Psalmen
HOOFDSTUK1
1Welzaligdemensdienietwandeltinderaadvan goddelozen,dienietstaatopdewegvanzondaars,enniet zitindekringvanspotters
2MaarzijnvreugdeisindewetvandeHEERE,enover zijnwetpeinsthijdagennacht
3Hijzalzijnalseenboom,geplantaanwaterbeken,die zijnvruchtgeeftopzijntijd;zijnbladerenzullenniet verwelken;enalwathijdoet,zalgelukken
4Degoddelozenzijnnietzo,maarzijnalskaf,datdoorde windwordtweggeblazen.
5Daaromzullendegoddelozennietbestaaninhetgericht, nochdezondaarsindevergaderingvanderechtvaardigen
6WantdeHEEREkentdewegderrechtvaardigen,maar dewegdergoddelozenzalvergaan
HOOFDSTUK2
1Waaromwoedendeheidenenenbedenkendevolken ijdelheid?
2Dekoningenderaardestellenzichopendevorsten spannensamentegendenHEEREentegenZijnGezalfde, zeggende:
3Latenwijhunbandenverscheurenenhuntouwenvan onsafwerpen
4Dieindehemelzetelt,zallachen;deHEEREzalhen bespotten
5DanzalHijtothensprekeninZijntoorn,enHijzalhen kwelleninZijngrotetoorn.
6TochhebIkMijnKoningaangesteldoverSion,Mijn heiligeberg.
7Ikzalhetbesluitbekendmaken:deHEEREheefttotMij gezegd:GijzijtMijnZoon;IkhebUhedenverwekt
8VraagMij,enIkzaludeheidenvolkenalsuwerfelijk bezitgeven,endeverstedelenvandeaardealsuwbezit.
9Gijzulthenverpletterenmeteenijzerenscepter,gijzult heninstukkenslaanalseenpottenbakkersvat
10Weesdusnuverstandig,gijkoningen;laatu onderwijzen,gijrechtersderaarde
11DiendeHEEREmetvreze,enverheugumethuiver.
12KusdeZoon,opdatHijniettoornigwordeengijvande wegvergaat,wanneerZijntoornmaareenweinig ontbrandt.Zaligzijnallen,dieopHemvertrouwen.
HOOFDSTUK3
1(EenpsalmvanDavid,toenhijvluchttevoorzijnzoon Absalom)HEERE,hoezijnzijtalrijkgewordendiemijin hetnauwdrijven?Velenzijnerdietegenmijopstaan.
2Velenzijner,dievanmijnzielzeggen:Erisvoorhem geenreddingbijGodSelah
3MaarGij,HEERE,zijtmijnschild,mijneerende ophefstermijnshoofds
4IkrieptotdeHEEREmetmijnstem,enHijverhoorde mijvanuitZijnheiligeberg.Sela.
5Iklegdemijneerensliep,enikontwaakte,wantde HEEREondersteundemij
6Ikzalnietbangzijnvoordetienduizendenmensendie rondommijoprukken
7Staop,HEERE,verlosmij,mijnGod!WantGijhebtal mijnvijandenopdejukbeenderengeslagen,Gijhebtde tandenvandegoddelozengebroken
8DereddingisvandeHEERE;UwzegenisoverUwvolk. Selah
HOOFDSTUK4
1(VoordeopperzangmeesteropdeNeginotEenpsalm vanDavid.)Hoormijalsikroep,Godvanmijn gerechtigheid!Uhebtmijruimtegegeventoenikinnood was;weesmijgenadigenhoormijngebed
2Mensenkinderen,hoelangzultgijmijneerinschande veranderen?Hoelangzultgijijdelheidliefhebbenennaar winstzoeken?Selah
3WeetdatdeHEEREvoorZichzelfderechtvaardigeheeft afgezonderd;alsiktotHemroep,zaldeHEEREhoren 4Weesontzagwekkendenzondigniet;spreekmetuwhart opuwbedenweesstil.Selah.
5Brengoffersvangerechtigheidenvertrouwopde HEERE.
6Velenzijner,diezeggen:Wiezalonsietsgoedsdoen? HEERE,verhefhetlichtvanUwaangezichtoverons 7Gijhebtvreugdeinmijnhartgegeven,meerdaninde tijddathunkorenenhunmosttalrijkwaren.
8Ikwilmijinvredeneerleggenenslapen,wantUalleen, HEERE,doetmijveiligwonen
HOOFDSTUK5
1(VoordekoorleideropNehilothEenpsalmvanDavid) Luister,HEERE,naarmijnwoorden,letopmijn overdenkingen.
2Luisternaarmijngeroep,mijnKoningenmijnGod,want totUwilikbidden
3IndemorgenzultGijmijnstemhoren,HEERE;inde morgenzalikmijngebedtotUrichten,enmijnblik opheffen
4WantGijzijtgeenGod,Diebehagenscheptinhetkwaad; hetkwaadzalnietbijUwonen
5DedwazenzullenvoorUwogennietbestaan;Gijhaat allebedrijversvanongerechtigheid.
6Gijzulthenvernietigen,dielasterpraatjesspreken;de HEEREzaleenafschuwhebbenvandeman,diebloed drijftenbedriegt.
7Maarikzalinuwhuiskomendoordegrote goedertierenheidvanuwvolk,eninuwontzagzalikmij neerbuigennaaruwheiligetempel.
8Leidmij,HEERE,inUwgerechtigheid,ommijn vijandenteverdrijven;maakUwwegrechtvoormij
9Wanterisgeentrouwinhunmond,hunbinnensteisvol boosheid,hunkeeliseenopengraf,methuntongvleienzij 10Vernietighen,oGod,laathenvallendoorhuneigen raadslagen,werphenwegvanwegedeveelheidvanhun overtredingen,wantzijzijntegenUinopstandgekomen 11MaarlatenallenzichverheugendieopUvertrouwen; latenzijaltijdjuichen,omdatUhenbeschermt;latenook zijdieUwNaamliefhebben,zichinUverheugen
12WantGij,HEERE,zultderechtvaardigezegenen;Gij zulthemmetwelbehagenomringenalsmeteenschild.
HOOFDSTUK6
1(VoordeopperzangmeesteropNeginotopSjeminitEen psalmvanDavid.)HEERE,bestrafmijnietinUwtoorn, entuchtigmijnietinUwtoorn.
2Weesmijgenadig,HEERE,wantikbenzwakHEERE, geneesmij,wantmijnbeenderenzijngekweld
3Ookmijnzieliszeergekweld;maarGij,HEERE,hoe langnog?
4Keerterug,HEERE,redmijnziel,verlosmij,omwille vanUwgoedertierenheid
5WantindedoodisergeengedachtenisaanU;inhetgraf, wiezalUdanken?
6Ikbenmoevanmijngekerm;heeldenachtmaakikmijn bednatvanmijntranen
7Vanverdrietismijnoogverteerd,hetveroudertdooral mijnvijanden
8Gaatwegvanmij,allendieongerechtigheidzaaien,want deHEEREheefthetgeluidvanmijngeweengehoord.
9DeHEEREheeftmijnsmeekbedegehoord;deHEERE zalmijngebedaannemen
10Laatalmijnvijandenbeschaamdwordenendiep gekweld;laathenzichplotselingbekerenenbeschaamd worden
HOOFDSTUK7
1(ShiggaionvanDavid,dathijvoordeHEEREzong,over dewoordenvanKus,deBenjaminiet)HEERE,mijnGod, opUvertrouwik;verlosmijvanalmijnvervolgersenred mij.
2Hijzalmijnzielnietverscheurenalseenleeuw,enzein stukkenscheuren,terwijlerniemandisdiehaarredt 3HEERE,mijnGod,indienikditgedaanheb,indiener onrechtopmijnhandenis,
4Indienikkwaadhebvergoldenaanhemmetwieikin vredeleefde,(ja,ikhebhemdiezonderredenmijnvijand was,gered)
5Laatdevijandmijnzielvervolgeneninnemen;ja,laathij mijnlevenvertredenopdeaarde,enmijneerinhetstof leggenSelah
6Staop,HEERE,inUwtoorn,verhefUvanwegede woedevanmijnvijanden;wordvoormijwakkervoorhet oordeeldatUgebodenhebt
7Zozaldevergaderingdesvolksuomsingelen;keer daaromterwillevanhenwederindenhoge.
8DeHEEREzaldevolkenrichten;richtmij,HEERE, overeenkomstigmijngerechtigheidenovereenkomstig mijnoprechtheid,dieinmijis
9Laatereeneindekomenaandeslechtheidvande goddelozen,maarlaatderechtvaardigenstandvastigzijn WantGod,derechtvaardige,beproefthartenennieren.
10MijntoevluchtisbijGod,diedeoprechtenvanhartredt
11Godoordeeltderechtvaardigen,maarGodiselkedag toornigopdegoddelozen
12Indienhijzichnietbekeert,zalhijzijnzwaardwetten; hijzalzijnboogspannenenhemgereedmaken.
13Hijheeftvoorhemdewapensvandedood gereedgemaakt;tegenzijnvervolgersrichtHijzijnpijlen
14Zie,hijisinbarensnoodvanongerechtigheid,hijis onheilaanhetbedenkenenheeftleugengebaard
15Hijmaakteeenkuilengroefdie,enhijvielindekuil diehijgemaakthad.
16Zijnonheilzalopzijneigenhoofdneerkomen,enzijn gewelddadigheidzalopzijneigenschedelneerkomen.
17IkzaldeHEERElovenovereenkomstigZijn gerechtigheid,enpsalmzingenvoordeNaamvande HEERE,deAllerhoogste
HOOFDSTUK8
1(VoordekoorleideropGittithEenpsalmvanDavid) HEERE,onzeHeere,hoeheerlijkisUwNaamopdeganse aarde!U,DieUwmajesteitbovendehemelenstelt.
2UitdemondvankleinekinderenenzuigelingenhebtGij krachtgeplant,terwillevanUwvijanden,omdevijanden dewrekertotbedarentebrengen.
3Alsikuwhemelzie,hetwerkvanuwvingers,demaan endesterren,dieugemaakthebt,
4Watisdemens,datGijaanhemdenkt,endezoondes mensen,datGijnaarhemomziet?
5WantGijhebthemeenweinigmindergemaaktdande engelen,enhemmetheerlijkheideneergekroond.
6Gijhebthemheerschappijgegevenoverdewerkenvan uwhanden,alleshebtGijaanzijnvoetenonderworpen
7Alleschapenenrunderen,ja,ookdedierenvanhetveld; 8Devogelsindelucht,devissenindezeeenalleswatde padenvandezeeëndoorkruist
9HEERE,onzeHeere,hoeheerlijkisUwNaamopde ganseaarde!
HOOFDSTUK9
1(VoordekoorleideropMuthlabbenEenpsalmvan David.)IkzalUloven,HEERE,metmijngansehart;ik wilalUwwonderenverkondigen
2IkzalmijverblijdenenmijoverUverheugen;ikzalUw Naampsalmzingen,oAllerhoogste.
3Wanneermijnvijandenzichbekeren,zullenzijvallenen omkomeninuwaanwezigheid
4WantGijhebtmijnrechtenmijnrechtszaakverdedigd; Gijzeteltopdetroonenveltrecht
5Gijhebtdeheidenvolkenberispt,degoddelozenhebtGij vernietigd,hunnaamhebtGijuitgeroeid,vooreeuwigen altijd
6Gijvijand,aandeverwoestingeniseeneindegekomen vooraltijd;engijhebtstedenverwoest,hungedachtenisis methenvergaan
7MaardeHEEREblijftvooreeuwig;HijheeftZijntroon voorhetgerichtgeplaatst
8Hijzaldewereldoordeleningerechtigheid,Hijzalde volkenrichteninoprechtheid
9DeHEERzaleentoevluchtzijnvoordeverdrukten,een toevluchtintijdenvannood
10Enwieuwnaamkennen,zullenopuvertrouwen,want u,HEERE,hebtnietverlatenwieuzoeken
11PsalmenzingenvoordeHEERE,DieopSionwoont; verkondigaandevolkenZijndaden.
12AlsHijombloedvraagt,denktHijdaaraan;hetgeroep vandenederigenvergeetHijniet
13Weesmijgenadig,HEERE,ziemijnbenauwdheidaan, dieiklijdvanmijnhaters;Gij,Diemijoptiltuitdepoorten desdoods
14DanzalikalUwlofverkondigenindepoortenvande dochtervanSion;ikzalmijverheugeninUwheil.
15Deheidenenzijnweggezonkenindekuildiezij gegravenhebben;inhetnetdatzijverborgenhebben,is huneigenvoetgevangen.
16DeHEEREwordtgekendaanhetrechtdatHijdoet;de goddelozeraaktverstriktinhetwerkZijnerhanden Higgaion.Selah.
17Degoddelozenzullenindehelterechtkomen,alle volkendieGodvergeten
18Wantdearmezalnietvooraltijdvergetenworden;de verwachtingvandearmezalnietvooreeuwigvergaan
19Staop,HEERE,laatdemensnietzegevieren;laatde volkenvoorUwogengeoordeeldworden
20Jaaghunvrezeaan,HEERE,opdatdeheidenvolken erkennen,datzijslechtsmensenzijn.Sela.
HOOFDSTUK10
1WaaromblijftGijopeenafstand,HEERE?Waarom verbergtGijUintijdenvannood?
2Degoddelozevervolgtinzijntrotsdearmen;laathen verstriktrakenindeplannendiezijhebbenbedacht
3Wantdegoddelozeroemtopdebegeertevanzijnhart,en hijzegentdegeldgierigen,voorwiedeHEEREeen afschuwheeft
4Degoddelozezal,uitdetrotsvanzijngelaat,Godniet zoeken;Godisnietinalzijngedachten.
5Zijnwegenzijnaltijdzwaar;Uwoordelenzijnver, buitenzijnblik;tegenalzijnvijandenishijwoedend
6Hijzegtinzijnhart:Ikzalnietwankelen,wantikzal nooitintegenspoedzijn
7Zijnmondisvolvervloeking,bedrogenbedrog;onder zijntongzijnonheilenijdelheid.
8Hijzitopdeloerindedorpen;opdeverborgenplaatsen vermoordthijonschuldigemensen;opdearmenrichthij heimelijkzijnogen.
9Hijligtopdeloer,heimelijkalseenleeuwinzijnhol;hij ligtopdeloeromdearmetevangen;hijvangtdearme,als hijheminzijnnettrekt.
10Hijbuigtenvernedertzich,zodatdearmendoorzijn sterkehandentenvalkomen
11Hijzegtinzijnhart:Godishetvergeten;Hijverbergt zijngelaat,Hijzalhetnooitzien
12Staop,HEERE,hefUwhandop,God;vergeetde nederigenniet.
13WaaromverachtdegoddelozeGod?Hijzegtinzijnhart: Uzulthetnieteisen.
14Gijhebthetgezien,enGijziethetkwaadende boosheid,envergeldthetmetUwhandDearmevertrouwt zichaanUtoe,Gijzijteenhelperderwezen
15Breekdearmvandegoddelozeendekwademan;zoek zijnboosheidop,totdatjehemnietmeervindt
16DeHEEREisKoningvooreeuwigenaltijd;de heidenvolkenzijnuitZijnlandverdwenen
17HEERE,Gijhebtdewensvandenederigengehoord; Gijzulthunhartbereiden,GijzultUwoordoenhoren.
18omdeweesendeverdrukteteoordelen,zodatdemens opaardenietmeerzalverdrukken
HOOFDSTUK11
1(VoordekoorleiderEenpsalmvanDavid)Opde HEEREstelikmijnvertrouwen;hoezegtgijtotmijnziel: Vluchtalseenvogelnaaruwberg?
2Wantzie,degoddelozenspannendeboog,zijleggenhun pijlengereedopdepees,omheimelijkopdeoprechtenvan hartteschieten.
3Alsdefundamentenwordenverwoest,watkande rechtvaardigedandoen?
4DeHEEREisinzijnheiligetempel,detroonvande HEEREisindehemel;Zijnogenzientoe,Zijnoogleden beproevendemensenkinderen.
5DeHEEREbeproeftderechtvaardige,maarde goddelozeenwiegeweldliefheeft,haatHij
6Hijzalopdegoddelozenvallen,vuurenzwavellaten regenen,eneenverschrikkelijkestormzalophen neerkomenDatzalhetdeelvanhunbekerzijn
7Wantderechtvaardige,deHEERE,heeftgerechtigheid lief;Zijnaangezichtaanschouwtdeoprechten
HOOFDSTUK12
1(VoordekoorleideropdeSjeminithEenpsalmvan David.)Help,HEERE!Wantdegodvruchtigenhoudenop, wantdegetrouwenonderdemensenkinderenvallenaf 2Zijsprekenijdelheid,iedermetzijnnaaste;metvleiende lippenenmeteendubbelhartsprekenzij.
3DeHEEREzalallevleiendelippenafsnijden,endetong diehoogmoedigewoordenspreekt
4Wiehebbengezegd:Metonzetongzullenwijde overhandkrijgen,onzelippenzijnonzeeigenlippenWie isheeroverons?
5Omdeverdrukkingvandeellendige,omhetgezuchtvan dearme,zalIknuopstaan,spreektdeHEERE;Ikzalhem redden,voorhemdietegenhemopblaast
6DewoordenvandeHEEREzijnzuiverewoorden:zilver, ineenaardensmeltovengelouterd,zevenmaalgezuiverd 7Gijzultzebewaren,HEERE,Gijzultzebewarenvoor ditgeslacht,vooreeuwig.
8Degoddelozengaanoveralrond,terwijlde verachtelijkstemensenverhevenworden
HOOFDSTUK13
1(Voordeopperzangmeester.EenpsalmvanDavid.)Hoe langzultGijmijvergeten,HEERE?Vooreeuwig?Hoe langzultGijUwaangezichtvoormijverbergen?
2Hoelangzaliknogberaadslageninmijnziel,met dagelijksedroefheidinmijnhart?Hoelangzalmijnvijand zichnogbovenmijverheffen?
3Zietoeenverhoormij,HEERE,mijnGod!Verlichtmijn ogen,opdatiknietindeslaapdesdoodsval;
4Opdatmijnvijandnietzouzeggen:Ikhebhem overweldigd,enzijdiemijinverwarringbrengen,zich zoudenverheugenalsikbewogenword
5Maarikvertrouwopuwgoedertierenheid;inuwheilzal mijnhartzichverheugen
6IkwilvoordeHEEREzingen,wantHijheeftmij weldadenbewezen.
HOOFDSTUK14
1(Voordeopperzangmeester,eenpsalmvanDavid)De dwaaszegtinzijnhart:ErisgeenGod.Zijzijnverdorven, zijhebbengruwelijkewerkengedaan,erisniemanddie goeddoet
2DeHEEREkeekvanuitdehemelnaarde mensenkinderenomtezienoferiemandwasdie verstandigwasenGodzocht
3Zezijnalleweggevaagd,zezijnalletezamenonrein geworden;erisniemanddiegoeddoet,zelfsnietéén
4Hebbenaldiebedrijversvanongerechtigheiddangeen kennis?Zijetenmijnvolkopalsofzijbroodaten,enzij roependeHEEREnietaan?
5Zijwerdeningrotevreesvervuld,wantGodisinhet geslachtvanderechtvaardigen.
6Julliehebbenderaadvandearmebeschaamd,wantde HEEREiszijntoevlucht
7Och,datdeverlossingvanIsraëluitSionkwam! WanneerdeHEEREeenomkeerbrengtinde gevangenschapvanZijnvolk,danzalJakobzich verheugenenIsraëlzalblijzijn.
HOOFDSTUK15
1(EenpsalmvanDavid)HEERE,wiemaginuwtent verblijven?Wiemagwonenopuwheiligeberg?
2Wieoprechtwandelt,gerechtigheiddoetendewaarheid spreektinzijnhart,
3Diemetzijntongnietlastert,diezijnnaastegeenkwaad doetengeensmaadophemlaadt.
4Inwiensogeneenverachtelijkmensverachtwordt,maar diedeHEEREvreest,eerthijDiezweerttotzijneigen onheil,ennietverandert.
5Diezijngeldnietuitgeeftomtewoekeren,engeen beloningneemtvandeonschuldige,diezulkedingendoet, zalnimmermeerwankelen.
HOOFDSTUK16
1(MichtamvanDavid)Bewaarmij,oGod,wantopUstel ikmijnvertrouwen
2Mijnziel,gijhebttotdeHEEREgezegd:Gijzijtmijn Heere;mijngoedheidstrektzichniettotUuit;
3Maaraandeheiligenendeaanzienlijkendieopdeaarde zijn,inwiealmijnwelbehagenis.
4Hunsmartenzullengrootzijn,zijdieeenanderegod achternalopen;Ikzalhunplengoffersvanbloedniet brengen,enhunnamenzalIknietopMijnlippennemen
5DeHEEREishetdeelvanmijnerfenisenvanmijnbeker; Gijonderhoudtmijnlot
6Deregelszijnmijinaangenameplaatsentoegevallen;ja, ikhebeengoedeerfenis
7IkzaldeHEEREloven,Diemijraadgegevenheeft;zelfs mijnnierenonderwijzenmijindenacht
8IksteldeHEEREvoortdurendvoorogen,wantHijisaan mijnrechterhand,ikzalnietwankelen.
9Daaromismijnhartblijenverheugtmijneerzich;ook zalmijnvleesrusteninhoop
10WantGijzultmijnzielnietindehelachterlaten,enGij zultniettoelatendatUwHeiligeontbindingziet
11Gijzultmijhetpaddeslevenstonen;overvloedvan vreugdeisinuwaangezicht,lieflijkheidisinuw rechterhand,vooreeuwig
HOOFDSTUK17
1(EengebedvanDavid)Hoor,HEERE,dewaarheid, luisternaarmijngeroep,neemmijngebedterore,datniet voortkomtuitvalselippen
2Laatmijnoordeeluituwaangezichtvoortkomen;laatuw ogendedingenaanschouwendiegelijkzijn
3Gijhebtmijnhartbeproefd,Gijhebtmijindenacht bezocht,Gijhebtmijbeproefdennietsgevonden;ikheb mijvoorgenomen,datmijnmondnietzalovertreden
4Watdedadenvandemensenbetreft,doorhetwoordvan uwlippenhebikmijbewaardvoordepadenvande verderver
5HoudmijntredenvastinUwsporen,opdatmijn voetstappennietwankelen.
6IkroeptotU,wantGij,oGod,zultmijverhoren;neig Uwoortotmij,enhoormijntaal
7Toonuwwonderbaarlijkegoedertierenheid,Gij,Diedoor uwrechterhandhenredt,dieopUvertrouwen,vanhendie tegenhenopstaan
8Behoedmijalsdeappelvanhetoog,verbergmijonder deschaduwvanuwvleugels,
9Vandegoddelozendiemijonderdrukken,vanmijn dodelijkevijandendiemijomsingelen.
10Zezijnopgesloteninhuneigenvet,methunmond sprekenzehooghartig
11Nuhebbenzijonsinonzevoetstappenomsingeld,hun ogenhebbenzijopdeaardegericht,
12Zoalseenleeuwdiebegerigisnaarzijnprooi,enzoals eenjongeleeuwdieopdeloerligtopverborgenplaatsen.
13Staop,HEERE,stelhemteleur,werphemneer;red mijnzielvandegoddeloze,datisUwzwaard
14VandemannendieUwhandzijn,HEERE,vande mannenvandewereld,diehundeelhebbeninditleven,en wierbuikGijvultmetUwverborgenschat;zijzijn verzadigdvankinderen,enwaternogoveris,latenzijna aanhunzuigelingen
15Maarikzalingerechtigheiduwaangezicht aanschouwen;alsikontwaak,wordikverzadigdmetuw gelijkenis
HOOFDSTUK18
1(Voordeopperzangmeester.EenpsalmvanDavid,de dienaarvandeHEERE,dietotdeHEEREdewoordenvan ditliedsprak,tendagedatdeHEEREhemverlosteuitde handvanalzijnvijandenenuitdehandvanSaulEnhij zei:)IkzalUliefhebben,HEERE,mijnsterkte.
2DeHEEREismijnrots,mijnvestingenmijnbevrijder, mijnGod,mijnsterkte,opUvertrouwik,mijnschild,de hoornmijnsheils,mijnburcht
3IkroepdeHEEREaan,Dieteprijzenis;danwordikvan mijnvijandenverlost.
4Deangstenvandedoodhaddenmijomringd,destromen vangoddelozenjoegenmijangstaan
5Debandenvandehelomringdenmij,destrikkenvande doodhieldenmijtegen
6InmijnbenauwdheidriepikdeHEEREaan,enrieptot mijnGod.Hijhoordemijnstemvanuitzijntempel,enmijn hulpgeroepbereiktezijnoren
7Toenbeefdeenbeefdedeaarde;ookdefundamentenvan debergenbeefdenenwerdengeschud,omdatHijtoornig was 8Erkwamrookuitzijnneusgaten,enuitzijnmondkwam verterendvuur;kolenwerdenerdoorontstoken.
9Hijboogdehemelneerendaaldeaf,enduisterniswas onderZijnvoeten
10EnHijreedopeencherubenvloog;ja,Hijvloogopde vleugelsvandewind
11Deduisternisheefthijtotzijnschuilplaatsgemaakt; rondomhemwarendonkerewaterenendikkewolkenaan dehemel
12DoordehelderheiddievoorHemwas,trokkenzijn dikkewolkenvoorbij,hagelstenenenvurigekolen
13ToenlietdeHEEREhetgedonderindehemelhoren,en deAllerhoogstelietZijnstemhoren;erkwamen hagelstenenenvurigekolen
14Hijschootzijnpijlenafenverstrooidehen;hijschoot bliksemschichtenafenverpletterdehen.
15Toenwerdendewaterwegenzichtbaarende fundamentenvandewereldwerdenontdektdoorUw dreiging,HEERE,doordeademuitUwneus.
16Hijheeftvanbovengezonden,Hijheeftmijgehaald, Hijheeftmijuitgrotewaterengetrokken
17Hijheeftmijgeredvanmijnsterkevijand,vanmijn haters,wantzijwarensterkerdanik
18Zijhebbenmijbeschermdopdedagvanmijn ondergang,maardeHEEREwasmijnSteun.
19Hijleiddemijnaareenruimeplaats,hijreddemij, omdathijlustaanmijhad
20DeHEEREvergoldmijovereenkomstigmijn gerechtigheid,overeenkomstigdereinheidvanmijn handenvergoldHijmij
21WantikhebdewegenvandeHEEREgehoudenenben nietgoddeloosvanmijnGodafgeweken
22Wantalzijnbepalingenwarenvoormijnaangezicht,en ikhebzijnverordeningennietvanmijafgewend.
23OokikwasoprechtvoorHemenikhebmijbewaard voormijnongerechtigheid
24DaaromheeftdeHEEREmijvergoldenovereenkomstig mijngerechtigheid,overeenkomstigdereinheidvanmijn handenvoorZijnogen
25VoordegoedertierenezultGijbarmhartigzijn;voorde oprechtezultGijoprechtzijn;
26Bijdereinenzultgijreinzijn,enbijdeverkeerdenzult gijverkeerdzijn
27WantGijzulthetverdruktevolkverlossen,maarde hogeblikkenzultGijvernederen
28WantGijzultmijnlampdoenoplichten;deHEERE, mijnGod,zalmijnduisternisverlichten
29WantmetUbenikdooreenbendeheengerend,enmet mijnGodbenikovereenmuurgesprongen
30Godswegisvolmaakt;hetwoordvandeHEEREis zuiver;HijiseenschildvoorallendieopHemvertrouwen.
31WantwieisGodbehalvedeHEERE?Enwieiseenrots behalveonzeGod?
32HetisGoddiemijmetkrachtomgordtenmijnweg volmaaktmaakt
33Hijmaaktmijnvoetenalsdievanhinden,endoetmij opmijnhoogtenstaan.
34Hijleertmijnhandendestrijd,zodateenstalenboog doormijnarmenwordtgebroken.
35OokhebtGijmijhetschilduwsheilsgegeven,Uw rechterhandheeftmijondersteund,enUw zachtmoedigheidheeftmijgrootgemaakt
36Gijhebtmijnschredenondermijruimgemaakt,zodat mijnvoetennietwankelen
37Ikhebmijnvijandenachtervolgdeningehaald,enIk bennietteruggekeerd,totdatzijverdelgdwaren
38Ikhebhenzoverwonddatzijnietmeerkondenopstaan; zijzijnondermijnvoetengevallen.
39WantGijhebtmijomgordmetkrachtvoordestrijd;Gij hebtondermijdoenbuigenwietegenmijopstonden
40Uhebtmijdenekvanmijnvijandengegeven,zodatik hendiemijhaten,kanvernietigen
41Zijriepen,maarerwasniemanddiehenredde;zij riepentotdeHEERE,maarHijantwoorddehunniet.
42Toenverpulverdeikhenalsstofindewind,ikwierp henwegalsvuilopdestraten
43Gijhebtmijbevrijduitdetwistenvanhetvolk,enGij hebtmijaangesteldtothoofdderheidenvolken;eenvolk datiknietkende,zalMijdienen
44ZodrazijvanMijhoren,zullenzijMijgehoorzamen;de vreemdelingenzullenzichaanMijonderwerpen
45Devreemdelingenzullenverdwijnen,enzijzullenbang zijnuithunbeslotenplaatsen.
46DeHEEREleeft,geloofdzijmijnRots,endeGodvan mijnheilzijgeprezen
47HetisGoddiemijwreektenhetvolkaanmij onderwerpt
48Hijredtmijvanmijnvijanden;ookverhoogtGijmij bovenhendietegenmijopstaan;Gijhebtmijbevrijdvan demanvangeweld
49DaaromzalikU,HEERE,lovenonderdeheidenvolken, enUwNaampsalmenzingen.
50Hijschenktzijnkoninggroteverlossing,enbewijst barmhartigheidaanzijngezalfde,aanDavidenaanzijn nageslacht,vooreeuwig.
HOOFDSTUK19
1(VoordekoorleiderEenpsalmvanDavid)Dehemelen verkondigendeeervanGod,enhetuitspanselverkondigt hetwerkvanzijnhanden.
2Dedagverkondigtspraakaandedag,endenacht verkondigtkennisaandenacht.
3Erisgeenspraakoftaal,waarhunstemnietgehoord wordt
4Hunlijngaatuitoverdegeheleaarde,enhunwoorden totaanheteindederwereld.InhenheeftHijeententgezet voordezon,
5Dieisalseenbruidegomdieuitzijnslaapkamerkomten zichverheugtalseensterkemanomzijnwedloopte rennen
6Zijnoorsprongisaanheteindevandehemel,enzijn omloopistotaanheteindeervan;nietsisverborgenvoor zijnhitte
7DewetvandeHEEREisvolmaakt,zijbekeertdeziel; hetgetuigenisvandeHEEREisbetrouwbaar,zijgeeft wijsheidaandeeenvoudigen
8DeverordeningenvandeHEEREzijnrechtenverheugen hethart;hetgebodvandeHEEREisreinenverlichtde ogen
9DevrezedesHerenisreinenblijftvooreeuwig;de oordelendesHerenzijnwaarachtigenaltoosrechtvaardig.
10Kostbaarderzijnzedangoud,ja,danveelfijngoud, zoeterdanhoningenhoningraat
11Ooklaatuwdienaarzichhierdoorvermanen,enwieze naleeft,zalrijkelijkbeloondworden
12Wiekentzijnafdwalingen?Reinigmijvande verborgenovertredingen
13Houdookuwdienaarafvanhoogmoedigezonden;laat dienietovermijheersen;danzalikoprechtzijnen onschuldigaandegroteovertreding
14Laatdewoordenvanmijnmondendeoverdenkingen vanmijnhartwelgevalligzijninuwogen,HEERE,mijn rotsenmijnverlosser
HOOFDSTUK20
1(VoordeopperzangmeesterEenpsalmvanDavid)De HEEREantwoordeuindedagderbenauwdheid;deNaam vandeGodvanJakobbeschermeu;
2Zenduhulpuithetheiligdom,enversterkuuitSion;
3Gedenkaluwoffersenaanvaarduwbrandoffer,Sela.
4Doewatuwhartugebiedt,endoealuwraadtenuitvoer
5Wijzullenonsverheugeninuwheil,enindenaamvan onzeGodzullenwijonzebanierenopheffen.Mogede HEEREaluwgebedenvervullen
6NuweetikdatdeHEEREZijngezalfdeverlost;Hijzal hemverhorenvanuitZijnheiligehemel,metdeheilzame krachtvanZijnrechterhand
7Sommigenvertrouwenopstrijdwagens,anderenop paarden,maarwijzullendenaamvandeHEERE,onze God,ingedachtenhouden
8Zijzijngevallenengevallen,maarwijzijnopgestaanen staanrechtop.
9Red,HEER,laatdekoningnaaronsluisterenalswij roepen
HOOFDSTUK21
1(Voordeopperzangmeester.EenpsalmvanDavid.)De koningzalzichverheugenoveruwsterkte,HEERE,en hoezeerzalhijzichverheugenoveruwheil
2Gijhebthemgegevenwatzijnhartverlangt,enhet verzoekvanzijnlippenhebtGijnietonthoudenSelah
3WantGijverhoedthemmetdezegeningenvanhetgoede: Gijzeteenkroonvanzuivergoudopzijnhoofd
4HijheeftvanUgevraagdomleven,enUhebthethem gegeven,lengtevandagen,vooreeuwigenaltijd 5Grootiszijneerdooruwheil;eerenmajesteithebtGij aanhemgegeven
6WantGijhebthemgezegendtotineeuwigheid;Gijhebt hemzeerverheugddoorUwaangezicht
7WantdekoningvertrouwtopdeHEERE,endoorde goedertierenheidvandeAllerhoogstezalhijnietwankelen. 8Uwhandzalaluwvijandenvinden;uwrechterhandzal vindenwieuhaten
9Gijzulthenmakenalseenvurigeovententijdevanuw toorn;deHEEREzalhenverslindeninZijntoorn,enhet vuurzalhenverteren
10HunvruchtzultGijvandeaardewegvagen,enhun nageslachtvanonderdemensenkinderen.
11Wantzijhebbenkwaadtegenuberaamd,zijhebbeneen kwaadplanbedacht,datzijnietkunnenuitvoeren. 12DaaromzultGijhenderugdoentoekeren,wanneerGij UwpijlenopUwpezengereedzultmakenvoorhun aangezicht
13VerhefU,HEERE,inUwkracht;danzullenwijzingen enUwmachtprijzen
HOOFDSTUK22
1(VoordeopperzangmeesteropAijelethSahar.Eenpsalm vanDavid)MijnGod,mijnGod,waaromhebtGijmij verlaten?WaaromzijtGijzovervanmijnhulp,vande woordenvanmijngebrul?
2MijnGod,ikroepoverdag,maarUhoortniet,en's nachts,enikzwijgniet
3MaarGijzijtheilig,Gij,diedelofzangenvanIsraël bewoont
4OnzevaderenhebbenopUvertrouwd;zijhebbenopU vertrouwd,enUhebthengered.
5ZijriepentotUenwerdengered;zijvertrouwdenopU enwerdennietbeschaamd
6Maarikbeneenwormengeenmens,eensmaadvande mensenenverachtdoorhetvolk
7Allendiemijzien,bespottenmij;zijstekendelipuit,zij schuddenhethoofd,zeggende:
8HijvertrouwdeeropdatdeHEEREhemzouverlossen; laatHijhemverlossen,wantHijhadbehageninhem
9MaarUbenthetdiemijuitdemoederschoothebt gehaald;Uhebtmijhoopgegeven,toeniknogaandeborst vanmijnmoederlag
10VandemoederschootafbenikopUgeworpen;vande buikvanmijnmoederafbentUmijnGod
11Blijfnietvervanmij,wantdenoodisnabij,eneris niemanddiehelpt.
12Velestierenhebbenmijomringd,machtigestierenvan Basanhebbenmijomsingeld
13Zekekenmijmetopenmondaan,alseen verscheurendeenbrullendeleeuw
14Alswaterbenikuitgestort,enalmijnbeenderenzijn ontwricht;mijnhartisalswas,hetisgesmolteninhet middenvanmijningewanden
15Mijnkrachtisverdordalseenpotscherf,mijntong kleeftaanmijngehemelte.Gijhebtmijinhetstofdes doodsgebracht
16Wanthondenhebbenmijomringd,eenbende boosdoenersheeftmijomsingeld,zijhebbenmijnhanden envoetendoorboord
17Almijnbeenderenkaniktellen:zekijkenenstarennaar mij.
