Dutch - The Book of Genesis

Page 1


Genesis

HOOFDSTUK1

1InhetbeginschiepGoddehemelendeaarde.

2Endeaardewaswoestenledig,enduisterniswasophet aangezichtvandeafgrond.EndeGeestvanGodzweefde ophetaangezichtvandewateren

3EnGodzei:Erzijlicht!Enerwaslicht

4EnGodzagdathetlichtgoedwas,enGodmaakte scheidingtussenhetlichtendeduisternis.

5EnGodnoemdehetlichtDag,endeduisternisnoemde HijNachtEnhetwerdavondenhetwerdmorgen,de eerstedag

6EnGodzei:Erzijeenuitspanselinhetmiddenvande wateren,datscheidingmaakttussendewaterenende wateren

7EnGodmaaktehetuitspanselenscheiddedewaterendie onderhetuitspanselwaren,vandewaterendiebovenhet uitspanselwarenEnhetwasalzo

8EnGodnoemdehetuitspanselHemelEnhetwerd avondenhetwerdmorgen,detweededag.

9EnGodzeide:Laathetwateronderdehemelopéén plaatssamenvloeien,enlaathetdrogezichtbaarworden Enhetgebeurdealzo.

10EnGodnoemdehetdrogeaarde,endesamenvloeiing vandewaterennoemdeHijzeeënEnGodzagdathetgoed was.

11EnGodzeide:Laatdeaardejonggroenvoortbrengen, zaaddragendgewasenvruchtbomendienaarhunaard vruchtendragen,waarinhunzaadis,opdeaarde.Enhet geschieddealzo

12Endeaardebrachtjonggroenvoort,gewasdatnaarzijn soortzaadgaf,enbomendievruchtdroegenmetzaaderin, naarhunsoortEnGodzagdathetgoedwas

13Toenwashetavondgewordenenhetwasmorgen geworden,dederdedag.

14EnGodzeide:Daterlichtenzijnaanhetuitspanseldes hemels,omscheidingtemakentussendedagendenacht; endatzijdienentottekenen,totgezettetijden,totdagenen totjaren

15Enzijmoetendienenalslichtenaanhetuitspanseldes hemels,omlichttegevenopdeaarde.Enhetgebeurdezo.

16EnGodmaaktedetweegrotelichten,hetgrootstelicht omoverdedagteheersen,enhetkleinerelichtomoverde nachtteheersen;ookmaakteHijdesterren.

17EnGodplaatstezeaanhetuitspanselvandehemelom lichttegevenopdeaarde,

18omteheersenoverdedagenoverdenacht,enom scheidingtemakentussenhetlichtendeduisternisEn Godzagdathetgoedwas.

19Toenwashetavondgewordenenhetwasmorgen geworden,devierdedag

20EnGodzei:Datdewaterenweelderigvoortbrengenvan levendewezens,endatervogelsvliegenbovendeaarde, langshetuitspanselvandehemel

21EnGodschiepdegrotezeemonstersenallekrioelende levendewezens,diedewatereninovervloedvoortbrachten, naarhunsoort,enallegevleugeldevogelsnaarhunsoort EnGodzagdathetgoedwas.

22EnGodzegendezeenzei:Weesvruchtbaarenword talrijk;vervuldewaterenindezeeënenlaathetgevogelte zichvermenigvuldigenopdeaarde.

23Toenwashetavondgewordenenhetwasmorgen geworden,devijfdedag

24EnGodzeide:Laatdeaardevoortbrengenlevende wezensnaarhunaard,vee,kruipendedierenenwild gediertederaardenaarhunaardEnhetgeschieddealzo

25EnGodmaaktehetwildgedierteopdeaardenaarzijn soort,hetveenaarzijnsoortenalleswatopdeaardekruipt naarzijnsoortEnGodzagdathetgoedwas

26EnGodzeide:LaatOnsmensenmakennaarOnsbeeld, alsOnzegelijkenis;enlatenzijheerschappijhebbenover devissenderzee,enoverhetgevogeltedeshemels,en overhetvee,enoverdegeheleaarde,enoveralhet kruipendgedierte,datopdeaardekruipt

27EnGodschiepdemensnaarZijnbeeld;naarGods beeldschiepHijhem;manenvrouwschiepHijhen.

28EnGodzegendehen,enGodzeidetothen:Weest vruchtbaar,enwordttalrijk,envervultdeaarde,en onderwerpthaar,enheerstoverdevissenderzee,enover hetgevogeltedeshemels,enoveralhetgedierte,datopde aardekruipt.

29EnGodzeide:Zie,Ikgeefualhetzaaddragendegewas, datopdegeheleaardeis,enallebomen,waaraan zaaddragendeboomvruchtenzijn;hetzalutotspijze dienen.

30Enaanalhetgediertederaarde,aanalhetgevogelte deshemels,enaanalhetkruipendegedierteopdeaarde, waarinlevenis,hebIkalhetgroenekruidtotvoedsel gegevenEnhetgebeurdezo

31EnGodzagalwatHijgemaakthad,enziet,hetwas zeergoedEnhetwasavondgewordenenhetwasmorgen geworden,dezesdedag

HOOFDSTUK2

1Zowerdendehemelendeaardevoltooid,enheelhun legermacht

2EnopdezevendedagvoltooideGodhetwerkdatHij gemaakthad,enopdezevendedagrustteHijvanalhet werkdatHijgemaakthad

3EnGodzegendedezevendedagenheiligdedie,omdat HijdaaropgerusthadvanalhetwerkdatGodschiepen maakte

4Ditzijndegeneratiesvandehemelendeaarde,toenzij geschapenwerden,opdedagdatdeHEEREGoddeaarde endehemelmaakte,

5Erwasnoggeenenkelgewasvanhetveldopdeaarde, enerwasnoggeenenkelgewasvanhetveldopgeschoten. WantdeHEEREGodhadhetnognietopdeaardelaten regenen,enerwasnoggeenmensomdeaardbodemte bewerken.

6Maarersteegeendampopuitdeaardeenbevochtigde deheleaardbodem

7ToenformeerdedeHEEREGoddemensuithetstofvan deaardbodemenbliesdelevensademinzijnneus;alzo werddemenstoteenlevendwezen

8ToenlegdedeHEEREGodinEden,inhetoosten,een hofaan,endaarinplaatsteHijdemens,dieHijgeformeerd had

9EndeHEEREGodlietuitdeaardbodemallerleibomen opschieten,begeerlijkomtezienengoedomvanteeten;

ookdeboomdeslevensinhetmiddenvandehof,ende boomderkennisvangoedenkwaad.

10ErontstondeenrivierinEdenomdetuintebevloeien Vandaarsplitstederivierzichenontstondenervier hoofdstromen.

11DenaamvandeeersteisPison;datishet,dathetgehele landvanHavilaomringt,waarhetgoudis;

12Enhetgoudvandatlandisgoed:erisbdelliumende onyxsteen

13EndenaamvandetweederivierisGihon;dezeishet, diehetgehelelandEthiopiëomringt

14EndenaamvandederderivierisHiddekel;dieishet, dietenoostenvanAssyriëstroomt.Endevierderivieris deEufraat

15ToennamdeHEEREGoddemensenplaatstehemin dehofvanEdenomdietebewerkenentebewaren.

16EndeHEEREGodgebooddemens,zeggende:Van allebomendezeshofsmoogtgijvrijelijketen;

17Maarvandeboomvandekennisvangoedenkwaad, daarvanmagunieteten,wantopdedagdatudaarvaneet, zultuzekersterven

18ToenzeideHEEREGod:Hetisnietgoeddatdemens alleenisIkzalhemeenhulpmakendiebijhempast

19ToenformeerdedeHEEREGoduitdeaardbodemal hetgediertedesveldsenalhetgevogeltedeshemels.Ook brachtHijzetotdemens,omtezienhoehijzenoemen zouEnzoalsdemenselklevendwezennoemenzou,zo zouhetheten.

20EnAdamgafnamenaanalhetvee,aanhetgevogelte deshemelsenaanalhetgediertedesvelds;maarvoor Adamvondhijgeenhulpdiebijhempaste.

21ToenlietdeHEEREGodeendiepeslaapopAdam vallen,zodathijinslaapvielEnHijnameenvanzijn ribbenensloothetvleeservoortoe;

22EndeHEEREGodbouwdeuitderibdieHijuitde menshadgenomen,eenvrouw,enHijbrachthaartotde mens.

23EnAdamzeide:Dezeisnubeenvanmijngebeenteen vleesvanmijnvlees;zijzalManninheten,omdatzijuitde Mangenomenis.

24Daaromzaleenmanzijnvaderenzijnmoederverlaten enzichaanzijnvrouwhechten,enzijzullentotéénvlees zijn.

25Enzijwarenbeidennaakt,demanenzijnvrouw,enzij schaamdenzichniet

HOOFDSTUK3

1Deslangnuwaslistigerdanalhetgediertedesvelds,dat deHEEREGodgemaakthadEnhijzeidetotdevrouw:Is hetookzo,datGodgezegdheeft:Gijzultnietetenvanalle bomendezeshofs?

2Endevrouwzeidetotdeslang:Wijmogenetenvande vruchtderbomenindehof

3Maarvandevruchtvandeboomdieinhetmiddenvan detuinstaat,heeftGodgezegd:Gijzultdaarvannieteten enhemnietaanraken,opdatgijnietsterft.

4Endeslangzeitegendevrouw:Uzultzekernietsterven 5WantGodweetdat,opdedagdatudaarvaneet,uwogen geopendzullenwordenenualsGodzultzijn,kennende goedenkwaad

6Toendevrouwzagdatdeboomgoedwasomvanteeten, endathijeenlustwasvoorhetoog,ja,eenboomdie begeerlijkwasomverstandigdoorteworden,namzijvan zijnvruchtenat;enzijgafookaanhaarmandiebijhaar was,enhijat.

7Toenwerdenhunbeidendeogengeopendenzijmerkten datzijnaaktwarenZijnaaidenvijgenbladerenaanelkaar enmaaktenerschortenvan.

8ToenhoordenzijdestemvandeHEEREGod,Dieinde tuinwandelde,indekoeltevandedagToenverborgen Adamenzijnvrouwzichvoorhetaangezichtvande HEEREGodtemiddenvandebomenindetuin

9ToenriepdeHEEREGodAdamenzeitegenhem:Waar benje?

10Enhijzeide:Ikhoordeuwstemindetuin,enikwerd bevreesd,wantikbennaakt;daaromverborgikmij.

11EnHijzeide:Wieheeftutekennengegeven,datgij naaktzijt?Hebtgijvandeboomgegeten,waarvanIku gebodenhad,datgijdaarvannietzoudteten?

12Endemenszei:DevrouwdieGijaanmijnzijdegesteld hebt,dieheeftmijvandeboomgegeven,enikhebervan gegeten.

13EndeHEEREGodzeidetotdevrouw:Watisdit,dat gijgedaanhebt?Endevrouwzeide:Deslangheeftmij verleid,enikhebgegeten.

14EndeHEEREGodzeidetotdeslang:Omdatgijdit gedaanhebt,zijtgijvervloektbovenalhetvee,enbovenal hetgediertedesvelds;opuwbuikzultgijgaan,enstofzult gijeten,aldedagenvanuwleven

15EnIkzalvijandschapzettentussenuendevrouw,en tussenuwnageslachtenhaarNageslacht;Datzaludekop vermorzelen,engijzultHetdehielvermorzelen

16Totdevrouwzeihij:Ikzaluwsmartenuw zwangerschapzeergrootmaken;metsmartzultukinderen baren;enuwbegeertezaluitgaannaaruwman,enhijzal overuheersen

17EntotAdamzeideHij:Omdatgijnaardestemvanuw vrouwhebtgeluisterdenvandeboomgegetenhebt, waarvanIkugebodenhad:Gijzultdaarvannieteten,isde aardbodemomuwentwilvervloekt;metdroefheidzultgij daarvanetenaldedagenvanuwleven;

18Ookzalhijdorensendistelsvooruvoortbrengen,engij zulthetkruiddesveldseten;

19Inhetzweetuwsaanschijnszultgijbroodeten,totdat gijtotdeaardbodemwederkeert,wantdaaruitzijtgij genomen;wantstofzijtgijentotstofzultgijwederkeren.

20EnAdamgafzijnvrouwdenaamEva,omdatzijde moedervanallelevendenwas.

21OokvoorAdamenzijnvrouwmaaktedeHEEREGod klederenvanvellenenkleeddehendaarmee

22EndeHEEREGodzeide:Zie,demensisgewordenals Onzereen,kennendegoedenkwaad;nudan,dathijniet zijnhanduitstrekkeenookvandeboomdeslevensneme, enete,enineeuwigheidleve!

23DaaromzonddeHEEREGodhemweguitdehofvan Edenomdeaardbodemtebewerken,waaruithijgenomen was.

24ToenverdreefHijdemens,enHijplaatstetenoosten vandehofvanEdendecherubijneneneenvlammend zwaard,datzichheenenweerwendde,omdewegnaarde boomdeslevenstebewaken

HOOFDSTUK4

1EnAdamhadgemeenschapmetEva,zijnvrouw,enzij werdzwangerenbaardeKaïn,enzeide:Ikhebeenman vandenHEEREverkregen.

2EnzijbaardewederomzijnbroederAbelEnAbelwas eenschaapherder,maarKaïnwaseenlandbouwer

3EnnaverloopvantijdgebeurdehetdatKaïnvande vruchtvandeaardeeenofferaandeHEEREbracht

4EnAbelbrachtookvandeeerstelingenzijnerkleinveeen vanhetvetdaarvan;endeHEEREzagAbelenzijnoffer aan

5MaarKaïnenzijnofferzaghijnietaan.EnKaïnwerd zeertoornig,enzijngelaatbetrok

6ToenzeideHEEREtegenKaïn:Waarombenjezo toornigenwaaromisjegezichtzosomber?

7Indiengijgoeddoet,zultgijnietaangenomenworden? Enindiengijnietgoeddoet,ligtdezondeaandedeurEn naaruzalzijnbegeertezijn,engijzultoverhemheersen.

