Genesis
HOOFDSTUK1
1InhetbeginschiepGoddehemelendeaarde.
2Endeaardewaswoestenledig,enduisterniswasophet aangezichtvandeafgrond.EndeGeestvanGodzweefde ophetaangezichtvandewateren
3EnGodzei:Erzijlicht!Enerwaslicht
4EnGodzagdathetlichtgoedwas,enGodmaakte scheidingtussenhetlichtendeduisternis.
5EnGodnoemdehetlichtDag,endeduisternisnoemde HijNachtEnhetwerdavondenhetwerdmorgen,de eerstedag
6EnGodzei:Erzijeenuitspanselinhetmiddenvande wateren,datscheidingmaakttussendewaterenende wateren
7EnGodmaaktehetuitspanselenscheiddedewaterendie onderhetuitspanselwaren,vandewaterendiebovenhet uitspanselwarenEnhetwasalzo
8EnGodnoemdehetuitspanselHemelEnhetwerd avondenhetwerdmorgen,detweededag.
9EnGodzeide:Laathetwateronderdehemelopéén plaatssamenvloeien,enlaathetdrogezichtbaarworden Enhetgebeurdealzo.
10EnGodnoemdehetdrogeaarde,endesamenvloeiing vandewaterennoemdeHijzeeënEnGodzagdathetgoed was.
11EnGodzeide:Laatdeaardejonggroenvoortbrengen, zaaddragendgewasenvruchtbomendienaarhunaard vruchtendragen,waarinhunzaadis,opdeaarde.Enhet geschieddealzo
12Endeaardebrachtjonggroenvoort,gewasdatnaarzijn soortzaadgaf,enbomendievruchtdroegenmetzaaderin, naarhunsoortEnGodzagdathetgoedwas
13Toenwashetavondgewordenenhetwasmorgen geworden,dederdedag.
14EnGodzeide:Daterlichtenzijnaanhetuitspanseldes hemels,omscheidingtemakentussendedagendenacht; endatzijdienentottekenen,totgezettetijden,totdagenen totjaren
15Enzijmoetendienenalslichtenaanhetuitspanseldes hemels,omlichttegevenopdeaarde.Enhetgebeurdezo.
16EnGodmaaktedetweegrotelichten,hetgrootstelicht omoverdedagteheersen,enhetkleinerelichtomoverde nachtteheersen;ookmaakteHijdesterren.
17EnGodplaatstezeaanhetuitspanselvandehemelom lichttegevenopdeaarde,
18omteheersenoverdedagenoverdenacht,enom scheidingtemakentussenhetlichtendeduisternisEn Godzagdathetgoedwas.
19Toenwashetavondgewordenenhetwasmorgen geworden,devierdedag
20EnGodzei:Datdewaterenweelderigvoortbrengenvan levendewezens,endatervogelsvliegenbovendeaarde, langshetuitspanselvandehemel
21EnGodschiepdegrotezeemonstersenallekrioelende levendewezens,diedewatereninovervloedvoortbrachten, naarhunsoort,enallegevleugeldevogelsnaarhunsoort EnGodzagdathetgoedwas.
22EnGodzegendezeenzei:Weesvruchtbaarenword talrijk;vervuldewaterenindezeeënenlaathetgevogelte zichvermenigvuldigenopdeaarde.
23Toenwashetavondgewordenenhetwasmorgen geworden,devijfdedag
24EnGodzeide:Laatdeaardevoortbrengenlevende wezensnaarhunaard,vee,kruipendedierenenwild gediertederaardenaarhunaardEnhetgeschieddealzo
25EnGodmaaktehetwildgedierteopdeaardenaarzijn soort,hetveenaarzijnsoortenalleswatopdeaardekruipt naarzijnsoortEnGodzagdathetgoedwas
26EnGodzeide:LaatOnsmensenmakennaarOnsbeeld, alsOnzegelijkenis;enlatenzijheerschappijhebbenover devissenderzee,enoverhetgevogeltedeshemels,en overhetvee,enoverdegeheleaarde,enoveralhet kruipendgedierte,datopdeaardekruipt
27EnGodschiepdemensnaarZijnbeeld;naarGods beeldschiepHijhem;manenvrouwschiepHijhen.
28EnGodzegendehen,enGodzeidetothen:Weest vruchtbaar,enwordttalrijk,envervultdeaarde,en onderwerpthaar,enheerstoverdevissenderzee,enover hetgevogeltedeshemels,enoveralhetgedierte,datopde aardekruipt.
29EnGodzeide:Zie,Ikgeefualhetzaaddragendegewas, datopdegeheleaardeis,enallebomen,waaraan zaaddragendeboomvruchtenzijn;hetzalutotspijze dienen.
30Enaanalhetgediertederaarde,aanalhetgevogelte deshemels,enaanalhetkruipendegedierteopdeaarde, waarinlevenis,hebIkalhetgroenekruidtotvoedsel gegevenEnhetgebeurdezo
31EnGodzagalwatHijgemaakthad,enziet,hetwas zeergoedEnhetwasavondgewordenenhetwasmorgen geworden,dezesdedag
HOOFDSTUK2
1Zowerdendehemelendeaardevoltooid,enheelhun legermacht
2EnopdezevendedagvoltooideGodhetwerkdatHij gemaakthad,enopdezevendedagrustteHijvanalhet werkdatHijgemaakthad
3EnGodzegendedezevendedagenheiligdedie,omdat HijdaaropgerusthadvanalhetwerkdatGodschiepen maakte
4Ditzijndegeneratiesvandehemelendeaarde,toenzij geschapenwerden,opdedagdatdeHEEREGoddeaarde endehemelmaakte,
5Erwasnoggeenenkelgewasvanhetveldopdeaarde, enerwasnoggeenenkelgewasvanhetveldopgeschoten. WantdeHEEREGodhadhetnognietopdeaardelaten regenen,enerwasnoggeenmensomdeaardbodemte bewerken.
6Maarersteegeendampopuitdeaardeenbevochtigde deheleaardbodem
7ToenformeerdedeHEEREGoddemensuithetstofvan deaardbodemenbliesdelevensademinzijnneus;alzo werddemenstoteenlevendwezen
8ToenlegdedeHEEREGodinEden,inhetoosten,een hofaan,endaarinplaatsteHijdemens,dieHijgeformeerd had
9EndeHEEREGodlietuitdeaardbodemallerleibomen opschieten,begeerlijkomtezienengoedomvanteeten;
ookdeboomdeslevensinhetmiddenvandehof,ende boomderkennisvangoedenkwaad.
10ErontstondeenrivierinEdenomdetuintebevloeien Vandaarsplitstederivierzichenontstondenervier hoofdstromen.
11DenaamvandeeersteisPison;datishet,dathetgehele landvanHavilaomringt,waarhetgoudis;
12Enhetgoudvandatlandisgoed:erisbdelliumende onyxsteen
13EndenaamvandetweederivierisGihon;dezeishet, diehetgehelelandEthiopiëomringt
14EndenaamvandederderivierisHiddekel;dieishet, dietenoostenvanAssyriëstroomt.Endevierderivieris deEufraat
15ToennamdeHEEREGoddemensenplaatstehemin dehofvanEdenomdietebewerkenentebewaren.
16EndeHEEREGodgebooddemens,zeggende:Van allebomendezeshofsmoogtgijvrijelijketen;
17Maarvandeboomvandekennisvangoedenkwaad, daarvanmagunieteten,wantopdedagdatudaarvaneet, zultuzekersterven
18ToenzeideHEEREGod:Hetisnietgoeddatdemens alleenisIkzalhemeenhulpmakendiebijhempast
19ToenformeerdedeHEEREGoduitdeaardbodemal hetgediertedesveldsenalhetgevogeltedeshemels.Ook brachtHijzetotdemens,omtezienhoehijzenoemen zouEnzoalsdemenselklevendwezennoemenzou,zo zouhetheten.
20EnAdamgafnamenaanalhetvee,aanhetgevogelte deshemelsenaanalhetgediertedesvelds;maarvoor Adamvondhijgeenhulpdiebijhempaste.
21ToenlietdeHEEREGodeendiepeslaapopAdam vallen,zodathijinslaapvielEnHijnameenvanzijn ribbenensloothetvleeservoortoe;
22EndeHEEREGodbouwdeuitderibdieHijuitde menshadgenomen,eenvrouw,enHijbrachthaartotde mens.
23EnAdamzeide:Dezeisnubeenvanmijngebeenteen vleesvanmijnvlees;zijzalManninheten,omdatzijuitde Mangenomenis.
24Daaromzaleenmanzijnvaderenzijnmoederverlaten enzichaanzijnvrouwhechten,enzijzullentotéénvlees zijn.
25Enzijwarenbeidennaakt,demanenzijnvrouw,enzij schaamdenzichniet
HOOFDSTUK3
1Deslangnuwaslistigerdanalhetgediertedesvelds,dat deHEEREGodgemaakthadEnhijzeidetotdevrouw:Is hetookzo,datGodgezegdheeft:Gijzultnietetenvanalle bomendezeshofs?
2Endevrouwzeidetotdeslang:Wijmogenetenvande vruchtderbomenindehof
3Maarvandevruchtvandeboomdieinhetmiddenvan detuinstaat,heeftGodgezegd:Gijzultdaarvannieteten enhemnietaanraken,opdatgijnietsterft.
4Endeslangzeitegendevrouw:Uzultzekernietsterven 5WantGodweetdat,opdedagdatudaarvaneet,uwogen geopendzullenwordenenualsGodzultzijn,kennende goedenkwaad
6Toendevrouwzagdatdeboomgoedwasomvanteeten, endathijeenlustwasvoorhetoog,ja,eenboomdie begeerlijkwasomverstandigdoorteworden,namzijvan zijnvruchtenat;enzijgafookaanhaarmandiebijhaar was,enhijat.
7Toenwerdenhunbeidendeogengeopendenzijmerkten datzijnaaktwarenZijnaaidenvijgenbladerenaanelkaar enmaaktenerschortenvan.
8ToenhoordenzijdestemvandeHEEREGod,Dieinde tuinwandelde,indekoeltevandedagToenverborgen Adamenzijnvrouwzichvoorhetaangezichtvande HEEREGodtemiddenvandebomenindetuin
9ToenriepdeHEEREGodAdamenzeitegenhem:Waar benje?
10Enhijzeide:Ikhoordeuwstemindetuin,enikwerd bevreesd,wantikbennaakt;daaromverborgikmij.
11EnHijzeide:Wieheeftutekennengegeven,datgij naaktzijt?Hebtgijvandeboomgegeten,waarvanIku gebodenhad,datgijdaarvannietzoudteten?
12Endemenszei:DevrouwdieGijaanmijnzijdegesteld hebt,dieheeftmijvandeboomgegeven,enikhebervan gegeten.
13EndeHEEREGodzeidetotdevrouw:Watisdit,dat gijgedaanhebt?Endevrouwzeide:Deslangheeftmij verleid,enikhebgegeten.
14EndeHEEREGodzeidetotdeslang:Omdatgijdit gedaanhebt,zijtgijvervloektbovenalhetvee,enbovenal hetgediertedesvelds;opuwbuikzultgijgaan,enstofzult gijeten,aldedagenvanuwleven
15EnIkzalvijandschapzettentussenuendevrouw,en tussenuwnageslachtenhaarNageslacht;Datzaludekop vermorzelen,engijzultHetdehielvermorzelen
16Totdevrouwzeihij:Ikzaluwsmartenuw zwangerschapzeergrootmaken;metsmartzultukinderen baren;enuwbegeertezaluitgaannaaruwman,enhijzal overuheersen
17EntotAdamzeideHij:Omdatgijnaardestemvanuw vrouwhebtgeluisterdenvandeboomgegetenhebt, waarvanIkugebodenhad:Gijzultdaarvannieteten,isde aardbodemomuwentwilvervloekt;metdroefheidzultgij daarvanetenaldedagenvanuwleven;
18Ookzalhijdorensendistelsvooruvoortbrengen,engij zulthetkruiddesveldseten;
19Inhetzweetuwsaanschijnszultgijbroodeten,totdat gijtotdeaardbodemwederkeert,wantdaaruitzijtgij genomen;wantstofzijtgijentotstofzultgijwederkeren.
20EnAdamgafzijnvrouwdenaamEva,omdatzijde moedervanallelevendenwas.
21OokvoorAdamenzijnvrouwmaaktedeHEEREGod klederenvanvellenenkleeddehendaarmee
22EndeHEEREGodzeide:Zie,demensisgewordenals Onzereen,kennendegoedenkwaad;nudan,dathijniet zijnhanduitstrekkeenookvandeboomdeslevensneme, enete,enineeuwigheidleve!
23DaaromzonddeHEEREGodhemweguitdehofvan Edenomdeaardbodemtebewerken,waaruithijgenomen was.
24ToenverdreefHijdemens,enHijplaatstetenoosten vandehofvanEdendecherubijneneneenvlammend zwaard,datzichheenenweerwendde,omdewegnaarde boomdeslevenstebewaken
HOOFDSTUK4
1EnAdamhadgemeenschapmetEva,zijnvrouw,enzij werdzwangerenbaardeKaïn,enzeide:Ikhebeenman vandenHEEREverkregen.
2EnzijbaardewederomzijnbroederAbelEnAbelwas eenschaapherder,maarKaïnwaseenlandbouwer
3EnnaverloopvantijdgebeurdehetdatKaïnvande vruchtvandeaardeeenofferaandeHEEREbracht
4EnAbelbrachtookvandeeerstelingenzijnerkleinveeen vanhetvetdaarvan;endeHEEREzagAbelenzijnoffer aan
5MaarKaïnenzijnofferzaghijnietaan.EnKaïnwerd zeertoornig,enzijngelaatbetrok
6ToenzeideHEEREtegenKaïn:Waarombenjezo toornigenwaaromisjegezichtzosomber?
7Indiengijgoeddoet,zultgijnietaangenomenworden? Enindiengijnietgoeddoet,ligtdezondeaandedeurEn naaruzalzijnbegeertezijn,engijzultoverhemheersen.
8EnKaïnsprakmetzijnbroerAbelEnhetgebeurde,toen zijophetveldwaren,datKaïntegenzijnbroerAbel opstondenhemdoodde.
9EndeHEEREzeidetotKaïn:WaarisAbel,uwbroeder?
Enhijzeide:Datweetikniet;beniksomsdehoedervan mijnbroeder?
10Enhijzei:Wathebtugedaan?Hetbloedvanuwbroer roepttotMijvanuitdegrond
11Ennubenjevervloektenzalweggevoerdwordenvan deaarde,diehaarmondheeftgeopendomhetbloedvanje broeruitjouwhandteontvangen;
12Wanneergijdegrondbewerkt,zalhijuzijnkrachtniet meergeven;eenvluchtelingeneenlandloperzultgijopde aardezijn
13ToenzeiKaïntegendeHEERE:Mijnstrafistegroot omtedragen
14Zie,Gijhebtmijhedenvandeaardbodemverdreven;en ikzalvoorUwaangezichtverborgenzijn;ikzaleen vluchtelingeneenlandloperzijnopdeaarde;enhetzal geschieden,dateenieder,diemijvindt,mijzaldoden
15EndeHEEREzeidetothem:Daarom,wieKaïndoodt, aanhemzalzevenvoudigwraakgenomenwordenEnde HEEREsteldeeenmerktekenopKaïn,opdatniemand,die hemvond,hemzoudoden.
16ToengingKaïnwegvanhetaangezichtvandeHEERE enwoondeinhetlandNod,tenoostenvanEden
17EnKaïnbekendezijnvrouw,enzijwerdzwangeren baardeHenochHijbouwdeeenstadengafdenaamvan destadaanzijnzoon:Henoch.
18EnHenochwerdIradgeboren;enIradverwekte Mehujaël;enMehujaëlverwekteMethusaël;enMethusaël verwekteLamech
19EnLamechnamzichtweevrouwen;denaamvande enewasAda,endenaamvandeandereZilla
20EnAdabaardeJabal;hijwerddevadervanhendiein tentenwonenenvanhendieveehebben
21EndenaamvanzijnbroerwasJubal;hijwasdevader vanallendiedeharpendeorgelbespeelden.
22ZillabaardeookTubalkaïn,diedekunstvanhet bewerkenvankoperenijzeronderweesDezustervan TubalkaïnwasNaäma.
23EnLamechzeidetotzijnvrouwen,AdaenZilla:Hoort mijnstem,gijvrouwenvanLamech,luistertnaarmijnrede,
wantikhebeenmangedoodtotmijnverwondingen,en eenjongemantotmijnonrecht.
24AlsKaïnzevenvoudiggewrokenwordt,danLamech zevenenzeventigvoudig.
25EnAdamhadopnieuwgemeenschapmetzijnvrouw,en zijbaardeeenzoon,enzijgafhemdenaamSetWant, zeidezij,Godheeftmijeenanderzaadgesteldindeplaats vanAbel,diedoorKaïngedoodwerd.
26OokaanSetwerdeenzoongeboren,enhijnoemdehem EnosToenbegonmendeNaamvandeHEEREaante roepen
HOOFDSTUK5
1DitishetboekvandegeslachtenvanAdamTendage datGoddemensschiep,maakteHijhemnaardegelijkenis vanGod;
2ManenvrouwschiepHijhen,enHijzegendehenen noemdehunnaamAdam,opdedagdatzijgeschapen werden
3EnAdamleefdehonderddertigjaar,enverwekteeen zoonnaarzijngelijkenis,naarzijnevenbeeld;enhijgaf hemdenaamSeth
4EndedagenvanAdam,nadathijSethverwekthad, warenachthonderdjaar;enhijverwektezonenendochters: 5AldedagendieAdamleefde,warennegenhonderddertig jaar;enhijstierf
6EnSetleefdehonderdvijfjaar,enverwekteEnos.
7EnSetleefde,nadathijEnosverwekthad,achthonderd zevenjaar,enhijverwektezonenendochters:
8AldedagenvanSetwarennegenhonderdtwaalfjaar;en hijstierf
9EnEnosleefdenegentigjaar,enverwekteKenan 10EnEnosleefde,nadathijKenanverwekthad, achthonderdvijftienjaar,enhijverwektezonenendochters: 11AldedagenvanEnoswarennegenhonderdvijfjaar;en hijstierf.
12EnKenanleefdezeventigjaar,enverwekteMahalaleel 13EnKenanleefde,nadathijMahalaleelverwekthad, achthonderdveertigjaar,enhijverwektezonenendochters. 14AldedagenvanKenanwarennegenhonderdtienjaar; enhijstierf
15EnMahalaleelleefdevijfenzestigjaar,enverwekte Jared:
16EnMahalaleelleefde,nadathijJaredverwekthad, achthonderddertigjaar,enhijverwektezonenendochters. 17AldedagenvanMahalaleelwaren achthonderdvijfennegentigjaar;enhijstierf.
18EnJaredleefdehonderdtweeenzestigjaar,enhij verwekteHenoch
19EnJaredleefde,nadathijHenochverwekthad, achthonderdjaar,enhijverwektezonenendochters: 20AldedagenvanJaredwaren negenhonderdtweeënzestigjaar;enhijstierf
21EnHenochleefdevijfenzestigjaar,enverwekte Methuselah
22EnHenochwandeldemetGod,nadathijMethuselah verwekthad,driehonderdjaar,enhijverwektezonenen dochters
23AldedagenvanHenochwarendriehonderdvijfenzestig jaar
24EnHenochwandeldemetGod,enhijwasnietmeer, wantGodhadhemweggenomen.
25EnMetuselachleefdehonderdzevenentachtigjaar,en hijverwekteLamech.
26EnMetuselachleefde,nadathijLamechverwekthad, zevenhonderdtweeëntachtigjaar,enhijverwektezonenen dochters
27AldedagenvanMetuselachwaren negenhonderdnegenenzestigjaar;enhijstierf
28EnLamechleefdehonderdtweeentachtigjaar,en verwekteeenzoon:
29EnhijnoemdehemNoach,zeggende:Dezezalons troostenoverhetwerkendemoeiteonzerhanden, vanwegedeaardbodem,diedeHEEREvervloektheeft
30EnLamechleefde,nadathijNoachverwekthad, vijfhonderdvijfennegentigjaar,enhijverwektezonenen dochters
31AldedagenvanLamechwaren zevenhonderdzevenenzeventigjaar;enhijstierf.
32NoachwasvijfhonderdjaaroudToenverwekteNoach Sem,ChamenJafeth
HOOFDSTUK6
1Enhetgebeurde,toendemensenzichopdeaardbodem begonnentevermenigvuldigenenhundochtersgeboren werden,
2ToendezonenvanGodzagendatdedochtersvande mensenmooiwaren,namenzijzichvrouwenuitallendie zijverkozen
3EndeHEEREzeide:MijnGeestzalnietvooreeuwig metdemenstwisten,omdatookhijvleesis;nochtans zullenzijndagenhonderdtwintigjaarzijn
4Indiedagen,enookdaarna,warenerreuzenopdeaarde, toenGodszonenbijdedochtersvandemensenkwamenen diekinderenvoorhenbaarden;ditzijndegeweldenaars vanoudetijdenaf,mannenvannaam.
5ToendeHEEREzagdatdeslechtheidvandemensopde aardegrootwasendataldegedachtespinselsvanzijnhart elkedagalleenmaarslechtwaren.
6ToenkreegdeHEEREerberouwoverdatHijdemens opdeaardegemaakthad,enhetsmartteHeminZijnhart
7ToenzeideHEERE:Ikzaldemens,dieIkgeschapen heb,vandeaardbodemverdelgen,zoweldemensalshet vee,hetkruipendgedierteendevogelsdeshemels,want hetberouwtMijdatIkhengemaaktheb.
8MaarNoachvondgenadeindeogenvandeHEERE
9DitzijndeafstammelingenvanNoach:Noachwaseen rechtvaardigenonberispelijkmanonderzijntijdgenoten, enNoachwandeldemetGod
10EnNoachverwektedriezonen:Sem,ChamenJafeth
11DeaardewasverdorvenvoorGodsaangezicht,ende aardewasvolgeweld
12EnGodzagdeaarde,enzie,zijwasverdorven;wantal watleeft,hadzijnwegopdeaardeverdorven
13EnGodzeidetotNoach:Heteindevanalwatleeftis voorMijnaangezichtgekomen,wantdoorhuntoedoenis deaardevolgeweldenarij;enzie,Ikgahenmetdeaarde verdelgen
14Maakvooruzelfeenarkvangoferhout.Maakindeark vakkenenbestrijkhemvanbinnenenvanbuitenmetpek
15Enditishetmodeldatumoetmaken:delengtevande arkzaldriehonderdelzijn,debreedtevijftigelende hoogtedertigel
16Gijzulteenvensterindearkmaken,engijzulthetvan bovenopeenelafwerken;endedeurvandearkzultgij aandezijkantervanaanbrengen;meteenonderste,een tweedeeneenderdeverdiepingzultgijhaarmaken
17Enzie,Ik,Ikbrengeenwatervloedoverdeaardeomal hetvlees,waarineenlevensademis,vanonderdehemelte verdelgenEnalleswatopdeaardeis,zalsterven 18MaarmetuzalIkMijnverbondsluitenGadaninde ark,u,uwzonen,uwvrouwendevrouwenvanuwzonen metu.
19Envanallelevendewezens,vanallevlees,moetuer tweevanelkesoortindearkbrengen,omzemetuinleven tehouden;hetmoetenmannetjesenvrouwtjeszijn.
20Vanhetgevogeltenaarzijnsoort,envanhetveenaar zijnsoort,envanalhetkruipendgediertederaardenaar zijnsoort,zullenertweevanelknaarutoekomen,omdie inleventehouden
21Enneemvanalhetvoedseldatgegetenwordt,datgij eet,totuenverzamelhet;hetzaltotvoedselzijnvooruen voorhen
22Noachdeeddit;hijdeedalleswatGodhemgeboden had.
HOOFDSTUK7
1ToenzeideHEEREtegenNoach:Gametheeljehuisin deark,wantikhebgeziendatjijrechtvaardigbentindit geslacht.
2Vanelkreindiermoetuzevenstuksvooruzelfnemen, hetmannetjeenzijnwijfje;envandedierendienietrein zijn,tweestuks,hetmannetjeenzijnwijfje.
3Ookvanhetgevogeltedeshemelszeveningetal,het mannetjeenhetwijfje,omzaadlevendtehoudenopde geheleaarde.
4Wantnogzevendagen,enIkzalhetveertigdagenen veertignachtenopdeaardelatenregenenEnIkzalalles watleeftenbestaat,datIkgemaaktheb,vandeaardbodem wegvagen
5EnNoachdeedovereenkomstigalleswatdeHEERE hemgebodenhad.
6Noachwaszeshonderdjaaroudtoendewatervloedover deaardekwam
7ToengingNoachmetzijnzonen,zijnvrouwende vrouwenvanzijnzonenmethemdearkin,vanwegehet watervandevloed.
8Vandereinedierenenvandedierendienietreinzijn, vanhetgevogelteenvanalwatopdeaardekruipt,
9ErgingentweeaantweenaarNoachindeark,het mannetjeenhetvrouwtje,zoalsGodNoachhadgeboden.
10Enhetgebeurdenazevendagen,dathetwatervande vloedopdeaardewas
11InhetzeshonderdstejaarvanNoachsleven,opde zeventiendedagvandetweedemaand,opdiezelfdedag werdenallebronnenvandegrotewatervloed opengebrokenenwerdendesluizenvandehemelgeopend 12Enhetregendeveertigdagenenveertignachtenopde aarde.
13OpdiezelfdedaggingenNoach,Sem,ChamenJafeth, dezonenvanNoach,enNoachsvrouwendedrievrouwen vanzijnzonenmethen,dearkin
14Zij,enallewildedierennaarhunsoort,enalhetvee naarhunsoort,enalhetkruipendgediertedatopdeaarde kruiptnaarzijnsoort,enalhetgevogeltenaarzijnsoort, allevogelsvanallerleisoort
15EnzijgingentotNoachindeark,tweeaantweevanal hetvlees,waarindelevensademwas
16Enzijdienaarbinnengingen,kwamenbinnen,manen vrouw,vanallevlees,zoalsGodhemgebodenhad;ende HEEREsloothemop
17Endevloedwasveertigdagenlangoverdeaarde;en hetwaternamtoe,enhiefdearkop,enzijwerdbovende aardeopgeheven
18Toennamhetwatertoeenwerdzeerhoogopdeaarde, zodatdearkophetwaterterechtkwam
19Enhetwaternameenhogegraadtoebovendeaarde, zodatallehogebergenonderdehemelbedektwerden.
20Vijftienelhogersteeghetwater,endebergenwerden bedekt
21Enallevleesdatzichopdeaardebewoog,stierf:het gevogelte,hetvee,dewildedierenenalhetkruipend gediertedatopdeaardekruipt,enallemensen
22Alleswatlevensademhad,alleswatophetdrogewas, stierf
23Enalhetlevenopdeaardbodemwerdverdelgd:de mens,hetvee,dekruipendedierenendevogelsindelucht. ZijwerdenvandeaardeweggevaagdAlleenNoachbleef over,methendiebijhemindearkwaren
24Enhetwaterwashonderdvijftigdagenlanghoogboven deaarde
HOOFDSTUK8
1EnGoddachtaanNoachenaanalhetgedierteenaanal hetveedatbijhemindearkwas.ToenlietGodeenwind overdeaardewaaien,zodathetwatersteeg
2Ookwerdendebronnenvandediepteendesluizenvan dehemeldichtgestopt,enderegenuitdehemelwerd tegengehouden;
3Enhetwaterstroomdevoortdurendterugvandeaarde Maarnaverloopvanhonderdvijftigdagennamhetwateraf.
4Endearkbleefvastzittenopdezeventiendedagvande zevendemaandophetgebergtevanArarat
5Enhetwaternamvoortdurendaf,totaandetiende maandIndetiendemaand,opdeeerstedagvandemaand, werdendetoppenvandebergenzichtbaar.
6Enhetgeschieddenaverloopvanveertigdagen,dat Noachhetvenstervandearkopende,dathijgemaakthad
7Enhijlieteenraaflos,dieheenenweervloog,totdathet waterbovendeaardewasopgedroogd.
8Ookliethijeenduiflosomtezienofhetwatervande aardbodemwasafgenomen
9Maardeduifvondgeenrustplaatsvoorhaarvoetzool,en zekeerdenaarhemterugindeark,wanterstondnogwater overdeheleaarde.Toenstakhijzijnhanduit,namhaar aanentrokhaarnaarzichtoeindeark
10Enhijbleefnogeenszevendagen,enlietdeduif opnieuwuitdearklos,
11Toenkwamdeduiftegendeavondnaarhemtoe,enzie, inhaarsnavelwaseenafgepluktolijfblad.ZowistNoach dathetwateropdeaardewasgezakt
12Enhijbleefnogeenszevendagen,enlietdeduifweer los,maardiekwamnietmeernaarhemterug.
13Enhetgeschieddeinhetzeshonderdsteeneerstejaar,in deeerstemaand,opdeeerstedermaand,datdewateren vanbovendeaardeopdroogden;enNoachdeedhetdeksel vandearkaf,enzag,enziet,deoppervlaktevande aardbodemwasdroog
14Enindetweedemaand,opdezevenentwintigstedag vandemaand,werddeaardedroog
15EnGodspraktotNoach,zeggende:
16Gauitdeark,u,uwvrouw,uwzonenendevrouwen vanuwzonenmetu
17Laatallelevendewezensdiebijuzijn,metu meekomen,vanallevlees,vanhetgevogeltetothetveeen vanalhetkruipendgediertedatopdeaardekruipt,zodat zezichrijkelijkopdeaardekunnenvoortplanten, vruchtbaarzijnenzichopdeaardekunnen vermenigvuldigen
18ToengingNoachweg,metzijnzonen,zijnvrouwende vrouwenvanzijnzonenmethem
19Allewildedieren,allekruipendedieren,allevogelsen alleswatopdeaardekruipt,naarhunsoort,gingenuitde ark
20ToenbouwdeNoacheenaltaarvoordeHEEREHij namvanalhetreineveeenvanalhetreinegevogelteen offerdebrandoffersophetaltaar
21ToendeHEEREdieaangenamegeurrook,zeide HEEREbijZichzelf:Ikzaldeaardbodemnietweer vervloekenomdesmensenwil,wanthetvoortbrengselvan hethartvandesmensenisboosvanzijnjeugdafOokzal Iknietmeeralhetlevendeslaan,zoalsIkgedaanheb.
