvanDavid)Ikwasblijtoenzetegenmijzeiden: LatenwenaarhethuisvandeHeergaan.

2Onzevoetenzullenstaanbinnenuwpoorten,Jeruzalem.

3Jeruzalemisgebouwdalseenstaddiecompactis: 4Waarheendestammenopgaan,destammenvande HEERE,naarhetgetuigenisvanIsraël,omdeNaamvan deHEEREteloven

5Wantdaarzijndezetelsvanhetgerichtgeplaatst,de zetelsvanhethuisvanDavid 6BidvoordevredevanJeruzalem;zijdieuliefhebben, zullenvoorspoedigzijn.

7Vredezijbinnenuwmuren,envoorspoedinuwpaleizen 8Omwillevanmijnbroedersenmetgezellenzegiknu: Vredezijmetu.

9TerwillevanhethuisvandeHEERE,onzeGod,zalik hetgoedevooruzoeken

HOOFDSTUK123

1(Eenliedvandegraden.)TotUhefikmijnogenop,Gij dieindehemelenwoont

2Zie,zoalsdeogenvanslavengerichtzijnopdehandvan hunheren,enzoalsdeogenvaneenslavingerichtzijnop dehandvanhaarmeesteres,zowachtenonzeogenopde HEERE,onzeGod,totdatHijZichoveronsontfermt 3Weesonsgenadig,HEERE,weesonsgenadig,wantwij zijnzeermetverachtingvervuld

4Onzezielisvervuldvandespotvandegemakzuchtigen envandeverachtingvandehoogmoedigen.

HOOFDSTUK124

1(EenliedvanDavid)AlshetnietdeHEEREwas geweestdieaanonzezijdewasgeweest,zalIsraëlnu zeggen:

2IndienhetnietdeHEEREwasgeweest,dieaanonze zijdewasgeweest,toendemannentegenonsopstonden, 3Toenhebbenzijonssnelverslonden,toenhuntoorn tegenonsontbrandde

4Toenoverweldigdendewaterenons,debeekgingover onzezielheen.

5Toenspoeldendetrotsewaterenoveronzeziel

6GeprezenzijdeHEERE,Dieonsniettenprooiheeft gegevenaanhuntanden.

7Onzezielisontkomenalseenvogeluitdestrikvande vogelvangers;destrikisgebroken,enwijzijnontkomen.

8OnzehulpisindeNaamvandeHEERE,diehemelen aardegemaaktheeft

HOOFDSTUK125

1(Eenliedmetverschillendeniveaus)DieopdeHEERE vertrouwen,zullenzijnalsdebergSion,dienietwankelt, maarvooreeuwigblijft

2ZoalsdebergenrondomJeruzalemzijn,zoisdeHEERE rondomZijnvolk,vannuaantotineeuwigheid

3Wantdesceptervandegoddelozezalnietrustenophet erfdeelvanderechtvaardige,opdatderechtvaardigezijn handennietuitstrekttotonrecht

4Doewel,HEERE,aanhendiegoedzijnendieoprecht zijnvanhart.

5Degenendieafdwalennaarhunkrommewegen,zalde HEEREwegvoerenmetdewerkersvanongerechtigheid; maarvredezalerzijnoverIsraël.

HOOFDSTUK126

1(Eenliedvandegraden)ToendeHEEREde gevangenenvanSioneenkeergaf,warenwijalshendie dromen

2Toenwerdonzemondgevuldmetlachen,enonzetong metgejuich.Toenzeidenzeonderdeheidenvolken:De HEEREheeftgrotedingenaanhengedaan

3DeHEEREheeftgrotedingenaanonsgedaan,daarom zijnwijblij.

4Keeronzegevangenschapom,HEER,zoalsde waterstromeninhetZuiden

5Wiemettranenzaaien,zullenmetgejuichmaaien.

6Wieheengaatenweent,enkostbaarzaaddraagt,zal zekerterugkomenmetgejuichenzijnschovenmeenemen

HOOFDSTUK127

1(EenliedvandetrappenvoorSalomo.)AlsdeHEERE hethuisnietbouwt,tevergeefszwoegendebouwlieden daaraan;alsdeHEEREdestadnietbewaart,tevergeefs waaktdewachter.

2Hetistevergeefsdatuvroegopstaat,laatopblijften broodvansmarteneetWantzogeeftHijzijnbemindende slaap.

3Zie,kinderenzijneenerfdeelvandeHEERE,ende vruchtvandebuikisZijnbeloning

4Zoalspijlenindehandvaneenheld,zozijndekinderen vandejeugd

5Welzaligdemandiezijnpijlkokermetdergelijkedingen gevuldheeft;zijwordennietbeschaamd,maarsprekenmet devijandenindepoort

HOOFDSTUK128

1(Eenliedmetverschillendeniveaus)Welzaligisieder diedeHEEREvreest,dieinZijnwegenwandelt.