8EnKaïnsprakmetzijnbroerAbelEnhetgebeurde,toen zijophetveldwaren,datKaïntegenzijnbroerAbel opstondenhemdoodde.

9EndeHEEREzeidetotKaïn:WaarisAbel,uwbroeder?

Enhijzeide:Datweetikniet;beniksomsdehoedervan mijnbroeder?

10Enhijzei:Wathebtugedaan?Hetbloedvanuwbroer roepttotMijvanuitdegrond

11Ennubenjevervloektenzalweggevoerdwordenvan deaarde,diehaarmondheeftgeopendomhetbloedvanje broeruitjouwhandteontvangen;

12Wanneergijdegrondbewerkt,zalhijuzijnkrachtniet meergeven;eenvluchtelingeneenlandloperzultgijopde aardezijn

13ToenzeiKaïntegendeHEERE:Mijnstrafistegroot omtedragen

14Zie,Gijhebtmijhedenvandeaardbodemverdreven;en ikzalvoorUwaangezichtverborgenzijn;ikzaleen vluchtelingeneenlandloperzijnopdeaarde;enhetzal geschieden,dateenieder,diemijvindt,mijzaldoden

15EndeHEEREzeidetothem:Daarom,wieKaïndoodt, aanhemzalzevenvoudigwraakgenomenwordenEnde HEEREsteldeeenmerktekenopKaïn,opdatniemand,die hemvond,hemzoudoden.

16ToengingKaïnwegvanhetaangezichtvandeHEERE enwoondeinhetlandNod,tenoostenvanEden

17EnKaïnbekendezijnvrouw,enzijwerdzwangeren baardeHenochHijbouwdeeenstadengafdenaamvan destadaanzijnzoon:Henoch.

18EnHenochwerdIradgeboren;enIradverwekte Mehujaël;enMehujaëlverwekteMethusaël;enMethusaël verwekteLamech

19EnLamechnamzichtweevrouwen;denaamvande enewasAda,endenaamvandeandereZilla

20EnAdabaardeJabal;hijwerddevadervanhendiein tentenwonenenvanhendieveehebben

21EndenaamvanzijnbroerwasJubal;hijwasdevader vanallendiedeharpendeorgelbespeelden.

22ZillabaardeookTubalkaïn,diedekunstvanhet bewerkenvankoperenijzeronderweesDezustervan TubalkaïnwasNaäma.

23EnLamechzeidetotzijnvrouwen,AdaenZilla:Hoort mijnstem,gijvrouwenvanLamech,luistertnaarmijnrede,

wantikhebeenmangedoodtotmijnverwondingen,en eenjongemantotmijnonrecht.

24AlsKaïnzevenvoudiggewrokenwordt,danLamech zevenenzeventigvoudig.

25EnAdamhadopnieuwgemeenschapmetzijnvrouw,en zijbaardeeenzoon,enzijgafhemdenaamSetWant, zeidezij,Godheeftmijeenanderzaadgesteldindeplaats vanAbel,diedoorKaïngedoodwerd.

26OokaanSetwerdeenzoongeboren,enhijnoemdehem EnosToenbegonmendeNaamvandeHEEREaante roepen

HOOFDSTUK5

1DitishetboekvandegeslachtenvanAdamTendage datGoddemensschiep,maakteHijhemnaardegelijkenis vanGod;

2ManenvrouwschiepHijhen,enHijzegendehenen noemdehunnaamAdam,opdedagdatzijgeschapen werden

3EnAdamleefdehonderddertigjaar,enverwekteeen zoonnaarzijngelijkenis,naarzijnevenbeeld;enhijgaf hemdenaamSeth

4EndedagenvanAdam,nadathijSethverwekthad, warenachthonderdjaar;enhijverwektezonenendochters: 5AldedagendieAdamleefde,warennegenhonderddertig jaar;enhijstierf

6EnSetleefdehonderdvijfjaar,enverwekteEnos.

7EnSetleefde,nadathijEnosverwekthad,achthonderd zevenjaar,enhijverwektezonenendochters:

8AldedagenvanSetwarennegenhonderdtwaalfjaar;en hijstierf

9EnEnosleefdenegentigjaar,enverwekteKenan 10EnEnosleefde,nadathijKenanverwekthad, achthonderdvijftienjaar,enhijverwektezonenendochters: 11AldedagenvanEnoswarennegenhonderdvijfjaar;en hijstierf.

12EnKenanleefdezeventigjaar,enverwekteMahalaleel 13EnKenanleefde,nadathijMahalaleelverwekthad, achthonderdveertigjaar,enhijverwektezonenendochters. 14AldedagenvanKenanwarennegenhonderdtienjaar; enhijstierf

15EnMahalaleelleefdevijfenzestigjaar,enverwekte Jared:

16EnMahalaleelleefde,nadathijJaredverwekthad, achthonderddertigjaar,enhijverwektezonenendochters. 17AldedagenvanMahalaleelwaren achthonderdvijfennegentigjaar;enhijstierf.

18EnJaredleefdehonderdtweeenzestigjaar,enhij verwekteHenoch

19EnJaredleefde,nadathijHenochverwekthad, achthonderdjaar,enhijverwektezonenendochters: 20AldedagenvanJaredwaren negenhonderdtweeënzestigjaar;enhijstierf

21EnHenochleefdevijfenzestigjaar,enverwekte Methuselah

22EnHenochwandeldemetGod,nadathijMethuselah verwekthad,driehonderdjaar,enhijverwektezonenen dochters

23AldedagenvanHenochwarendriehonderdvijfenzestig jaar

24EnHenochwandeldemetGod,enhijwasnietmeer, wantGodhadhemweggenomen.

25EnMetuselachleefdehonderdzevenentachtigjaar,en hijverwekteLamech.

26EnMetuselachleefde,nadathijLamechverwekthad, zevenhonderdtweeëntachtigjaar,enhijverwektezonenen dochters

27AldedagenvanMetuselachwaren negenhonderdnegenenzestigjaar;enhijstierf

28EnLamechleefdehonderdtweeentachtigjaar,en verwekteeenzoon:

29EnhijnoemdehemNoach,zeggende:Dezezalons troostenoverhetwerkendemoeiteonzerhanden, vanwegedeaardbodem,diedeHEEREvervloektheeft

30EnLamechleefde,nadathijNoachverwekthad, vijfhonderdvijfennegentigjaar,enhijverwektezonenen dochters

31AldedagenvanLamechwaren zevenhonderdzevenenzeventigjaar;enhijstierf.

32NoachwasvijfhonderdjaaroudToenverwekteNoach Sem,ChamenJafeth

HOOFDSTUK6

1Enhetgebeurde,toendemensenzichopdeaardbodem begonnentevermenigvuldigenenhundochtersgeboren werden,

2ToendezonenvanGodzagendatdedochtersvande mensenmooiwaren,namenzijzichvrouwenuitallendie zijverkozen

3EndeHEEREzeide:MijnGeestzalnietvooreeuwig metdemenstwisten,omdatookhijvleesis;nochtans zullenzijndagenhonderdtwintigjaarzijn

4Indiedagen,enookdaarna,warenerreuzenopdeaarde, toenGodszonenbijdedochtersvandemensenkwamenen diekinderenvoorhenbaarden;ditzijndegeweldenaars vanoudetijdenaf,mannenvannaam.

5ToendeHEEREzagdatdeslechtheidvandemensopde aardegrootwasendataldegedachtespinselsvanzijnhart elkedagalleenmaarslechtwaren.

6ToenkreegdeHEEREerberouwoverdatHijdemens opdeaardegemaakthad,enhetsmartteHeminZijnhart

7ToenzeideHEERE:Ikzaldemens,dieIkgeschapen heb,vandeaardbodemverdelgen,zoweldemensalshet vee,hetkruipendgedierteendevogelsdeshemels,want hetberouwtMijdatIkhengemaaktheb.

8MaarNoachvondgenadeindeogenvandeHEERE

9DitzijndeafstammelingenvanNoach:Noachwaseen rechtvaardigenonberispelijkmanonderzijntijdgenoten, enNoachwandeldemetGod

10EnNoachverwektedriezonen:Sem,ChamenJafeth

11DeaardewasverdorvenvoorGodsaangezicht,ende aardewasvolgeweld

12EnGodzagdeaarde,enzie,zijwasverdorven;wantal watleeft,hadzijnwegopdeaardeverdorven

13EnGodzeidetotNoach:Heteindevanalwatleeftis voorMijnaangezichtgekomen,wantdoorhuntoedoenis deaardevolgeweldenarij;enzie,Ikgahenmetdeaarde verdelgen

14Maakvooruzelfeenarkvangoferhout.Maakindeark vakkenenbestrijkhemvanbinnenenvanbuitenmetpek

15Enditishetmodeldatumoetmaken:delengtevande arkzaldriehonderdelzijn,debreedtevijftigelende hoogtedertigel

16Gijzulteenvensterindearkmaken,engijzulthetvan bovenopeenelafwerken;endedeurvandearkzultgij aandezijkantervanaanbrengen;meteenonderste,een tweedeeneenderdeverdiepingzultgijhaarmaken

17Enzie,Ik,Ikbrengeenwatervloedoverdeaardeomal hetvlees,waarineenlevensademis,vanonderdehemelte verdelgenEnalleswatopdeaardeis,zalsterven 18MaarmetuzalIkMijnverbondsluitenGadaninde ark,u,uwzonen,uwvrouwendevrouwenvanuwzonen metu.

19Envanallelevendewezens,vanallevlees,moetuer tweevanelkesoortindearkbrengen,omzemetuinleven tehouden;hetmoetenmannetjesenvrouwtjeszijn.

20Vanhetgevogeltenaarzijnsoort,envanhetveenaar zijnsoort,envanalhetkruipendgediertederaardenaar zijnsoort,zullenertweevanelknaarutoekomen,omdie inleventehouden

21Enneemvanalhetvoedseldatgegetenwordt,datgij eet,totuenverzamelhet;hetzaltotvoedselzijnvooruen voorhen

22Noachdeeddit;hijdeedalleswatGodhemgeboden had.

HOOFDSTUK7

1ToenzeideHEEREtegenNoach:Gametheeljehuisin deark,wantikhebgeziendatjijrechtvaardigbentindit geslacht.

2Vanelkreindiermoetuzevenstuksvooruzelfnemen, hetmannetjeenzijnwijfje;envandedierendienietrein zijn,tweestuks,hetmannetjeenzijnwijfje.

3Ookvanhetgevogeltedeshemelszeveningetal,het mannetjeenhetwijfje,omzaadlevendtehoudenopde geheleaarde.

4Wantnogzevendagen,enIkzalhetveertigdagenen veertignachtenopdeaardelatenregenenEnIkzalalles watleeftenbestaat,datIkgemaaktheb,vandeaardbodem wegvagen

5EnNoachdeedovereenkomstigalleswatdeHEERE hemgebodenhad.

6Noachwaszeshonderdjaaroudtoendewatervloedover deaardekwam

7ToengingNoachmetzijnzonen,zijnvrouwende vrouwenvanzijnzonenmethemdearkin,vanwegehet watervandevloed.

8Vandereinedierenenvandedierendienietreinzijn, vanhetgevogelteenvanalwatopdeaardekruipt,

9ErgingentweeaantweenaarNoachindeark,het mannetjeenhetvrouwtje,zoalsGodNoachhadgeboden.

10Enhetgebeurdenazevendagen,dathetwatervande vloedopdeaardewas

11InhetzeshonderdstejaarvanNoachsleven,opde zeventiendedagvandetweedemaand,opdiezelfdedag werdenallebronnenvandegrotewatervloed opengebrokenenwerdendesluizenvandehemelgeopend 12Enhetregendeveertigdagenenveertignachtenopde aarde.

13OpdiezelfdedaggingenNoach,Sem,ChamenJafeth, dezonenvanNoach,enNoachsvrouwendedrievrouwen vanzijnzonenmethen,dearkin

14Zij,enallewildedierennaarhunsoort,enalhetvee naarhunsoort,enalhetkruipendgediertedatopdeaarde kruiptnaarzijnsoort,enalhetgevogeltenaarzijnsoort, allevogelsvanallerleisoort

15EnzijgingentotNoachindeark,tweeaantweevanal hetvlees,waarindelevensademwas

16Enzijdienaarbinnengingen,kwamenbinnen,manen vrouw,vanallevlees,zoalsGodhemgebodenhad;ende HEEREsloothemop

17Endevloedwasveertigdagenlangoverdeaarde;en hetwaternamtoe,enhiefdearkop,enzijwerdbovende aardeopgeheven

18Toennamhetwatertoeenwerdzeerhoogopdeaarde, zodatdearkophetwaterterechtkwam

19Enhetwaternameenhogegraadtoebovendeaarde, zodatallehogebergenonderdehemelbedektwerden.

20Vijftienelhogersteeghetwater,endebergenwerden bedekt

21Enallevleesdatzichopdeaardebewoog,stierf:het gevogelte,hetvee,dewildedierenenalhetkruipend gediertedatopdeaardekruipt,enallemensen

22Alleswatlevensademhad,alleswatophetdrogewas, stierf

23Enalhetlevenopdeaardbodemwerdverdelgd:de mens,hetvee,dekruipendedierenendevogelsindelucht. ZijwerdenvandeaardeweggevaagdAlleenNoachbleef over,methendiebijhemindearkwaren

24Enhetwaterwashonderdvijftigdagenlanghoogboven deaarde

HOOFDSTUK8

1EnGoddachtaanNoachenaanalhetgedierteenaanal hetveedatbijhemindearkwas.ToenlietGodeenwind overdeaardewaaien,zodathetwatersteeg

2Ookwerdendebronnenvandediepteendesluizenvan dehemeldichtgestopt,enderegenuitdehemelwerd tegengehouden;

3Enhetwaterstroomdevoortdurendterugvandeaarde Maarnaverloopvanhonderdvijftigdagennamhetwateraf.