22Zolangdeaardebestaat,zullenzaaiingenoogst,koude enhitte,zomerenwinter,dagennachtnietophouden
HOOFDSTUK9
1EnGodzegendeNoachenzijnzonen,enzeidetothen: Weestvruchtbaar,enwordttalrijk,envervultdeaarde
2Endevreesendeschrikvooruzullenzijnoveralhet gediertederaarde,overalhetgevogeltedeshemels,over alwatopdeaardekruiptenoverallevissenderzee;zij zijninuwhandovergegeven
3Alleswatbeweegtenleeft,zalutotvoedselzijn;evenals hetgroenekruidhebIkuditallesgegeven
4Maarvleesmethetlevenerin,datwilzeggenhetbloed, magunieteten
5EnIkzalhetbloedvanuwleven,uwleven,eisenVan alledierenenvandemensenzalIkheteisenVanieders broederzalIkhetlevenvandemenseisen.
6Wiehetbloedvaneenmensvergiet,diensbloedzaldoor demensvergotenwordenWantnaarhetbeeldvanGod heeftHijdemensgemaakt
7Engij,weestvruchtbaarenwordttalrijk;zaaitweligop deaardeenwordttalrijkdaarop.
8EnGodspraktotNoachentotzijnzonendiebijhem waren,zeggende:
9EnIk,zie,IkrichtMijnverbondopmetuenmetuw nageslachtnau;
10Enmetallelevendewezensdiebijuzijn:devogels,het veeenallewildedierenopaarde,vanalleswatuitdearkis gegaantotallewildedierenopaarde
11Ikzalmijnverbondmetusluiten:nooitmeerzalalle vleesdoorhetwatervandevloedwordenuitgeroeid,ener zalgeenvloedmeerzijnomdeaardetevernietigen
12EnGodzeide:Ditishettekenvanhetverbond,datIk sluittussenMijenu,entussenallelevendewezens,diebij uzijn,vooreeuwigegeslachten:
13Ikplaatsmijnboogindewolken,endiezalzijntoteen tekenvanhetverbondtussenMijendeaarde
14Enhetzalgeschieden,wanneerIkeenwolkoverde aardebreng,datdeboogindewolkgezienzalworden.
15Ikzalaanmijnverbonddenken,dateristussenMij,u enallelevendewezensvanallevlees;danzullende waterennietmeertoteenvloedwordenomalwatleeftte verderven
16Endeboogzalindewolkenzijn,enikzalernaarkijken omtegedenkenaanheteeuwigeverbondtussenGoden allelevendewezensvanallevlees,datopdeaardeis
17EnGodzeidetotNoach:Ditishettekenvanhet verbond,datIkgeslotenhebtussenMijenalhetvlees,dat opdeaardeis
18DezonenvanNoach,dieuitdearkgingen,warenSem, ChamenJafeth.ChamisdevadervanKanaän.
19DitzijndedriezonenvanNoachHunzonenbedekten deheleaarde
20EnNoachbegonalslandbouwerenhijplantteeen wijngaard
21Toenhijvandewijnhadgedronken,werdhijdronken Hijwerdontkleedinzijntent.
22ToenCham,devadervanKanaän,denaaktheidvanzijn vaderzag,verteldehijhetaanzijntweebroersbuiten
23ToennamenSemenJafeteenkleed,legdenhetophun beiderschoudersenliepenachterwaartsomdenaaktheid vanhunvadertebedekkenHungezichtenwarenafgewend, zodatzijdenaaktheidvanhunvadernietzagen.
24ToenNoachuitzijnroesontwaakte,merktehijwatzijn jongstezoonhemhadaangedaan
25Enhijzeide:VervloektzijKanaän;eendienaarder dienarenzalhijvoorzijnbroederszijn
26Enhijzeide:GeprezenzijdeHEERE,deGodvanSem! enKanaänzalHemtotdienaarzijn.
27GodzalJafetuitbreiden,enhijzalwonenindetenten vanSem,enKanaänzalhemtotdienaarzijn
28EnNoachleefdenadezondvloednog driehonderdvijftigjaar
29AldedagenvanNoachwarennegenhonderdvijftigjaar; enhijstierf
HOOFDSTUK10
1DitzijndeafstammelingenvandezonenvanNoach: Sem,ChamenJafethNadezondvloedwerdeneraanhen zonengeboren
2DezonenvanJafethwaren:Gomer,Magog,Madai, Javan,Tubal,MesechenTiras.
3EndezonenvanGomerwaren:Askenaz,Rifathen Togarma
4EndezonenvanJavanwaren:ElisaenTarsis,deKittiërs endeDodanieten
5Doorhenwerdendeeilandenderheidenvolkenverdeeld inhunlanden,iedernaarzijntaal,naarzijngeslachten, naarzijnnatiën
6DezonenvanChamwaren:Kus,Misraïm,Puten Kanaän.
7DezonenvanKuswaren:Seba,Havila,Sabta,Raëmaen SabtechaDezonenvanRaëmawaren:SebaenDedan 8EnKusverwekteNimrod;diebegoneengeweldenaarop deaardeteworden
9Hijwaseengeweldigjagervoorhetaangezichtvande HEERE;daaromwordtgezegd:ZoalsNimrod,een geweldigjagervoorhetaangezichtvandeHEERE 10HetbeginvanzijnkoninkrijkbestonduitBabel,Erech, AkkadenKalneinhetlandSinear
11UitdatlandisAssurvoortgekomenenhijheeftNineve gebouwd,endestadRehoboth,enKalah, 12EnResenligttussenNineveenKalah;dezegrotestad 13EnMizraïmverwekteLudieten,Anamieten,Lehabieten enNaftuïm,
14EndePathrusieten,deKasluchieten(uitwiede Filistijnenzijnvoortgekomen)endeKaftorieten
15EnKanaänverwekteSidon,zijneerstgeborene,enHeth, 16EndeJebusieten,deAmorietenendeGirgasieten, 17EndeHeviet,deArkietendeSiniet, 18EndeArvadiet,deZemarietendeHamathiet;enlater verspreiddendegeslachtenderKanaänietenzich 19DegrensvandeKanaänietenliepvanSidoninde richtingvanGerartotGaza,eninderichtingvanSodom, Gomorra,AdamaenZeboïmtotaanLasa 20DitzijndezonenvanCham,ingedeeldnaarhun geslachten,talen,landenenvolken.
21OokaanSem,devadervanallekinderenvanHeber,de broervandeoudsteJafet,werdenkinderengeboren
22DezonenvanSemwaren:Elam,Assur,Arpachsad,Lud enAram
23EndekinderenvanAram:Uz,enHul,enGether,en Mas.
24EnArfachsadgewonSalah;enSalahverwekteEber 25EnaanHeberwerdentweezonengeborenDenaam vandeenewasPeleg,omdatinzijndagendeaarde verdeeldwerdDenaamvanzijnbroerwasJoktan
26EnJoktangewonAlmodad,enSelef,enHazarmaveth, enJerah, 27EnHadoram,enUzal,enDikla, 28EnObal,enAbimaël,enSeba, 29EnOfir,HavilaenJobab;ditwarenallenzonenvan Joktan
30EnhunwoonplaatsreiktevanMesaaf,inderichting vanSefar,hetberglandinhetoosten
31DitzijndezonenvanSem,ingedeeldnaarhun geslachten,talen,landenenvolken
32DitzijndegeslachtenvandezonenvanNoach, ingedeeldnaarhunafstammingenhunvolkenNaarhen zijndevolkenopaardeverdeeldnadezondvloed
HOOFDSTUK11
1Endeheleaardehadééntaalenééntaal
2Toenzijnaarhetoostentrokken,vondenzijeenvlaktein hetlandSinear.Daargingenzijwonen.
3Enzijzeidentotelkander:Gaatheen,laatonsstenen maken,enlaatonszedoorbranden.Endestenenhaddenzij voorsteen,enhetslibhaddenzijvoorleem
4Enzijzeiden:Kom,latenwijvooronseenstadbouwen, eneentoren,waarvandetopindehemelreikt,enlatenwij vooronseennaammaken,opdatwijnietoverdehele aardeverstrooidworden
5ToendaaldedeHEEREneeromdestadendetorente ziendiedemensenkinderenaanhetbouwenwaren
6EndeHEEREzeide:Zie,hetiséénvolk,enzijallen hebbenééntaal;enditishetbeginvanwatzijdoen,ennu zalnietsonmogelijkzijn,watzijdenkentedoen
7Kom,latenWijneerdalenenhuntaaldaarverwarren, zodatzijelkaarstaalnietmeerbegrijpen
8ZoverspreiddedeHEEREhenvandaaroverdehele aarde,enzijhieldenopmetdebouwvandestad. 9DaaromnoemtmenhaarBabel,wantdaarheeftde HEEREdetaalvandeheleaardeverward,envandaar heeftdeHEEREhenoverdeheleaardeverspreid.
10DitzijndeafstammelingenvanSem:Semwashonderd jaaroudenverwekteArpachsadtweejaarnadevloed 11Semleefde,nadathijArpachsadverwekthad,nog vijfhonderdjaar,enhijverwektezonenendochters 12EnArpachsadleefdevijfendertigjaar,enverwekte Salah:
13EnArpachsadleefde,nadathijSalahverwekthad, vierhonderddriejaar,enhijverwektezonenendochters 14EnSalahleefdedertigjaar,enverwekteHeber: 15EnSalahleefde,nadathijHeberverwekthad, vierhonderddriejaar,enhijverwektezonenendochters 16EnHeberleefdevierendertigjaar,enverwektePeleg: 17EnHeberleefde,nadathijPelegverwekthad, vierhonderddertigjaar,enhijverwektezonenendochters 18EnPelegleefdedertigjaar,engewonRehu:
19EnPelegleefde,nadathijReüverwekthad,nog tweehonderdnegenjaar,enhijverwektezonenendochters 20EnRehuleefdetweeëndertigjaar,enverwekteSerug: 21EnRehuleefde,nadathijSerugverwekthad,nog tweehonderdzevenjaar,enhijverwektezonenendochters 22EnSerugleefdedertigjaar,enverwekteNahor.
23EnSerugleefde,nadathijNahorverwekthad, tweehonderdjaar,enhijverwektezonenendochters
24EnNahorleefdenegenentwintigjaar,enhijverwekte Terah:
25EnNahorleefde,nadathijTerahverwekthad,nog honderdnegentienjaar,enhijverwektezonenendochters.
26EnTerahleefdezeventigjaar,enverwekteAbram, NahorenHaran.
27DitzijndeafstammelingenvanTerach:Terach verwekteAbram,NahorenHaran,enHaranverwekteLot 28EnHaranstierfvoorhetaangezichtvanzijnvader Terah,inzijngeboorteland,inUrderChaldeeën.
29AbramenNahornamenzichtweevrouwenDenaam vanAbramsvrouwwasSarai,endenaamvanNahors vrouwwasMilka,dedochtervanHaran,devadervan MilkaendevadervanJiska
30Saraiwasonvruchtbaarenhadgeenkinderen.
31TerachnamzijnzoonAbrammee,enLot,dezoonvan Haran,zijnkleinzoon,enSarai,zijnschoondochter,de vrouwvanzijnzoonAbram.ZijvertrokkenmethenuitUr inChaldeaomnaarhetlandKanaäntegaanZijkwamen inHaranenwoondendaar
32DedagenvanTerachwarentweehonderdvijfjaar;en TerachstierfinHaran.
HOOFDSTUK12
1DeHEEREnuhadtotAbramgezegd:Gauituwland,uit uwmaagschapenuithethuisvanuwvader,naarhetland datIkuwijzenzal.
2EnIkzalutoteengrootvolkmaken,enuzegenen,en uwnaamgrootmaken;engijzulttoteenzegenzijn
3EnIkzalzegenendieuzegenen,enwieuvervloekt,zal Ikvervloeken;eninuzullenallegeslachtendes aardbodemsgezegendworden.
4ToenvertrokAbram,zoalsdeHEEREtothemgesproken had,enLotgingmethemmeeAbramwasvijfenzeventig jaaroud,toenhijuitHaranvertrok.
5ToennamAbramSarai,zijnvrouw,enLot,dezoonvan zijnbroer,enalhunbezittingendiezijverworvenhadden, endemensendiezijinHaranverworvenhadden,enzij gingenopwegomnaarhetlandKanaäntegaanEnzij kwameninhetlandKanaän
6EnAbramtrokdoorhetlandtotaandeplaatsvan Sichem,totaandevlaktevanMoreEndeKanaänieten warentoeninhetland
7ToenverscheendeHEEREaanAbramenzei:Aanuw nageslachtzalIkditlandgevenDaarbouwdehijeen altaarvoordeHEERE,dieaanhemverschenenwas 8Hijbrakvandaaropnaarhetgebergtetenoostenvan Bethel,ensloegzijntentoptussenBethelinhetwestenen AiinhetoostenDaarbouwdehijeenaltaarvoorde HEEREenriepdeNaamvandeHEEREaan.
9EnAbramtrokverder,steedsverdernaarhetzuiden 10Toenerhongersnoodinhetlandontstond,trokAbram naarEgypteomdaaralsvreemdelingteverblijven.De hongersnoodwasnamelijkzwaarinhetland
11Enhetgebeurde,toenhijophetpuntstondomnaar Egyptetegaan,dathijtotSarai,zijnvrouw,zeide:Zietoch, ikweet,datgijeenvrouwzijt,schoonvanuiterlijk 12Daaromzalhetgebeuren,wanneerdeEgyptenarenu zien,datzijzullenzeggen:Ditiszijnvrouw!Enmijzullen zijdoden,maaruzullenzijinhetlevenlaten
13Zegtochdatumijnzusterbent,danzalhetmijom uwentwilwelgaanenzalmijnzielomuwentwilleven.
14ToenAbraminEgyptekwam,zagendeEgyptenaren datdevrouwzeermooiwas
15OokdevorstenvanFaraozagenhaarenprezenhaarbij Farao;endevrouwwerdmeegenomennaarhethuisvan Farao.
16EnhijbehandeldeAbramgoedomwillevanhaar;enhij kreegschapenenrunderen,enezels,enslavenen slavinnen,enezelinnen,enkamelen
17EndeHEEREtrofFaraoenzijnhuismetzwareplagen, vanwegeSarai,devrouwvanAbram
18ToenriepFaraoAbramenzei:Wathebtumij aangedaan?Waaromhebtumijnietvertelddatzijuw vrouwwas?
19Waaromhebtugezegd:Zijismijnzuster?Ikhebhaar tochtotvrouwgenomen?Nudan,zie,uwvrouw,neem haarengaheen
20Toengafdefaraozijnmannenbeveloverhem,enzij lietenhemgaan,metzijnvrouwenalleswathijhad
HOOFDSTUK13
1ToentrokAbramuitEgypte,hij,zijnvrouwenalleswat hijhad,enLotmethem,naarhetZuiderland.
2EnAbramwaszeerrijkaanvee,aanzilverenaangoud.
3EnhijreisdeverdervanhetzuidentotaanBethel,totaan deplaatswaarzijntenteersthadgestaan,tussenBethelen Ai;
4Naardeplaatsvanhetaltaardathijdaarvroegergemaakt hadDaarriepAbramdeNaamvandeHEEREaan 5EnookLot,diemetAbrammeeging,hadkleinvee, runderenententen
6Enhetlandkonhetnietdragendatzijbijelkaarwoonden, wanthunbezitwaszogrootdatzijnietbijelkaarkonden wonen
7ErontstondonenigheidtussendeherdersvanAbrams veeendeherdersvanLotsveeOokdeKanaänietenende Ferezietenwoondentoenindatland
8ToenzeiAbramtegenLot:Laatertochgeentwistzijn tussenmijenu,entussenmijnherdersenuwherders;want wijzijnbroers
9Ligthethelelandnietvooruopen?Scheidutochvan mijafAlsunaarlinksgaat,zaliknaarrechtsgaan;enals unaarrechtsgaat,zaliknaarlinksgaan
10ToensloegLotzijnogenopenzagdatdehelevlakte vandeJordaanoveralrijkelijkbewaterdwas,voordatde HEERESodomenGomorraverwoestte,netalsdehofvan deHEERE,alshetlandvanEgypte,alsmenbijZoarkomt.
11ToenkoosLotvoorzichdehelevlaktevandeJordaan, enLottroknaarhetoosten;enzijscheiddenzichvan elkaaraf.
12AbramwoondeinhetlandKanaänenLotwoondeinde stedenvandevlakteensloegzijntentenopinderichting vanSodom.
13MaardemannenvanSodomwarenslechtenzondigden zeertegendeHEERE
14EndeHEEREzeidetotAbram,nadatLotvanhem gescheidenwas:Slanuuwogenop,enzievandeplaats waargijzijt,naarhetnoorden,ennaarhetzuiden,ennaar hetoosten,ennaarhetwesten.
15Wantalhetlanddatuziet,zalIkaanuenaanuw nageslachtgeven,vooreeuwig 16EnIkzaluwnageslachtmakenalshetstofvandeaarde. Indieniemandhetstofvandeaardekantellen,zalookuw nageslachtgeteldworden
17Staop,gadoorhetland,indelengteenindebreedte, wantIkzalhetugeven
18ToenbrakAbramzijntentenopengingwoneninde vlaktevanMamre,bijHebron,enhijbouwdedaareen altaarvoordeHEERE
HOOFDSTUK14
1EnhetgebeurdeindedagenvanAmrafel,dekoningvan Sinear,vanArjoch,dekoningvanEllasar,van Kedorlaomer,dekoningvanElam,envanTidal,dekoning vandeheidenvolken, 2DezevoerdenoorlogtegenBera,dekoningvanSodom, tegenBirsa,dekoningvanGomorra,tegenSinab,de koningvanAdma,tegenSemeber,dekoningvanZeboïm, entegendekoningvanBela,hethuidigeZoar
3DezekwamenallemaalsameninhetdalvanSiddim,de Zoutzee.
4TwaalfjaardiendenzijKedorlaomer,maarinhet dertiendejaarkwamenzijinopstand.
5EninhetveertiendejaarkwamKedorlaomermetde koningendiebijhemwaren,enversloegendeRefaïetenin Asteroth-Karnaïm,deZuzieteninChamendeEmietenin Sawe-Kirjathaim.
6EndeHorietenophungebergteSeïr,totaanEl-Paran, dataandewoestijnligt
7ToenkeerdenzijterugenkwamenteEnmispat,datnu Kadesis,enzijversloegenhetgehelelandderAmalekieten enookdeAmorieten,dieinHazezon-Tamarwoonden.
8ToentrokkendekoningvanSodom,dekoningvan Gomorra,dekoningvanAdama,dekoningvanZeboïmen dekoningvanBela(hetzelfdeisZoar)uitenzijstreden tegenheninhetdalvanSiddim
9MetKedorlaomer,dekoningvanElam,enmetTidal,de koningvandevolken,enAmrafel,dekoningvanSinear, enArjoch,dekoningvanEllasar:vierkoningenmetvijf 10EnhetdalvanSiddimwasvollijmputten;ende koningenvanSodomenGomorravluchttenenvielen daarin;endeovergeblevenenvluchttennaarhetgebergte 11ZijnamenallebezittingenvanSodomenGomorramee, enalhunlevensmiddelen,engingenweg.
12ToennamenzijLot,dezoonvanAbramsbroer,diein Sodomwoonde,enzijnbezittingenmeeenvertrokken 13ToenkwamereenontkomenmandiehetaanAbram, deHebreeër,berichtteHijwoondenamelijkindevlakte vanMamre,deAmoriet,debroervanEskolendebroer vanAner.Dezetweemannenwarenbondgenotenvan Abram
14ToenAbramhoordedatzijnbroergevangenwas genomen,bewapendehijzijngeoefendedienaren,diein zijneigenhuisgeborenwaren,driehonderdachttienman, enhijachtervolgdehentotaanDan
15Enhijverdeeldezichdesnachtstegenhen,hijenzijn dienaren,enversloeghen,enachtervolgdehentotaan Hoba,dataandelinkerkantvanDamascusligt
16Enhijbrachtaldegoederenterug,enookzijnbroerLot endiensgoederen,enookdevrouwenenhetvolk
17ToenhijterugkwamvandenederlaagvanKedorlaomer endekoningendiebijhemwaren,gingdekoningvan SodomhemtegemoetinhetdalSawe,hetkoningsdal 18EnMelchizedek,dekoningvanSalem,brachtbrooden wijn;enhijwaseenpriestervandeallerhoogsteGod.
19Enhijzegendehemenzei:GezegendzijAbramdoor God,deAllerhoogste,deScheppervanhemelenaarde! 20EngeloofdzijGod,deAllerhoogste,DieUwvijanden inUwhandovergeleverdheeftEnHijgafHemtienden vanalles
21ToenzeidekoningvanSodomtegenAbram:Geefmij demensen,enneemdegoederenvoorjezelf
22EnAbramzeidetotdenkoningvanSodom:Ikhebmijn handopgeheventotdenHEERE,denAllerhoogstenGod, Diehemelenaardebezit, 23datiknietszalwegnemen,vaneendraadtoteen schoenriem,endatiknietsvanhetuwezalnemen,opdat gijnietzoudtzeggen:IkhebAbramrijkgemaakt; 24Behalvewatdejongemannengegetenhebben,enhet deelvandemannendiemetmijmeegegaanzijn,Aner, EskolenMamre;zijmogenhundeelnemen
1HiernakwamhetwoordvandeHEEREtotAbramineen visioen:Weesnietbang,Abram,Ikbenuwschildenuw loonzalzeergrootzijn.
2ToenzeiAbram:HeereHEERE,watzultGijmijgeven, daarikkinderloosheengaendebeheerdervanmijnhuis dezeEliëzeruitDamascuszalzijn?
3EnAbramzeide:Zie,mijhebtGijgeenzaadgegeven;en zie,eeninmijnhuisgeborenezalmijnerfgenaamzijn
4Enzie,hetwoordvandeHEEREkwamtothem:Deze zaluwerfgenaamnietzijn,maarwieuituweigenlichaam voortkomt,diezaluwerfgenaamzijn.
5EnHijleiddehemnaarbuitenenzei:Kijktochnaarde hemelenteldesterren,alsjezekunttellenEnHijzei tegenhem:Zogrootzaluwnageslachtzijn.
6EnhijgeloofdeindeHEERE,enDierekendehemdat totgerechtigheid
7EnHijzeidetothem:IkbendeHEERE,DieuuitUrder Chaldeeëngeleidheb,omuditlandinbezittegeven
8Enhijzeide:HeereHEERE,waaraanzalikweten,datik heterfelijkbezittenzal?
9EnHijzeidetothem:Neemmijeendriejarigejongekoe, eendriejarigegeit,eendriejarigeram,eentortelduifeneen jongeduif.
10Enhijnamaldezedingenbijzich,verdeeldezein tweeënenlegdezeelktegenelkaar,maardevogels verdeeldehijniet.
11Toendevogelsopdekadaversafkwamen,joegAbram zeweg
12Toendezononderging,vielereendiepeslaapop AbramEnzie,eengroteduisternisvielophem
13EnhijzeidetotAbram:Weetzeker,datuwzaad vreemdelingzalzijnineenland,datniethethunneis,en datzijhenzullendienen;enzijzullenhenvierhonderdjaar onderdrukken;
14Enookhetvolkdatzijdienen,zalIkoordelen;en daarnazullenzijmetgrotehaveuittrekken
15Engijzultinvredenaaruwvaderengaan;gijzult begravenwordenineengezegendeouderdom.
16Maarinhetvierdegeslachtzullenzijhierweer terugkomen,wantdeongerechtigheidvandeAmorietenis nognietvol.
17Enhetgebeurde,toendezonondergingenhetdonker werd,zie,erwaseenrokendeoveneneenbrandende fakkel,dietussendiestukkendoorging.
18OpdiezelfdedagslootdeHEEREeenverbondmet Abramenzei:AanuwnageslachtzalIkditlandgeven,van deriviervanEgypteaftotaandegroterivier,derivierde Eufraat
19DeKenieten,deKenizzietenendeKadmonieten, 20EndeHethieten,deFerezietenendeRefaïeten, 21EndeAmorieten,deKanaänieten,deGirgasietenende Jebusieten
HOOFDSTUK16
1Sarai,devrouwvanAbram,hadhemgeenkinderen geschonkenZijhadeenEgyptischeslavin,dieHagar heette.
2EnSaraizeidetotAbram:Zietoch,deHEEREheeftmij ervanweerhoudentebaren;gatochtotmijndienstmaagd;
misschienzalikkinderenbijhaarkrijgenEnAbram luisterdenaardestemvanSarai.
3EnSarai,devrouwvanAbram,namHagar,haarslavin uitEgypte,nadatAbramtienjaarinhetlandKanaän gewoondhad,engafhaaraanhaarmanAbramtotvrouw. 4HijkwambijHagarenzijwerdzwangerToenzijzag datzijzwangerwas,werdhaarmeesteresinhaarogen veracht.
5ToenzeiSaraitegenAbram:Mijnonrechtisjouwschuld IkhebmijnslavininjouwschootgelegdToenzijzagdat zijzwangerwas,werdikverachtinhaarogenDeHEERE zaloordelentussenmijenjou
6MaarAbramzeidetotSarai:Zie,uwslavinisinuwhand; doemethaarzoalshetgoeddunktToenSaraihaarhard behandelde,vluchttezijvanhaaraangezicht
7EndeEngelvandeHEEREvondhaarbijeenwaterbron indewoestijn,bijdebronaandewegnaarSur
8Enhijzeide:Hagar,slavinvanSarai,vanwaarkomtgij enwaarwiltgijheengaan?Enzijzeide:Ikvluchtvoorhet aangezichtvanmijnmeesteresSarai
9ToenzeideengelvandeHEEREtegenhaar:Gaterug naaruwmeesteresenonderwerpuaanhaarhanden.
10ToenzeideEngelvandeHEEREtegenhaar:Ikzaluw nageslachtzeertalrijkmaken,zodathetvanwegede menigtenietgeteldkanworden.
11ToenzeideengelvandeHEEREtegenhaar:Zie,je bentzwangerenzulteenzoonbaren,enjezulthemde naamIsmaëlgeven,wantdeHEEREheeftnaarjeellende geluisterd
12Hijzaleenwoestemanzijn;zijnhandzaltegenallen zijn,endehandvanallentegenhem;enhijzalvoorhet aangezichtvanalzijnbroederswonen
13EnzijnoemdedeNaamvandeHEERE,Dietothaar gesprokenhad:Gij,God,zietmij!Want,zeidezij,hebik ookhiernaarhemomgezien,Diemijziet?
14DaaromheettedebronBeërlahairoi;zie,hijligttussen KadesenBered.
15EnHagarbaardeAbrameenzoon;enAbramnoemde dezoondieHagargebaardhad,Ismaël
16Abramwaszesentachtigjaaroud,toenHagarIsmaël aanAbrambaarde
HOOFDSTUK17
1ToenAbramnegenennegentigjaaroudwas,verscheende HEEREaanAbramenzeitegenhem:IkbenGod,de Almachtige;wandelvoorMijnaangezichtenwees onberispelijk.
2EnIkzalMijnverbondsluitentussenMijenu,enIkzal uuitermatetalrijkmaken
3ToenvielAbramopzijnaangezicht,enGodsprakmet hem,zeggende:
4WatMijbetreft,zie,Mijnverbondismetjou,enjijzult devaderwordenvaneenmenigtevolken
5OokzaluwnaamnietmeerAbramzijn,maarAbraham; wanttoteenvadervanvelevolkenhebIkugesteld
6Ikzaluzeervruchtbaarmaken,enIkzalutotvolken maken,enkoningenzullenuituvoortkomen
7EnIkzalMijnverbondoprichtentussenMij,uenuw nageslachtnau,inhungeslachten,toteeneeuwigverbond, omuenuwnageslachtnautoteenGodtezijn
8Ikzalaanuenaanuwnageslachthetland,waarinuals vreemdelingverblijft,hetgehelelandKanaän,toteen eeuwigebezittinggeven,enIkzalhuntoteenGodzijn
9EnGodzeidetotAbraham:DaaromzultgijMijn verbondhouden,gijenuwnageslachtnau,inhun geslachten
10Ditismijnverbond,datgijhoudenzulttussenMij,uen uwnageslachtnau:alhetmannelijkeonderuzalbesneden worden
11Engijzulthetvleesvanuwvoorhuidbesnijden;enhet zaleentekenzijnvanhetverbondtussenMijenu
12Eniedereendieachtdagenoudis,moetbijubesneden worden,alwatmannelijkis,inuwgeneraties,zowel degenedieinuwhuisgeborenisalsdegenedievoorgeld gekochtisvaneenvreemdeling,dienietuituwnageslacht is.
13Iedereendieinuwhuisgeborenis,moetbesneden worden,eniedereendiemetuwgeldgekochtisEnmijn verbondzalinuwvleeszijntoteeneeuwigverbond.
14Enhetonbesnedenmannelijkekind,vanwiehetvlees vanzijnvoorhuidnietbesnedenis,diezielzaluitzijnvolk wordenuitgeroeid;hijheeftmijnverbondverbroken.
15EnGodzeidetotAbraham:WatuwvrouwSaraibetreft, gijzulthaarnietSarainoemen,maarhaarnaamzalSara zijn.
16IkzalhaarzegenenenuookuithaareenzoongevenIk zalhaarzegenenenzijzaleenmoedervanvolkenworden Koningenvanvolkenzullenuithaarvoortkomen.
17ToenwierpAbrahamzichmethetgezichtteraarde, lachteenzeibijzichzelf:Zalaaneenhonderdjarigenog eenkindgeborenworden?EnzalSara,dienegentigjaar oudis,baren?
18EnAbrahamzeidetotGod:Och,mochtIsmaëlvoorUw aangezichtleven!