2Wantgijzultetenvandearbeiduwerhanden;gijzult welzaligzijn,enhetzaluwelgaan

3Uwvrouwzalzijnalseenvruchtbarewijnstokaande zijdenvanuwhuis;uwkinderenalsolijfplantenrondom uwtafel.

4Zie,alduszaldemangezegendwordendiedeHEERE vreest

5DeHEEREzaluzegenenuitSion,engijzulthetgoede vanJeruzalemzien,aldedagenvanuwleven.

6Ja,gijzultuwkindskinderenzien,envredeoverIsraël

HOOFDSTUK129

1(Eenliedvangraden.)Zijhebbenmijdikwijlsgekweld, vanmijnjeugdaf;laatIsraëlnuzeggen:

2Zijhebbenmijdikwijlsgekweld,vanmijnjeugdaf,maar zijhebbenmijnietkunnenoverweldigen.

3Deploegershebbenopmijnruggeploegd;zijhebben langevorengetrokken

4DeHEEREisrechtvaardig;Hijheeftdebandenvande goddelozenverbroken.

5LatenallendieSionhaten,beschaamdenteruggekeerd worden.

6Laathenzijnalshetgrasopdedaken,datverdort voordathetopschiet

7Waarmeedemaaierzijnhandnietvult,enwiede schovenbindtzijnboezemnietvult.

8Enookdevoorbijgangerszeggenniet:Dezegenvande HEEREzijmetu;wijzegenenuindeNaamvande HEERE

HOOFDSTUK130

1(Eenliedvandetrappen)UitdedieptenroepiktotU, HEERE.

2HEERE,luisternaarmijnstem;laatUworenoplettend zijnbijdestemvanmijnsmeekbeden

3AlsGij,HEERE,deongerechtighedeninachtneemt, HEERE,wiezalbestaan?

4Maarbijuisvergeving,opdatugevreesdwordt

5IkwachtopdeHEERE,mijnzielverwachtHemenik hoopopzijnwoord

6MijnzielwachtopdeHEERE,meerdandewachtersop demorgen;ja,meerdandewachtersopdemorgen.

7LaatIsraëlhopenopdeHEERE,wantbijdeHEEREis goedertierenheidenbijHemisveelverlossing

8EnHijzalIsraëlverlossenvanalzijnongerechtigheden.

HOOFDSTUK131

1(EenliedvanDavid)HEERE,mijnhartisniet hoogmoedig,nochmijnogenhovaardig;nochoefenikmij ingrotezaken,nochindingendietehoogvoormijzijn.

2Ikhebmijgedragenenrustiggehoudenalseenkinddat doorzijnmoedergespeendwordt;mijnzielisalseen gespeendkind.

3LaatIsraëlopdeHEERhopen,vannuaanenvooraltijd

HOOFDSTUK132

1EenliedvandebeproevingenHEERE,denkaanDavid enaanalzijnellende.

2HoehijdeHEEREeeneedgezworenheeft,eneen geloftegedaanheeftaandemachtigeGodvanJakob;

3Ikzaldetentvanmijnhuisnietbinnengaan,nochop mijnbedgaanliggen;

4Ikzalmijnogengeenslaapgunnen,nochmijnoogleden sluimeren,

5TotdatikeenplaatsvoordeHEEREgevondenheb,een woonplaatsvoordemachtigeGodvanJakob

6Zie,wijhebbenervangehoordinEfrata;wijhebbenhet gevondenindeveldenvanhetbos

7Wijzullenzijntentenbinnengaan,wijzullenons neerbuigenaanzijnvoetbank

8Staop,HEERE,naarUwrustplaats,GijendearkUwer sterkte.

9Latenuwpriesterszichmetgerechtigheidkleden,en latenuwgunstgenotenjuichen

10Wijshetaangezichtvanuwgezalfdenietaf,omwille vanDavid,uwdienaar

11DeHEEREheeftDavidinwaarheidgezworen;Hijzal daarvannietafwijken:UitdevruchtvanuwschootzalIk opuwtroonzetten

12Alsuwkinderenmijnverbondenmijngetuigenis,dat Ikhunzalleren,inachtnemen,zullenookhunkinderen vooreeuwigopuwtroonzitten

13WantdeHEEREheeftSionverkoren,Hijheefthettot Zijnwoonplaatsbegeerd.

14Ditismijnrustplaatsvooreeuwig,hierwilikwonen, wantikhebernaarverlangd

15Ikzalhaarvoedselrijkelijkzegenen,haararmenzalIk metbroodverzadigen

16Ikzalhaarpriestersmetheilbekleden,enhaar gunstgenotenzullenjuichen

17DaarzalIkdehoornvanDaviddoenuitspruiten;een lamphebIkbereidvoorMijngezalfde.