4Endearkbleefvastzittenopdezeventiendedagvande zevendemaandophetgebergtevanArarat

5Enhetwaternamvoortdurendaf,totaandetiende maandIndetiendemaand,opdeeerstedagvandemaand, werdendetoppenvandebergenzichtbaar.

6Enhetgeschieddenaverloopvanveertigdagen,dat Noachhetvenstervandearkopende,dathijgemaakthad

7Enhijlieteenraaflos,dieheenenweervloog,totdathet waterbovendeaardewasopgedroogd.

8Ookliethijeenduiflosomtezienofhetwatervande aardbodemwasafgenomen

9Maardeduifvondgeenrustplaatsvoorhaarvoetzool,en zekeerdenaarhemterugindeark,wanterstondnogwater overdeheleaarde.Toenstakhijzijnhanduit,namhaar aanentrokhaarnaarzichtoeindeark

10Enhijbleefnogeenszevendagen,enlietdeduif opnieuwuitdearklos,

11Toenkwamdeduiftegendeavondnaarhemtoe,enzie, inhaarsnavelwaseenafgepluktolijfblad.ZowistNoach dathetwateropdeaardewasgezakt

12Enhijbleefnogeenszevendagen,enlietdeduifweer los,maardiekwamnietmeernaarhemterug.

13Enhetgeschieddeinhetzeshonderdsteeneerstejaar,in deeerstemaand,opdeeerstedermaand,datdewateren vanbovendeaardeopdroogden;enNoachdeedhetdeksel vandearkaf,enzag,enziet,deoppervlaktevande aardbodemwasdroog

14Enindetweedemaand,opdezevenentwintigstedag vandemaand,werddeaardedroog

15EnGodspraktotNoach,zeggende:

16Gauitdeark,u,uwvrouw,uwzonenendevrouwen vanuwzonenmetu

17Laatallelevendewezensdiebijuzijn,metu meekomen,vanallevlees,vanhetgevogeltetothetveeen vanalhetkruipendgediertedatopdeaardekruipt,zodat zezichrijkelijkopdeaardekunnenvoortplanten, vruchtbaarzijnenzichopdeaardekunnen vermenigvuldigen

18ToengingNoachweg,metzijnzonen,zijnvrouwende vrouwenvanzijnzonenmethem

19Allewildedieren,allekruipendedieren,allevogelsen alleswatopdeaardekruipt,naarhunsoort,gingenuitde ark

20ToenbouwdeNoacheenaltaarvoordeHEEREHij namvanalhetreineveeenvanalhetreinegevogelteen offerdebrandoffersophetaltaar

21ToendeHEEREdieaangenamegeurrook,zeide HEEREbijZichzelf:Ikzaldeaardbodemnietweer vervloekenomdesmensenwil,wanthetvoortbrengselvan hethartvandesmensenisboosvanzijnjeugdafOokzal Iknietmeeralhetlevendeslaan,zoalsIkgedaanheb.

22Zolangdeaardebestaat,zullenzaaiingenoogst,koude enhitte,zomerenwinter,dagennachtnietophouden

HOOFDSTUK9

1EnGodzegendeNoachenzijnzonen,enzeidetothen: Weestvruchtbaar,enwordttalrijk,envervultdeaarde

2Endevreesendeschrikvooruzullenzijnoveralhet gediertederaarde,overalhetgevogeltedeshemels,over alwatopdeaardekruiptenoverallevissenderzee;zij zijninuwhandovergegeven

3Alleswatbeweegtenleeft,zalutotvoedselzijn;evenals hetgroenekruidhebIkuditallesgegeven

4Maarvleesmethetlevenerin,datwilzeggenhetbloed, magunieteten

5EnIkzalhetbloedvanuwleven,uwleven,eisenVan alledierenenvandemensenzalIkheteisenVanieders broederzalIkhetlevenvandemenseisen.

6Wiehetbloedvaneenmensvergiet,diensbloedzaldoor demensvergotenwordenWantnaarhetbeeldvanGod heeftHijdemensgemaakt

7Engij,weestvruchtbaarenwordttalrijk;zaaitweligop deaardeenwordttalrijkdaarop.

8EnGodspraktotNoachentotzijnzonendiebijhem waren,zeggende:

9EnIk,zie,IkrichtMijnverbondopmetuenmetuw nageslachtnau;

10Enmetallelevendewezensdiebijuzijn:devogels,het veeenallewildedierenopaarde,vanalleswatuitdearkis gegaantotallewildedierenopaarde

11Ikzalmijnverbondmetusluiten:nooitmeerzalalle vleesdoorhetwatervandevloedwordenuitgeroeid,ener zalgeenvloedmeerzijnomdeaardetevernietigen

12EnGodzeide:Ditishettekenvanhetverbond,datIk sluittussenMijenu,entussenallelevendewezens,diebij uzijn,vooreeuwigegeslachten:

13Ikplaatsmijnboogindewolken,endiezalzijntoteen tekenvanhetverbondtussenMijendeaarde

14Enhetzalgeschieden,wanneerIkeenwolkoverde aardebreng,datdeboogindewolkgezienzalworden.

15Ikzalaanmijnverbonddenken,dateristussenMij,u enallelevendewezensvanallevlees;danzullende waterennietmeertoteenvloedwordenomalwatleeftte verderven

16Endeboogzalindewolkenzijn,enikzalernaarkijken omtegedenkenaanheteeuwigeverbondtussenGoden allelevendewezensvanallevlees,datopdeaardeis

17EnGodzeidetotNoach:Ditishettekenvanhet verbond,datIkgeslotenhebtussenMijenalhetvlees,dat opdeaardeis

18DezonenvanNoach,dieuitdearkgingen,warenSem, ChamenJafeth.ChamisdevadervanKanaän.

19DitzijndedriezonenvanNoachHunzonenbedekten deheleaarde

20EnNoachbegonalslandbouwerenhijplantteeen wijngaard

21Toenhijvandewijnhadgedronken,werdhijdronken Hijwerdontkleedinzijntent.

22ToenCham,devadervanKanaän,denaaktheidvanzijn vaderzag,verteldehijhetaanzijntweebroersbuiten

23ToennamenSemenJafeteenkleed,legdenhetophun beiderschoudersenliepenachterwaartsomdenaaktheid vanhunvadertebedekkenHungezichtenwarenafgewend, zodatzijdenaaktheidvanhunvadernietzagen.

24ToenNoachuitzijnroesontwaakte,merktehijwatzijn jongstezoonhemhadaangedaan

25Enhijzeide:VervloektzijKanaän;eendienaarder dienarenzalhijvoorzijnbroederszijn

26Enhijzeide:GeprezenzijdeHEERE,deGodvanSem! enKanaänzalHemtotdienaarzijn.

27GodzalJafetuitbreiden,enhijzalwonenindetenten vanSem,enKanaänzalhemtotdienaarzijn

28EnNoachleefdenadezondvloednog driehonderdvijftigjaar

29AldedagenvanNoachwarennegenhonderdvijftigjaar; enhijstierf

HOOFDSTUK10

1DitzijndeafstammelingenvandezonenvanNoach: Sem,ChamenJafethNadezondvloedwerdeneraanhen zonengeboren

2DezonenvanJafethwaren:Gomer,Magog,Madai, Javan,Tubal,MesechenTiras.

3EndezonenvanGomerwaren:Askenaz,Rifathen Togarma

4EndezonenvanJavanwaren:ElisaenTarsis,deKittiërs endeDodanieten

5Doorhenwerdendeeilandenderheidenvolkenverdeeld inhunlanden,iedernaarzijntaal,naarzijngeslachten, naarzijnnatiën

6DezonenvanChamwaren:Kus,Misraïm,Puten Kanaän.

7DezonenvanKuswaren:Seba,Havila,Sabta,Raëmaen SabtechaDezonenvanRaëmawaren:SebaenDedan 8EnKusverwekteNimrod;diebegoneengeweldenaarop deaardeteworden

9Hijwaseengeweldigjagervoorhetaangezichtvande HEERE;daaromwordtgezegd:ZoalsNimrod,een geweldigjagervoorhetaangezichtvandeHEERE 10HetbeginvanzijnkoninkrijkbestonduitBabel,Erech, AkkadenKalneinhetlandSinear

11UitdatlandisAssurvoortgekomenenhijheeftNineve gebouwd,endestadRehoboth,enKalah, 12EnResenligttussenNineveenKalah;dezegrotestad 13EnMizraïmverwekteLudieten,Anamieten,Lehabieten enNaftuïm,

14EndePathrusieten,deKasluchieten(uitwiede Filistijnenzijnvoortgekomen)endeKaftorieten

15EnKanaänverwekteSidon,zijneerstgeborene,enHeth, 16EndeJebusieten,deAmorietenendeGirgasieten, 17EndeHeviet,deArkietendeSiniet, 18EndeArvadiet,deZemarietendeHamathiet;enlater verspreiddendegeslachtenderKanaänietenzich 19DegrensvandeKanaänietenliepvanSidoninde richtingvanGerartotGaza,eninderichtingvanSodom, Gomorra,AdamaenZeboïmtotaanLasa 20DitzijndezonenvanCham,ingedeeldnaarhun geslachten,talen,landenenvolken.

21OokaanSem,devadervanallekinderenvanHeber,de broervandeoudsteJafet,werdenkinderengeboren

22DezonenvanSemwaren:Elam,Assur,Arpachsad,Lud enAram

23EndekinderenvanAram:Uz,enHul,enGether,en Mas.

24EnArfachsadgewonSalah;enSalahverwekteEber 25EnaanHeberwerdentweezonengeborenDenaam vandeenewasPeleg,omdatinzijndagendeaarde verdeeldwerdDenaamvanzijnbroerwasJoktan

26EnJoktangewonAlmodad,enSelef,enHazarmaveth, enJerah, 27EnHadoram,enUzal,enDikla, 28EnObal,enAbimaël,enSeba, 29EnOfir,HavilaenJobab;ditwarenallenzonenvan Joktan

30EnhunwoonplaatsreiktevanMesaaf,inderichting vanSefar,hetberglandinhetoosten

31DitzijndezonenvanSem,ingedeeldnaarhun geslachten,talen,landenenvolken

32DitzijndegeslachtenvandezonenvanNoach, ingedeeldnaarhunafstammingenhunvolkenNaarhen zijndevolkenopaardeverdeeldnadezondvloed

HOOFDSTUK11

1Endeheleaardehadééntaalenééntaal

2Toenzijnaarhetoostentrokken,vondenzijeenvlaktein hetlandSinear.Daargingenzijwonen.

3Enzijzeidentotelkander:Gaatheen,laatonsstenen maken,enlaatonszedoorbranden.Endestenenhaddenzij voorsteen,enhetslibhaddenzijvoorleem

4Enzijzeiden:Kom,latenwijvooronseenstadbouwen, eneentoren,waarvandetopindehemelreikt,enlatenwij vooronseennaammaken,opdatwijnietoverdehele aardeverstrooidworden

5ToendaaldedeHEEREneeromdestadendetorente ziendiedemensenkinderenaanhetbouwenwaren

6EndeHEEREzeide:Zie,hetiséénvolk,enzijallen hebbenééntaal;enditishetbeginvanwatzijdoen,ennu zalnietsonmogelijkzijn,watzijdenkentedoen

7Kom,latenWijneerdalenenhuntaaldaarverwarren, zodatzijelkaarstaalnietmeerbegrijpen

8ZoverspreiddedeHEEREhenvandaaroverdehele aarde,enzijhieldenopmetdebouwvandestad. 9DaaromnoemtmenhaarBabel,wantdaarheeftde HEEREdetaalvandeheleaardeverward,envandaar heeftdeHEEREhenoverdeheleaardeverspreid.

10DitzijndeafstammelingenvanSem:Semwashonderd jaaroudenverwekteArpachsadtweejaarnadevloed 11Semleefde,nadathijArpachsadverwekthad,nog vijfhonderdjaar,enhijverwektezonenendochters 12EnArpachsadleefdevijfendertigjaar,enverwekte Salah:

13EnArpachsadleefde,nadathijSalahverwekthad, vierhonderddriejaar,enhijverwektezonenendochters 14EnSalahleefdedertigjaar,enverwekteHeber: 15EnSalahleefde,nadathijHeberverwekthad, vierhonderddriejaar,enhijverwektezonenendochters 16EnHeberleefdevierendertigjaar,enverwektePeleg: 17EnHeberleefde,nadathijPelegverwekthad, vierhonderddertigjaar,enhijverwektezonenendochters 18EnPelegleefdedertigjaar,engewonRehu:

19EnPelegleefde,nadathijReüverwekthad,nog tweehonderdnegenjaar,enhijverwektezonenendochters 20EnRehuleefdetweeëndertigjaar,enverwekteSerug: 21EnRehuleefde,nadathijSerugverwekthad,nog tweehonderdzevenjaar,enhijverwektezonenendochters 22EnSerugleefdedertigjaar,enverwekteNahor.

23EnSerugleefde,nadathijNahorverwekthad, tweehonderdjaar,enhijverwektezonenendochters

24EnNahorleefdenegenentwintigjaar,enhijverwekte Terah:

25EnNahorleefde,nadathijTerahverwekthad,nog honderdnegentienjaar,enhijverwektezonenendochters.

26EnTerahleefdezeventigjaar,enverwekteAbram, NahorenHaran.

27DitzijndeafstammelingenvanTerach:Terach verwekteAbram,NahorenHaran,enHaranverwekteLot 28EnHaranstierfvoorhetaangezichtvanzijnvader Terah,inzijngeboorteland,inUrderChaldeeën.

29AbramenNahornamenzichtweevrouwenDenaam vanAbramsvrouwwasSarai,endenaamvanNahors vrouwwasMilka,dedochtervanHaran,devadervan MilkaendevadervanJiska

30Saraiwasonvruchtbaarenhadgeenkinderen.