19EnGodzeide:Sara,uwvrouw,zaluwerkelijkeenzoon baren,engijzulthemdenaamIzakgeven;enIkzalMijn verbondmethemoprichtentoteeneeuwigverbond,ook metzijnnageslachtnahem
20EnwatIsmaëlbetreft,IkhebnaarugeluisterdZie,Ik hebhemgezegend,enIkzalhemvruchtbaarmaken,enIk zalhemzeertalrijkmaken;twaalfvorstenzalhij verwekken,enIkzalhemtoteengrootvolkmaken
21MaarmijnverbondzalIkoprichtenmetIzak,dieSarau volgendjaaropdezevastgesteldetijdzalbaren
22ToenHijophieldmethemtespreken,gingGodvan Abrahamweg.
23EnAbrahamnamIsmaël,zijnzoon,enallendieinzijn huisgeborenwaren,enallendiemetzijngeldgekocht waren,allemannelijkemannenvanAbrahamshuis,en besneedhetvleesvanhunvoorhuidopdiezelfdedag,zoals Godhemgezegdhad
24Abrahamwasnegenennegentigjaaroud,toenhetvlees vanzijnvoorhuidbijhembesnedenwerd
25EnIsmaël,zijnzoon,wasdertienjaaroud,toenbijhem hetvleesvanzijnvoorhuidbesnedenwerd
26OpdiezelfdedagwerdenAbrahamenzijnzoonIsmaël besneden.
27Enallemannenvanzijnhuis,dieinhethuisgeboren warenenvoorgeldvaneenvreemdelinggekochtwaren, werdenmethembesneden.
HOOFDSTUK18
1ToenverscheendeHEEREaanhemindevlaktenvan Mamre.Hijzatindeingangvandetent,opdehittevande dag.
2Enhijhiefzijnogenopenzag,enzie,driemannen stondenbijhemEntoenhijhenzag,sneldehijhun tegemoetvandeingangvandetent,enboogzichteraarde.
3Enhijzeide:MijnHeer,indieniknugenadeinuwogen gevondenheb,gadantochnietvoorbijaanuwdienaar 4Laattochwatwaterhalen,wasuwvoetenenrustuit onderdeboom
5Enikzaleenbetebroodshalen,enuliedenvertroosten uwharten;daarnazultgijverdergaan;wantdaaromzijtgij totuwknechtgekomenEnzijzeiden:Doealzo,gelijkgij gesprokenhebt.
6ToenhaastteAbrahamzichnaardetent,naarSara,enzei: Maaksneldriematenmeelbloemklaar,kneedhetenvorm erkoekenvanopdehaard.
7ToenliepAbrahamnaardekudde,haaldeeenmalsen goedkalfengafhetaaneenjongeman,diehetsnelging klaarmaken.
8Toennamhijboter,melkenhetkalfdathijbereidhad, enzettehethunvoorHijbleefbijhenonderdeboom staan,enzijaten.
9Enzijzeidentothem:WaarisSara,uwvrouw?Enhij zeide:Zie,indetent
10Enhijzeide:Ikzalzekerlijktotuwederkerennaarden tijddeslevens;enziet,Sara,uwevrouw,zaleenzoon hebbenEnSarahoordehetindedeurvandetent,die achterhemwas.
11AbrahamenSarawarenoudenopleeftijdgekomen,en hetwasmetSaranietlangergebruikelijkomvrouwente vereren.
12DaaromlachteSarainzichzelfenzei:Zouiknog plezierhebben,nadatikoudbengeworden?Mijnheeris immersookoud.
13ToenzeideHEEREtegenAbraham:Waaromheeft Saragelachenengezegd:Zaliknogeenkindbaren, hoewelikoudben?
14ZouvoordenHEEREietstewonderlijkzijn?Opden bestemdentijdzalIktotuwederkeren,naardetijddes levens,enSarazaleenzoonhebben.
15ToenontkendeSara,zeggende:Ikhebnietgelachen, wantzijwasbevreesdEnhijzeide:Neen,maargijhebt gelachen.
16Toenstondendemannenvandaaropenrichttenhun blikinderichtingvanSodom.EnAbrahamgingmethen meeomhenopdewegtebrengen
17EndeHEEREzeide:ZalIkvoorAbrahamverbergen watIkdoe?
18AangezienAbrahamzekertoteengrootenmachtig volkzalworden,enallevolkenderaardeinhemgezegend zullenworden?
19WantIkkenhem,opdathijzijnkinderenenzijnhuisna hembevelenzal,enzijdewegdesHEERENhouden,om rechtenrechttedoen,opdatdeHEEREoverAbraham brenge,watHijoverhemgesprokenheeft
20EndeHEEREzeide:Omdathetgeschreeuwover SodomenGomorragrootis,enomdathunzondezeer zwaaris,
21Ikzalnuafdalenenzienofzijgeheelenalhebben gedaanovereenkomstighetgeroepdattotmijisgekomen. Enzoniet,danzalikhetweten
22Toenkeerdendemannenzichvandaaromengingen naarSodom,maarAbrahambleefstaanvoorhetaangezicht vandeHEERE
23ToentradAbrahamnaarvorenenzei:Wiltudanookde rechtvaardigesamenmetdegoddelozeverdelgen?
24SteldatervijftigrechtvaardigenindestadzijnZultU danookdeplaatsverwoestenennietsparenvoordevijftig rechtvaardigendiedaarinzijn?
25Hetzijverrevanu,aldustehandelen,derechtvaardige samenmetdegoddelozetedoden,enderechtvaardigete zijnalsdegoddeloze;datzijverrevanuZoudeRechter vandegeheleaardegeenrechtdoen?
26EndeHEEREzeide:IndienIkinSodomvijftig rechtvaardigenindestadvind,danzalIkomwillevanhen degeheleplaatssparen
27EnAbrahamantwoorddeenzeide:Zietoch,ikhebhet aangedurfdtotdenHEEREtespreken,hoewelikniets andersbendanstofenas
28Misschienzullenervijfvandevijftigrechtvaardigen ontbreken;zultgijdandegehelestadverwoesten,omdater vijfontbreken?Enhijzeide:Indienikervijfenveertig vind,zozalikzenietverwoesten.
29Enhijspraknogeenstothem,enzeide:Misschien wordenerdaarveertiggevondenEnhijzeide:Ikzalhet nietdoenomdeveertig.
30Enhijzeidetothem:Och,laatdeHeereniettoornig worden,enikzalspreken:Misschienwordenerdaardertig gevonden.Enhijzeide:Ikzalhetnietdoen,indieniker dertigvind
31Enhijzeide:Zietoch,ikhebhetopmijgenomentot denHEEREtespreken:Misschienwordenerdaartwintig gevondenEnhijzeide:Ikzalhetnietomtwintig verwoesten
32Enhijzeide:Och,laatdeHEEREniettoornigworden, enikzalnogmaardezenkeerspreken:Misschienworden erdaartiengevondenEnhijzeide:Ikzalhetnietom tienenverwoesten.
33NadatdeHEEREdeomgangmetAbrahamhad beëindigd,gingHijheen,enAbrahamkeerdeterugnaar zijnplaats.
HOOFDSTUK19
1EnerkwamentweeengelenteSodom,tegendeavond, enLotzatindepoortvanSodom.EntoenLothenzag, stondhijopomhenteontmoeten,enhijboogzichneer metzijngezichtnaardegrond
2Enhijzeide:Ziettoch,mijneheren,keerttochininhet huisvanuwenknecht,enovernacht,enwastuwvoeten,en gijzultvroegopstaan,enuwwegenvervolgenEnzij zeiden:Neen,maarwijzullendengeheelennachtopde straatblijven
3EnHijdrongbijhenzeeraan,zodatzijzichtotHem wenddeneninZijnhuiskwamen.EnHijbereiddeeen maaltijdvoorhen,enHijbakteongezuurdebroden,enzij aten
4Maarvoordatzijgingenslapen,omsingeldendemannen vandestad,demannenvanSodom,hethuis,jongenoud, allemensenvanallekanten
5EnzijriepenLottoeenzeidentothem:Waarzijnde mannen,dievannachtbijugekomenzijn?Brenghennaar buiten,totons,opdatwijhenkunnenspreken
6EnLotgingnaarbuitendoordedeurnaarhentoe,en slootdedeurachterzich,
7Enhijzeide:Broeders,doettochnietzokwaad
8Zietoch,ikhebtweedochters,diemetgeenman gemeenschaphebbengehad.Laatmijdietochbijunaar buitenbrengenendoemethaarzoalsgoedisinuwogen Alleen,doedezemannenniets,wantdaarvoorzijnzij onderdeschaduwvanmijndakgekomen
9Enzijzeiden:GaterugEnzijzeidenwederom:Dezeene isgekomenomtevertoeven,enhijzalwelrechterzijn;nu zullenwijuergerbehandelendanhenEnzijdrongenhard opdenman,namelijkLot,enkwamennaderbijomdedeur opentebreken.
10Maardemannenstakenhunhanduit,trokkenLothet huisinendedendedeurdicht
11Enzijsloegendemannen,diebijdeingangvanhethuis waren,vankleintotgroot,metblindheid,zodatzijzich moesteninspannenomdeingangtevinden
12ToenzeidendemannentotLot:Hebtgijhiernog anderen?Uwschoonzoon,uwzonenenuwdochters,en alleswatgijindestadhebt,brenghenuitdezeplaats
13Wantwijgaandezeplaatsverwoesten,wanthungeroep isvoorhetaangezichtvandeHEEREluidgeworden;ende HEEREheeftonsgezondenomhaarteverwoesten
14EnLotginguit,enspraktotzijnschoonzonen,diezijn dochtersgetrouwdhadden,enzeide:Staop,gauitdeze plaats;wantdeHEEREzaldezestadverwoestenMaarhij scheenalsiemanddiespottemetzijnschoonzonen.
15Toenhetmorgenwerd,spoordendeengelenLotaanen zeiden:Staop,neemuwvrouwenuwtweedochtersdie hierzijn,opdatunietomkomtdoordeongerechtigheidvan destad
16Enterwijlhijtalmde,grependemannenhembijde hand,enookdehandvanzijnvrouwenzijntweedochters. DeHEEREwashemgenadigDaarombrachtenzijhem naarbuitenenbrachtenhembuitendestad
17Enhetgebeurde,toenzijhennaarbuitengebracht hadden,dathijzeide:Vluchtvooruwleven;kijknietom, enstanietstilindegehelevlakte;vluchtnaarhetgebergte, opdatgijnietverdelgdwordt.
18EnLotzeidetothen:Och,neen,mijnHeer!
19Zietoch,UwknechtheeftgenadegevondeninUwogen, enGijhebtUwgoedertierenheidgrootgemaakt,dieGij aanmijgedaanhebt,doormijnleventebehouden;enikzal nietnaarhetgebergtekunnenontkomen,opdathetkwaad mijnietgrijpe,eniksterf
20Zietoch,dezestadisdichtbijomerheentevluchten,en zeisnogkleinLaatmijtochdaarheenvluchten,iszeniet klein?Danzalmijnzielinlevenblijven.
21EnHijzeidetothem:Zie,ookindezezaakhebIku aangenomen,datIkdezestad,omhetgeengijgesproken hebt,nietzalverwoesten
22Haastu,ontsnapdaarheen;wantikkannietsdoen, totdatgijdaargekomenzijt.Daaromheettedenaamder stadZoar
23ToenLotinZoaraankwam,gingdezonopoverde aarde.
24ToenlietdeHEEREzwavelenvuuroverSodomen Gomorraregenen,vandeHEEREuitdehemel
25Hijverwoesttediesteden,dehelevlakte,alleinwoners vandestedenenalleswatopdegrondgroeide.
26Maarzijnvrouwkeekomenveranderdeineen zoutpilaar.
27ToenstondAbrahamdevolgendemorgenvroegopen gingnaardeplaatswaarhijvoorhetaangezichtvande HEEREgestaanhad
28EnhijkeekinderichtingvanSodomenGomorraenin derichtingvanhetgehelelandvandevlakte,enzag,enzie, derookvanhetlandsteegopalsderookvaneenoven
29ToenGoddestedenvandevlakteverwoestte,dacht GodaanAbrahamHijlietLotweguithetmiddenvande omverwerping,toenHijdestedenomverwierpwaarinLot woonde
30LotvertrokuitZoarenginginhetgebergtewonen, samenmetzijntweedochters.Hijwasnamelijkbangom inZoarteblijvenDaaromwoondehijineengrot,hijen zijntweedochters
31Endeeerstgeborenezeidetotdejongste:Onzevaderis oud,enerisgeenmanopdeaarde,dietotonsinkomt,naar degewoontevandegeheleaarde
32Kom,latenwijonzevaderwijntedrinkengevenenbij hemliggen,opdatwijvooronzevadernakomelingeninhet levenbehouden
33Enzijgavenhunvaderdienachtwijntedrinken.Toen gingdeeerstgeborenenaarbinnenensliepbijhaarvader Maarhijmerktehetniet,toenzijgingliggenentoenzij opstond.
34Enhetgeschieddedesanderendaags,datde eerstgeborenetotdejongstezeide:Zie,ikhebgisteren nachtbijmijnvadergelegen;laatonshemookdezenacht wijntedrinkengeven;gadaninenligbijhem,opdatwij vanonzevaderzaadinhetlevenbehouden
35Enzijgavenhunvaderookdienachtwijntedrinken. ToenstonddejongsteopenlagbijhemMaarhijmerkte hetniet,toenzijgingliggenentoenzijopstond
36ZowerdendetweedochtersvanLotzwangervanhun vader
37Endeeerstgeborenebaardeeenzoon,enhijnoemde hemMoab;dezeisdevadervandeMoabietentotopdeze dag
38Ookdejongstebaardeeenzoon,enzijnoemdehem Ben-Ammi.DezeisdevadervandeAmmonieten,totop dezedag
HOOFDSTUK20
1AbrahamtrokvandaarnaarhetZuiderlandenwoonde tussenKadesenSurOokverbleefhijalsvreemdelingin Gerar
2ToenAbrahamvanzijnvrouwSarazei:Zijismijnzuster, zondAbimelech,dekoningvanGerar,bodenenlietSara halen
3MaarGodkwam'snachtsineendroomtotAbimelechen zeitegenhem:Zie,jebentgestorvenvanwegedevrouw diejegenomenhebt,wantzijisdevrouwvaneenman
4MaarAbimelechwasnognietbijhaargekomen.Daarom zeihij:‘Heer,wiltuookeenrechtvaardigvolkdoden?
5HeeftHijniettotmijgezegd:Zijismijnzuster?Enzij, zijheeftzelfgezegd:Hijismijnbroeder.Indeoprechtheid vanmijnhartendeonschuldvanmijnhandenhebikdit gedaan
6EnGodzeidetothemineendroom:Ja,Ikweet,datgij ditinoprechtheiduwshartengedaanhebt;wantIkhebuer ookvanweerhoudentegenMijtezondigen;daaromhebIk uniettoegestaanhaaraanteraken.
7Geefnudanzijnvrouwaandiemanterug,wanthijiseen profeetHijzalvoorubiddenenuzultlevenMaaralsu haarnietteruggeeft,weetdandatuzekerzultsterven,uen aluwfamilieleden.
8DaaromstondAbimelechdevolgendemorgenvroegop, riepalzijndienarenbijeenenverteldehunalleswaterwas gebeurdDemannenwerdenzeerbevreesd
9ToenriepAbimelechAbrahamenzeitegenhem:Wat hebjeonsgedaan?Enwathebikjemisdaan?Datjeover mijenovermijnkoninkrijkeengrotezondehebtgebracht Jehebtdingentegenmijgedaandienietmochten 10ToenzeiAbimelechtegenAbraham:Wathebjegezien, datjeditgedaanhebt?
11ToenzeiAbraham:Omdatikdacht:Erisgeenvrees voorGodopdezeplaats,enzezullenmijommijnvrouw doden
12Entochiszijmijnzuster;zijisdedochtervanmijn vader,maarnietdedochtervanmijnmoeder;enzijismijn vrouwgeworden
13Enhetgebeurde,toenGodmijvanhethuisvanmijn vaderlietafdwalen,datiktothaarzeide:Ditisde goedertierenheiddiegijmijbewijzenzult:overalwaarwij komen,moetgijvanmijzeggen:Hijismijnbroeder 14ToennamAbimelechschapen,runderen,slavenen slavinnenengafzeaanAbrahamOokgafhijhemzijn vrouwSaraterug
15EnAbimelechzeide:Zie,mijnlandisvooruw aangezicht;woon,waarhetgoeddunktinuwogen
16EntotSarazeideHij:Zie,Ikhebuwbroederduizend zilverlingengegeven;zie,hijisvoorueenbedekkingder ogen,voorallendiebijuzijn,envoorallen;alduswerdzij bestraft
17ToenbadAbrahamtotGod,enGodgenasAbimelech, zijnvrouwenzijnslavinnen,enzijbaardenkinderen
18WantdeHEEREhadallebaarmoedersvanhethuisvan Abimelechdefinitieftoegesloten,vanwegeSara,devrouw vanAbraham
HOOFDSTUK21
1EndeHEEREbezochtSara,zoalsHijgesprokenhad,en deHEEREdeedaanSara,zoalsHijgesprokenhad.
2WantSarawerdzwangerenbaardeAbrahameenzoonin zijnouderdom,opdevastgesteldetijddieGodhemhad gesproken
3EnAbrahamnoemdedezoondiehemgeborenwasen dieSarahemgebaardhad,Isaak
4AbrahambesneedzijnzoonIsaaktoenhijachtdagenoud was,zoalsGodhemhadopgedragen
5Abrahamwashonderdjaaroud,toenzijnzoonIsaakhem geborenwerd
6EnSarazeide:Godheeftmijlatenlachen,zodatallendie hethoren,metmijzullenlachen.
7Enzijzeide:WiezouAbrahamhebbengezegd,datSara kinderenhadmoetenzogen?Wantikhebhemnogeen zoongebaardinzijnouderdom.
8EnhetkindgroeideopenwerdgespeendEnAbraham gafeengrootfeestopdedagdatIsaakgespeendwerd
9EnSarazagdezoonvanHagar,deEgyptische,diezij Abrahamgebaardhad,spotten.
10DaaromzeizetegenAbraham:Jaagdezeslavinenhaar zoonweg,wantdezoonvandezeslavinzalnietervenmet mijnzoon,metIzak.
11DezezaakwaszeerpijnlijkindeogenvanAbraham, vanwegedeschuldvanzijnzoon
12EnGodzeidetotAbraham:Laathetnieternstigzijnin uwogenvanwegedejongenenvanwegeuwslavin;inalles watSaratotugesprokenheeft,luisternaarhaarstem;want doorIzakzaluwnageslachtgenoemdworden
13OokuitdezoonvandeslavinzalIkeenvolkmaken, omdathijuwnageslachtis.
14ToenstondAbrahamdevolgendemorgenvroegop, nambroodeneenzakwater,gafhetaanHagarenlegdehet ophaarschouder,enookaanhetkind,enstuurdehaarweg. ZijvertrokendwaalderondindewoestijnvanBerseba 15Toenhetwaterindekruikopwas,legdezijhetkind ondereenvandestruiken.
16Enzijgingheen,enzettezichtegenoverhemneer,op eenafstandvaneenboogschot,wantzijzeide:Laatmijde doodvanhetkindnietzien.Enzijzettezichtegenover hemneer,enverhiefhaarstem,enweende
17EnGodhoordedestemvandejongen,endeengelvan GodrieptotHagarvanuitdehemel,enzeidetothaar:Wat isermetje,Hagar?Weesnietbevreesd,wantGodheeftde stemvandejongengehoord,waarhijis
18Staop,tildejongenopenhoudheminjehand,wantIk zalhemtoteengrootvolkmaken
19EnGodopendehaarogen,enzijzageenwaterputZij gingerheen,vuldedewaterkruikmetwaterengafde jongentedrinken
20EnGodwasmetdejongen;enhijgroeideop,en woondeindewoestijn,enwerdeenboogschutter.
21HijwoondeindewoestijnvanParanZijnmoedernam voorhemeenvrouwuithetlandEgypte
22Enhetgeschieddeindietijd,datAbimelechenPichol, deoverstevanzijnleger,totAbrahamspraken,zeggende: Godismetuinalles,watgijdoet
23ZweermijdaaromhierbijGoddatumij,mijnzoonen dezoonvanmijnkleinzoonnietzultbedriegenUzultmij behandelenzoalsikuhebgedaan,enookhetlandwaarinu alsvreemdelinghebtgewoond.
24EnAbrahamzeide:Ikzalzweren
25AbrahambestrafteAbimelechvanwegeeenwaterput, diezijndienarenmetgeweldhaddenweggenomen.
26ToenzeiAbimelech:Ikweetnietwieditgedaanheeft Jijhebthetmijooknietverteldenikheberooknognooit vangehoord,maarvandaaghebikhetgehoord
27ToennamAbrahamschapenenrunderenengafzeaan Abimelech;enzijbeidensloteneenverbond
28EnAbrahamzettezevenooilammerenapartvande kudde
29ToenzeiAbimelechtegenAbraham:Watbetekenendie zevenooilammeren,diejeaparthebtgezet?
30Enhijzeide:Voordezezevenooilammerenzultgijuit mijnhandnemen,opdatzijmijtotgetuigenzullenzijn,dat ikdezeputgegravenheb
31DaaromnoemdehijdieplaatsBerseba,omdatzijdaar beidendeeedhaddenafgelegd.
32ZoslotenzijinBersebaeenverbondToenmaakten AbimelechenPichol,deoverstevanzijnleger,zichopen keerdenterugnaarhetlandvandeFilistijnen
33ToenplantteAbrahameenbosinBersebaenriepdaar deNaamvandeHEERE,deeeuwigeGod,aan.
34Abrahamverbleeflangetijdalsvreemdelinginhetland vandeFilistijnen
HOOFDSTUK22
1Enhetgebeurdenadezedingen,datGodAbraham verzocht,enHijzeidetothem:Abraham!Enhijzeide:Zie, hierbenik.
2Enhijzeide:Neemtochuwzoon,uwenigezoonIzak, diegijliefhebt,enganaarhetlandMoria,enofferhem daartoteenbrandofferopeenvandebergen,dieIku noemenzal
3ToenstondAbrahamdevolgendemorgenvroegop, zadeldezijnezel,namtweevanzijnknechtenenzijnzoon Izakmee,kloofdehoutvoorhetbrandofferengingnaarde plaatsdieGodhemgenoemdhad
4OpdederdedagsloegAbrahamzijnogenopenzagde plaatsvanverre
5ToenzeiAbrahamtegenzijnjongemannen:Blijfhierbij deezel.Ikendejongenzullendaargindsgaanaanbidden endaarnaweerbijjullieterugkomen
6ToennamAbrahamhethoutvoorhetbrandofferenlegde hetopzijnzoonIsaak.Ooknamhijhetvuurinzijnhand enhetmesSamengingenzeopweg
7EnIzakspraktotAbraham,zijnvader,enzeide:Mijn vader!Enhijzeide:Hierbenik,mijnzoon!Enhijzeide: Zie,hetvuurenhethout;maarwaarishetlamten brandoffer?
8ToenzeiAbraham:‘Mijnzoon,GodzalZichzelf voorzienvaneenlamtenbrandoffer’Toengingenze samenopweg
9ToenzijopdeplaatskwamendieGodhemgenoemdhad, bouwdeAbrahamdaareenaltaar,schiktehethouterop, bondzijnzoonIsaakvastenlegdehemophetaltaar,boven ophethout.
10ToenstrekteAbrahamzijnhanduitennamhetmesom zijnzoonteslachten
11ToenriepdeEngelvandeHEEREtothemvanuitde hemelenzei:Abraham,Abraham!Enhijzei:Hierbenik
12Enhijzeide:Slauwhandnietaandejongen,endoe hemniets;wantnuweetIk,datgijGodvreest,enuwzoon, uwenige,Mijniethebtonthouden
13ToensloegAbrahamzijnogenopenzag,enzie,achter hemwaseenram,metzijnhorensverwardinhet struikgewasAbrahamgingheen,namderamenofferde hemalsbrandofferinplaatsvanzijnzoon
14EnAbrahamnoemdedieplaats:Jehovahzalerin voorzienDaaromwordtertotopdedagvanvandaag gezegd:OpdebergvandeHEEREzalerinvoorzien worden
15EndeEngelvandeHEEREriepAbrahamvoorde tweedekeeruitdehemeltoe:
16Enhijzeide:IkhebbijMijzelfgezworen,spreektde HEERE:Omdatgijdezezaakgedaanhebt,enuwzoon,uw enige,nietonthoudenhebt, 17opdatIkurijkelijkzalzegenen,enuwnageslachtzeer talrijkzalmaken,alsdesterrenaandehemelenalshet
zandaandeoevervandezee;enuwnageslachtzalde poortvanzijnvijandeninbezitnemen; 18Endooruwnageslachtzullenallevolkenvandeaarde gezegendworden,omdatunaarmijnstemgeluisterdhebt.
19ToenkeerdeAbrahamterugnaarzijnjongemannen,en zijmaaktenzichgereedengingensamennaarBersebaEn AbrahambleefinBersebawonen
20Enhetgeschieddenadezedingen,datAbrahamte horenkreeg,zeggende:Zie,Milka,zijheeftookkinderen gebaardaanuwbroederNahor; 21Huz,zijneerstgeborene,enBuz,zijnbroer,enKemuel, devadervanAram, 22EnChesed,enHazo,enPildas,enJidlaf,enBethuël.
23BethuëlverwekteRebekkaDezeachtbaardeMilkaaan Nahor,debroervanAbraham
24Enzijnbijvrouw,wiernaamReümawas,baardeook Tebah,Gaham,TahasenMaächa
HOOFDSTUK23
1SarawastoenhonderdzevenentwintigjaaroudDit warendelevensjarenvanSara.
2EnSarastierfinKirjat-harba,datisHebroninhetland KanaänEnAbrahamkwamomrouwtebedrijvenover Saraenomoverhaartewenen.
3ToenstondAbrahamopvanvoorzijndodeenspraktot dezonenvanHeth,zeggende:
4Ikbeneenvreemdelingeneenbijwonerbiju;geefmij eenbegraafplaatsinbezitbiju,dankanikmijndode begraven,buitenmijngezichtsveld
5EndekinderenvanHethantwoorddenAbrahamen zeidentothem:
6Luisternaarons,mijnheerUbenteenmachtigvorst onderons.Begraafuwdodeindekeurvanonzegraven. Niemandvanonszaluzijngrafonthouden,maaralleenals uuwdodebegraaft
7ToenstondAbrahamopenboogzichneervoorde bevolkingvanhetland,voordeHethieten
8Enhijspraktothenenzei:Alshetuwbedoelingisdatik mijndodebuitenmijnogenbegraaf,luisterdannaarmijen smeekvoormijbijEfron,dezoonvanZohar, 9DanzalhijmijdegrotvanMachpelageven,diehijbezit endieaanheteindevanzijnakkerligt.Voorzoveelgeld alshetwaardis,zalhijdieaanmijgevenalsbegraafplaats inuwmidden
10EnEfronwoondetemiddenvandeHethieten.EnEfron, deHethiet,antwoorddeAbrahamtenaanhorenvande Hethietenenvanallendiedepoortvanzijnstad binnengingen,zeggende:
11Nee,mijnheer,luisternaarmij!Ikzaluhetveldgeven, endegrotdiedaarinis,zalikugeven;voordeogenvan mijnvolksgenotenzalikhetugeven.Begraafuwdode.
12ToenboogAbrahamzichneervoordebevolkingvan hetland
13EnhijspraktotEfron,inhetbijzijnvandebevolking vanhetland,enzeide:Maarindiengijhettochwiltgeven, luisterdannaarmij;ikzalugeldgevenvoorhetveld; neemhetvanmijaan,enikzalmijndodedaarbegraven
14EnEfronantwoorddeAbrahamenzeidetothem: 15Luistertochnaarmij,mijnheer.Hetlandisvierhonderd sjekelzilverwaardWatisdattussenmijenu?Begraaf danuwdode
16EnAbrahamluisterdenaarEfron,enAbrahamwoog voorEfronhetzilverafdathijintegenwoordigheidvande zonenvanHethhadgenoemd:vierhonderdsjekelzilver, gangbaargeldbijdekoopman.
17EnhetveldvanEfron,datinMachpelalag,dat tegenoverMamrelag,hetveldendegrotdiedaarinwas, enallebomendieophetveldstonden,dieinalle landstrekenrondomstonden,werdenbeveiligd.
18AanAbrahamalsbezit,voordeogenvandeHethieten envoorallendiedepoortvanzijnstadbinnenkwamen 19DaarnabegroefAbrahamzijnvrouwSaraindegrotop hetveldvanMachpela,tegenoverMamreDatisHebronin hetlandKanaän.
20Enhetveldendegrotdiedaarinis,werdendoorde zonenvanHethaanAbrahamovergedragenalseen begraafbezit.
HOOFDSTUK24
1Abrahamwasoudenhoogbejaard,endeHEEREhad Abrahaminallesgezegend
2EnAbrahamzeidetotzijnoudsteknechtvanzijnhuis, dieoveralzijnbezittingenheerste:Legtochuwhand ondermijnheup
3EnikzaluzwerenbijdeHEERE,deGodvandehemel endeGodvandeaarde,datuvoormijnzoongeenvrouw zultnemenuitdedochtersvandeKanaänieten,temidden vanwieikwoon.
4Maarjijmagnaarmijnlandennaarmijnfamiliegaanen voormijnzoonIsaakeenvrouwnemen
5Toenzeidedienaartegenhem:Misschienwildevrouw mijnietnaarditlandvolgenMoetikdanuwzoon terugbrengennaarhetlandwaaruvandaankomt?
6ToenzeiAbrahamtegenhem:Weesopuwhoededatu mijnzoonnietweerdaarheenbrengt
7DeHEERE,deGoddeshemels,Diemijuithethuis mijnsvadersenuithetlandmijnermaagschapgenomen heeft,Dietotmijgesprokenheeftenmijgezworenheeft, zeggende:AanuwnageslachtzalIkditlandgeven;Diezal Zijnengelvooruwaangezichtzenden,engijzultvoor mijnzoonvandaareenvrouwnemen
8Enalsdevrouwnietbereidisommetumeetegaan,dan zultuvrijzijnvandezeeedvanmij:alleenmagumijn zoondaarnietmeerbrengen
9Toenlegdededienaarzijnhandonderdeheupvan Abraham,zijnheer,enzwoerhemoverdiezaak.