18ZijnvijandenzalIkmetschandebekleden,maarop hemzelfzalzijnkroonbloeien

HOOFDSTUK133

1(EenliedvanDavid.)Zie,hoegoedenhoelieflijkishet, alsbroederseensgezindsamenwonen!

2Hetisalsdekostbarezalfophethoofd,dieafvloeideop debaard,debaardvanAäron,dieafdaaldetotaande zomenvanzijnklederen;

3AlsdedauwvandeHermonenalsdedauwdieneerdaalt opdebergenvanSion,wantdaarheeftdeHEEREde zegengeboden:hetleventotineeuwigheid

HOOFDSTUK134

1(Eenliedvandestemmen)Zie,looftdeHEERE,alle dienarenvandeHEERE,diedesnachtsinhethuisvande HEEREstaat

2HefuwhandenopnaarhetheiligdomenprijsdeHEERE 3DeHEERE,Diehemelenaardegemaaktheeft,zegeneu uitSion

HOOFDSTUK135

1LooftdeHEERE!LooftdeNaamvandeHEERE;looft Hem,gijdienarenvandeHEERE.

2GijdiestaatinhethuisdesHEEREN,indevoorhoven vanhethuisvanonzeGod,

3LooftdeHEERE,wantdeHEEREisgoed;psalmzingt zijnNaam,wantdieisliefelijk

4WantdeHEEREheeftZichJakobverkoren,enIsraëltot Zijnpersoonlijkeschat

5WantikweetdatdeHeergrootisendatonzeHeer bovenallegodenstaat

6AlwatdeHEEREbehaagde,deedHijindehemelenop deaarde,indezeeënenallewaterdiepten

7Hijlaatdampenopstijgenvandeeindenderaarde,Hij maaktbliksemschichtenvoorderegen,Hijlaatdewinduit zijnschatkamerskomen

8DiedeeerstgeborenenvanEgyptetrof,zowelvande mensenalsvanhetvee

9Dietekenenenwondereninuwmidden,oEgypte,aan Faraoenaanalzijndienarengezondenheeft.

10Diegrotevolkenversloegenmachtigekoningendoodde;

11Sihon,dekoningvandeAmorieten,enOg,dekoning vanBasan,enallekoninkrijkenvanKanaän.

12EnHijgafhunlandtenerfdeel,tenerfdeelaanZijn volkIsraël.

13Uwnaam,HEERE,blijftvooreeuwigbestaan;enuw gedachtenis,HEERE,vangeneratieopgeneratie 14WantdeHEEREzalZijnvolkrichten,enHijzal berouwhebbenoverZijndienaren.

15Deafgodenvandeheidenenzijnzilverengoud,het werkvanmensenhanden

16Zijhebbeneenmond,maarzijsprekenniet;ogen hebbenzij,maarzijzienniet; 17Zehebbenoren,maarzehorenniet,enerisgeenadem inhunmond

18Hunmakerszijnaanhengelijk;zoisiederdieophen vertrouwt.

19LoofdeHEERE,huisvanIsraël!LoofdeHEERE,huis vanAäron!

20LoofdeHEERE,huisvanLevi!Gij,diedeHEERE vreest,looftdeHEERE

21GeprezenzijdeHEEREuitSion,DieteJeruzalem woont.LooftdeHEERE.

HOOFDSTUK136

1LooftdeHEERE,wantHijisgoed,wantZijn goedertierenheidisvooreeuwig

2LooftdeGoddergoden,wantZijngoedertierenheidis totineeuwigheid

3LooftdeHEEREderheren,wantZijngoedertierenheidis vooreeuwig.

4Hemalleendoetgrotewonderen,wantzijn goedertierenheidistotineeuwigheid

5Hemdiemetwijsheiddehemelengemaaktheeft,want zijngoedertierenheidistotineeuwigheid

6Hemdiedeaardebovenhetwateruitspande,wantzijn goedertierenheidistotineeuwigheid.

7Hem,diedegrotelichtengemaaktheeft,wantZijn goedertierenheidistotineeuwigheid

8Dezonzalheersenoverdedag,wantzijn goedertierenheidisvooreeuwig

9Demaanendesterren,omteheersenindenacht,want zijngoedertierenheidisvooreeuwig.