18Zijverdelenmijnklerenonderelkaarenwerpenhetlot overmijngewaad
19Maarweesnietvervanmij,HEERE!mijnSterkte,kom mijsneltehulp
20Redmijnzielvanhetzwaard,mijnlievelinguitde machtvandehond
21Redmijuitdemuilvandeleeuw,wantvandehorens vandeeenhoornshebtGijmijverhoord.
22Ikzaluwnaamaanmijnbroedersverkondigen;inhet middenvandegemeentezalikuloven
23GijdiedeHEEREvreest,looftHem;gijallen, nageslachtvanJakob,verheerlijktHem;envreestHem,gij allen,nageslachtvanIsraël
24WantHijheeftdeellendevandeellendigenietveracht, nochverafschuwd;enHijheeftZijnaangezichtvoorhem nietverborgen;maaralsdietotHemriep,hoordeHij 25MijnlofzaloverUzijnindegrotevergadering;ikzal mijngeloftenbetalenvoordeogenvanhendieHem vrezen
26Dezachtmoedigenzullenetenenverzadigdworden,zij zullendeHEEREloven,dieHemzoeken;uwhartzal eeuwigleven
27Alleeindenderaardezullenhetgedenkenenzichtotde HEEREbekeren;enallegeslachtenderheidenvolken zullenvoorUnederbuigen
28WanthetkoningschapisvandeHEERE,enHijisde Heerseroverdeheidenvolken
29Allendievetzijnopdeaarde,zullenetenenaanbidden; allendieinhetstofzijnneergedaald,zullenzichvoorHem neerbuigen;enniemandkanzijneigenzielinlevenhouden 30HetnageslachtzalHemdienen,hetzalvoordeHEERE gerekendworden,vooreengeneratie.
31Zijzullenkomenenaanhetvolkdatgeborenzal worden,zijngerechtigheidverkondigen,dathijditgedaan heeft.
HOOFDSTUK23
1(EenpsalmvanDavid)DeHEEREismijnHerder,mij zalnietsontbreken
2Hijlaatmijrusteningrazigeweiden;Hijvoertmijnaar vredigwater
3Hijverkwiktmijnziel,Hijleidtmijinderechtesporen, omwillevanzijnNaam.
4Algaikookdooreendalvoldiepeduisternis,ikvrees geenkwaad,wantGijzijtbijmij;UwstokenUwstaf,die vertroostenmij.
5Gijmaaktvoormijdetafelgereed,voordeogenvan mijnvijanden;Gijzalftmijnhoofdmetolie,mijnbeker vloeitover.
6Ja,goedheidengoedertierenheidzullenmijvolgenalde dagenvanmijnleven;enikzalinhethuisvandeHEERE wonentotineeuwigheid.
HOOFDSTUK24
1(EenpsalmvanDavid)DeaardeisvandeHEEREenal watdaaropis,dewereldendiedaaropwonen.
2WantHijheefthaaropdezeeëngegrondvestenopde stromenbevestigd
3WiemagdebergvandeHEEREbeklimmen,wiemag staaninzijnheiligeplaats?
4Diereinisvanhandenenzuivervanhart,diezijnziel nietophefttotvalsheid,ennietbedrieglijkzweert
5HijzaldezegenvandeHEEREontvangen,en gerechtigheidvandeGodvanzijnheil
6DitishetgeslachtvanhendieHemzoeken,dieUw aangezichtzoeken,oJakobSela
7Heftuwhoofdenop,opoorten,enverheftu,eeuwige deuren,danzaldeKoningdererebinnengaan.
8WieisdezeKoningderere?DeHEERE,sterken geweldig,deHEERE,geweldigindestrijd
9Heftuwhoofdenop,opoorten,heftzeop,oeeuwige deuren,endeKoningdererezalbinnengaan.
10WieisdezeKoningderere?DeHEEREder heerscharen,HijisdeKoningderere.Selah.
HOOFDSTUK25
1(EenpsalmvanDavid.)TotU,HEERE,hefikmijnziel op
2MijnGod,ikvertrouwopU;laatmijnietbeschaamd worden,latenmijnvijandennietovermijzegevieren
3Ja,laatniemandbeschaamdwordendieUdient;laten beschaamdwordenwiezonderredenovertreden.
4Maakmij,HEERE,Uwwegenbekend,leermijUw paden
5Leidmijinuwwaarheidenleermij,wantubentdeGod vanmijnheil;opuhoopikheeldedag
6Denkaanuwbarmhartigheden,HEERE,enaanuw goedertierenheden,wantdiezijnervanoudsher.
7Denknietaandezondenvanmijnjeugd,nochaanmijn overtredingen;gedenkmijovereenkomstiguw goedertierenheid,omuwgoedheid,HEERE.
8GoedenwaarachtigisdeHEERE;daaromzalHij zondaarsaangaandedewegonderwijzen
9Hijzaldezachtmoedigenleideninhetrecht,enHijzal dezachtmoedigenzijnwegleren
10AldepadenvandeHEEREzijngoedertierenheiden trouwvoorhendieZijnverbondenZijngetuigenissenin achtnemen
11Omuwsnaamswil,HEERE,vergeefmijn ongerechtigheid,wantdieisgroot.
12WieisdemandiedeHEEREvreest?HemzalHij onderwijzenopdewegdieHijzalverkiezen
13Zijnzielzalinvredewonen,enzijnnageslachtzalde aardebezitten
14DesHEERENgeheimisvoorhen,dieHemvrezen;en HijzalhunZijnverbondbekendmaken.
15MijnogenzijnvoortdurendgerichtopdeHEERE,want Hijzalmijnvoetenuithetnetrukken
16BekeerUtotmijenweesmijgenadig,wantikben eenzaamenellendig
17Debenauwdhedenmijnshartenzijngroot;verlosmijuit mijnangsten.
18Zienaarmijnellendeenmijnpijn,envergeefalmijn zonden
19Kijkeensnaarmijnvijanden,wantzijzijntalrijkenzij hatenmijmeteengrotehaat
20Behoedtochmijnzielenredmij;laatmijniet beschaamdworden,wantopUvertrouwik
21Laatoprechtheidenintegriteitmijbehoeden,wantik verwachtU
22VerlosIsraël,oGod,uitalzijnbenauwdheden.
HOOFDSTUK26
1(EenpsalmvanDavid)Richtmij,HEERE,wantik wandelinmijnoprechtheid,ikvertrouwopdeHEERE, daaromzaliknietwankelen
2Onderzoekmij,HEERE,enbeproefmij;toetsmijn nierenenmijnhart.
3WantUwgoedertierenheidisvoormijnogen,enik wandelinUwwaarheid
4Ikganietommetijdelelieden,enikganietommet huichelaars.
5Ikhaatdegemeenschapvankwaaddoeners,enmetde goddelozenwiliknietzitten.
6Ikzalmijnhandeninonschuldwassen;zozalikuw altaaromringen,HEERE;
7opdatikmetdankzeggingaluwwonderenmag verkondigenenvertellen.
8HEERE,ikhebliefgehaddewoningvanuwhuis,de plaatswaaruweerwoont
9Verzamelmijnzielnietmetdezondaars,enmijnleven nietmetdebloeddorstigemannen
10Inwienshandenonheilis,enhunrechterhandvol geschenken
11Maarikzalinmijnintegriteitwandelen;verlosmijen weesmijgenadig.
12Mijnvoetstaatopeeneffenplaats;indebijeenkomsten zalikdeHEEREprijzen
HOOFDSTUK27
1(EenpsalmvanDavid.)DeHEEREismijnlichtenmijn heil,voorwiezouikvrezen?DeHEEREisdesterkte mijnslevens,voorwiezouikbangzijn?
2Toendegoddelozen,mijnvijandenenmijntegenstanders, opmijafkwamenommijnvleesopteeten,struikeldenzij envielen
3Allegertzicheenlegertegenmij,mijnhartvreestniet;al breektereenoorlogtegenmijuit,daarinblijfikvol vertrouwen
4EéndinghebikvandeHEEREverlangd,datzalik zoeken:datikaldedagenvanmijnleveninhethuisvande HEEREmagwonen,omdeliefelijkheidvandeHEEREte aanschouwenenteonderzoekeninZijntempel.
5WanttentijdevandebenauwdheidzalHijmijverbergen inZijntent,inhetverborgenevanZijntentzalHijmij verbergen;Hijzalmijzettenopeenrots.
6Nuzalmijnhoofdzichverheffenbovenmijnvijanden rondommij;daaromzalikinzijntentvreugdeoffers brengen;ikzalzingen,ja,ikzalpsalmenzingenvoorde HEERE
7Hoor,HEERE,wanneerikroepmetmijnstem;weesmij tochgenadigenantwoordmij.
8ToenGijzeide:Zoekmijnaangezicht,zeimijnharttotU: Uwaangezicht,HEERE,wilikzoeken
9VerbergUwaangezichtnietvoormij,verwerpUw dienaarnietintoorn;UbentmijtoteenHelpergeweest, verlaatmijnietenverlaatmijniet,Godmijnsheils.
10Wanneermijnvaderenmijnmoedermijverlaten,zalde HEERmijaannemen
11Leermij,HEERE,uwweg,leidmijopeeneffenpad, ommijnvijandenteontzien.
12Geefmijnietoveraandewilvanmijnvijanden,want valsegetuigenenmensendiewreedheiduitblazen,staan tegenmijop
13Ikzouverlamdzijn,alsikniethadgeloofddegoedheid vandeHEEREtezieninhetlandvandelevenden.
14WachtopdeHEERE,weessterkenHijzaluwhart sterkmakenWacht,zegik,opdeHEERE
HOOFDSTUK28
1(EenpsalmvanDavid)TotUroepik,HEERE,mijn Rots;weesnietstiltegenovermij;opdatiknietwordeals hendieindekuilnederdalen,indienGijustiltegenover mijhoudt
2Hoordestemvanmijnsmekingen,wanneeriktotUroep, wanneerikmijnhandenophefnaaruwheiligetempel.
3Trekmijnietwegmetdegoddelozenendewerkersvan ongerechtigheid,diemethunnaastevanvredespreken, maarkwaadisinhunhart
4Geefhunovereenkomstighundadenenovereenkomstig deslechtheidvanhunzwoegen;geefhunnaarhetwerkvan hunhanden;geefhunwatzijverdienen
5OmdatzijdewerkenvandeHEEREnietachten,noch hetwerkvanZijnhanden,zalHijhentegronderichtenen nietopbouwen
6GeprezenzijdeHEERE,wantHijheeftmijnluide smekingengehoord.
7DeHEEREismijnkrachtenmijnschild;opHemheeft mijnhartvertrouwdenikbengeholpenDaaromismijn hartzeerverheugdenzalikHemmetmijnliedloven.
8DeHEEREishunsterkte,HijisdeheilssterktevanZijn gezalfde
9VerlosUwvolkenzegenUwerfdeel;weidhenen verhooghenvooreeuwig
HOOFDSTUK29
1(EenpsalmvanDavid)GeeftdeHEERE,gijmachtigen, geeftdeHEEREeerensterkte.
2GeefdeHEEREdeeerdieZijnNaamtoekomt,aanbid deHEEREinheiligeschoonheid
3DestemvandeHEEREisopdewateren;deGodder heerlijkheiddondert;deHEEREisopvelewateren
4DestemvandeHEEREismachtig,destemvande HEEREisvolmajesteit.
5DestemvandeHEEREbreektdeceders,ja,deHEERE breektdecedersvandeLibanon
6Hijlaatzeookhuppelenalseenkalf,deLibanonende Sirjonalseenjongeeenhoorn
7DestemvandeHEEREsplijtdevlammenvanhetvuur
8DestemvandeHEEREdoetdewoestijnbeven,de HEEREdoetdewoestijnvanKadesbeven
9DestemvandeHEEREdoetdehindenwerpenen ontdektdewouden;eninZijntempelspreektiedervan Zijnheerlijkheid
10DeHEEREzeteltbovendevloed;ja,deHEEREzetelt alsKoningvooreeuwig
11DeHEEREzalZijnvolksterktegeven,deHEEREzal Zijnvolkzegenenmetvrede
HOOFDSTUK30
1(Eenpsalmenliedbijdeinwijdingvanhethuisvan David)IkwilUroemen,HEERE,wantGijhebtmij verhoogdenhebtmijnvijandennietovermijdoenjuichen.
2HEERE,mijnGod,ikhebtotUgeroepen,enGijhebt mijgenezen
3HEERE,Gijhebtmijnzieluithetgrafdoenopstaan;Gij hebtmijinhetlevengehouden,opdatiknietindekuilzou nederdalen
4ZingvoordeHEERE,gijdieHemliefhebt,enloofHem tergedachtenisaanZijnheiligheid.
5Wantzijntoornduurtslechtseenogenblik,bijzijn welbehagenishetleven;hetgeweenduurtdehelenacht, maarindemorgenisergejuich.
6Eninmijnvoorspoedzeiik:Ikzalnooitwankelen 7HEERE,doorUwwelbehagenhebtGijmijnbergsterk gemaakt;GijhebtUwaangezichtverborgen,zodatik verschriktwerd
8IkhebtotUgeroepen,HEERE,entotdeHEEREhebik gesmeekt
9Watvoorvoordeeliserinmijnbloed,alsikindekuil daal?ZalhetstofUloven,zalhetUwwaarheid verkondigen?
10Hoor,HEERE,enweesmijgenadig;HEERE,wees mijnHelper.
11Gijhebtmijnrouwineenreiveranderd;Gijhebtmijn rouwkleeduitgedaanenmijmetvreugdeomgord; 12OpdatmijneerUpsalmzinge,ennietzwijg.HEERE, mijnGod,ikzalUlovenineeuwigheid
HOOFDSTUK31
1(VoordeopperzangmeesterEenpsalmvanDavid)Op U,HEERE,vertrouwik;laatmijnimmermeerbeschaamd worden;redmijinUwgerechtigheid
2NeigUwoortotmij,redmijspoedig;weesGijmijn sterkerots,toteenschuilplaats,ommijteredden.
3WantGijzijtmijnrotsenmijnvesting;daarom,leiden bestuurmijterwillevanUwNaam
4Trekmijuithetnetdatzijheimelijkvoormijhebben gelegd,wantGijzijtmijnsterkte
5InUwhandbeveelikmijngeest;Gijhebtmijverlost, HEERE,Godderwaarheid.
6Ikhebeenhekelaanhendieleugenachtige,ijdeledingen vereren,maarikvertrouwopdeHEERE
7Ikzalmijverblijdenenmijverheugeninuw goedertierenheid,wantuhebtmijnbenauwdheid opgemerkt,uhebtmijnzielindebenauwdhedengekend;
8EnGijhebtmijnietindehandvandevijandopgesloten; Gijhebtmijnvoetenineengroteruimtegezet
9Weesmijgenadig,HEERE,wantikbeninnood;mijn oogisverteerddoorverdriet,ja,mijnzielenmijn ingewanden
10Wantmijnlevengaatdoorinrouw,enmijnjarenin zuchten;mijnkrachtbezwijktvanwegemijn ongerechtigheid,enmijnbeenderenzijnverteerd 11Ikwaseensmaadvooralmijnvijanden,maarvooral voormijnburen,eneenschrikvoormijnbekenden;wie mijbuitenzagen,vluchttenvoormij
12Ikbenvergetenalseendode,uithethartvandemensen, alseengebrokenvat.
13Wantikhebdelastervanvelengehoord,angstwas overal;zijberaamdensameneenplantegenmij,zij beraamdeneenplanommijnaarhetleventestaan
14MaarikhebopUvertrouwd,HEERE;ikhebgezegd: GijzijtmijnGod.
15MijntijdenzijninUwhand;verlosmijuitdehandvan mijnvijanden,envanmijnvervolgers
16LaatUwaangezichtoverUwdienaarlichten;verlosmij, omwillevanUwgoedertierenheid
17Laatmijnietbeschaamdworden,HEERE,wantikheb Uaangeroepen.Laatdegoddelozenbeschaamdworden,en laathenzwijgeninhetgraf
18Laatdeleugenachtigelippentotzwijgenworden gebracht,diemethoonenverachtinglasterlijkedingen sprekenoverderechtvaardigen
19HoegrootishetgoeddatGijhebtweggelegdvoorhen dieUvrezen,datGijgedaanhebtvoorhendieopU vertrouwen,voorhetaangezichtvandemensenkinderen! 20Gijzultzeinhetgeheimvanuwaangezichtverbergen voordehoogmoedvandemensen;Gijzultzeinhet geheimbewarenineentent,voordetwistdertongen 21GeprezenzijdeHEERE,wantHijheeftmijineen sterkestadZijnwonderbaregoedertierenheidbewezen
22Wantinmijnhaasthebikgezegd:Ikbenvanvooruw ogenafgesneden.Tochhebtumijnluidesmekingen gehoord,toeniktoturiep
23HebtdeHEERElief,alzijngunstgenoten,wantde HEEREbewaartdegelovigenenvergeldtrijkelijkwie hoogmoedigis
24Weessterk,danzalHijuwhartsterken,uallendieop deHEEREhoopt.
HOOFDSTUK32
1(EenpsalmvanDavid,Maschil)Welzaligishijwiens overtredingvergeven,wienszondebedektis
2Welzaligisdemens,aanwiedeHEEREde ongerechtigheidniettoerekent,eninwiensgeestgeen bedrogis
3Toenikzweeg,werdenmijnbottenouddoormijngebrul, deheledaglang
4WantdagennachtwasUwhandzwaaropmij;mijn zweetisveranderdinzomerdroogte.Selah.
5IkhebmijnzondeaanUbekend,enmijn ongerechtigheidhebiknietverborgenIkhebgezegd:Ik zalmijnovertredingenaandeHEEREbelijden;enGijhebt deongerechtigheidmijnerzondevergevenSelah
6Wantditzaliederheiligetotubiddententijdedatu gevondenwordt.Voorzeker,zelfsdestortvloedvan geweldigewaterenzalhemnietnaderen
7Gijzijtmijnschuilplaats;Gijzultmijbehoedenvoor benauwdheid;Gijzultmijomringenmetgezangenvan bevrijdingSelah
8Ikzaluonderwijzenenulerenaangaandedewegdieu moetgaan;IkzaluleidenmetMijnoog.
9Weesnietalseenpaardofalseenmuildier,diegeen verstandhebben.Zemoetenhunbekmettoomenbit beteugelen,anderskunnenzebijjekomen
10Degoddelozetreftveelsmarten,maarwieopde HEEREvertrouwt,hemzaldegoedertierenheidomringen 11VerblijduindeHEEREenverheugu,gij rechtvaardigen,enjuich,alleoprechtenvanhart
HOOFDSTUK33
1VerheuguindeHEERE,gijrechtvaardigen,wanteen lofzangisliefelijkvoordeoprechten
2LooftdeHEEREmetdeharp,zingvoorHemmetdeluit enhettiensnariginstrument.
3Zingvoorhemeennieuwlied,speelerbehendigoplos, metveelgeluid
4WanthetwoordvandeHEEREiswaarachtig,enalZijn werkenwordeninwaarheidgedaan.
5Hijheeftgerechtigheidenrechtlief;deaardeisvolvan hetgoedevandeHEERE.
6DoorhetwoordvandeHEEREzijndehemelengemaakt, endoordeGeestvanZijnmondheelhunleger
7Hijverzamelthetwatervandezeealseenhoop,Hijlegt dedieptenweginvoorraadschuren.
8LaatheeldeaardeontzaghebbenvoordeHEER,laatalle bewonersvandewereldontzagvoorhemhebben
9WantHijsprak,enhetwaser;Hijgebood,enhetstond er 10DeHEEREmaaktderaadderheidenvolkenteniet;Hij verijdeltdeplannendernatiën
11DeraadvandeHEEREbestaatvooreeuwig,de gedachtenvanZijnhartvangeneratieopgeneratie.
12Gezegendishetvolk,waarvandeHEEREdeGodis, hetvolkdatHijtotZijneigendomheeftuitgekozen
13DeHEEREkijktuitdehemel,Hijslaatalle mensenkinderengade
14Vanuitzijnwoonplaatsziethijneeropallebewoners vandeaarde.
15Hijvormthunhartengelijkvormig,Hijletopalhun werken
16Geenkoningwordtgereddooreengrootleger,eneen heldwordtnietgereddoorgrotesterkte
17Eenpaardiseenijdelbezitvoorredding;ookalishet zosterk,hetzalniemandredden.
18Zie,hetoogvandeHEEREisophendieHemvrezen, ophendieopZijngoedertierenheidhopen;
19Omhunzieltereddenvandedood,enheninhetleven tehoudenintijdenvanhongersnood
20OnzezielverwachtdeHEERE;Hijisonzehulpenons schild.
21WantonshartzalzichinHemverheugen,omdatwijop zijnheiligeNaamhebbenvertrouwd
22Laat,HEERE,Uwgoedertierenheidoveronszijn,gelijk alswijopUhopen
HOOFDSTUK34
1(EenpsalmvanDavid,toenhijzichvoorAbimelech omkeerde,enhijhemwegjoeg.)IkzaldeHEEREteallen tijdeprijzen;zijnlofzalvoortdurendinmijnmondzijn
2MijnzielzalzichberoemenindeHEERE;de ootmoedigenzullenhethorenenzichverheugen.
3MaaksamenmetmijdeHEEREgroot,enlatenwij samenZijnNaamverheerlijken.
4IkzochtdeHEERE,enHijantwoorddemij,enHij verlostemijuitalmijnangsten
5ToenzijnaarHemkeken,straaldenzijvanvreugdeen schaamdenhungezichtnietmeer.
6Dezearmemanriep,endeHEEREhoordehemenredde hemuitalzijnbenauwdheden
7DeEngelvandeHEERElegertzichrondomhendie Hemvrezen,enredthen
8ProefenziedatdeHEEREgoedis;welzaligdemensdie opHemvertrouwt
9VreestdeHEERE,gijZijngunstgenoten,wanterisgeen gebrekvoorhendieHemvrezen.
10Dejongeleeuwenhebbengebrekenlijdenhonger,maar wiedeHEEREzoeken,zullengeengebrekhebben
11Komt,kinderen,luistertnaarmij;ikzaludevrezedes Herenleren.
12Wieisdemandiehetlevenbegeertenveledagen liefheeftomhetgoedetezien?
13Bewaaruwtongvoorhetkwaad,enuwlippenvoorhet sprekenvanbedrog
14Blijfwegvanhetkwaadendoehetgoede;zoekde vredeenjaagdiena.
15DeogenvandeHEEREzijnopderechtvaardigen,en Zijnorenluisterennaarhunhulpgeroep
16HetaangezichtvandeHEEREistegenhendiekwaad doen,omdeherinneringaanhenvandeaardeuitteroeien 17Derechtvaardigenroepen,endeHEEREhoort,enHij redthenuitalhunbenauwdheden
18DeHEEREisnabijdegebrokenenvanhart,enHij verlostdeverslagenenvangeest.
19Talrijkzijndeellendenvanderechtvaardige,maaruit datallesredtdeHEEREhem
20Hijbewaartalzijnbeenderen;nietéénervanwordt gebroken
21Hetkwaadzaldegoddelozendoden,enwiede rechtvaardigenhaten,zullenverwoestworden.
22DeHEEREverlostdezielvanZijndienaren;en niemandvanhendieopHemvertrouwen,zalverwoest worden.
HOOFDSTUK35
1(EenpsalmvanDavid)HEERE,voermijnrechtszaak methendiemetmijtwisten;strijdtegenhendietegenmij strijden.
2Grijpschildenrondselenstaopommijtehelpen
3Trekdespeereruitensluitdewegafvoormijn vervolgers.Zegtegenmijnziel:Ikbenuwheil.
4Latenzijbeschaamdenteschandewordendiemijnziel zoeken;latenzijterugdeinzenenteschandewordendie mijnkwaadberamen.
5Laathenalskafwordenvoordewind,enlaatdeEngel vandeHEEREhennajagen
6Laathunwegdonkerengladzijn,enlaatdeEngelvan deHEEREhenvervolgen
7Wantzonderredenhebbenzijhunnetvoormij verborgenineenkuil,diezijzonderredenvoormijnziel hebbengegraven
8Laathetverderfhemonverhoedsoverkomen,enlaathet netdathijverborgenheeft,hemzelfvangen;laathijindat verderfvallen
9EnmijnzielzalzichverheugenindeHEERE,zijzal zichverblijdenoverZijnheil
10Almijnbeenderenzullenzeggen:HEERE,wieisalsU, Diedeellendigeverlostvanhemdietesterkisvoorhem, ja,deellendigeendearmevanzijnplunderaar?
11Erzijnvalsegetuigenopgestaan,diemijdingenten lastehebbengelegddieiknietwist
12Zijvergoldenmijmetgoedenkwaad,totverderfvan mijnziel
13Maartoenzijziekwaren,droegikeenrouwkleed.Ik verootmoedigdemijnzieldoortevasten,enmijngebed keerdeteruginmijneigenschoot
14Ikgedroegmijalsofhijmijnvriendofbroerwas:ik boogdiep,alsiemanddierouwtomzijnmoeder
15Maartoenhetmijslechtging,verheugdenzijzichen verzameldenzich;ja,deverachtelijkenverzameldenzich tegenmij,zonderdatikhetwist;zijverscheurdenmijen hieldennietop.
16OpdefeestenknarstendespotterstegenMij,hun tandenknarsten
17Heer,hoelangzultUtoekijken?Redmijnzielvanhun vernietiging,mijnlievelingvandeleeuwen.
18IkzalUlovenindegrotevergadering,ikzalUprijzen ondereengrotemenigte
19Latendegenendiemijtenonrechtetotvijandzijn,zich nietovermijverheugen,enlatendegenendiemijzonder redenhaten,nietmethunogenknipperen.
20Wantzijsprekennietvanvrede,maarzijbedenken bedrieglijkezakentegendestillezieleninhetland 21Ja,zijsperdenhunmondwijdtegenmijopenenzeiden: Ha,ha,onsoogheefthetgezien
22DithebtUgezien,HEERE!Zwijgniet;HEERE,blijf nietverrevanmij.
23Weesopuwhoedeenwordwakkervoormijnrecht, voormijnrechtszaak,mijnGodenmijnHeer
24Richtmij,HEERE,mijnGod,naarUwgerechtigheid, enlaathenzichovermijnietverblijden
25Latenzijnietbijzichzelfzeggen:Ach,zowillenwijhet hebben;latenzijnietzeggen:Wijhebbenhemverslonden.
26Latenzijdiezichverheugenovermijnonheil,te schamenenteschandeworden;latenzijbekleedworden metschandeenoneer,diezichtegenmijverheffen.
27Latenzijjuichenenzichverheugen,diemijn gerechtigheidbegunstigen;ja,latenzijvoortdurendzeggen: LaatdeHEEREgrootgemaaktworden,Dieeen welbehagenheeftinhetwelzijnvanZijndienaar 28EnmijntongzalvanUwgerechtigheidenvanUwlof gewagen,deheledag.
HOOFDSTUK36
1(VoordeopperzangmeesterEenpsalmvanDavid,de dienaarvandeHEERE)Deovertredingvandegoddeloze zegtinmijnhart,datergeenvreesvoorGodvoorzijnogen is 2Wanthijvleitzichinzijneigenogen,totdatzijn ongerechtigheidafschuwelijkblijkttezijn.
3Dewoordenvanzijnmondzijnonrechtenbedrog;hij heefthetnagelatenwijstezijnengoedtedoen
4Hijsmeedtkwaadopzijnbed,hijgaatopeenwegdie nietgoedis,hijheeftgeenafschuwvanhetkwaad 5Uwgoedertierenheid,HEERE,istotindehemelen,en Uwtrouwreikttotaandewolken
6Uwgerechtigheidisalsdegrotebergen,Uwoordelen zijneengrotewatervloedHEERE,Gijbewaartmensen dier.
7HoegrootisUwgoedertierenheid,oGod!Daarom schuilendemensenkinderenonderdeschaduwvanUw vleugels
8Zijzullenverzadigdwordenvandevettigheidvanuw huis;enuzulthenlatendrinkenuitderiviervanuwlusten. 9WantbijUisdebrondeslevens;inUwlichtzullenwij hetlichtzien
10LaatUwgoedertierenheidvoortbestaanvoorhendieU kennen,enUwgerechtigheidvoordeoprechtenvanhart
11Laatdevoetvandehoogmoedmijniettreffen,enlaat dehandvandegoddelozenmijnietverdrijven.
12Daarzijndewerkersvanongerechtigheidgevallen;zij zijnneergeworpenenkunnennietopstaan.
HOOFDSTUK37
1(EenpsalmvanDavid.)Weesnietjaloersopde boosdoeners,enweesnietafgunstigopdewerkersvan ongerechtigheid
2Wantzijzullenspoedigwordenafgemaaidalshetgras, enverdorrenalshetgroenekruid
3VertrouwopdeHEEREendoehetgoede;danzultuin hetlandwonenenvoedzaamzijn
4SchepvreugdeindeHEERE,danzalHijugevende verlangensvanuwhart.
5VertrouwuwwegtoeaandeHEEREenvertrouwop Hem,danzalHijhetdoengebeuren
6Hijzaluwgerechtigheiddoenopkomenalshetlicht,en uwrechtalsdemiddag
7WeesstilvoordeHEEREenwachtopHemWeesniet boosophemdievoorspoedigisopzijnweg,opdemandie bozeplannensmeedt
8LaatdetoornvarenenlaatdegrimmigheidvarenWees nietboosopuzelfendoegeenkwaad.
9Wantdeboosdoenerswordenuitgeroeid,maarwieopde HEEREwachten,diezullendeaardebeërven
10Wantnogeenkortetijd,endegoddelozezalerniet meerzijn;letopzijnplaats,enhijzalernietmeerzijn
11Maardezachtmoedigenzullendeaardebeërvenenzich verlustigenindeovervloedvanvrede.
12Degoddelozesmeedtplannentegenderechtvaardigeen knarstmetzijntandentegenhem
13DeHEEREzalhembelachen,wanthijziet,datZijndag komt
14Degoddelozentrekkenhetzwaardenspannendeboog omdeellendigenenbehoeftigenneerteslaanenhente dodendieoprechtvanwandelzijn
15Hunzwaardzalinhuneigenhartdringen,enhunbogen zullenverbrokenworden.
16Beterishetweinigedateenrechtvaardigeheeft,dande rijkdomvanvelegoddelozen
17Wantdearmenvandegoddelozenwordenverbroken, maardeHEEREondersteuntderechtvaardigen
18DeHEEREkentdedagenderoprechten,enhunerfdeel zalvooreeuwigzijn.
19Indekwadetijdzullenzijnietbeschaamdworden,enin dedagenvanhongersnoodzullenzijverzadigdworden.
20Maardegoddelozenzullenomkomen,endevijanden vandeHEEREzullenzijnalshetvetvanlammeren;zij zullenvergaan,inrookzullenzijopgaan
21Degoddelozeleentenbetaaltnietterug,maarde rechtvaardigebewijstbarmhartigheidengeeft
22WantwiedoorHemgezegendzijn,zullendeaarde beërven,maarwiedoorHemvervloektzijn,zullen uitgeroeidworden
23DeHEEREleidtdeschredenvaneengoedmens,Hij heeftlustaanzijnweg
24Alzouhijvallen,hijzalnietgeheelweggeworpen worden,wantdeHEEREondersteuntzijnhand.
25Ikbenjonggeweestenbenookoudgeworden,maarik hebnooitgeziendatderechtvaardigeverlatenwerd,endat zijnnageslachtzochtnaarbrood
26Hijisaltijdbarmhartigenleent,enzijnnageslachtis gezegend.
27Wijkvanhetkwaadendoehetgoede,enwoonin eeuwigheid
28WantdeHEEREheefthetrechtliefenHijverlaatZijn gunstgenotenniet;zijwordenvooreeuwigbewaard,maar hetzaaddergoddelozenwordtuitgeroeid
29Derechtvaardigenzullenhetlandbezittenenervoor eeuwigwonen
30Demondvanderechtvaardigespreektwijsheid,enzijn tongspreektvanrecht
31DewetvanzijnGodisinzijnhart;geenvanzijn schredenzalwankelen.
32Degoddelozeletopderechtvaardigeenzoekthemte doden
33DeHEEREzalhemnietinzijnhandlaten,enHijzal hemnietveroordelen,wanneerhijgeoordeeldwordt
34WachtopdeHEEREenhouduaanZijnweg,danzal Hijuverhogen,zodatuhetlandinbezitkrijgt.Wanneerde goddelozenuitgeroeidworden,zultuhetzien
35Ikhebdegoddelozeingrotemachtgezien,enhij breiddezichuitalseengroenelaurierboom.
36Maarhijgingheen,enzie,hijwasnietmeerIkzocht hem,maarhijwasniettevinden
37Letopdevolmaaktemanenzienaardeoprechte,want heteindevandiemanisvrede
38Maardeovertrederszullentezamenverdelgdworden; heteindedergoddelozenzalafgesnedenworden.
39Maardereddingvanderechtvaardigenisvande HEERE;Hijishunsterkteintijdenvanbenauwdheid
40EndeHEEREzalhenhelpenenhenbevrijden;Hijzal henbevrijdenvandegoddelozenenhenverlossen,omdat zijopHemvertrouwdhebben
HOOFDSTUK38
1(EenpsalmvanDavid,omteherinneren.)HEERE, bestrafmijnietinUwtoorn,entuchtigmijnietinUw grimmigheid
2WantUwpijlenstekeninmij,enUwhanddruktmijhard.
3Erisnietsgezondsaanmijnvleesvanwegeuwtoorn,en erisgeenrustinmijnbeenderenvanwegemijnzonde
4Wantmijnongerechtighedengaanmijbovenhethoofd, alseenzwarelastzijnzetezwaarvoormij
5Mijnwondenstinkenenzijnbedorvenvanwegemijn dwaasheid
6Ikbenontsteld,ikbendiepgebogen,deheledaggaikin hetrouwkleed
7Wantmijnlendenenzijnvolvaneenafschuwelijkekwaal, erisnietsgezondsaanmijnvlees
8Ikbenverzwaktengebroken;ikhebgebruldvanwegede onrustvanmijnhart
9HEERE,almijnverlangenligtvoorUopen,enmijn zuchtenisvoorUnietverborgen.
10Mijnhartjuicht,mijnkrachtlaatmijindesteek;ook hetlichtinmijnogenisvanmijweg
11Mijngeliefdenenmijnvriendenhoudenzichvervan mijnpijnvandaan,enmijnverwantenhoudenzichvan verre
12Enzijdiemijnlevenzoeken,spannenmijvalstrikken, enzijdiemijnonheilzoeken,sprekenschadelijkewoorden enbedenkenbedrog,deheledag
13Maarik,alseendove,hoordeniet,enikwasalseen stomme,diezijnmondnietopendoet.
14Ikbenalseenmensdieniethoorteninwiensmond geenweerwoordis
15WantopU,HEERE,hoopik;Gijzulthoren,HEERE, mijnGod
16Wantikzei:Luisternaarmij,opdatzijzichnietover mijverblijden;indienmijnvoetwankelt,makenzijzich tegenmijgroot
17Wantikdreigtestruikelen,mijnsmartstaat voortdurendvóórmij
18Wantikzalmijnongerechtigheidbekendmaken,ikzal berouwhebbenovermijnzonde.
19Maarmijnvijandenzijnlevendigenmachtig,enzijdie mijtenonrechtehaten,zijntalrijk
20Enzijdiekwaadvoorgoedvergelden,zijnmijn tegenstanders,omdatikhetgoedenajaag
21Verlaatmijniet,HEERE,mijnGod,blijfnietvervan mij.
22Kommijsneltehulp,HEERE,mijnheil
HOOFDSTUK39
1(Voordekoorleider,voorJeduthunEenpsalmvan David.)Ikzei:Ikzalopmijnwegenletten,datikniet zondigmetmijntong;ikzalmijnmondmeteentoom houden,zolangdegoddelozevoormijstaat
2Ikwasstomenzweeg,zelfsvanhetgoedehieldikmijn mond;enmijndroefheidwerdopgewekt
3Mijnhartwasheetinmij,terwijlikmijmerdeoverhet vuurdatbrandde;toensprakikmetmijntong, 4HEERE,maakmijbekendwatmijneindeis,enhoe grootmijndagenzijn;danweetikhoezwakikben
5Zie,Gijhebtmijndagengemaaktalseenhandbreedte,en mijnleeftijdisalsnietsvoorUwaangezicht;voorwaar, iedermensisopzijnbestnietsdanijdelheidSelah 6Voorwaar,iedermenswandeltinijdelvertoon;voorwaar, zijzijntevergeefsonrustig;hijhooptrijkdommenop,maar weetniet,wiezezalverzamelen
7Ennu,HEERE,watwachtiknog?MijnhoopisopU. 8Verlosmijvanalmijnovertredingen;maakmijniettot eensmaadvandedwazen
9Ikwasstom,ikhebmijnmondnietopengedaan,omdat Gijhetgedaanhebt
10NeemUwslagvanmijweg:ikwordverteerddoorde slagvanUwhand
11WanneerGijdemensmetbestraffingenoverzijn ongerechtigheidtuchtigt,doetGijzijnschoonheidvergaan alseenmot.Voorwaar,iedermensisijdelheid.Selah.