10Toennamdedienaartienkamelenvandekamelenvan zijnheerenvertrok,wantaldebezittingenvanzijnheer wareninzijnhandHijmaaktezichopengingnaar Mesopotamië,naardestadvanNahor
11Enhijlietzijnkamelenbuitendestadneerknielenbij eenwaterput,ophetmomentdathetavondwas,detijd waaropdevrouweneropuitgaanomwaterteputten
12Enhijzeide:HEERE,GodvanmijnheerAbraham,laat mijtochhedengoedemoedhebbenenbewijs goedertierenheidaanmijnheerAbraham
13Zie,ikstahierbijdewaterput,endedochtersvande mannenvandestadkomennaarbuitenomwaterteputten 14Enlaathetgebeurendathetmeisjetotwieikzalzeggen: Laattochuwkruikzakken,zodatikkandrinken,enzijzal zeggen:Drink,enikzalookuwkamelentedrinkengeven, datzijdezelfdezalzijndieuvooruwdienaarIzakhebt
bestemd;daaraanzalikwetendatugoedertierenheidaan mijnheerhebtbewezen.
15Enhetgebeurde,nogvoordathijuitgesprokenwas,dat zie,Rebekkanaarbuitenkwam,diegeborenwasuitBetuël, dezoonvanMilka,devrouwvanNahor,debroervan Abraham,methaarkruikophaarschouder 16Enhetmeisjewaszeerschoonomtezien,eenmaagd, ennoghadgeenenkelemanhaargekend.Zijdaaldeaf naardeput,vuldehaarkruikenkwamweernaarboven
17Toensneldededienaarhaartegemoetenzei:Laatmij tocheenbeetjewateruituwkruikdrinken
18Enzijzeide:Drink,mijnheer!Enzijhaasttezich,liet haarkruikophaarhandzakkenengafHemtedrinken.
19Toenzijhemhadlatendrinken,zeize:Ikzalookvoor uwkamelenwaterscheppen,totdatzijklaarzijnmet drinken.
20Toenhaasttezijzich,goothaarkruikleeginde drinkbakenliepweernaardeputomwaterteputten;enzij puttevooralzijnkamelen.
21Endemandiezichoverhaarverwonderde,zweeg,om tewetenofdeHEEREzijnreisvoorspoedighadgemaakt ofniet.
22Enhetgebeurde,toendekamelengedronkenhadden, datdemaneengoudenoorringnam,dieeenhalvesikkel woog,entweearmbandenvoorhaarhanden,dietiensikkel goudwoog;
23Enhijzeide:Wiensdochterzijtgij?Zegmijtoch:iser plaatsinhethuisvanuwvadervooronsomteovernachten?
24Enzijzeidetothem:IkbendedochtervanBetuël,de zoonvanMilka,diezijaanNahorgebaardheeft
25Verderzeizetegenhem:Wehebbengenoegstroen voer,enookruimteomteovernachten
26ToenboogdemanzijnhoofdenaanbaddeHEERE
27Enhijzeide:GeprezenzijdeHEERE,deGodvanmijn heerAbraham,DiemijnheervanZijngoedertierenheiden Zijntrouwnietheeftberoofd;toenikopdewegwas, leiddedeHEEREmijnaarhethuisvandebroedersvan mijnheer
28Enhetmeisjeliepwegenverteldehundezedingenuit hethuisvanhaarmoeder.
29EnRebekkahadeenbroer,enzijnnaamwasLabanEn Labanliepnaardemantoe,naardeput
30Toenhijdeoorbelendearmbandenaandehandenvan zijnzusterzag,endewoordenvanzijnzusterRebekka hoorde:Zoheeftdemantotmijgesproken,kwamhijbijde manenzie,hijstondbijdekamelenbijdebron.
31Enhijzeide:Kombinnen,gijgezegendedesHEEREN! Waaromstaatgijbuiten?WantIkhebhethuis gereedgemaakt,enookdeplaatsvoordekamelen
32Toenkwamdemaninhuis,deedzijnkamelenafengaf stroenvoeraandekamelen,enwateromzijnvoetente wassen,enookdevoetenvandemannendiebijhem waren
33Enerwerdvleesvoorhemneergezetomteeten;maar hijzeide:Ikzalnieteten,totdatikmijnboodschapverteld hebEnhijzeide:Spreekvoort
34Enhijzei:IkbeneendienaarvanAbraham.
35EndeHEEREheeftmijnheerzeergezegend,zodathij grootgewordenis;Hijheefthemkleinveeenrunderen, zilverengoudgegeven,enslavenenslavinnen,kamelenen ezels
36EnSara,devrouwvanmijnheer,baardemijnheereen zoon,toenzijoudwas;enaanhemheefthijallesgegeven wathijhad
37Enmijnheerlietmijzweren,zeggende:Gijzultvoor mijnzoongeenvrouwnemenuitdedochtersder Kanaänieten,inwierlandikwoon
38Maarjijmoetnaarhethuisvanmijnvaderennaarmijn familiegaanenvoormijnzooneenvrouwnemen.
39Toenzeiiktegenmijnmeester:Misschienwildevrouw mijnietvolgen
40Enhijzeidetotmij:DeHEERE,voorWiensaangezicht ikwandel,zalZijnengelmetuzendenenuwweg voorspoedigmaken;engijzultvoormijnzooneenvrouw nemenuitmijnmaagschapenuithethuismijnsvaders
41Danzultuvrijzijnvandezeeed,dieikugezworenheb, wanneerubijmijnverwantenkomt.Enalszijugeeneed geven,zultuvrijzijnvanmijneed
42Enikkwamhedenbijdewaterputenzeide:HEERE, GodvanmijnheerAbraham,indienGijnumijnweg,dien ikga,voorspoedigmaakt,
43Zie,ikstabijdewaterputWanneerdandemaagdnaar buitenkomtomwaterteputten,eniktothaarzeg:Geef mijtocheenweinigwateruituwkruikomtedrinken,
44Enzijzeidetotmij:Drinkgij,enikzalookvooruw kamelenscheppen;laatzijdevrouwzijn,diedeHEERE voordezoonmijnsherenbestemdheeft
45Ennogvoordatikuitgesprokenwasinmijnhart,zie, daarkwamRebekkanaarvorenmethaarkruikophaar schouderZijdaaldeafnaardeputenputtewaterEnikzei tegenhaar:Laatmijtochdrinken
46Toenhaasttezijzich,liethaarkruikvanhaarschouder zakkenenzei:Drink,enikzalookuwkamelentedrinken gevenEnikdronk,enzijgafookdekamelentedrinken 47Enikvroeghaar,enzeide:Wiensdochterzijtgij?En zijzeide:DedochtervanBethuel,dezoonvanNahor,die Milkahemgebaardhad;enikdeeddeoorbelophaar aangezicht,endearmbandenaanhaarhanden.
48ToenboogikmijnhoofdenaanbaddeHEERE,enik preesdeHEERE,deGodvanmijnheerAbraham,diemij opderechteweggeleidhadomdedochtervandebroer vanmijnheervoorzijnzoontenemen
49Ennu,alsuvriendelijkengetrouwwiltzijntegenover mijnheer,laathetmijweten;enzoniet,laathetmijweten, zodatiknaarrechtsofnaarlinkskangaan
50ToenantwoorddenLabanenBethuëlenzeiden:Deze zaakkomtvandeHEERE;wijkunnentotugeenkwaadof goedspreken
51Zie,Rebekkastaatvooru;neemhaarengaheen,enlaat haardevrouwwordenvandezoonvanuwheer,zoalsde HEEREgesprokenheeft
52ToenAbrahamsdienaarhunwoordenhoorde,booghij zichvoordeHEEREneerenboogzichteraarde.
53Toenhaaldededienaarzilverenengoudensieradenen kledingtevoorschijn,engafdieaanRebekkaOokaanhaar broerenaanhaarmoedergafhijkostbaarheden
54Enzijatenendronken,hijendemannendiebijhem waren,enblevendehelenacht.Entoenzijdevolgende morgenopstonden,zeihij:Stuurmijnaarmijnheer
55Haarbroerenhaarmoederzeiden:Laathetmeisjenog eenpaardagenbijonsblijven,minstenstien;daarnamag zeweggaan
56Enhijzeidetothen:Houdtmijniettegen,aangeziende HEEREmijnreisvoorspoedigheeftgemaakt;stuurmij heen,opdatiknaarmijnheerga
57Enzijzeiden:Wijzullenhetmeisjeroepenenhaar mondraadplegen.
58ToenriepenzijRebekkaenzeidentothaar:Wiltgijmet dezemanmeegaan?Enzijzeide:Ikzalmeegaan
59ToenlietenzijRebekka,hunzuster,enhaarvoedster,en Abrahamsdienaar,enzijnmannenweggaan
60EnzijzegendenRebekkaenzeidentothaar:Gijzijt onzezuster,wordmoedervanduizendenmiljoenen,enlaat uwnageslachtdepoortbezittenvanhendiehenhaten
61ToenstondRebekkaopmethaardochters,enzijreden opdekamelenenvolgdendemanEndeknechtnam Rebekkameeengingheen
62EnIzakkwamvandewegvandebronLahairoi;hij woondenamelijkinhetZuiderland
63ToenIzaäktegendeavondinhetveldgingzittenomte bidden,sloeghijzijnogenopenzag,enzie,erkwamen kamelenaan
64ToenRebekkahaarogenopsloeg,zagzeIzakensprong vanhaarkameelaf.
65Wantzijhadtotdedienstknechtgezegd:Wieisdeze man,dieonsinhetveldtegemoetwandelt?Ende dienstknechthadgezegd:Hetismijnheer;daaromnamzij eensluierenbedektezich
66EndedienaarverteldeIsaakalleswathijgedaanhad
67EnIzakbrachthaarindetentvanzijnmoederSara,en hijnamRebekka,enzijwerdzijnvrouw,enhijkreeghaar liefZovondIzaktroostnadedoodvanzijnmoeder HOOFDSTUK25
1ToennamAbrahamopnieuweenvrouw,enhaarnaam wasKetura
2EnzijbaardehemZimran,Joksan,Medan,Midian, JisbakenSuah.
3EnJoksangewonSebaenDedanEndezonenvan DedanwarenAssurim,LetushimenLeummim
4EndezonenvanMidian:Efa,enEfer,enHanoch,en Abida,enEldaäDezeallenwarendekinderenvanKetura
5EnAbrahamgafalleswathijhadaanIsaak
6MaaraandezonenvandebijvrouwendieAbrahamhad, gafAbrahamgeschenkenHijstuurdehen,terwijlzijnzoon Izaknogleefde,wegnaarhetoosten,naarhetlandinhet oosten.
7DitzijndelevensjarenvanAbraham,diehijgeleefdheeft: honderdvijfenzestigjaar.
8ToengafAbrahamdegeestenstierfinhogeouderdom, oudenverzadigdvanhetleven,enhijwerdtotzijn vooroudersverzameld
9EnzijnzonenIzakenIsmaëlbegroevenhemindegrot vanMachpela,ophetveldvanEfron,dezoonvanZohar, deHethiet,dattegenoverMamreligt
10HetvelddatAbrahamgekochthadvandezonenvan Heth;daarwerdenAbrahamenzijnvrouwSarabegraven 11EnhetgebeurdenadedoodvanAbraham,datGodzijn zoonIzakzegende;enIzakwoondebijdebronLahairoi 12DitzijndeafstammelingenvanIsmaël,dezoonvan Abraham,dieHagar,deEgyptische,deslavinvanSara, aanAbrahambaarde:
13EnditzijndenamenvandezonenvanIsmaël,methun namen,naarhunafstammingen:deeerstgeborenevan IsmaëlwasNebajoth;daarnaKedar,enAdbeël,enMibsam, 14EnMisma,enDuma,enMassa, 15HadarenTema,Jetur,NafisenKedema:
16DitzijndezonenvanIsmaël,metditzijnhunnamen, ingedeeldnaarhunstedenenkastelen:twaalfvorsten, ingedeeldnaarhunvolken.
17DitzijndelevensjarenvanIsmaël:honderd zevenendertigjaarToengafhijdegeestenstierf,enwerd totzijnvolkverzameld
18ZijwoondenvanChawilatotaanSur,dattenoosten vanEgypteligt,inderichtingvanAssyrië.Enhijstierfin detegenwoordigheidvanalzijnbroeders
19EnditzijndegeslachtenvanIzaäk,dezoonvan Abraham:AbrahamverwekteIzaäk:
20IzakwasveertigjaaroudtoenhijRebekka,dedochter vanBetuël,deSyriëruitPaddan-Aram,dezustervan Laban,deSyriër,totvrouwnam.
21EnIzakbadtotdeHEEREvoorzijnvrouw,omdatzij onvruchtbaarwasEndeHEERElietzichdoorhem verbidden,enRebekka,zijnvrouw,werdzwanger.
22Endekinderentwistteninhaarbinnenste;enzijzeide: Indienditzois,waarombenikdanzo?Enzijgingheen omdenHEEREteraadplegen.
23EndeHEEREzeidetothaar:Tweevolkenzijninuw schoot,entweesoortenvolkenzullenuituwlichaam gescheidenworden;enhetenevolkzalsterkerzijndanhet anderevolk,endemeerderezaldeminderedienen
24Toendetijdomtebarenvoorbijwas,zie,erwaren tweelingeninhaarbuik.
25Endeeerstekwamerrooduit,geheelbehaardalseen kleed,enmennoemdehemEsau
26Toenkwamzijnbroernaarbuitenenzijnhandgreep EsaubijdehielDaaromkreeghijdenaamJakobIzak waszestigjaaroudtoenzijhenbaarde
27Endejongensgroeidenop;Esauwerdeenbedreven jager,eenmanvanhetveld,enJakobwaseeneenvoudig man,dieintentenwoonde
28EnIzakhadEsaulief,omdathijvanzijnwildbraadat, maarRebekkahadJakoblief
29EnJakobmaaktemoesToenEsauvanhetveldkwam, washijuitgeput.
30ToenzeiEsautegenJakob:Geefmijtochnogvan diezelfderodesoepteeten,wantikbenuitgeputDaarom noemdemenhemEdom.
31ToenzeiJakob:Verkoopmijvandaaguw eerstgeboorterecht.
32ToenzeiEsau:Zie,ikgasterven,enwatvoordeelzal mijditeerstgeboorterechtopleveren?
33EnJakobzeide:Zweerhetmijheden!Enhijzwoerhet hem;enhijverkochtzijneerstgeboorterechtaanJakob.
34ToengafJakobEsaubroodeneenlinzensoep;hijaten dronk,stondopengingheenZoverachtteEsauzijn eerstgeboorterecht
HOOFDSTUK26
1Enerwashongersnoodinhetland,naastdeeerste hongersnood,dieerwasindedagenvanAbraham.EnIzak gingnaarAbimelech,dekoningderFilistijnen,teGerar
2ToenverscheendeHEEREaanhemenzei:Ganietnaar Egypte;blijfinhetlandwaarvanIkusprekenzal.
3Verblijfinditland,danzalIkmetuzijnenuzegenen WantaanuenaanuwnageslachtzalIkaldezelanden geven,enIkzaldeeedgestanddoendieIkaanuwvader Abrahamgezworenheb
4EnIkzaluwnageslachttalrijkmakenalsdesterrenaan dehemel,enIkzalaanuwnageslachtaldezelandengeven; eninuwnageslachtzullenallevolkenderaardegezegend worden;
5OmdatAbrahamnaarMijgeluisterdheeftenMijn voorschriften,Mijngeboden,MijnverordeningenenMijn wetteninachtgenomenheeft.
6EnIzakwoondeinGerar
7Toenvroegendemannenvandieplaatshemnaarzijn vrouw,enhijantwoordde:Zijismijnzuster.Hijdurfde namelijkniettezeggen:ZijismijnvrouwHijzeidatde mannenvandieplaatsmijnietzoudendodenomRebekka, wantzijwasmooiomtezien.
8Enhetgebeurde,toenhijdaarlangetijdwas,dat Abimelech,dekoningvandeFilistijnen,uithetvenster keekenzag,enzie,IzakwasaanhetvrijenmetRebekka, zijnvrouw
9ToenriepAbimelechIzakenzeide:Zie,zijiszekeruw vrouw;enhoehebtgijgezegd:Zijismijnzuster?EnIzak zeidetothem:Omdatikzeide:Opdatiknietomhaarzou sterven
10ToenzeiAbimelech:Wathebtuonsaangedaan?Een vandemannenhadzomaargemeenschapmetuwvrouw kunnenhebben,enuhadschuldoponsgebracht
11ToengeboodAbimelechzijngehelevolk:Wiedeze manofzijnvrouwaanraakt,zalzekergedoodworden
12ToenzaaideIzakindatlandenoogsttedatzelfdejaar honderdvoudig,endeHEEREzegendehem.
13Endemenswerdgroot,engingvooruit,enwerdsteeds groter,totdathijzeergrootwerd
14Hijhadimmerskleinveeenrundereninzijnbeziteneen grotemenigtedienarenDaaromwarendeFilistijnen jaloersophem
15Wantallewaterputtendiededienarenvanzijnvaderin detijdvanzijnvaderAbrahamhaddengegraven,hadden deFilistijnendichtgestoptenmetaardegevuld
16ToenzeiAbimelechtegenIzak:Gavanonsweg,want jijbentveelsterkerdanwij
17EnIzaäkvertrokvandaarensloegzijntentopinhetdal vanGerar,enbleefdaarwonen.
18EnIzakgroefdewaterputtenopnieuwuit,diemeninde dagenvanzijnvaderAbrahamgegravenhad,nadatde FilistijnenzenadedoodvanAbrahamhaddendichtgestopt Enhijgafzenamenzoalszijnvaderzegenoemdhad
19EndedienarenvanIzakgroeveninhetdalenvonden daareenbronmetopwellendwater.
20DeherdersvanGerarraakteninconflictmetdeherders vanIzakZezeiden:‘Hetwaterisvanons’Daarom noemdehijdebronEsek,wantzehaddenmethemgetwist 21Toengroevenzijeenandereput,enookdaarinstreden zij;enhijnoemdedienSitna.
22Toenvertrokhijvandaarengroefeenandereput,maar daaromhaddenzijgeenstrijdHijnoemdedieput Rehobothenzeide:WantnuheeftdeHEEREruimtevoor onsgemaakt,enwijzullenvruchtbaarzijninhetland 23EnvandaarginghijnaarBerseba
24ToenverscheendeHEEREhemindiezelfdenachten zei:IkbendeGodvanAbraham,uwvader.Weesniet bevreesd,wantIkbenmetu,enzaluzegenen,enuw nageslachttalrijkmaken,omMijnsknechtsAbrahamswil.
25Hijbouwdedaareenaltaar,riepdenaamvande HEEREaanensloegdaarzijntentopOokgroevende dienarenvanIzakdaareenput
26ToenkwamAbimelechuitGerarnaarhemtoe,samen metAhuzzat,eenvanzijnvrienden,enPichol,de opperbevelhebbervanzijnleger
27ToenzeiIzaäktegenhen:Waaromkomenjullienaar mijtoe,terwijljulliemijhatenenmijvanjulliehebben weggestuurd?
28Enzijzeiden:Wijhebbenduidelijkgezien,datde HEEREmetuwas;enwijzeiden:Laatnueeneedzijn tussenons,ja,tussenonsenu,enlatenwijeenverbond metumaken;
29opdatGijonsgeenkwaadzultdoen,gelijkwijUniet hebbenaangeraakt,engelijkwijUnietsdangoedshebben gedaan,enwijUinvredehebbenlatengaan;Gijzijtnude gezegendedesHEEREN
30EnHijmaakteeenmaaltijdvoorhen,enzijatenen dronken
31Toenstondenzij'smorgensvroegopenzwoerenaan elkaar.ToenlietIzakhengaanenzijgingeninvredevan hemheen
32OpdiezelfdedagkwamendedienarenvanIzakhem berichtenoverdeputdiezijgegravenhadden.Zezeiden tegenhem:Wijhebbenwatergevonden
33EnhijnoemdehaarSebah;daaromisdenaamvande stadBerseba,totopdezedag.
34EsauwasveertigjaaroudtoenhijJudith,dedochtervan Beëri,deHethiet,enBasmath,dedochtervanElon,de Hethiet,totvrouwnam.
35HetwaseendroefheidvoorIzakenRebekka
HOOFDSTUK27
1Enhetgebeurde,toenIzakoudgewordenwas,enzijn ogendofgewordenwaren,zodathijnietkonzien,dathij Esau,zijnoudstezoon,riepentothemzeide:Mijnzoon! EnHijzeidetothem:Zie,hierbenik
2Enhijzeide:Zietoch,ikbenoudgeworden,ikweetde dagmijnsdoodsniet
3Neemdaaromnutochuwwapens,uwpijlkokerenuw boog,enganaarhetveld,enhaalwatwildbraadvoormij;
4Enmaakmijeensmakelijkemaaltijdklaar,zoalsikdie graagheb,enbrengdiemij,dankaniketen;danzalmijn zielUzegenen,voordatiksterf
5ToenRebekkahoorde,hoeIzaktotzijnzoonEsausprak, gingEsaunaarhetveldomwildtejagenenhettebrengen
6EnRebekkaspraktothaarzoonJakob,zeggende:Zie,ik hebuwvadertotuwbroederEsauhorenspreken,zeggende: 7Haalmijwildbraadenbereidmijeensmakelijkgerecht, dankaniketenenuvoorhetaangezichtvandeHEERE prijzen,voordatiksterf
8Nudan,mijnzoon,gehoorzaammijovereenkomstigwat ikjegebied
9Gatochnaardekuddeenhaaldaarvoormijtweemooie geitenbokjes,danzalikzevooruwvaderbereidentoteen smakelijkespijze,zoalshijdiegraagheeft
10Engijzulthetaanuwvaderbrengen,opdathijheteet enuzegenevóórzijndood.
11ToenzeiJakobtegenRebekka,zijnmoeder:Zie,mijn broerEsauiseenbehaardman,enikbeneengladman.
12Hetkangebeurendatmijnvadermijbetast,endanzal ikinzijnogeneenbedriegerzijn;danzalikeenvloekover mijbrengeninplaatsvaneenzegen
13Enzijnmoederzeidetothem:Uwvloekzijopmij,mijn zoon;slechts,luisternaarmijnstem,engazemijhalen
14HijgingzehalenenbrachtzenaarzijnmoederEnzijn moedermaakteeensmakelijkgerechtklaar,zoalszijn vaderhetgraaghad
15ToennamRebekkademooieklerenvanhaaroudste zoonEsau,diebijhaarinhuiswaren,endeedzeaanJakob, haarjongstezoon
16Enzijlegdedevellenvandegeitenbokjesopzijn handenenophetgladdegedeeltevanzijnnek
17Enzijgafhetsmakelijkevleesenhetbrood,datzijhad bereid,indehandvanhaarzoonJakob.
18Toenginghijnaarzijnvaderenzei:Mijnvader!Enhij zei:Hierbenik;wiebenjij,mijnzoon?
19ToenzeiJakobtegenzijnvader:IkbenEsau,uw eerstgeboreneIkhebgedaanzoalsumijbevolenhebtSta tochop,gazitteneneetvanmijnwildbraad,danzegentu mij.
20EnIzakzeidetotzijnzoon:Hoehebtgijhetzospoedig gevonden,mijnzoon?Enhijantwoordde:Omdatde HEERE,uwGod,hettotmijgebrachtheeft.
21ToenzeiIzaäktegenJakob:Komtochdichterbij,dan kanikjebetasten,mijnzoon,ofjewelmijnzoonEsau bentofniet.
22ToengingJakobnaarzijnvaderIzak,betasttehemen zei:DestemisdestemvanJakob,maardehandenzijnde handenvanEsau.
23Enhijherkendehemniet,omdatzijnhandenbehaard waren,zoalsdehandenvanzijnbroerEsauDaarom zegendehijhem.
24Enhijzeide:ZijtgijwerkelijkmijnzoonEsau?Enhij zeide:Datbenik
25Enhijzeide:Brenghettotmij,enikzaletenvanhet wildbraadvanmijnzoon,opdatmijnzieluzegeneEnhij brachthettothem,enhijat;enhijbrachthemwijn,enhij dronk.
26ToenzeizijnvaderIsaaktegenhem:Komtoch dichterbijenkusmij,mijnzoon
27Enhijkwamnaderbijenkustehem;enhijrookdegeur vanzijnklederen,enhijzegendehem,enzeide:Zie,de geurvanmijnzoonisalsdegeurvanhetveld,datde HEEREgezegendheeft
28DaaromgeveGoduvandedauwdeshemelsenvande vruchtbareaarde,overvloedvankorenenmost
29Volkenzullenudienen,envolkenzullenzichvooru buigen;weesheerseroveruwbroersenlatendezonenvan uwmoederzichvoorubuigenVervloektisiederdieu vervloekt,engezegendhijdieuzegent
30Enhetgebeurde,toenIzakgereedwasmethetzegenen vanJakob,enJakobnognauwelijksuithetbijzijnvanzijn vaderIzakwasweggegaan,ofzijnbroerEsaukwamterug vandejacht
31Ookhijhadeensmakelijkgerechtklaargemaakt,en brachthetnaarzijnvader,enzeitotzijnvader:Laatmijn
vaderopstaanenvanhetwildvanzijnzooneten,opdatuw zielmijzegene.
32EnIzak,zijnvader,zeidetothem:Wiezijtgij?Enhij zeide:Ikbenuwzoon,uweerstgeboreneEsau.
33EnIzaäkbeefdezeerenzeide:Wie?Waarishij,diehet wildbraadgenomenenhetmijgebrachtheeft,enikvan allesgegetenheb,vóórgijgekomenzijt,enhemgezegend heb?Ja,hijzalgezegendworden.
34ToenEsaudewoordenvanzijnvaderhoorde, schreeuwdehijhetuitmeteenluideenzeerbitterekreeten zeitegenzijnvader:Zegenmij,ookmij,mijnvader
35Enhijzeide:Uwbroederismetlistgekomenenheeft uwzegenweggenomen.
36Enhijzeide:IshijnietterechtJakob?Wanthijheeftmij nutweekeerverdrongen;hijheeftmijneerstgeboorterecht weggenomen;enzie,nuheefthijmijnzegenweggenomen. Enhijzeide:Hebtgijnieteenzegenvoormijbewaard?
37ToenantwoorddeIzakenzeidetotEsau:Zie,ikheb hemtotuwheeraangesteld,enalzijnbroershebikhemtot dienarengegeven;enmetkorenenwijnhebikhem onderhouden;maarwatmoetiknumetudoen,mijnzoon?
38EnEzauzeidetotzijnvader:Hebtgijmaaréénzegen, mijnvader?Zegenmij,ookmij,mijnvader!EnEzau verhiefzijnstemenweende
39EnIzak,zijnvader,antwoorddeenzeidetothem:Zie, uwwoningzalzijntothetvruchtbarederaarde,entotde dauwdeshemelsvanboven;
40Endooruwzwaardzultulevenenuwbroederdienen. Enhetzalgebeuren,wanneerudeheerschappijzult hebben,datuzijnjukvanuwnekzultbreken
41EnEsauhaatteJakobvanwegedezegen,waarmeezijn vaderhemgezegendhadDaaromzeiEsauinzijnhart:De dagenvanrouwovermijnvaderzijnnabij;danzalikmijn broerJakobdoden.
42ToendezewoordenvanhaaroudstezoonEsauaan Rebekkawerdenverteld,stuurdezijereenboodschapvan uit,haarjongstezoonJakob,enzeitegenhem:Zie,uw broerEsauisbezigzichzelftetroosten,omdathijuwil doden
43Nudan,mijnzoon,luisternaarmijnstemenstaop, vluchtnaarLaban,mijnbroer,inHaran
44Blijfnogeenpaardagenbijhem,totdatdewoedevan uwbroerisbedaard.
45Totdatdetoornvanuwbroerzichvanuafwendtenhij vergeetwatuhemhebtaangedaan,zalikuvandaarhalen Waaromzouikdanookopééndagvanubeidenberoofd worden?
46ToenzeiRebekkategenIzak:Ikwordmoedevanhet levenvanwegededochtersvanHethAlsJakobeenvrouw neemtuitdedochtersvanHeth,zoalsdezeuitdedochters vanhetland,watzalikdanmetmijnlevendoen?
HOOFDSTUK28
1ToenriepIzaäkJakob,zegendehemengafhemopdracht: UmaggeenvrouwnemenuitdedochtersvanKanaän 2Maakugereed,ganaarPaddan-Aram,naarhethuisvan Betuël,devadervanuwmoeder,enneemdaareenvrouw vooruuitdedochtersvanLaban,debroervanuwmoeder 3EnGod,deAlmachtige,zegeneu,enmaakteu vruchtbaarentalrijk,zodatutoteenmenigtevolkenwordt
4EngeefudezegenvanAbraham,aanuenaanuw nageslachtmetu,zodatuhetlandinbezitkrijgtwaarinu alsvreemdelingverblijftendatGodaanAbrahamgegeven heeft.
5ToenstuurdeIsaakJakobweg,endezegingnaarPaddanAram,naarLaban,dezoonvanBetuël,deSyriër,debroer vanRebekka,demoedervanJakobenEzau
6ToenEsauzagdatIzakJakobgezegendhad,stuurdehij hemnaarPaddan-Aramomhemvandaareenvrouwte nemenEnterwijlhijhemzegende,gafhijhemhet volgendebevel:Umaggeenvrouwnemenuitdedochters vanKanaän
7EnJakobgehoorzaamdezijnvaderenzijnmoederen gingnaarPaddan-Aram;
8ToenEsauzagdatdedochtersvanKanaännietinde smaakvielenbijzijnvaderIsaak, 9ToengingEsaunaarIsmaëlennambijdevrouwendie hijhad,Mahalath,dedochtervanIsmaël,dezoonvan Abraham,dezustervanNebajoth,totvrouw.