10DieEgyptegeslagenheeftinhuneerstgeborenen,want Zijngoedertierenheidisvooreeuwig

11EnHijleiddeIsraëluithunmidden,wantZijn goedertierenheidisvooreeuwig

12Meteensterkehandeneenuitgestrektearm,wantzijn goedertierenheidistotineeuwigheid

13HemdiedeSchelfzeeinstukkenspleet,wantzijn goedertierenheidistotineeuwigheid

14EnHijdeedIsraëldoorhetmiddendaarvantrekken, wantZijngoedertierenheidistotineeuwigheid

15MaarFaraoenzijnlegerversloegenzijindeSchelfzee, wantZijngoedertierenheidisvooreeuwig

16HemDieZijnvolkdoordewoestijnleidde,wantZijn goedertierenheidistotineeuwigheid.

17Hem,diegrotekoningensloeg,wantZijn goedertierenheidistotineeuwigheid

18EnHijdooddemachtigekoningen,wantZijn goedertierenheidisvooreeuwig

19Sihon,dekoningderAmorieten,wantZijn goedertierenheidisvooreeuwig.

20EnOg,dekoningvanBasan,wantzijngoedertierenheid isvooreeuwig.

21EnHijgafhunlandtenerfdeel,wantZijn goedertierenheidisvooreeuwig

22eenerfdeelvoorIsraël,zijnknecht,wantzijn goedertierenheidisvooreeuwig.

23Dieaanonsgedachtheeftinonzenederigetoestand, wantZijngoedertierenheidisvooreeuwig

24EnHijheeftonsvanonzevijandenverlost,wantZijn goedertierenheidistotineeuwigheid

25Diespijzegeeftaanallevlees,wantZijn goedertierenheidistotineeuwigheid

26LooftdeGoddeshemels,wantZijngoedertierenheidis totineeuwigheid.

HOOFDSTUK137

1WijzatenaanderivierenvanBabel,daar,enwij weenden,alswijaanSiondachten

2Wijhingenonzeharpenaandewilgeninhetmidden daarvan

3Wantdaarvroegenonzegevangenenvanonseenlied,en zijdieonstegronderichtten,vroegenvanonsvrolijkheid:

ZingvooronseenvandeliederenvanSion

4HoezoudenwijhetliedvandeHEEREzingenineen vreemdland?

5Alsikuvergeet,Jeruzalem,laatdanmijnrechterhand haarsluwheidvergeten

6Alsiknietaanudenk,laatdanmijntongaanmijn gehemeltekleven;alsikJeruzalemnietverkiesbovenmijn grootstevreugde

7DenkaandeEdomieten,HEERE,tentijdevanJeruzalem, diezeiden:Haalhetneer,haalhetneer,totopde grondvestenervan

8DochtervanBabel,dieverwoestzalworden!Gelukkig zalhijzijndieuvergeldt,omdatuonsgediendhebt

9Welzaligzalhijzijn,dieuwkinderengrijptentegende stenenverplettert.

HOOFDSTUK138

1(EenpsalmvanDavid)IkzalUlovenmetheelmijnhart, voorhetaangezichtvandegodenzalikUpsalmenzingen 2Ikzalmijnederbuigenvooruwheiligetempelenuw naamprijzenomuwgoedertierenheidentrouw,omdatu uwwoordgroothebtgemaakt,bovenheeluwnaam.

3Tendagedatikriep,hebtGijmijgeantwoordenmijmet krachtinmijnzielbekrachtigd

4AllekoningenderaardezullenUloven,HEERE, wanneerzijdewoordenuitUwmondhoren.

5Ja,zijzullenzingenindewegenvandeHEERE,want grootisdeheerlijkheidvandeHEERE

6AlisdeHEEREhoog,tochontfermtHijZichoverde nederigen;maardehoogmoedigenkentHijvanverre 7Alwandelikinbenauwdheid,Gijzultmijdoenherleven; GijzultUwhanduitstrekkentegendetoornvanmijn vijanden,enUwrechterhandzalmijredden

8DeHEEREzalhetgoedenieuwsovermijtoteengoed eindebrengen;HEERE,Uwgoedertierenheidisvoor eeuwig;verlaatdewerkenvanUwhandenniet

HOOFDSTUK139

1(VoordeopperzangmeesterEenpsalmvanDavid) HEERE,Gijhebtmijdoorgrondengekend.

2Gijkentmijnzittenenmijnopstaan,Gijverstaatvan verremijngedachten

3Gijomringtmijnpadenmijnliggen,enzijtmetalmijn wegenvertrouwd.

4Erisgeenwoordopmijntong,ofzie,HEERE,Gijkent hetvolkomen

5Gijhebtmijvanachterenenvanvorenomsingeld,enGij hebtUwhandopmijgelegd

6Zulkekennisismijtewonderbaar;zijisverheven,ikkan haarnietbereiken

7Waarzouikheengaanvooruwaangezicht?Waarzouik heenvluchtenvooruwaangezicht?