12Hoor,HEERE,mijngebed,enneemmijngeroepterore; zwijgniettotmijntranen,wantikbeneenvreemdelingen eenbijwonerbijU,zoalsalmijnvaderen
13Spaarmij,dankanikkrachtherwinnen,voordatik heengaennietmeerben.
HOOFDSTUK40
1(VoordeopperzangmeesterEenpsalmvanDavid)Ik wachttegeduldigopdeHEERE;enHijneigdezichtotmij enhoordemijngeroep.
2Hijtrokmijookopuitdekuilvanhetverderf,uithet slijkvandemodderHijzettemijnvoetenopderotsen maaktemijnpadeneffen.
3EnHijheefteennieuwliedinmijnmondgelegd,een lofzangvooronzeGodVelenzullenhetzienenvrezenen opdeHEEREvertrouwen
4WelzaligdemensdieopdeHEEREvertrouwt,diezich nietbekommertomdehoogmoedigenenomhendiezich totleugenswenden
5Vele,HEERE,mijnGod,zijndewonderendieGij gedaanhebt,endegedachtendieGijvooronskoestert;zij kunnennietinordevoorUwordenopgeteld;indienikze zouwillenopnoemeneneroverspreken,zijzijnmeerdan iktellenkan.
6SlachtofferenspijsofferhebtGijnietgewild;Gijhebt mijdeorengeopend;brandofferenzondofferhebtGijniet geëist.
7Toenzeiik:Zie,ikkomIndeboekrolstaatovermij geschreven:
8Ikheblustomuwwiltedoen,mijnGod,uwwetisinhet binnenstevanmijnhart
9Ikverkondiggerechtigheidindegrotevergadering;zie, ikhebmijnlippennietingehouden,HEERE,Gijweethet.
10Ikhebuwgerechtigheidnietinmijnhartverborgen;ik hebuwtrouwenuwheilverkondigd;uwgoedertierenheid enuwwaarheidhebiknietverborgenvoordegrote gemeente
11Onthoudmij,HEERE,Uwbarmhartighedenniet;laten UwgoedertierenheidenUwtrouwmijbestendigbehoeden.
12Wanttallozekwadenomringenmij;mijn ongerechtighedenhebbenmijaangegrepen,zodatikmijn bliknietkanopheffen;zijzijntalrijkerdandeharenvan mijnhoofd;daarombezwijktmijnhart
13Weesbehaaglijk,HEERE,ommijteredden;HEERE, kommijspoedigtehulp.
14Latenzijteschamenenteschandeworden,diemijnziel zoekenomhaarteverderven;latenzijachteruitgedrevenen teschandeworden,diemijhetkwaadwensen.
15Laathenverwoestwordenalsloonvoorhunschande, dietotmijzeggen:Aha,aha
16LatenallendieUzoeken,zichinUverheugenen vrolijkzijn;latenzijdieUwheilliefhebben,voortdurend zeggen:DeHEEREzijgroot.
17Ikbenarmenbehoeftig,maardeHEEREdenktaanmij UbentmijnHelperenmijnBevrijderWeesniettalm,mijn God
HOOFDSTUK41
1(VoordekoorleiderEenpsalmvanDavid)Welzaligis hijdieachtgeeftopdearme;deHEEREzalhemreddenin tijdvannood.
2DeHEEREzalhembehoedeneninhetlevenhouden;hij zalgezegendwordenopdeaarde;enGijzulthemniet overleverenaandewilvanzijnvijanden.
3DeHEEREzalhemsterkenophetbedvankwijning;Gij zultheelzijnbedopmakeninzijnziekte
4Ikzeide:HEERE,weesmijgenadig,geneesmijnziel, wantikhebtegenUgezondigd.
5Mijnvijandensprekenkwaadvanmij,wanneerzalhij sterven,enzijnnaamvergaan?
6Enalshijbijmijkomt,spreekthijonwaarheid;zijnhart verzameltonrechtinzich;alshijnaarbuitengaat,vertelt hijhet
7Almijnhatersfluisterentegenmij;zijsmedenkwaad tegenmij
8Eenvreselijkeziektekleefthemaan,zeggenze,ennuhij ligt,zalhijnietmeeropstaan
9Ja,zelfsmijnvriend,opwieikvertrouwde,dievanmijn broodat,heeftzijnhieltegenmijopgeheven.
10MaarGij,HEERE,weesmijgenadigenrichtmijop, danzalikhethunvergelden
11HieraanweetikdatGijmijwelgevalligzijt,wantmijn vijandzalnietovermijzegevieren
12Enwatmijbetreft,Gijondersteuntmijinmijn oprechtheid,ensteltmijvooreeuwigvoorUwaangezicht.
13GeprezenzijdeHEERE,deGodvanIsraël,van eeuwigheidentoteeuwigheidAmen,enamen
HOOFDSTUK42
1(Voordekoorleider,Maschil,voordezonenvanKorach.) Zoalseenhertschreeuwtnaardewaterstromen,zo schreeuwtmijnzielnaarU,oGod
2MijnzieldorstnaarGod,naardelevendeGod;wanneer zalikkomenenvoorGodverschijnen?
3Mijntranenzijnmijtotvoedsel,dagennacht,terwijlzij voortdurendtotmijzeggen:WaarisuwGod?
4Alsikaandezedingendenk,stortikmijnzieluitinmij Wantikwasmetdemenigtemeegegaan,ikgingmethen naarhethuisvanGod,ondergejuichenlofzang,temidden vaneenmenigtediefeestvierde
5Waarombuigtgijuneder,omijnziel,enzijtgijonrustig inmij?HoopopGod,wantikzalHemnoglovenvanwege dehulpzijnsaanschijns
6MijnGod,mijnzielisbedroefdinmij;daaromzalikaan UdenkenvanuithetlandvandeJordaanenvande Hermonieten,vanafhetgebergteMisar
7Dediepteroepttotdediepte,vanwegehetgedruisvan uwwaterhozen;aluwgolvenenuwbarenzijnovermij heengegaan
8TochzaldeHEEREoverdagZijngoedertierenheid gebieden,enindenachtzalZijngezangbijmijzijn,en mijngebedtotdeGodvanmijnleven
9IkzaltotGod,mijnrots,zeggen:WaaromvergeetGij mij?Waaromgaikinhetzwartoverdeonderdrukkingvan devijand?
10Mijnvijandensmadenmijalsmeteenzwaardinmijn beenderen,terwijlzijdagelijkstotmijzeggen:Waarisuw God?
11Watbuigtgijuneder,omijnziel,enwaaromzijtgij onrustiginmij?HoopopGod,wantikzalHemnogloven, DiedeVerlossingmijnsaangezichtsenmijnGodis
HOOFDSTUK43
1Richtmij,oGod,envoermijnrechtszaaktegeneen goddeloosvolk;verlosmijvandemandiebedriegten onrechtvaardigis
2WantGijzijtdeGodmijnssterktes;waaromverstootGij mij?Waaromgaikinhetzwartoverdeonderdrukkingdes vijands?
3ZendUwlichtenUwwaarheiduit;latendiemijgeleiden, latenzijmijbrengenopUwheiligebergeninUw woningen
4DanzaliknaarhetaltaarvanGodgaan,naarGod,mijn hoogstevreugde;ja,ikzalUlovenbijdeharp,God,mijn God
5Waarombuigtgijuneder,mijnziel,enzijtgijonrustigin mij?HoopopGod,wantikzalHemnogloven,Diede VerlossingmijnsaangezichtsenmijnGodis
HOOFDSTUK44
1(AandeopperzangmeestervandezonenvanKorach, Maschil)Wijhebbenmeteigenorengehoord,oGod,onze vaderenhebbenhetonsverteld,watvoorwerkUinhun dagenhebtgedaan,indetijdenvanouds.
2HoeGijmetUwhanddeheidenvolkenhebtverdrevenen henhebtgeplant;hoeGijhetvolkhebtonderdruktenhen hebtverdreven.
3Wantzijhebbenhetlandnietinbezitgenomendoorhun eigenzwaard,enhuneigenarmheefthennietgered;maar Uwrechterhand,UwarmenhetlichtvanUwaangezicht, omdatGijhuneenwelbehagenhebtbewezen
4GijzijtmijnKoning,oGod,gebiedreddingvoorJakob
5DoorUzullenwijonzevijandenverpletteren,doorUw Naamzullenwijhenvertredendietegenonsopstaan
6Wantikvertrouwnietopmijnboog,enmijnzwaardzal mijnietredden.
7MaarGijhebtonsvanonzevijandenverlost,enhendie onshaatten,teschandegemaakt
8InGodroemenwijdeheledag,enlovenuwnaamvoor eeuwigSelah
9MaarGijhebtonsverstotenenteschandegemaakt,en Gijtrektnietuitmetonzelegers.
10Gijdoetonsafkerenvandevijand,enwieonshaten, plunderenvoorzichzelf
11Gijhebtonsalsschapentotvoedselbestemd,enons onderdeheidenvolkenverstrooid
12Gijverkooptuwvolkvoorniets,envermeerderuw vermogennietmetdeprijsdiezijuopleveren.
13Gijmaaktonstoteensmaadvooronzeburen,toteen spoteneenhoonvoorhendierondomonszijn
14Gijmaaktonstoteenspotwoordonderdeheidenvolken, toteenhoofdschuddingonderdevolken
15Mijnverwarringisvoortdurendvóórmij,ende schaamtevanmijngelaatbedektmij,
16Wantdestemvanhemdiesmaadtenlastert,vanwege devijandendewraakzuchtige
17Ditallesisoveronsgekomen,entochzijnwijUniet vergeten,enhebbenwijnietontrouwgeweestaanUw verbond
18Onshartisnietachterwaartsgekeerd,enonzeschreden zijnnietafgewekenvanuwweg;
19HoewelGijonsindeplaatsderdrakenzwaarhebt gebroken,enonsmetdeschaduwdesdoodshebtbedekt
20AlswijdenaamvanonzeGodvergetenzijn,ofonze handenhebbenuitgestrektnaareenvreemdegod, 21ZouGodditnietonderzoeken?Hijkentimmersde geheimenvanhethart
22Ja,omwillevanUwordenwijdeheledaggedood;wij wordengerekendalsschapenvoordeslachtbank.
23Ontwaak,waaromslaaptGij,HEERE?Staop,verstoot onsnietvooreeuwig.
24WaaromverbergtGijUwaangezicht,envergeetGij onzeellendeenonzeverdrukking?
25Wantonzezielbuigtzichneerinhetstof,onzebuik kleeftaandeaarde.
26Staop,helponsenverlosons,omwillevanuw goedertierenheid
HOOFDSTUK45
1(VoordeopperzangmeesteropSjosjannim,voorde zonenvanKorach,Maschil,Eenliedvanliefdes)Mijn hartschrijfteengoedverhaalop:ikspreekoverdedingen dieikhebgemaaktoverdekoning:mijntongisdepenvan eenvaardigschrijver
2Gijzijtschonerdandemensenkinderen;genadeisopuw lippenuitgestort;daaromheeftGoduvooreeuwig gezegend
3Gorduwzwaardaanuwheup,oAllermachtige,metuw glorieenuwmajesteit
4Enrijdvoorspoediginuwmajesteit,inwaarheid, zachtmoedigheidengerechtigheid;enuwrechterhandzalu vreselijkedingenleren
5Uwpijlenzijnscherpinhethartvandevijandenvande koning,waardoorhetvolkonderuvalt.
6Uwtroon,oGod,staatinalleeeuwigheid;desceptervan uwkoninkrijkiseensceptervanrecht
7Gijhebtgerechtigheidliefenhaatonrecht;daaromheeft God,uwGod,umetvreugdeoliegezalfdbovenuw metgezellen
8Aluwklerenruikennaarmirre,aloëenkassie,uitde ivorenpaleizen,waarmedezijuverblijdhebben
9Onderuwedelevrouwenwarendedochtersvande koningen;aanuwrechterhandstonddekoningin,gekleed ingoudvanOfir
10Luister,dochter,enletop,enneiguwoor;vergeetuw volkenhethuisvanuwvader;
11Zozaldekoninguwschoonheidbegeren,wantHijis uwHeer;aanbidHemdus
12EndedochtervanTyruszaldaarzijnmeteengeschenk; zelfsderijkenonderhetvolkzullenuomgunstsmeken
13Dedochtervandekoningisvanbinnengeheel luisterrijk;haarkledingisvanbewerktgoud.
14Zijzalingeborduurdekledijvoordekoningworden gebracht;demaagdenenhaarvriendinnenzullenvooru wordengebracht
15Metvreugdeengejuichzullenzijwordengebracht;zij zullenhetpaleisvandekoningbinnengaan
16Indeplaatsvanuwvaderenzullenuwkinderenzijn,die utotvorstenzultmakenoverdeheleaarde
17Ikzalervoorzorgendatuwnaaminallegeneraties herinnerdwordt;daaromzullendevolkenuprijzenin eeuwigheid
HOOFDSTUK46
1(VoordekoorleidervandeKorachieten:Eenliedop Alamoth)Godisonzetoevluchtensterkte,eenhulpdie zeergoedbevondenisinbenauwdheden
2Daaromzullenwijnietvrezen,alwankeltdeaardeenal wordendebergeninhetmiddenvandezeegerukt, 3Albruisenenberoerenhaarwateren,alschuddende bergendoorhaarzwelling.Selah.
4Eriseenrivier,haarstromenzullendestadvanGod verblijden,deheiligeplaatsvandetentenvande Allerhoogste
5Godisinhaarmidden;zijzalnietwankelen;Godzal haarhelpen,enwelmeteen
6Deheidenvolkenraasden,dekoninkrijkenwankelden; Hijverhiefzijnstem,deaardesmolt
7DeHEEREvandehemelsemachtenismetons;deGod vanJakobisonzetoevlucht.Selah.
8Kom,ziedewerkenvandeHEERE,welke verwoestingenHijopaardeheeftaangericht
9Hijdoetdeoorlogenophoudentotaanheteindeder aarde;Hijbreektdeboog,enslaatdespeerinstukken;Hij verbrandtdestrijdwagensmetvuur
10WeesstilenweetdatIkGodben.Ikzalverheven wordenonderdeheidenvolken,Ikzalverhevenwordenop aarde
11DeHEEREvandehemelsemachtenismetons;deGod vanJakobisonzetoevluchtSelah
HOOFDSTUK47
1(VoordekoorleiderEenpsalmvoordezonenvan Korach.)Klapindehanden,allevolken;juichvoorGod mettriomfantelijkestemmen
2WantdeHEERE,deAllerhoogste,isgeducht;Hijiseen grootKoningoverdegeheleaarde.
3Hijzaldevolkenaanonsonderwerpen,endenatiënaan onzevoeten
4Hijzalvooronsonzeerfenisuitkiezen,deheerlijkheid vanJakob,diehijliefhadSelah
5Godisopgevarenmetgejuich,deHEEREmet bazuingeschal.
6ZinglofzangenvoorGod,zinglofzangen:zinglofzangen vooronzeKoning,zinglofzangen
7WantGodisdeKoningvandeheleaarde;zingmet verstand 8Godregeertoverdeheidenvolken;Godzitopdetroon vanzijnheiligheid.
9Deleidersvanhetvolkzijnbijeengekomen,hetvolkvan AbrahamsGodWantdeschildenvandeaardebehoren Godtoe.Hijiszeerverheven.
HOOFDSTUK48
1(EenliedeneenpsalmvoordezonenvanKorach)Groot isdeHEERE,enzeerteprijzenindestadvanonzeGod, opdebergvanZijnheiligheid.
2Mooivanligging,eenvreugdevoordeheleaarde,isde bergSion,aandenoordzijde,destadvandegroteKoning
3Godisinhaarpaleizenbekendalseentoevluchtsoord
4Wantzie,dekoningenwarenbijeen,zijtrokken gezamenlijkvoorbij.
5Toenzijhetzagen,warenzijverbaasd;zijraaktenin paniekengingensnelweg
6Angstgreephendaaraan,eneenpijnalsvaneenvrouw diebarensweeënheeft
7GijverbreektdeschepenvanTarsismeteenoostenwind
8Zoalswijgehoordhebben,zohebbenwijgezieninde stadvandeHEEREvandelegermachten,indestadvan onzeGod:GodzalhaarvooreeuwigbevestigenSelah 9Wijhebbengedachtaanuwgoedertierenheid,oGod,in hetmiddenvanuwtempel.
10NaarUwNaam,oGod,zozalUwlofzijntotaande eindenderaarde;Uwrechterhandisvolvangerechtigheid 11LaatdebergSionjuichen,latendedochtersvanJuda zichverheugen,vanwegeuwoordelen
12WandelrondomSionengaeromheen;bezoekhaar torens
13Letgoedophaarbolwerken,letophaarpaleizen,zodat uhetaanhetvolgendegeslachtkuntvertellen.
14WantdezeGodisonzeGodvooreeuwigenaltijd;Hij zalonsleidentotindedood
HOOFDSTUK49
1(Voordeopperzangmeester.Eenpsalmvoordezonen vanKorach)Hoortdit,allevolken;neigtterore,alle inwonersderwereld
2Laagenhoog,rijkenarm,samen.
3Mijnmondzalwijsheidspreken,endeoverdenkingvan mijnhartzalinzichtzijn
4Ikzalmijnoorneigentoteenspreuk,ikzalmijn geheimzinnigwoordopenenopdeharp
5Waaromzouikbangzijnindedagenvanhetkwaad, wanneerdeongerechtigheidmijnerhielenmijomsingelt?
6Zijdieophunrijkdomvertrouwenenzichberoemenop deveelheidvanhunrijkdommen,
7Niemandvanhenkanzijnbroederopenigerleiwijze vrijkopen,nochGodeenlosprijsvoorhembetalen
8(Wantdeverlossingvanhunzieliskostbaar,enhoudt vooreeuwigop.)
9opdathijnogeeuwigzoulevenengeenverderfzouzien 10Wanthijzietdatdewijzensterven,endatevenzode dwazenenderedelozenomkomenenhunrijkdommenaan anderennalaten
11Hundiepstegedachteis,dathunhuizenvooreeuwig zullenblijvenbestaan,enhunwoonplaatsenvangeneratie opgeneratieZijnoemenhunlandennaarhuneigennamen 12Maardemensblijftnietinaanzien;hijisalsdedieren dievergaan.
13Ditishundwaasheid,hunweg;entochkeurthun nageslachthunwoordengoedSelah
14Alsschapenwordenzijinhetgrafgelegd;dedoodzal henweiden,endeoprechtenzullenoverhenheerseninde morgen;enhunschoonheidzalinhetgrafvergaan,weg vanhunverblijfplaats
15MaarGodzalmijnzielverlossenuitdemachtvanhet graf,wantHijzalmijaannemenSelah
16Weesnietbangalsiemandrijkwordt,alsdeluistervan zijnhuistoeneemt;
17Wantalshijsterft,zalhijnietsmeenemen;zijn heerlijkheidzalhemnietachtervolgen
18Hoewelhijtijdenszijnlevenzijnzielzegende,enmen zalUprijzen,wanneerGijgoedaanUzelfdoet.
19Hijzalnaarhetgeslachtvanzijnvaderengaan;zij zullenineeuwigheidhetlichtnietzien
20Demensdieeerheeft,maargeeninzichtheeft,isalsde dierendievergaan
HOOFDSTUK50
1(EenpsalmvanAsaf)DesterkeGod,deHEERE,heeft gesprokenendeaardegeroepen,vanwaardezonopgaat totwaarzijondergaat.
2UitSion,devolmaakteschoonheid,heeftGodgeschenen
3OnzeGodzalkomenenzalnietzwijgen;eenvuurzal voorHemverterenenrondomHemzalhetgeweldig stormen
4Hijroepttotdehemeldaarbovenentotdeaarde,omover zijnvolkteoordelen
5Verzamelmijnheiligenbijmij,diemetmijeenverbond hebbengeslotendooroffers.
6EndehemelenzullenZijngerechtigheidverkondigen, wantGodisRechterZelfSelah
7Luister,mijnvolk,danzalIkspreken,Israël,enIkzal tegenugetuigen:IkbenGod,uwGod
8Ikzalunietberispen,omdatuwslachtoffersenuw brandoffersvoortdurendvoormijnaangezichtzijngeweest.
9Ikzalgeenstieruituwhuisweghalen,engeenbokken uituwkooien
10WantalhetgediertevanhetwoudisvanMij,enhetvee opduizendheuvels
11Ikkenallevogelsindebergen,enallewildedierenin hetveldzijnvanMij.
12Alsikhongerhad,zouikhetunietzeggen,wantvan mijisdewereldenalwaterinis
13Zalikvleesvanstierenetenenbloedvanbokken drinken?
14BrengdankaanGodenbetaaluwgeloftenaande Allerhoogste.
15RoepMijaantendagederbenauwdheid;Ikzalueruit redden,engijzultMijeren
16MaartotdegoddelozenzegtGod:Wathebtgijtedoen, datgijMijnverordeningenverkondigt,endatgijMijn verbondinuwmondneemt?
17Omdatudetuchthaatenmijnwoordenachterulaat, 18Wanneergijeendiefziet,hebtgijmethemgemeen gehadenhebtgijgemeenschapgehadmetoverspelers
19Gijgeeftuwmondaanhetkwaad,enuwtongsmeedt bedrog
20Jijzitdaarenspreektkwaadoverjebroer;jebelastert dezoonvanjeeigenmoeder.
21Uhebtditgedaan,enikheberovergezwegenUdacht datiknetzowasalsuIkzalubestraffenenhetvooruw ogeninordebrengen.
22Bedenkdit,julliedieGodvergeten:andersscheurik jullieinstukkeneniserniemanddiejullieredt.
23Wielofoffert,zalMijeren;enaanhemdiezijnwandel rechtschapenhoudt,zalIkdezaligheidGodsverkondigen
HOOFDSTUK51
1(VoordeopperzangmeesterEenpsalmvanDavid,toen deprofeetNathanbijhemkwam,nadathijbijBathseba gekomenwas)Weesmijgenadig,oGod,overeenkomstig Uwgoedertierenheid;delgmijnovertredingenuit overeenkomstigdegrootheidvanUwbarmhartigheden
2Wasmijgeheelenalvanmijnongerechtigheid,enreinig mijvanmijnzonde.
3Wantikkenmijnovertredingen,enmijnzondestaat voortdurendvóórmij
4TegenU,Ualleen,hebikgezondigd,enhebikgedaan watkwaadisinUwogen;opdatGijrechtvaardigzoudtzijn inUwrechtspraak,enreinzoudtzijninUwoordeel
5Zie,ikbeninongerechtigheidgeboren,eninzondeheeft mijnmoedermijontvangen.
6Zie,Gijwiltwaarheidinhetverborgene,eninhet verborgenemaaktGijmijwijsheidbekend
7Reinigmijmethysop,danbenikrein;wasmij,danben ikwitterdansneeuw
8Laatmijvreugdeenblijdschaphoren,zodatdebeenderen dieGijgebrokenhebt,zichkunnenverheugen
9VerbergUwaangezichtvoormijnzonden,endelgal mijnongerechtighedenuit.
10Schepinmijeenreinhart,oGod,envernieuwinmijn binnensteeenvastegeest
11Verwerpmijnietvanuwaangezicht,enneemuw heiligeGeestnietvanmij
12Geefmijweerdevreugdeoveruwheil,enondersteun mijmetuwvrijgevigheid.
13DanzalIkovertredersUwwegenleren,enzondaars zullenzichtotUbekeren
14Verlosmijvanbloedschuld,oGod,Godmijnsheils! Danzalmijntongjuichenvanuwgerechtigheid
15HEERE,openmijnlippen,enmijnmondzaluwlof verkondigen.
16WantGijhebtgeenlustaanslachtoffers,anderszouIk zebrengen;aanbrandoffershebtGijgeenbehagen
17DeoffersvoorGodzijneengebrokengeest;een gebrokenenverslagenhartzultGij,God,nietverachten 18DoegoedaanSion,naarUwwelbehagen;bouwde murenvanJeruzalem.
19Danzultubehagenscheppenindeoffersvande gerechtigheid,inhetbrandoffereninhetvolledige brandoffer;danzalmenjongestierenopuwaltaarofferen.
HOOFDSTUK52
1(Voordeopperzangmeester,Maschil,Eenpsalmvan David,toenDoëg,deEdomiet,kwamenhetaanSaul vertelde,entothemzeide:Davidisinhethuisvan Achimelechgekomen)Waaromberoemtgijuoponheil,o held?DegoedheidGodsduurteeuwig
2Uwtongsmeedtonheil,alseenscherpscheermesdat bedrogpleegt
3Gijhebthetkwadeliefbovenhetgoede,endeleugen bovenhetsprekenvangerechtigheid.Selah.
4Gijhebtalleverslindendewoordenlief,gijbedrieglijke tong.
5Godzalueveneensvooreeuwigverdelgen,uwegnemen, uuituwwoonplaatsrukkenenuuithetlandderlevenden rukkenSela
6Ookderechtvaardigezalhetzienenvrezenenhem uitlachen
7Zie,ditisdemandieGodniettotzijnsterkteheeft gemaakt,maardieopdegrotevanzijnrijkdommenheeft vertrouwdenzichzelfinzijnboosheidheeftversterkt
8MaarikbenalseengroeneolijfboominhethuisvanGod, ikvertrouwopdegoedertierenheidvanGod,vooreeuwig enaltijd
9IkzalUvooreeuwigloven,omdatGijhetgedaanhebt; enikzalopUwNaamwachten,wantdieisgoedvoorde ogenvanUwgunstgenoten
HOOFDSTUK53
1(VoordeopperzangmeesteropMahalath,Maschil,Een psalmvanDavid.)Dedwaaszegtinzijnhart:Erisgeen God.Verdorvenzijnzij,enzijdoengruwelijke ongerechtigheid;erisniemand,diegoeddoet
2Godkeekvanuitdehemelnaardemensenkinderenomte zienoferéénverstandigwas,ééndieGodzocht.
3Zezijnallemaalachteruitgegaan,zezijnallemaalonrein geworden;erisniemanddiegoeddoet,zelfsnietéén 4Hebbendewerkersvanongerechtigheiddangeenkennis? Zijetenmijnvolkopalsofzijbroodaten?ZijhebbenGod nietaangeroepen.
5Zijwareningrotevrees,terwijlergeenvreeswasWant Godheeftdebeenderenvanhemdietegenugelegerdwas, verstrooid.Gijhebthenteschandegemaakt,wantGod heefthenveracht
6Och,datdeverlossingvanIsraëluitSionkwam!
WanneerGoddegevangenschapvanZijnvolkomkeert, zalJakobzichverheugenenIsraëlzalzichverblijden
HOOFDSTUK54
1(VoordeopperzangmeestervanNeginothMaschil,Een psalmvanDavid,toendeZifimkwamenentotSaulzeiden: HeeftDavidzichnietbijonsverborgen?)Redmij,oGod, doorUwNaam,enrichtmijnaarUwkracht
2Hoor,oGod,mijngebed,luisternaardewoordenvan mijnmond
3Wantvreemdenzijntegenmijopgestaan,enverdrukkers zoekenmijnziel;zijhebbenzichGodnietvoorogen gesteldSela
4Zie,Godismijnhelper,deHEEREismethendiemijn zieldragen.
5Hijzalmijnvijandenvergeldenmetkwaad;doodhenin uwwaarheid
6IkzalUeenovervloedigofferbrengen,uwnaamloven, HEERE,wanthijisgoed
7WantHijheeftmijuitallebenauwdheidgered,enmijn oogheeftZijnbegeertegezienopmijnvijanden.
HOOFDSTUK55
1(AandekoorleiderophetNeginot,Maschil,eenpsalm vanDavid)Luister,oGod,naarmijngebed,enverbergU nietvoormijnsmeking.
2LuisternaarmijenverhoormijIkklaagenmaakveel lawaai,
3Omdestemvandevijand,omdeonderdrukkingvande goddelozen;wantzijbrengenonrechtovermij,enintoorn hatenzijmij
4Mijnhartkrimptinmijineen,verschrikkingendesdoods hebbenmijgetroffen
5Vreesenbevinghebbenmijgetroffen,enontzettingheeft mijaangegrepen
6Enikzeide:Och,hadikmaarvleugelsalsvaneenduif! Danzouikwegvliegenentotrustkomen.
7Zie,danzouikverwegdwalenenindewoestijn verblijvenSelah
8Ikzouzosnelmogelijkwillenontsnappenaande winderigestormenhetonweer
9Vernietig,HEERE,enverdeelhuntongen,wantIkheb geweldentwistindestadgezien.
10Dagennachtdwalenzijoverdemurenervan;ookiser onheilentreurnisinhetmiddenervan.
11Boosheidisinhaarmidden;bedrogenlistwijkenniet uithaarstraten
12Wanthetwasnieteenvijanddiemijsmaadde;danhad ikhetkunnenverdragen;enhetwasniethijdiemijhaatte, diezichtegenmijgrootmaakte;danzouikmijvoorhem verborgenhebben
13Maarjijwashet,eenmandiemijngelijkewas,mijn gidsenmijnkennis
14Wijhieldeneenaangenaamoverlegmetelkaaren wandeldengezamenlijknaarhethuisvanGod
15Laatdedoodhengrijpenenlaathensnelterhellegaan, wantkwaadhuistinhunmiddenenonderhen.
16IkzalGodaanroepen,endeHEEREzalmijredden
17Avond,morgenenmiddagzalikbiddenenroepen,en Hijzalmijnstemhoren.
18Hijheeftmijnzielinvredegeredvandestrijddietegen mijwas,wanterwarenvelenmetmij
19Godzalhoren,enHijzalhenverdrukken,Dievan oudsherblijftOmdatzijgeenveranderingenhebben, daaromvrezenzijGodniet
20Hijslaatzijnhandenophendievredemethemhebben; hijverbreektzijnverbond
21Dewoordenvanzijnmondwarengladderdanboter, maarinzijnhartwasoorlog;zijnwoordenwarenzachter danolie,maarzewarengetrokkenzwaarden
22WerpuwlastopdeHEERE,enHijzalvooruzorgen; Hijzalnooittoelatendatderechtvaardigewankelt.
23MaarGij,oGod,zulthendoenneerdalenindekuilvan hetverderfDemannendiebloedvergietenenbedriegen, zullenhundagenniettenhalveleven;maarikzalopU vertrouwen
HOOFDSTUK56
1(AandeopperzangmeesteropJonathelemrechokim,de MichtamvanDavid,toendeFilistijnenheminGat gevangennamen)Weesmijgenadig,oGod,wantdemens zoumijwillenverslinden;hijverdruktmijdagindaguit doorstrijd.
2Mijnvijandenzoudenmijdagelijksverslinden,wantzij zijnmetvelendietegenmijstrijden,Allerhoogste 3Wanneerikbangben,vertrouwikopU.
4OpGodzalikzijnwoordprijzen,opGodhebikmijn vertrouwengesteld;ikzalnietvrezenwathetvleesmijzou kunnenaandoen
5Elkedagverdraaienzemijnwoorden,alhungedachten zijntegenmijgericht,tenkwade
6Zijverzamelenzich,zijverbergenzich,zijvolgenmijn schreden,terwijlzijopmijnzielwachten
7Zoudenzijdoorongerechtigheidontkomen?InUwtoorn, oGod,stortUdevolkenneer
8Gijverhaaltmijnomzwervingen;doemijntraneninuw kruik;zijnzenietinuwboek?
9WanneeriktotUroep,danzullenmijnvijandenzich omkerenDitweetik,wantGodisvoormij
10InGodzalikzijnwoordprijzen;indeHEEREzalik zijnwoordprijzen
11IkvertrouwopGod,ikvreesnietwateenmensmijkan aandoen.
12Uwgeloftenzijnopmij,oGod;Uzalikprijzen
13WantGijhebtmijnzielvandedoodgered;zultGij mijnvoetennietreddenvanstruikelen,zodatikvoorGods aangezichtkanwandeleninhetlichtvandelevenden?
HOOFDSTUK57
1(Aandeopperzangmeester,Altaschith,Michtamvan David,toenhijindegrotvoorSaulvluchtte)Weesmij genadig,oGod,weesmijgenadig,wantmijnziel vertrouwtopU;ja,indeschaduwvanUwvleugelenzalik mijntoevluchtnemen,totdatdezerampenvoorbijzijn
2IkzalroepentotGod,deAllerhoogste,totGoddiealles voormijdoet.
3Hijzaluitdehemelzendenenmijverlossenvande smaadvanhemdiemijwilverslindenSelaGodzalZijn goedertierenheidenZijnwaarheidzenden.
4Mijnzielisonderdeleeuwen,enikligtemiddenvande vlammendewezens,demensenkinderen,wiertanden sperenenpijlenzijn,enhuntongeenscherpzwaard.
5VerhefU,oGod,bovendehemelen,laatuwgloriezijn overdeheleaarde
6Zijhebbeneennetgereedgemaaktvoormijnschreden, mijnzielisgebogen;zijhebbeneenkuilvoormijgegraven, inhetmiddenwaarvanzijzelfgevallenzijnSelah 7Mijnhartisvastberaden,oGod,mijnhartisvastberaden: ikwilzingenenlofzingen
8Ontwaak,mijnglorie!Ontwaak,luitenharp!Ikzalvroeg ontwaken.
9IkzalUloven,HEERE,onderdevolken,ikwilvoorU zingenonderdeheidenvolken
10WantUwgoedertierenheidisgroottotaandehemel,en Uwwaarheidtotaandewolken
11VerhefU,oGod,bovendehemelen,laatUweerzijn overdeheleaarde.
HOOFDSTUK58
1(Aandekoorleider,Altaschith,MichtamvanDavid) Spreektgijwerkelijkgerechtigheid,vergadering? Rechtspreektgijrechtvaardig,mensenkinderen?
2Ja,inuwhartdoetukwaad;hetgeweldvanuwhanden weegtuafopdeaarde
3Degoddelozenzijnvervreemdvandemoederschootaf; vanafdegeboortedwalenzijafensprekenleugens
4Hungifisalshetgifvaneenslang;zezijnalseendove adderdiehaaroortoestopt;
5Dienietluisterennaardestemvanbezweerders,hoewijs ookbezweerders
6Breek,oGod,huntandeninhunmuil;breekdegrote tandenvandejongeleeuwenuit,oHEERE
7Latenzewegsmeltenalswaterdatvoortdurendstroomt; alsHijZijnboogspantomZijnpijlenafteschieten,laten zealsinstukkenwordengehakt
8Zoalseenslaksmelt,zogaanzijallenheen;zoalseen vrouwontijdiggeborenwordt,zodatzijdezonnietzien
9Voordatuwpottendedoornenkunnenvoelen,zalHijze wegnemenalsineenstorm,levendeninzijntoorn.
10Derechtvaardigezalzichverheugenalshijdewraak ziet;hijzalzijnvoetenwasseninhetbloedvande goddelozen
11Zodatmenkanzeggen:Voorwaar,erisloonvoorde rechtvaardige;voorwaar,HijiseenGoddieoordeeltop aarde
HOOFDSTUK59
1(Aandeopperzangmeester,Altaschith,Michtamvan David;toenSaulzond,enzijhethuisbewaaktenomhem tedoden)Verlosmijvanmijnvijanden,mijnGod; beschermmijtegenhendietegenmijopstaan.
2Verlosmijvandebedrijversvanongerechtigheid,en bevrijdmijvandemannendiebloedvergieten
3Wantzie,zijloerenopmijnziel;machtigenzijntegen mijsamengestroomd,nietommijnovertredingennietom mijnzonde,HEERE
4Zijrennenenmakenzichgereedzondermijnschuld; wordenwakkerommijtehelpen,enzie
5Daarom,HEERE,Godderheerscharen,GodvanIsraël, wordwakkeromalleheidenvolkentebezoeken;weesniet genadigjegensenigebozeovertrederSela
6Tegendeavondkerenzeterug,makeneengeluidalsvan eenhondentrekkenrondindestad.
7Zie,zijspuwenhetuitmethunmond,zwaardenzijnop hunlippenWantwie,zeggenzij,hoort?