10ToenvertrokJakobuitBersebaengingnaarHaran 11Enhijkwamopeenbepaaldeplaatsaan,enbleefdaar dehelenacht,omdatdezononderging.Enhijnameenvan destenenvandieplaats,enmaakteerzijnhoofdkussenvan, engingopdieplaatsslapen
12Enhijdroomde,enzie,opdeaardewaseenladder opgericht,waarvandetoptotaandehemelreikte,enzie, deengelenGodsklommendaarlangsopendaalden daarlangsaf.
13Enzie,deHEEREstondbovenaandieplaatsenzeide: IkbendeHEERE,deGodvanAbraham,uwvader,ende GodvanIzak;hetlandwaaropgijslaapt,zalIkaanuen aanuwnageslachtgeven;
14Enuwnageslachtzaltalrijkzijnalshetstofderaarde, engijzultuuitbreidennaarhetwesten,hetoosten,het noordenenhetzuiden;eninuenuwnageslachtzullenalle geslachtendesaardbodemsgezegendworden
15Enzie,Ikbenmetuenzalubehoedenoveralwaaru heengaat,enIkzaluweerinditlandbrengen;wantIkzal unietverlaten,totdatIkgedaanhebwatIktotugesproken heb.
16ToenontwaakteJakobuitzijnslaapenzei:DeHEERE iswerkelijkopdezeplaats,enikhebhetnietgeweten
17Enhijwerdbevreesdenzeide:Hoeontzagwekkendis dezeplaats!DitisnietsandersdaneenhuisGodsende poortdeshemels
18ToenstondJakobdevolgendemorgenvroegop,nam desteendiehijalshoofdkussenhadgelegd,zettedie rechtopalseengedenktekenengooterolieoverheen.
19EnhijnoemdedenaamvandieplaatsBethel;maarde naamvandiestadwaseerstLuz
20EnJakobdeedeengelofte,zeggende:IndienGodmet mijzalzijn,enmijzalbehoedenopdezeweg,dieikga,en mijbroodzalgevenomteeten,enklerenomaante trekken,
21Danzalikinvredeterugkerennaarhethuisvanmijn vaderDanzaldeHEEREmijnGodzijn
22Endezesteen,dieiktoteengedenktekenhebgeplaatst, zaleenhuisvoorGodzijn;envanalleswatgijmijgeven zult,zalikuzekerhettiendedeelgeven
HOOFDSTUK29
1ToenvervolgdeJakobzijnreisenkwaminhetlandvan debewonersvanhetoosten.
2Enhijkeek,enzie,daarwaseenwaterputinhetveld,en zie,daarlagendriekuddenschapenbij;zijdronkenhun kuddenuitdieputEnerlageengrotesteenopdeopening vandeput.
3DaarverzameldenzichalleschapenZeroldendesteen vandeopeningvandeput,lietendeschapenwatergeven enlegdendesteenweeropdeopeningvandeput,opzijn plaats
4EnJakobzeidetothen:Mijnbroeders,vanwaarzijtgij? Enzijzeiden:WijzijnvanHaran
5Enhijzeidetothen:KentgijLaban,dezoonvanNahor? Enzijzeiden:Wijkennenhem.
6Enhijzeidetothen:Ishetwelmethem?Enzijzeiden: Hetiswelmethem;enzie,daarkomtRachel,zijndochter, metdeschapen.
7Enhijzeide:Zie,hetisreedshoogdag,enhetisnogniet detijd,dathetveewordtbijeengebracht;geefdeschapen water,engaheen,hoedze.
8Enzijzeiden:Wijkunnenniet,totdatallekuddenbijeen zijn,entotdatzijdesteenvandeopeningvandeput hebbenweggerold;dankunnenwijdeschapentedrinken geven
9Terwijlhijnogmethensprak,kwamRachelmetde schapenvanhaarvader,diezijimmershoedde.
10ToenJakobRachelzag,dedochtervanLaban,debroer vanzijnmoeder,endeschapenvanLaban,debroervan zijnmoeder,ginghijernaartoe,roldedesteenvande openingvandeputenlietdeschapenvanLaban,debroer vanzijnmoeder,drinken
11ToenkusteJakobRachel,enhijverhiefzijnstemen weende
12ToenverteldeJakobaanRacheldathijdebroervan haarvaderwas,endathijdezoonvanRebekkawas,enzij sneldewegomhetaanhaarvadertevertellen
13Enhetgeschiedde,toenLabandetijdingvanJakob,de zoonvanzijnzuster,hoorde,dathijhemtegemoetliep,en hemomhelsde,enhemkuste,enheminzijnhuisbracht EnhijverteldeLabanaldezedingen
14EnLabanzeidetothem:Gijzijtwaarlijkmijnbeenen mijnvleesEnhijbleefbijhemeenmaandlang
15ToenzeiLabantegenJakob:Omdatjemijnbroeder bent,zoujemijdanvoornietsdienen?Zegmij,watzalje loonzijn?
16Labanhadtweedochters.Denaamvandeoudstewas Lea,endenaamvandejongstewasRachel
17Leahadtereogen,maarRachelwasmooien aantrekkelijk
18EnJakobkreegRachellief,enzeide:Ikzaluzevenjaar dienen,omRachel,uwjongstedochter
19EnLabanzeide:Hetisbeter,datikhaaraanugeef,dan datikhaaraaneenandermangeef;blijfbijmij
20EnJakobdiendezevenjaaromRachel,enhetleken hemmaarweinigdagen,vanwegedeliefdediehijvoor haarhad
21ToenzeiJakobtegenLaban:Geefmijmijnvrouw,want mijndagenzijnvolbracht,zodatikmethaarkanomgaan. 22ToenriepLabanallemannenvandieplaatsbijeenen richtteeenfeestmaalaan
23Enhetgebeurdedesavonds,dathijLea,zijndochter, namentotzichbracht,enhijgingtothaarin.
24EnLabangafZilpa,zijnslavin,aanzijndochterLeaals slavin.
25Enhetgeschiedde,alshetmorgenwerd,zie,hetwas LeaEnhijzeidetotLaban:Wathebtgijmijnugedaan? HebiknietbijugediendomRachel?Waaromhebtgijmij danbedrogen?
26Labanzei:‘Inonslandmagmennietzohandelen,dat mendejongstevóórdeeerstgeborenegeeft
27Vervulhaarweek,enwijzullenuditookgevenvoorde dienstdieunogzevenjaarbijmijzultverrichten
28EnJakobdeeddit,enhijvoltooidehaarlevensweek;en hijgafhemookzijndochterRacheltotvrouw
29EnLabangafaanRachel,zijndochter,Bilha,zijn dienstmaagd,omhaartotslavintezijn.
30OokginghijbijRachelin,enhijhadRachelmeerlief danLea,enhijdiendenogzevenjaarbijhem
31ToendeHEEREzagdatLeahaathad,opendeHijhaar baarmoeder;maarRachelbleefonvruchtbaar
32EnLeawerdzwangerenbaardeeenzoon,enzij noemdehemRuben,want,zeidezij,deHEEREheeftmijn ellendegezien;nuzalmijnmanmijliefhebben
33Enzijwerdopnieuwzwangerenbaardeeenzoon,en zeide:OmdatdeHEEREgehoordheeft,datikgehaatben, daaromheeftHijmijookdezezoongegeven;enzij noemdeHemSimeon
34Enzijwerdopnieuwzwangerenbaardeeenzoon,en zeide:Dezekeerzalmijnmanzichaanmijhechten,omdat ikhemdriezonengebaardheb;daaromgafmenhemde naamLevi.
35EnzijwerdopnieuwzwangerenbaardeeenzoonEn zijzeide:NuzalikdeHEERElovenDaaromgafzijHem denaamJuda,enzijhieldopmetbaren.
HOOFDSTUK30
1ToenRachelzagdatzijJakobgeenkinderenbaarde, werdRacheljaloersophaarzusterenzeitegenJakob:Geef mijkinderen,anderssterfik.
2ToenontstakJakobstoorntegenRachel,enhijzeide: BenikindeplaatsvanGod,Dieudevruchtvandebuik heeftonthouden?
3Enzijzeide:Zie,mijnslavinBilha,gatothaarin;zijzal opmijnknieënbaren,enikzalookkinderenbijhaar verwekken.
4EnzijgafhemBilha,haarslavin,totvrouw,enJakob gingtothaarin.
5EnBilhawerdzwangerenbaardeJakobeenzoon
6ToenzeiRachel:Godheeftmijgeoordeeld,enookmijn stemgehoord,enheeftmijeenzoongegeven;daarom noemdezijhemDan.
7EnBilha,deslavinvanRachel,werdopnieuwzwanger enbaardeJakobeentweedezoon
8ToenzeiRachel:Ikhebmetmijnzusterveelgeworsteld enikhebgewonnenDaaromnoemdezehemNaftali
9ToenLeazagdatzijgestoptwasmetbaren,namzijhaar slavinZilpaengafhaarJakobtotvrouw
10EnZilpa,deslavinvanLea,baardeJakobeenzoon
11ToenzeiLea:Erkomteenlegeraan.Enzijnoemde hemGad
12EnZilpa,deslavinvanLea,baardeJakobeentweede zoon.
13EnLeazeide:Zaligbenik,wantdedochterszullenmij zaligprijzen;enzijgafhemdenaamAser.
14EnRubengingindedagenvandetarweoogst,envond liefdesappelsophetveld,enbrachtzeaanzijnmoederLea ToenzeideRacheltotLea:Geefmijtochvande liefdesappelsvanuwzoon.
15Enzijzeidetothaar:Isheteenkleinigheid,datgijmijn mangenomenhebt?Enzoudtgijookdeliefdesappelsvan mijnzoonwegnemen?EnRachelzeide:Daaromzalhij vannachtbijuliggen,omdeliefdesappelsvanuwzoon
16EnJakobkwamdesavondsuithetveld,enLeaging hemtegemoet,enzeide:Gijmoettotmijkomen;want voorzeker,ikhebugehuurdmetdeliefdesappelsmijns zoons.Enhijlagdiennachtbijhaar.
17EnGodverhoordeLea,enzijwerdzwangerenbaarde Jakobdevijfdezoon
18EnLeazeide:Godheeftmijmijnloongegeven,omdat ikmijnslavinaanmijnmangegevenheb;enzijnoemde haarnaamIssaschar
19EnLeawerdopnieuwzwangerenbaardeJakobde zesdezoon
20EnLeazeide:Godheeftmijeengoedebruidsschat gegeven;nuzalmijnmanbijmijwonen,omdatikhemzes zonengebaardhebEnzijgafhemdenaamZebulon 21DaarnabaardezijeendochterennoemdehaarDina 22EnGoddachtaanRachel,enGodluisterdenaarhaaren opendehaarbaarmoeder
23Enzijwerdzwangerenbaardeeenzoon,enzeide:God heeftmijnsmaadweggenomen.
24EnzijnoemdehemJozef,enzeide:DeHEEREzalmij nogeenzoontoevoegen
25ToenRachelJozefgebaardhad,zeiJakobtegenLaban: Laatmijgaan,dankaniknaarmijnwoonplaatsennaar mijnlandgaan
26Geefmijmijnvrouwenenmijnkinderen,voorwieiku gediendheb,enlaatmijgaanWantuweetwelkedienstik ubewezenheb
27ToenzeiLabantegenhem:Alsikgenadeinuwogen hebgevonden,blijfdannogevenWantikhebuitervaring geleerddatdeHEEREmijomuwentwilheeftgezegend
28Enhijzeide:Geefmijuwloon,enikzalhetgeven.
29Enhijzeidetothem:Gijweet,hoeikugediendheb,en hoeuwveebijmijwas
30Wanthetwasweinig,watgijhadt,eerikkwam,ennu ishettoteenmenigtegeworden;endeHEEREheeftu gezegendvanmijnkomstaf;ennu,wanneerzalikook voormijnhuiszorgen?
31Enhijzeide:Watzalikugeven?EnJakobzeide:Gij zultmijnietsgeven;indiengijditvoormijdoet,zalikuw kuddewederomweidenenhoeden.
32Ikzalvandaaguwhelekuddedoornemenenalhet gespikkeldeengevlektevee,alhetbruineveeonderde schapenenalhetgevlekteengevlekteveeonderdebokken wegnemenEnaanhenzalmijnloonzijn
33Zozalmijngerechtigheidmijindetoekomst verantwoorden,wanneerzijvooruwaangezichtmijnloon komtvragenAlwatnietgespikkeldofgevlektisonderde bokkenennietbruinisonderdeschapen,zalsamenmet mijalsgestolenwordenbeschouwd
34EnLabanzeide:Zie,ikwildedathetgeschiedde overeenkomstiguwwoord.
35Diezelfdedaghaaldehijdegevlekteengestreepte bokkenweg,enallegevlekteengespikkeldebokken,en alleswaarwitaanzat,enallebruineschapen,enhijgafze indehandvanzijnzonen
36Hijlieteenafstandvandriedagreizentussenhemen Jakobaanhouden.ZolietJakobdeoverigekuddenvan Labanweiden
37ToennamJakobtakkenvandegroenepopulier,vande hazelaarenvandekastanjeboom,enhijlegdeerwitte strokenop,zodathetwitdatindetakkenzatzichtbaar werd.
38Enhijlegdederoedendiehijhadopgestapeld,voorde kuddenindegotenvandedrinkbakken,telkenswanneer dekuddenkwamenomtedrinken,opdatzijzwanger zoudenwordenwanneerzijkwamenomtedrinken
39Endeschapenwerdenvoordestavenzwanger,en brachtenrunderenvoort,gestreept,gespikkeldengevlekt.
40ToenscheiddeJakobdelammerenaf,enhijrichttede kuddenopdegestreepteendebruinekuddenvanLabans kudde.Ookzettehijzijneigenkuddenapart,enhijlietze nietbijLabansveezitten
41Enhetgebeurde,telkenswanneerhetsterkerevee zwangerwerd,datJakobdestavenvoordeogenvanhet veeindegotenlegde,opdatzijtussendestavenzwanger zoudenworden
42Maaralshetveezwakwas,liethijhetnietbinnen;het zwakkereveewasvanLaban,enhetsterkerevanJakob 43Endemanwerdzeertalrijkenhadveelvee,slavinnen, slaven,kamelenenezels.
HOOFDSTUK31
1ToenhoordehijdewoordenvanLabanszonen,die zeiden:Jakobheeftalleswatvanonzevaderwas, weggenomen;enuitwatvanonzevaderwas,heefthijal dezeeerverkregen
2ToenJakobhetgezichtvanLabanzag,zaghijdathet nietmeerzowasalsvoorheen.
3ToenzeideHEEREtegenJakob:Keerterugnaarhet landvanuwvaderenennaaruwverwanten,danzalIkmet uzijn.
4ToenzondJakobheenenriepRachelenLeanaarhet veld,bijzijnkleinvee,
5Enhijzeitegenhen:Ikziedathetgezichtvanuwvader tegenovermijnietmeeriszoalsvroeger;maardeGodvan mijnvaderismetmijgeweest.
6Enuweetdatikmetalmijnkrachtuwvaderhebgediend
7Enuwvaderheeftmijbedrogenenmijnloontienmaal veranderd;maarGodheefthemniettoegestaanmijkwaad tedoen.
8Alshijdusgezegdheeft:Degespikkeldezullenuwloon zijn,danheeftalhetveegespikkeldedierenEnalshijdus gezegdheeft:Degevlektezullenuwloonzijn,danheeftal hetveegevlektedieren
9ZoheeftGodhetveevanuwvaderafgenomenenaan mijgegeven
10Enhetgebeurdeopdedagdathetveedrachtigwerd, datikmijnogenopsloegenineendroomzag,enzie,de rammendieophetveesprongen,warengestreept, gespikkeldengevlekt
11EndeengelGodsspraktotmijineendroom,zeggende: Jakob!Enikzeide:Zie,hierbenik.
12Enhijzeide:Slatochuwogenopenzie,allerammen dieophetveespringen,zijngestreept,gespikkelden gevlekt;wantIkheballesgezien,watLabanudoet.
13IkbendeGodvanBethel,waarudegedenksteen gezalfdhebtenwaaruMijeengeloftegedaanhebtMaak unuop,vertrekuitditlandenkeerterugnaarhetlandvan uwverwanten
14ToenantwoorddenRachelenLeaenzeidentotHem:Is ernogeenstuklandofeenerfenisvooronsinhethuisvan onzevader?
15WordenwijnietdoorHemalsvreemdelingen beschouwd?WantHijheeftonsverkochtenookonsgeld geheelopgemaakt
16WantalderijkdomdieGodonzevaderheeft afgenomen,dieisvanonsenvanonzekinderenDoedus alleswatGodugezegdheeft
17ToenmaakteJakobzichopenlietzijnzonenenzijn vrouwenopkamelenrijden
18Alzijnveeenalzijnbezittingen,diehijhadverkregen, namhijmee,hetveedathijinPaddan-Aramhadverkregen, omnaarzijnvaderIzakinhetlandKanaäntegaan
19ToenLabanzijnschapengingscheren,zaghijdat Racheldeafgodsbeeldenvanhaarvaderhadgestolen.
20EnJakobslooponopgemerktnaarLaban,deSyriër, omdatdezehemniethadvertelddathijwildevluchten 21Hijvluchttemetalleswathijhad,stakderivieroveren richttezijnblikophetgebergteGilead
22EnopdederdedagwerdLabanvertelddatJakob gevluchtwas.
23Hijnamzijnbroersmetzichmeeenachtervolgdehem overeenafstandvanzevendagreizenToenhaaldenzij heminophetgebergtevanGilead.
24ToenkwamGod'snachtsineendroomtotLaban,de Syriër,enzeitegenhem:Weesopuwhoededatutot Jakobnietspreekt,nochgoednochkwaad.
25ToenhaaldeLabanJakobinJakobhadzijntent opgeslagenopdeberg,enLabanenzijnbroedershadden huntentopgeslagenopdebergvanGilead.
26ToenzeiLabantegenJakob:Wathebjegedaan?Datje meonopgemerkthebtgestolenenmijndochtershebt meegenomen,alsofzegevangenwarengenomendoorhet zwaard
27Waaromzijtgijheimelijkgevluchtenvanmij weggeglipt,enhebtgijhetmijnietverteld,opdatikuzou hebbenweggezondenondervrolijkheidengezang,met tamboerijnenharp?
28Enhebtumijniettoegestaanmijnzonenenmijn dochterstekussen?Nuhebtudwaasgehandelddoorzote handelen
29Hetisindemachtvanmijnhandomukwaadtedoen; maardeGodvanuwvaderheeftgisteravondtotmij gesproken:WeesopuwhoededatumetJakobnietspreekt, nochtengoedenochtenkwade
30Ennu,hoeweljenoodzakelijkerwijswildeweggaan, omdatjezoverlangdenaarhethuisvanjevader,waarom hebjedanmijngodengestolen?
31ToenantwoorddeJakobenzeidetotLaban:Omdatik bevreesdwas,wantikdacht:Misschienwiltumijuw dochtersmetgeweldontnemen
32Bijwiegijuwgodenvindt,diezalnietleven;verneem voorhetaangezichtvanonzebroeders,wathetuwebijmij is,enneemhettotuWantJakobwistniet,datRachelze gestolenhad.
33EnLabangingindetentvanJakob,enindetentvan Lea,enindetentenvandetweedienstmaagden;maarhij vondzenietToenginghijuitdetentvanLea,engingin detentvanRachel.
34Rachelnuhaddebeeldengenomen,enzeinhet kameelsgereigelegd,enwasdaaropgaanzittenEnLaban doorzochtdegeheletent,maarvondzeniet
35Enzijzeidetothaarvader:Laathetmijnheerniet kwalijkzijn,datikvoorunietkanopstaan;wantde gewoontedervrouwenisopmijEnhijzocht,maarvond debeeldenniet
36ToenwerdJakobtoornigentwisttemetLaban.Toen antwoorddeJakobenzeidetotLaban:Watismijn overtreding?Watismijnzonde,datgijmijzohevig vervolgdhebt?
37Terwijlualmijnbezittingenhebtdoorzocht,wathebtu vanaluwhuisraadgevonden?Leghethierneervoormijn broedersenuwbroeders,zodatzijtussenonsbeiden kunnenoordelen
38Altwintigjaarbenikbiju;uwooienenuwgeiten hebbengeenjongenverwekt,enderammenvanuw kleinveehebiknietopgegeten
39Watdoordedierenverscheurdwas,hebiknietbiju gebracht.Ikhebhetverlieservangedragen.Uhebthetvan mijnhandopgeëist,hetzijhetoverdaggestolenis,hetzij het'snachtsgestolenis
40Zowashetmetmij:overdagwerdikgetroffendoorde droogte,'snachtsdoordevorst,endeslaapweekuitmijn ogen
41Ikbennutwintigjaarinuwhuisgeweest;veertienjaar hebikugediendvooruwtweedochtersenzesjaarvoor uwvee;enuhebtmijnloontienmaalveranderd
42IndiendeGodmijnsvaders,deGodvanAbrahamende vrezevanIzaknietbijmijgeweestwas,zoudtgijmijnu ledighebbenweggezondenGodheeftmijnellendeende arbeidmijnerhandengezien,enheeftugisterenavond bestraft
43ToenantwoorddeLabanenzeidetotJakob:Deze dochterszijnmijndochters,endezekinderenzijnmijn kinderen,enditveeismijnvee,enalleswatgijziet,isvan mij;enwatkanikhedendoenaandezedochtersvanmij, ofaanhunkinderen,diezijgeborenhebben?
44Komnu,latenwijeenverbondsluiten,ikenjij,enlaat hettoteengetuigezijntussenmijenjou.
45ToennamJakobeensteenenrichttedieovereindals eengedenkteken
46ToenzeiJakobtegenzijnbroers:VerzamelstenenZij namenstenenenmaaktenereensteenhoopvan.Enzijaten daaropdesteenhoop
47EnLabannoemdehetJegarsahadutha,maarJakob noemdehetGal-Ed
48EnLabanzeide:Dezehoopishedeneengetuigetussen mijenu.DaaromwerddenaamdaarvanGal-Edgenoemd; 49EnMizpa;wanthijzeide:DeHEEREzaltussenmijen uwaken,wanneerwijnietbijelkaarzijn
50Alsjemijndochtersmishandeltofalsjenaastmijn dochtersnoganderevrouwenneemt,iserniemandbijons Zie,Godisgetuigetussenmijenjou
51ToenzeiLabantegenJakob:Kijk,ditiseensteenhoop eneengedenktekendatiktussenmijenuhebneergezet. 52Dezesteenhoopendezegedenksteenmoetengetuigen datikdezesteenhoopnietaanuvoorbijzallatengaan,en datudezesteenhoopendezegedenksteennietaanmij voorbijzultlatengaan,totkwaad
53DeGodvanAbraham,endeGodvanNahor,deGod vanhunvader,zaltussenonsoordelen.EnJakobzwoerbij devrezevanzijnvaderIzak
54ToenofferdeJakobopdebergennodigdezijnbroers uitombroodteetenZijatenbroodenblevendehelenacht opdeberg
55EndesmorgensvroegstondLabanop,kustezijnzonen enzijndochtersenzegendehenDaarnavertrokLabanen keerdeterugnaarzijnplaats
HOOFDSTUK32
1ToenJakobzijnwegvervolgde,kwamendeengelenvan Godhemtegemoet
2ToenJakobhenzag,zeihij:DitishetlegervanGodHij noemdedieplaatsMahanaïm.
3ToenzondJakobbodenvoorzichuitnaarzijnbroerEsau inhetlandSeïr,hetgebiedvanEdom
4Enhijgeboodhun,zeggende:Alduszultgijtotmijnheer Esauspreken:UwdienaarJakobzegtaldus:Ikhebbij Labanvertoefdenbendaartotnutoegebleven
5Ikhebookrunderen,ezels,kleinvee,slavenenslavinnen. Ikhebeenboodschapgestuurdomditaanmijnheerte melden,zodatikgenadeinuwogenmagvinden
6ToenkeerdendebodenterugnaarJakobenzeiden:Wij zijnbijuwbroerEsaugeweest,enookhijkomtutegemoet, envierhonderdmanmethem
7ToenwerdJakobzeerbevreesdeningrotenood.Daarom verdeeldehijhetvolkdatbijhemwas,hetkleinvee,de runderenendekamelenintweegroepen
8Enhijzeide:IndienEsautotdeenegroepkomtenhen slaat,danzaldeoverigegroep,dieovergeblevenis, ontkomen
9EnJakobzeide:OGodvanmijnvaderAbrahamenGod vanmijnvaderIzak,deHEERE,Dietotmijgezegdheeft: Keerterugnaaruwlandennaaruwmaagschap,danzalIk welaanudoen!
10Ikbennietwaardigdeminstevanalde barmhartighedenenaldewaarheid,dieGijaanUwdienaar hebtbewezen;wantikbenmetmijnstafoverdezeJordaan getrokken;ennubeniktottweebendengeworden
11Redmijtochuitdehandvanmijnbroer,uitdehandvan EsauWantikvreeshem,dathijnietzalkomenenmij,de moederendekinderenzaldoden
12Engijhebtgezegd:Ikzaluzekerweldoen,enuw nageslachtmakenalshetzandderzee,datvanwegede menigtenietgeteldkanworden
13Enhijovernachttedaardiezelfdenacht,ennamvanwat hijinhandenkreegeengeschenkvoorzijnbroerEsau;
14Tweehonderdgeitenentwintigbokken,tweehonderd ooienentwintigrammen,
15Dertigmelkkamelenmethunveulens,veertigkoeien, tienstieren,twintigezelinnenentienveulens
16Enhijgafzeindehandvanzijndienaren,elkekudde afzonderlijk,enzeitotzijndienaren:Gavoormijuiten laatruimtetussendeenekuddeendeandere
17Enhijgebooddeeerste,zeggende:Wanneermijn broederEsauuontmoet,enuvraagt,zeggende:Vanwie zijtgij,enwaargaatgijheen,envanwiezijndezenvoor uwaangezicht?
18Danmoetuzeggen:ZezijnvanuwdienaarJakob;het iseengeschenkdataanmijnheerEsaugezondenis;enzie, ookhijisachterons
19Enhijgebooddetweedeendederde,enallendiede kuddenvolgden,zeggende:AlduszultgijtotEsauspreken, wanneergijhemvindt
20Enzegtook:Zie,uwknechtJakobisachteronsWant hijheeftgezegd:Ikzalhemverzoenenmethetgeschenk datvoormijuitgaat,endaarnazalikzijnaangezichtzien; misschienzalhijhetvanmijaannemen
21Zoginghetgeschenkvoorhemuit,enhijzelf overnachttedienachtinhetgezelschap.
22Diezelfdenachtstondhijop,namzijntweevrouwen, zijntweeslavinnenenzijnelfzonenmeeenstakde doorwaadbareplaatsJabbokover.
23Enhijnamhenmeeenzondhenoverdebeek,enzond wathijhadover
24EnJakobbleefalleenachter,enerbleefeenmanmet hemworstelen,totdatdedagaanbrak
25Toenhijzagdathijhemnietkonweerstaan,raaktehij Jakobsheupaan.ToenraakteJakobsheupontwricht,want hijworsteldemethem
26Enhijzeide:Laatmijgaan,wantdedagbreektaanEn hijzeide:Ikzalunietlatengaan,tenzijdatgijmijzegent.
27Enhijzeidetothem:Hoeisuwnaam?Enhijzeide: Jakob
28Enhijzeide:UwnaamzalnietmeerJakobzijn,maar Israël;wantgijhebtmachtgehadtegenoverGodende mensen,alseenvorst,engijhebtoverwonnen
29EnJakobvroeghem,enzeide:Zegmijtochuwnaam. Enhijzeide:Waaromvraagtgijnaarmijnnaam?Enhij zegendehemdaar
30EnJakobnoemdedieplaatsPniël,wantikhebGod gezienvanaangezichttotaangezicht,enmijnlevenis behoudengebleven
31ToenhijPenuelvoorbijwas,kwamdezonopenraakte hijaanzijndijbeengewond
32DaaromhebbendeIsraëlietentotopdedagvan vandaagnietgegetenvandepeesdieverschrompeldis,die aandeholtevandeheupzitHijhadimmersdeholtevan Jakobsheupaangeraakt,bijdepeesdieverschrompeldwas HOOFDSTUK33
1ToenhiefJakobzijnogenop,enzag,enziet,daarkwam Esau,enmethemvierhonderdmanEnhijverdeeldede kinderenonderLea,enonderRachel,enonderdetwee dienstmaagden.
2Endedienstmaagdenenhunkinderenplaatstehij vooraan,enLeaenhaarkinderendaarachter,enRachelen Jozefhetmeestachteraan
3Enhijliepvoorhenlangsenboogzichzevenmaalter aarde,totdathijbijzijnbroerwasgekomen.
4ToensneldeEsauhemtegemoet,omhelsdehem,viel hemomdehalsenkustehemEnzijweenden
5Enhijhiefzijnogenop,enzagdevrouwenende kinderen,enzeide:Wiezijndezebiju?Enhijzeide:De
kinderen,dieGodinzijngoedertierenheidaanuwknecht gegevenheeft.
6Toenkwamendedienaressenmethunkinderendichterbij enbogenzichneer.
7OokLeakwammethaarkinderennaarvorenenboog zichneerDaarnakwamenJozefenRachelnaarvorenen boogzichneer
8Enhijzeide:Watbedoeltgijmetaldezekudden,dieik ontmoetheb?Enhijzeide:Dezezijnomgenadetevinden indeogenmijnsheren
9ToenzeiEsau:Ikhebgenoeg,mijnbroeder;watjijhebt, houdjevoorjezelf
10MaarJakobzeide:Nee,indieniknugenadeinuwogen gevondenheb,neemdanmijngeschenkuitmijnhandaan Wantdaaromhebikuwaangezichtgezien,alsofikhet aangezichtvanGodgezienhad,engijhebtwelgevallen aanmijgehad
11Neemtochmijnzegenaan,dieugebrachtis;omdat Godmijgenadiggedaanheeft,enomdatikgenoegheb.En hijdrongerbijhemopaan,enhijnamdieaan
12Enhijzeide:Laatonsopreisgaan,enlaatonsgaan,en ikzalvooruuitgaan.