8Alsikopstijgnaardehemel,bentudaar;alsikmijnbed oplegindehel,zie,daarbentu

9Alzouikdevleugelsvandedageraadnemenenwonen aanheteindevandezee,

10OokdaarzalUwhandmijleiden,enUwrechterhand zalmijvasthouden.

11Alsikzeg:Zeker,deduisterniszalmijbedekken,dan zalookdenachtlichtommijheenzijn

12Ookdeduisternisverbergtzichnietvooru,maarde nachtschijntalsdedag;deduisternisisvoorugelijkaan hetlicht

13WantGijhebtmijnniereninbezitgenomen;Gijhebt mijindebuikvanmijnmoederbedekt

14IkloofU,omdatikzoontzagwekkendwonderbaar gemaaktben.WonderlijkzijnUwwerken,mijnzielweet datzeergoed

15MijnwezenwasvoorUnietverborgen,toenikinhet verborgenegemaaktwerdenopwonderlijkewijze gewrochtwerdindeonderstedelenvandeaarde 16Uwogenhebbenmijnonvolmaaktebestaangezien,en inuwboekzijnalmijnledematenopgeschreven,diein eeuwigheidgevormdzijn,toenernognietsvanhenwas 17HoekostelijkzijnmijUwgedachten,oGod!hoegroot ishunaantal!

18Alsikzezoutellen,zoudenzetalrijkerzijndanhet zand;alsikontwaak,beniknogbiju

19Gijzult,oGod,degoddelozendoden;gadaaromweg vanmij,gijbloeddorstigemannen

20WantzijsprekenkwaadoverU,enUwvijanden misbruikenUwNaam.

21Zouikniethaten,HEERE,hendieUhaten?Enbenik nietverdrietigoverhendietegenUopstaan?

22Ikhaathenmeteenvolkomenhaat,Ikbeschouwhenals mijnvijanden

23Doorgrondmij,oGod,enkenmijnhart;beproefmijen kenmijngedachten.

24Enzie,oferbijmijeenschadelijkewegis,enleidmij opdeeeuwigeweg

HOOFDSTUK140

1(VoordekoorleiderEenpsalmvanDavid)Redmij, HEERE,vandeboze,behoedmijvoordegeweldenaar; 2Dieinhunhartallerleikwaadbedenken;voortdurendzijn zijbijeengekomenomoorlogtevoeren

3Zijhebbenhuntonggescherptalseenslang;addergifis onderhunlippen.Sela.

4Behoedmij,HEERE,voordehandenvandegoddelozen; beschermmijtegendegeweldenaar,diemijnwegenwil omkeren.

5Dehoogmoedigenhebbenvoormijeenvalstriken touwenverborgen;zijhebbeneennetgespannenlangsde weg;zijhebbennettenvoormijuitgezet.Sela.

6IkzeitegendeHEERE:UbentmijnGod;luister, HEERE,naarmijnluidesmekingen

7God,Heer,sterktemijnsheils!Uhebtmijnhoofdbedekt opdedagvandestrijd

8Verleen,HEERE,debegeertenvandegoddelozeniet; bevorderzijnbozeplannenniet,opdatzijzichniet verheffenSela

9Enwathethoofdbetreftvanhendiemijomsingelen,laat hetkwaadvanhuneigenlippenhenbedekken

10Laatergloeiendekolenophenvallen;werpheninhet vuur,indiepekuilen,opdatzijnietmeeromhoogkomen.

11Laatergeenkwaadsprekeropaardezijn:hetkwaadzal degeweldenaarachtervolgenenhemtenvalbrengen

12IkweetdatdeHEERdezaakvandeverdrukten behartigt,enhetrechtvandearmen

13Voorwaar,derechtvaardigezaluwnaamloven;de oprechtenzullenvooruwaangezichtwonen.

HOOFDSTUK141

1(EenpsalmvanDavid)HEERE,totUroepik;haastu totmij,neemmijnstemterore,wanneeriktotUroep 2Laatmijngebedalsreukwerkvooruwaangezichtstaan, enhetopheffenvanmijnhandenalshetavondoffer 3Zet,HEERE,eenwachtvoormijnmond,bewaakdedeur vanmijnlippen.

4Neigmijnhartniettotenigkwaad,omslechtedadente doenmetmensendieonrechtdoen;enlaatmijnieteten vanhunlekkernijen.

5Laatderechtvaardigemijslaan,hetzaleenweldaadzijn; laathijmijbestraffen,hetzaleenkrachtigeoliezijn,die mijdekopnietzalvermorzelen;wantookzalmijngebed zijninhunellende

6Zelfsalshunrechtersopsteenachtigeplaatsentenval zijngebracht,zullenzijmijnwoordenhoren,wantzezijn zoet

7Onzebeenderenliggenverspreidbijdeingangvanhet graf,zoalsmenhouthaktenklieftopdeaarde.