8MaarGij,HEERE,zulthenbespotten,allevolkenzult Gijbespotten
9OmzijnsterktezalikopUwachten,wantGodismijn bescherming.
10DeGodvanmijngoedertierenheidzalmijvoorgaan; Godzalmijmijnlustdoenzienbijmijnvijanden
11Doodhenniet,opdatmijnvolkhennietvergeet; verstrooihendoorUwmacht,enbrenghentenval, HEERE,onsSchild
12Omdezondevanhunmondenomdewoordenvanhun lippen,laatheninhunhoogmoedbetraptworden,omhet vloekenenliegendatzijspreken
13Verdelghenintoorn,verdelghen,opdatzijnietmeer zijn;enlaathenweten,datGoddoorJakobheerst,totaan heteindederaardeSela
14Enlaathen'savondsterugkeren,enlaathenlawaai makenalseenhond,enlaathenrondomdestadgaan 15Laathenmaarrondzwervenopzoeknaarvoedsel,en laathenkwaadwordenalszijnietverzadigdworden.
16Maarikzalvanuwmachtzingen,ja,ikzalinde morgenuwgoedertierenheidbezingen,wantubentmijtot eentoevluchtgeweest,eentoevluchtopdedagvanmijn benauwdheid
17VoorU,mijnsterkte,wilikzingen,wantGodismijn toevlucht,eenGodvanmijngoedertierenheid.
HOOFDSTUK60
1(AandeopperzangmeestervanSusaneduth,eenMichtam vanDavid,omteonderwijzen;toenhijmetAramnaharaim enAramzobatwistte,toenJoabterugkeerdeenEdominhet Zoutdaltwaalfduizendmanversloeg)OGod,Gijhebtons verstoten,Gijhebtonsverstrooid,Gijzijtmisnoegd geweest;keerUtochweertotons
PSALMEN
2Gijhebtdeaardedoenbeven,Gijhebthaarverbroken; heelhaarscheuren,wantzijbeeft.
3GijhebtUwvolkhardedingendoenzien;Gijhebtons ontzettingswijndoendrinken.
4GijhebteenbaniergegevenaanhendieUvrezen,opdat dieterwillevandewaarheidzouwordenopgehesenSelah 5opdatuwgeliefdewordegered;verlosmijmetuw rechterhandenhoormij.
6Godheeftgesprokeninzijnheiligheid;Ikzaljuichen,Ik zalSichemverdelenenhetdalvanSukkotafmeten
7GileadisvanmijenManasseisvanmij;ookEfraïmis desterktemijnshoofds;Judaismijnwetgever; 8Moabismijnwasplaats;opEdomzalikmijnschoen werpen;Filistea,juichovermij
9Wiezalmijnaardesterkestadbrengen,wiezalmijnaar Edomvoeren?
10ZultGij,oGod,onsnietverstoten,enGij,oGod,niet metonzelegersuitgetrokkenzijt?
11Helponsuitdenood,wantdehulpvanmensenis zinloos
12MetdankaanGodzullenwijheldendadenverrichten, wantHijishetdieonzevijandenzalvertreden.
HOOFDSTUK61
1(VoordekoorleideropdeNeginahEenpsalmvan David)Hoor,oGod,mijngeroep;luisternaarmijngebed 2VanheteindederaardezaliktotUroepen,alsmijnhart overstelptis:Leidmijnaarderots,diehogerisdanik 3WantGijzijtmijeentoevluchtgeweest,eneensterke torentegendevijand.
4Ikzalinuwtentverblijvenvooreeuwig;ikzal vertrouwenophetverborgenevanuwvleugelenSela 5WantGij,oGod,hebtmijngeloftengehoord;Gijhebt mijheterfdeelgegevenvanhendieUwNaamvrezen 6Gijzulthetlevenvandekoningverlengen,enzijnjaren totindegeneraties.
7HijzalvooreeuwigvoorGodsaangezichtverblijven Bereidgoedertierenheidentrouw,diehembehoeden 8Danzalikvooreeuwiguwnaamloven,zodatikelkedag mijngeloftenkannakomen
HOOFDSTUK62
1(Voordekoorleider,opJeduthun,eenpsalmvanDavid) Ja,mijnzielwachtopGod;vanHemkomtmijnheil.
2Hijalleenismijnrotsenmijnheil,Hijismijn bescherming;ikzalniettezeerwankelen.
3Hoelangzultukwaadtegeneenmanbedenken?Uzult allengedoodworden;alseenineenstortendemuurzultu zijn,alseenwankelendemuur
4Zijberamennietsandersdanhemvanzijnmajesteitte stoten;zijverlustigenzichinleugens;zijzegenenmetde mond,maarinhunbinnenstevervloekenzijSelah
5Mijnziel,wachtalleenopGod,wantvanHemismijn verwachting
6Hijalleenismijnrotsenmijnheil,Hijismijn bescherming,ikzalnietwankelen
7InGodismijnheilenmijneer;derotsvanmijnsterkte, mijntoevluchtisinGod.
8VertrouwteallentijdeopHem;gijvolk,stortuwhart voorHemuit;GodisvooronseentoevluchtSelah
9Waarlijk,mensenvangeringestandzijnijdelheid,en mensenvanaanzienzijneenleugen;alszeinde weegschaalwordengelegd,zijnzetezamenlichterdan ijdelheid.
10Vertrouwnietoponderdrukkingenweesnietijdelin roofAlshetvermogentoeneemt,zetuwharterdannietop 11Godheefteenmaalgesproken,dithebiktweemaal gehoord;datdemachtaanGodbehoort.
12OokU,HEERE,isgoedertierenheid,wantGijvergeldt iederovereenkomstigzijnwerk
HOOFDSTUK63
1(EenpsalmvanDavid,toenhijindewoestijnvanJuda was)OGod,GijzijtmijnGod;vroegwilikUzoeken; mijnzieldorstnaarU,mijnvleesverlangtnaarUineen dorendorstigland,waargeenwateris;
2OmUwkrachtenUwheerlijkheidtezien,zoalsikUin hetheiligdomhebgezien.
3Omdatuwgoedertierenheidbeterisdanhetleven,zullen mijnlippenuloven
4ZozalikUprijzenzolangikleef;inUwNaamzalik mijnhandenopheffen
5Mijnzielzalverzadigdwordenalsmetmergenvet,en mijnmondzalUlovenmetjubelendelippen.
6WanneerikopmijnlegerstedeaanUdenk,eninde nachtwakenaanUdenk
7OmdatGijmijtoteenHelperzijtgeweest,daaromzalik juichenindeschaduwvanUwvleugelen
8MijnzielvolgtU,uwrechterhandondersteuntmij
9Maarzijdiemijnzielzoekenenhaarwillenverderven, zullennaardedieptenvandeaardegaan
10Zijzullendoorhetzwaardvallen,eenprooivoorde vossenworden.
11MaardekoningzalzichinGodverheugen;iederdiebij Hemzweert,zalzichberoemen;maardemondvanhendie leugensspreken,zalgestoptworden.
HOOFDSTUK64
1(VoordekoorleiderEenpsalmvanDavid)Hoor,oGod, mijnsteminmijngebed;behoedmijnlevenvoorangst voordevijand.
2Verbergmijvoordegeheimeraadvandegoddelozen, voordeopstandvandewerkersvanongerechtigheid 3Diehuntongwettenalseenzwaard,enhunbogen spannenomhunpijlenafteschieten,bitterewoorden 4Opdatzijinhetgeheimopdevolmaaktezoudenschieten; plotselingschietenzijophem,zondervrees
5Zijmakenzichzelfsterkvoorhetkwaad;zijsprekenin hetgeheimoverhetleggenvanvalstrikken;zijzeggen: Wiezalhenzien?
6Zijspeurennaarongerechtigheden,zijonderzoekenhet nauwgezet;zowelhetinnerlijkedenkenvaniedervanhen alshethartisdiep
7MaarGodzalmeteenpijlophenschieten;plotseling zullenzijgewondworden.
8Zozullenzijhuneigentongopzichzelflatenvallen,en iederdiehenziet,zalwegvluchten
9EnallenzullenvrezenenhetwerkvanGodverkondigen, wantzijzullenmetwijsheidlettenopzijnhandelen
10DerechtvaardigezalzichverblijdenindeHEEREenop Hemvertrouwen,enalleoprechtenvanhartzullenzich beroemen
HOOFDSTUK65
1(VoordekoorleiderEenpsalmenliedvanDavid)De lofzangwachtopU,oGod,inSion;enaanUzalde geloftewordenvoldaan
2Gij,diehetgebedhoort,totUzalallevleeskomen
3Deongerechtighedenzullenmijtebovengaan;onze overtredingenzultGijverzoenen
4WelzaligisdemandieGijverkiestentotUdoetnaderen, ominUwvoorhoventewonenWijzullenverzadigd wordenmethetgoedevanUwhuis,metUwheiligetempel
5MetdevreselijkedingenzultUonsingerechtigheid antwoorden,Godvanonsheil;Ubenteenvertrouwenvoor alleeindenderaardeenvoorhendieverwegzijnopde zee.
6Diedoorzijnkrachtdebergenvastzet,omgordmet kracht;
7Diehetgedruisvandezeeën,hetgedruisvanhungolven enhettumultvandevolkentotbedarenbrengt
8Ookzijdieaanheteindewonen,vrezenvooruwtekenen; gijmaaktdeuitgangenvandemorgenenvandeavondtot vreugde
9Gijbezoektdeaardeendrenkthaar;Gijmaakthaar overvloedigrijkmetderivierGods,dievolwateris;Gij bereidthunhetkoren,nadatGijhetzohebttoebereid
10Gijbevochtigtzijnbergkammenovervloedig;Gijmaakt zijnvoreninorde;Gijmaakthetweekdoorregenbuien; Gijzegentzijnontluiken
11Gijkroonthetjaarmetuwgoedheid,enuwpaden druipenvanvet.
12Zijvallenneeropdeweidenvandewoestijn,ende kleineheuvelsjuichenvanallekanten
13Deweidenzijnbedektmetschapen,ookdedalenzijn bedektmetkoren;zijjuichenenzingen
HOOFDSTUK66
1(Voordeopperzangmeester,eenliedofpsalm)Juich voorGod,allelanden.
2Zingdeeervanzijnnaam,maakzijnlofluisterrijk
3ZegtotGod:HoevreselijkbentUinUwdaden!Doorde grootheidvanUwkrachtzullenUwvijandenzichaanU onderwerpen
4DeheleaardezalvoorUneerknielenenUbezingen,Uw NaambezingenSela
5KomtenzietdewerkenGods;schrikwekkendisZijn handelenjegensdemensenkinderen
6Hijveranderdedezeeindroogland;tevoetgingenzij doordevloed;daarinverheugdenwijonsinHem
7Hijheerstdoorzijnkrachtvooreeuwig;zijnogenslaan devolkengade;latendeweerspannigenzichnietverheffen Selah
8Looft,ovolk,onzeGod,enlaatdestemvanzijnlof horen
9Dieonzezielinhetlevenvasthoudtenniettoelaatdat onzevoetenwankelen.
10WantGij,oGod,hebtonsbeproefd;Gijhebtons beproefd,zoalsmenzilverbeproeft
11Gijhebtonsinhetnetgebracht;Gijhebtellendeop onzeheupengelegd.
12Uhebtmensenoveronzehoofdenlatenrijden,wijzijn doorvuurenwatergegaan,maaruhebtonsineen vruchtbareplaatsgebracht.
13Ikzalmetbrandoffersinuwhuiskomen;ikzalumijn geloftenbetalen,
14Diemijnlippenhebbengeuit,enmijnmondheeft gesproken,toenikinbenauwdheidwas
15Ikzalubrandoffersvangemestedierenbrengen,met hetreukwerkvanrammen;ikzalstierenmetbokken brengenSela
16Komtenluistert,allendieGodvrezen,enikzal vertellenwatHijaanmijnzielheeftgedaan
17IkrieptotHemmetmijnmond,enHijwerdgeprezen metmijntong.
18Alsikonrechtinmijnhartkoester,zaldeHEEREmij nietverhoren
19MaarGodheeftmijgehoord,Hijheeftgeluisterdnaar mijngebed
20GeloofdzijGod,Diemijngebednietheeftafgewezen, enZijngoedertierenheidnietvanmijheeftweggenomen.
HOOFDSTUK67
1(AandekoorleiderophetNeginoth-plein,eenpsalmof lied)Godzijonsgenadigenzegeneons;endoezijn aangezichtoveronslichten;Selah.
2OpdatUwwegbekendwordeopaarde,Uwheilonder allevolken
3LaatdevolkenUloven,oGod;laatheelhetvolkU loven
4Laatdevolkenzichverblijdenenjuichen,wantGijzult devolkenrechtvaardigrichtenendevolkenopaarde besturenSela
5LaatdevolkenUloven,oGod;laatheelhetvolkU loven.
6Danzaldeaardehaaropbrengstgeven,enGod,onze God,zalonszegenen
7Godzalonszegenen,enalleeindenderaardezullen Hemvrezen
HOOFDSTUK68
1(Voordeopperzangmeester,Eenpsalmofliedvan David.)LaatGodopstaan,latenzijnvijandenverstrooid worden;latenookzijdiehemhaten,voorhemvluchten
2Zoalsrookverdrevenwordt,zoverjaaghen;zoalswas smeltvoorhetvuur,zozullendegoddelozenomkomen voorhetaangezichtvanGod
3Maarderechtvaardigenmoetenzichverheugen,zich verheugenvoorGod,ja,latenzijzichzeerverheugen.
4ZingvoorGod,psalmzingvoorzijnnaam,verheerlijk Hemdiedoordehemelenrijdt,metzijnnaamJAH,en juichvoorzijnaangezicht
5Eenvadervanwezeneneenrechtervanweduwen,God isinzijnheiligewoning.
6Godgeeftdeeenzameneenplaatsingezinnen;de geketendenleidtHijeruit;maardeweerspannigenwonen ineendorland.
7OGod,toenGijvoorhetaangezichtvanUwvolkuittrok, toenGijdoordewoestijntrok,Sela!
8Deaardebeefde,ookdehemelstortteinvoordeogen vanGod;zelfsdeSinaïbeefdevoordeogenvanGod,de GodvanIsraël
9Gij,oGod,hebteenovervloedigeregengezonden, waardoorGijUwerfdeelversterkthebt,toenhetuitgeput was 10Uwvergaderingheeftdaaringewoond;Gij,oGod,hebt uitUwgoedheidvoordeellendigenbereid.
11DeHeergafhetwoord;grootwasdemenigtevanhen diehetverkondigden
12Dekoningenvandelegerssloegenopdevlucht,enzij diethuisbleef,verdeeldedebuit
13Alzoudtgijindepottenliggen,gijzultzijnalsde vleugelsvaneenduif,overtrokkenmetzilver,enhaar verenmetgeelgoud
14ToendeAlmachtigedekoningenerverspreidde,was hetwitalssneeuwvoordezalm
15DebergvanGodisalsdebergvanBasan;eenhoge bergalsdebergvanBasan.
16Waaromspringtu,gijhogebergen?Ditisdeberg waaropGodwilwonen;ja,deHEEREzaldaaropwonen totineeuwigheid.
17DewagensvanGodzijntwintigduizend,duizenden engelenDeHeerisinhunmidden,zoalsopdeSinaï,op deheiligeplaats.
18Gijzijtopgestegenindehoogte,gijhebtgevangenen gevankelijkweggevoerd;gijhebtgavenontvangenvoorde mensen,ja,ookvoordeweerspannigen,opdatdeHEERE Godinhunmiddenzouwonen
19GeprezenzijdeHEERE,Dieonsdagelijksmet weldadenoverlaadt,deGodvanonzeredding.Selah.
20HijdieonzeGodis,isdeGodvanhetheilEnaanGod, deHeer,behorendeuitgangenuitdedoodtoe
21MaarGodzalhethoofdvanzijnvijandenverwonden, endeharigehoofdhuidvanhemdieblijftvoortgaaninzijn overtredingen
22DeHEEREzeide:IkzalmijnvolkuitBasan terugbrengen,Ikzalmijnvolkterugbrengenuitdediepten vandezee
23opdatuwvoetgedooptwordeinhetbloedvanuw vijanden,endetongvanuwhondeninhetzelfde
24ZijhebbenUwgangengezien,oGod,degangenvan mijnGod,mijnKoning,inhetheiligdom.
25Dezangersgingenvoorop,demuzikantenopde instrumentenvolgdenerachter,enonderhenwarende jongevrouwendiemettamboerijnenspeelden.
26LooftGodindegemeenten,deHEERE,uitdebronvan Israël.
27DaarisdekleineBenjaminmetzijnleider,devorsten vanJudaenhunraad,devorstenvanZebulonende vorstenvanNaftali
28UwGodheeftUwsterktegeboden;versterk,oGod,wat Gijvooronsgedaanhebt
29VanwegeuwtempelteJeruzalemzullenkoningenu geschenkenbrengen
30Bestrafdegroepspeerdragers,demenigtestierenende kalverenvanhetvolk,totdatiedereenzichmet zilverstukkenovergeeftVerstrooihetvolkdatlustheeftin oorlog
31VorstenzullenuitEgyptekomen;Ethiopiëzalspoedig zijnhandennaarGoduitstrekken
32ZingvoorGod,gijkoninkrijkenderaarde;psalmen voordeHEERE,Selah!
33AanHem,dierijdtbovendehemelderhemelenvan oudsher,zie,HijzendtZijnstemuit,enweleenstemvan macht.
34GeeftGoddemacht;ZijnmajesteitisoverIsraëlen Zijnsterkteisindewolken
35OGod,GijzijtontzagwekkenduitUwheiligeplaatsen; deGodvanIsraelishet,Diesterkteenmachtgeeftaan ZijnvolkGeprezenzijGod
HOOFDSTUK69
1(VoordeopperzangmeesteropdeSjosjannimEenpsalm vanDavid)Redmij,oGod,wanthetwateristotinmijn zielgekomen.
2Ikzinkweginhetdiepeslijk,waariknietkanstaan;ik beninhetdiepewatergekomen,devloedoverspoeltmij
3Ikbenmoevanmijngeschreeuw,mijnkeelisverdroogd, mijnogenzijnkwijnend,terwijlikwachtopmijnGod
4Zijdiemijzonderredenhaten,zijntalrijkerdandeharen vanmijnhoofd;zijdiemijtenonrechtealsvijanden hebben,zijnmachtig;daaromhebikteruggegevenwatik niethadweggenomen
5OGod,Gijkentmijndwaasheid,enmijnzondenzijn voorUnietverborgen
6LaatommijnentwilnietbeschaamdwordenwieU verwachten,HEERE,HEEREvandelegermachten;laat ommijnentwilnietbeschaamdwordenwieUzoeken,God vanIsraël
7WantomUwentwildraagiksmaad,schaamtebedekt mijngelaat
8Ikbeneenvreemdelinggewordenvoormijnbroersen eenvreemdelingvoordekinderenvanmijnmoeder.
9Wantdeijvervooruwhuisheeftmijverteerd,ende smaadhedenvanhendieusmaden,zijnopmijgevallen
10Toenikweendeenmijnzielkastijddemetvasten,was dattotmijnschande
11Ikmaakteeenzaktotmijnkleed,enwerdeen spreekwoordvoorhen.
12Dieindepoortzitten,sprekentegenMij;enIkwashet liedvandedronkaards
13Maarwatmijbetreft,mijngebedistotU,HEERE,op detijdvanhetwelbehagenVerhoormij,oGod,inde grootheidvanUwgoedertierenheid,indewaarheidvan Uwheil.
14Redmijuithetslijk,laatmijnietzinken,laatmijgered wordenvanmijnhatersenuitdediepewateren.
15Laatdevloedmijnietoverspoelen,laatdedieptemij nietverzwelgen,enlaatdeputzijnmondnietbovenmij sluiten
16Verhoormij,HEERE,wantUwgoedertierenheidis goed;keerutotmijovereenkomstigdegrootheidvanUw barmhartigheden
17VerbergUwaangezichtnietvoorUwdienaar,wantik beninnood;verhoormijspoedig
18Komtotmijnzielenverloshaar,verlosmijvanmijn vijanden
19Gijkentmijnsmaad,mijnschandeenmijnoneer;al mijntegenstandersstaanvoorU.
20Desmaadheeftmijnhartgebroken,enikbenvervuld vandroefheid.Ikwachtteopeentekenvanmedelijden, maarikvondergeen,optroosters,maarikvondergeen 21Zegavenmijookgalalsvoedsel,envanmijndorst lietenzemijazijndrinken.
22Laathuntafelvoorheneenvalstrikworden,enwat voorhennuttighadmoetenzijn,laatheteenvalstrik worden.
23Laathunogenverduisterdworden,zodatzijnietzien, enlaathunlendenenvoortdurendbeven
24Stortuwgramschapoverhenuit,laatuwtoornhen grijpen
25Laathunwoonplaatswoestworden,enlaatniemandin huntentenwonen
26WantzijvervolgenhemdieGijgeslagenhebt,enzij sprekentothetverdrietvanhendieGijverwondhebt.
27Voegongerechtigheidbijhunongerechtigheid,enlaat hennietkomentotUwgerechtigheid
28Laathenuithetboekvandelevendenwordenuitgewist, enlaathennietbijderechtvaardigenwordenopgeschreven
29Maarikbenarmenverdrietig;laatUwheil,oGod,mij ineenveiligepositieplaatsen.
30IkzaldenaamvanGodprijzenmetgezang,enhem grootmakenmetdankzegging
31DitzaldeHEEREbeterbevallendaneenrundofeen stiermethorensenhoeven
32Denederigenzullenditzienenzichverheugen,enuw hart,datGodzoekt,zalleven.
33WantdeHEEREhoortdearmen,enHijverachtZijn gevangenenniet
34LatendehemelendeaardeHemloven,dezeeënen alleswatdaarinkrioelt
35WantGodzalSionverlossenendestedenvanJuda herbouwen,zodatzijdaarkunnenwonenenhetinbezit kunnennemen
36Ookhetnageslachtvanzijnknechtenzalheterfelijk bezitten,enwiezijnnaamliefhebben,zullendaarinwonen.
HOOFDSTUK70
1(VoordekoorleiderEenpsalmvanDavid,omin herinneringtebrengen)Komspoedig,oGod,ommijte redden;komspoedig,oHEERE,ommijtehelpen.
2Latenzijbeschaamdenteschandeworden,diemijnziel zoeken;latenzijachterwaartskerenenteschandeworden, dieopmijnkwaaduitzijn.
3Laathenterugkerentoteenvergeldingvoorhunschande, diezeggen:Aha,aha.
4LatenallendieUzoeken,zichinUverheugenenvrolijk zijnEnlatenzijdieUwheilliefhebben,voortdurend zeggen:Godwordegrootgemaakt
5Maarikbenellendigenbehoeftig;komsnelnaarmijtoe, oGod,UbentmijnHelperenmijnBevrijder;HEERE,laat niemanduitblijven
HOOFDSTUK71
1OpU,HEERE,vertrouwik;laatmijnooitteschande worden
2RedmijdoorUwgerechtigheidenlaatmijontkomen; neigUwoortotmijenverlosmij
3Weesmijeenveiligewoning,waarikvoortdurendmijn toevluchtkannemen.Uhebtbevelgegevenmijte verlossen,wantUbentmijnrotsenmijnvesting
4Redmij,mijnGod,uitdehandvandegoddelozen,uitde handvandeonrechtvaardigeenwredemens.
5WantGijzijtmijnhoop,HeereHEERE,mijntoevlucht vanmijnjeugdaf
6DoorUbenikgedragenvandemoederschootaf;Ubent hetdiemijuitdeschootvanmijnmoederhebtgehaald; voortdurendzalmijnlofoverUzijn
7Ikbenvoorveleneenwonder,maarUbentmijnsterke toevlucht
8Laatmijnmondvervuldwordenvanuwlofenvanuw eer,deheledag
9Verstootmijnietindetijdvanmijnouderdom,verlaat mijniet,wanneermijnkrachtbezwijkt.
10Wantmijnvijandensprekentegenmij,endieopmijn zielloeren,beraadslagenmetelkaar,
11Zijzeiden:Godheefthemverlaten;vervolgengrijp hem,wanterisniemanddiehemredt
12OGod,blijfnietvervanmij;mijnGod,kommij spoedigtehulp.
13Latenzijdiemijnzielbevechten,teschandewordenen tegrondegaan;latenzijdiemijkwaadzoeken,metsmaad enoneerwordenbedekt.
14MaarikzalvoortdurendhopenenUsteedsmeerloven 15MijnmondzalUwgerechtigheidenUwheil verkondigen,deheledag,maarIkweethetaantalervan niet
16IkzalgaanindekrachtvandeHeereHEERE;ikzal Uwgerechtigheidgedenken,Uwenigegerechtigheid.
17Gijhebtmij,God,vanmijnjeugdafonderwezen,entot nutoehebikuwwonderenverkondigd
18Maarooknuikoudengrijsgewordenben,oGod, verlaatmijniet,totdatikUwsterktehebgetoondaandit geslachtenUwmachtaaniederdiekomt
19EnUwgerechtigheid,oGod,iszeerverheven,Uhebt grotedingengedaan;wieisUgelijk,oGod!
20Gij,diemijgroteenzwarebenauwdhedenhebtdoen zien,zultmijweerlevendmakenenmijuitdedieptenvan deaardedoenoprijzen
21Gijzultmijngrootheidvermeerderen,enmijrondom vertroosten.
22DaaromzalikUlovenmetdeluit,Uwwaarheid,mijn God;ikzalUpsalmenzingenmetdeharp,Heiligevan Israël.
23Mijnlippenzullenjuichen,alsikvoorUzing,enmijn ziel,dieGijverlosthebt.
24OokzalmijntongdeheledagvanUwgerechtigheid spreken,wantzijzijnbeschaamd,wantzijzijnteschande gemaakt,diemijnkwaadzoeken
HOOFDSTUK72
1(EenpsalmvoorSalomo)Geef,oGod,dekoningUw oordelenenUwgerechtigheidaandeskoningszoon 2Hijzaluwvolkrichtenmetgerechtigheid,enuwarmen metrecht
3Debergenzullendevolkenvredebrengen,endeheuvels doorgerechtigheid.
4Hijzalhetellendigevolkrechtdoen,dekinderenvande armenzalhijverlossen,endeverdrukkerzalhij verbrijzelen
5Zolangdezonendemaanbestaan,zullenzijUvrezen, vangeneratieopgeneratie.
6Hijzalneerdalenalseenregenophetgemaaidegras,als regenstromendiedeaardebevochtigen
7Inzijndagenzalderechtvaardigebloeien,enovervloed vanvrede,zolangdemaanblijft
8Enhijzalheersenvanzeetotzee,envanderiviertotaan deeindenderaarde
9Dieindewoestijnwonen,zullenvoorHembuigen,en Zijnvijandenzullenhetstoflekken.
10DekoningenvanTarsisenvandeeilandenzullen geschenkenbrengen;dekoningenvanSebaenSebazullen geschenkenaanbieden.
11Ja,allekoningenzullenvoorHemvallen,allevolken zullenHemdienen
12WantHijzaldearme,dieroept,verlossen,ookdearme, enhem,diegeenhelperheeft
13Hijzaldeellendigeendebehoeftigesparen,ende zielenvandebehoeftigenredden.
14Hijzalhunzielverlossenvanbedrogengeweld,enhun bloedzalkostbaarzijninZijnogen
15Hijzalleven,enhemzalvanhetgoudvanSeba gegevenwordenErzalvoortdurendvoorhemgebeden worden,endagelijkszalhijgeprezenworden
16Erzaleenhandvolkorenopdeaardezijn,opdetoppen derbergen;devruchtervanzalschuddenalsdeLibanon, endievandestadzullenbloeienalshetgrasderaarde
17ZijnNaamzalineeuwigheidblijvenbestaan;Zijn Naamzalblijvenbestaanzolangdezonschijnt;ende mensenzulleninHemgezegendworden;allevolkenzullen Hemgezegendnoemen.
18GeprezenzijdeHEERE,deGodvanIsraël,diealleen wonderendoet
19EngeloofdzijzijnheerlijkeNaamineeuwigheid,en laatdeheleaardemetzijnheerlijkheidvervuldworden Amen,enamen
20DegebedenvanDavid,dezoonvanIsaï,zijnteneinde.
HOOFDSTUK73
1(EenpsalmvanAsaf)GodisgoedvoorIsraël,voorhen diereinvanhartzijn
2Maarikhadhetgevoeldatmijnvoetenbijnawaren uitgegleden,datmijnschredenbijnawarenuitgegleden
3Wantikwasjaloersopdedwazen,toenikdevoorspoed vandegoddelozenzag
4Wanthundoodkentgeenbanden,maarhunkrachtis sterk
5Zijverkerennietinmoeilijkhedenzoalsanderemensen, enwordennietgeplaagdzoalsanderemensen
6Daaromomringthoogmoedhenalseenketen,enhet geweldbedekthenalseenkleed
7Hunogenpuilenuitvanvet;zijhebbenmeerdanhun hartbegeert.
8Zijzijnverdorvenensprekenkwaadoveronderdrukking; zijsprekenhooghartig
9Zijrichtenhunmondnaardehemel,enhuntongwandelt overdeaarde
10Daaromkeertzijnvolkhierheenterug,enwateruitde vollebekerwordthunuitgeperst.
11Enzijzeggen:HoeweetGodhet?Eniserkennisbijde Allerhoogste?
12Zie,dezenzijndegoddelozen,dieindewereld voorspoedigzijn;zijwordensteedsrijker
13Voorwaar,tevergeefshebikmijnhartgereinigdenmijn handeninonschuldgewassen.
14Wantdeheledagwordikgeplaagd,enelkemorgen wordikgetuchtigd
15Alsikzeg:Ikzalditspreken,zie,danzouikeenzonde begaantegendegeneratievanuwkinderen
16Toenikdachtditteweten,werdhetmijtepijnlijk;
17TotdatikhetheiligdomvanGodbinnenging;toen begreepikhuneinde
18Gijhebthenopgladdeplaatsengezet,Gijhebthenin puindoenstorten
19Hoewordenzijineenogenblikverwoest,doorangst wordenzijgeheelverteerd.
20Zoalseendroombijhetontwaken,zozultU,HEERE, bijhetontwakenhunbeeldverachten
21Daaromwerdmijnhartbedroefdenwerdikinmijn nierengekweld
22Ikwaszodwaasenonwetend;ikwasalseendiervoor u.
23TochbenikvoortdurendbijU;Uhebtmijbijmijn rechterhandgegrepen
24Gijzultmijleidendooruwraad,endaarnazultgijmij opnemeninheerlijkheid
25WiehebikbehalveUindehemel?EnnaastUverlang iknaarniemandopdeaarde.
26Mijnvleesenmijnhartbezwijken,maarGodisderots vanmijnhartenmijndeelvooreeuwig
27Wantzie,dievervanuzijn,zullenvergaan;uhebtallen tegrondegerichtdievanuweghoereren
28Maarhetisgoedvoormij,datiktotGodnader;ikheb mijnvertrouwengesteldopdeHeereHEERE,omalUw werkentevertellen
HOOFDSTUK74
1(MaschilvanAsaf)WaaromhebtGijonsvooreeuwig verstoten,oGod?WaarombrandtUwtoorntegende schapendieUweidt?
2Denkaanuwvergadering,dieuvanoudshergekocht hebt,aandestafdieuwerfdeelis,dieuverlosthebt,aan dezebergSion,waaropugewoondhebt
3Hefuwvoetenopnaardeeeuwigeverwoestingen,naar alwatdevijandinhetheiligdomkwaadheeftgedaan
4Uwvijandenbrullentemiddenvanuwvergaderingen;zij richtenhunvaandelsopalstekenen
5Erwaseenmandieberoemdwerdomdathijbijlenhad gehevenbovendedichtebomen
6Maarnubrekenzehetgesnedenwerkervanmeteenaf metbijlenenhamers
7Zijhebbenvuurinuwheiligdomgeworpen,zijhebben hetverontreinigddoordewoonplaatsvanuwnaammetde grondgelijktemaken
8Zijzeidenbijzichzelf:Latenwijhensamenvernietigen; zijhebbenallesynagogenvanGodinhetlandinbrand gestoken
9Wijzienonzetekenenniet;erisgeenprofeetmeer;ener isniemandonderonsdieweethoelang.
10Hoelang,oGod,zaldetegenstanderuwnaamsmaden? Zaldevijanduwnaamvooreeuwiglasteren?
11Waaromtrekjejehandterug,jerechterhand?Rukze uitjeboezem
12WantGodismijnKoningvanoudsher,dieverlossing bewerktinhetmiddenvandeaarde.
13GijhebtdoorUwkrachtdezeegespleten,Gijhebtde koppenderdrakeninhetwaterverbrijzeld
14GijhebtdekoppenvandeLeviathanverbrijzeldenhem totvoedselgegevenaanhetvolkdatindewoestijnwoonde 15Gijhebtbronenvloedgespleten,machtigerivierenhebt Gijdoenopdrogen
16DedagisvanU,ookdenacht;Gijhebthetlichtende zonbereid.
17Gijhebtdegrenzenderaardebepaald;Gijhebtde zomerendewintergemaakt
18Denkhieraan,HEERE,devijandheefthetgesmaad,en hetdwazevolkheeftuwnaamgelasterd
19Geefdezielvanuwtortelduifnietoveraandemenigte vandegoddelozen;vergeetdevergaderingvanuw ellendigennietvooreeuwig
20Hebachtingvoorhetverbond,wantdedonkereplaatsen vandeaardezijnvolvanwreedheden.
21Laatdeverdruktennietbeschaamdterugkeren;laatde armenenbehoeftigenuwnaamprijzen
22Staop,oGod,voeruwrechtsgeding;denkeraanhoede dwaasUdagelijkssmaadt
23Vergeetdestemvanuwvijandenniet;hettumultvan hendietegenuopstaan,neemtvoortdurendtoe.
HOOFDSTUK75
1(Aandekoorleider,Altaschith,eenpsalmofliedvan Asaf)U,oGod,dankenwij,Udankenwij,wantuwnaam isnabij,verkondiguwwonderwerken.
2WanneerIkdegemeenteontvang,zalIkrechtvaardig oordelen
3Deaardeenalhaarbewonerszijnvergaan;Ikzalhaar pilarenovereindhoudenSelah
4Ikhebtotdedwazengezegd:Handelnietdwaas,entot degoddelozen:Hefdehoornnietop.
5Verhefuwhoornnietnaardehoogte,spreeknietmeteen stijvenek
6Wantdeverheffingkomtnietuithetoosten,nochuithet westen,nochuithetzuiden
7MaarGodisderechter:Hijvernedertdeeen,ensteltde anderaan
8WantindehandvandeHEEREiseenbeker,endewijn isrood,hijisvolvanmengeling,enHijschenktdaaruit; maarwateroverblijft,zullenallegoddelozenderaarde uitpersenendrinken
9Maarikzalhetvooreeuwigverkondigen,psalmen zingenvoordeGodvanJakob
10Ikzalallehoornenvandegoddelozenafsnijden,maar dehoornenvanderechtvaardigenzullenverhoogdworden.
HOOFDSTUK76
1(VoordeopperzangmeesterophetNeginotpleinEen psalmofliedvanAsaf.)InJudaisGodbekend;zijnnaam isgrootinIsraël.
2OokinSalemiszijntent,eninSioniszijnwoning 3Daarbrakhijdepijlenvandeboog,hetschildenhet zwaard,endestrijd.Selah.
4Gijzijtglorieuzerenverhevenerdanderoofbergen
5Dedapperenzijnverwoest,zijhebbenhunslaaplaten vallen,engeenvandedapperemannenheefthunhanden teruggevonden
6OpUwbestraffing,GodvanJakob,zijnzoweldewagen alshetpaardineendiepeslaapgevallen
7Gij,jaGijzijttevrezen,enwiezalvooruwogenbestaan, alsgijeenmaaltoornigzijt?
8Gijhebthetoordeeluitdehemellatenhoren;deaarde vreesdeenwerdstil,
9ToenGodopstondomteoordelen,omalle zachtmoedigenvandeaardetereddenSelah
10Voorwaar,detoornvandemenszalUloven;water overblijftvandetoornzultGijbeteugelen.
11DoeeengelofteenbetaaldeHEERE,uwGodLaat allendierondomHemwonen,geschenkenbrengenaan Hemdiegevreesdmoetworden.
12Hijzaldegeestvandevorstenuitroeien;voorde koningenvandeaardeishijvreselijk
HOOFDSTUK77
1(Voordekoorleider,voorJeduthun.EenpsalmvanAsaf.)