13Enhijzeidetothem:Mijnheerweet,datdekinderen teerzijn,endatdeschapenenrunderenmetjongenbijmij zijn;enindienmenzeopeendagzouoverdrijven,zoude gehelekuddesterven
14LaattochmijnheervoorzijndienaaruittrekkenDan zalikvoorzichtigvooruuitgaan,zoalshetveedatvoor mijuitgaatendekinderenhetkunnenverdragen,totdatik bijmijnheerinSeïrkom
15EnEsauzeide:Laatmijnuenigenvanhetvolk,datbij mijis,bijuachterlatenEnhijzeide:Watishetnoodig?
Laatmijgenadevindenindeogenmijnsheren
16DiezelfdedaggingEsauweeropwegnaarSeïr.
17EnJakobreisdenaarSukkot,enhijbouwdeereenhuis enmaaktehuttenvoorzijnvee;daaromheetdeplaats Sukkot.
18ToenJakobuitPaddan-Aramkwam,kwamhijinSelem, eenstadbijSichem,inhetlandKanaänHijsloegzijntent opvóórdestad.
19HijkochtvandekinderenvanHemor,devadervan Sichem,eenstukland,waarhijzijntenthadopgezet,voor honderdgeldstukken.
20HijrichttedaareenaltaaropennoemdehetEleloheIsraël
HOOFDSTUK34
1EnDina,dedochtervanLea,diezijaanJakobgebaard had,ginguitomdedochtersvanhetlandtebezoeken
2ToenSichem,dezoonvanHemor,deHeviet,devorst vanhetland,haarzag,namhijhaarmee,sliepmethaaren onteerdehaar
3EnzijnzielkleefdeaanDina,dedochtervanJakob,en hijhadhetmeisjeliefensprakvriendelijktegenhetmeisje 4ToensprakSichemtotzijnvaderHemorenzei:Neemdit meisjevoormijtotvrouw.
5ToenJakobhoordedathijzijndochterDinaonteerdhad, warenzijnzonenmetzijnveeinhetveldDaarombleef Jakobstiltotdatzijterugkwamen.
6ToengingHemor,devadervanSichem,naarJakobom methemtespreken
7ToendezonenvanJakobdithoorden,kwamenzijuithet veld.Demannenwarenzeerverbolgenenwoedend,omdat hijeendwaasheidinIsraëlhadbegaandoorbijdedochter vanJakobteslapen.Datmochtnietgebeuren.
8EnHemorspraktothenenzeide:Hethartvanmijnzoon Sichemverlangtnaaruwdochter;ikverzoekuhemhaar totvrouwtegeven
9Ensluithuwelijkenmetons,engeefonsuwdochters,en neemonzedochterstotu
10Engijzultbijonswonen,enhetlandzalvooruw aangezichtzijn;gijzultdaarinwonen,enhandeldrijven,en gijzultdaarinbezittingenverwerven
11ToenzeiSichemtegenhaarvaderenhaarbroers:Laat mijgenadevindeninuwogen,enwatutegenmijzegt,zal ikgeven
12Vraagmijnooitzoveelbruidsschatengeschenken,enik zalgevenzoalsumijvraagtMaargeefmijhetmeisjeals vrouw
13ToenantwoorddendezonenvanJakobSichemenzijn vaderHemoropeenbedrieglijkemanierenzeiden:Omdat hijhunzusterDinahadonteerd,
14Enzijzeidentothen:Wijkunnenditnietdoen,onze zusteraaneenonbesnedenetegeven;wantdatzoueen schandevooronszijn
15Maarhierinzullenwijmetuinstemmen:alsuwiltzijn zoalswij,datalwatmannelijkisonderubesnedenwordt; 16Danzullenwijonzedochtersaanugeven,enuw dochterszullenwijbijonsnemen,enwijzullenbiju wonen,enwijzullenéénvolkworden
17Maarindiengijnietnaaronsluistertenulaatbesnijden, danzullenwijonzedochtermeenemenenweggaan.
18EnhunwoordenbevielenHemorenSichem,dezoon vanHemor
19Dejongemanaarzeldenietomdittedoen,omdathijeen welgevallenhadaandedochtervanJakobBovendienwas hijaanzienlijkerdanhethelehuisvanzijnvader
20EnHemorenzijnzoonSichemkwamenindepoortvan hunstadensprakenmetdemannenvanhunstad,zeggende:
21Dezemannenzijnvreedzaamtegenoverons;latenzij daarominhetlandwonenenerhandeldrijven;wanthet land,zie,hetisgrootgenoegvoorhen;latenwijhun dochterstotvrouwennemenenlatenwijhunonzedochters geven.
22Alleenhierinzullendemannenmetonsinstemmenom bijonstewonen,oméénvolktezijn,alsalwiemannelijk isonderonsbesnedenwordt,zoalszijbesnedenworden.
23Zoudenhunvee,hunbezittingenenalhunwildedieren nietvooronszijn?Alswijhunmaartoestemminggeven, danzullenzijbijonswonen
24EnnaarHemorennaarzijnzoonSichemluisterden allendiedepoortvanzijnstaduitgingen;enalwat mannelijkwas,lietzichbesnijden,allendiedepoortvan zijnstaduitgingen
25Enhetgebeurdeopdederdedag,toenzijerzeeronder leden,dattweevandezonenvanJakob,SimeonenLevi, debroersvanDina,iederhunzwaardnamen,en brutaalwegdestadbinnenvielen,enallemannendoodden.
26EnzijdooddenHemorenzijnzoonSichemmetde scherptevanhetzwaard,ennamenDinameeuithethuis vanSichemengingennaarbuiten.
27DezonenvanJakobkwamenbijdegesneuveldenen plunderdendestad,omdatzijhunzusteronteerdhadden
28Zijnamenhunschapen,hunrunderenenhunezels,en watindestadwas,enwatophetveldwas,
29Enzijnamenalhunbezittingen,alhunkleinekinderen enhunvrouwengevangen,enroofdenzelfsalleswatinhet huiswas.
30ToenzeiJakobtegenSimeonenLevi:Julliehebbenmij inhetongelukgestortdoormijineenkwadereukte brengenbijdebewonersvanhetland,bijdeKanaänieten endeFerezietenOmdatikmaarmetweinigenben,zullen zezichtegenmijverzamelenenmijdodenDanzalik verdelgdworden,ikenmijnhuis
31Enzijzeiden:Zalhijmetonzezusterhandelenalsmet eenhoer?
HOOFDSTUK35
1EnGodzeidetotJakob:Maakugereed,ganaarBethel enwoonaldaar,enmaakdaareenaltaarvoordeGod,Die aanuverschenenis,toengijvluchttevoorhetaangezicht vanuwbroederEsau
2ToenzeiJakobtegenzijnhuisgenotenentegenallendie bijhemwaren:Doedevreemdegodenwegdieinuw middenzijn,reiniguenverwisseluwkleren
3LatenwijonsdanopmakenennaarBetheltrekken,enik zaldaareenaltaaroprichtenvoorGod,Diemijgeantwoord heeftopdedagvanmijnbenauwdheid,enDiebijmij geweestisopdewegdieikgegaanben
4EnzijgavenJakobaldevreemdegodendieinhunbezit waren,enaldeoorringendieinhunorenwarenEnJakob verborgzeonderdeeikdiebijSichemwas
5Enzijtrokkenverder,endeschrikvoorGodkwamover destedendierondomhenlagen,zodatzijdezonenvan Jakobnietachtervolgden
6ToenkwamJakobinLuzaan,datinhetlandKanaänligt, hethuidigeBethel,hijenalhetvolkdatbijhemwas
7HijbouwdedaareenaltaarennoemdedieplaatsElbethel, omdatGoddaaraanhemverschenenwas,toenhijvoor zijnbroervluchtte
8MaarDebora,devoedstervanRebekka,stierfenwerd begravenondereeneik,benedenBethel.Dieeikkreegde naamAllonbachuth
9EnGodverscheenopnieuwaanJakob,toenhijuit Paddan-Aramkwam,enzegendehem.
10EnGodzeidetothem:UwnaamisJakob;uwnaamzal voortaannietmeerJakobheten,maarIsraëlzaluwnaam zijn;enHijnoemdezijnnaamIsraël.
11EnGodzeidetothem:IkbenGod,deAlmachtige;wees vruchtbaarenwordtalrijk;eenvolk,ja,eenmenigtevan volkenzaluituontstaan,enkoningenzullenuituw lendenenvoortkomen;
12EnhetlanddatIkaanAbrahamenIzakgegevenheb, zalIkaanugeven,enaanuwnageslachtnauzalIkhet landgeven
13EnGodsteegvanhemop,vandeplaatswaarHijmet hemgesprokenhad
14ToenrichtteJakobopdeplaatswaarhijmetHem gesprokenhad,eengedenktekenop,eenstenen gedenkteken,enhijgootereenplengofferopengooter olieover
15EnJakobnoemdedeplaatswaarGodmethem gesprokenhad,Bethel
16ZijbrakenopvanBethel,enhetwasnogmaareenklein eindjenaarEfrat.Rachelkreegweeënenhadhetzwaar tijdensdebevalling
17Enhetgebeurde,toenzijhetzozwaarhadmetde bevalling,datdevroedvrouwtegenhaarzei:Weesniet bang,ookdezezoonzuljekrijgen
18Enhetgebeurde,toenhaarzielhemverliet(wantzij stierf),datzijhemdenaamBenonigaf;maarzijnvader noemdehemBenjamin
19RachelstierfenwerdbegravenaandewegnaarEfrath, datisBethlehem
20ToenrichtteJakobeengedenktekenopbovenhaargraf DatgedenktekenishetgraftekenvanRachel,dattotop dezedagbestaat
21ToenbrakIsraëlopenzettezijntentopaande overzijdevandetorenvanEdar.
22Enhetgeschiedde,toenIsraelindatlandwoonde,dat RubenheengingenlagbijBilha,hetbijwijfvanzijnvader; enIsraelhoordehet.EndezonenvanJakobwarentwaalf: 23DezonenvanLeawaren:Ruben,deeerstgeborenevan Jakob,enSimeon,Levi,Juda,IssascharenZebulon 24DezonenvanRachelwarenJozefenBenjamin.
25EndezonenvanBilha,Rachelsdienstmaagd:Danen Naftali
26DezonenvanZilpa,deslavinvanLea,warenGaden AserDitzijndezonenvanJakob,dieheminPaddan-Ram geborenwerden
27ToengingJakobnaarzijnvaderIsaak,naarMamre, naardestadArbah,datisHebron,waarAbrahamenIsaak alsvreemdelingenverbleven
28DedagenvanIzakwarenhonderdtachtigjaar.
29ToengafIzakdegeestenstierf,enhijwerdtotzijn vooroudersverzameld,oudenzatvandagen;enzijnzonen EsauenJakobbegroevenhem.
HOOFDSTUK36
1DitzijndeafstammelingenvanEsau,dieEdomis
2EsaunamzijnvrouwenuitdedochtersvanKanaän:Ada, dedochtervanElon,deHethiet,enOholibama,dedochter vanAna,dedochtervanZibeon,deHeviet;
3EnBasmath,dedochtervanIsmaël,dezustervan Nebajoth.
4EnAdabaardeEsauElifaz;enBashemathbaardeReüel;
5EnOholibamabaardeJeüs,JaälamenKorachDitzijnde zonenvanEsau,dieheminhetlandKanaängeboren werden
6ToennamEsauzijnvrouwen,zijnzonenenzijndochters, enallepersonenvanzijnhuis,enzijnvee,enalzijnvee, enalzijnbezittingen,diehijinhetlandKanaänverkregen had,enginghetlandin,wegvanhetaangezichtvanzijn broerJakob.
7Wanthunbezittingenwarentegrootombijelkaarte wonenEnhetlandwaarzijvreemdelingenwaren,konhen nietdragenvanwegehunvee
8ZowoondeEsauophetgebergteSeïrEsauisEdom
9DitzijndeafstammelingenvanEsau,devadervande Edomieten,inhetgebergteSeïr:
10DitzijndenamenvanEsau'szonen:Elifaz,dezoonvan Ada,devrouwvanEsau,enRehuël,dezoonvanBasmath, devrouwvanEsau
11DezonenvanElifazwaren:Teman,Omar,Zefo,Gatam enKenaz.
12TimnawaseenbijvrouwvanElifaz,dezoonvanEsau, enzijbaardeaanElifazAmalek.Ditwarendezonenvan Ada,devrouwvanEsau.
13EnditzijndezonenvanRehuël:Nahath,enZerah, Samma,enMizzaDitzijndezonenvanBasmath,de vrouwvanEzau.
14DitwarendezonenvanOholibama,dedochtervanAna, dedochtervanZibeon,devrouwvanEzauZijbaardeaan EzauJeüs,JaälamenKorach
15DitwarendevorstenvandezonenvanEsau:dezonen vanElifaz,deeerstgeborenzoonvanEsau:devorstTeman, devorstOmar,devorstZefo,devorstKenaz, 16DevorstKorach,devorstGatamendevorstAmalek DitzijndevorstendieafstamdenvanElifazinhetland EdomZijwarendezonenvanAda
17EnditzijndezonenvanRehuël,dezoonvanEzau:de vorstNahath,devorstZerah,devorstSamma,devorst MizzaDitzijndevorstendieafstamdenvanRehuëlinhet landEdomDitzijndezonenvanBasmath,devrouwvan Ezau.
18EnditzijndezonenvanAholibama,devrouwvan Esaus:vorstJeüs,vorstJaälam,vorstKorachDitzijnde vorstendieafstamdenvanAholibama,dedochtervanAna, devrouwvanEsaus
19DitzijndezonenvanEsau,dieEdomis,enditzijnhun vorsten.
20DitzijndezonenvanSeïr,deHoriet,diehetland bewoonden:Lotan,Sobal,ZibeonenAna, 21EnDison,EzerenDisan;ditzijndevorstenvande Horieten,dezonenvanSeïrinhetlandEdom
22DekinderenvanLotanwarenHorienHemam;de zustervanLotanwasTimna.
23EndekinderenvanSobalwaren:Alvan,enManahath, enEbal,Sefo,enOnam
24DitzijndezonenvanZibeon:AjaenAna.Ditwasde Anadiedemuildierenindewoestijnvond,toenhijde ezelsvanzijnvaderZibeonhoedde
25EndekinderenvanAnawaren:DisonenOholibama,de dochtervanAna
26DitzijndezonenvanDison:Hemdan,Esban,Jithranen Cheran.
27DezonenvanEzerzijn:Bilhan,ZaävanenAkan
28DezonenvanDisanzijn:UzenAran
29DitzijndehertogendieuitdeHorietenkwamen;hertog Lotan,hertogShobal,hertogZibeon,hertogAnah, 30HertogDishon,hertogEzer,hertogDisan:ditzijnde vorstendievanHoriafstamden,onderhunvorsteninhet landSeïr
31DitzijndekoningendieoverhetlandEdomhebben geregeerd,voordatereenkoningoverdeIsraëlieten regeerde
32Bela,dezoonvanBeor,regeerdeinEdomDenaam vanzijnstadwasDinhaba
33EnBelastierf,enJobab,dezoonvanZerah,uitBosra, werdinzijnplaatskoning.
34ToenJobabstierf,werdHusamuithetlandTemaniin zijnplaatskoning
35ToenHusamstierf,werdinzijnplaatsHadadkoning,de zoonvanBedad,dieMidianversloeginhetveldvanMoab DenaamvanzijnstadwasAvith
36ToenHadadstierf,werdSamla,dezoonvanMasreka, inzijnplaatskoning.
37ToenSamlastierf,werdSaul,vanRehobothaande rivier,inzijnplaatskoning.
38ToenSaulstierf,werdBaäl-Hanan,dezoonvanAchbor, koninginzijnplaats
39ToenBaäl-Hanan,dezoonvanAchbor,stierf,werd Hadarkoninginzijnplaats.DenaamvanzijnstadwasPaü endenaamvanzijnvrouwwasMehetabel,dedochtervan Matred,dedochtervanMezahab
40EnditzijndenamenvandevorstendievanEsau afstamden,ingedeeldnaarhungeslachten,naarhun plaatsen,methunnamen:devorstTimna,devorstAlva,de vorstJetheth,
41HertogAholibamah,hertogElah,hertogPinon, 42HertogKenaz,hertogTeman,hertogMibzar, 43DevorstMagdiël,devorstIram:ditzijndevorstenvan Edom,naarhunwoonplaatseninhetlanddatzijbezaten DitisEsau,devadervandeEdomieten.
HOOFDSTUK37
1EnJakobwoondeinhetlandwaarzijnvaderals vreemdelingverbleef,inhetlandKanaän
2DitzijndegeslachtenvanJakob.Jozef,zeventienjaar oud,wasbezigmethethoedenvandekuddemetzijn broedersDejongenwasbijdezonenvanBilhaenbijde zonenvanZilpa,devrouwenvanzijnvader.EnJozef brachthunkwaadgeruchtoveraanzijnvader
3IsraëlhadJozefliefbovenalzijnanderekinderen,omdat hijhemophogeleeftijdhadgekregen.Daaromliethijeen veelkleurigemantelvoorhemmaken
4Toenzijnbroerszagendathunvaderhemmeerliefhad danalzijnbroers,haattenzehemenkondenzeniet vriendelijkmethemspreken
5EnJozefhadeendroom,enhijverteldedieaanzijn broers;enzijhaattenhemnogmeer.
6EnHijzeidetothen:Hoorttochdezedroom,dieik gehadheb
7Wantzie,wijwarenbezigschoventebindenophetveld, enzie,mijnschoofrichttezichopenbleefookrechtop staanEnzie,uwschovenstondeneromheenenbogenzich voormijnschoofneer.
8Enzijnbroederszeidentothem:Zoudtgijdanoverons regeren?Ofzoudtgijdanoveronsheersen?Enzijhaatten hemnogtemeeromzijndromenenomzijnwoorden.
9Enhijkreegnogeendroom,enverteldedieaanzijn broeders,enzeide:Zie,ikhebnogeendroomgehad;enzie, dezon,demaanendeelfsterrenbogenzichvoormijneer
10EnhijverteldehetaanzijnvaderenzijnbroedersEn zijnvaderbestraftehemenzeidetothem:Watisditvoor eendroom,diegijgedroomdhebt?Zoudenik,uwmoeder enuwbroedersdanwerkelijkkomen,omonsvooruter aardetebuigen?
11Enzijnbroerswarenjaloersophem;maarzijnvader hieldzichaanditwoord
12Zijnbroersgingenopwegomdeschapenvanhun vadertehoedeninSichem
13EnIsraelzeidetotJozef:Weidenuwbroedersdekudde nietteSichem?Kom,enikzalutothenzenden.Enhij zeidetothem:Hierbenik
14Enhijzeidetothem:Gatochheen,zie,ofhetwelis metuwbroeders,enwelmetdekudden,enbrengmij berichtToenzondhijhemuithetdalvanHebron,enhij kwamteSichem.
15Eneenmantrofhemaan,enzie,hijdwaalderondinhet veldEndemanvroeghem:Watzoektu?
16Enhijzeide:Ikzoekmijnbroeders;zegmijtoch,waar zijhunkuddenweiden.
17Endemanzeide:Zijzijnvanhiervertrokken;wantik hebhenhorenzeggen:LaatonsnaarDothangaanEn Jozefgingzijnbroedersachterna,envondhenteDothan 18Toenzijhemvanverrezagen,ennogvoordathijbij hengekomenwas,beraamdenzijeensamenzweringtegen hemomhemtedoden
19Enzijzeidentotelkaar:Zie,daarkomtdiedromer 20Komdannu,latenwijhemdodenenineenvanzijn kuilenwerpen,enlatenwijzeggen:Eenkwaadbeestheeft hemverslondenDanzullenwijeenszienwatermetzijn dromengebeurt.
21ToenRubendathoorde,reddehijhemuithunhanden enzei:Latenwehemnietdoden
22EnRubenzeidetothen:Vergietgeenbloed,maarwerp hemindezeput,dieindewoestijnis,ensladehandniet aanhem,opdathijhemuithunhandenzouredden,om hemwederomaanzijnvaderuitteleveren.
23Enhetgebeurde,toenJozefbijzijnbroerskwam,datzij Jozefzijnmanteluittrokken,zijnveelkleurigemantel,die hijaanhad;
24ToennamenzehemengooidenhemineenputDeput wasleeg,erstondgeenwatermeerin
25Enzijgingenzittenombroodteeten.Toenzijhunogen opsloegenenzagen,zie,daarkwameengroepIsmaëlieten uitGileadaan,methunkamelen,diebalsem,specerijenen mirrebijzichhadden.Zijwarenopwegomdatnaar Egyptetebrengen
26ToenzeiJudategenzijnbroers:Wathebbenwijeraan, alswijonzebroerdodenenzijnbloedverbergen?
27Kom,enlaatonshemaandeIsmaëlietenverkopen,en laatonzehandnietaanhemzijn;wanthijisonzebroeder enonsvlees.Enzijnbroederswarentevreden.
28ToenkwamenerMidianitischekoopliedenvoorbij,die JozefuitdeputtrokkenenomhooghaaldenZijverkochten JozefvoortwintigzilverstukkenaandeIsmaëlieten,die JozefnaarEgyptebrachten
29ToenRubennaardeputterugkeerde,zaghijdatJozef nietindeputwas.Hijscheurdezijnkleren.
30Toenkeerdehijterugnaarzijnbroersenzei:Hetkindis erniet,enik,waarmoetikheen?
31ToennamenzeJozefskleed,slachtteneengeitenbokje endooptenhetkleedinhetbloed
32Enzijzondendeveelkleurigemantel,enzijbrachten dietothunvader,enzeiden:Dithebbenwijgevonden; weetnu,ofditdemantelvanuwzoonis,ofniet
33Enhijherkendehetenzeide:Hetisdemantelvanmijn zoon;eenkwaadbeestheefthemverslonden;Jozefis voorzekerinstukkengescheurd
34ToenscheurdeJakobzijnkleren,deedeenrouwkleed omzijnlendenenenrouwdeveledagenoverzijnzoon
35Enalzijnzonenenalzijndochtersstondenopomhem tetroosten;maarhijweigerdezichtelatentroosten;enhij zeide:Wantikzaltreurendtotmijnzooninhetgraf afdalenAldusweendezijnvaderoverhem
36ToenverkochtendeMidianietenhemnaarEgypteaan Potifar,dehovelingvandefaraoenbevelhebbervande lijfwacht
HOOFDSTUK38
1IndietijdgingJudavanzijnbroederswegenkwamin contactmeteenAdullamiet,wiensnaamHirawas.
2ToenJudadaareendochtervaneenKanaänietzag,die Suahheette,namhijhaarengingbijhaarin
3Enzijwerdzwangerenbaardeeenzoon,enhijgafhem denaamEr
4Enzijwerdopnieuwzwangerenbaardeeenzoon,enzij gafhemdenaamOnan
5Enzijwerdopnieuwzwangerenbaardeeenzoon,enzij noemdehemSela.HijwasinChezib,toenzijhembaarde.
6ToennamJudavoorEr,zijneerstgeborene,eenvrouw, dieTamarheette
7EnEr,deeerstgeborenevanJuda,wasslechtindeogen vandeHEERE;daaromdooddedeHEEREhem
8ToenzeiJudategenOnan:Gametdevrouwvanjebroer trouwenenverweknageslachtvoorjebroer.
9EnOnanwistdathetzaadnietvoorhemwas;enhet gebeurde,toenhijbijdevrouwvanzijnbroerkwam,dat hijhetopdegrondlietvallen,omtevoorkomendathijzijn broerzaadzougeven
10Enwathijdeed,waskwaadindeogenvandeHEERE; daaromdooddeHijookhem.
11ToenzeideJudatotTamar,zijnschoondochter:Blijf weduweinhethuisvanuwvader,totdatmijnzoonSela grootgewordenis;wanthijhadgezegd:Opdathijnietook zousterven,gelijkzijnbroedersEnTamargingheenen woondeinhethuisvanhaarvader
12NaverloopvantijdstierfdedochtervanSuah,de vrouwvanJudaToenvondJudatroostenginghijnaar zijnschaapscheerdersinTimna,hijenzijnvriendHira,de Adullamiet.
13EnmenverteldeaanTamar:Zie,uwschoonvadergaat naarTimnaomzijnschapentescheren
14Toentrokzijhaarweduwkleeduit,bedektezichmeteen sluier,omhuldezichengingopeenopenplaatszitten,die aandewegnaarTimnaligtWantzijzagdatSelagroot gewordenwas,enzijwashemniettotvrouwgegeven.
15ToenJudahaarzag,hieldhijhaarvooreenhoer,omdat zijhaargezichtbedekthad
16EnHijkeerdeZichtothaaropdeweg,enzeide:Ga tochheen,laatmijbijubinnenkomen;wantHijwistniet, datzijzijnschoondochterwas.Enzijzeide:WatwiltGij mijgeven,opdatGijbijmijbinnenkomt?
17Enhijzeide:IkzalueenbokjeuitdekuddezendenEn zijzeide:Wiltgijmijeenpandgeven,totdatgijhetzendt?
18Enhijzeide:Watonderpandzalikugeven?Enzij zeide:Uwzegelring,enuwarmbanden,enuwstaf,diein uwhandisEnhijgafzehaar,enkwamtothaarin,enzij werdzwangervanhem
19Toenstondzijop,gingweg,legdehaarsluierafentrok deklederenvanhaarweduwschapaan.
20ToenstuurdeJudahetbokjedoordehandvanzijn vrienduitAdullamomhetpanduitdehandvandevrouw inontvangsttenemen,maarhijvondhaarniet.
21Toenvroeghijaandemannenvandieplaats,zeggende: Waarisdehoer,dieopenlijkaandewegwas?Enzij zeiden:Erwasgeenhoeropdezeplaats
22ToenkeerdehijterugnaarJudaenzei:Ikkanhaarniet vinden.Ookdemannenvandieplaatszeiden:Erisgeen hoerindezeplaats
23ToenzeiJuda:Laatzijhethaarbrengen,andersworden wijbeschaamd.Zie,ikhebditbokjegestuurd,maaruhebt haarnietgevonden
24Enhetgeschieddeomtrentdriemaandendaarna,dat menJudatekennengaf,zeggende:Thamar,uw schoondochter,heeftgehoereerd;enziet,zijisook zwangervanhoererij.EnJudazeide:Brengthaaruit,en laathaarverbrandworden
25Toenzijgeborenwas,zondzijeenboodschapnaarhaar schoonvaderomtezeggen:Ikbenzwangervandemanvan wiedezedingenzijnEnzijantwoordde:Ontdektochvan wiedezezijn:dezegelring,dearmbandenendestaf
26EnJudaerkendehen,enzeide:Zijisrechtvaardiger geweestdanik,omdatikhaaraanmijnzoonSelahniet gegevenhebEnhijheefthaarnietmeergekend
27Enhetgebeurde,terwijlzijbarensnoodhad,datzie,er warentweelingeninhaarbuik
28Enhetgebeurde,toenzijbarensweeënhad,datdeeen zijnhanduitstak.Endevroedvrouwnameen scharlakenrodedraadenbonddieomzijnhand,terwijlze zei:Dezeisheteerstgekomen
29Enhetgebeurde,toenhijzijnhandterugtrok,zie,daar kwamzijnbroernaarbuitenEnzijzeide:Hoehebtgijhet uitgebroken?Dezebreukisoveru;daaromwerdzijnnaam Perezgenoemd.
30Daarnakwamzijnbroernaarbuiten,diede scharlakenrodedraadomzijnhandhadHijkreegdenaam Zarah.
HOOFDSTUK39
1JozefwerdnaarEgyptegebrachtPotifar,dehoveling vandefaraoendebevelhebbervandelijfwacht,een Egyptenaar,kochthemuitdehandenvandeIsmaëlieten, diehemdaarheenhaddengebracht
2EndeHEEREwasmetJozef,enhijwerdeen voorspoedigman,enhijwoondeinhethuisvanzijnheer, deEgyptenaar
3EnzijnheerzagdatdeHEEREmethemwas,endatde HEEREalleswathijdeed,doorzijnhandlietslagen.
4EnJozefvondgenadeinzijnogen,enhijdiendehem Hijsteldehemaanoverzijnhuis,enalzijnbezittingengaf hijinzijnhanden
5Enhetgebeurdevandetijdafdathijhemoverzijnhuis enoveralleswathijhad,hadaangesteld,datdeHEERE hethuisvandeEgyptenaarzegendeomJozefswil;ende zegenvandeHEERErustteopalleswathijhad,inhethuis enophetveld
6EnhijlietalwathijhadinJozefshand;enhijwistniet wathijhad,behalvehetbrooddathijatEnJozefwaseen goedman,enwelbemind.
7Enhetgebeurdenadezedingen,datdevrouwvanzijn heerhaarogenopJozefrichtte,enzeide:Kombijmij liggen.
8Maarhijweigerdeenzeitegendevrouwvanzijnheer: Zie,mijnheerweetnietwatermetmijinhuisis,enhij heeftalzijnbezittingeninmijnhandgegeven
9Niemandisgroterindithuisdanik;enhijheeftmijniets onthoudendanu,alleenomdatuzijnvrouwbent.Hoezou ikdanditgrotekwaaddoenenzondigentegenGod?
10Enhetgebeurde,terwijlzijdagelijkstotJozefsprak,dat hijnietnaarhaarluisterde,ombijhaarteliggenenbijhaar tezijn
11HetgebeurdeongeveeropdietijddatJozefnaarbinnen gingomzijnwerktedoenMaarerwarengeenvande mannenvanhethuisdaarbinnen
12Enzijgreephembijzijnkleedenzei:Kombijmij liggen!Enhijlietzijnkleedinhaarhandachter,vluchtte engingnaarbuiten
13Enhetgebeurde,toenzijzagdathijzijnkleedinhaar handhadachtergelatenennaarbuitenwasgevlucht, 14Toenriepzijdemannenvanhaarhuisenspraktothen, zeggende:Zie,hijheefteenHebreeuwsemantotons gebrachtomonstebespotten;hijistotmijgekomenombij mijteliggen,enikhebmetluiderstemgeroepen
15Enhetgebeurde,toenhijhoordedatikmijnstem verhiefenriep,dathijzijnkleedbijmijachterliet,vluchtte ennaarbuitenging
16Enzijlegdezijnkleedbijzichneer,totdatzijnheer thuiskwam
17Enzijspraktothemovereenkomstigdezewoorden, zeggende:DeHebreeuwseslaaf,diegijtotonsgebracht hebt,istotmijgekomenommijtebespotten
18Enhetgebeurde,toenikmijnstemverhiefenriep,dat hijzijnkleedbijmijachterlietenwegvluchtte.