8MaarmijnogenzijnopUgericht,oGod,HEERE!opU ismijntoevlucht;laatmijnzielnietverlaten.

9Behoedmijvoordestrikkendiezijvoormijgelegd hebben,voordevalstrikkenvandebedrijversvan ongerechtigheid

10Laatdegoddelozeninhuneigennettenvallen,terwijlik tochontkom

HOOFDSTUK142

1(MaschilvanDavid;Eengebedtoenhijindegrotwas.) IkrieptotdeHEEREmetmijnstem;metmijnstemtotde HEEREhebikmijnsmeekbedegericht

2IkhebmijnklachtvoorHemuitgegoten,Hemmijn ellendegetoond

3Toenmijngeestinmijoverweldigdwerd,toenkendeGij mijnpad.Opdeweg,dieikging,hebbenzijmijheimelijk eenvalstrikgelegd

4Ikkeeknaarmijnrechterhandenzag,maarerwas niemanddiemijkende.Detoevluchtontbrakmij,niemand zorgdevoormijnziel

5IkrieptotU,HEERE,enzei:Ubentmijntoevluchten mijndeelinhetlandderlevenden.

6Luisternaarmijngeroep,wantikbendiepgezonken Verlosmijvanmijnvervolgers,wantzijzijnsterkerdanik 7Leidmijnzieluitdegevangenis,opdatikuwnaamloof Derechtvaardigenzullenmijomringen,wantuzultmij goeddoen.

HOOFDSTUK143

1(EenpsalmvanDavid)Hoor,HEERE,mijngebed, neemmijnsmekingenterore;antwoordmijinUwtrouw eninUwgerechtigheid.

2EnganietinhetgerichtmetUwdienaar,wantniemand dieleeft,zalvoorUwaangezichtgerechtvaardigdworden

3Wantdevijandheeftmijnzielvervolgd;hijheeftmijn leventeraardegeslagen;hijheeftmijindeduisternisdoen wonen,alsmensendieallanggestorvenzijn

4Daaromismijngeestinmijoverstelpt,mijnhartinmijis woest

5Ikdenkaandedagenvanweleer,ikoverdenkaluw werken,ikoverdenkhetwerkvanuwhanden.

6IkstrekmijnhandennaarUuit,mijnzieldorstnaarUals eendorstiglandSelah

7Verhoormijspoedig,HEERE!Mijngeestbezwijkt; verbergUwaangezichtnietvoormij,opdatiknietworde alshendieindekuilnederdalen

8Doemijindemorgenuwgoedertierenheidhoren,want opuvertrouwik;maakmijdewegbekend,dieikgaan moet,wanttotuhefikmijnzielop

9Redmij,HEERE,vanmijnvijanden;ikvluchttotUom mijteverbergen

10Leermijuwwiltedoen,wantubentmijnGodUw Geestisgoed.Leidmijnaarhetlandvanoprechtheid.

11Maakmijlevend,HEERE,omwillevanUwNaam;red mijnzieluitdebenauwdheid,omwillevanUw gerechtigheid.

12EnverdelguitUwgoedertierenheidmijnvijanden,en vernietigallendiemijnzielteisteren,wantikbenUw dienaar.

HOOFDSTUK144

1(EenpsalmvanDavid)GeprezenzijdeHEERE,mijn sterkte,Diemijnhandenleerttenstrijde,enmijnvingers tenoorlog.

2Mijngoedheidenmijnvesting,mijnburchtenmijn bevrijder,mijnschildenHijopWieikvertrouw,Diemijn volkaanmijonderwerpt

3HEERE,watisdemens,datGijhemkent,ofhet mensenkind,datGijheminaanmerkingneemt?

4Demensisalsijdelheid;zijndagenzijnalseen voorbijgaandeschaduw

5Neig,HEERE,uwhemelendaalneder;raakdebergen aan,danzullenzijroken

6Schietdebliksemenverstrooihen;schietUwpijlenafen vernietighen.

7StrekUwhanduitvanboven,verlosmijenredmijuitde grotewateren,uitdehandvanvreemdekinderen;

8Hunmondspreektonwaarheid,enhunrechterhandiseen rechterhandvanleugen

9IkwilUeennieuwliedzingen,oGod;metdeluitenmet hettiensnariginstrumentwilikUpsalmenzingen.

10Hijishetdiekoningenverlossingschenkt,diezijn dienaarDavidredtvanhetschadelijkezwaard

11Redmijenredmijuitdehandvanvreemdekinderen, wiermondvalsheidspreektenwierrechterhandeen rechterhandvanleugenis.