IkrieptotGodmetmijnstem,totGodmetmijnstem,en Hijneigdehetoornaarmij
2TendagevanmijnbenauwdheidzochtikdeHEERE; mijnplaagwoeddeindenachtenhieldnietop;mijnziel weigerdegetroostteworden
3IkdachtaanGodenraakteinberoering;ikklaagdeen mijngeestwerdbeklemdSelah
4Gijhoudtmijnogenwakker;ikbenzoontroerd,datik nietkanspreken.
5Ikhebgedachtaandedagenvanweleer,aandejarenvan langvervlogentijden
6Ikherinnermijmijnliedindenacht;ikspreekmetmijn eigenhart;enmijngeestonderzoekthetnauwkeurig
7ZaldeHeervooreeuwigverstoten,enzalHijnietmeer goedgunstigzijn?
8Iszijngoedertierenheidvooreeuwigverdwenen?Zalzijn beloftevooreeuwigtekortschieten?
9HeeftGodvergetengenadigtezijn?HeeftHijinZijn toornZijnbarmhartighedenopgesloten?Selah
10Enikzeide:Ditismijnzwakheid;tochzalikgedenken aandejarenvanderechterhandvandeAllerhoogste.
11IkzaldedadenvandeHEEREgedenken;ja,ikzalUw wonderenvanoudshergedenken
12Ikzalaluwwerkenoverdenkenenuwhandelingen verkondigen
13Uwweg,oGod,isinhetheiligdom;wieiseenzogroot GodalsonzeGod?
14GijzijtdeGoddiewonderendoet;Gijhebtonderde volkenuwmachtlatenblijken.
15Metuwarmhebtuuwvolkverlost,dezonenvanJakob enJozefSela
16DewaterenzagenU,oGod,dewaterenzagenU;zij vreesden,ookdedieptenwerdenberoerd.
17Dewolkengotenwateruit,dehemelgafgeluid,ookuw pijlengingenrond.
18Hetgeluidvanuwdonderklonkindehemel;de bliksemschichtenverlichttendewereld;deaardebeefdeen schudde
19Uwwegisindezee,enuwpadindegrotewateren,en uwvoetstappenzijnnietbekend
20Gijhebtuwvolkgeleidalseenkudde,onderleidingvan MozesenAäron
HOOFDSTUK78
1(MaschilvanAsaf)Luister,mijnvolk,naarmijnwet, neiguwoornaardewoordenvanmijnmond.
2Ikzalmijnmondopendoenineenspreuk,ikzalde duisterewoordenvanvroegeruitspreken
3Diewijgehoordengewetenhebben,endieonzevaderen onsverteldhebben
4Wijzullenzenietvoorhunkinderenverbergen,maarwij zullenaandekomendegeneratiesderoemvandeHEERE verkondigen,zijnmachtendewonderendieHijheeft gedaan
5WantHijheefteengetuigenisinJakobingesteldeneen wetinIsraëlvastgesteld,dieHijonzevaderengeboden heeft,opdatzijdieaanhunkinderenbekendzoudenmaken 6Opdathetvolgendegeslachtzezoukennen,dekinderen diegeborenzoudenworden,enzijzoudenopstaanenze aanhunkinderenverkondigen
7opdatzijhunhoopopGodzoudenstellenendewerken vanGodnietzoudenvergeten,maarzijngebodenzouden onderhouden
8Enzijzoudennietzijnalshunvaderen,eenkoppigen weerspanniggeslacht,eengeslachtdatzijnhartniet oprechthadenwiensgeestniettrouwwasaanGod
9DeEfraïmieten,gewapendenmetdeboogindehand, keerdenterugopdedagvandestrijd
10ZijhieldenzichnietaanhetverbondvanGoden weigerdennaarzijnwettewandelen.
11Envergatzijnwerkenendewonderendiehijhunhad latenzien
12Hijdeedwonderlijkedingenvoordeogenvanhun vadereninhetlandEgypte,inhetgebiedvanZoan
13Hijspleetdezeeenlietzeerdoorheentrekken,enHij liethetwaterstaanalseenhoop.
14Overdagleiddehijhenookmeteenwolk,endehele nachtmetvuurlicht.
15Hijspleetderotsenindewoestijnenliethundrinken alsuitdegrotediepten
16Hijdeedstromenuitderotsontstaan,enlietwater neerstromenalsrivieren.
17Enzijzondigdennogzwaardertegenhem,doordatzij deAllerhoogsteindewoestijntergden
18EnzijverzochtenGodinhunhart,doorvoorhunlusten vleestevragen
19Ja,zijsprakentegenGod;zijzeiden:KanGodeentafel aanrichtenindewoestijn?
20Zie,Hijsloegopderots,zodathetwatereruitvloeide endebekenoverstroomden.KanHijdanookbroodgeven? KanHijdanookvleesverschaffenaanZijnvolk?
21ToendeHEEREdithoorde,werdHijtoornigEr ontstakeenvuurtegenJakobenookontstakdetoorntegen Israël
22OmdatzijnietinGodgeloofdenennietopzijn verlossingvertrouwden.
23HoewelHijdewolkenvanbovenbevalendepoorten vandehemelopende,
24EnHijlietmannaophenregenenomteeten,enHijgaf hunkorenuitdehemel
25Demensheefthetvoedselvandeengelengegeten:hij heefthunvleesinovervloedgezonden
26Hijlieteenoostenwindwaaienaandehemelendoor zijnkrachtdezuidenwinddoenontstaan.
27Hijlietvleesophenregenenalsstof,engevederde vogelsalshetzandvandezee
28Enhijliethetvalleninhetmiddenvanhunlegerkamp, rondomhunwoningen
29Zijatenenwerdenverzadigd,wantHijgafhunhun eigenverlangen.
30ZijwerdennietvervreemdvanhunlustMaarterwijl hunvleesnoginhunmondwas,
31ToenontstakdetoornvanGodinwoedeoverhen,en Hijdooddedebestenonderhen,enHijversloegde uitverkorenenvanIsraël
32Ondanksditalleszondigdenzijnogsteedsengeloofden nietinzijnwonderen
33DaaromheeftHijhundageninijdelheiddoorgebracht, hunjareninellende.
34Toenhijhengedoodhad,zochtenzehemZekeerden terugenvroegenGodomraad
35Enzijherinnerdenzich,datGodhunRotswas,ende AllerhoogsteGodhunVerlosser
36MaarzijvleiddenHemmethunmondenlogentegen Hemmethuntong.
37WanthunhartwasnietoprechtjegensHem,enzij warenniettrouwaanZijnverbond
38MaarHij,Dievolbarmhartigheidwas,vergafhun ongerechtigheidenrichttehenniettegronde;ja, menigmaalkeerdeHijZijntoornaf,enHijwektealZijn grimmigheidnietop.
39WantHijbedachtdatzijvleeswaren,eenwinddie voorbijgaatennietmeerkomt
40HoevaakhebbenzeHemindewoestijngetergd,enhoe vaakhebbenzeHemindewildernisbedroefd!
41Ja,zijkeerdenzichafenverzochtenGod,enbeperkten deHeiligevanIsraël.
42Zijdachtennietaanzijnhand,nochaandedagwaarop hijhenvandevijandhadverlost.
43HoehijzijntekeneninEgyptehadverricht,enzijn wonderenophetveldvanZoan:
44Enhunriviereninbloedveranderd,enhunrivieren, zodatzijnietkondendrinken.
45Hijstuurdeallerleisoortenvliegenophenaf,diehen opaten,enkikkers,diehendoodden
46Hijgafhunopbrengstaandeworm,enhunarbeidaan desprinkhaan
47Hijverwoesttehunwijnrankenmethagel,enhunwilde vijgenbomenmetvorst
48Ookhunveegafhijoveraandehagel,enhunkleinvee aandefellebliksemschichten.
49Hijlietzijnwoede,woede,verbolgenheidenonrust overhenkomen,enzondbozeengelenonderhen
50Hijheefteenweggebaandvoorzijntoorn,hijheefthun zielnietvoordedoodgespaard,maarhunleven overgegevenaandepest
51EnzijsloegenalleeerstgeboreneninEgypte,de voornaamstenvanhunmachtindetentenvanCham.
52MaarzijnvolklietHijalsschapenuittrekkenenleidde Hijdoordewoestijnalseenkudde
53EnHijleiddehenveiligvoort,zodatzijnietbevreesd hoefdentezijn;maardezeeoverweldigdehunvijanden
54EnHijbrachthentotaandegrensvanZijnheiligdom, totaandezeberg,dieZijnrechterhandgekochthad
55Ookverdreefhijdeheidenvolkenvoorhunogen, verdeeldehuneenerfdeelperafstammingslijnenlietde stammenvanIsraëlinhuntentenwonen
56MaarzijhebbendeallerhoogsteGodverzochtentot toornverwekt,enzijngetuigenissennietonderhouden.
57Maarzijkeerdenzichomenhandeldenontrouw,zoals hunvaderen;zijlietenzichafwendenalseenbedrieglijke boog.
58WantzijverwektenHemtottoornmethunofferhoogten enverwektenHemtotnaijvermethungesnedenbeelden
59ToenGoddithoorde,werdHijwoedendenHijhad groteafschuwvoorIsraël
60DaaromverliethijdetentvanSilo,detentdiehijonder demensenhadgeplaatst.
61EnHijgafzijnkrachtingevangenschap,enzijneerin dehandvandevijand
62Ookgafhijzijnvolkoveraanhetzwaard,enhijwerd toornigopzijnerfdeel
63Hetvuurverteerdehunjongemannen,enhunmeisjes werdennietuitgehuwelijkt.
64Hunpriestersvielendoorhetzwaard,enhunweduwen wektengeenrouw
65ToenontwaaktedeHeeralsiemanddienetgeslapen heeft,alseenhelddieschreeuwtvandewijn
66EnHijsloegzijnvijandenindeachterdelen;Hijbracht huneeneeuwigesmaad.
67OokheefthijdetentvanJozefverworpenendestam vanEfraïmnietverkozen
68MaarHijkoosdestamvanJuda,debergSion,dieHij liefhad
69EnHijbouwdeZijnheiligdomalshogepaleizen,alsde aarde,dieHijvooreeuwigbevestigdhad.
70OokverkoosHijDavid,zijndienaar,enhaaldehem wegbijdeschaapskooien
71Hijhaaldehemvanachterdedrachtigeooienvandaan omJakob,zijnvolk,enIsraël,zijnerfelijkbezit,teweiden
72Hijvoeddehenovereenkomstigdeoprechtheidvanzijn hartenleiddehenmetdebekwaamheidvanzijnhanden
HOOFDSTUK79
1(EenpsalmvanAsaf)OGod,deheidenenzijninuw erfdeelgekomen;zijhebbenuwheiligetempelontheiligd; zijhebbenJeruzalemtotpuinhopengemaakt
2Delijkenvanuwdienarenhebbenzijtotvoedselgegeven aandevogelsindelucht,hetvleesvanuwheiligenaande wildedierenopaarde
3HunbloedhebbenzijrondomJeruzalemvergotenals water,enerwasniemandomhentebegraven.
4Wijzijneensmaadgewordenvooronzeburen,eenspot enhoonvoordemensenomonsheen
5Hoelang,HEERE,zultGijvooreeuwigtoornigblijven? ZalUwnaijverbrandenalsvuur?
6GietUwtoornuitoverdeheidenvolkendieUniet kennen,enoverdekoninkrijkendieUwNaamniethebben aangeroepen.
7WantzijhebbenJakobverslondenenzijnwoonplaats verwoest
8Gedenknietaanonsdevroegereongerechtigheden;laten uwbarmhartighedenonsspoedigbehoeden,wantwijzijn diepvernederd
9Helpons,Godvanonsheil,toteervanuwnaamRed onsenverlosonsvanonzezonden,omwillevanuwnaam 10Waaromzoudendeheidenenzeggen:WaarishunGod?
LaatHijonderdeheidenenvooronzeogenbekendworden doordewraakvoorhetbloedvanuwdienaren,dat vergotenis.
11Laathetgezuchtvandegevangenevooruwaangezicht komen;bewaarhen,dieterdoodveroordeeldzijn, overeenkomstigdegrootheidvanuwmacht;
12Envergeldonzeburenzevenvoudiginhunboezemhun smaad,waarmeezijU,HEERE,gesmaadhebben
13Daaromzullenwij,uwvolkendeschapenvanuw weide,Uvooreeuwigloven;wijzullenuwlofverkondigen aanallegeneraties
HOOFDSTUK80
1(AandeopperzangmeesteropSjosjanimeduth,eenpsalm vanAsaf)Luister,herdervanIsraël,GijdieJozefleidtals eenkudde;Gijdietussendecherubijnenwoont,schitter 2WekvóórEfraïm,BenjaminenManasseuwkrachtop, enkomenverlosons
3Bekeerons,oGod,enlaatuwaangezichtlichten,dan zullenwijgeredworden.
4HEERE,Godvandehemelsemachten,hoelangzultU nogtoornigzijnophetgebedvanuwvolk?
5Gijvoedthunmetbrooddertranen,enGijgeefthunveel tranentedrinken
6Gijmaaktonstoteentwistziekvolk,enonzevijanden lachenonderelkaar.
7Bekeerons,Godvandehemelsemachten,enlaatuw aangezichtlichten,danzullenwijgeredworden
8GijhebteenwijnstokuitEgyptemeegebracht,de heidenvolkenverdrevenenhemgeplant
9Gijhebtruimtevoorhaargemaakt,enhebthaardiep worteldoenschieten,zodatzijdeaardevulde.
10Deheuvelswarenbedektmetzijnschaduw,enzijn takkenwarenalsdeprachtigeceders.
11Zijstrektehaartakkenuitnaardezee,enhaartakken naarderivier
12WaaromhebtGijdanhaarheggenafgebroken,zodat allendielangsdewegkomen,haarwegrukken?
13Heteverzwijnuithetbosverwoesthet,enhetwild gediertevanhetveldverslindthet
14Keertochterug,Godvandehemelsemachten!Kijkuit dehemel,zie,enbezoekdezewijnstok
15Endewijngaarddieuwrechterhandgeplantheeft,ende rankdieuvooruzelfsterkgemaakthebt
16Hetwordtmetvuurverbrand,hetwordtafgehouwen; doordesmaadvanuwaangezichtgaanzijtegronde.
17Laatuwhandrustenopdemanvanuwrechterhand,op demensenzoondieuvooruzelfsterkhebtgemaakt
18DaaromzullenwijnietvanUafwijken;maakons levend,danzullenwijUwNaamaanroepen.
19Bekeerons,HEERE,Godvandehemelsemachten,laat Uwaangezichtlichten,danzullenwijgeredworden.
HOOFDSTUK81
1(VoordekoorleideropGittith.EenpsalmvanAsaf.)
ZingluidvoorGod,onzesterkte;juichvoordeGodvan Jakob
2Neemeenpsalmenbrenghierdetamboerijn,deharp metdepsalter
3Blaasopdetrompetbijnieuwemaan,opdevastgestelde tijd,oponzeplechtigefeestdag
4WantditwaseenverordeningvoorIsraëleneenwetvan deGodvanJakob.
5DitheeftHijinJozeftoteengetuigenisverordend,toen hijdoorhetlandEgyptetrokDaarhebikeentaalgehoord dieiknietverstond.
6Ikhebzijnschoudersvandelastbevrijd,zijnhandenzijn vandepottenbevrijd
7Gijriepindebenauwdheid,enIkreddeu;Ikantwoordde uindeschuilplaatsvandedonder;Ikbeproefdeuaande waterenvanMeribaSela
8Luister,mijnvolk,danzalikugetuigen.Alsunaarmij luistert,oIsraël,
9Ermaggeenvreemdegodonderuzijn;enumaggeen vreemdegodaanbidden.
10IkbendeHEERE,uwGod,DieuuithetlandEgypte geleidheb;doeuwmondwijdopen,enIkzalhemvullen
11Maarmijnvolkwildenietnaarmijnstemluisteren,en IsraëlwildeMijnietgehoorzamen
12DaaromgafIkhenoveraandebegeertenvanhuneigen hart,enzijwandeldeninhuneigenraadslagen.
13Och,datmijnvolknaarMijhadgeluisterdendatIsraël inMijnwegenwasgewandeld!
14Ikzouhunvijandensnelhebbenoverwonnenenmijn handtegenhuntegenstandershebbengekeerd
15DegenendiedeHEEREhaten,haddenzichaanHem moetenonderwerpen,maarhuntijdzouvooreeuwig hebbengeduurd
16Hijhadhunookhetbestevandetarwemoetengeven, enmethoninguitderotshadIkuverzadigd.
HOOFDSTUK82
1(EenpsalmvanAsaf)Godstaatindevergaderingder machtigen;Hijrichttemiddenvandegoden.
2Hoelangzultgijnogonrechtvaardigoordelenende mensendergoddelozenwelgevalligzijn?Sela
3Verdedigdearmenenwezen,doerechtaande verdruktenenbehoeftigen.
4Bevrijddearmenenbehoeftigen,bevrijdhenuitdehand vandegoddelozen
5Zijwetenhetnietenwillenhetnietbegrijpen;zij wandeleninduisternis;allefundamentenvandeaardezijn verbrokkeld.
6Ikhebgezegd:Julliezijngoden,enjulliezijnallen kinderenvandeAllerhoogste
7Maarjulliezullenstervenalsmensen,envallenalseen vandevorsten
8Staop,oGod,richtdeaarde,wantUzultallevolken bezitten.
HOOFDSTUK83
1(EenliedofpsalmvanAsaf)OGod,zwijgniet,wees nietstil,oGod
2Wantzie,uwvijandenmakeneentumult,enuwhaters stekenhethoofdomhoog
3Zijhebbenlistigeplannentegenuwvolkgesmeed,zij hebbentegenuwverborgenengeraadpleegd
4Zijzeiden:Kom,latenwijhenuitroeien,zodatzijgeen volkmeerzijn,zodataandenaamvanIsraëlnietmeer gedachtwordt
5Wantzijhebbensamenberaadslaagd,ineendracht,zij zijnsamengespannentegenu.
6DetentenvanEdomendeIsmaëlieten,vanMoabende Hagarenen,
7Gebal,AmmonenAmalek,deFilistijnenmetde inwonersvanTyrus;
8OokAssurslootzichbijhenaan;zijhebbendekinderen vanLotgeholpen.Selah.
9DoemethenzoalsmetdeMidianieten:zoalsmetSisera enmetJabin,bijdebeekKison
10DieteEndorzijnvergaan;zijzijngewordenalsmest voordeaarde
11MaakhunedelenalsOrebenalsZeëb;ja,alhun vorstenalsZebahenalsZalmuna.
12Diezeiden:LatenwijdehuizenvanGodinbezitnemen 13MijnGod,maakhenalseenwiel,alsstoppelsvoorde wind.
14Zoalseenvuureenhoutverbrandt,enzoalseenvlamde bergeninvlamzet,
15Vervolghendaarommetuwstorm,enverschrikhen metuwstorm
16Bedekhunaangezichtmetschande,zodatzij,HEERE, UwNaamzoeken.
17Laathenvooreeuwigbeschaamdenverschriktworden, ja,laathenteschandewordenentegrondegaan 18opdatdemensenwetendatGij,WiensNaamalleen JEHOVAHis,deAllerhoogstezijtoverdegeheleaarde
HOOFDSTUK84
1(VoordeopperzangmeesteropGittith,eenpsalmvoorde zonenvanKorach.)HoelieflijkzijnUwtenten,HEERE vandelegermachten!
2Mijnzielverlangt,ja,smacht,naardevoorhovenvande HEERE;mijnhartenmijnvleesroepentotdelevendeGod 3Ja,demusheefteenhuisgevonden,endezwaluween nestvoorzichzelf,waarzijhaarjongenkanneerleggen; Uwaltaren,HEEREvandehemelsemachten,mijnKoning enmijnGod
4Zaligzijnzijdieinuwhuiswonen;zijzullenunog steedslovenSelah
5WelzaligdemanwienskrachtinUis,inwiensharthun wegenzijn.
6EnalszijdoorhetdalvanBakatrekken,makenzijereen bronvan;ookderegenvultdeplassen
7Zijgaanvankrachttotkracht,iedervanheninSion verschijntvoorhetaangezichtvanGod
8HEERE,Godvandehemelsemachten,hoormijngebed; neemhetterore,GodvanJakob.Selah.
9Zie,God,onsschild,enaanschouwhetaangezichtvan uwgezalfde.
10Wantééndaginuwvoorhovenisbeterdanduizend.Ik zoulievereendeurwachterzijninhethuisvanmijnGod, dantewonenindetentenvandegoddeloosheid 11WantGod,deHEERE,iseenzoneneenschild,de HEEREzalgenadeeneergeven;hetgoedezalHijhunniet onthouden,dieinoprechtheidwandelen
12HEEREvandehemelsemachten,welzaligisdemens dieopUvertrouwt
HOOFDSTUK85
1(Voordeopperzangmeester.Eenpsalmvoordezonen vanKorach)HEERE,GijzijtwelgevalliggeweestaanUw land;Gijhebteenommekeergebrachtindegevangenschap vanJakob.
2Gijhebtdeongerechtigheidvanuwvolkvergeven,al hunzondenhebtGijbedektSela
3Gijhebtaluwgrimmigheidweggenomen;GijhebtU afgewendvandehittevanuwtoorn
4Bekeerons,Godvanonsheil,enlaatuwtoornoverons ophouden.
5WiltGijvooreeuwigtoornigoponsblijven,wiltGijUw toornuitentotinallegeneraties?
6ZultGijonsnietdoenherleven,zodatUwvolkzichinU verheuge?
7Toonons,HEERE,UwgoedertierenheidengeefonsUw heil.
8IkzalhorenwatGod,deHEERE,zalspreken,wantHij zalvredesprekentotZijnvolkentotZijngunstgenoten; maarlatenzijnietterugkerentotdwaasheid.
9Zie,ZijnheilisnabijvoorhendieHemvrezen,opdater heerlijkheidinonslandwoont
10Goedertierenheidentrouwontmoetenelkaar, gerechtigheidenvredekussenelkaar
11Dewaarheidzaluitdeaardeontspruiten,ende gerechtigheidzaluitdehemelneerzien.
12Ja,deHEEREzalhetgoedegeven,enonslandzalzijn opbrengstgeven
13GerechtigheidzalvoorHemuitgaan,enzalonsdoen wandelenopdewegvanZijnvoetstappen
HOOFDSTUK86
1(EengebedvanDavid.)Neiguwoor,HEERE,verhoor mij,wantikbenellendigenbehoeftig
2Behoedmijnziel,wantikbenheiligGij,mijnGod, verlosuwdienaardieopUvertrouwt
3Weesmijgenadig,HEERE,wantdagelijksroepiktotU.
4Verheugdezielvanuwdienaar,wanttotu,HEERE,hef ikmijnzielop
5WantGij,HEERE,zijtgoedengaarnevergevend,enrijk aangoedertierenheidvoorallen,dieUaanroepen
6Luister,HEERE,naarmijngebed,enslaachtopdeluide stemvanmijnsmekingen
7TendagevanmijnbenauwdheidzalikUaanroepen, wantGijzultmijantwoorden.
8OnderdegodeniserniemandalsU,HEERE;enerzijn geenwerkenalsdeuwe
9AllevolkendieGijgemaakthebt,zullenkomenenzich voorUnederbuigen,HEERE,enUwNaameren. 10WantGijzijtgrootendoetwonderen;GijzijtGod alleen.
11Leermij,HEERE,Uwweg,danzalikinUwwaarheid wandelen;verenigmijnhartomUwNaamtevrezen 12IkzalUloven,HEERE,mijnGod,metheelmijnhart, enuwNaamerenvooreeuwig.
13WantUwgoedertierenheidisovermijgroot,enGij hebtmijnzielgereduithetdiepstevandedood 14OGod,dehoogmoedigenzijntegenmijopgestaan,en debendesvangewelddadigemannenzoekenmijnziel,en hebbenUnietvoorhunogengesteld.
15MaarU,HEERE,benteenbarmhartigengenadigGod, geduldigenrijkaangoedertierenheidentrouw
16Bekeerutotmijenweesmijgenadig;geefuwkracht aanuwdienaarenverlosdezoonvanuwdienares
17Laatmijeentekentengoedezien,opdatzijdiemij haten,hetzienenbeschaamdworden,omdatGij,HEERE, mijgeholpenengetroosthebt
HOOFDSTUK87
1(EenpsalmofliedvoordezonenvanKorach)Zijn fundamentisindeheiligebergen.
2DeHEEREheeftdepoortenvanSionlief,meerdanalle woonplaatsenvanJakob
3Erwordtvanugepredikt,stadvanGod.Selah.
4IkzalRachabenBabelgedenkenonderhendieMij kennenZie,FilisteaenTyrusmetEthiopië;dezemanis daargeboren.
5EnvanSionzalgezegdworden:Dezeendieisdaar geboren,endeAllerhoogsteZelfzalhaarbestendigen 6DeHEEREzalhetvolkoptekenenentellen,datdeze mandaargeborenisSelah
7Zoweldezangersalsdemuzikantenzullendaarzijn:al mijnbronnenzijninU.
HOOFDSTUK88
1(EenliedofpsalmvoordezonenvanKorach,voorde opperzangmeesteropMahalathLeannoth,Maschilvan Heman,deEzrahiet.)HEERE,Godmijnsheils,ikhebdag ennachtvooruwaangezichtgeroepen:
2Laatmijngebedvooruwaangezichtkomen;neiguwoor totmijngeroep;
3Wantmijnzielisvolbenauwdheden,enmijnleven naderthetgraf.
4Ikwordgerekendtothendieindekuilafdalen;ikbenals eenmanzonderkracht;
5Vrijonderdedoden,zoalsdegesneuveldendieinhet grafliggen,aanwieGijnietmeerdenkt,endieuitUw handzijnafgesneden
6Gijhebtmijindediepstekuilgelegd,induisternis,inde diepten
7Uwtoorntreftmijzwaar,enGijhebtmijgekweldmetal uwwatergolven.Sela.
8Gijhebtmijnvriendvervanmijweggedaan;gijhebtmij toteengruwelvoorhengemaakt;ikbenopgeslotenenkan ernietuitkomen.
9MijnoogistreurigvanwegedeellendeHEERE, dagelijksroepikUaan,naarUstrekikmijnhandenuit
10ZoudtGijwonderendoenaandedoden?Zullende dodenopstaanenUloven?Selah.
11Zaluwgoedertierenheidinhetgrafwordenverkondigd, ofuwtrouwindeondergang?
12ZullenUwwonderenindeduisternisbekendworden, enUwgerechtigheidinhetlanddervergetelheid?
13MaartotUroepik,HEERE,enindemorgenzalmijn gebedUverhinderen.
14HEERE,waaromverstootGijmijnziel,waarom verbergtGijUwaangezichtvoormij?
15Ikbenvanjongsafaanellendigenstervensnood; zolangikuwverschrikkingenmoetverduren,wordik verscheurd.
16Uwbrandendetoorntreftmij,uwverschrikkingen hebbenmijvandeaardbodemweggenomen
17Alswateromringdenzijmijelkedag,zijomringdenmij.
18MijngeliefdeenmijnvriendhebtGijvervanmij verwijderd,enmijnkennissenindeduisternis
HOOFDSTUK89
1(MaschilvanEthan,deEzrahiet.)Ikzalde goedertierenheidvandeHEEREvooreeuwigbezingen; metmijnmondzalikUwtrouwverkondigen,van generatieopgeneratie.
2WantIkhebgezegd:Goedertierenheidzaltotin eeuwigheidwordenopgebouwd;GijzultUwtrouw bevestigenindehemelenzelf.
3Ikhebeenverbondgeslotenmetmijnuitverkorene,Ik hebhetgezworenaanmijndienaarDavid:
4Ikzaluwnageslachtvooreeuwigbevestigenenuwtroon opbouwen,vangeneratieopgeneratieSelah
5EndehemelenzullenUwwonderenprijzen,HEERE, Uwtrouwookindevergaderingvandeheiligen.
6WantwieindehemelkanmetdeHEEREvergeleken worden?Wieonderdezonenvandemachtigenkanmetde HEEREvergelekenworden?
7Godiszeertevrezenindevergaderingvandeheiligen enteontzaghebbenvanallendierondomHemzijn
8HEERE,Godvandehemelsemachten,wieiseensterke HEEREalsGij,enUwtrouwisrondomU?
9Gijheerstoverdewoedendezee;alshaargolvenzich verheffen,brengtGijzetotbedaren.
10GijhebtRahabverbrijzeld,alseenverslagene;Gijhebt uwvijandenverstrooidmetuwsterkearm
11DehemelisvanU,ookdeaardeisvanU;dewerelden alhaarvolheidhebtUgegrondvest
12Gijhebthetnoordenenhetzuidengeschapen;Taboren Hermonzullenjuicheninuwnaam
13Gijhebteensterkearm,sterkisuwhandenhoogisuw rechterhand
14Gerechtigheidenrechtzijndewoonplaatsvanuwtroon; goedertierenheidentrouwgaanvooruwaangezichtuit
15Welzaligishetvolkdatdejubelstemkent;zijzullen wandelen,HEERE,inhetlichtvanuwaangezicht
16Inuwnaamzullenzijzichdeheledagverheugen,enin uwgerechtigheidzullenzijverhoogdworden.
17WantGijzijtdeluisterhunnersterkte,endoorUw welbehagenzalonzehoornverhoogdworden
18WantdeHEEREisonzeBescherming,endeHeilige vanIsraëlisonzeKoning
19ToensprakGijineenvisioentotUwHeiligeenzeide: IkhebhulpopgedragenaaneenMachtige,een UitverkoreneuithetvolkhebIkverhoogd
20IkhebmijndienaarDavidgevonden;metmijnheilige oliehebIkhemgezalfd.
21BijHemzalmijnhandbevestigdworden,ookzalmijn armhemsterken
22Devijandzalhemnietstraffen,endezoonvan goddeloosheidzalhemnietverdrukken
23Ikzalzijnvijandenvoorzijnaangezichtneerslaanen degenendiehemhaten,zalIkplagen
24MaarMijntrouwenMijngoedertierenheidzullenmet hemzijn,eninMijnNaamzalzijnhoornverhoogdworden.
25Ikzalzijnhandindezeeleggenenzijnrechterhandin derivieren
26Hijzaltotmijroepen:GijzijtmijnVader,mijnGoden deRotsmijnsheils
27Ikzalhemtotmijneerstgeborenemaken,hogerdande koningenderaarde.
28MijngoedertierenheidzalIkvooreeuwigaanhem bewaren,enmijnverbondzalvoorhemstandhouden
29OokzijnnageslachtzalIkvooreeuwiglatenbestaan,en zijntroonalsdedagenaandehemel
30Alszijnkinderenmijnwetverlatenennietnaarmijn bepalingenwandelen,
31Alszijmijninzettingenovertredenenmijngebodenniet onderhouden,
32DanzalIkhunovertredingmetderoedebezoeken,en hunongerechtigheidmetslagen
33MaarIkzalHemmijngoedertierenheidnietgeheel ontnemen,enIkzalmijntrouwnietlatenbederven.
34Ikzalmijnverbondnietverbrekenenwatuitmijn lippengekomenis,zalIknietveranderen
35Ikhebbijmijnheiligheidgezworendatikniettegen Davidzouliegen
36Zijnnageslachtzalvooreeuwigblijvenbestaan,enzijn troonisalsdezonvoormijnaangezicht.
37Zijzalvooreeuwigvaststaanalsdemaanenalseen getrouwegetuigeindehemelSelah
38MaarGijhebtHemverstotenenverafschuwd,Gijzijt toorniggewordenopUwGezalfde
39Gijhebthetverbondmetuwdienaarverbroken;zijn kroonhebtGijontheiligddoordieopdegrondtewerpen.
40AlzijnhekkenhebtGijafgebroken,zijnvestingenhebt Gijverwoest
41Allevoorbijgangersopdewegberovenhem;hijiseen smaadvoorzijnburen
42Gijhebtderechterhandvanzijntegenstandersopgericht, Gijhebtalzijnvijandendoenjuichen
43OokhebtGijdescherptevanzijnzwaardomgedraaid, enhebtGijhemnietindestrijdstaandegehouden
44Gijhebtzijnmajesteitdoenophouden,enzijntroonter aardegeworpen
45Gijhebtdedagenvanzijnjeugdverkort;Gijhebthem metschandebedektSela
46Hoelang,HEERE,zultGijUvooreeuwigverbergen? ZalUwtoornbrandenalsvuur?
47BedenkhoekortmijntijdisWaaromhebtGijalle mensentevergeefsgemaakt?
48Wieisdemensdieleeft,diededoodnietzalzien?Zal hijzijnzielreddenuitdehandvanhetgraf?Selah
49HEERE,waarzijnUwvroegeregoedertierenheden,die GijDavidinUwwaarheidgezworenhebt?
50Denkaandesmaadvanuwdienaren,HEERE,hoeikde smaadvanheelhetmachtigevolkinmijnbinnenstedraag; 51Waarmeeuwvijanden,HEERE,hebbengesmaad; waarmeezijdevoetstappenvanuwgezalfdehebben gesmaad
52GeprezenzijdeHEEREineeuwigheid.Amen,en Amen
HOOFDSTUK90
1(EengebedvanMozes,demanGods.)HEERE,Gijzijt onzewoonplaatsgeweestvangeneratieopgeneratie
2Voordatdebergenwarenontstaan,voordatUdeaardeen dewereldhadgevormd,vaneeuwigheidtoteeuwigheid, bentUGod
3Gijbrengtdemenstotverderf,enzegt:Keerterug,gij mensenkinderen.
4WantduizendjarenzijninUwogenalsdedagvan gisteren,wanneerdievoorbijgaat,enalseenwakeinde nacht.
5Gijvoertzewegalseenvloed,zijzijnalsdeslaap;inde morgenzijnzijalshetopschietendegras
6Indemorgenbloeithetenschietop;indeavondwordt hetafgemaaidenverdort
7Wantwijzijnverteerddooruwtoorn,endooruw grimmigheidwordenwijverschrikt.
8Gijsteltonzeongerechtighedenvooruwaangezicht,onze verborgenzondeninhetlichtvanuwaangezicht
9Wantalonzedagenzijninuwtoornvoorbijgegaan;wij brengenonzejarendooralseenverhaaldatverteldwordt
10Dedagenvanonzejarenzijnzeventigentien;enindien zijdooronzekrachttachtigjarenzijn,danishunkracht tochmoeiteenverdriet;wantzijwordtspoedigafgesneden, enwijvliegenheen
11Wiekentdekrachtvanuwtoorn?Naardematewaarin uvreest,zoisuwgrimmigheid
12Leeronsdusonzedagentetellen,opdatwijonsharttot wijsheidwenden.
13Keerterug,HEERE,hoelang?LaathetUberouwen overUwdienaren
14Verzadigonsindemorgenstondmetuw goedertierenheid,danmogenwijjuichenenvrolijkzijn,al onzedagen
15MaakonsblijovereenkomstigdedagenwaarinUons hebtgekweld,enovereenkomstigdejarenwaarinwijhet kwaadhebbengezien.
16Laatuwwerkaanuwdienarenverschijnen,enuw heerlijkheidaanhunkinderen
17EnlaatdeschoonheidvandeHEERE,onzeGod,over onszijn;enbevestigGijhetwerkvanonzehandenover ons;ja,bevestigGijhetwerkvanonzehanden
HOOFDSTUK91
1WieindeschuilplaatsvandeAllerhoogsteisgezeten,zal overnachtenindeschaduwvandeAlmachtige
2IkzaltotdeHEEREzeggen:Hijismijntoevluchten mijnvesting,mijnGod,opHemvertrouwik.
3Hijzaluzekerreddenuitdestrikvandevogelvanger,uit deverderfelijkepest
4HijzalubedekkenmetZijnvlerken,enonderZijn vleugelenzultgijschuilen;Zijntrouwzaluwschildenuw rondselzijn
5Gijzultnietbevreesdzijnvoordeverschrikkingdes nachts,nochvoordepijldiedesdaagsvliegt;
6Nochvoordepestdieindeduisternisrondwaart,noch voorhetverderfdatopdemiddagverwoest
7Aanuwzijdezullenerduizendvallen,enaanuw rechterhandtienduizend,maartotuzalhetnietgenaken 8Alleenmetuwogenzultuhetzienendebeloningvande goddelozenzien
9WantGijhebtdeHEERE,diemijnToevluchtis,de Allerhoogste,totUwWoninggemaakt,
10Geenkwaadzaluoverkomen,engeenplaagzaluwtent naderen
11WantHijzalZijnengelenaangaandeubevelen,datzij ubewarenopaluwwegen
12Zijzullenuopdehandendragen,opdatgijuwvoetniet aaneensteenstoot.