19Enhetgebeurde,toenzijnheerdewoordenvanzijn vrouwhoorde,diezijtothemsprak,zeggende:Opdeze wijzeheeftuwdienaaraanmijgedaan,datzijntoorn ontbrandde
20EndeheervanJozefnamhemmeeenzetteheminde gevangenis,deplaatswaardegevangenenvandekoning gevangenzatenEnhijbleefdaarindegevangenis
21MaardeHEEREwasmetJozef,Hijbeweeshem barmhartigheidenmaaktehemgenadeindeogenvande bewakervandegevangenis
22Endeoverstevandegevangenisgafallegevangenen dieindegevangeniszaten,aanJozefover;enalleswatze daardeden,washijhetdiehetdeed
23Debewakervandegevangenislettenietopwateronder zijnhandwas,wantdeHEEREwasmethem,enwathij deed,lietdeHEEREvoorspoedigzijn
HOOFDSTUK40
1Enhetgebeurdenadezedingen,datdeschenkervande koningvanEgypteenzijnbakkerhunheer,dekoningvan Egypte,zondigden
2Toenwerddefaraowoedendoptweevanzijn hovelingen,opdeoverstevandeschenkersenopde overstevandebakkers
3Hijzetteheninbewaringinhethuisvandeoverstevan delijfwacht,indegevangenis,deplaatswaarJozef gevangenzat
4EndeoverstevandelijfwachtbelastteJozefmethen,en hijdiendehen;enzijbleveneentijdlanginbewaring
5Enzijbeidenhaddeneendroom,iederzijneigendroom inéénnacht,iedernaardeuitlegvanzijndroom,de schenkerendebakkervandekoningvanEgypte,die gevangenzatenindegevangenis.
6ToenJozefdevolgendemorgenbijhenterugkwam,zag hijdatzijverdrietigwaren
7Toenvroeghijdehovelingenvandefarao,diebijhemin degevangenisvanzijnheerzaten,enzei:Waaromkijktu vandaagzosomber?
8Enzijzeidentothem:Wijhebbeneendroomgedroomd, enerisgeenuitleggerdaarvanEnJozefzeitothen:Zijn deuitleggingennietaanGod?Zegzemijtoch
9Endeoverstederschenkersverteldezijndroomaan Jozef,enzeidetothem:Inmijndroom,zie,eenwijnstok stondvoormij;
10Enaandewijnstokzatendrieranken,enhetwasalsof hijuitbotte,enzijnbloesemsschotenuit,enzijntrossen brachtenrijpedruivenvoort
11Endebekervandefaraowasinmijnhand.Iknamde druiven,perstezeuitindebekervandefaraoengafde bekerindehandvandefarao
12EnJozefzeidetothem:Ditisdebetekeniservan:De drierankenzijndriedagen
13MaarbinnendriedagenzalFaraouhethoofdopheffen enuinuwambtherstellen.DanmoetuFarao'sbekerin zijnhandgeven,zoalsvroeger,toenuzijnschenkerwas 14Maardenkaanmij,wanneerhetugoedzalgaan,en bewijsmijtochgoedertierenheid,enbrengmijbijFaraoin herinneringaanmij,enbrengmijuitdithuis
15WantikbeninderdaaduithetlandderHebreeën weggevoerd,enookhierhebiknietsgedaan,datmijinde kerkerzoudoenbelanden
16Toendeopperbakkerzagdatdeuitleggoedwas,zeihij tegenJozef:Ikhadookeendroom,enzie,ikhaddriewitte korvenopmijnhoofd
17Enindebovenstemandlagallerleigebakvoordefarao; endevogelsatenhetuitdemandopmijnhoofd.
18EnJozefantwoorddeenzeide:Ditisdeuitlegdaarvan: Dedriemandenzijndriedagen
19Maarbinnendriedagenzaldefaraouwhoofd omhoogheffenenuaaneenboomhangen,zodatdevogels uwvleesvanuafzulleneten
20Enhetgeschieddeopdederdedag,dedagvande geboortevanFarao,dathijeenfeestgafvooralzijn dienaren;enhijverhiefhethoofdvandeopperschenkeren vandeopperbakkeronderzijndienaren.
21Toenhersteldehijdeopperschenkerweerinzijnfunctie alsschenker,enhijgafdebekerindehandvandefarao.
22Maardeopperbakkerhinghijop,zoalsJozefhun uitgelegdhad
23MaardeoverstederschenkersdachtnietaanJozef, maarvergathem.
HOOFDSTUK41
1Enhetgebeurdenaverloopvantweevollejaren,dat Faraoeendroomhad.Enzie,hijstondaanderivier.
2Enzie,uitderivierkwamenzevenmooie,vettekoeien op,enzegraasdenindeweide
3Enzie,zevenanderekoeienkwamennahenuitderivier omhoog,lelijkvanuiterlijkenmagervanvlees,enze
blevennaastdeanderekoeienstaanaandeoevervande rivier.
4Endelelijkeenmagerekoeienatendezevenmooieen vettekoeienop.ToenontwaakteFarao.
5Enhijsliependroomdevoordetweedekeer.Enzie,er kwamenzevenkorenarenopinéénhalm,rijkenmooi
6Enzie,zevendunnearen,doordeoostenwindgeteisterd, schotenachterhenop.
7Endezevendunnearenverslondendezevenvolleen vollearenEnFaraoontwaakte,enziet,hetwaseendroom
8Enhetgebeurdedesmorgens,datzijngeestontroerd werd;daaromzondhijbodenenriepallemagiërsvan Egypteenallewijzendaarvan.EnFaraoverteldehunzijn droom,maarerwasniemand,diezeaanFaraokon uitleggen
9ToensprakdeoverstederschenkerstotFaraoenzeide: Ikherinnermijhedenmijnovertredingen
10Toenwerddefaraowoedendopzijndienarenenlietmij endeopperbakkeropsluiteninhethuisvandebevelhebber vandelijfwacht
11Enwijhaddeninéénnachteendroom,hijenik;ieder droomdeovereenkomstigdeuitlegvanzijndroom.
12Endaarwasbijonseenjongeman,eenHebreeër,diede dienaarwasvandeoverstevandelijfwachtWijvertelden hethemenhijlegdeonsonzedromenuit;hijlegdezeaan iederuit,overeenkomstigzijneigendroom
13Enhetgebeurde,zoalsHijhetonsheeftuitgelegd,alzo: MijheeftHijinmijnambthersteld,maarhemheeftHij gehangen
14ToenstuurdeFaraobodenomJozeftehalenZehaalden hemsneluitdekerker.Daarnaschoorhijzich,trokandere klerenaanengingbijFaraonaarbinnen
15ToenzeiFaraotegenJozef:Ikhebeendroomgehad,en erisniemanddiehemkanuitleggen.Enikhebvanjou horenzeggendatjijeendroomkuntbegrijpenenuitleggen
16ToenantwoorddeJozefFaraoenzeide:Hetligtnietaan mij;GodzalFaraoeenvredevolantwoordgeven.
17ToenzeiFaraotegenJozef:Inmijndroomstondikaan deoevervanderivier
18Enzie,uitderivierkwamenzevenkoeienop,vetvan vleesenmooivanuiterlijk,enzijgraasdenopdeweide
19Enzie,nahenkwamenernogzevenanderekoeienop, arm,zeerslechtenmagervanvlees,zoalsikinheelEgypte nognooitgezienheb,vanwegehunslechtheid
20Endemagereendelelijkstekoeienatendeeerstezeven vettekoeienop.
21Entoenzijzeopgegetenhadden,konmennietmerken datzijzeopgegetenhadden;maarzijwarennogsteeds slecht,zoalsinhetbeginToenwerdikwakker
22Enikzaginmijndroom,enzie,erkwamenzevenaren opinéénhalm,volengoed
23Enzie,zevenaren,verdord,dunendoordeoostenwind verschroeid,schotennahenop
24EndedunnearenverslondendezevenmooiearenIk verteldeditaandemagiërs,maarerwasniemanddiehet mijkonverklaren
25ToenzeiJozeftegenFarao:DedroomvanFaraoiséén ding:GodheeftFaraolatenzienwatHijgaatdoen
26Dezevenmooiekoeien,datzijnzevenjaren;ende zevenmooiearen,datzijnzevenjaren;dedroomiséén.
27Endezevenmagereenlelijkekoeiendienahen opkwamen,betekenenzevenjaren;endezevenlegearen,
diedoordeoostenwindzijnverschroeid,betekenenzeven jarenvanhongersnood.
28DitiswatiktotFaraogesprokenheb:WatGodgaat doen,zalHijaanFaraobekendmaken.
29Zie,erkwamenzevenjarenvangroteovervloedinheel hetlandEgypte
30Daarnazullenerzevenjarenvanhongersnood aanbreken,zodataldeovervloedinhetlandEgypte vergetenzalwordenDehongersnoodzalhetlandte gronderichten
31Envandeovervloedinhetlandzalgeenweetzijn vanwegedehongersnooddiedaaropvolgt;wantdiezal zeerzwaarzijn.
32DaaromwerddedroomaanFaraotweekeerverteldDit isomdatdezaakdoorGodvastgesteldisenGodhet binnenkortzallatengebeuren.
33Laatdefaraodaaromeenverstandigenwijsman aanstellenoverhetlandEgypte
34Laatdefaraoditdoenenoverhetlandbestuurders aanstellenHijzalindezevenovervloedjarenhetvijfde deelvanhetlandEgypteinbezitnemen
35Enlatenzijalhetvoedselvandekomendegoedejaren verzamelen,enkorenonderdehandvandefaraoopslaan, enlatenzijvoedselindestedenbewaren
36Endatvoedselzaleenvoorraadzijnvoorhetlandvoor dezevenjarenvanhongersnood,dieinhetlandEgypte zullenzijn,opdathetlandniettenondergaatdoorde hongersnood.
37Endezaakwasgoedindeogenvandefaraoeninde ogenvanalzijndienaren
38Toenzeidefaraotegenzijndienaren:‘Zoudenwij iemandalsdezekunnenvinden,eenmaninwiedeGeest vanGodis?
39ToenzeiFaraotegenJozef:OmdatGodjeditallesheeft latenzien,iserniemandzoverstandigenwijsalsjij
40Gijzultovermijnhuiszijn,enovereenkomstiguw woordzalheelmijnvolkgeregeerdworden;alleendoorde troonzalikgroterzijndangij
41ToenzeiFaraotegenJozef:Zie,ikhebjouaangesteld overhethelelandEgypte.
42Toendeeddefaraozijnringvanzijnhandendeedhem aanJozefshandOokliethijhemklerenvanfijnlinnen aantrekkenenhingeengoudenkettingomzijnhals.
43EnHijliethemrijdenopdetweedewagendiehijhad, enmenriepvoorhemuit:Kniel!EnHijsteldehemaanals heerseroverhetgehelelandEgypte.
44ToenzeiFaraotegenJozef:IkbenFarao,enzonderjou zalinheelEgypteniemandzijnhandofvoetoptillen.
45EnFaraonoemdeJozefsnaamZafnath-Paäneah,enhij gafhemtotvrouwAsnath,dedochtervanPotifera,de priestervanOnEnJozeftrokuitdoorhetgehelelandvan Egypte.
46EnJozefwasdertigjaaroud,toenhijvoorFarao,de koningvanEgypte,stondEnJozefginguitvanFarao's aangezicht,entrokdoorheelhetlandvanEgypte
47Enindezevenjarenvanovervloedbrachtdeaarde handenvolvoort.
48AlhetvoedselvandezevenjarendieinhetlandEgypte warengeweest,verzameldehij,enhetvoedsellegdehijin destedenop.Hetvoedselvanhetveld,datrondomelke stadlag,legdehijdaarinop
49EnJozefverzameldekorenalszandaandezee,heel veel,totdathijophieldmettellen;wanttellenwaserniet bij
50EnJozefkreegtweezonen,vóórdejarenvande hongersnoodaanbraken.Asnat,dedochtervanPotifera,de priestervanOn,baardehem
51EnJozefnoemdedeeerstgeboreneManasse:WantGod, zeiHij,heeftmijalmijnarbeidenheelhethuisvanmijn vaderdoenvergeten
52EndetweedenoemdehijEfraïm:WantGodheeftmij vruchtbaargemaaktinhetlandvanmijnellende
53Toenwarendezevenjarenvanovervloedinhetland Egyptevoorbij.
54Toenbrakendezevenjarenvanhongersnoodaan,zoals JozefgezegdhadErwashongersnoodinallelanden,maar inheelEgyptewaserbrood.
55ToenheelEgyptehongerkreeg,riephetvolktotde faraoombroodDefaraozeitegenalleEgyptenaren:‘Ga naarJozef.Doewathijjulliezegt.’
56Toenerhongersnoodheersteoverdegeheleaarde, opendeJozefallevoorraadschurenenverkochtzijn goederenaandeEgyptenaren.Dehongersnoodwerdhevig inhetlandEgypte
57EnallelandenkwamennaarEgypteombijJozefkoren tekopen,wantdehongersnoodwasinallelandenzogroot.
HOOFDSTUK42
1ToenJakobzagdaterkoreninEgyptewas,zeihijtegen zijnzonen:Waaromkijkenjullieelkaaraan?
2Enhijzeide:Zie,ikhebgehoord,daterkoreninEgypte is;gaatdaarheenenkooptvooronsvandaar,opdatwij levenennietsterven
3ToengingendetienbroersvanJozefnaarEgypteom korentekopen
4MaarBenjamin,debroervanJozef,stuurdeJakobniet metzijnbroersmee,wanthijhadgezegd:Erzouhem misschienonheiloverkomen
5ToenkwamendeIsraëlietenomkorentekopen,terwijler noganderenwaren,wanterwashongersnoodinhetland Kanaän
6Jozefwasdelandvoogdenhijwashetdieaanalle bewonersvanhetlandverkocht.ToenkwamenJozefs broersenbogenzichvoorhemneer,methungezichtter aarde
7EnJozefzagzijnbroeders,enhijkendehen,maarhij maaktezichvreemdtegenoverhen,ensprakruwtothen, enhijzeidetothen:Vanwaarkomtgij?Enzijzeiden:Uit hetlandKanaän,omspijzetekopen
8Jozefkendezijnbroerswel,maarzijkendenhemniet
9ToenherinnerdeJozefzichdedromendiehijvanhen gehadhad,enhijzeitegenhen:Julliezijnverspieders; julliezijngekomenomtezienwaarhetlandnaaktis
10Enzijzeidentothem:Neen,mijnheer,maaromspijze tekopen,zijnuwknechtengekomen
11Wijzijnallenzonenvanéénman;wijzijnbetrouwbare mannen,uwdienarenzijngeenverspieders.
12MaarHijzeidetothen:Neen,maargijzijtgekomenom tebezichtigen,waarhetlandnaaktis
13Enzijzeiden:Uwdienarenzijntwaalfbroeders,de zonenvanéénmaninhetlandKanaän;enzie,dejongsteis hedenbijonzevader,enééniserniet
14EnJozefzeidetothen:Ditishet,watiktotugesproken heb,toenikzeide:Gijzijtverspieders.
15Hierdoorzultuopdeproefwordengesteld:zowaarals Faraoleeft,umaghiernietweggaan,tenzijuwjongste broerhierheenkomt.
16Stuuriemandvanu,enlaatdieuwbroerhalen,enuzult indegevangeniswordengehouden,zodatuwwoordenop deproefwordengesteld,enwordtnagegaanoferenige waarheidinuisAnders,bijhetlevenvandefarao,bentu zekerverspieders
17Enhijzettehenallendriedagenbijeeninbewaring 18EnJozefzeidetothenopdederdedag:Doeditenleef, wantikvreesGod.
19Indiengijoprechtemannenzijt,laatdaneenvanuw broedersgevangenwordengehoudeninhethuisvanuw gevangenis;gaheen,draagkorenvoordehongersnood uwerhuizen;
20Maarbrenguwjongstebroertotmij;danzullenuw woordenwaargemaaktworden,engijzultnietsterven.En zijdedenalzo
21Enzijzeidentotelkaar:Wijzijnvoorzekerschuldigaan onzebroeder,wantwijhebbendebenauwdheidvanzijn zielgezien,toenhijonssmeekte,enwijhebbennietwillen luisteren;daaromisdezebenauwdheidoveronsgekomen 22EnRubenantwoorddehun,zeggende:Hebiktotuniet gezegd,datgijnietzondigtaanhetkind?Engijhebtniet willenluisteren?Daarom,ziet,ookzijnbloedwordt opgeëist.
23EnzijwistennietdatJozefhenverstond,wanthijsprak tothendooreentolk
24Toenkeerdehijzichvanhenomenweende;daarna keerdehijweernaarhenterugensprakmethen;daarna namhijSimeonvanhenwegenbondhemvoorhunogen 25ToengafJozefbevelhunzakkenmetkorentevullenen iedersgeldweerinzijnzakteleggenenhunproviandvoor onderwegtegevenEnaldusdeedhijmethen
26Toenlaaddenzijhetkorenophunezelsenvertrokken vandaar
27Toeneenvanhenzijnzakopendeomindeherbergzijn ezelinvoertegeven,zaghijzijngeld,wantzie,hetzat boveninzijnzak
28Enhijzeidetotzijnbroeders:Mijngeldisteruggegeven, enzie,hetisinmijnzak!Enhunmoedbezweekenzij werdenbevreesd,enzijzeidendeeentotdeander:Watis dit,datGodonsgedaanheeft?
29ToenkwamenzijbijhunvaderJakobinhetland Kanaänenverteldenhemalleswathunwasoverkomen Zijzeiden:
30Deman,diedeheervanhetlandis,sprakgroftegen onsenhieldonsvoorverspiedersvanhetland
31Enwijzeidentothem:Wijzijnbetrouwbaremannen, wijzijngeenverspieders.
32Wijzijntwaalfbroers,zonenvanonzevaderEéniser nietmeer,endejongsteisvandaagbijonzevaderinhet landKanaän
33Endeman,deheervanhetland,zeitotons:Hieraanzal ikweten,datgijoprechtemannenzijt;laateenvanuw broedershierbijmijachter,enneemvoedselvoorde hongersnoodvanuwhuisgezinnen,envertrek
34Enbrenguwjongstebroerbijmij.Danzalikwetendat ugeenverspiedersbent,maardatubetrouwbaremannen
bentDanzalikuuwbroeruitleveren,enuzulthandel drijveninhetland.
35Enhetgebeurde,toenzijhunzakkenleegden,datzie, iederzijnzakmetgeldinzijnzakhad.Entoenzijenhun vaderdezakkenmetgeldzagen,werdenzijbevreesd.
36ToenzeihunvaderJakobtegenhen:Julliehebbenmij vankinderenberoofdJozefisernietmeerenSimeoniser nietmeer.JulliewillenBenjamintochmeenemen?Aldeze dingenzijntegenmij
37ToenzeiRubentegenzijnvader:‘Doodmijntwee zonen,alsikhemnietbijuterugbrengGeefheminmijn hand,danzalikhembijuterugbrengen’
38Enhijzeide:Mijnzoonzalnietmetumeegaan,want zijnbroerisdoodenhijisalleenachtergelatenIndienhem onheiloverkomtopdeweg,waarlangsgijgaat,danzultgij mijngrijzeharenmetdroefheidinhetgrafdoennederdalen.
HOOFDSTUK43
1Endehongersnoodwaszwaarinhetland
2ToenzijhetkorendatzijuitEgyptehaddenmeegebracht, opgegetenhadden,zeihunvadertegenhen:Ganogeens terugenkoopwatvoedselvoorons
3ToenzeiJudategenhem:Diemanheeftonsernstig verzekerd:Julliezullenmijngezichtnietzien,tenzijje broerbijjeis
4Alsuonzebroedermetonsmeewiltsturen,zullenwij naarbenedengaanenvoedselvoorukopen.
5Maaralsuhemnietstuurt,gaanwijnietWantdieman heefttegenonsgezegd:Uzultmijngezichtnietzien,tenzij uwbroerbijuis.
6ToenzeiIsraël:Waaromhebtumijzoslechtbehandeld, datudiemanhebtverteld,ofunogeenbroerhad?
7Enzijzeiden:Demanheeftonsdringendgevraagdnaar onzetoestandennaaronzeverwanten,zeggende:Leeftuw vadernog?Hebtgijnogeenanderebroeder?Enwij antwoorddenhemovereenkomstigdezestrekking:konden wijmetzekerheidweten,dathijzouzeggen:Brenguw broederhierheen?
8ToenzeiJudategenzijnvaderIsraël:Laatdejongenmet mijmeegaan,danzullenwijopstaanengaanDanzullen wijlevenennietsterven,wij,jijenonzekinderen 9Ikzalborgvoorhemzijn;vanmijnhandzultuhem opeisenAlsikhemniettotubrengenhemvooruneerleg, laatmijdanvooreeuwigdeschulddragen 10Wantalswijnietwarenblijvenstaan,warenwijnu zekervoordetweedekeerteruggekeerd 11EnhunvaderIsraëlzeidetothen:Indienhetnuzomoet zijn,doedandit:neemvandebestevruchtenvanhetland inuwkruiken,enbrengvoordemaneengeschenkmee naarbeneden,eenweinigbalsemeneenweinighonig, specerijenenmirre,notenenamandelen. 12Enneemdubbelgeldinuwhand;enhetgelddatinde openingvanuwzakkenwerdgebracht,draagtuweerinuw hand;misschienwasditeenvergissing 13Neemookuwbroer,enstaop,gaweernaardemantoe 14EnmogeGod,deAlmachtige,ubarmhartigheid schenkenvoorhetaangezichtvandieman,dathijuw anderebroederenBenjaminwegzendtAlsikvanmijn kinderenberoofdword,wordikberoofd.
15Toennamendemannendatgeschenkaan,ennamen dubbelgeldinhunhand,enBenjamin,enzijstondenop, enreisdenafnaarEgypte,enstondenvoorJozef
16ToenJozefBenjaminbijhenzag,zeihijtegendeleider vanzijnfamilie:Brengdezemannennaarhuis,doodzeen maakallesgereed,wantdezemannenzullenvanmiddagbij mijaantafelkomen
17EndemandeedzoalsJozefbevolenhad,endeman brachtdemannennaarJozefshuis
18Demannenwerdenbang,omdatzeinhethuisvanJozef warengebrachtZezeiden:Omdatwehetgelddatde eerstekeerinonzezakkenwasteruggebracht,hierhebben gebracht.Hijzoueenaanklachttegenonskunnenindienen enonskunnenovervallenenonsenonzeezelstotslaven kunnennemen
19EnzijkwamenbijdehofmeestervanJozefshuisen sprakenmethemaandedeurvanhethuis,
20Enhijzeide:Oheer,wijzijninderdaaddeeerstekeer naarbenedengekomenomvoedseltekopen.
21Enhetgebeurde,toenwijbijdeherbergkwamen,dat wijonzezakkenopenden,enzie,iedersgeldlagbovenin zijnzak,onsgeldinzijnvollegewicht;enwijbrachtenhet weerinonzehand
22Ookhebbenwijnogmeergeldmeegenomenom voedseltekopen.Wijwetennietmeerwieonsgeldinonze zakkenheeftgestopt
23Enhijzeide:Vredeziju,vreesniet;uwGodendeGod uwsvadersheeftueenschatinuwzakkengegeven;ikhad uwgeldEnhijbrachtSimeontothenuit
24ToenbrachtdemandemannennaarhethuisvanJozef, gafhunwaterenwastehunvoeten.Ookgafhijhunezels voer
25EnzijmaaktenhetgeschenkgereedtegenJozef,die tegendemiddagkwam,omdatzijgehoordhaddendatzij daarbroodzoudeneten
26ToenJozefthuiskwam,brachtenzehemhetgeschenk datzeinhunhandhaddennaarbinnenenbogenzichvoor hemteraarde
27Enhijvroeghunnaarhunwelzijn,enzeide:Isuwvader gezond,deoudeman,vanwiegijgesprokenhebt?Leefthij nog?
28Enzijantwoordden:Uwknecht,onzevader,isingoede gezondheid;hijleeftnog.Enzijbogenhunhoofdenen bogenzichneer
29Enhijhiefzijnogenop,enzagzijnbroederBenjamin, dezoonzijnermoeder,enzeide:Isdituwjongstebroeder, vanwiegijtotmijgesprokenhebt?Enhijzeide:Godziju genadig,mijnzoon.
30EnJozefhaasttezich,wantzijnbinnensteverlangde naarzijnbroer;enhijzochteenplaatsomtewenen;enhij gingzijnkamerbinnenenweendedaar
31Toenwastehijzijngezicht,gingnaarbuiten,beheerste zichenzei:Zetbroodop
32Enzijserveerdenvoorhemafzonderlijk,envoorhen afzonderlijk,envoordeEgyptenaren,diemethematen, afzonderlijkWantdeEgyptenarenmochtengeenbrood etenmetdeHebreeën;wantdatiseengruwelvoorde Egyptenaren
33EnzijzatenvóórHem,deeerstgeborenenaarzijn geboorterecht,endejongstenaarzijnjeugd;endemannen verwonderdenzichoverelkaar
34Enhijnamenzondhungerechtenvanvoorzijn aangezicht;maardemaaltijdvanBenjaminwasvijfmaal zogrootalsdievanhenEnzijdronkenenwarenvrolijk methem.
HOOFDSTUK44
1Enhijgafdenhofmeesterzijnerhofbevel,zeggende:Vul dezakkendermannenmetspijzen,zoveelalszijdragen kunnen,endoehetgeldvaniederindenopeningder zakken
2Eniklegdemijnbeker,dezilverenbeker,indeopening vandezakvandejongste,enzijnkorengeld.Enhijdeed overeenkomstighetwoorddatJozefgesprokenhad 3Zodrahetlichtwerd,werdendemannenweggestuurd,zij enhunezels.
4Toenzijdestaduitwarenennognietverwegwaren,zei Jozeftegenzijnhofmeester:Staop,volgdemannenEn wanneeruheninhaalt,moetutegenhenzeggen:Waarom hebtukwaadmetgoedvergolden?
5Isditniethetgeenwaaruitmijnheerdrinkt,enwaardoor hijwaarzegt?Gijhebtkwaadgedaandoordittedoen.
6EnHijhaaldehenin,enspraktothendezewoorden
7Enzijzeidentothem:Waaromzegtmijnheerdeze woorden?Datuwknechtennaardezezaakzouden handelen
8Zie,hetgelddatwijboveninonzezakkenvonden, hebbenwijuithetlandKanaänweervoorumeegebracht. Hoezoudenwijdanuithethuisvanuwheerzilverofgoud stelen?
9Iedereenbijwiehetgevondenwordt,moetsterven.Dan zullenwijookslavenzijnvanmijnheer
10EnHijzeide:Hetgeschiedenuooknaaruwwoorden; hij,bijwiehetgevondenwordt,zalMijndienaarzijn,en gijzultonberispelijkzijn
11Toenhaaldenzesneliederzijnzakvandegronden maakteniederzijnzakopen.
12Enhijzocht,enbegonbijdeoudste,enlietbijde jongsteliggenEndebekerwerdindezakvanBenjamin gevonden.
13Toenscheurdenzijhunkleren,laaddeniederzijnezel enkeerdenterugnaardestad
14ToenJudaenzijnbroersbijhethuisvanJozefkwamen, enhijdaarnogwas,vielenzijvoorhemopdegrond
15EnJozefzeidetothen:Watisditvoordaad,diegij gedaanhebt?Wistgijniet,dateenmanalsikditzogoed kanraden?
16EnJudazeide:Watzullenwijtotmijnheerzeggen,wat zullenwijspreken,ofhoezullenwijonsrechtvaardigen?
Godheeftdeongerechtigheiduwerknechtenontdekt;ziet, wijzijnknechtenmijnsheren,zowelwijalshij,bijwiede bekergevondenis.
17Enhijzeide:Datverhoedeik,datikdatzoudoen;maar demaninwienshanddebekergevondenwordt,diezalmij totslaafzijn;engij,gainvredenaaruwvader
18ToenkwamJudanaarhemtoeenzei:Och,mijnheer, laattochuwdienaareenwoordindeorenvanmijnheer spreken,enlaatuwtoornnietontbrandentegenuwdienaar, wantubentnetalsdefarao
19Mijnheervroegaanzijndienaren:Hebtueenvaderof eenbroer?
20Enwijzeidentotmijnheer:Wijhebbeneenvader,een oudeman,eneenkindvanzijnouderdom,eenkleintje;en zijnbroerisgestorven,enhijisalleenovergeblevenvan zijnmoeder,enzijnvaderheefthemlief.
21Engijhebttotuwdienarengezegd:Brenghemtotmij, zodatikmijnogenophemkanrichten
22Enwijzeidentotmijnheer:Dejongenkanzijnvader nietverlaten,wantindienhijzijnvaderzouverlaten,zou zijnvadersterven
23Engijhebttotuwdienarengezegd:Tenzijuwjongste broermetumeegaat,zultgijmijnaangezichtnietmeer zien
24Toenwijbijuwdienaar,mijnvader,kwamen,deelden wijhemdewoordenvanmijnheermee
25Enonzevaderzei:Ganogeensheenenkoopwat voedselvoorons.
26Enwijzeiden:Wijkunnennietafdalen;indienonze jongstebroerbijonsis,danzullenwijwelafdalen;want wijzullenhetgezichtvandiemannietkunnenzien,indien onzejongstebroerbijonsis
27Enuwdienaar,mijnvader,heefttotonsgezegd:Gij weet,datmijnvrouwmijtweezonengebaardheeft.