31TerachnamzijnzoonAbrammee,enLot,dezoonvan Haran,zijnkleinzoon,enSarai,zijnschoondochter,de vrouwvanzijnzoonAbram.ZijvertrokkenmethenuitUr inChaldeaomnaarhetlandKanaäntegaanZijkwamen inHaranenwoondendaar

32DedagenvanTerachwarentweehonderdvijfjaar;en TerachstierfinHaran.

HOOFDSTUK12

1DeHEEREnuhadtotAbramgezegd:Gauituwland,uit uwmaagschapenuithethuisvanuwvader,naarhetland datIkuwijzenzal.

2EnIkzalutoteengrootvolkmaken,enuzegenen,en uwnaamgrootmaken;engijzulttoteenzegenzijn

3EnIkzalzegenendieuzegenen,enwieuvervloekt,zal Ikvervloeken;eninuzullenallegeslachtendes aardbodemsgezegendworden.

4ToenvertrokAbram,zoalsdeHEEREtothemgesproken had,enLotgingmethemmeeAbramwasvijfenzeventig jaaroud,toenhijuitHaranvertrok.

5ToennamAbramSarai,zijnvrouw,enLot,dezoonvan zijnbroer,enalhunbezittingendiezijverworvenhadden, endemensendiezijinHaranverworvenhadden,enzij gingenopwegomnaarhetlandKanaäntegaanEnzij kwameninhetlandKanaän

6EnAbramtrokdoorhetlandtotaandeplaatsvan Sichem,totaandevlaktevanMoreEndeKanaänieten warentoeninhetland

7ToenverscheendeHEEREaanAbramenzei:Aanuw nageslachtzalIkditlandgevenDaarbouwdehijeen altaarvoordeHEERE,dieaanhemverschenenwas 8Hijbrakvandaaropnaarhetgebergtetenoostenvan Bethel,ensloegzijntentoptussenBethelinhetwestenen AiinhetoostenDaarbouwdehijeenaltaarvoorde HEEREenriepdeNaamvandeHEEREaan.

9EnAbramtrokverder,steedsverdernaarhetzuiden 10Toenerhongersnoodinhetlandontstond,trokAbram naarEgypteomdaaralsvreemdelingteverblijven.De hongersnoodwasnamelijkzwaarinhetland

11Enhetgebeurde,toenhijophetpuntstondomnaar Egyptetegaan,dathijtotSarai,zijnvrouw,zeide:Zietoch, ikweet,datgijeenvrouwzijt,schoonvanuiterlijk 12Daaromzalhetgebeuren,wanneerdeEgyptenarenu zien,datzijzullenzeggen:Ditiszijnvrouw!Enmijzullen zijdoden,maaruzullenzijinhetlevenlaten

13Zegtochdatumijnzusterbent,danzalhetmijom uwentwilwelgaanenzalmijnzielomuwentwilleven.

14ToenAbraminEgyptekwam,zagendeEgyptenaren datdevrouwzeermooiwas

15OokdevorstenvanFaraozagenhaarenprezenhaarbij Farao;endevrouwwerdmeegenomennaarhethuisvan Farao.

16EnhijbehandeldeAbramgoedomwillevanhaar;enhij kreegschapenenrunderen,enezels,enslavenen slavinnen,enezelinnen,enkamelen

17EndeHEEREtrofFaraoenzijnhuismetzwareplagen, vanwegeSarai,devrouwvanAbram

18ToenriepFaraoAbramenzei:Wathebtumij aangedaan?Waaromhebtumijnietvertelddatzijuw vrouwwas?

19Waaromhebtugezegd:Zijismijnzuster?Ikhebhaar tochtotvrouwgenomen?Nudan,zie,uwvrouw,neem haarengaheen

20Toengafdefaraozijnmannenbeveloverhem,enzij lietenhemgaan,metzijnvrouwenalleswathijhad

HOOFDSTUK13

1ToentrokAbramuitEgypte,hij,zijnvrouwenalleswat hijhad,enLotmethem,naarhetZuiderland.

2EnAbramwaszeerrijkaanvee,aanzilverenaangoud.

3EnhijreisdeverdervanhetzuidentotaanBethel,totaan deplaatswaarzijntenteersthadgestaan,tussenBethelen Ai;

4Naardeplaatsvanhetaltaardathijdaarvroegergemaakt hadDaarriepAbramdeNaamvandeHEEREaan 5EnookLot,diemetAbrammeeging,hadkleinvee, runderenententen

6Enhetlandkonhetnietdragendatzijbijelkaarwoonden, wanthunbezitwaszogrootdatzijnietbijelkaarkonden wonen

7ErontstondonenigheidtussendeherdersvanAbrams veeendeherdersvanLotsveeOokdeKanaänietenende Ferezietenwoondentoenindatland

8ToenzeiAbramtegenLot:Laatertochgeentwistzijn tussenmijenu,entussenmijnherdersenuwherders;want wijzijnbroers

9Ligthethelelandnietvooruopen?Scheidutochvan mijafAlsunaarlinksgaat,zaliknaarrechtsgaan;enals unaarrechtsgaat,zaliknaarlinksgaan

10ToensloegLotzijnogenopenzagdatdehelevlakte vandeJordaanoveralrijkelijkbewaterdwas,voordatde HEERESodomenGomorraverwoestte,netalsdehofvan deHEERE,alshetlandvanEgypte,alsmenbijZoarkomt.

11ToenkoosLotvoorzichdehelevlaktevandeJordaan, enLottroknaarhetoosten;enzijscheiddenzichvan elkaaraf.

12AbramwoondeinhetlandKanaänenLotwoondeinde stedenvandevlakteensloegzijntentenopinderichting vanSodom.

13MaardemannenvanSodomwarenslechtenzondigden zeertegendeHEERE

14EndeHEEREzeidetotAbram,nadatLotvanhem gescheidenwas:Slanuuwogenop,enzievandeplaats waargijzijt,naarhetnoorden,ennaarhetzuiden,ennaar hetoosten,ennaarhetwesten.

15Wantalhetlanddatuziet,zalIkaanuenaanuw nageslachtgeven,vooreeuwig 16EnIkzaluwnageslachtmakenalshetstofvandeaarde. Indieniemandhetstofvandeaardekantellen,zalookuw nageslachtgeteldworden

17Staop,gadoorhetland,indelengteenindebreedte, wantIkzalhetugeven

18ToenbrakAbramzijntentenopengingwoneninde vlaktevanMamre,bijHebron,enhijbouwdedaareen altaarvoordeHEERE

HOOFDSTUK14

1EnhetgebeurdeindedagenvanAmrafel,dekoningvan Sinear,vanArjoch,dekoningvanEllasar,van Kedorlaomer,dekoningvanElam,envanTidal,dekoning vandeheidenvolken, 2DezevoerdenoorlogtegenBera,dekoningvanSodom, tegenBirsa,dekoningvanGomorra,tegenSinab,de koningvanAdma,tegenSemeber,dekoningvanZeboïm, entegendekoningvanBela,hethuidigeZoar

3DezekwamenallemaalsameninhetdalvanSiddim,de Zoutzee.

4TwaalfjaardiendenzijKedorlaomer,maarinhet dertiendejaarkwamenzijinopstand.

5EninhetveertiendejaarkwamKedorlaomermetde koningendiebijhemwaren,enversloegendeRefaïetenin Asteroth-Karnaïm,deZuzieteninChamendeEmietenin Sawe-Kirjathaim.

6EndeHorietenophungebergteSeïr,totaanEl-Paran, dataandewoestijnligt

7ToenkeerdenzijterugenkwamenteEnmispat,datnu Kadesis,enzijversloegenhetgehelelandderAmalekieten enookdeAmorieten,dieinHazezon-Tamarwoonden.

8ToentrokkendekoningvanSodom,dekoningvan Gomorra,dekoningvanAdama,dekoningvanZeboïmen dekoningvanBela(hetzelfdeisZoar)uitenzijstreden tegenheninhetdalvanSiddim

9MetKedorlaomer,dekoningvanElam,enmetTidal,de koningvandevolken,enAmrafel,dekoningvanSinear, enArjoch,dekoningvanEllasar:vierkoningenmetvijf 10EnhetdalvanSiddimwasvollijmputten;ende koningenvanSodomenGomorravluchttenenvielen daarin;endeovergeblevenenvluchttennaarhetgebergte 11ZijnamenallebezittingenvanSodomenGomorramee, enalhunlevensmiddelen,engingenweg.

12ToennamenzijLot,dezoonvanAbramsbroer,diein Sodomwoonde,enzijnbezittingenmeeenvertrokken 13ToenkwamereenontkomenmandiehetaanAbram, deHebreeër,berichtteHijwoondenamelijkindevlakte vanMamre,deAmoriet,debroervanEskolendebroer vanAner.Dezetweemannenwarenbondgenotenvan Abram

14ToenAbramhoordedatzijnbroergevangenwas genomen,bewapendehijzijngeoefendedienaren,diein zijneigenhuisgeborenwaren,driehonderdachttienman, enhijachtervolgdehentotaanDan

15Enhijverdeeldezichdesnachtstegenhen,hijenzijn dienaren,enversloeghen,enachtervolgdehentotaan Hoba,dataandelinkerkantvanDamascusligt

16Enhijbrachtaldegoederenterug,enookzijnbroerLot endiensgoederen,enookdevrouwenenhetvolk

17ToenhijterugkwamvandenederlaagvanKedorlaomer endekoningendiebijhemwaren,gingdekoningvan SodomhemtegemoetinhetdalSawe,hetkoningsdal 18EnMelchizedek,dekoningvanSalem,brachtbrooden wijn;enhijwaseenpriestervandeallerhoogsteGod.

19Enhijzegendehemenzei:GezegendzijAbramdoor God,deAllerhoogste,deScheppervanhemelenaarde! 20EngeloofdzijGod,deAllerhoogste,DieUwvijanden inUwhandovergeleverdheeftEnHijgafHemtienden vanalles

21ToenzeidekoningvanSodomtegenAbram:Geefmij demensen,enneemdegoederenvoorjezelf

22EnAbramzeidetotdenkoningvanSodom:Ikhebmijn handopgeheventotdenHEERE,denAllerhoogstenGod, Diehemelenaardebezit, 23datiknietszalwegnemen,vaneendraadtoteen schoenriem,endatiknietsvanhetuwezalnemen,opdat gijnietzoudtzeggen:IkhebAbramrijkgemaakt; 24Behalvewatdejongemannengegetenhebben,enhet deelvandemannendiemetmijmeegegaanzijn,Aner, EskolenMamre;zijmogenhundeelnemen

1HiernakwamhetwoordvandeHEEREtotAbramineen visioen:Weesnietbang,Abram,Ikbenuwschildenuw loonzalzeergrootzijn.

2ToenzeiAbram:HeereHEERE,watzultGijmijgeven, daarikkinderloosheengaendebeheerdervanmijnhuis dezeEliëzeruitDamascuszalzijn?

3EnAbramzeide:Zie,mijhebtGijgeenzaadgegeven;en zie,eeninmijnhuisgeborenezalmijnerfgenaamzijn

4Enzie,hetwoordvandeHEEREkwamtothem:Deze zaluwerfgenaamnietzijn,maarwieuituweigenlichaam voortkomt,diezaluwerfgenaamzijn.

5EnHijleiddehemnaarbuitenenzei:Kijktochnaarde hemelenteldesterren,alsjezekunttellenEnHijzei tegenhem:Zogrootzaluwnageslachtzijn.

6EnhijgeloofdeindeHEERE,enDierekendehemdat totgerechtigheid

7EnHijzeidetothem:IkbendeHEERE,DieuuitUrder Chaldeeëngeleidheb,omuditlandinbezittegeven

8Enhijzeide:HeereHEERE,waaraanzalikweten,datik heterfelijkbezittenzal?

9EnHijzeidetothem:Neemmijeendriejarigejongekoe, eendriejarigegeit,eendriejarigeram,eentortelduifeneen jongeduif.

10Enhijnamaldezedingenbijzich,verdeeldezein tweeënenlegdezeelktegenelkaar,maardevogels verdeeldehijniet.

11Toendevogelsopdekadaversafkwamen,joegAbram zeweg

12Toendezononderging,vielereendiepeslaapop AbramEnzie,eengroteduisternisvielophem

13EnhijzeidetotAbram:Weetzeker,datuwzaad vreemdelingzalzijnineenland,datniethethunneis,en datzijhenzullendienen;enzijzullenhenvierhonderdjaar onderdrukken;

14Enookhetvolkdatzijdienen,zalIkoordelen;en daarnazullenzijmetgrotehaveuittrekken

15Engijzultinvredenaaruwvaderengaan;gijzult begravenwordenineengezegendeouderdom.

16Maarinhetvierdegeslachtzullenzijhierweer terugkomen,wantdeongerechtigheidvandeAmorietenis nognietvol.

17Enhetgebeurde,toendezonondergingenhetdonker werd,zie,erwaseenrokendeoveneneenbrandende fakkel,dietussendiestukkendoorging.

18OpdiezelfdedagslootdeHEEREeenverbondmet Abramenzei:AanuwnageslachtzalIkditlandgeven,van deriviervanEgypteaftotaandegroterivier,derivierde Eufraat

19DeKenieten,deKenizzietenendeKadmonieten, 20EndeHethieten,deFerezietenendeRefaïeten, 21EndeAmorieten,deKanaänieten,deGirgasietenende Jebusieten

HOOFDSTUK16

1Sarai,devrouwvanAbram,hadhemgeenkinderen geschonkenZijhadeenEgyptischeslavin,dieHagar heette.

2EnSaraizeidetotAbram:Zietoch,deHEEREheeftmij ervanweerhoudentebaren;gatochtotmijndienstmaagd;

misschienzalikkinderenbijhaarkrijgenEnAbram luisterdenaardestemvanSarai.

3EnSarai,devrouwvanAbram,namHagar,haarslavin uitEgypte,nadatAbramtienjaarinhetlandKanaän gewoondhad,engafhaaraanhaarmanAbramtotvrouw. 4HijkwambijHagarenzijwerdzwangerToenzijzag datzijzwangerwas,werdhaarmeesteresinhaarogen veracht.