13Opfelleleeuwenenadderszultgijtreden,jonge leeuwenendraakzultgijvertrappen
14OmdathijMijzoliefheeft,zalIkhembevrijden;Ikzal hembeschutten,omdathijMijnNaamkent
15HijzalMijaanroepen,enIkzalhemantwoorden;Ikzal bijhemzijnindebenauwdheid,Ikzalhemeruitreddenen hemeren
16Ikzalhemmetlangheidvandagenverzadigen,enIkzal hemMijnheildoenzien.
HOOFDSTUK92
1(Eenpsalmofliedvoordesabbatdag)Hetisgoedde HEEREtedankenenUwNaamtepsalmen,oAllerhoogste 2Om'smorgensuwgoedertierenheidtebewijzen,enelke nachtuwtrouw,
3Opeeninstrumentmettiensnaren,opdeluitenopde harpmeteenplechtigeklank.
4WantGij,HEERE,hebtmijverheugddoorUwwerk;ik zaljuichenoverdewerkenUwerhanden
5HoegrootzijnUwwerken,HEERE,enhoediepzijnUw gedachten
6Eendwaasweetditniet,eneendwaasbegrijptditniet
7Wanneerdegoddelozenopschietenalshetgras,en wanneeraldewerkersvanongerechtigheidbloeien,dan zullenzijvooreeuwigverdelgdworden
8MaarGij,HEERE,zijtdeAllerhoogste,ineeuwigheid.
9Wantzie,Uwvijanden,HEERE,wantzie,Uwvijanden zullenvergaan;aldewerkersvanongerechtigheidzullen verstrooidworden
10MaarmijnhoornzultGijverhogenalsdehoornvaneen eenhoorn;ikzalgezalfdwordenmetverseolie
11Mijnogenzullenmijnbegeertenaarmijnvijandenzien, enmijnorenzullenmijnbegeertenaardegoddelozen horendietegenmijopstaan
12Derechtvaardigezalbloeienalseenpalmboom,hijzal opschietenalseencederopdeLibanon 13ZijdiegeplantzijninhethuisvandeHEERE,zullen bloeienindevoorhovenvanonzeGod
14Zijzullennogvruchtdrageninhunouderdom,zij zullenvetengezondzijn; 15OmtelatenziendatdeHEEREoprechtis;Hijismijn rots,erisgeenonrechtinHem
HOOFDSTUK93
1DeHEEREisKoning;Hijisbekleedmetmajesteit;de HEEREisbekleedmetkracht,waarmedeHijZichomgord heeft;ookisdewereldvastgeworden,zodatzijnietkan wankelen
2Uwtroonstaatvanoudshervast,Gijzijtvaneeuwigheid 3Dewaterstromenzijnopgestegen,HEERE!De waterstromenhebbenhunstemverheven,dewaterstromen hebbenhungolvenopgestegen
4DeHEEREindehemelismachtigerdanhetgedruisvan geweldigewateren,dandemachtigegolvenvandezee 5Uwgetuigenissenzijnzeerbetrouwbaar;heiligheidpast Uwhuis,HEERE,vooreeuwig
HOOFDSTUK94
1HEERE,God,Gij,Wienswraaktoebehoort,verschijn voorons.
2VerhefU,Rechterderaarde,geefdehoogmoedigeneen loon 3HEERE,hoelangzullendegoddelozen,hoelangzullen degoddelozentriomferen?
4Hoelangzullenzijnogzulkehardewoordensprekenen zeggen,enaldewerkersderongerechtigheidzich beroemen?
5ZijverpletterenUwvolk,HEERE,enteisterenUw erfdeel.
6Weduwenenvreemdelingendodenzij,wezen vermoordenzij
7Maarzijzeggen:DeHEEREzalhetnietzien,endeGod vanJakobzalhetnietopmerken
8Versta,gijonverstandigenonderhetvolk,engijdwazen, wanneerzultgijwijsworden?
9ZouHijdiehetoorplant,niethoren?ZouHijdiehetoog vormt,nietzien?
10Zouhijdiedeheidenentuchtigt,nietbestraffen?Zouhij diedemenskennisbijbrengt,nietweten?
11DeHEEREweetdatdegedachtenvandemensijdel zijn.
12Welzaligisdeman,dieGijtuchtigt,HEERE,endieGij hemuitUwwetonderwijst;
13opdatGijhemrustgeeftvandedagenderbenauwdheid, totdatdekuilgegravenisvoordegoddeloze
14WantdeHEEREzalZijnvolknietverstoten,enHijzal Zijnerfdeelnietverlaten.
15Maarhetrechtzalwederkerentotgerechtigheid,enalle oprechtenvanhartzullenhetvolgen.
16Wiezalvoormijopstaantegendeboosdoeners?Wie zalvoormijopstaantegendebedrijversvan ongerechtigheid?
17AlsdeHEEREmijnietgeholpenhad,zoumijnziel bijnainstiltehebbengewoond
18Toenikdacht:Mijnvoetwankelt,heeftUw goedertierenheid,HEERE,mijondersteund
19Indeveelheidvanmijngedachteninmijnbinnenste verheugenuwvertroostingenmijnziel.
20Zoudetroonderongerechtigheidgemeenschapmetu hebben,diedoordewetonheilsticht?
21Zijkomensamentegendezielvanderechtvaardigeen veroordelenhetonschuldigebloed
22MaardeHEEREismijnburcht,mijnGodisdeRots mijnertoevlucht.
23Hijzalhunongerechtigheidoverhenbrengenenhenin hunboosheiduitroeien.Ja,deHEERE,onzeGod,zalhen uitroeien.
HOOFDSTUK95
1Komt,laatonsvoordeHEEREzingen,laatonsjuichen voorderotsvanonsheil
2Latenwijvoorzijnaangezichtkomenmetdankzegging envoorhemjuichenmetpsalmen
3WantdeHEEREiseengrootGodeneengrootKoning, bovenallegoden
4Inzijnhandzijndedieptenvandeaarde;ookdekracht vandeheuvelsbehoorthemtoe.
5VanHemisdezee,enHijheefthaargemaakt,enZijn handenhebbenhetdrogegevormd
6Komt,latenwijonsnederbuigenenonsbuigen,knielen voordeHEERE,onzeMaker
7WantHijisonzeGod,enwijzijnhetvolkvanZijn weide,endeschapenvanZijnhand.IndiengijhedenZijn stemhoort,
8Verharduwhartniet,zoalsindeverbitteringenzoalsop dedagvandeverzoekingindewoestijn.
9ToenuwvaderenMijopdeproefstelden,Mijopde proefsteldenenMijnwerkzagen,
10VeertigjaarlangwasIkbedroefdoverditgeslacht,en zeide:Hetiseenvolk,datdwaaltinzijnhart,enMijn wegennietkent
11AanhenhebIkinMijntoorngezworen,datzijMijn rustnietzoudenbinnengaan
HOOFDSTUK96
1ZingvoordeHEEREeennieuwlied!Zingvoorde HEERE,heeldeaarde.
2ZingvoordeHEERE,loofzijnnaam,verkondigzijnheil vandagtotdag
3Maakzijnheerlijkheidbekendonderdeheidenvolken, zijnwonderenonderallevolken
4WantdeHEEREisgrootenzeerteprijzen,Hijis ontzagwekkendbovenallegoden.
5Wantaldegodendervolkenzijnafgoden,maarde HEEREheeftdehemelgemaakt
6Eerenmajesteitzijnvoorzijnaangezicht;krachten schoonheidzijninzijnheiligdom
7GeeftdeHEERE,gijstammendesvolks,geeftde HEEREeerenmacht
8GeefdeHEEREdeeerdieZijnNaamtoekomt;breng eenofferengainZijnvoorhoven
9AanbiddeHEERinheiligeschoonheid.Hebontzagvoor hem,heeldeaarde
10Zegonderdeheidenvolken:DeHEEREregeert;danzal dewereldvastgemaaktworden,zodatzijnietwankelt;Hij zaldevolkenrechtvaardigrichten
11Laatdehemelenzichverheugenenlaatdeaardevrolijk zijn;laatdezeebruisenenalwatzijbevat
12Laathetveldvrolijkzijnenalwatdaarinis;danzullen allebomenvanhetwoudzichverheugen.
13VoorhetaangezichtvandeHEERE,wantHijkomt, wantHijkomtomdeaardeteoordelen;Hijzaldewereld oordelenmetgerechtigheidendevolkenmetZijnwaarheid
HOOFDSTUK97
1DeHEEREzalKoningzijn;laatdeaardezichverheugen, laatdemenigtedereilandenzichdaaroververheugen.
2WolkenenduisterniszijnrondomHem,maar gerechtigheidenrechtzijndewoonplaatsvanZijntroon 3Eenvuurgaatvoorhemuitenverbrandtzijnvijanden rondom
4Zijnbliksemstralenverlichttendewereld;deaardezag hetenbeefde
5Debergensmoltenalswasdoordeaanwezigheidvande HEER,doordeaanwezigheidvandeHeervandehele aarde
6Dehemelenverkondigenzijngerechtigheid,enalle volkenaanschouwenzijnheerlijkheid.
7Allendiebeeldendienen,wordenteschande,zijdiezich opafgodenberoemen;buigtuvoorHemneer,allegoden
8Sionhoordehetenwasblij,endedochtersvanJuda verheugdenzichoveruwoordelen,HEERE
9WantGij,HEERE,zijthoogbovendegeheleaarde,ver bovenallegodenzijtGijverheven.
10Gij,diedeHEEREliefhebt,haathetkwaad;Hij bewaartdezielenZijnergunstgenoten,Hijredthenuitde handdergoddelozen.
11Hetlichtisgezaaidvoorderechtvaardigen,envreugde voordeoprechtenvanhart
12VerheuguindeHEERE,gijrechtvaardigen,endank GodtergedachtenisaanZijnheiligheid
HOOFDSTUK98
1(EenPsalm)ZingvoordeHEEREeennieuwlied,want wonderenheeftHijgedaan;ZijnrechterhandenZijn heiligearmhebbenHemdeoverwinninggegeven
2DeHEEREheeftZijnheilbekendgemaakt;HijheeftZijn gerechtigheidopenlijkgetoondvoordeogenvande heidenvolken
3HijheeftgedachtaanZijngoedertierenheidenZijntrouw aanhethuisvanIsraël;alleeindenderaardehebbende verlossingvanonzeGodgezien
4JuichvoordeHEERE,heeldeaarde;juich,verheuguen zing.
5ZingvoordeHEEREmetdeharp,metdeharp,metde stemvaneenpsalm.
6JuichvoorhetaangezichtvandeHEERE,deKoning, mettrompettenenbazuingeschal
7Laatdezeebruisenenalwatzijbevat,dewereldendie daarinwonen.
8Laatdewaterstromenindehandenklappen,laatde heuvelssamenjuichen
9VoorhetaangezichtvandeHEERE,wantHijkomtom deaardeterichten;ingerechtigheidzalHijdewereld oordelenendevolkenopbillijkewijze.
HOOFDSTUK99
1DeHEEREregeert;devolkenbeven;Hijzetelttussende cherubs;deaardesiddert
2DeHEEREisgrootinSion,enHijisverhevenboven allevolken.
3Latenzijuwgroteengeduchtenaamloven,wantdieis heilig.
4Dekrachtvandekoningheefthetrechtlief;Gijvestigt hetrecht,GijdoetrechtengerechtigheidinJakob 5VerheerlijkdeHEERE,onzeGod,enbuiguneervoor Zijnvoetbank,wantHijisheilig.
6MozesenAäronwarenonderzijnpriesters,enSamuel wasonderhendiezijnnaamaanriepen;zijriepende HEEREaan,enHijantwoorddehun
7HijspraktothenindewolkkolomZijhieldenzichaan zijngetuigenissenenaandevoorschriftendiehijhungaf.
8Gijhebthungeantwoord,HEERE,onzeGod;Gijwaart eenGod,Diehunvergevinggeschonkenhebt,hoewelGij wraakgenomenhebtvoorhunbedenksels.
9VerheerlijkdeHEERE,onzeGod,enbuiguneervoor Zijnheiligeberg,wantdeHEERE,onzeGod,isheilig
HOOFDSTUK100
1(Eenlofpsalm.)JuichtvoordeHEERE,allelanden.
2DiendeHEEREmetvreugde,komvoorzijnaangezicht metgejuich
3WeetdatdeHEEREGodis.Hijheeftonsgemaakt,en nietwijWijzijnZijnvolkendeschapenvanZijnweide 4Gaatmeteenlofliedzijnpoortenbinnen,metlofprijzing zijnvoorhoven;danktHemenprijstzijnnaam.
5WantdeHEEREisgoed,Zijngoedertierenheidduurttot ineeuwigheid,enZijntrouwduurtvangeneratieop generatie.
HOOFDSTUK101
1(EenpsalmvanDavid)Ikwilzingenvan goedertierenheidenrecht;voorU,HEERE,wilikzingen 2Ikzalmijverstandiggedragenopeenvolmaaktemanier. OwanneerzultGijtotmijkomen?Ikzalinmijnhuis wandelenmeteenvolmaakthart
3IkzalMijgeenkwaadvoorogenstellen;Ikhaathetwerk vanhendieafwijken;hetzalMijnietaankleven 4Eenverkeerdhartzalvanmijwijken,eengoddeloos menswiliknietkennen.
5Wiezijnnaasteheimelijklastert,diezalIkuitroeien;wie eenhogeblikheefteneenhooghartighart,zalIkniet verdragen.
6Mijnogenzullengerichtzijnopdegetrouwenvanhet land,zodatzijbijMijkunnenwonen.Wiedewegvanhet rechtepadvolgt,zalMijdienen
7Wiebedrogpleegt,zalinmijnhuisnietblijven;wie leugensvertelt,zalvoormijnogennietblijven
8Ikzalallegoddelozeninhetlandzosnelmogelijk verdelgen,enallegoddelozenuitdestadvandeHEERE uitroeien
HOOFDSTUK102
1(Eengebedvandeellendige,wanneerhijoverweldigdis enzijnklachtvoorhetaangezichtvandeHEEREuitstort) Hoormijngebed,HEERE,enlaatmijngeroeptotU komen
2VerbergUwaangezichtnietvoormijtendagealsikin noodben;neigUwoortotmij;tendagealsikroep, antwoordmijdanspoedig
3Wantmijndagenzijnvergaanalsrook,enmijn beenderenzijnverbrandalseenhaard.
4Mijnhartisgeslagenenverdordalsgras,zodatikvergeet mijnbroodteeten
5Doorhetgeluidvanmijngekermklevenmijnbottenaan mijnhuid
6Ikbenalseenpelikaanindewoestijn,alseenuilinde woestijn
7Ikwaak,enbenalseenmuseenzaamophetdakvanhet huis.
8Mijnvijandensmadenmijdeheledag;enzijdietegen mijwoedendzijn,hebbentegenmijgezworen
9Wantikhebasgegetenalsbrood,enmijndrank gemengdmetgeween,
10OmUwgramschapenUwtoorn,omdatGijmijhebt opgehevenenneergeworpen.
11Mijndagenzijnalseenafnemendeschaduw;ikverdord alsgras
12MaarGij,HEERE,zultvooreeuwigblijven,enUw gedachtenisvangeslachttotgeslacht
13GijzultopstaanenuoverSionontfermen,wantdetijd omhaargenadigtezijn,ja,devastgesteldetijd,isgekomen.
14Wantuwdienarenhebbenbehageninhaarstenen,enin haarstof
15DanzullendeheidenvolkendeNaamvandeHEERE vrezen,enallekoningenderaardeuwheerlijkheid
16WanneerdeHEERESionzalopbouwen,zalHijinZijn heerlijkheidverschijnen.
17Hijzalachtgevenophetgebedvandebehoeftigeen hungebednietverachten
18Ditzalopgeschrevenwordenvoorhetkomende geslacht,enhetvolkdatgeschapenwordt,zaldeHEERE loven
19WantHijheeftuitdehoogtevanZijnheiligdom neergezien;uitdehemelheeftdeHEEREnaardeaarde gekeken;
20Omhetgekermvandegevangenetehoren,omhendie terdoodveroordeeldzijn,lostelaten,
21OmdeNaamvandeHEEREteverkondigeninSion,en ZijnlofinJeruzalem;
22Wanneerhetvolkendekoninkrijkenzichverzamelen omdeHEEREtedienen
23Hijheeftmijnkrachtopmijnwegverzwakt,mijndagen verkort
24Ikzei:MijnGod,neemmijnietwegopdehelftvan mijndagen;Uwjarenzijnvangeneratieopgeneratie
25VanoudsherhebtGijdeaardegegrondvest,ende hemelenzijnhetwerkvanUwhanden
26Zijzullenvergaan,maarGijzultblijvenbestaan;ja,zij zullenalleverslijtenalseenkleed;alseengewaadzultGij zeverwisselen,enzijzullenveranderdworden
27Maarjijblijftdezelfde,enaanjouwjarenzalgeeneinde komen
28Dekinderenvanuwdienarenzullenblijvenbestaan,en hunnageslachtzalvooruwaangezichtbevestigdworden
HOOFDSTUK103
1(EenpsalmvanDavid)LoofdeHEERE,mijnziel,enal watinmijis,loofzijnheiligeNaam.
2LoofdeHEERE,mijnziel,envergeetgeenvanZijn weldaden
3Diealuwongerechtighedenvergeeft,diealuwziekten geneest;
4Dieuwlevenverlostvanhetverderf,dieukroontmet goedertierenheidenbarmhartigheden;
5Dieuwmondverzadigtmethetgoede,zodatuwjeugd zichvernieuwtalsdievaneenarend
6DeHEEREdoetgerechtigheidenrechtaande verdrukten
7HijmaakteaanMozeszijnwegenbekend,aande Israëlietenzijndaden.
8BarmhartigengenadigisdeHEER,lankmoedigenrijk aangoedertierenheid
9Hijzalnietvooraltijdberispen,enzijntoornzalhijniet vooreeuwigbewaren
10Hijdoetonsnietnaaronzezonden,envergeldtonsniet naaronzeongerechtigheden.
11Wantzohoogdehemelisbovendeaarde,zogrootis zijngoedertierenheidoverhendiehemvrezen
12Zoveralshetoostenisvanhetwesten,zoverheeftHij onzeovertredingenvanonsverwijderd
13Zoalseenvaderzichontfermtoverzijnkinderen,zo ontfermtdeHEEREzichoverhendieHemvrezen.
14WantHijweethoemaakselwijzijn,Hijvergeetnietdat wijstofzijn
15Demensheeftzulkedagenalsgras,alseenbloeminhet veldbloeithij
16Wantdewindwaaiteroverheen,enhetisweg,enzijn plaatszalhetnietmeerkennen.
17MaardegoedertierenheiddesHEERENisvan eeuwigheidtoteeuwigheidoverhen,dieHemvrezen,en Zijngerechtigheidaankindskinderen;
18VoorhendieZijnverbondinachtnemen,enaanZijn gebodendenkenomdietedoen
19DeHEEREheeftZijntroonindehemelgevestigd,en Zijnkoningschapheerstoveralles
20LoofdeHEERE,gijZijnengelen,diedeoverhandhebt inkracht,dieZijngebodendoetenluistertnaardestem vanZijnwoord
21LooftdeHEERE,alzijnlegerscharen,gijdienarenvan Hem,diezijnwelbehagendoet.
22LoofdeHEERE,alZijnwerken,inalleplaatsenvan Zijnheerschappij;loofdeHEERE,mijnziel.
HOOFDSTUK104
1LoofdeHEERE,mijnziel!HEERE,mijnGod,Gijzijt zeergroot;Gijzijtbekleedmeteerenmajesteit
2DieUomhultmethetlichtalsmeteenkleed;diede hemeluitspantalseendoek;
3Diedebalkenvanzijnkamersinhetwaterlegt;Diede wolkentotzijnwagenmaakt;Diewandeltopdevleugels vandewind;
4Diezijnengelentotgeestenmaakt,zijndienarentoteen vlammendvuur.
5Diedefundamentenvandeaardeheeftgelegd,zodatzij vooreeuwignietzouwankelen
6Gijhebthetmetdewatervloedbedektalsmeteenkleed; hetwaterreiktetotbovendebergen.
7Opuwbestraffingzijnzijgevlucht,ophetgeluidvanuw donderzijnzijweggevlucht.
8Zijklimmenopdebergen,zijdalenafdoordedalen, naardeplaatsdieGijvoorhengegrondvesthebt
9Gijhebteengrensgesteld,diezijnietzullen overschrijden,dienietzalterugkerenomdeaardete bedekken
10Hijlaatdebronnenontspringenindedalen,dietussen debergendoorstromen
11Zijgevenalhetgediertevanhetveldtedrinken;de wildeezelslessenhundorst.
12Daarzullendevogelsdeshemelswonen,diezingen tussendetakken
13Hijbevochtigtdebergenvanuitzijnvertrekken;de aardewordtverzadigdvandevruchtvanuwwerken
14Hijlaathetgrasopschietenvoorhetvee,enhetgewas voordedienstvandemens,omvoedseluitdeaardete doenvoortkomen;
15Enwijn,diehethartvandemensverheugt,enolie,die hetgezichtdoetglanzen,enbrood,dathethartvande mensversterkt
16DebomenvandeHEEREzijnvolsap,decedersvande Libanon,dieHijgeplantheeft;
17Waardevogelshunnestmaken,endeooievaarzijn woningindesparren
18Dehogeheuvelszijneentoevluchtsoordvoorde steenbokken,enderotsenvoordekonijnen
19Hijheeftdemaanbepaaldvoordevastetijden,dezon weethoehijondergaat.
20Gijmaaktduisternis,enhetwordtnacht;daarinkruipen allewildedierenvanhetwoudrond
21Dejongeleeuwenbrullennaarhunprooi,enzijvragen Godomhunvoedsel
22Dezongaatop,zijverzamelenzichenleggenzichneer inhunholen.
23Demensgaatnaarzijnwerkenzijnarbeidtotdeavond 24HoeveelvuldigzijnUwwerken,HEERE!Metwijsheid hebtGijzeallegemaakt;deaardeisvolvanUwrijkdom.
25Zoishetookmetdezegroteenwijdezee,waarin ontelbarewezensrondkruipen,zowelkleinealsgrote dieren.
26Daarvarendeschepen;daarisdeleviathan,diegij daarophebtlatenspelen
27DezewachtenallemaalopU,zodatUhunoptijdhun voedselkuntgeven
28AlsGijhungeeft,verzamelenzij;alsGijUwhand opent,wordenzijverzadigdmethetgoede
29VerbergUwaangezicht,zijwordenverschrikt;beneemt Gijhunadem,zijstervenenkerenterugtothunstof 30ZendUwGeestuit,zijwordengeschapen,enU vernieuwthetaangezichtvandeaarde
31DeheerlijkheidvandeHEEREzalvooreeuwigduren; deHEEREzalzichverheugeninzijnwerken
32Hijzietdeaardeenzijbeeft;hijraaktdebergenaanen zijroken.
33IkzalvoordeHEEREzingen,zolangikleef;ikzalvoor mijnGodpsalmenzingen,zolangikleef
34MijnoverdenkingvanHemzalzoetzijn;ikzalmij verheugenindeHEERE
35Laatdezondaarsvandeaardevergaan,enlaatde goddelozenernietmeerzijn.LoofdeHEERE,mijnziel! LoofdeHEERE
HOOFDSTUK105
1LooftdeHEERE,roepzijnNaamaan,maakonderde volkenzijndadenbekend.
2ZingvoorHem,zingpsalmenvoorHem,spreekoveral Zijnwonderen
3Roeminzijnheiligenaam;laathethartvanhendiede HEEREzoeken,zichverheugen
4ZoekdeHEEREenZijnsterkte;zoekZijnaangezicht vooraltijd
5DenkaandewonderendieHijgedaanheeft,aanzijn wonderenenaandeoordelenvanzijnmond.
6O,nageslachtvanAbraham,zijndienaar,o,kinderenvan Jakob,zijnuitverkorene
7HijisdeHEERE,onzeGod;zijnoordelengaanoverde heleaarde
8HijgedenktZijnverbondvooreeuwig,hetwoorddatHij gebodenheeftaanduizendgeneraties.
9WelkverbondHijmetAbrahamsloot,enZijneedaan Izak;
10EnHijbevestigdehetvoorJakobtoteeninzetting,en voorIsraëltoteeneeuwigverbond
11Ikzei:AanuzalIkhetlandKanaängeven,hetu toegemetenerfdeel.
12Toenwarenernogmaarweinigmensen,ja,zeer weinigen,envreemdelingenindiestad
13Toenzijvanhetenevolknaarhetanderegingen,van hetenekoninkrijknaarhetanderevolk,
14Hijlietniettoedatiemandhunkwaaddeed;zelfs koningenbestraftehijomwillevanhen;
15Zeggende:Raakmijngezalfdennietaanendoemijn profetengeenkwaad
16Bovendienriephijhongersnooduitoverhetland;hij brakdehelebroodvoorraad
17Hijzondeenmanvoorhenuit,namelijkJozef,dieals slaafverkochtwas.
18Wiensvoetenmetboeiengekluisterdwaren;hijwerdin ijzergelegd;
19Totdatzijnwoordkwam:hetwoordvandeHEERE beproefdehem
20Dekoningstuurdebodenenliethemvrij,zelfsdeleider vanhetvolk,enlietheminvrijheidgaan.
21Hijsteldehemaantotheeroverzijnhuisentotheerser overheelzijnbezit.
22Omzijnvorstennaarzijnwelbehagentebinden,enzijn senatorenwijsheidteleren
23OokIsraëlkwaminEgypte,enJakobverbleefals vreemdelinginhetlandvanCham.
24EnHijvermeerderdezijnvolkzeer,enmaaktehen sterkerdanhunvijanden
25Hijbrachthunhartertoezijnvolktehatenenzijn dienarenlistigtebehandelen
26HijzondzijndienaarMozesenAäron,diehijhad uitgekozen
27ZijlietenZijntekenenaanhenzien,enwondereninhet landvanCham.
28Hijzondduisternisenmaaktehetduister,enzij kwamennietinopstandtegenzijnwoord
29Hijveranderdehunwaterinbloedendooddehunvissen
30Hunlandbrachteenovervloedaankikkersvoort,inde vertrekkenvanhunkoningen
31Hijsprak,enerkwamenallerleisoortenvliegenen luizeninalhungebieden.
32Hijgafhunhagelinplaatsvanregen,envlammend vuurinhunland
33Hijsloeghunwijnstokkenenhunvijgenbomen,enbrak debomenaanhunkust
34Hijsprak,enerkwamensprinkhanenenrupsen,endat zondertal,
35Enzijatenalhetgewasinhunlandop,enatende vruchtvanhunlandop.
36Ookdooddehijalleeerstgeboreneninhunland,de voornaamstenvanalhunmacht
37Hijvoerdehenookuitmetzilverengoud,enerwas nietéénzwakkeonderhunstammen
38DeEgyptenarenwarenblijtoenzevertrokken,wantde schrikvoorhenwasophenafgedaald.
39Hijspreiddeeenwolkuittotbedekking,envuuromte lichtenindenacht
40Toenhetvolkeromvroeg,brachthijkwartelsen verzadigdehenmethetbrooduitdehemel
41Hijspleetderotsopenenhetwaterstroomdeeruit;het stroomdeoverdedorreplaatsenalseenrivier.
42WantHijdachtaanZijnheiligebelofte,enaan Abraham,Zijndienaar
43EnHijleiddeZijnvolkuitmetblijdschap,enZijn uitverkorenenmetgejuich
44EnHijgafhundelandenderheidenen,enzijerfdende arbeidvanhetvolk;
45OpdatzijZijninzettingenzoudenonderhouden,enZijn wettenzoudenhoudenLooftdenHEERE
HOOFDSTUK106
1LooftdeHEERE,prijstdeHEERE,wantHijisgoed, wantZijngoedertierenheidistotineeuwigheid
2WiekandemachtigedadenvandeHEEREverkondigen, wiekanalZijnlofverkondigen?
3Zaligzijnzijdiehetrechtonderhouden,endieteallen tijdegerechtigheiddoen
4Gedenkmij,HEERE,metdeweldadendieGijaanUw volkbewijst;bezoekmijmetUwheil;
5opdatikhetgoedevanuwuitverkorenenmagzien,opdat ikmijmagverheugenindeblijdschapvanuwvolk,opdat ikmijmagberoemenopuwerfdeel
6Wijhebbengezondigdmetonzevaderen,wijhebben onrechtgedaan,wijhebbengoddeloosgehandeld
7OnzevaderenhebbeninEgypteuwwonderenniet begrepen,zijhebbennietgedachtaandegrotehoeveelheid uwerbarmhartigheden,maarzijhebbenHemtergend langzaamaandezee,aandeSchelfzee,tergt
8MaarHijheefthengeredomwillevanZijnNaam,om Zijnmachtbekendtemaken
9HijbestraftedeSchelfzee,zodatdezedroogvielHij leiddehendoordedieptenvandezee,alsdooreen woestijn
10Hijverlostehenuitdehandvanhemdiehenhaatte,en verlostehenuitdehandvandevijand.
11Enhetwaterbedektehunvijanden;erbleefnietéénvan henover
12Toengeloofdenzijzijnwoorden;zijzongenzijnlof 13Zijvergatenspoedigzijndaden,zijwachttennietop zijnraad
14Maarindewoestijnhaddenzijgrotebegeerteneninde wildernisverzochtenzijGod.
15EnHijgafhunhunverzoek,maarzondvermageringin hunziel
16OokMozes,dieinhetlegerkampwas,werddoorhen benijd,enookAäron,deheiligevandeHEERE
17ToenopendedeaardezichenverzwolgDathan,en bedektedegroepvanAbiram
18Enerontstondeenvuuronderhen,eenvlamdiede goddelozenverbrandde.
19ZijmaakteneenkalfopdeHorebenaanbadenhet gegotenbeeld
20Zoveranderdenzijhunmajesteitindegelijkenismet eenosdiegraseet
21ZijvergatenGod,hunredder,diegrotedingenin Egyptegedaanhad;
22WonderlijkedingengebeurdeninhetlandvanCham,en vreselijkedingenaandeSchelfzee
23DaaromzeiHijdatHijhenzouvernietigen,alsniet Mozes,Zijnuitverkorene,voorHemindebreszoustaan omZijntoornaftewenden,zodatHijhennietzou vernietigen.
24Ja,zijhebbenhetlieflijkelandveracht,zijhebbenzijn woordnietgeloofd
25Maarzijmordeninhuntentenenluisterdennietnaarde stemvandeHEERE
26DaaromhiefHijZijnhandtegenhenopomheninde woestijnneerteslaan.
27Omookhunnageslachtonderdeheidenvolkenwegte jagenenhenoverdelandenteverspreiden
28OokzijslotenzichaanbijBaäl-Peorenatendeoffers vandedoden
29ZoverwektenzijHemmethunverzinsels,endepest trofhen.
30ToenstondPinehasopenvoerdehetoordeeluit,enzo werddeplaagtotstaangebracht
31Endatwerdhemtotgerechtigheidgerekend,vooralle generaties,totineeuwigheid
32Ookmaaktenzijhemboosoverhetwatervandetwist, zodathetMozesslechtvergingomwillevanhen.
33Omdatzijzijngeesttergden,zodathijondoordachte woordensprakmetzijnlippen
34Zijhebbendevolkennietvernietigd,aanwiede HEEREhungebodenhad
35Maarzijvermengdenzichmetdeheidenenenleerden hunwerken
36Enzijdiendenhunafgoden,dievoorheneenvalstrik werden
37Ja,zijofferdenhunzonenenhundochtersaande duivels,
38Enzijvergotenonschuldigbloed,hetbloedvanhun zonenendochters,diezijaandeafgodenvanKanaän offerden;enhetlandwerdmetbloedverontreinigd
39Alduswerdenzijverontreinigdmethuneigenwerken, enzijgingenhoererijbedrijvenmethuneigenbedenksels
40DaaromontstakdetoornvandeHEEREtegenZijnvolk, zodatHijeenafschuwkreegvanZijneigenerfdeel.
41EnHijgafhenoverindehandvandeheidenvolken,en hunhatersheerstenoverhen
42Ookhunvijandenonderdruktenhen,enzijwerdenaan hunhandonderworpen.
43Hijheefthendikwijlsgered,maarzijhebbenHemmet hunraadsbesluitgetergdenzijnomhunongerechtigheid vernederd.
44MaarHijzaghunellendeaan,toenHijhungeroep hoorde:
45EnHijdachtaanZijnverbondmethen,enHijbekeerde zichovereenkomstigdeveelheidvanZijnbarmhartigheden 46Hijzorgdeervoordatzijmedelijdenkregenmetallen diehengevangenhaddengenomen
47Verlosons,HEERE,onzeGod,enverzamelonsuitde heidenvolken,opdatwijUwheiligeNaamloveneninUw lofjuichen
48GeprezenzijdeHEERE,deGodvanIsrael,van eeuwigheidtoteeuwigheid!Enlaatalhetvolkzeggen: Amen!LooftdeHEERE!
HOOFDSTUK107
1LooftdeHEERE,wantHijisgoed,wantZijn goedertierenheidisvooreeuwig.
2LaatdeverlostenvandeHEEREzospreken,dieHijuit dehandvandevijandheeftverlost;
3EnHijverzameldehenuitdelanden,vanhetoostenen vanhetwesten,vanhetnoordenenvanhetzuiden
4Zedwaaldeneenzaamdoordewoestijn,zondereenstad tevindenwaarzekondenwonen.
5Hongerigendorstig,hunzielbezweekinhen
6ToenriepenzijtotdeHEEREinhunbenauwdheid,en Hijreddehenuithunangsten.
7Enhijleiddehenlangsderechteweg,zodatzijnaareen woonplaatskondengaan
8Och,datmendeHEEREzoulovenomzijngoedheiden omdewonderendieHijaandemensenkinderenheeft gedaan!
9WantHijverzadigtdeverlangendeziel,envervultde hongerigezielmethetgoede
10Zijdieinduisternisenindeschaduwvandedoodzitten, gebondeninellendeenijzer;
11OmdatzijzichtegendewoordenvanGodverzettenen deraadvandeAllerhoogsteverachtten
12DaaromvernederdeHijhunhartdoordepijn,zodatzij vielenenerwasniemanddiehenhielp
13ToenriepenzijtotdeHEEREinhunbenauwdheid,en Hijverlostehenuithunangsten.
14Hijleiddehenuitdeduisternisendeschaduwvande dood,enverbrakhunbanden.
15Och,datmendeHEEREzoulovenomzijngoedheiden omdewonderendieHijaandemensenkinderenheeft gedaan!
16WantHijheeftdekoperenpoortenverbrokenende ijzerengrendelsverbrijzeld
17Dwazenwordenverdruktvanwegehunovertredingen vanwegehunongerechtigheden
18Hunzielheefteenafkeervanallevoedsel,enzijzijn nabijdepoortenvandedood.
19DanroepenzijtotdeHEEREinhunbenauwdheid,en Hijredthenuithunangsten
20Hijzondzijnwoord,genashenenverlostehenvanhun verwoestingen
21Och,datmendeHEEREzoulovenomzijngoedheiden omdewonderendieHijaandemensenkinderenheeft gedaan!
22Enlatenzijdankoffersofferenenzijnwerkenmet vreugdeverkondigen.
23Diemetschepennaardezeevaren,diehandeldrijven opdegrotewateren;
24DezenziendewerkendesHEEREN,enZijnwonderen indediepte
25WantHijgebiedt,endoeteenstormwindopkomen,die haargolvenopheft
26Zijstijgenopnaardehemel,maardalenweerafnaarde diepten;hunzielsmeltvanbenauwdheid.
27Zijwaggelenheenenweerenwaggelenalseendronken man,enzijnteneinderaad
28DanroepenzijtotdeHEEREinhunbenauwdheid,en Hijleidthenuithunangsten
29Hijmaaktdestormstil,zodatdegolvenervantotrust komen.
30Danverheugenzijzich,omdatzijrustigzijn;daarom brengtHijhennaardehavenvanhunverlangen
31Och,datmendeHEEREzoulovenomzijngoedheiden omdewonderendieHijaandemensenkinderenheeft gedaan!