28Endeenegingvanmijweg,enikzeide:Zie,hijis verscheurd!Enikhebhemsindsdiennietmeergezien
29Enalsumijookditontneemtenhemonheiloverkomt, zultumijngrijzeharenmetverdrietinhetgrafdoen nederdalen
30Wanneeriknubijuwdienaar,mijnvader,komende jongenisnietbijons,omdatzijnlevennauwverbondenis methetlevenvandejongen,
31Enhetzalgebeuren,wanneerhijziet,datdejongener nietis,dathijstervenzal;enuwdienarenzullendegrijze harenvanuwdienaar,onzevader,metdroefheidinhetgraf doennederdalen.
32Wantuwdienaarheeftzichbijmijnvaderborggesteld voordejongen,engezegd:Alsikhemnietbijuterugbreng, zalikvooreeuwigdeschulddragentegenovermijnvader.
33Laatdaaromnutochuwdienaarindeplaatsvande jongenalsslaafbijmijnheerblijven,enlaatdejongenmet zijnbroersmeegaan.
34Wanthoezouiknaarmijnvaderkunnengaan,alsde jongennietbijmijis?Anderszouikmisschienhetkwaad ziendatmijnvaderzaloverkomen.
HOOFDSTUK45
1ToenkonJozefzichnietbedwingenvoorallendiebij hemstonden,enhijriep:Laatiedereenvanmijweggaan! Enerstondniemandbijhem,terwijlJozefzichaanzijn broedersbekendmaakte
2Enhijweendeluid,endeEgyptenarenenhethuisvan Faraohoordenhet.
3EnJozefzeidetotzijnbroeders:IkbenJozef;leeftmijn vadernog?Enzijnbroederskondenhemnietantwoorden, wantzijwerdenontroerdvoorzijnaangezicht
4EnJozefzeidetotzijnbroeders:KomttochtotmijEnzij kwamentotmij.Enhijzeide:IkbenJozef,uwbroeder,die gijnaarEgypteverkochthebt
5Weesdusnietverdrietigenwordnietboosopuzelf, omdatumijhierheenverkochthebt.WantGodheeftmij vooruuitgezondenomleventebehouden
6Wanterisnualtweejaarhongersnoodinhetland,ener komennogvijfjaren,waarinernietgeploegdofgeoogst zalworden
7EnGodheeftmijvoorjullieuitgezondenomvoorjullie eennageslachtopaardeveiligtestellenenomjullieinhet leventebehoudendooreengroteuitredding
8Daaromhebtumijniethierheengestuurd,maarGodHij heeftmijaangesteldtoteenvadervoordefarao,totheer overheelzijnhuisentotheerseroverheelhetlandEgypte
9Gasnelnaarmijnvaderenzegtegenhem:Zozegtuw zoonJozef:GodheeftmijtotheeroverheelEgypte aangesteldKombijmijterugenblijfnietlangerweg
10EngijzultinhetlandGosenwonen,engijzultdichtbij mijzijn,gij,uwkinderenenuwkindskinderen,uw kleinveeenuwrunderen,enalwatgijbezit
11EndaarzalIkuonderhouden,wanterzullennogvijf jarenhongersnoodkomenAnderszultu,uwhuisgenoten enalwatubezit,verarmen
12Enzie,uwogenendeogenvanmijnbroederBenjamin ziendathetmijnmondisdietotuspreekt
13Engijzultmijnvadervertellenvanalmijnheerlijkheid inEgypte,envanalleswatgijgezienhebt;engijzultmijn vaderzospoedigmogelijkhierheenbrengen
14ToenvielhijzijnbroerBenjaminomdehalsenweende; enBenjaminweendeaanzijnhals.
15OokkustehijalzijnbroersenweendeoverhenDaarna sprakenzijnbroersmethem
16Enhetgeruchtdaarvanwerdgehoordinhethuisvan Farao,enmenzeide:DebroedersvanJozefzijngekomen! EnhetbevielFaraoenzijndienarenwel
17ToenzeiFaraotegenJozef:Zegtegenjebroers:Doedit: laadjeveeengaopwegnaarhetlandKanaän
18NeemuwvaderenuwgezinnenmeeenkombijmijIk zaluhetbestevanhetlandEgyptegevenenuzulthetvette vanhetlandeten
19Nuwordtugebodendittedoen:neemwagensmeeuit hetlandEgyptevooruwkinderenenvooruwvrouwen,en haaluwvadererbijenkom
20Letooknietopuwbezittingen,wanthetbestevanheel hetlandEgypteisvooru.
21DeIsraëlietendedenditookJozefgafhunwagens, overeenkomstighetbevelvandefarao,enookproviand vooronderweg.
22Aaniedergafhijeenstelnieuwekleren,maaraan Benjamingafhijdriehonderdzilverstukkenenvijfnieuwe kleren.
23Enhijzondnaarzijnvaderopdezewijze:tienezels beladenmetdegoederenvanEgypte,entienezelinnen beladenmetkoren,broodenvleesvoorzijnvader onderweg
24Toenstuurdehijzijnbroersweg,enzijvertrokkenHij zeitegenhen:Pasopdatjullieonderwegnietuitelkaar vallen
25ToentrokkenzijuitEgypteenkwameninhetland KanaänbijJakob,hunvader, 26Enhijzeidetothem,zeggende:Jozefleeftnog,enhijis landvoogdoverhetganselandEgypte.Enhethartvan Jakobbezweek,wanthijgeloofdehenniet
27EnzijberichttenhemaldewoordendieJozeftothen gesprokenhad.EntoenhijdewagenszagdieJozef gezondenhadomhemtevervoeren,werddegeestvanhun vaderJakobweerlevend
28ToenzeiIsraël:HetisgenoegMijnzoonJozefleeft nog.Ikwilhemnogzien,voordatiksterf.
HOOFDSTUK46
1ToentrokIsraëlmetalleswathijbezatopenkwamin BersebaDaarofferdehijoffersaandeGodvanzijnvader Isaak.
2EnGodspraktotIsraelindegezichtendesnachts,en zeide:Jakob,Jakob!Enhijzeide:HierbenIk
3Enhijzeide:IkbenGod,deGoduwsvaders;weesniet bevreesdomnaarEgyptetetrekken,wantIkzaludaartot eengrootvolkmaken.
4IkzalmetunaarEgypteafdalen,enIkzaluookzeker weerterugbrengenEnJozefzalzijnhandopuwogen leggen.
5ToenvertrokJakobuitBersebaDeIsraëlieten vervoerdenhunvaderJakob,hunkinderenenhunvrouwen opdewagensdieFaraohadgestuurdomhemtevervoeren.
6Zijnamenhunveeenhunbezittingen,diezijinhetland Kanaänverkregenhadden,enkwamennaarEgypte,Jakob enalzijnnakomelingenmethem.
7Hijbrachtzijnzonen,endezonenvanzijnkleinzonen methem,zijndochters,endedochtersvanzijnkleinzonen, enalzijnnakomelingenmetzichmeenaarEgypte.
8DitzijndenamenvandeIsraëlietendienaarEgypte kwamen:JakobenzijnzonenRubenwasdeeerstgeborene vanJakob.
9DezonenvanRubenwaren:Henoch,Fallu,Hezronen Karmi
10DezonenvanSimeonwaren:Jemuel,Jamin,Ohad, Jachin,ZoharenSaul,dezoonvaneenKanaänitische vrouw
11DezonenvanLeviwaren:Gerson,KehathenMerari. 12EndezonenvanJudawaren:Er,enOnan,enSela,en Perez,enZerah;maarErenOnanstierveninhetland Kanaän.EndezonenvanPerezwarenHezronenHamul. 13EndezonenvanIssascharwaren:Tola,enFuva,enJob, enSimron
14DezonenvanZebulonwaren:Sered,ElonenJahleël. 15DitzijndezonenvanLea,diezijJakobinPaddanArambaarde,samenmetzijndochterDinaHettotale aantalzielenvanzijnzonenendochterswasdrieëndertig.
16EndezonenvanGadwaren:ZifjonenHaggi,Sunien Ezbon,ErienArodienAreli
17EndezonenvanAserwaren:Jimna,enJisua,enJisui, enBeria,enSerah,hunzuster;endezonenvanBeria waren:HeberenMalchiël.
18DitzijndezonenvanZilpa,dieLabanaanzijndochter Leahadgegeven,endiezijaanJakobbaarde:zestien zielen
19DezonenvanRachel,devrouwvanJakob:Jozefen Benjamin
20EnaanJozefwerdeninhetlandEgypteManasseen Efraïmgeboren,dieAsnat,dedochtervanPotifera,de priestervanOn,hembaarde
21DezonenvanBenjaminwaren:Bela,Becher,Asbel, Gera,Naäman,Echi,Ros,Muppim,HuppimenArd 22DitzijndezonenvanRachel,dieaanJakobgeboren werden;hetwarenintotaalveertienzielen.
23EndezonenvanDan:Husim
24DezonenvanNaftaliwaren:Jahzeël,Guni,Jezeren Sillem.
25DitzijndezonenvanBilha,dieLabanaanzijndochter Rachelgegevenhad,endiezijaanJakobgebaardhad.Het warenintotaalzevenzielen.
26HettotaleaantalzielendatmetJakobnaarEgypte kwam,dieuitzijnlendenenvoortkwamen,afgezienvande vrouwenvanJakobszonen,bedroegzesenzestig.
27EndezonenvanJozef,dieheminEgyptegeboren werden,bedroegentweezielen;hettotaleaantalzielenvan hethuisvanJakob,datnaarEgyptekwam,bedroeg zeventig
28ToenzondhijJudavoorzichuitnaarJozef,omzijnblik opGosenterichtenEnzijkwameninhetlandGosen
29ToenspandeJozefzijnwageninentrokopomzijn vaderIsraëlteontmoeten,naarGosen.Enhijlietzichaan hemzienEnhijvielhemomdehalsenweendeeenhele tijdaanzijnhals
30ToenzeiIsraëltegenJozef:Laatmijnusterven,omdat ikuwgezichtgezienheb,wantuleeftnog
31ToenzeiJozeftegenzijnbroersentegenhethuisvan zijnvader:IkzalnaarFaraogaanenhethemvertellen.Ik zaltegenhemzeggen:Mijnbroersenhethuisvanmijn vader,dieinhetlandKanaänwoonden,zijnbijmij gekomen.
32Dezemannenzijnherders,wanthunberoepishet hoedenvanveeZehebbenhunschapenenrunderen meegebracht,enalleswatzehebben.
33Enhetzalgebeuren,alsFaraouroept,enzegt:Watis uwwerk?
34Datgijzultzeggen:Dehandelvanuwdienarenisvan onzejeugdaftotnutoemetveeteeltbeziggeweest,zowel wijalsonzevaderen;opdatgijinhetlandGosenmoogt wonen,wantelkeherderiseengruwelvoorde Egyptenaren
HOOFDSTUK47
1ToenkwamJozefenverteldehetaanFarao,enzei:Mijn vaderenmijnbroers,hunkleinveeenhunrunderenenalles watzijbezitten,zijnuithetlandKanaängekomen;enzie, zijzijninhetlandGosen
2Hijnameenaantalvanzijnbroeders,vijfmannen,en steldehenaandefaraovoor
3EnFaraozeidetotzijnbroeders:Watisuwberoep?En zijzeidentotFarao:Uwdienarenzijnherders,zowelwij alsonzevaderen
4EnzijzeidentotFarao:Wijzijngekomenominhetland tevertoeven,wantuwdienarenhebbengeenweidegrond voorhunkudden,wantdehongersnoodiszwaarinhetland Kanaän;laatuwdienarentochinhetlandGosenwonen
5ToensprakFaraototJozefenzeide:Uwvaderenuw broerszijntotugekomen
6HetlandEgypteligtvooruopenLaatuwvaderenuw broersinhetbestedeelvanhetlandwonenLaatheninde streekGosenwonenAlsuweetdateronderhenmannen zijndiezichsterkmaken,stelhendanaanalsleidersover mijnvee
7ToenbrachtJozefzijnvaderJakobbijFaraoenstelde hemvooraanFarao.EnJakobzegendeFarao.
8ToenzeiFaraotegenJakob:Hoeoudbenje?
9ToenzeiJakobtegendefarao:Dejarenvanmijn vreemdelingschapzijnhonderddertigjaar.Dejarenvan mijnlevenzijnkortenslechtgeweest,enzehebbenniet hetniveaubereiktvandelevensjarenvanmijnvoorouders indedagenvanhunvreemdelingschap.
10ToenzegendeJakobFaraoengingvanvoorFaraoweg 11Jozeflietzijnvaderenzijnbroerseengebiedbewonen inhetlandEgypte,inhetbestedeelvanhetland,inde streekvanRameses,zoalsdefaraohadgeboden
12EnJozefvoeddezijnvader,zijnbroersenhethelehuis vanzijnvadermetbrood,overeenkomstighungeslachten 13Enerwasgeenbroodmeerinhetheleland,wantde hongersnoodwaszeerzwaar,zodathetlandEgypteenheel hetlandKanaänvandehongerbezweek
14JozefverzameldealhetgelddatinhetlandEgypteenin hetlandKanaäntevindenwasvoorhetkorendatzij kochtenEnJozefbrachthetgeldnaarhethuisvandefarao
15ToenhetgeldinhetlandEgypteeninhetlandKanaän opraakte,kwamenalleEgyptenarennaarJozefenzeiden: Geefonsbrood,wantwaaromzoudenwijvooruwogen sterven?Wanthetgeldisop
16EnJozefzei:Geefuwvee,danzalikuervoorgeven, alshetgelduontvalt
17ZijbrachtenhunveenaarJozef,enJozefgafhunbrood inruilvoorpaarden,kleinvee,rundveeenezels.Ookgaf hijhundatjaarbroodvooralhunvee
18Toendatjaaromwas,kwamenzeinhettweedejaar naarhemtoeenzeidentegenhem:Wijzullenvoormijn heernietverborgenhoudenhoeonsgeldisuitgegeven Mijnheerheeftookonzekuddenvee;erisnietsmeerover indeogenvanmijnheer,danonzelichamenenonze landerijen
19Waaromzoudenwijvooruwogensterven,wijenons land?Kooponsenonslandvoorbrood,enwijenonsland zullenFaraototslavenzijn;engeefonszaad,opdatwij levenennietsterven,enhetlandnietverwoestworde
20JozefkochtvoordefaraohethelelandEgypte.De Egyptenarenverkochteniederzijnakkers,omdater hongersnoodheersteZowerdhetlandvandefarao
21Enwathetvolkbetreft,hijverplaatstehetnaarsteden, diezichuitstrektenvanheteneeindevandegrenzenvan Egyptetothetandereeindeervan
22Alleenhetlandvandepriesterskochthijniet.De priestershaddeneenstuklandvandefaraogekregenen atenhetlandopdatdefaraohunhadgegevenDaarom verkochtenzijhunlandniet.
23ToenzeiJozeftegenhetvolk:Zie,ikhebvandaaguen uwlandvoordefaraogekocht.Zie,hieriszaadvooru,en umaghetlandinzaaien
24Enhetzalgeschiedenbijdeopbrengst,datgijeenvijfde deelaanFaraozultgeven,envierdelenzullenvooruzijn, totzaaddesvelds,entotspijzevooru,envoorde huisgenoten,entotspijzevooruwkleinekinderen
25Enzijzeiden:Gijhebtonsinhetlevenbehouden;laten wijgenadevindenindeogenvanmijnheer,enwijzullen dienarenzijnvanFarao
26EnJozefsteldeinhetlandEgypteeenwetin,dietotop dedagvanvandaagvoortduurt,dathetvijfdedeelaande faraozoutoebehoren,metuitzonderingvanhetlandvande priesters,datnietaandefaraotoebehoorde.
27EnIsraëlwoondeinhetlandEgypte,inhetgebied Gosen,enzijhaddendaarbezittingen,enzijbreiddenzich uitenvermenigvuldigdenzichzeersterk
28JakobleefdezeventienjaarinhetlandEgypte.Dehele leeftijdvanJakobwasdushonderdzevenenveertigjaar.
29ToennaderdedetijddatIsraëlstervenmoestHijriep zijnzoonJozefenzeitegenhem:Alsiknugenadeinuw ogengevondenheb,legdantochuwhandondermijnheup enbehandelmijgoedertierenheidentrouwBegraafmij tochnietinEgypte
30Maarikzalbijmijnvaderenliggen,engijzultmijuit Egyptevoeren,enmijinhungrafbegravenEnhijzeide: Ikzaldoen,gelijkgijgesprokenhebt.
31Enhijzeide:ZweerhetmijEnhijzwoerhethemEn Israelboogzichneerophethoofdeindevanhetbed
HOOFDSTUK48
1Enhetgebeurdenadezedingen,datmenaanJozef berichtte:Zie,uwvaderisziekEnhijnamzijntweezonen, ManasseenEfraïm,metzichmee
2EnmenberichttehetaanJakobenzei:Zie,uwzoon JozefkomtbijuToensterkteIsraëlzichengingophet bedzitten
3EnJakobzeidetotJozef:God,deAlmachtige,isaanmij verschenenteLuzinhetlandKanaän,enheeftmij gezegend,
4Enhijzeidetotmij:Zie,Ikzaluvruchtbaarmakenenu talrijkmaken,enutoteenmenigtevanvolkenmaken;en aanuwnageslachtnauzalIkditlandgeventoteen eeuwigebezitting.
5Ennu,uwtweezonen,EfraïmenManasse,dieuinhet landEgyptegeborenzijnvoordatikbijuinEgyptekwam, zijnvanmij;netalsRubenenSimeonzullenzijvanmij zijn
6Enuwnakomelingen,dieunahenverwekt,zullende uwezijn,enzijzullengenoemdwordennaardenaamvan hunbroedersinhunerfenis
7Enwatmijbetreft,toenikuitPaddankwam,stierf Rachelondermijnhoede,inhetlandKanaän,aandeweg, toenhetnogmaareenkleinewegwasomnaarEfrathte komenDaaromhebikhaardaarbegraven,aandewegvan Efrath;datisBethlehem.
8ToenzagIsraëldezonenvanJozefenzei:Wiezijndat?
9EnJozefzeidetotzijnvader:Zijzijnmijnzonen,die Godmijindezeplaatsgegevenheeft.Enhijzeide:Breng zetochtotmij,enikzalzezegenen
10EndeogenvanIsraëlwarendofvanouderdom,zodat hijnietzienkonEnhijbrachtzetotzich,enhijkusteze enomhelsdeze
11ToenzeiIsraëltegenJozef:Ikhadnietverwachtuw aangezichttezien;enzie,Godheeftmijookuwnageslacht latenzien
12ToenhaaldeJozefhentussenzijnknieënvandaanen boogzichmetzijngezichtteraarde
13ToennamJozefhenbeiden,Efraïmmetzijn rechterhand(voorIsraëlslinkerhand)enManassemetzijn linkerhand(voorIsraëlsrechterhand),enhijbrachthen naarzichtoe
14ToenstrekteIsraëlzijnrechterhanduitenlegdedieop hethoofdvanEfraïm,diedejongstewas,enzijn
linkerhandophethoofdvanManasseHijrichttezijn handenopzettelijk,wantManassewasdeeerstgeborene. 15EnhijzegendeJozefenzei:DeGodvoorWiens aangezichtmijnvaderenAbrahamenIzakgewandeld hebben,deGodDiemijmijnhelelevenlangtotopdeze daggevoedheeft,
16DeEngeldiemijvanallekwaadverlostheeft,zegene dejongens;enlaatmijnnaamophengenoemdworden,en denaamvanmijnvaderenAbrahamenIzak;enlatenzijin hetmiddenvandeaardetalrijkworden
17ToenJozefzagdatzijnvaderzijnrechterhandophet hoofdvanEfraïmhadgelegd,wasdatinzijnogen misnoegd.Daaromgreephijdehandvanzijnvadervast omdievanhethoofdvanEfraïmnaarhethoofdvan Manasseteverplaatsen
18ToenzeiJozeftegenzijnvader:Nee,mijnvader,want ditisdeeerstgeboreneLeguwrechterhandopzijnhoofd 19Maarzijnvaderweigerdeenzei:Ikweethet,mijnzoon, ikweethet.Ookhijzaltoteenvolkwordenenookhijzal grootwordenMaarzijnjongstebroerzalgroterworden danhij,enzijnnageslachtzaltoteenmenigtevolken worden.
20Enhijzegendehenopdiedagenzei:DooruzalIsraël zegenen,doortezeggen:GodmakeualsEfraïmenals Manasse!EnhijplaatsteEfraïmvóórManasse.
21ToenzeiIsraëltegenJozef:Zie,ikgasterven,maar Godzalmetuzijnenuterugbrengennaarhetlandvanuw vaderen.
22Ikhebubovendieneenstuklandbovenuwbroeders gegeven,datIkmetmijnzwaardenmetmijnbooguitde handvandeAmoriethebgenomen.
HOOFDSTUK49
1ToenriepJakobzijnzonenbijzichenzei:Kombijeen, danzalikjullievertellenwatjullieindelaatstedagenzal overkomen.
2Verzameluenluister,zonenvanJakob,enluisternaar Israël,uwvader
3Ruben,jijbentmijneerstgeborene,mijnkrachtenhet beginvanmijnsterkte,deuitnemendheidvanwaardigheid endeuitnemendheidvankracht
4Onstabielalswater,zultunietdevoornaamstezijn; omdatuhetbedvanuwvaderbentbinnengedrongen;toen hebtuhetverontreinigd;hijisopmijnrustbedgeklommen
5SimeonenLevizijnbroers;inhunwoningenzijn werktuigenvanwreedheid
6Omijnziel,komnietinhungeheim;wordnietverenigd methunvergadering,omijneer,wantinhuntoornhebben zijeenmangedood,eninhuneigenzinnigheidhebbenzij eenmuuromvergehouwen
7Vervloektzijhuntoorn,wantdiewashevig,enhun grimmigheid,wantdiewaswreedIkzalhenverdelen onderJakobenverstrooienonderIsraël
8Juda,ubentdegenedieuwbroederszullenprijzen;uw handzalzijnopdenekvanuwvijanden;vooruzullende kinderenvanuwvaderzichbuigen.
9Judaiseenleeuwenwelp;vanderoofbenje opgeklommen,mijnzoonHijboogzichneer,hijlagneer alseenleeuw,alseenoudeleeuw.Wiezalhemwakker maken?
10DescepterzalvanJudanietwijken,nochde heersersstaftussenzijnvoeten,totdatSilokomt;enbijhem zullendevolkenverzameldworden
11Hijbondzijnveulenaandewijnstok,enhetveulenvan zijnezelinaandeedelewijnstok;hijwastezijnklerenin wijnenzijnklederenindruivenbloed
12Zijnogenzullenroodzijnvandewijnenzijntanden witvandemelk.
13Zebulonzalwonenaandehavenvandezee,enhetzal eenhavenvoorschepenzijn,enzijngrenszalzijntotaan Sidon
14Issaschariseensterkeezel,dietussentweelastenligt:
15Enhijzagdatderustgoedwasenhetlandaangenaam; enhijboogzijnschouderomtedragenenwerdeenslaaf diebelastingmoestbetalen
16Danzalzijnvolkrichten,zoalséénvandestammenvan Israël
17Danzalzijnalseenslangopdeweg,eenadderophet pad,diedehielenvanhetpaardbijt,zodatzijnberijder achterovervalt
18Opuwverlossinghebikgewacht,HEERE
19Gad,eenlegerzalhemoverwinnen,maarhijzalten slotteoverwinnen
20Aserzalzijnbroodvetmaken,enhijzalkoninklijke lekkernijenopleveren.
21Naftaliiseenlosgelatenhinde;hijspreektschone woorden
22Jozefiseenvruchtbaretak,eenvruchtbaretakbijeen waterput,waarvandetakkenoverdemuurreiken
23Deboogschuttershebbenhembitterbedroefd,enzij hebbenophemgeschoten,enzijhebbenhemgehaat.
24Maarzijnboogbleefinstevigheid,endearmenvanzijn handenwerdensterkgemaaktdoordehandenvande MachtigeGodvanJakob.(DaarkomtdeHerdervandaan, deSteenvanIsraël)
25Ja,doordeGodvanuwvader,dieuzalhelpen,endoor deAlmachtige,dieuzalzegenenmetzegeningenvande hemelhierboven,zegeningenvandewaterendiebeneden liggen,zegeningenvandeborstenenvandebaarmoeder
26Dezegeningenvanuwvaderzijnsterkergeweestdan dezegeningenvanmijnvoorouders,totaandeuiterste grensvandeeeuwigebergenZijzullenrustenophet hoofdvanJozefenopdekruinvanhemdieafgescheiden wasvanzijnbroers
27Benjaminzalverscheurenalseenwolf;indemorgen zalhijdeprooiverslinden,enindenachtzalhijdebuit verdelen
28DitzijndetwaalfstammenvanIsraël.Enditishet,wat hunvadertothengesprokenheeft,enhijzegendehen; iedernaarzijnzegenzegendehijhen
29Enhijgeboodhunenzeidetothen:Ikwordtotmijn voorgeslachtvergaderd;begraafmijbijmijnvadereninde grot,dieinhetveldvanEfron,deHethiet,is
30IndegrotinhetveldvanMachpela,dattegenover MamreligtinhetlandKanaän,dieAbrahamsamenmet hetveldvanEfron,deHethiet,gekochthadals begraafplaats.
31DaarbegroevenzeAbrahamenzijnvrouwSara,daar begroevenzeIsaakenzijnvrouwRebekka,endaarbegroef ikLea.
32Hetlandendegrotdiedaarinligt,werdengekochtdoor dezonenvanHeth
33ToenJakobzijnbevelenaanzijnzonenhadgegeven, legdehijzijnvoetenophetbed,gafdegeestenwerdtot zijnvooroudersverzameld
HOOFDSTUK50
1ToenvielJozefophetgezichtvanzijnvader,weende naarhemtoeenkustehem.
2EnJozefgafzijndienaren,degeneesheren,bevelzijn vadertebalsemen;endegeneesherenbalsemdenIsraël 3EnveertigdagenwerdenvoorHemvervuld;wantzo wordendedagenvanhendiegebalsemdworden,vervuld EndeEgyptenarenbedrevenrouwoverHem,zeventig dagen
4Toendedagenvanzijnrouwvoorbijwaren,sprakJozef tothethuisvanFaraoenzei:Alsiknugenadeinuwogen hebgevonden,spreekdantochindeorenvanFaraoenzeg: 5Mijnvaderheeftmijdoenzweren,zeggende:Zie,iksterf; inmijngraf,datikvoormijgegravenhebinhetland Kanaän,daarzultgijmijbegravenNudan,laatmijtoch opgaan,enbegraafmijnvader,enikzalwederkomen 6Toenzeidefarao:Gaopenbegraafuwvader,zoalshiju heeftlatenzweren
7ToengingJozefopwegomzijnvadertebegravenAlle dienarenvandefarao,deoudstenvanzijnhuisenalle oudstenvanhetlandEgyptegingenmethemmee
8OokhethelehuisvanJozef,zijnbroersenhethuisvan zijnvaderlietenzijinhetlandGosenachter,behalvehun kleinekinderen,hunkleinveeenhunrunderen
9Enertrokkenmethemmee,zowelwagensalsruiters;en hetwaseenzeergrotemenigte.
10ToenzijbijdedorsvloervanAtadkwamen,dieaande overzijdevandeJordaanligt,hieldenzijdaareengrooten zeerhardweeklacht.Hijrouwdezevendagenoverzijn vader
11ToendeKanaänieten,debewonersvanhetland,de rouwopdedorsvloervanAtadzagen,zeidenzij:Ditiseen zwarerouwvoordeEgyptenarenDaaromnoemdenzijhet Abelmizraïm,dataandeoverzijdevandeJordaanligt 12Enzijnzonendedenmethem,zoalshijhungeboden had
13WantzijnzonenbrachtenhemnaarhetlandKanaänen begroevenhemindegrotinhetveldvanMachpela,dat Abrahamsamenmethetveldgekochthadalsbegraafplaats voorEfron,deHethiet,vóórMamre
14ToenJozefterugnaarEgypteging,ginghijmetzijn broersenallendiemethemmeegegaanwarenomzijn vadertebegraven,nadathijzijnvaderbegravenhad.
15ToendebroersvanJozefzagendathunvaderdoodwas, zeidenze:MisschienzalJozefonswelhatenenonsalhet kwaadvergeldendatwehemhebbenaangedaan
16EnzijzondeneenbodetotJozef,zeggende:Uwvader heeftvóórzijndoodgeboden,zeggende:
17AlduszultgijliedentotJozefzeggen:Vergeeftochde overtredinguwerbroeders,enhunzonde;wantzijhebben ukwaadgedaan;envergeeftochnudeovertredingder dienstknechtenvandenGoduwsvaders.EnJozefweende, alszijtothemspraken
18Ookzijnbroersgingennaarhemtoe,vielenvoorhem neerenzeiden:Zie,wijzijnuwslaven.
19EnJozefzeidetothen:Weestnietbevreesd,wantbenik indeplaatsvanGod?
20Maaruhebtwelkwaadtegenmijgedacht,maarGod heeftdattengoedegedacht,omtedoenwatopdezedag ookgebeurt:eengrootvolkinleventehouden
21Daarom,vreestnuniet;Ikzaluonderhouden,enuw kinderkens.EnHijtroosttehen,ensprakvriendelijktot hen
22JozefwoondeinEgypte,hijenhethuisvanzijnvader Hijleefdehonderdtienjaar.
23JozefzagdekinderenvanEfraïm,vanhetderde geslachtOokdekinderenvanMachir,dezoonvan Manasse,werdenopJozefsknieënopgevoed
24ToenzeiJozeftegenzijnbroers:Ikgasterven,maar Godzalzekernaarjullieomzienenjullieuitditlandleiden, naarhetlanddatHijaanAbraham,IzakenJakobonder edebeloofdheeft
25EnJozeflietdeIsraëlietenzweren:Godzalzekernaar jullieomzien,enjulliemoetenmijnbeenderenvanhier meenemen
26Jozefstierf,honderdtienjaaroud.Hijwerdgebalsemd enineenkistgelegdinEgypte