12Opdatonzezonenmogenzijnalsplanten,dieinhun jeugdopgroeien,enonzedochtersalshoekstenen,gepolijst naardegelijkenisvaneenpaleis.

13opdatonzeschurenvolwordenenerallerleivoorraad ontstaat,opdatonzeschapenduizendenentienduizenden oponzestratenvoortbrengen,

14Datonzeossensterkgenoegzijnomtewerken,dater geenarbeidverrichtwordt,datergeenarbeidverricht wordt,datergeengeklaaginonzestratenis.

15Gelukkigishetvolkdatinzulkeentoestandverkeert;ja, gelukkigishetvolk,waarvandeHEEREdeGodis

HOOFDSTUK145

1(PsalmvanDavid)IkzalUverhogen,mijnGod,o koning,enikzaluwnaamprijzenineeuwigheid

2TeallendagezalikUloven,enUwNaamprijzenin eeuwigheid.

3DeHEEREisgrootenzeerteprijzen,enZijngrootheid isondoorgrondelijk

4GeneratienageneratiezalUwdadenprijzen,Uw machtigedadenverkondigen

5Ikzalsprekenoverdeheerlijkeeervanuwmajesteiten overuwwonderen.

6Endemachtvanuwvreselijkedadenzalmen verkondigen,enIkzaluwgrootheidverkondigen

7Zijzullenrijkelijkgedenkenaanuwgrotegoedheid,en zijzullenuwgerechtigheidbezingen

8DeHEEREisgenadigenbarmhartig,lankmoedigen grootvangoedertierenheid.

9DeHEEREisgoedvoorallen,enZijnbarmhartigheden zijnoveralZijnwerken

10AluwwerkenzullenUloven,HEERE,enuw gunstgenotenzullenUzegenen

11Zijzullensprekenvandeheerlijkheidvanuw koninkrijkenvanuwmacht;

12OmaandemensenkinderenZijnmachtigedaden bekendtemaken,endeluisterrijkemajesteitvanZijn koninkrijk.

13Uwkoningschapiseeneeuwigkoningschap,enuw heerschappijduurtvangeneratieopgeneratie

14DeHEEREhoudtallenovereinddievallen,enrichtalle gebogenenop

15DeogenvanallenwachtenopU,enUgeefthun voedseloptijd

16Gijopentuwhandenverzadigtdebegeertevanalwat leeft.

17DeHEEREisrechtvaardiginalZijnwegen,enheiligin alZijnwerken

18DeHEEREisnabijallendieHemaanroepen,allendie Heminwaarheidaanroepen.

19HijzalhetverlangenvervullenvanhendieHemvrezen, Hijzalhunhulpgeroephorenenhenverlossen.

20DeHEEREbewaartallendieHemliefhebben,maaralle goddelozenzalHijtegronderichten

21MijnmondzaldelofvandeHEEREverkondigen,enal watleeftzalZijnheiligeNaamprijzen,ineeuwigheid.

HOOFDSTUK146

1LooftdeHEERE!LooftdeHEERE,mijnziel 2Zolangikleef,zalikdeHEEREloven;psalmenzingen voormijnGod,zolangiknogleef

3Vertrouwnietopedelen,opeenmensenkind,bijwie geenheilis.

4Zijnademgaatuit,hijkeertterugnaarzijnaarde;op diezelfdedagvergaanzijnplannen

5Welzaligishij,diedeGodvanJakobtotzijnhulpheeft, wienshoopisopdeHEERE,zijnGod

6Diedehemelendeaarde,dezeeenalwatdaarinis gemaaktheeft,Diedewaarheidbewaarttotineeuwigheid.

7Diehetrechtdoetaandeverdrukten,diedehongerigen spijzigt,diedeHEEREdegevangenenlosmaakt

8DeHEEREopentdeogenderblinden;deHEEREricht degebogenenop;deHEEREheeftderechtvaardigenlief;

9DeHEEREbewaartdevreemdelingen,Hijhelptweesen weduwe,maarHijkeertdewegvandegoddelozen.

10DeHEEREzalKoningzijnineeuwigheid,uwGod,o Sion,vangeslachttotgeslachtLooftdeHEERE

HOOFDSTUK147

1LooftdeHEERE,wanthetisgoed,psalmzingenvoor onzeGod,wanthetisliefelijk;eenlofzangisliefelijk

2DeHEEREbouwtJeruzalemop,Hijverzameltde verdrevenenvanIsraël.

3Hijgeneestdegebrokenenvanhartenverbindthun wonden

4Hijtelthetaantalsterren,Hijroeptzeallebijhunnaam.

5OnzeHeerisgrootenmachtig;zijninzichtisonbegrensd 6DeHEERErichtdezachtmoedigenop,degoddelozen vernedertHijteraarde.