32LatenzijHemprijzenindevergaderingvanhetvolken Hemlovenindevergaderingvandeoudsten
33Hijverandertrivierenineenwoestijn,ende waterbronnenindorregrond;
34Eenvruchtbaarlandisveranderdinonvruchtbaarheid, vanwegedeslechtheidvanhendieerinwonen
35Hijverandertdewoestijninstilstaandwater,enhet dorrelandinwaterbronnen
36Endaarlaathijdehongerigenwonen,opdatzijeenstad gereedmakenomintewonen;
37Enzaaideakkersenplantwijngaarden,dievrucht dragen
38Hijzegenthen,zodatzijzeertalrijkworden,enhun veestapellaatHijnietverkleinen
39Opnieuwwordenzeonderdruktenvernederddoor onderdrukking,ellendeenverdriet.
40Hijstortverachtinguitoverdevorsten,enlaathen dwalenindewoestijn,waargeenwegis
41MaarHijverheftdearmeuitzijnverdrukkingenmaakt zijngezinnenalseenkudde
42Derechtvaardigezalhetzienenzichverheugen,maar alleongerechtigheidzalhaarmondsluiten.
43Wiewijsisendezedingeninachtneemt,zalde goedertierenheidvandeHEEREbegrijpen.
HOOFDSTUK108
1(EenliedofpsalmvanDavid.)OGod,mijnhartis vastberaden;ikzalzingenenlofzingen,zelfsmetmijneer 2Wordwakker,psalteriumenharp,ikzelfzalvroeg wakkerworden
3IkzalUloven,HEERE,onderdevolken,enikzalU psalmzingenonderdeheidenvolken.
4WantUwgoedertierenheidisgroottotaandehemel,en Uwwaarheidreikttotaandewolken
5VerhefU,oGod,bovendehemelen,enlaatUweerzijn overdeheleaarde
6opdatuwgeliefdewordegered;verlosmijmetuw rechterhandenantwoordmij.
7Godheeftgesprokeninzijnheiligheid;Ikzaljuichen,Ik zalSichemverdelenenhetdalvanSukkotafmeten.
8Gileadisvanmij;Manasseisvanmij;Efraïmisde sterktemijnshoofds;Judaismijnwetgever; 9Moabismijnwasplaats;overEdomzalikmijnschoen werpen,overFilisteazalikjuichen.
10Wiezalmijnaardesterkestadbrengen,wiezalmij naarEdomvoeren?
11ZultGij,oGod,dieonsverstotenhebt,nietuittrekken metonzelegerscharen?
12Helponsuitdenood,wantdehulpvanmensenis zinloos
13MetdankaanGodzullenwijheldendadenverrichten, wantHijishetdieonzevijandenzalvertreden.
HOOFDSTUK109
1(Voordekoorleider,eenpsalmvanDavid)Zwijgniet, Godvanmijnlof;
2Wantdemondvandegoddelozenendemondvande bedriegerszijntegenmijgeopend;meteenleugenachtige tonghebbenzijtegenmijgesproken
3Ookomringdenzijmijmetwoordenvanhaat,enzij stredentegenmijzonderoorzaak
4Ommijnliefdezijnzijmijntegenstanders,maarikgeef mijoveraanhetgebed.
5Zijhebbenmijkwaadvoorgoedvergolden,enhaatvoor mijnliefde
6Steleengoddelozeoverhemaan,enlaatdesatanaan zijnrechterhandstaan
7Wanneerhijgeoordeeldwordt,laathijdanveroordeeld worden;enlaatzijngebedzondeworden.
8Laatzijndagenkortzijn,enlaateenanderzijnambt overnemen
9Zijnkinderenzullenweeswordenenzijnvrouwweduwe.
10Laatzijnkinderenvoortdurendrondzwervenenbedelen; laathenookuithunverlatenplaatsennaarbroodzoeken
11Laatdeafperseralzijnbezittingenroven,enlaat vreemdenzijnarbeidroven
12Laatniemandhembarmhartigheidbewijzen,enlaat niemandzijnwezenwelwillendheidbetonen.
13Laatzijnnageslachtuitgeroeidworden,enlaatinde generatiedievolgt,hunnaamuitgewistworden
14LaatdeongerechtigheidvanzijnvaderenbijdeHEERE ingedachteniszijn,enlaatdezondevanzijnmoederniet wordenuitgewist.
15Laathenvoortdurendvoorhetaangezichtvande HEEREzijn,opdatHijdeherinneringaanhenvandeaarde uitroeit
16Omdathijernietaandachtbarmhartigheidtebewijzen, maardeellendigeenarmemanvervolgde,omzelfsde gebrokenenvanharttedoden
17ZoalsHijhetvervloekenliefhad,zooverkwamhetHem; zoalsHijgeenvreugdevondinzegenen,zozijhetverre vanHem.
18Zoalshijzichbekleeddemetvloeken,zoalsmetzijn kleed,zokwamhetinzijnbinnenstealswaterenalsoliein zijnbeenderen.
19Laathetvoorhemzijnalseenkleeddathembedekt,en alseengordelwaarmeehijvoortdurendomgordis
20LaatdithetloonzijnvandeHEEREvoormijn tegenstanders,voorhendiekwaadsprekentegenmijnziel.
21MaardoeGijtochaanmij,HEERE,HEERE,omUws Naamswil;wantUwgoedertierenheidisgoed,redmij.
22Wantikbenarmenbehoeftig,enmijnhartisgewondin mijnbinnenste
23Ikvergaalsdeneergaandeschaduw;ikwordheenen weergeslingerdalseensprinkhaan.
24Mijnknieënzijnslapvanhetvasten,enmijnvleesis verzwaktvanvet
25Ookikwerdhuntoteensmaad;alszijmijaanzagen, schuddenzijhethoofd
26Helpmij,HEERE,mijnGod,verlosmij overeenkomstigUwgoedertierenheid
27opdatzijweten,datditUwhandis,datGij,HEERE,dit gedaanhebt.
28Laathenvloeken,maarUzegenen;alszijopstaan,laten zijbeschaamdworden,maarlaatUwdienaarzich verheugen.
29Latenmijntegenstanderszichmetschaamtebekleden, enlatenzijzichmethuneigenschaamtebedekkenalsmet eenmantel.
30IkzaldeHEEREmetmijnmondzeerloven,ja,ikzal Hemlovenonderdemenigte
31WantHijzalaanderechterhandvandearmestaanom hemtereddenvanhendiezijnzielveroordelen
HOOFDSTUK110
1(EenpsalmvanDavid)DeHEEREzeitotmijnHeer:Zit aanmijnrechterhand,totdatIkuwvijandengemaaktheb toteenvoetbankvooru
2DeHEEREzaldestafvanuwmachtuitSionzenden; heersGijinhetmiddenvanuwvijanden.
3Uwvolkzalgewilligzijnopdedagvanuwmacht,in heiligeschoonheid,vandeschootvandemorgenaf;Gij hebtdedauwvanuwjeugd.
4DeHEEREheeftgezworenenhetzalHemniet berouwen:GijzijtPriestervooreeuwig,naardeordening vanMelchizedek.
5DeHEEREisaanuwrechterhandHijzalkoningen verpletterenopdedagvanzijntoorn
6Hijzaloordelenonderdeheidenvolken,Hijzaldesteden metlijkenvullen,Hijzaldehoofdenvanvelelanden verwonden
7Hijzalonderweguitdebeekdrinken;daaromzalhijhet hoofdopheffen
HOOFDSTUK111
1LooftdenHEERE!IkzaldenHEERElovenmetgeheel mijnhart,indevergaderingderoprechteneninde vergadering
2GrootzijndewerkenvandeHEERE,zijwordengezocht doorallendieerbehageninhebben
3Zijnwerkiseerbaarenheerlijk,enzijngerechtigheid duurttotineeuwigheid.
4Hijlaatzijnwonderdadeninherinneringblijven;genadig enbarmhartigisdeHEERE
5HijgeeftvoedselaanhendieHemvrezen;Hijzalvoor eeuwigaanZijnverbonddenken
6Hijheeftaanzijnvolkdekrachtvanzijndadenlatenzien, omhunheterfgoedvandeheidenvolkentegeven.
7Dewerkenvanzijnhandenzijnwaarheidenrecht;alzijn gebodenzijnbetrouwbaar.
8Zijstaanvastvooreeuwigenaltijd,enzijhandelenin waarheidenoprechtheid
9Hijheeftaanzijnvolkverlossinggezonden;vooreeuwig heefthijzijnverbondbevolen;heiligengeduchtiszijn naam
10DevrezedesHEERENishetbeginselderwijsheid;een goedinzichthebbenallen,dieZijngebodendoen;Zijnlof blijftineeuwigheid
HOOFDSTUK112
1LooftdenHEERE!Welzaligisdeman,diedenHEERE vreest,diegrotelustheeftinZijngeboden
2Zijnnageslachtzalmachtigzijnopaarde;hetgeslacht vandeoprechtenzalgezegendworden.
3Rijkdomenrijkdommenzulleninzijnhuiszijn,enzijn gerechtigheidblijftvooreeuwig
4Voordeoprechtengaathetlichtopindeduisternis;Hij isgenadig,barmhartigenrechtvaardig
5Eengoedmensbewijstgenadeenleent;hijzalzijnzaken metbeleidbesturen.
6Hijzalvooreeuwignietwankelen;derechtvaardigezal ineeuwigeherinneringblijven
7Hijhoeftnietbangtezijnvoorslechteberichten,zijnhart isvastberadenenhijvertrouwtopdeHEERE
8Zijnhartisvastberaden,hijzalnietbangzijn,totdathij zijnbegeerteopzijnvijandenziet.
9Hijheeftuitgedeeld,aandearmengegeven;zijn gerechtigheidduurtvooreeuwig;zijnhoornzalmeteer verhoogdworden.
10Degoddelozezalhetzienenontdaanworden;hijzal metzijntandenknarsenenwegsmelten;debegeertevande goddelozezalvergaan.
HOOFDSTUK113
1LooftdeHEERELooft,gijdienarendesHEEREN,looft deNaamdesHEEREN
2GeprezenzijdenaamvandeHEERE,vannuaantotin eeuwigheid
3Vanwaardezonopgaattotwaarzijondergaat,zijde NaamvandeHEEREgeprezen.
4DeHEEREishoogbovenallevolken,enbovende hemelisZijnmajesteit.
5WieisalsdeHEERE,onzeGod,Dieindehoogtewoont, 6DieZichvernedertomdedingenindehemelenopde aardeteaanschouwen,
7Hijrichtdeellendigeopuithetstof,enheftdearmeop uitdemestvaalt;
8opdathijhemzouplaatsenbijdevorsten,bijdevorsten vanzijnvolk
9Hijmaaktdeonvruchtbarevrouwtoteenhuisvrouw,en toteenblijdemoedervankinderen.LooftdeHEERE.
HOOFDSTUK114
1ToenIsraëluitEgyptetrok,hethuisvanJakob,uiteen volkmeteenvreemdetaal,
2Judawaszijnheiligdom,enIsraëlzijnheerschappij
3Dezeezaghetennamdevlucht;deJordaanwerd teruggedreven
4Debergensprongenalsrammen,endeheuveltjesals lammetjes.
5Watisermetugebeurd,zee,datubentgevlucht? Jordaan,datubentteruggedreven?
6Bergen,waarmedegijspringtalsrammen,enheuvelen, waarmedegijspringtalslammeren?
7Beef,gijaarde,voordetegenwoordigheidvande HEERE,voordetegenwoordigheidvandeGodvanJakob; 8Diederotsinstilstaandwaterveranderde,devuursteen ineenwaterbron.
HOOFDSTUK115
1Nietons,HEERE,nietons,maarUwNaamgeefeer,om UwgoedertierenheidenomUwtrouw
2Waaromzoudendeheidenenzeggen:Waarisnuhun God?
3MaaronzeGodisindehemel;HijdoetalwatHem behaagt.
4Hunafgodenzijnvanzilverengoud,hetwerkvan mensenhanden
5Zijhebbeneenmond,maarsprekenniet;ogenhebbenzij, maarzienniet
6Zijhebbenoren,maarzijhorenniet;zijhebbeneenneus, maarzijruikenniet.
7Zijhebbenhanden,maarzijkunnenniethandelen; voetenhebbenzij,maarzijkunnennietlopen;enzij kunnennietsprekendoorhunkeel.
8Degenendiezegemaakthebben,zijnaanhengelijk;zo isookiederdieophenvertrouwt
9Israël,vertrouwopdeHEERE;Hijishunhulpenhun schild
10HuisvanAäron,vertrouwopdeHEERE;Hijishun hulpenhunschild.
11Gij,diedeHEEREvreest,vertrouwtopdeHEERE;Hij ishunhulpenhunschild
12DeHEEREisaanonsgedacht;Hijzalonszegenen;Hij zalhethuisvanIsraëlzegenen;HijzalhethuisvanAäron zegenen
13HijzalzegenenwiedeHEEREvrezen,kleinengroot.
14DeHEEREzalusteedstalrijkermaken,uenuw kinderen
15GezegendzijtgijdoordeHEERE,Diehemelenaarde gemaaktheeft
16Dehemel,dehemelen,zijnvandeHEERE,maarde aardeheeftHijaandemensenkinderengegeven
17DedodenlovendeHEEREniet,evenminalszijdiein stilteafdalen
18MaarwijzullendeHEEREloven,vannuaantotin eeuwigheidLoofdeHEERE
HOOFDSTUK116
1IkhebdeHEERElief,wantHijhoortmijnstem,mijn smeekbeden
2OmdatHijZijnoortotmijneigt,zalikHemaanroepen, zolangikleef.
3Debandendesdoodshaddenmijomringd,endeangsten deshelshaddenmijinhungreep;benauwdheidenverdriet troffenmij
4ToenriepikdeNaamvandeHEEREaan:HEERE,ik smeekU,redmijnziel.
5DeHEEREisgenadigenrechtvaardig;ookisonzeGod barmhartig
6DeHEEREbehoedtdeeenvoudigen;ikwasvernederd, maarHijheeftmijgeholpen
7Keerterugtotuwrust,mijnziel,wantdeHEEREheeftu welgedaan
8WantGijhebtmijnzielgeredvandedood,mijnogen vantranenenmijnvoetenvanstruikelen.
9IkzalvoorhetaangezichtvandeHEEREwandelenin hetlandderlevenden
10Ikgeloofde,daaromhebikgesproken.Ikwaszeer bedroefd
11Ikhebinmijnhaastgezegd:Allemensenzijn leugenaars.
12WatzalikdeHEEREvergeldenvooralzijnweldaden aanmijbewezen?
13IkzaldebekervanhetheilnemenendeNaamvande HEEREaanroepen
14IkzalmijngeloftenaandeHEEREnakomen,nu,inde tegenwoordigheidvanheelzijnvolk.
15KostbaarisindeogenvandeHEEREdedoodvanzijn gunstgenoten
16HEERE,waarlijk,ikbenuwdienaar,ikbenuwdienaar endezoonvanuwdienares;Gijhebtmijnbanden losgemaakt
17IkzalUeendankofferbrengenendeNaamvande HEEREaanroepen
18IkzalmijngeloftenaandeHEEREnubetalen,inde tegenwoordigheidvanheelzijnvolk,
19IndevoorhovenvanhethuisvandeHEERE,inhet middenvanu,oJeruzalem!LooftdeHEERE!
HOOFDSTUK117
1LooftdeHEERE,alleheidenvolken;looftHem,alle natiën
2WantZijngoedertierenheidisgrootoverons,ende waarheiddesHEERENisineeuwigheid.Looftden HEERE
HOOFDSTUK118
1LooftdeHEERE,wantHijisgoed,wantZijn goedertierenheidistotineeuwigheid
2LaatIsraëlnumaarzeggendatzijngoedertierenheidvoor eeuwigduurt
3LaathethuisvanAäronnumaarzeggen:Zijn goedertierenheidduurttotineeuwigheid
4LaatnudegenendiedeHEEREvrezen,zeggendatZijn goedertierenheidvooreeuwigis
5IkrieptotdeHEEREindenood;deHEEREantwoordde mijenzettemijinderuimte.
6DeHEEREismetmij,ikzalnietvrezenWatzoueen mensmijdoen?
7DeHEEREzalmijnzijdekiezenvoorhendiemijhelpen; daaromzalIkmijnlustzienaanhendiemijhaten
8HetisbeteropdeHEERtevertrouwendanopmensente vertrouwen.
9HetisbeteropdeHEERtevertrouwendanopleiders 10Allevolkenhebbenmijomringd,maarindenaamvan deHEEREzalikhenvernietigen.
11Zijhebbenmijomsingeld,ja,zijhebbenmijomsingeld, maarindenaamvandeHEEREzalikhenverdelgen
12Alsbijenomsingeldenzijmij,alsdoornenvuurwerden zijuitgeblustWantindenaamvandeHEEREzalIkhen vernietigen
13Gijhebtmijhardgetroffen,zodatikzouvallen,maarde HEEREheeftmijgeholpen
14DeHEEREismijnkrachtenmijnpsalm,Hijismijtot heilgeweest
15Eenstemvanvreugdeenheilisindewoningenvande rechtvaardigen;derechterhandvandeHEEREdoet kloekmoedigwerk
16DerechterhandvandeHEEREisverheven,de rechterhandvandeHEEREdoetheldhaftigwerk.
17Ikzalnietsterven,maarlevenendewerkenvande HEEREverkondigen
18DeHEEREheeftmijwelhardgetuchtigd,maarHij heeftmijnietaandedoodovergegeven
19Openvoormijdepoortenvandegerechtigheid;ikzal erdoorheengaanendeHEEREloven.
20DitisdepoortvandeHEERE,waardoorde rechtvaardigenzullenbinnengaan
21IkloofU,omdatUmijhebtverhoordenmijtotheil bentgeworden
22Desteendiedebouwershebbenafgekeurd,isde hoeksteengeworden.
23DitishetwerkvandeHEER;hetiswonderbaarinonze ogen
24DitisdedagdiedeHEEREgemaaktheeft;latenwij juichenenblijzijnopdiedag
25IkbidU,HEERE,verlostoch!HEERE,geeftoch voorspoed.
26GezegendishijdiekomtindenaamvandeHEERE! WijzegenenuuithethuisvandeHEERE
27DeHEEREisGod,Dieonslichtgegevenheeft.Bind hetoffermettouwenvast,totaandehorensvanhetaltaar 28GijzijtmijnGod,daaromzalikUloven;Gijzijtmijn God,daaromzalikUverhogen.
29LooftdeHEERE,wantHijisgoed,wantZijn goedertierenheidisvooreeuwig
HOOFDSTUK119
1ALEPHZaligzijnzijdieonbevlektzijnophunweg,die wandelenindewetvandeHEERE
2Zaligzijnzij,diezijngetuigenissenbewarenenhemmet heelhunhartzoeken.
3Ookdoenzijgeenonrecht,zijwandeleninzijnwegen
4Gijhebtonsgeboden,datwijuwbevelennauwgezetin achtmoetennemen
5Och,datmijnwegengerichtwerden,opdatikUw inzettingenzouonderhouden!
6Danzaliknietbeschaamdworden,alsikaluwgeboden inachtneem
7IkzalUlovenmetoprechtheidvanhart,wanneerikUw rechtvaardigebepalingenhebgeleerd
8Ikzaluwinzettingenonderhouden;verlaatmijniet geheelenal.
9BETHWaarmedezaldejongelingzijnpadreinhouden? Alshijdaaropachtgeeftovereenkomstiguwwoord.
10IkzoekUmetheelmijnhart;laatmijnietafdwalenvan uwgeboden
11Ikhebuwwoordinmijnhartgeborgen,opdatiktegenu nietzondige.
12GeprezenzijtGij,HEERE!leermijUwinzettingen
13Metmijnlippenhebikalleoordelenvanuwmond verkondigd
14Ikhebmijverblijdoverdewegvanuwgetuigenissen, meerdanoverallerijkdom.
15IkzalUwbevelenoverdenkenenUwwegeninacht nemen
16Ikzalmijverlustigeninuwverordeningen,uwwoord zaliknietvergeten
17GIMELDoeweldadigaanuwdienaar,danzalikleven enuwwoordonderhouden.
18Openmijnogen,opdatikaanschouwedewonderenuit uwwet
19Ikbeneenvreemdelingopaarde;verbergUwgeboden voormijniet
20Mijnzielbreekt,omdatzijteallentijdeverlangtnaar uwoordelen.
21Gijbestraftdevervloektehoogmoedigen,dievanuw gebodenafdwalen
22Neemsmaadenverachtingvanmijweg,wantikheb uwgetuigenisseninachtgenomen
23Ookvorstenhebbengezetenentegenmijgesproken, maaruwdienaarheeftuwinzettingenoverwogen.
24Uwgetuigenissenzijnmijnverlustigingenmijn raadgevers
25DALETH.Mijnzielkleeftaanhetstof;maakmij levendovereenkomstiguwwoord
26Ikhebmijnwegenbekendgemaakt,enGijhebtmij verhoord;leermijUwinzettingen.
27Laatmijdewegvanuwbevelenverstaan;danzalik vanuwwonderenspreken
28Mijnzielsmeltvankommer;versterkmij overeenkomstiguwwoord
29Neemdewegvandeleugenvanmijweg,enschenkmij genadiguwwet.
30Ikhebdewegderwaarheidgekozen;Uwbepalingen hebikmijvoorgelegd
31Ikhoudmijaanuwgetuigenissen;HEERE,maakmij nietteschande
32Ikzaldewegvanuwgebodenlopen,wanneerumijn hartverruimt
33HIJLeermij,HEERE,dewegvanUwinzettingen,en ikzaldietotheteindetoebewaren
34Geefmijinzicht,danzalikuwwetonderhoudenen haarmetheelmijnhartonderhouden
35Doemijwandelenophetpadvanuwgeboden,want daarinhebikvreugde
36Neigmijnharttotuwgetuigenissenenniettot winstbejag.
37Wendmijnogenaf,zodatzijgeenijdeledingenzien; maakmijlevenddoorUwweg
38Bevestiguwwoordaanuwdienaar,dieuwvrezeis toegewijd
39Wendmijnsmaadaf,dieikvrees,wantUwoordelen zijngoed.
40Zie,ikverlangnaaruwbevelen;maakmijlevenddoor uwgerechtigheid.
41VAU.LaatookUwbarmhartighedentotmijkomen, HEERE,Uwheil,overeenkomstigUwwoord
42Dankanikhemdiemijsmaadt,antwoorden,wantik vertrouwopuwwoord.
43Enneemhetwoordvandewaarheidnietgeheelweguit mijnmond,wantikhebopuwoordelengehoopt
44Zozalikvoortdurenduwwetonderhouden,voor eeuwigenaltijd
45Ikzalinvrijheidwandelen,wantikzoekuwbevelen.
46Ookzalikoveruwgetuigenissensprekenvoor koningen,enikzalmijdaarvoornietschamen
47Enikzalmijverlustigeninuwgeboden,dieikliefheb.
48EnikzalmijnhandenopheffennaarUwgeboden,die Ikliefgehadheb,enUwinzettingenoverdenken
49ZAIN.Gedenkhetwoordtotuwknecht,waaropgijmij hebtdoenhopen
50Ditismijntroostinmijnellende,wantuwtoezegging heeftmijlevendgemaakt.
51Dehoogmoedigenhebbenmijzeerbespot,maarvanuw wetbeniknietafgeweken
52IkdenkaanUwoordelenvanoudsher,HEERE,enik hebmijgetroost
53Verschrikkingheeftmijaangegrepenvanwegede goddelozendieuwwetverlaten.
54Uwvoorschriftenzijnmijnliederengeweestinhethuis vanmijnpelgrimstocht
55Ik,HEERE,denkdesnachtsaanUwNaamen onderhoudUwwet
56Dathadik,omdatikuwbeveleninachtnam
57CHETH.Gijzijtmijndeel,HEERE;ikhebgezegd,dat ikuwwoordenzouhouden
58Ikhebmetheelmijnhartnaaruwgoedertierenheid gebeden;weesmijgenadigovereenkomstiguwwoord.
59Ikhebnagedachtovermijnwegenenmijnvoeten gekeerdtotuwgetuigenissen
60Ikhebmijgehaastennietuitgestelduwgebodente onderhouden
61Deboeienvandegoddelozenberovenmij,maaruwwet vergeetikniet.
62TemiddernachtzalikopstaanomUteloven,vanwege uwrechtvaardigeoordelen
63IkbeneenmetgezelvanallendieUvrezenenvanhen dieUwbevelenonderhouden
64Deaarde,HEERE,isvolvanUwgoedertierenheid;leer mijUwverordeningen
65TETHGijhebtaanuwknechtwelgedaan,HEERE, overeenkomstiguwwoord
66Leermijgoedoordeelenkennis,wantikhebinuw gebodengeloofd
67Eerikverdruktwerd,dwaaldeik,maarnuhebikuw woordonderhouden
68Gijzijtgoedendoetgoed;leermijUwinzettingen
69Dehoogmoedigenverzinnenleugenstegenmij,maarik zaluwbevelenmetheelmijnhartonderhouden
70Hunhartisvetalsvet,maarinuwwetvindikvreugde
71Hetisgoedvoormijdatikverdruktben,opdatikuw verordeningenzouleren
72DewetvanUwmondismijbeterdanduizenden stukkengoudenzilver.
73JODUwhandenhebbenmijgemaaktengevormd;geef mijinzicht,zodatikuwgebodenleer.
74WieUvrezen,zullenzichverblijdenalszijmijzien, wantikhebopUwwoordgehoopt
75Ikweet,HEERE,datUwbepalingenrechtvaardigzijn, endatGijmijintrouwhebtverdrukt.
76Laattochuwgoedertierenheidmijtotvertroostingzijn, overeenkomstiguwwoordaanuwdienaar
77Laatuwbarmhartighedenovermijkomen,danzalik leven,wantuwwetismijnverlustiging
78Laatdehoogmoedigenbeschaamdworden,wantzij hebbenmijzonderredenverkeerdbehandeld;maarikzal uwbevelenoverdenken
79LatenzijdieUvrezen,zichtotmijbekeren,enzijdie Uwgetuigenissenhebbengekend
80Laatmijnhartoprechtzijninuwverordeningen,dan wordiknietbeschaamd.
81CAPHMijnzielbezwijktvooruwheil,maarikhoop opuwwoord
82MijnogenzijnbezwekenvanwegeUwwoord,enikzeg: WanneerzultGijmijtroosten?
83Wantikbengewordenalseenflesinderook,entoch vergeetikuwinzettingenniet.
84HoeveeldagenzijndedagenvanUwdienaar?
WanneerzultUhetoordeelvoltrekkenaanmijnvervolgers?
85Dehoogmoedigenhebbenvoormijkuilengegraven,die nietovereenkomstiguwwetzijn
86AlUwgebodenzijntrouw;zijvervolgenmijten onrechte;helpGijmij.
87Zijhaddenmijbijnaopaardeverteerd,maaruwbevelen hebiknietverlaten
88Maakmijlevendnaaruwgoedertierenheid,danzalik hetgetuigenisvanuwmondbewaren
89VERLAMDVooreeuwig,HEERE,staatUwwoord vastindehemel.
90Uwtrouwduurtvangeneratieopgeneratie;Gijhebtde aardegegrondvest,zodatzijblijftstaan
91Zijlevenhedenvoortovereenkomstiguwbepalingen, wantzijzijnallenuwdienaren
92IndienUwwetnietmijnvreugdewasgeweest,zouikin mijnellendezijnomgekomen.
93Uwbevelenzaliknooitvergeten,wantdaardoorhebtU mijlevendgemaakt
94IkbenvanU,verlosmij,wantikhebUwbevelen gezocht
95Degoddelozenwachtenopmijommijtevernietigen, maarikzallettenopuwgetuigenissen
96Ikhebinallevolmaaktheideeneindegezien,maaruw gebodiszeerruim
97MEM.O,hoeliefhebikUwwet!Zijismijn overdenkingdeheledag
98DooruwgebodenhebtGijmijwijzergemaaktdanmijn vijanden,wantzijzijnvooreeuwigbijmij
99Ikbenverstandigerdanalmijnleraren,wantuw getuigenissenzijnmijnmeditatie.
100Ikhebmeerinzichtdandeouden,omdatikuw beveleninachtneem
101Ikhebmijnvoetenweerhoudenvanelkkwaadpad, omuwwoordteonderhouden
102Ikbenvanuwbepalingennietafgeweken,wantuhebt mijonderwezen.
103Hoezoetzijnuwwoordenvoormijnsmaak,ja,zoeter danhoningvoormijnmond!
104Dooruwbevelenkrijgikinzicht;daaromhaatikelke misleidendeweg
105NUNUwwoordiseenlampvoormijnvoeteneen lichtopmijnpad.
106Ikhebgezworen,enikzalhetgestanddoen,datikUw rechtvaardigebepalingenzalonderhouden
107Ikbenzeerverdrukt;maakmijlevend,HEERE, overeenkomstigUwwoord
108Aanvaardtoch,HEERE,devrijwilligegavenvanmijn mondenleermijuwbepalingen
109Mijnzielisvoortdurendinmijnhand,maarikvergeet uwwetniet.
110Degoddelozenhebbenmijeenstrikgelegd,maarvan uwbevelenbeniknietafgedwaald
111Ikhebuwgetuigenissenalseeneeuwigerfdeel aangenomen,wantzijzijndevreugdevanmijnhart
112Ikhebmijnhartgeneigdomuwverordeningentedoen, altijd,totheteindetoe.
113SAMECHIkhaatijdelegedachten,maarUwwetheb iklief
114Gijzijtmijnschuilplaatsenmijnschild;ikhoopopuw woord
115Gaatwegvanmij,gijkwaaddoeners,wantikzalde gebodenvanmijnGodonderhouden.
116Ondersteunmijovereenkomstiguwwoord,danzalik levenenlaatmijnietbeschaamdwordenvoormijnhoop 117Ondersteunmij,danzalikveiligzijn,enikzal voortdurendachtgevenopuwinzettingen
118GijhebtallenvertredendievanUwverordeningen afdwalen,wanthunbedrogisleugen.
119Gijverwijdertallegoddelozenderaarde,alsschuim; daaromhebikuwgetuigenissenlief
120MijnvleesbeeftvanvreesvoorU,enikvreesvoor Uwoordelen
121NBGIkhebrechtengerechtigheidgedaan;laatmij nietoveraanmijnonderdrukkers.
122Weesborgvooruwdienaartengoede;laatde hoogmoedigenmijnietverdrukken
123MijnogenzijnbezwekennaarUwheilennaarhet woordvanUwgerechtigheid
124Doemetuwdienaarovereenkomstiguw goedertierenheid,enleermijuwinzettingen.
125Ikbenuwdienaar;geefmijinzicht,zodatikuw getuigenissenleerkennen.
126HetistijdvoorU,HEERE,omtehandelen,wantzij hebbenUwwetverbroken
127Daaromhebikuwgebodenlief,meerdangoud,ja, meerdanhetfijnstegoud.
128Daaromachtikaluwgebodeninalledingenrecht, maarikhaatelkeleugenweg
129PEUwgetuigenissenzijnwonderbaar;daarom bewaartmijnzielze
130Hetopenbarenvanuwwoordenverspreidtlicht,het geeftdeeenvoudigeninzicht
131Ikdeedmijnmondopenenhijgde,wantnaaruw gebodenverlangdeik.
132Zienaarmijomenweesmijgenadig,zoalsUdatdoet voorhendieUwNaamliefhebben
133RegelmijnschredeninUwwoord,enlaatgeen ongerechtigheidovermijheersen.
134Verlosmijvandeonderdrukkingvandemens,danzal ikuwbevelenonderhouden.
135Laatuwaangezichtoveruwdienaarlichten,enleer mijuwinzettingen
136Waterstromenvloeienlangsmijnogen,omdatzijUw wetnietonderhouden.
137TZADDIRechtvaardigzijtGij,HEERE,enoprecht zijnUwoordelen
138Uwgetuigenissen,dieGijgebodenhebt,zijn rechtvaardigenzeerbetrouwbaar
139Mijnijverheeftmijverteerd,omdatmijnvijandenuw woordenvergeten
140Uwwoordiszeerrein,daaromheeftuwdienaarhet lief.
141Ikbenkleinenveracht,maaruwbevelenvergeetik niet
142Uwgerechtigheidiseeneeuwigegerechtigheid,enUw wetisdewaarheid
143Benauwdheidenangsthebbenmijgetroffen,maaruw gebodenzijnmijnvreugde.
144DegerechtigheidvanUwgetuigenissenisvooreeuwig; geefmijinzicht,danzalikleven
145KOPH.Ikroepmetheelmijnhart;verhoormij, HEERE,ikzaluwinzettingenonderhouden
146IkhebtotUgeroepen;verlosmij,enikzaluw getuigenissenonderhouden.
147Ikhebdedageraadvandemorgentegengehoudenen geroepen:ikhebopuwwoordgehoopt
148Mijnogenhoudendenachtwakenindegaten,zodatik Uwwoordkanoverdenken
149Hoormijnstemovereenkomstiguwgoedertierenheid; maakmijlevendovereenkomstiguwrecht,HEERE.
150Zijdiekwaadnajagen,naderen;zijzijnvervanUw wet
151Gijzijtnabij,HEERE,enaluwgebodenzijnde waarheid
152Watuwgetuigenissenbetreft,ikweetallangdatuze vooreeuwighebtgegrondvest.
153RESHZiemijnellendeaanenverlosmij,wantik vergeetuwwetniet
154Voermijnrechtsgedingenredmij;maakmijlevend overeenkomstiguwwoord
155Hetheilisvervandegoddelozen,wantzijzoekenUw verordeningenniet.
156GrootzijnUwbarmhartigheden,HEERE;maakmij levendovereenkomstigUwbepalingen.
157Velenzijnmijnvervolgersenvijanden,maarvanuw getuigenissenwijkiknietaf
158Ikzagdeovertredersenwerdbedroefd,omdatzijuw woordnietbewaarden.
159Merkop,hoeliefikuwbevelenheb;maakmijlevend, HEERE,overeenkomstiguwgoedertierenheid
160Uwwoordiswaarvandenbeginne,enaluw rechtvaardigeoordelendurentotineeuwigheid
161SCHIN.Vorstenhebbenmijzonderredenvervolgd, maarmijnhartheeftontzagvooruwwoord
162Ikverheugmijoveruwwoord,alsiemanddieeen grotebuitvindt.
163Ikhaatenverafschuwdeleugen,maaruwwethebik lief
164ZevenmaalperdagloofikUomuwrechtvaardige oordelen.
165Zij,dieuwwetliefhebben,hebbengrotevrede,eris voorhengeenstruikelblok.
166HEERE,ikhebopuwheilgehooptenuwgeboden gedaan
167MijnzielheeftUwgetuigenissenbewaard,enikheb zezeerlief.
168IkhebUwbevelenenUwgetuigenisseninacht genomen,wantalMijnwegenzijnvoorU
169TAULaatmijngeroepvooruwaangezichtkomen, HEERE;geefmijinzichtovereenkomstiguwwoord
170LaatmijnsmekingvoorUkomen;verlosmij overeenkomstigUwwoord
171Mijnlippenzullenlofzingen,omdatGijmijUw inzettingenhebtgeleerd.
172MijntongzalUwwoordspreken,wantalUwgeboden zijngerechtigheid
173Laatuwhandmijhelpen,wantuwbevelenhebik gekozen
174Naaruwheilverlangik,HEERE,enuwwetismijn verlustiging.
175LaatmijnziellevenenUloven;enlatenuwoordelen mijhelpen
176Ikdwaalderondalseenverlorenschaap;zoekuw dienaar,wantuwgebodenvergeetikniet
HOOFDSTUK120
1(Eenliedmetverschillendeniveaus)Inmijn benauwdheidriepiktotdeHEERE,enHijantwoorddemij.
2Redmijnziel,HEERE,vanleugenlippenenvaneen bedrieglijketong
3Watzalugegevenworden,ofwatzalugedaanworden, gijbedrieglijketong?
4Scherpepijlenvandemachtigen,metkolenvan jeneverbes.
5Weemij,datikinMesechmoetverblijven,datikinde tentenvanKedarmoetwonen!
6Mijnzielheeftlanggewoondbijhemdiedevredehaat.
7Ikbenvoorvrede,maaralsikspreek,zijnzijvooroorlog
HOOFDSTUK121
1(Eenliedvandegraden)Ikslamijnogenopnaarde bergen,vanwaarmijnhulpzalkomen.
2MijnhulpkomtvandeHEERE,diehemelenaarde gemaaktheeft.
3Hijzalniettoelatendatuwvoetwankelt;uwBewaarder zalnietsluimeren
4Zie,deBewaardervanIsraëlzalnietsluimeren,noch slapen.