5ToenzeiSaraitegenAbram:Mijnonrechtisjouwschuld IkhebmijnslavininjouwschootgelegdToenzijzagdat zijzwangerwas,werdikverachtinhaarogenDeHEERE zaloordelentussenmijenjou

6MaarAbramzeidetotSarai:Zie,uwslavinisinuwhand; doemethaarzoalshetgoeddunktToenSaraihaarhard behandelde,vluchttezijvanhaaraangezicht

7EndeEngelvandeHEEREvondhaarbijeenwaterbron indewoestijn,bijdebronaandewegnaarSur

8Enhijzeide:Hagar,slavinvanSarai,vanwaarkomtgij enwaarwiltgijheengaan?Enzijzeide:Ikvluchtvoorhet aangezichtvanmijnmeesteresSarai

9ToenzeideengelvandeHEEREtegenhaar:Gaterug naaruwmeesteresenonderwerpuaanhaarhanden.

10ToenzeideEngelvandeHEEREtegenhaar:Ikzaluw nageslachtzeertalrijkmaken,zodathetvanwegede menigtenietgeteldkanworden.

11ToenzeideengelvandeHEEREtegenhaar:Zie,je bentzwangerenzulteenzoonbaren,enjezulthemde naamIsmaëlgeven,wantdeHEEREheeftnaarjeellende geluisterd

12Hijzaleenwoestemanzijn;zijnhandzaltegenallen zijn,endehandvanallentegenhem;enhijzalvoorhet aangezichtvanalzijnbroederswonen

13EnzijnoemdedeNaamvandeHEERE,Dietothaar gesprokenhad:Gij,God,zietmij!Want,zeidezij,hebik ookhiernaarhemomgezien,Diemijziet?

14DaaromheettedebronBeërlahairoi;zie,hijligttussen KadesenBered.

15EnHagarbaardeAbrameenzoon;enAbramnoemde dezoondieHagargebaardhad,Ismaël

16Abramwaszesentachtigjaaroud,toenHagarIsmaël aanAbrambaarde

HOOFDSTUK17

1ToenAbramnegenennegentigjaaroudwas,verscheende HEEREaanAbramenzeitegenhem:IkbenGod,de Almachtige;wandelvoorMijnaangezichtenwees onberispelijk.

2EnIkzalMijnverbondsluitentussenMijenu,enIkzal uuitermatetalrijkmaken

3ToenvielAbramopzijnaangezicht,enGodsprakmet hem,zeggende:

4WatMijbetreft,zie,Mijnverbondismetjou,enjijzult devaderwordenvaneenmenigtevolken

5OokzaluwnaamnietmeerAbramzijn,maarAbraham; wanttoteenvadervanvelevolkenhebIkugesteld

6Ikzaluzeervruchtbaarmaken,enIkzalutotvolken maken,enkoningenzullenuituvoortkomen

7EnIkzalMijnverbondoprichtentussenMij,uenuw nageslachtnau,inhungeslachten,toteeneeuwigverbond, omuenuwnageslachtnautoteenGodtezijn

8Ikzalaanuenaanuwnageslachthetland,waarinuals vreemdelingverblijft,hetgehelelandKanaän,toteen eeuwigebezittinggeven,enIkzalhuntoteenGodzijn

9EnGodzeidetotAbraham:DaaromzultgijMijn verbondhouden,gijenuwnageslachtnau,inhun geslachten

10Ditismijnverbond,datgijhoudenzulttussenMij,uen uwnageslachtnau:alhetmannelijkeonderuzalbesneden worden

11Engijzulthetvleesvanuwvoorhuidbesnijden;enhet zaleentekenzijnvanhetverbondtussenMijenu

12Eniedereendieachtdagenoudis,moetbijubesneden worden,alwatmannelijkis,inuwgeneraties,zowel degenedieinuwhuisgeborenisalsdegenedievoorgeld gekochtisvaneenvreemdeling,dienietuituwnageslacht is.

13Iedereendieinuwhuisgeborenis,moetbesneden worden,eniedereendiemetuwgeldgekochtisEnmijn verbondzalinuwvleeszijntoteeneeuwigverbond.

14Enhetonbesnedenmannelijkekind,vanwiehetvlees vanzijnvoorhuidnietbesnedenis,diezielzaluitzijnvolk wordenuitgeroeid;hijheeftmijnverbondverbroken.

15EnGodzeidetotAbraham:WatuwvrouwSaraibetreft, gijzulthaarnietSarainoemen,maarhaarnaamzalSara zijn.

16IkzalhaarzegenenenuookuithaareenzoongevenIk zalhaarzegenenenzijzaleenmoedervanvolkenworden Koningenvanvolkenzullenuithaarvoortkomen.

17ToenwierpAbrahamzichmethetgezichtteraarde, lachteenzeibijzichzelf:Zalaaneenhonderdjarigenog eenkindgeborenworden?EnzalSara,dienegentigjaar oudis,baren?

18EnAbrahamzeidetotGod:Och,mochtIsmaëlvoorUw aangezichtleven!

19EnGodzeide:Sara,uwvrouw,zaluwerkelijkeenzoon baren,engijzulthemdenaamIzakgeven;enIkzalMijn verbondmethemoprichtentoteeneeuwigverbond,ook metzijnnageslachtnahem

20EnwatIsmaëlbetreft,IkhebnaarugeluisterdZie,Ik hebhemgezegend,enIkzalhemvruchtbaarmaken,enIk zalhemzeertalrijkmaken;twaalfvorstenzalhij verwekken,enIkzalhemtoteengrootvolkmaken

21MaarmijnverbondzalIkoprichtenmetIzak,dieSarau volgendjaaropdezevastgesteldetijdzalbaren

22ToenHijophieldmethemtespreken,gingGodvan Abrahamweg.

23EnAbrahamnamIsmaël,zijnzoon,enallendieinzijn huisgeborenwaren,enallendiemetzijngeldgekocht waren,allemannelijkemannenvanAbrahamshuis,en besneedhetvleesvanhunvoorhuidopdiezelfdedag,zoals Godhemgezegdhad

24Abrahamwasnegenennegentigjaaroud,toenhetvlees vanzijnvoorhuidbijhembesnedenwerd

25EnIsmaël,zijnzoon,wasdertienjaaroud,toenbijhem hetvleesvanzijnvoorhuidbesnedenwerd

26OpdiezelfdedagwerdenAbrahamenzijnzoonIsmaël besneden.

27Enallemannenvanzijnhuis,dieinhethuisgeboren warenenvoorgeldvaneenvreemdelinggekochtwaren, werdenmethembesneden.

HOOFDSTUK18

1ToenverscheendeHEEREaanhemindevlaktenvan Mamre.Hijzatindeingangvandetent,opdehittevande dag.

2Enhijhiefzijnogenopenzag,enzie,driemannen stondenbijhemEntoenhijhenzag,sneldehijhun tegemoetvandeingangvandetent,enboogzichteraarde.

3Enhijzeide:MijnHeer,indieniknugenadeinuwogen gevondenheb,gadantochnietvoorbijaanuwdienaar 4Laattochwatwaterhalen,wasuwvoetenenrustuit onderdeboom

5Enikzaleenbetebroodshalen,enuliedenvertroosten uwharten;daarnazultgijverdergaan;wantdaaromzijtgij totuwknechtgekomenEnzijzeiden:Doealzo,gelijkgij gesprokenhebt.

6ToenhaastteAbrahamzichnaardetent,naarSara,enzei: Maaksneldriematenmeelbloemklaar,kneedhetenvorm erkoekenvanopdehaard.

7ToenliepAbrahamnaardekudde,haaldeeenmalsen goedkalfengafhetaaneenjongeman,diehetsnelging klaarmaken.

8Toennamhijboter,melkenhetkalfdathijbereidhad, enzettehethunvoorHijbleefbijhenonderdeboom staan,enzijaten.

9Enzijzeidentothem:WaarisSara,uwvrouw?Enhij zeide:Zie,indetent

10Enhijzeide:Ikzalzekerlijktotuwederkerennaarden tijddeslevens;enziet,Sara,uwevrouw,zaleenzoon hebbenEnSarahoordehetindedeurvandetent,die achterhemwas.

11AbrahamenSarawarenoudenopleeftijdgekomen,en hetwasmetSaranietlangergebruikelijkomvrouwente vereren.

12DaaromlachteSarainzichzelfenzei:Zouiknog plezierhebben,nadatikoudbengeworden?Mijnheeris immersookoud.

13ToenzeideHEEREtegenAbraham:Waaromheeft Saragelachenengezegd:Zaliknogeenkindbaren, hoewelikoudben?

14ZouvoordenHEEREietstewonderlijkzijn?Opden bestemdentijdzalIktotuwederkeren,naardetijddes levens,enSarazaleenzoonhebben.

15ToenontkendeSara,zeggende:Ikhebnietgelachen, wantzijwasbevreesdEnhijzeide:Neen,maargijhebt gelachen.

16Toenstondendemannenvandaaropenrichttenhun blikinderichtingvanSodom.EnAbrahamgingmethen meeomhenopdewegtebrengen

17EndeHEEREzeide:ZalIkvoorAbrahamverbergen watIkdoe?

18AangezienAbrahamzekertoteengrootenmachtig volkzalworden,enallevolkenderaardeinhemgezegend zullenworden?

19WantIkkenhem,opdathijzijnkinderenenzijnhuisna hembevelenzal,enzijdewegdesHEERENhouden,om rechtenrechttedoen,opdatdeHEEREoverAbraham brenge,watHijoverhemgesprokenheeft

20EndeHEEREzeide:Omdathetgeschreeuwover SodomenGomorragrootis,enomdathunzondezeer zwaaris,

21Ikzalnuafdalenenzienofzijgeheelenalhebben gedaanovereenkomstighetgeroepdattotmijisgekomen. Enzoniet,danzalikhetweten

22Toenkeerdendemannenzichvandaaromengingen naarSodom,maarAbrahambleefstaanvoorhetaangezicht vandeHEERE

23ToentradAbrahamnaarvorenenzei:Wiltudanookde rechtvaardigesamenmetdegoddelozeverdelgen?

24SteldatervijftigrechtvaardigenindestadzijnZultU danookdeplaatsverwoestenennietsparenvoordevijftig rechtvaardigendiedaarinzijn?

25Hetzijverrevanu,aldustehandelen,derechtvaardige samenmetdegoddelozetedoden,enderechtvaardigete zijnalsdegoddeloze;datzijverrevanuZoudeRechter vandegeheleaardegeenrechtdoen?

26EndeHEEREzeide:IndienIkinSodomvijftig rechtvaardigenindestadvind,danzalIkomwillevanhen degeheleplaatssparen

27EnAbrahamantwoorddeenzeide:Zietoch,ikhebhet aangedurfdtotdenHEEREtespreken,hoewelikniets andersbendanstofenas

28Misschienzullenervijfvandevijftigrechtvaardigen ontbreken;zultgijdandegehelestadverwoesten,omdater vijfontbreken?Enhijzeide:Indienikervijfenveertig vind,zozalikzenietverwoesten.

29Enhijspraknogeenstothem,enzeide:Misschien wordenerdaarveertiggevondenEnhijzeide:Ikzalhet nietdoenomdeveertig.

30Enhijzeidetothem:Och,laatdeHeereniettoornig worden,enikzalspreken:Misschienwordenerdaardertig gevonden.Enhijzeide:Ikzalhetnietdoen,indieniker dertigvind

31Enhijzeide:Zietoch,ikhebhetopmijgenomentot denHEEREtespreken:Misschienwordenerdaartwintig gevondenEnhijzeide:Ikzalhetnietomtwintig verwoesten

32Enhijzeide:Och,laatdeHEEREniettoornigworden, enikzalnogmaardezenkeerspreken:Misschienworden erdaartiengevondenEnhijzeide:Ikzalhetnietom tienenverwoesten.

33NadatdeHEEREdeomgangmetAbrahamhad beëindigd,gingHijheen,enAbrahamkeerdeterugnaar zijnplaats.

HOOFDSTUK19

1EnerkwamentweeengelenteSodom,tegendeavond, enLotzatindepoortvanSodom.EntoenLothenzag, stondhijopomhenteontmoeten,enhijboogzichneer metzijngezichtnaardegrond

2Enhijzeide:Ziettoch,mijneheren,keerttochininhet huisvanuwenknecht,enovernacht,enwastuwvoeten,en gijzultvroegopstaan,enuwwegenvervolgenEnzij zeiden:Neen,maarwijzullendengeheelennachtopde straatblijven

3EnHijdrongbijhenzeeraan,zodatzijzichtotHem wenddeneninZijnhuiskwamen.EnHijbereiddeeen maaltijdvoorhen,enHijbakteongezuurdebroden,enzij aten

4Maarvoordatzijgingenslapen,omsingeldendemannen vandestad,demannenvanSodom,hethuis,jongenoud, allemensenvanallekanten

5EnzijriepenLottoeenzeidentothem:Waarzijnde mannen,dievannachtbijugekomenzijn?Brenghennaar buiten,totons,opdatwijhenkunnenspreken

6EnLotgingnaarbuitendoordedeurnaarhentoe,en slootdedeurachterzich,

7Enhijzeide:Broeders,doettochnietzokwaad

8Zietoch,ikhebtweedochters,diemetgeenman gemeenschaphebbengehad.Laatmijdietochbijunaar buitenbrengenendoemethaarzoalsgoedisinuwogen Alleen,doedezemannenniets,wantdaarvoorzijnzij onderdeschaduwvanmijndakgekomen

9Enzijzeiden:GaterugEnzijzeidenwederom:Dezeene isgekomenomtevertoeven,enhijzalwelrechterzijn;nu zullenwijuergerbehandelendanhenEnzijdrongenhard opdenman,namelijkLot,enkwamennaderbijomdedeur opentebreken.