7ZingvoordeHEEREmetdankzegging;zingopdeharp vooronzeGod

8Diedehemelmetwolkenbedekt,Dieregenbereidtvoor deaarde,Diegraslaatgroeienopdebergen

9Hijgeefthetveezijnvoedsel,endejongeravendie schreeuwen

10Hijheeftgeenbehagenindekrachtvanhetpaard,enhij heeftgeenbehagenindebenenvandemens

11DeHEEREheeftwelgevallenaanhendieHemvrezen, dieopzijngoedertierenheidhopen

12LoofdeHEERE,Jeruzalem;loofuwGod,Sion

13WantHijheeftdegrendelsuwerpoortenversterkt,Hij heeftuwkindereninuwmiddengezegend

14Hijbrengtvredeinuwgebiedenverzadigtumethet bestevandetarwe

15Hijzendtzijngebodopdeaarde;zijnwoordlooptzeer snel.

16Hijgeeftsneeuwalswol,Hijstrooitderijpuitalsas

17Hijwerptzijnijsuitalsbrokken;wiekanbestaanvoor zijnkoude?

18Hijzendtzijnwoorduitendoetzesmelten;Hijlaatzijn windwaaienendewaterenstromen.

19HijmaaktezijnwoordaanJakobbekend,zijn verordeningenenzijnbepalingenaanIsraël

20AlzoheeftHijmetgeenenkelvolkgehandeld;enwat Zijngerichtenbetreft,diehebbenzijnietgekend.Looft denHEERE!

HOOFDSTUK148

1LooftdeHEERE.LooftdeHEEREuitdehemelen,looft Hemindehoogten

2LooftHem,alZijnengelen;looftHem,alZijn legerscharen.

3LooftHem,zonenmaan;looftHem,allesterrenvanhet licht

4LooftHem,hemelderhemelen,engijwaterendieboven dehemelenzijn

5LatenzijdeNaamvandeHEEREprijzen,wantHijheeft geboden,enzijwerdengeschapen.

6Hijheeftzeookbevestigdvooreeuwigenaltijd;Hij heefteenbesluitgenomen,datgeenovertredingzal ondergaan.

7LooftdeHEEREvanafdeaarde,gijdraken,enalle waterdiepten!

8Vuurenhagel,sneeuwendamp,eenstormwinddiezijn woordgestanddoet

9Bergenenalleheuvels,vruchtbomenenalleceders:

10Dewildedieren,allevee,kruipendedierenenvliegende vogels

11Koningenderaardeenallevolken;vorstenenalle rechtersderaarde;

12Zoweljongemannenalsmeisjes,oudemannenen kinderen

13LatenzijdeNaamvandeHEEREprijzen,wantZijn Naamalleenisgeweldig,Zijnmajesteitisbovenaardeen hemel

14HijverhoogtookdehoornvanZijnvolk,totlofvanal Zijnheiligen,vandekinderenIsraëls,eenvolkdatHem nabijisLooftdenHEERE

HOOFDSTUK149

1LooftdeHEERE.ZingtvoordeHEEREeennieuwlied, enlooftHemindevergaderingderheiligen

2LaatIsraëlzichverheugenoverHemDiehemGemaakt heeft;latendekinderenvanSionzichverheugenoverhun

Koning

3Latenzijzijnnaamprijzenmetdereidans,latenzijhem lofzingenmetdetamboerijnendeharp.

4WantdeHEEREheeftwelgevallenaanZijnvolk;Hij tooitdezachtmoedigenmetheil

5Latendeheiligenjuicheninglorie,latenzijjuichenop hunbedden

6LaatdelofzangenvanGodinhunmondzijn,eneen tweesnijdendzwaardinhunhand;

7Omwraaktenemenopdeheidenenenstraffenuitte delenaanhetvolk;

8Omhunkoningenmetketenentebinden,enhunedelen metijzerenboeien;

9Omaanhenhetgeschrevenoordeeltevoltrekken;deze eerhebbenalZijnheiligen.LooftdenHEERE.

HOOFDSTUK150

1LooftdeHEERE,looftGodinZijnheiligdom,looftHem inhetuitspanselvanZijnmacht

2LoofHemomZijnmachtigedaden;loofHem overeenkomstigZijngeweldigegrootheid

3LooftHemmethetgeluidvandetrompet,looftHemmet luitenharp

4LooftHemmetdetamboerijnenmetdedans;looftHem metsnaarinstrumentenenorgels.

5LooftHemmetdecimbalendieschallendklinken,looft Hemmetdecimbalendieschallendklinken

6Alwatademheeft,looftdeHEERE.LooftdeHEERE.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.