5DeHEEREisuwBewaarder,deHEEREisuwschaduw aanuwrechterhand
6Dezonzaluoverdagnietsteken,nochdemaanbijnacht 7DeHEEREzalubehoedenvoorallekwaad;Hijzaluw zielbewaren.
8DeHEEREzaluwuitgangenuwingangbewaren,van nuaantotineeuwigheid
HOOFDSTUK122
1(EenliedvanDavid)Ikwasblijtoenzetegenmijzeiden: LatenwenaarhethuisvandeHeergaan.
2Onzevoetenzullenstaanbinnenuwpoorten,Jeruzalem.
3Jeruzalemisgebouwdalseenstaddiecompactis: 4Waarheendestammenopgaan,destammenvande HEERE,naarhetgetuigenisvanIsraël,omdeNaamvan deHEEREteloven
5Wantdaarzijndezetelsvanhetgerichtgeplaatst,de zetelsvanhethuisvanDavid 6BidvoordevredevanJeruzalem;zijdieuliefhebben, zullenvoorspoedigzijn.
7Vredezijbinnenuwmuren,envoorspoedinuwpaleizen 8Omwillevanmijnbroedersenmetgezellenzegiknu: Vredezijmetu.
9TerwillevanhethuisvandeHEERE,onzeGod,zalik hetgoedevooruzoeken
HOOFDSTUK123
1(Eenliedvandegraden.)TotUhefikmijnogenop,Gij dieindehemelenwoont
2Zie,zoalsdeogenvanslavengerichtzijnopdehandvan hunheren,enzoalsdeogenvaneenslavingerichtzijnop dehandvanhaarmeesteres,zowachtenonzeogenopde HEERE,onzeGod,totdatHijZichoveronsontfermt 3Weesonsgenadig,HEERE,weesonsgenadig,wantwij zijnzeermetverachtingvervuld
4Onzezielisvervuldvandespotvandegemakzuchtigen envandeverachtingvandehoogmoedigen.
HOOFDSTUK124
1(EenliedvanDavid)AlshetnietdeHEEREwas geweestdieaanonzezijdewasgeweest,zalIsraëlnu zeggen:
2IndienhetnietdeHEEREwasgeweest,dieaanonze zijdewasgeweest,toendemannentegenonsopstonden, 3Toenhebbenzijonssnelverslonden,toenhuntoorn tegenonsontbrandde
4Toenoverweldigdendewaterenons,debeekgingover onzezielheen.
5Toenspoeldendetrotsewaterenoveronzeziel
6GeprezenzijdeHEERE,Dieonsniettenprooiheeft gegevenaanhuntanden.
7Onzezielisontkomenalseenvogeluitdestrikvande vogelvangers;destrikisgebroken,enwijzijnontkomen.
8OnzehulpisindeNaamvandeHEERE,diehemelen aardegemaaktheeft
HOOFDSTUK125
1(Eenliedmetverschillendeniveaus)DieopdeHEERE vertrouwen,zullenzijnalsdebergSion,dienietwankelt, maarvooreeuwigblijft
2ZoalsdebergenrondomJeruzalemzijn,zoisdeHEERE rondomZijnvolk,vannuaantotineeuwigheid
3Wantdesceptervandegoddelozezalnietrustenophet erfdeelvanderechtvaardige,opdatderechtvaardigezijn handennietuitstrekttotonrecht
4Doewel,HEERE,aanhendiegoedzijnendieoprecht zijnvanhart.
5Degenendieafdwalennaarhunkrommewegen,zalde HEEREwegvoerenmetdewerkersvanongerechtigheid; maarvredezalerzijnoverIsraël.
HOOFDSTUK126
1(Eenliedvandegraden)ToendeHEEREde gevangenenvanSioneenkeergaf,warenwijalshendie dromen
2Toenwerdonzemondgevuldmetlachen,enonzetong metgejuich.Toenzeidenzeonderdeheidenvolken:De HEEREheeftgrotedingenaanhengedaan
3DeHEEREheeftgrotedingenaanonsgedaan,daarom zijnwijblij.
4Keeronzegevangenschapom,HEER,zoalsde waterstromeninhetZuiden
5Wiemettranenzaaien,zullenmetgejuichmaaien.
6Wieheengaatenweent,enkostbaarzaaddraagt,zal zekerterugkomenmetgejuichenzijnschovenmeenemen
HOOFDSTUK127
1(EenliedvandetrappenvoorSalomo.)AlsdeHEERE hethuisnietbouwt,tevergeefszwoegendebouwlieden daaraan;alsdeHEEREdestadnietbewaart,tevergeefs waaktdewachter.
2Hetistevergeefsdatuvroegopstaat,laatopblijften broodvansmarteneetWantzogeeftHijzijnbemindende slaap.
3Zie,kinderenzijneenerfdeelvandeHEERE,ende vruchtvandebuikisZijnbeloning
4Zoalspijlenindehandvaneenheld,zozijndekinderen vandejeugd
5Welzaligdemandiezijnpijlkokermetdergelijkedingen gevuldheeft;zijwordennietbeschaamd,maarsprekenmet devijandenindepoort
HOOFDSTUK128
1(Eenliedmetverschillendeniveaus)Welzaligisieder diedeHEEREvreest,dieinZijnwegenwandelt.
2Wantgijzultetenvandearbeiduwerhanden;gijzult welzaligzijn,enhetzaluwelgaan
3Uwvrouwzalzijnalseenvruchtbarewijnstokaande zijdenvanuwhuis;uwkinderenalsolijfplantenrondom uwtafel.
4Zie,alduszaldemangezegendwordendiedeHEERE vreest
5DeHEEREzaluzegenenuitSion,engijzulthetgoede vanJeruzalemzien,aldedagenvanuwleven.
6Ja,gijzultuwkindskinderenzien,envredeoverIsraël
HOOFDSTUK129
1(Eenliedvangraden.)Zijhebbenmijdikwijlsgekweld, vanmijnjeugdaf;laatIsraëlnuzeggen:
2Zijhebbenmijdikwijlsgekweld,vanmijnjeugdaf,maar zijhebbenmijnietkunnenoverweldigen.
3Deploegershebbenopmijnruggeploegd;zijhebben langevorengetrokken
4DeHEEREisrechtvaardig;Hijheeftdebandenvande goddelozenverbroken.
5LatenallendieSionhaten,beschaamdenteruggekeerd worden.
6Laathenzijnalshetgrasopdedaken,datverdort voordathetopschiet
7Waarmeedemaaierzijnhandnietvult,enwiede schovenbindtzijnboezemnietvult.
8Enookdevoorbijgangerszeggenniet:Dezegenvande HEEREzijmetu;wijzegenenuindeNaamvande HEERE
HOOFDSTUK130
1(Eenliedvandetrappen)UitdedieptenroepiktotU, HEERE.
2HEERE,luisternaarmijnstem;laatUworenoplettend zijnbijdestemvanmijnsmeekbeden
3AlsGij,HEERE,deongerechtighedeninachtneemt, HEERE,wiezalbestaan?
4Maarbijuisvergeving,opdatugevreesdwordt
5IkwachtopdeHEERE,mijnzielverwachtHemenik hoopopzijnwoord
6MijnzielwachtopdeHEERE,meerdandewachtersop demorgen;ja,meerdandewachtersopdemorgen.
7LaatIsraëlhopenopdeHEERE,wantbijdeHEEREis goedertierenheidenbijHemisveelverlossing
8EnHijzalIsraëlverlossenvanalzijnongerechtigheden.
HOOFDSTUK131
1(EenliedvanDavid)HEERE,mijnhartisniet hoogmoedig,nochmijnogenhovaardig;nochoefenikmij ingrotezaken,nochindingendietehoogvoormijzijn.
2Ikhebmijgedragenenrustiggehoudenalseenkinddat doorzijnmoedergespeendwordt;mijnzielisalseen gespeendkind.
3LaatIsraëlopdeHEERhopen,vannuaanenvooraltijd
HOOFDSTUK132
1EenliedvandebeproevingenHEERE,denkaanDavid enaanalzijnellende.
2HoehijdeHEEREeeneedgezworenheeft,eneen geloftegedaanheeftaandemachtigeGodvanJakob;
3Ikzaldetentvanmijnhuisnietbinnengaan,nochop mijnbedgaanliggen;
4Ikzalmijnogengeenslaapgunnen,nochmijnoogleden sluimeren,
5TotdatikeenplaatsvoordeHEEREgevondenheb,een woonplaatsvoordemachtigeGodvanJakob
6Zie,wijhebbenervangehoordinEfrata;wijhebbenhet gevondenindeveldenvanhetbos
7Wijzullenzijntentenbinnengaan,wijzullenons neerbuigenaanzijnvoetbank
8Staop,HEERE,naarUwrustplaats,GijendearkUwer sterkte.
9Latenuwpriesterszichmetgerechtigheidkleden,en latenuwgunstgenotenjuichen
10Wijshetaangezichtvanuwgezalfdenietaf,omwille vanDavid,uwdienaar
11DeHEEREheeftDavidinwaarheidgezworen;Hijzal daarvannietafwijken:UitdevruchtvanuwschootzalIk opuwtroonzetten
12Alsuwkinderenmijnverbondenmijngetuigenis,dat Ikhunzalleren,inachtnemen,zullenookhunkinderen vooreeuwigopuwtroonzitten
13WantdeHEEREheeftSionverkoren,Hijheefthettot Zijnwoonplaatsbegeerd.
14Ditismijnrustplaatsvooreeuwig,hierwilikwonen, wantikhebernaarverlangd
15Ikzalhaarvoedselrijkelijkzegenen,haararmenzalIk metbroodverzadigen
16Ikzalhaarpriestersmetheilbekleden,enhaar gunstgenotenzullenjuichen
17DaarzalIkdehoornvanDaviddoenuitspruiten;een lamphebIkbereidvoorMijngezalfde.
18ZijnvijandenzalIkmetschandebekleden,maarop hemzelfzalzijnkroonbloeien
HOOFDSTUK133
1(EenliedvanDavid.)Zie,hoegoedenhoelieflijkishet, alsbroederseensgezindsamenwonen!
2Hetisalsdekostbarezalfophethoofd,dieafvloeideop debaard,debaardvanAäron,dieafdaaldetotaande zomenvanzijnklederen;
3AlsdedauwvandeHermonenalsdedauwdieneerdaalt opdebergenvanSion,wantdaarheeftdeHEEREde zegengeboden:hetleventotineeuwigheid
HOOFDSTUK134
1(Eenliedvandestemmen)Zie,looftdeHEERE,alle dienarenvandeHEERE,diedesnachtsinhethuisvande HEEREstaat
2HefuwhandenopnaarhetheiligdomenprijsdeHEERE 3DeHEERE,Diehemelenaardegemaaktheeft,zegeneu uitSion
HOOFDSTUK135
1LooftdeHEERE!LooftdeNaamvandeHEERE;looft Hem,gijdienarenvandeHEERE.
2GijdiestaatinhethuisdesHEEREN,indevoorhoven vanhethuisvanonzeGod,
3LooftdeHEERE,wantdeHEEREisgoed;psalmzingt zijnNaam,wantdieisliefelijk
4WantdeHEEREheeftZichJakobverkoren,enIsraëltot Zijnpersoonlijkeschat
5WantikweetdatdeHeergrootisendatonzeHeer bovenallegodenstaat
6AlwatdeHEEREbehaagde,deedHijindehemelenop deaarde,indezeeënenallewaterdiepten
7Hijlaatdampenopstijgenvandeeindenderaarde,Hij maaktbliksemschichtenvoorderegen,Hijlaatdewinduit zijnschatkamerskomen
8DiedeeerstgeborenenvanEgyptetrof,zowelvande mensenalsvanhetvee
9Dietekenenenwondereninuwmidden,oEgypte,aan Faraoenaanalzijndienarengezondenheeft.
10Diegrotevolkenversloegenmachtigekoningendoodde;
11Sihon,dekoningvandeAmorieten,enOg,dekoning vanBasan,enallekoninkrijkenvanKanaän.
12EnHijgafhunlandtenerfdeel,tenerfdeelaanZijn volkIsraël.
13Uwnaam,HEERE,blijftvooreeuwigbestaan;enuw gedachtenis,HEERE,vangeneratieopgeneratie 14WantdeHEEREzalZijnvolkrichten,enHijzal berouwhebbenoverZijndienaren.
15Deafgodenvandeheidenenzijnzilverengoud,het werkvanmensenhanden
16Zijhebbeneenmond,maarzijsprekenniet;ogen hebbenzij,maarzijzienniet; 17Zehebbenoren,maarzehorenniet,enerisgeenadem inhunmond
18Hunmakerszijnaanhengelijk;zoisiederdieophen vertrouwt.
19LoofdeHEERE,huisvanIsraël!LoofdeHEERE,huis vanAäron!
20LoofdeHEERE,huisvanLevi!Gij,diedeHEERE vreest,looftdeHEERE
21GeprezenzijdeHEEREuitSion,DieteJeruzalem woont.LooftdeHEERE.
HOOFDSTUK136
1LooftdeHEERE,wantHijisgoed,wantZijn goedertierenheidisvooreeuwig
2LooftdeGoddergoden,wantZijngoedertierenheidis totineeuwigheid
3LooftdeHEEREderheren,wantZijngoedertierenheidis vooreeuwig.
4Hemalleendoetgrotewonderen,wantzijn goedertierenheidistotineeuwigheid
5Hemdiemetwijsheiddehemelengemaaktheeft,want zijngoedertierenheidistotineeuwigheid
6Hemdiedeaardebovenhetwateruitspande,wantzijn goedertierenheidistotineeuwigheid.
7Hem,diedegrotelichtengemaaktheeft,wantZijn goedertierenheidistotineeuwigheid
8Dezonzalheersenoverdedag,wantzijn goedertierenheidisvooreeuwig
9Demaanendesterren,omteheersenindenacht,want zijngoedertierenheidisvooreeuwig.
10DieEgyptegeslagenheeftinhuneerstgeborenen,want Zijngoedertierenheidisvooreeuwig
11EnHijleiddeIsraëluithunmidden,wantZijn goedertierenheidisvooreeuwig
12Meteensterkehandeneenuitgestrektearm,wantzijn goedertierenheidistotineeuwigheid
13HemdiedeSchelfzeeinstukkenspleet,wantzijn goedertierenheidistotineeuwigheid
14EnHijdeedIsraëldoorhetmiddendaarvantrekken, wantZijngoedertierenheidistotineeuwigheid
15MaarFaraoenzijnlegerversloegenzijindeSchelfzee, wantZijngoedertierenheidisvooreeuwig
16HemDieZijnvolkdoordewoestijnleidde,wantZijn goedertierenheidistotineeuwigheid.
17Hem,diegrotekoningensloeg,wantZijn goedertierenheidistotineeuwigheid
18EnHijdooddemachtigekoningen,wantZijn goedertierenheidisvooreeuwig
19Sihon,dekoningderAmorieten,wantZijn goedertierenheidisvooreeuwig.
20EnOg,dekoningvanBasan,wantzijngoedertierenheid isvooreeuwig.
21EnHijgafhunlandtenerfdeel,wantZijn goedertierenheidisvooreeuwig
22eenerfdeelvoorIsraël,zijnknecht,wantzijn goedertierenheidisvooreeuwig.
23Dieaanonsgedachtheeftinonzenederigetoestand, wantZijngoedertierenheidisvooreeuwig
24EnHijheeftonsvanonzevijandenverlost,wantZijn goedertierenheidistotineeuwigheid
25Diespijzegeeftaanallevlees,wantZijn goedertierenheidistotineeuwigheid
26LooftdeGoddeshemels,wantZijngoedertierenheidis totineeuwigheid.
HOOFDSTUK137
1WijzatenaanderivierenvanBabel,daar,enwij weenden,alswijaanSiondachten
2Wijhingenonzeharpenaandewilgeninhetmidden daarvan
3Wantdaarvroegenonzegevangenenvanonseenlied,en zijdieonstegronderichtten,vroegenvanonsvrolijkheid:
ZingvooronseenvandeliederenvanSion
4HoezoudenwijhetliedvandeHEEREzingenineen vreemdland?
5Alsikuvergeet,Jeruzalem,laatdanmijnrechterhand haarsluwheidvergeten
6Alsiknietaanudenk,laatdanmijntongaanmijn gehemeltekleven;alsikJeruzalemnietverkiesbovenmijn grootstevreugde
7DenkaandeEdomieten,HEERE,tentijdevanJeruzalem, diezeiden:Haalhetneer,haalhetneer,totopde grondvestenervan
8DochtervanBabel,dieverwoestzalworden!Gelukkig zalhijzijndieuvergeldt,omdatuonsgediendhebt
9Welzaligzalhijzijn,dieuwkinderengrijptentegende stenenverplettert.
HOOFDSTUK138
1(EenpsalmvanDavid)IkzalUlovenmetheelmijnhart, voorhetaangezichtvandegodenzalikUpsalmenzingen 2Ikzalmijnederbuigenvooruwheiligetempelenuw naamprijzenomuwgoedertierenheidentrouw,omdatu uwwoordgroothebtgemaakt,bovenheeluwnaam.
3Tendagedatikriep,hebtGijmijgeantwoordenmijmet krachtinmijnzielbekrachtigd
4AllekoningenderaardezullenUloven,HEERE, wanneerzijdewoordenuitUwmondhoren.
5Ja,zijzullenzingenindewegenvandeHEERE,want grootisdeheerlijkheidvandeHEERE
6AlisdeHEEREhoog,tochontfermtHijZichoverde nederigen;maardehoogmoedigenkentHijvanverre 7Alwandelikinbenauwdheid,Gijzultmijdoenherleven; GijzultUwhanduitstrekkentegendetoornvanmijn vijanden,enUwrechterhandzalmijredden
8DeHEEREzalhetgoedenieuwsovermijtoteengoed eindebrengen;HEERE,Uwgoedertierenheidisvoor eeuwig;verlaatdewerkenvanUwhandenniet
HOOFDSTUK139
1(VoordeopperzangmeesterEenpsalmvanDavid) HEERE,Gijhebtmijdoorgrondengekend.
2Gijkentmijnzittenenmijnopstaan,Gijverstaatvan verremijngedachten
3Gijomringtmijnpadenmijnliggen,enzijtmetalmijn wegenvertrouwd.
4Erisgeenwoordopmijntong,ofzie,HEERE,Gijkent hetvolkomen
5Gijhebtmijvanachterenenvanvorenomsingeld,enGij hebtUwhandopmijgelegd
6Zulkekennisismijtewonderbaar;zijisverheven,ikkan haarnietbereiken
7Waarzouikheengaanvooruwaangezicht?Waarzouik heenvluchtenvooruwaangezicht?
8Alsikopstijgnaardehemel,bentudaar;alsikmijnbed oplegindehel,zie,daarbentu
9Alzouikdevleugelsvandedageraadnemenenwonen aanheteindevandezee,
10OokdaarzalUwhandmijleiden,enUwrechterhand zalmijvasthouden.
11Alsikzeg:Zeker,deduisterniszalmijbedekken,dan zalookdenachtlichtommijheenzijn
12Ookdeduisternisverbergtzichnietvooru,maarde nachtschijntalsdedag;deduisternisisvoorugelijkaan hetlicht
13WantGijhebtmijnniereninbezitgenomen;Gijhebt mijindebuikvanmijnmoederbedekt
14IkloofU,omdatikzoontzagwekkendwonderbaar gemaaktben.WonderlijkzijnUwwerken,mijnzielweet datzeergoed
15MijnwezenwasvoorUnietverborgen,toenikinhet verborgenegemaaktwerdenopwonderlijkewijze gewrochtwerdindeonderstedelenvandeaarde 16Uwogenhebbenmijnonvolmaaktebestaangezien,en inuwboekzijnalmijnledematenopgeschreven,diein eeuwigheidgevormdzijn,toenernognietsvanhenwas 17HoekostelijkzijnmijUwgedachten,oGod!hoegroot ishunaantal!
18Alsikzezoutellen,zoudenzetalrijkerzijndanhet zand;alsikontwaak,beniknogbiju
19Gijzult,oGod,degoddelozendoden;gadaaromweg vanmij,gijbloeddorstigemannen
20WantzijsprekenkwaadoverU,enUwvijanden misbruikenUwNaam.
21Zouikniethaten,HEERE,hendieUhaten?Enbenik nietverdrietigoverhendietegenUopstaan?
22Ikhaathenmeteenvolkomenhaat,Ikbeschouwhenals mijnvijanden
23Doorgrondmij,oGod,enkenmijnhart;beproefmijen kenmijngedachten.
24Enzie,oferbijmijeenschadelijkewegis,enleidmij opdeeeuwigeweg
HOOFDSTUK140
1(VoordekoorleiderEenpsalmvanDavid)Redmij, HEERE,vandeboze,behoedmijvoordegeweldenaar; 2Dieinhunhartallerleikwaadbedenken;voortdurendzijn zijbijeengekomenomoorlogtevoeren
3Zijhebbenhuntonggescherptalseenslang;addergifis onderhunlippen.Sela.
4Behoedmij,HEERE,voordehandenvandegoddelozen; beschermmijtegendegeweldenaar,diemijnwegenwil omkeren.
5Dehoogmoedigenhebbenvoormijeenvalstriken touwenverborgen;zijhebbeneennetgespannenlangsde weg;zijhebbennettenvoormijuitgezet.Sela.
6IkzeitegendeHEERE:UbentmijnGod;luister, HEERE,naarmijnluidesmekingen
7God,Heer,sterktemijnsheils!Uhebtmijnhoofdbedekt opdedagvandestrijd
8Verleen,HEERE,debegeertenvandegoddelozeniet; bevorderzijnbozeplannenniet,opdatzijzichniet verheffenSela
9Enwathethoofdbetreftvanhendiemijomsingelen,laat hetkwaadvanhuneigenlippenhenbedekken
10Laatergloeiendekolenophenvallen;werpheninhet vuur,indiepekuilen,opdatzijnietmeeromhoogkomen.
11Laatergeenkwaadsprekeropaardezijn:hetkwaadzal degeweldenaarachtervolgenenhemtenvalbrengen
12IkweetdatdeHEERdezaakvandeverdrukten behartigt,enhetrechtvandearmen
13Voorwaar,derechtvaardigezaluwnaamloven;de oprechtenzullenvooruwaangezichtwonen.
HOOFDSTUK141
1(EenpsalmvanDavid)HEERE,totUroepik;haastu totmij,neemmijnstemterore,wanneeriktotUroep 2Laatmijngebedalsreukwerkvooruwaangezichtstaan, enhetopheffenvanmijnhandenalshetavondoffer 3Zet,HEERE,eenwachtvoormijnmond,bewaakdedeur vanmijnlippen.
4Neigmijnhartniettotenigkwaad,omslechtedadente doenmetmensendieonrechtdoen;enlaatmijnieteten vanhunlekkernijen.
5Laatderechtvaardigemijslaan,hetzaleenweldaadzijn; laathijmijbestraffen,hetzaleenkrachtigeoliezijn,die mijdekopnietzalvermorzelen;wantookzalmijngebed zijninhunellende
6Zelfsalshunrechtersopsteenachtigeplaatsentenval zijngebracht,zullenzijmijnwoordenhoren,wantzezijn zoet
7Onzebeenderenliggenverspreidbijdeingangvanhet graf,zoalsmenhouthaktenklieftopdeaarde.
8MaarmijnogenzijnopUgericht,oGod,HEERE!opU ismijntoevlucht;laatmijnzielnietverlaten.
9Behoedmijvoordestrikkendiezijvoormijgelegd hebben,voordevalstrikkenvandebedrijversvan ongerechtigheid
10Laatdegoddelozeninhuneigennettenvallen,terwijlik tochontkom
HOOFDSTUK142
1(MaschilvanDavid;Eengebedtoenhijindegrotwas.) IkrieptotdeHEEREmetmijnstem;metmijnstemtotde HEEREhebikmijnsmeekbedegericht
2IkhebmijnklachtvoorHemuitgegoten,Hemmijn ellendegetoond
3Toenmijngeestinmijoverweldigdwerd,toenkendeGij mijnpad.Opdeweg,dieikging,hebbenzijmijheimelijk eenvalstrikgelegd
4Ikkeeknaarmijnrechterhandenzag,maarerwas niemanddiemijkende.Detoevluchtontbrakmij,niemand zorgdevoormijnziel
5IkrieptotU,HEERE,enzei:Ubentmijntoevluchten mijndeelinhetlandderlevenden.
6Luisternaarmijngeroep,wantikbendiepgezonken Verlosmijvanmijnvervolgers,wantzijzijnsterkerdanik 7Leidmijnzieluitdegevangenis,opdatikuwnaamloof Derechtvaardigenzullenmijomringen,wantuzultmij goeddoen.
HOOFDSTUK143
1(EenpsalmvanDavid)Hoor,HEERE,mijngebed, neemmijnsmekingenterore;antwoordmijinUwtrouw eninUwgerechtigheid.
2EnganietinhetgerichtmetUwdienaar,wantniemand dieleeft,zalvoorUwaangezichtgerechtvaardigdworden
3Wantdevijandheeftmijnzielvervolgd;hijheeftmijn leventeraardegeslagen;hijheeftmijindeduisternisdoen wonen,alsmensendieallanggestorvenzijn
4Daaromismijngeestinmijoverstelpt,mijnhartinmijis woest
5Ikdenkaandedagenvanweleer,ikoverdenkaluw werken,ikoverdenkhetwerkvanuwhanden.
6IkstrekmijnhandennaarUuit,mijnzieldorstnaarUals eendorstiglandSelah
7Verhoormijspoedig,HEERE!Mijngeestbezwijkt; verbergUwaangezichtnietvoormij,opdatiknietworde alshendieindekuilnederdalen
8Doemijindemorgenuwgoedertierenheidhoren,want opuvertrouwik;maakmijdewegbekend,dieikgaan moet,wanttotuhefikmijnzielop
9Redmij,HEERE,vanmijnvijanden;ikvluchttotUom mijteverbergen
10Leermijuwwiltedoen,wantubentmijnGodUw Geestisgoed.Leidmijnaarhetlandvanoprechtheid.
11Maakmijlevend,HEERE,omwillevanUwNaam;red mijnzieluitdebenauwdheid,omwillevanUw gerechtigheid.
12EnverdelguitUwgoedertierenheidmijnvijanden,en vernietigallendiemijnzielteisteren,wantikbenUw dienaar.
HOOFDSTUK144
1(EenpsalmvanDavid)GeprezenzijdeHEERE,mijn sterkte,Diemijnhandenleerttenstrijde,enmijnvingers tenoorlog.
2Mijngoedheidenmijnvesting,mijnburchtenmijn bevrijder,mijnschildenHijopWieikvertrouw,Diemijn volkaanmijonderwerpt
3HEERE,watisdemens,datGijhemkent,ofhet mensenkind,datGijheminaanmerkingneemt?
4Demensisalsijdelheid;zijndagenzijnalseen voorbijgaandeschaduw
5Neig,HEERE,uwhemelendaalneder;raakdebergen aan,danzullenzijroken
6Schietdebliksemenverstrooihen;schietUwpijlenafen vernietighen.
7StrekUwhanduitvanboven,verlosmijenredmijuitde grotewateren,uitdehandvanvreemdekinderen;
8Hunmondspreektonwaarheid,enhunrechterhandiseen rechterhandvanleugen
9IkwilUeennieuwliedzingen,oGod;metdeluitenmet hettiensnariginstrumentwilikUpsalmenzingen.
10Hijishetdiekoningenverlossingschenkt,diezijn dienaarDavidredtvanhetschadelijkezwaard
11Redmijenredmijuitdehandvanvreemdekinderen, wiermondvalsheidspreektenwierrechterhandeen rechterhandvanleugenis.
12Opdatonzezonenmogenzijnalsplanten,dieinhun jeugdopgroeien,enonzedochtersalshoekstenen,gepolijst naardegelijkenisvaneenpaleis.
13opdatonzeschurenvolwordenenerallerleivoorraad ontstaat,opdatonzeschapenduizendenentienduizenden oponzestratenvoortbrengen,
14Datonzeossensterkgenoegzijnomtewerken,dater geenarbeidverrichtwordt,datergeenarbeidverricht wordt,datergeengeklaaginonzestratenis.
15Gelukkigishetvolkdatinzulkeentoestandverkeert;ja, gelukkigishetvolk,waarvandeHEEREdeGodis
HOOFDSTUK145
1(PsalmvanDavid)IkzalUverhogen,mijnGod,o koning,enikzaluwnaamprijzenineeuwigheid
2TeallendagezalikUloven,enUwNaamprijzenin eeuwigheid.
3DeHEEREisgrootenzeerteprijzen,enZijngrootheid isondoorgrondelijk
4GeneratienageneratiezalUwdadenprijzen,Uw machtigedadenverkondigen
5Ikzalsprekenoverdeheerlijkeeervanuwmajesteiten overuwwonderen.
6Endemachtvanuwvreselijkedadenzalmen verkondigen,enIkzaluwgrootheidverkondigen
7Zijzullenrijkelijkgedenkenaanuwgrotegoedheid,en zijzullenuwgerechtigheidbezingen
8DeHEEREisgenadigenbarmhartig,lankmoedigen grootvangoedertierenheid.
9DeHEEREisgoedvoorallen,enZijnbarmhartigheden zijnoveralZijnwerken
10AluwwerkenzullenUloven,HEERE,enuw gunstgenotenzullenUzegenen
11Zijzullensprekenvandeheerlijkheidvanuw koninkrijkenvanuwmacht;
12OmaandemensenkinderenZijnmachtigedaden bekendtemaken,endeluisterrijkemajesteitvanZijn koninkrijk.
13Uwkoningschapiseeneeuwigkoningschap,enuw heerschappijduurtvangeneratieopgeneratie
14DeHEEREhoudtallenovereinddievallen,enrichtalle gebogenenop
15DeogenvanallenwachtenopU,enUgeefthun voedseloptijd
16Gijopentuwhandenverzadigtdebegeertevanalwat leeft.
17DeHEEREisrechtvaardiginalZijnwegen,enheiligin alZijnwerken
18DeHEEREisnabijallendieHemaanroepen,allendie Heminwaarheidaanroepen.
19HijzalhetverlangenvervullenvanhendieHemvrezen, Hijzalhunhulpgeroephorenenhenverlossen.
20DeHEEREbewaartallendieHemliefhebben,maaralle goddelozenzalHijtegronderichten
21MijnmondzaldelofvandeHEEREverkondigen,enal watleeftzalZijnheiligeNaamprijzen,ineeuwigheid.
HOOFDSTUK146
1LooftdeHEERE!LooftdeHEERE,mijnziel 2Zolangikleef,zalikdeHEEREloven;psalmenzingen voormijnGod,zolangiknogleef
3Vertrouwnietopedelen,opeenmensenkind,bijwie geenheilis.
4Zijnademgaatuit,hijkeertterugnaarzijnaarde;op diezelfdedagvergaanzijnplannen
5Welzaligishij,diedeGodvanJakobtotzijnhulpheeft, wienshoopisopdeHEERE,zijnGod
6Diedehemelendeaarde,dezeeenalwatdaarinis gemaaktheeft,Diedewaarheidbewaarttotineeuwigheid.
7Diehetrechtdoetaandeverdrukten,diedehongerigen spijzigt,diedeHEEREdegevangenenlosmaakt
8DeHEEREopentdeogenderblinden;deHEEREricht degebogenenop;deHEEREheeftderechtvaardigenlief;
9DeHEEREbewaartdevreemdelingen,Hijhelptweesen weduwe,maarHijkeertdewegvandegoddelozen.
10DeHEEREzalKoningzijnineeuwigheid,uwGod,o Sion,vangeslachttotgeslachtLooftdeHEERE
HOOFDSTUK147
1LooftdeHEERE,wanthetisgoed,psalmzingenvoor onzeGod,wanthetisliefelijk;eenlofzangisliefelijk
2DeHEEREbouwtJeruzalemop,Hijverzameltde verdrevenenvanIsraël.
3Hijgeneestdegebrokenenvanhartenverbindthun wonden
4Hijtelthetaantalsterren,Hijroeptzeallebijhunnaam.
5OnzeHeerisgrootenmachtig;zijninzichtisonbegrensd 6DeHEERErichtdezachtmoedigenop,degoddelozen vernedertHijteraarde.
7ZingvoordeHEEREmetdankzegging;zingopdeharp vooronzeGod
8Diedehemelmetwolkenbedekt,Dieregenbereidtvoor deaarde,Diegraslaatgroeienopdebergen
9Hijgeefthetveezijnvoedsel,endejongeravendie schreeuwen
10Hijheeftgeenbehagenindekrachtvanhetpaard,enhij heeftgeenbehagenindebenenvandemens
11DeHEEREheeftwelgevallenaanhendieHemvrezen, dieopzijngoedertierenheidhopen
12LoofdeHEERE,Jeruzalem;loofuwGod,Sion
13WantHijheeftdegrendelsuwerpoortenversterkt,Hij heeftuwkindereninuwmiddengezegend
14Hijbrengtvredeinuwgebiedenverzadigtumethet bestevandetarwe
15Hijzendtzijngebodopdeaarde;zijnwoordlooptzeer snel.
16Hijgeeftsneeuwalswol,Hijstrooitderijpuitalsas
17Hijwerptzijnijsuitalsbrokken;wiekanbestaanvoor zijnkoude?
18Hijzendtzijnwoorduitendoetzesmelten;Hijlaatzijn windwaaienendewaterenstromen.
19HijmaaktezijnwoordaanJakobbekend,zijn verordeningenenzijnbepalingenaanIsraël
20AlzoheeftHijmetgeenenkelvolkgehandeld;enwat Zijngerichtenbetreft,diehebbenzijnietgekend.Looft denHEERE!
HOOFDSTUK148
1LooftdeHEERE.LooftdeHEEREuitdehemelen,looft Hemindehoogten
2LooftHem,alZijnengelen;looftHem,alZijn legerscharen.
3LooftHem,zonenmaan;looftHem,allesterrenvanhet licht
4LooftHem,hemelderhemelen,engijwaterendieboven dehemelenzijn
5LatenzijdeNaamvandeHEEREprijzen,wantHijheeft geboden,enzijwerdengeschapen.
6Hijheeftzeookbevestigdvooreeuwigenaltijd;Hij heefteenbesluitgenomen,datgeenovertredingzal ondergaan.
7LooftdeHEEREvanafdeaarde,gijdraken,enalle waterdiepten!
8Vuurenhagel,sneeuwendamp,eenstormwinddiezijn woordgestanddoet
9Bergenenalleheuvels,vruchtbomenenalleceders:
10Dewildedieren,allevee,kruipendedierenenvliegende vogels
11Koningenderaardeenallevolken;vorstenenalle rechtersderaarde;
12Zoweljongemannenalsmeisjes,oudemannenen kinderen
13LatenzijdeNaamvandeHEEREprijzen,wantZijn Naamalleenisgeweldig,Zijnmajesteitisbovenaardeen hemel
14HijverhoogtookdehoornvanZijnvolk,totlofvanal Zijnheiligen,vandekinderenIsraëls,eenvolkdatHem nabijisLooftdenHEERE
HOOFDSTUK149
1LooftdeHEERE.ZingtvoordeHEEREeennieuwlied, enlooftHemindevergaderingderheiligen
2LaatIsraëlzichverheugenoverHemDiehemGemaakt heeft;latendekinderenvanSionzichverheugenoverhun
Koning
3Latenzijzijnnaamprijzenmetdereidans,latenzijhem lofzingenmetdetamboerijnendeharp.
4WantdeHEEREheeftwelgevallenaanZijnvolk;Hij tooitdezachtmoedigenmetheil
5Latendeheiligenjuicheninglorie,latenzijjuichenop hunbedden
6LaatdelofzangenvanGodinhunmondzijn,eneen tweesnijdendzwaardinhunhand;
7Omwraaktenemenopdeheidenenenstraffenuitte delenaanhetvolk;
8Omhunkoningenmetketenentebinden,enhunedelen metijzerenboeien;
9Omaanhenhetgeschrevenoordeeltevoltrekken;deze eerhebbenalZijnheiligen.LooftdenHEERE.
HOOFDSTUK150
1LooftdeHEERE,looftGodinZijnheiligdom,looftHem inhetuitspanselvanZijnmacht
2LoofHemomZijnmachtigedaden;loofHem overeenkomstigZijngeweldigegrootheid
3LooftHemmethetgeluidvandetrompet,looftHemmet luitenharp
4LooftHemmetdetamboerijnenmetdedans;looftHem metsnaarinstrumentenenorgels.
5LooftHemmetdecimbalendieschallendklinken,looft Hemmetdecimbalendieschallendklinken
6Alwatademheeft,looftdeHEERE.LooftdeHEERE.