10Maardemannenstakenhunhanduit,trokkenLothet huisinendedendedeurdicht

11Enzijsloegendemannen,diebijdeingangvanhethuis waren,vankleintotgroot,metblindheid,zodatzijzich moesteninspannenomdeingangtevinden

12ToenzeidendemannentotLot:Hebtgijhiernog anderen?Uwschoonzoon,uwzonenenuwdochters,en alleswatgijindestadhebt,brenghenuitdezeplaats

13Wantwijgaandezeplaatsverwoesten,wanthungeroep isvoorhetaangezichtvandeHEEREluidgeworden;ende HEEREheeftonsgezondenomhaarteverwoesten

14EnLotginguit,enspraktotzijnschoonzonen,diezijn dochtersgetrouwdhadden,enzeide:Staop,gauitdeze plaats;wantdeHEEREzaldezestadverwoestenMaarhij scheenalsiemanddiespottemetzijnschoonzonen.

15Toenhetmorgenwerd,spoordendeengelenLotaanen zeiden:Staop,neemuwvrouwenuwtweedochtersdie hierzijn,opdatunietomkomtdoordeongerechtigheidvan destad

16Enterwijlhijtalmde,grependemannenhembijde hand,enookdehandvanzijnvrouwenzijntweedochters. DeHEEREwashemgenadigDaarombrachtenzijhem naarbuitenenbrachtenhembuitendestad

17Enhetgebeurde,toenzijhennaarbuitengebracht hadden,dathijzeide:Vluchtvooruwleven;kijknietom, enstanietstilindegehelevlakte;vluchtnaarhetgebergte, opdatgijnietverdelgdwordt.

18EnLotzeidetothen:Och,neen,mijnHeer!

19Zietoch,UwknechtheeftgenadegevondeninUwogen, enGijhebtUwgoedertierenheidgrootgemaakt,dieGij aanmijgedaanhebt,doormijnleventebehouden;enikzal nietnaarhetgebergtekunnenontkomen,opdathetkwaad mijnietgrijpe,eniksterf

20Zietoch,dezestadisdichtbijomerheentevluchten,en zeisnogkleinLaatmijtochdaarheenvluchten,iszeniet klein?Danzalmijnzielinlevenblijven.

21EnHijzeidetothem:Zie,ookindezezaakhebIku aangenomen,datIkdezestad,omhetgeengijgesproken hebt,nietzalverwoesten

22Haastu,ontsnapdaarheen;wantikkannietsdoen, totdatgijdaargekomenzijt.Daaromheettedenaamder stadZoar

23ToenLotinZoaraankwam,gingdezonopoverde aarde.

24ToenlietdeHEEREzwavelenvuuroverSodomen Gomorraregenen,vandeHEEREuitdehemel

25Hijverwoesttediesteden,dehelevlakte,alleinwoners vandestedenenalleswatopdegrondgroeide.

26Maarzijnvrouwkeekomenveranderdeineen zoutpilaar.

27ToenstondAbrahamdevolgendemorgenvroegopen gingnaardeplaatswaarhijvoorhetaangezichtvande HEEREgestaanhad

28EnhijkeekinderichtingvanSodomenGomorraenin derichtingvanhetgehelelandvandevlakte,enzag,enzie, derookvanhetlandsteegopalsderookvaneenoven

29ToenGoddestedenvandevlakteverwoestte,dacht GodaanAbrahamHijlietLotweguithetmiddenvande omverwerping,toenHijdestedenomverwierpwaarinLot woonde

30LotvertrokuitZoarenginginhetgebergtewonen, samenmetzijntweedochters.Hijwasnamelijkbangom inZoarteblijvenDaaromwoondehijineengrot,hijen zijntweedochters

31Endeeerstgeborenezeidetotdejongste:Onzevaderis oud,enerisgeenmanopdeaarde,dietotonsinkomt,naar degewoontevandegeheleaarde

32Kom,latenwijonzevaderwijntedrinkengevenenbij hemliggen,opdatwijvooronzevadernakomelingeninhet levenbehouden

33Enzijgavenhunvaderdienachtwijntedrinken.Toen gingdeeerstgeborenenaarbinnenensliepbijhaarvader Maarhijmerktehetniet,toenzijgingliggenentoenzij opstond.

34Enhetgeschieddedesanderendaags,datde eerstgeborenetotdejongstezeide:Zie,ikhebgisteren nachtbijmijnvadergelegen;laatonshemookdezenacht wijntedrinkengeven;gadaninenligbijhem,opdatwij vanonzevaderzaadinhetlevenbehouden

35Enzijgavenhunvaderookdienachtwijntedrinken. ToenstonddejongsteopenlagbijhemMaarhijmerkte hetniet,toenzijgingliggenentoenzijopstond

36ZowerdendetweedochtersvanLotzwangervanhun vader

37Endeeerstgeborenebaardeeenzoon,enhijnoemde hemMoab;dezeisdevadervandeMoabietentotopdeze dag

38Ookdejongstebaardeeenzoon,enzijnoemdehem Ben-Ammi.DezeisdevadervandeAmmonieten,totop dezedag

HOOFDSTUK20

1AbrahamtrokvandaarnaarhetZuiderlandenwoonde tussenKadesenSurOokverbleefhijalsvreemdelingin Gerar

2ToenAbrahamvanzijnvrouwSarazei:Zijismijnzuster, zondAbimelech,dekoningvanGerar,bodenenlietSara halen

3MaarGodkwam'snachtsineendroomtotAbimelechen zeitegenhem:Zie,jebentgestorvenvanwegedevrouw diejegenomenhebt,wantzijisdevrouwvaneenman

4MaarAbimelechwasnognietbijhaargekomen.Daarom zeihij:‘Heer,wiltuookeenrechtvaardigvolkdoden?

5HeeftHijniettotmijgezegd:Zijismijnzuster?Enzij, zijheeftzelfgezegd:Hijismijnbroeder.Indeoprechtheid vanmijnhartendeonschuldvanmijnhandenhebikdit gedaan

6EnGodzeidetothemineendroom:Ja,Ikweet,datgij ditinoprechtheiduwshartengedaanhebt;wantIkhebuer ookvanweerhoudentegenMijtezondigen;daaromhebIk uniettoegestaanhaaraanteraken.

7Geefnudanzijnvrouwaandiemanterug,wanthijiseen profeetHijzalvoorubiddenenuzultlevenMaaralsu haarnietteruggeeft,weetdandatuzekerzultsterven,uen aluwfamilieleden.

8DaaromstondAbimelechdevolgendemorgenvroegop, riepalzijndienarenbijeenenverteldehunalleswaterwas gebeurdDemannenwerdenzeerbevreesd

9ToenriepAbimelechAbrahamenzeitegenhem:Wat hebjeonsgedaan?Enwathebikjemisdaan?Datjeover mijenovermijnkoninkrijkeengrotezondehebtgebracht Jehebtdingentegenmijgedaandienietmochten 10ToenzeiAbimelechtegenAbraham:Wathebjegezien, datjeditgedaanhebt?

11ToenzeiAbraham:Omdatikdacht:Erisgeenvrees voorGodopdezeplaats,enzezullenmijommijnvrouw doden

12Entochiszijmijnzuster;zijisdedochtervanmijn vader,maarnietdedochtervanmijnmoeder;enzijismijn vrouwgeworden

13Enhetgebeurde,toenGodmijvanhethuisvanmijn vaderlietafdwalen,datiktothaarzeide:Ditisde goedertierenheiddiegijmijbewijzenzult:overalwaarwij komen,moetgijvanmijzeggen:Hijismijnbroeder 14ToennamAbimelechschapen,runderen,slavenen slavinnenengafzeaanAbrahamOokgafhijhemzijn vrouwSaraterug

15EnAbimelechzeide:Zie,mijnlandisvooruw aangezicht;woon,waarhetgoeddunktinuwogen

16EntotSarazeideHij:Zie,Ikhebuwbroederduizend zilverlingengegeven;zie,hijisvoorueenbedekkingder ogen,voorallendiebijuzijn,envoorallen;alduswerdzij bestraft

17ToenbadAbrahamtotGod,enGodgenasAbimelech, zijnvrouwenzijnslavinnen,enzijbaardenkinderen

18WantdeHEEREhadallebaarmoedersvanhethuisvan Abimelechdefinitieftoegesloten,vanwegeSara,devrouw vanAbraham

HOOFDSTUK21

1EndeHEEREbezochtSara,zoalsHijgesprokenhad,en deHEEREdeedaanSara,zoalsHijgesprokenhad.

2WantSarawerdzwangerenbaardeAbrahameenzoonin zijnouderdom,opdevastgesteldetijddieGodhemhad gesproken

3EnAbrahamnoemdedezoondiehemgeborenwasen dieSarahemgebaardhad,Isaak

4AbrahambesneedzijnzoonIsaaktoenhijachtdagenoud was,zoalsGodhemhadopgedragen

5Abrahamwashonderdjaaroud,toenzijnzoonIsaakhem geborenwerd

6EnSarazeide:Godheeftmijlatenlachen,zodatallendie hethoren,metmijzullenlachen.

7Enzijzeide:WiezouAbrahamhebbengezegd,datSara kinderenhadmoetenzogen?Wantikhebhemnogeen zoongebaardinzijnouderdom.

8EnhetkindgroeideopenwerdgespeendEnAbraham gafeengrootfeestopdedagdatIsaakgespeendwerd

9EnSarazagdezoonvanHagar,deEgyptische,diezij Abrahamgebaardhad,spotten.

10DaaromzeizetegenAbraham:Jaagdezeslavinenhaar zoonweg,wantdezoonvandezeslavinzalnietervenmet mijnzoon,metIzak.

11DezezaakwaszeerpijnlijkindeogenvanAbraham, vanwegedeschuldvanzijnzoon

12EnGodzeidetotAbraham:Laathetnieternstigzijnin uwogenvanwegedejongenenvanwegeuwslavin;inalles watSaratotugesprokenheeft,luisternaarhaarstem;want doorIzakzaluwnageslachtgenoemdworden

13OokuitdezoonvandeslavinzalIkeenvolkmaken, omdathijuwnageslachtis.

14ToenstondAbrahamdevolgendemorgenvroegop, nambroodeneenzakwater,gafhetaanHagarenlegdehet ophaarschouder,enookaanhetkind,enstuurdehaarweg. ZijvertrokendwaalderondindewoestijnvanBerseba 15Toenhetwaterindekruikopwas,legdezijhetkind ondereenvandestruiken.

16Enzijgingheen,enzettezichtegenoverhemneer,op eenafstandvaneenboogschot,wantzijzeide:Laatmijde doodvanhetkindnietzien.Enzijzettezichtegenover hemneer,enverhiefhaarstem,enweende

17EnGodhoordedestemvandejongen,endeengelvan GodrieptotHagarvanuitdehemel,enzeidetothaar:Wat isermetje,Hagar?Weesnietbevreesd,wantGodheeftde stemvandejongengehoord,waarhijis

18Staop,tildejongenopenhoudheminjehand,wantIk zalhemtoteengrootvolkmaken

19EnGodopendehaarogen,enzijzageenwaterputZij gingerheen,vuldedewaterkruikmetwaterengafde jongentedrinken

20EnGodwasmetdejongen;enhijgroeideop,en woondeindewoestijn,enwerdeenboogschutter.

21HijwoondeindewoestijnvanParanZijnmoedernam voorhemeenvrouwuithetlandEgypte

22Enhetgeschieddeindietijd,datAbimelechenPichol, deoverstevanzijnleger,totAbrahamspraken,zeggende: Godismetuinalles,watgijdoet

23ZweermijdaaromhierbijGoddatumij,mijnzoonen dezoonvanmijnkleinzoonnietzultbedriegenUzultmij behandelenzoalsikuhebgedaan,enookhetlandwaarinu alsvreemdelinghebtgewoond.

24EnAbrahamzeide:Ikzalzweren

25AbrahambestrafteAbimelechvanwegeeenwaterput, diezijndienarenmetgeweldhaddenweggenomen.

26ToenzeiAbimelech:Ikweetnietwieditgedaanheeft Jijhebthetmijooknietverteldenikheberooknognooit vangehoord,maarvandaaghebikhetgehoord

27ToennamAbrahamschapenenrunderenengafzeaan Abimelech;enzijbeidensloteneenverbond

28EnAbrahamzettezevenooilammerenapartvande kudde

29ToenzeiAbimelechtegenAbraham:Watbetekenendie zevenooilammeren,diejeaparthebtgezet?

30Enhijzeide:Voordezezevenooilammerenzultgijuit mijnhandnemen,opdatzijmijtotgetuigenzullenzijn,dat ikdezeputgegravenheb

31DaaromnoemdehijdieplaatsBerseba,omdatzijdaar beidendeeedhaddenafgelegd.

32ZoslotenzijinBersebaeenverbondToenmaakten AbimelechenPichol,deoverstevanzijnleger,zichopen keerdenterugnaarhetlandvandeFilistijnen

33ToenplantteAbrahameenbosinBersebaenriepdaar deNaamvandeHEERE,deeeuwigeGod,aan.

34Abrahamverbleeflangetijdalsvreemdelinginhetland vandeFilistijnen

HOOFDSTUK22

1Enhetgebeurdenadezedingen,datGodAbraham verzocht,enHijzeidetothem:Abraham!Enhijzeide:Zie, hierbenik.

2Enhijzeide:Neemtochuwzoon,uwenigezoonIzak, diegijliefhebt,enganaarhetlandMoria,enofferhem daartoteenbrandofferopeenvandebergen,dieIku noemenzal

3ToenstondAbrahamdevolgendemorgenvroegop, zadeldezijnezel,namtweevanzijnknechtenenzijnzoon Izakmee,kloofdehoutvoorhetbrandofferengingnaarde plaatsdieGodhemgenoemdhad

4OpdederdedagsloegAbrahamzijnogenopenzagde plaatsvanverre

5ToenzeiAbrahamtegenzijnjongemannen:Blijfhierbij deezel.Ikendejongenzullendaargindsgaanaanbidden endaarnaweerbijjullieterugkomen

6ToennamAbrahamhethoutvoorhetbrandofferenlegde hetopzijnzoonIsaak.Ooknamhijhetvuurinzijnhand enhetmesSamengingenzeopweg

7EnIzakspraktotAbraham,zijnvader,enzeide:Mijn vader!Enhijzeide:Hierbenik,mijnzoon!Enhijzeide: Zie,hetvuurenhethout;maarwaarishetlamten brandoffer?

8ToenzeiAbraham:‘Mijnzoon,GodzalZichzelf voorzienvaneenlamtenbrandoffer’Toengingenze samenopweg

9ToenzijopdeplaatskwamendieGodhemgenoemdhad, bouwdeAbrahamdaareenaltaar,schiktehethouterop, bondzijnzoonIsaakvastenlegdehemophetaltaar,boven ophethout.

10ToenstrekteAbrahamzijnhanduitennamhetmesom zijnzoonteslachten

11ToenriepdeEngelvandeHEEREtothemvanuitde hemelenzei:Abraham,Abraham!Enhijzei:Hierbenik

12Enhijzeide:Slauwhandnietaandejongen,endoe hemniets;wantnuweetIk,datgijGodvreest,enuwzoon, uwenige,Mijniethebtonthouden

13ToensloegAbrahamzijnogenopenzag,enzie,achter hemwaseenram,metzijnhorensverwardinhet struikgewasAbrahamgingheen,namderamenofferde hemalsbrandofferinplaatsvanzijnzoon

14EnAbrahamnoemdedieplaats:Jehovahzalerin voorzienDaaromwordtertotopdedagvanvandaag gezegd:OpdebergvandeHEEREzalerinvoorzien worden

15EndeEngelvandeHEEREriepAbrahamvoorde tweedekeeruitdehemeltoe:

16Enhijzeide:IkhebbijMijzelfgezworen,spreektde HEERE:Omdatgijdezezaakgedaanhebt,enuwzoon,uw enige,nietonthoudenhebt, 17opdatIkurijkelijkzalzegenen,enuwnageslachtzeer talrijkzalmaken,alsdesterrenaandehemelenalshet

zandaandeoevervandezee;enuwnageslachtzalde poortvanzijnvijandeninbezitnemen; 18Endooruwnageslachtzullenallevolkenvandeaarde gezegendworden,omdatunaarmijnstemgeluisterdhebt.

19ToenkeerdeAbrahamterugnaarzijnjongemannen,en zijmaaktenzichgereedengingensamennaarBersebaEn AbrahambleefinBersebawonen

20Enhetgeschieddenadezedingen,datAbrahamte horenkreeg,zeggende:Zie,Milka,zijheeftookkinderen gebaardaanuwbroederNahor; 21Huz,zijneerstgeborene,enBuz,zijnbroer,enKemuel, devadervanAram, 22EnChesed,enHazo,enPildas,enJidlaf,enBethuël.

23BethuëlverwekteRebekkaDezeachtbaardeMilkaaan Nahor,debroervanAbraham

24Enzijnbijvrouw,wiernaamReümawas,baardeook Tebah,Gaham,TahasenMaächa

HOOFDSTUK23

1SarawastoenhonderdzevenentwintigjaaroudDit warendelevensjarenvanSara.

2EnSarastierfinKirjat-harba,datisHebroninhetland KanaänEnAbrahamkwamomrouwtebedrijvenover Saraenomoverhaartewenen.

3ToenstondAbrahamopvanvoorzijndodeenspraktot dezonenvanHeth,zeggende:

4Ikbeneenvreemdelingeneenbijwonerbiju;geefmij eenbegraafplaatsinbezitbiju,dankanikmijndode begraven,buitenmijngezichtsveld

5EndekinderenvanHethantwoorddenAbrahamen zeidentothem:

6Luisternaarons,mijnheerUbenteenmachtigvorst onderons.Begraafuwdodeindekeurvanonzegraven. Niemandvanonszaluzijngrafonthouden,maaralleenals uuwdodebegraaft

7ToenstondAbrahamopenboogzichneervoorde bevolkingvanhetland,voordeHethieten

8Enhijspraktothenenzei:Alshetuwbedoelingisdatik mijndodebuitenmijnogenbegraaf,luisterdannaarmijen smeekvoormijbijEfron,dezoonvanZohar, 9DanzalhijmijdegrotvanMachpelageven,diehijbezit endieaanheteindevanzijnakkerligt.Voorzoveelgeld alshetwaardis,zalhijdieaanmijgevenalsbegraafplaats inuwmidden

10EnEfronwoondetemiddenvandeHethieten.EnEfron, deHethiet,antwoorddeAbrahamtenaanhorenvande Hethietenenvanallendiedepoortvanzijnstad binnengingen,zeggende:

11Nee,mijnheer,luisternaarmij!Ikzaluhetveldgeven, endegrotdiedaarinis,zalikugeven;voordeogenvan mijnvolksgenotenzalikhetugeven.Begraafuwdode.

12ToenboogAbrahamzichneervoordebevolkingvan hetland

13EnhijspraktotEfron,inhetbijzijnvandebevolking vanhetland,enzeide:Maarindiengijhettochwiltgeven, luisterdannaarmij;ikzalugeldgevenvoorhetveld; neemhetvanmijaan,enikzalmijndodedaarbegraven

14EnEfronantwoorddeAbrahamenzeidetothem: 15Luistertochnaarmij,mijnheer.Hetlandisvierhonderd sjekelzilverwaardWatisdattussenmijenu?Begraaf danuwdode

16EnAbrahamluisterdenaarEfron,enAbrahamwoog voorEfronhetzilverafdathijintegenwoordigheidvande zonenvanHethhadgenoemd:vierhonderdsjekelzilver, gangbaargeldbijdekoopman.

17EnhetveldvanEfron,datinMachpelalag,dat tegenoverMamrelag,hetveldendegrotdiedaarinwas, enallebomendieophetveldstonden,dieinalle landstrekenrondomstonden,werdenbeveiligd.

18AanAbrahamalsbezit,voordeogenvandeHethieten envoorallendiedepoortvanzijnstadbinnenkwamen 19DaarnabegroefAbrahamzijnvrouwSaraindegrotop hetveldvanMachpela,tegenoverMamreDatisHebronin hetlandKanaän.

20Enhetveldendegrotdiedaarinis,werdendoorde zonenvanHethaanAbrahamovergedragenalseen begraafbezit.

HOOFDSTUK24

1Abrahamwasoudenhoogbejaard,endeHEEREhad Abrahaminallesgezegend

2EnAbrahamzeidetotzijnoudsteknechtvanzijnhuis, dieoveralzijnbezittingenheerste:Legtochuwhand ondermijnheup

3EnikzaluzwerenbijdeHEERE,deGodvandehemel endeGodvandeaarde,datuvoormijnzoongeenvrouw zultnemenuitdedochtersvandeKanaänieten,temidden vanwieikwoon.

4Maarjijmagnaarmijnlandennaarmijnfamiliegaanen voormijnzoonIsaakeenvrouwnemen

5Toenzeidedienaartegenhem:Misschienwildevrouw mijnietnaarditlandvolgenMoetikdanuwzoon terugbrengennaarhetlandwaaruvandaankomt?

6ToenzeiAbrahamtegenhem:Weesopuwhoededatu mijnzoonnietweerdaarheenbrengt

7DeHEERE,deGoddeshemels,Diemijuithethuis mijnsvadersenuithetlandmijnermaagschapgenomen heeft,Dietotmijgesprokenheeftenmijgezworenheeft, zeggende:AanuwnageslachtzalIkditlandgeven;Diezal Zijnengelvooruwaangezichtzenden,engijzultvoor mijnzoonvandaareenvrouwnemen

8Enalsdevrouwnietbereidisommetumeetegaan,dan zultuvrijzijnvandezeeedvanmij:alleenmagumijn zoondaarnietmeerbrengen

9Toenlegdededienaarzijnhandonderdeheupvan Abraham,zijnheer,enzwoerhemoverdiezaak.

10Toennamdedienaartienkamelenvandekamelenvan zijnheerenvertrok,wantaldebezittingenvanzijnheer wareninzijnhandHijmaaktezichopengingnaar Mesopotamië,naardestadvanNahor

11Enhijlietzijnkamelenbuitendestadneerknielenbij eenwaterput,ophetmomentdathetavondwas,detijd waaropdevrouweneropuitgaanomwaterteputten

12Enhijzeide:HEERE,GodvanmijnheerAbraham,laat mijtochhedengoedemoedhebbenenbewijs goedertierenheidaanmijnheerAbraham

13Zie,ikstahierbijdewaterput,endedochtersvande mannenvandestadkomennaarbuitenomwaterteputten 14Enlaathetgebeurendathetmeisjetotwieikzalzeggen: Laattochuwkruikzakken,zodatikkandrinken,enzijzal zeggen:Drink,enikzalookuwkamelentedrinkengeven, datzijdezelfdezalzijndieuvooruwdienaarIzakhebt

bestemd;daaraanzalikwetendatugoedertierenheidaan mijnheerhebtbewezen.

15Enhetgebeurde,nogvoordathijuitgesprokenwas,dat zie,Rebekkanaarbuitenkwam,diegeborenwasuitBetuël, dezoonvanMilka,devrouwvanNahor,debroervan Abraham,methaarkruikophaarschouder 16Enhetmeisjewaszeerschoonomtezien,eenmaagd, ennoghadgeenenkelemanhaargekend.Zijdaaldeaf naardeput,vuldehaarkruikenkwamweernaarboven

17Toensneldededienaarhaartegemoetenzei:Laatmij tocheenbeetjewateruituwkruikdrinken

18Enzijzeide:Drink,mijnheer!Enzijhaasttezich,liet haarkruikophaarhandzakkenengafHemtedrinken.

19Toenzijhemhadlatendrinken,zeize:Ikzalookvoor uwkamelenwaterscheppen,totdatzijklaarzijnmet drinken.

20Toenhaasttezijzich,goothaarkruikleeginde drinkbakenliepweernaardeputomwaterteputten;enzij puttevooralzijnkamelen.

21Endemandiezichoverhaarverwonderde,zweeg,om tewetenofdeHEEREzijnreisvoorspoedighadgemaakt ofniet.

22Enhetgebeurde,toendekamelengedronkenhadden, datdemaneengoudenoorringnam,dieeenhalvesikkel woog,entweearmbandenvoorhaarhanden,dietiensikkel goudwoog;

23Enhijzeide:Wiensdochterzijtgij?Zegmijtoch:iser plaatsinhethuisvanuwvadervooronsomteovernachten?

24Enzijzeidetothem:IkbendedochtervanBetuël,de zoonvanMilka,diezijaanNahorgebaardheeft

25Verderzeizetegenhem:Wehebbengenoegstroen voer,enookruimteomteovernachten

26ToenboogdemanzijnhoofdenaanbaddeHEERE

27Enhijzeide:GeprezenzijdeHEERE,deGodvanmijn heerAbraham,DiemijnheervanZijngoedertierenheiden Zijntrouwnietheeftberoofd;toenikopdewegwas, leiddedeHEEREmijnaarhethuisvandebroedersvan mijnheer

28Enhetmeisjeliepwegenverteldehundezedingenuit hethuisvanhaarmoeder.

29EnRebekkahadeenbroer,enzijnnaamwasLabanEn Labanliepnaardemantoe,naardeput

30Toenhijdeoorbelendearmbandenaandehandenvan zijnzusterzag,endewoordenvanzijnzusterRebekka hoorde:Zoheeftdemantotmijgesproken,kwamhijbijde manenzie,hijstondbijdekamelenbijdebron.

31Enhijzeide:Kombinnen,gijgezegendedesHEEREN! Waaromstaatgijbuiten?WantIkhebhethuis gereedgemaakt,enookdeplaatsvoordekamelen

32Toenkwamdemaninhuis,deedzijnkamelenafengaf stroenvoeraandekamelen,enwateromzijnvoetente wassen,enookdevoetenvandemannendiebijhem waren

33Enerwerdvleesvoorhemneergezetomteeten;maar hijzeide:Ikzalnieteten,totdatikmijnboodschapverteld hebEnhijzeide:Spreekvoort

34Enhijzei:IkbeneendienaarvanAbraham.

35EndeHEEREheeftmijnheerzeergezegend,zodathij grootgewordenis;Hijheefthemkleinveeenrunderen, zilverengoudgegeven,enslavenenslavinnen,kamelenen ezels

36EnSara,devrouwvanmijnheer,baardemijnheereen zoon,toenzijoudwas;enaanhemheefthijallesgegeven wathijhad

37Enmijnheerlietmijzweren,zeggende:Gijzultvoor mijnzoongeenvrouwnemenuitdedochtersder Kanaänieten,inwierlandikwoon

38Maarjijmoetnaarhethuisvanmijnvaderennaarmijn familiegaanenvoormijnzooneenvrouwnemen.

39Toenzeiiktegenmijnmeester:Misschienwildevrouw mijnietvolgen

40Enhijzeidetotmij:DeHEERE,voorWiensaangezicht ikwandel,zalZijnengelmetuzendenenuwweg voorspoedigmaken;engijzultvoormijnzooneenvrouw nemenuitmijnmaagschapenuithethuismijnsvaders

41Danzultuvrijzijnvandezeeed,dieikugezworenheb, wanneerubijmijnverwantenkomt.Enalszijugeeneed geven,zultuvrijzijnvanmijneed

42Enikkwamhedenbijdewaterputenzeide:HEERE, GodvanmijnheerAbraham,indienGijnumijnweg,dien ikga,voorspoedigmaakt,

43Zie,ikstabijdewaterputWanneerdandemaagdnaar buitenkomtomwaterteputten,eniktothaarzeg:Geef mijtocheenweinigwateruituwkruikomtedrinken,

44Enzijzeidetotmij:Drinkgij,enikzalookvooruw kamelenscheppen;laatzijdevrouwzijn,diedeHEERE voordezoonmijnsherenbestemdheeft

45Ennogvoordatikuitgesprokenwasinmijnhart,zie, daarkwamRebekkanaarvorenmethaarkruikophaar schouderZijdaaldeafnaardeputenputtewaterEnikzei tegenhaar:Laatmijtochdrinken

46Toenhaasttezijzich,liethaarkruikvanhaarschouder zakkenenzei:Drink,enikzalookuwkamelentedrinken gevenEnikdronk,enzijgafookdekamelentedrinken 47Enikvroeghaar,enzeide:Wiensdochterzijtgij?En zijzeide:DedochtervanBethuel,dezoonvanNahor,die Milkahemgebaardhad;enikdeeddeoorbelophaar aangezicht,endearmbandenaanhaarhanden.

48ToenboogikmijnhoofdenaanbaddeHEERE,enik preesdeHEERE,deGodvanmijnheerAbraham,diemij opderechteweggeleidhadomdedochtervandebroer vanmijnheervoorzijnzoontenemen

49Ennu,alsuvriendelijkengetrouwwiltzijntegenover mijnheer,laathetmijweten;enzoniet,laathetmijweten, zodatiknaarrechtsofnaarlinkskangaan

50ToenantwoorddenLabanenBethuëlenzeiden:Deze zaakkomtvandeHEERE;wijkunnentotugeenkwaadof goedspreken

51Zie,Rebekkastaatvooru;neemhaarengaheen,enlaat haardevrouwwordenvandezoonvanuwheer,zoalsde HEEREgesprokenheeft

52ToenAbrahamsdienaarhunwoordenhoorde,booghij zichvoordeHEEREneerenboogzichteraarde.

53Toenhaaldededienaarzilverenengoudensieradenen kledingtevoorschijn,engafdieaanRebekkaOokaanhaar broerenaanhaarmoedergafhijkostbaarheden

54Enzijatenendronken,hijendemannendiebijhem waren,enblevendehelenacht.Entoenzijdevolgende morgenopstonden,zeihij:Stuurmijnaarmijnheer

55Haarbroerenhaarmoederzeiden:Laathetmeisjenog eenpaardagenbijonsblijven,minstenstien;daarnamag zeweggaan

56Enhijzeidetothen:Houdtmijniettegen,aangeziende HEEREmijnreisvoorspoedigheeftgemaakt;stuurmij heen,opdatiknaarmijnheerga

57Enzijzeiden:Wijzullenhetmeisjeroepenenhaar mondraadplegen.

58ToenriepenzijRebekkaenzeidentothaar:Wiltgijmet dezemanmeegaan?Enzijzeide:Ikzalmeegaan

59ToenlietenzijRebekka,hunzuster,enhaarvoedster,en Abrahamsdienaar,enzijnmannenweggaan

60EnzijzegendenRebekkaenzeidentothaar:Gijzijt onzezuster,wordmoedervanduizendenmiljoenen,enlaat uwnageslachtdepoortbezittenvanhendiehenhaten

61ToenstondRebekkaopmethaardochters,enzijreden opdekamelenenvolgdendemanEndeknechtnam Rebekkameeengingheen

62EnIzakkwamvandewegvandebronLahairoi;hij woondenamelijkinhetZuiderland

63ToenIzaäktegendeavondinhetveldgingzittenomte bidden,sloeghijzijnogenopenzag,enzie,erkwamen kamelenaan

64ToenRebekkahaarogenopsloeg,zagzeIzakensprong vanhaarkameelaf.

65Wantzijhadtotdedienstknechtgezegd:Wieisdeze man,dieonsinhetveldtegemoetwandelt?Ende dienstknechthadgezegd:Hetismijnheer;daaromnamzij eensluierenbedektezich

66EndedienaarverteldeIsaakalleswathijgedaanhad

67EnIzakbrachthaarindetentvanzijnmoederSara,en hijnamRebekka,enzijwerdzijnvrouw,enhijkreeghaar liefZovondIzaktroostnadedoodvanzijnmoeder HOOFDSTUK25

1ToennamAbrahamopnieuweenvrouw,enhaarnaam wasKetura

2EnzijbaardehemZimran,Joksan,Medan,Midian, JisbakenSuah.

3EnJoksangewonSebaenDedanEndezonenvan DedanwarenAssurim,LetushimenLeummim

4EndezonenvanMidian:Efa,enEfer,enHanoch,en Abida,enEldaäDezeallenwarendekinderenvanKetura

5EnAbrahamgafalleswathijhadaanIsaak

6MaaraandezonenvandebijvrouwendieAbrahamhad, gafAbrahamgeschenkenHijstuurdehen,terwijlzijnzoon Izaknogleefde,wegnaarhetoosten,naarhetlandinhet oosten.

7DitzijndelevensjarenvanAbraham,diehijgeleefdheeft: honderdvijfenzestigjaar.

8ToengafAbrahamdegeestenstierfinhogeouderdom, oudenverzadigdvanhetleven,enhijwerdtotzijn vooroudersverzameld

9EnzijnzonenIzakenIsmaëlbegroevenhemindegrot vanMachpela,ophetveldvanEfron,dezoonvanZohar, deHethiet,dattegenoverMamreligt

10HetvelddatAbrahamgekochthadvandezonenvan Heth;daarwerdenAbrahamenzijnvrouwSarabegraven 11EnhetgebeurdenadedoodvanAbraham,datGodzijn zoonIzakzegende;enIzakwoondebijdebronLahairoi 12DitzijndeafstammelingenvanIsmaël,dezoonvan Abraham,dieHagar,deEgyptische,deslavinvanSara, aanAbrahambaarde:

13EnditzijndenamenvandezonenvanIsmaël,methun namen,naarhunafstammingen:deeerstgeborenevan IsmaëlwasNebajoth;daarnaKedar,enAdbeël,enMibsam, 14EnMisma,enDuma,enMassa, 15HadarenTema,Jetur,NafisenKedema:

16DitzijndezonenvanIsmaël,metditzijnhunnamen, ingedeeldnaarhunstedenenkastelen:twaalfvorsten, ingedeeldnaarhunvolken.

17DitzijndelevensjarenvanIsmaël:honderd zevenendertigjaarToengafhijdegeestenstierf,enwerd totzijnvolkverzameld

18ZijwoondenvanChawilatotaanSur,dattenoosten vanEgypteligt,inderichtingvanAssyrië.Enhijstierfin detegenwoordigheidvanalzijnbroeders

19EnditzijndegeslachtenvanIzaäk,dezoonvan Abraham:AbrahamverwekteIzaäk:

20IzakwasveertigjaaroudtoenhijRebekka,dedochter vanBetuël,deSyriëruitPaddan-Aram,dezustervan Laban,deSyriër,totvrouwnam.

21EnIzakbadtotdeHEEREvoorzijnvrouw,omdatzij onvruchtbaarwasEndeHEERElietzichdoorhem verbidden,enRebekka,zijnvrouw,werdzwanger.

22Endekinderentwistteninhaarbinnenste;enzijzeide: Indienditzois,waarombenikdanzo?Enzijgingheen omdenHEEREteraadplegen.

23EndeHEEREzeidetothaar:Tweevolkenzijninuw schoot,entweesoortenvolkenzullenuituwlichaam gescheidenworden;enhetenevolkzalsterkerzijndanhet anderevolk,endemeerderezaldeminderedienen

24Toendetijdomtebarenvoorbijwas,zie,erwaren tweelingeninhaarbuik.

25Endeeerstekwamerrooduit,geheelbehaardalseen kleed,enmennoemdehemEsau

26Toenkwamzijnbroernaarbuitenenzijnhandgreep EsaubijdehielDaaromkreeghijdenaamJakobIzak waszestigjaaroudtoenzijhenbaarde

27Endejongensgroeidenop;Esauwerdeenbedreven jager,eenmanvanhetveld,enJakobwaseeneenvoudig man,dieintentenwoonde

28EnIzakhadEsaulief,omdathijvanzijnwildbraadat, maarRebekkahadJakoblief

29EnJakobmaaktemoesToenEsauvanhetveldkwam, washijuitgeput.

30ToenzeiEsautegenJakob:Geefmijtochnogvan diezelfderodesoepteeten,wantikbenuitgeputDaarom noemdemenhemEdom.

31ToenzeiJakob:Verkoopmijvandaaguw eerstgeboorterecht.

32ToenzeiEsau:Zie,ikgasterven,enwatvoordeelzal mijditeerstgeboorterechtopleveren?

33EnJakobzeide:Zweerhetmijheden!Enhijzwoerhet hem;enhijverkochtzijneerstgeboorterechtaanJakob.

34ToengafJakobEsaubroodeneenlinzensoep;hijaten dronk,stondopengingheenZoverachtteEsauzijn eerstgeboorterecht

HOOFDSTUK26

1Enerwashongersnoodinhetland,naastdeeerste hongersnood,dieerwasindedagenvanAbraham.EnIzak gingnaarAbimelech,dekoningderFilistijnen,teGerar

2ToenverscheendeHEEREaanhemenzei:Ganietnaar Egypte;blijfinhetlandwaarvanIkusprekenzal.

3Verblijfinditland,danzalIkmetuzijnenuzegenen WantaanuenaanuwnageslachtzalIkaldezelanden geven,enIkzaldeeedgestanddoendieIkaanuwvader Abrahamgezworenheb

4EnIkzaluwnageslachttalrijkmakenalsdesterrenaan dehemel,enIkzalaanuwnageslachtaldezelandengeven; eninuwnageslachtzullenallevolkenderaardegezegend worden;

5OmdatAbrahamnaarMijgeluisterdheeftenMijn voorschriften,Mijngeboden,MijnverordeningenenMijn wetteninachtgenomenheeft.

6EnIzakwoondeinGerar

7Toenvroegendemannenvandieplaatshemnaarzijn vrouw,enhijantwoordde:Zijismijnzuster.Hijdurfde namelijkniettezeggen:ZijismijnvrouwHijzeidatde mannenvandieplaatsmijnietzoudendodenomRebekka, wantzijwasmooiomtezien.

8Enhetgebeurde,toenhijdaarlangetijdwas,dat Abimelech,dekoningvandeFilistijnen,uithetvenster keekenzag,enzie,IzakwasaanhetvrijenmetRebekka, zijnvrouw

9ToenriepAbimelechIzakenzeide:Zie,zijiszekeruw vrouw;enhoehebtgijgezegd:Zijismijnzuster?EnIzak zeidetothem:Omdatikzeide:Opdatiknietomhaarzou sterven

10ToenzeiAbimelech:Wathebtuonsaangedaan?Een vandemannenhadzomaargemeenschapmetuwvrouw kunnenhebben,enuhadschuldoponsgebracht

11ToengeboodAbimelechzijngehelevolk:Wiedeze manofzijnvrouwaanraakt,zalzekergedoodworden

12ToenzaaideIzakindatlandenoogsttedatzelfdejaar honderdvoudig,endeHEEREzegendehem.

13Endemenswerdgroot,engingvooruit,enwerdsteeds groter,totdathijzeergrootwerd

14Hijhadimmerskleinveeenrundereninzijnbeziteneen grotemenigtedienarenDaaromwarendeFilistijnen jaloersophem

15Wantallewaterputtendiededienarenvanzijnvaderin detijdvanzijnvaderAbrahamhaddengegraven,hadden deFilistijnendichtgestoptenmetaardegevuld

16ToenzeiAbimelechtegenIzak:Gavanonsweg,want jijbentveelsterkerdanwij

17EnIzaäkvertrokvandaarensloegzijntentopinhetdal vanGerar,enbleefdaarwonen.

18EnIzakgroefdewaterputtenopnieuwuit,diemeninde dagenvanzijnvaderAbrahamgegravenhad,nadatde FilistijnenzenadedoodvanAbrahamhaddendichtgestopt Enhijgafzenamenzoalszijnvaderzegenoemdhad

19EndedienarenvanIzakgroeveninhetdalenvonden daareenbronmetopwellendwater.

20DeherdersvanGerarraakteninconflictmetdeherders vanIzakZezeiden:‘Hetwaterisvanons’Daarom noemdehijdebronEsek,wantzehaddenmethemgetwist 21Toengroevenzijeenandereput,enookdaarinstreden zij;enhijnoemdedienSitna.

22Toenvertrokhijvandaarengroefeenandereput,maar daaromhaddenzijgeenstrijdHijnoemdedieput Rehobothenzeide:WantnuheeftdeHEEREruimtevoor onsgemaakt,enwijzullenvruchtbaarzijninhetland 23EnvandaarginghijnaarBerseba

24ToenverscheendeHEEREhemindiezelfdenachten zei:IkbendeGodvanAbraham,uwvader.Weesniet bevreesd,wantIkbenmetu,enzaluzegenen,enuw nageslachttalrijkmaken,omMijnsknechtsAbrahamswil.

25Hijbouwdedaareenaltaar,riepdenaamvande HEEREaanensloegdaarzijntentopOokgroevende dienarenvanIzakdaareenput

26ToenkwamAbimelechuitGerarnaarhemtoe,samen metAhuzzat,eenvanzijnvrienden,enPichol,de opperbevelhebbervanzijnleger

27ToenzeiIzaäktegenhen:Waaromkomenjullienaar mijtoe,terwijljulliemijhatenenmijvanjulliehebben weggestuurd?

28Enzijzeiden:Wijhebbenduidelijkgezien,datde HEEREmetuwas;enwijzeiden:Laatnueeneedzijn tussenons,ja,tussenonsenu,enlatenwijeenverbond metumaken;

29opdatGijonsgeenkwaadzultdoen,gelijkwijUniet hebbenaangeraakt,engelijkwijUnietsdangoedshebben gedaan,enwijUinvredehebbenlatengaan;Gijzijtnude gezegendedesHEEREN

30EnHijmaakteeenmaaltijdvoorhen,enzijatenen dronken

31Toenstondenzij'smorgensvroegopenzwoerenaan elkaar.ToenlietIzakhengaanenzijgingeninvredevan hemheen

32OpdiezelfdedagkwamendedienarenvanIzakhem berichtenoverdeputdiezijgegravenhadden.Zezeiden tegenhem:Wijhebbenwatergevonden

33EnhijnoemdehaarSebah;daaromisdenaamvande stadBerseba,totopdezedag.

34EsauwasveertigjaaroudtoenhijJudith,dedochtervan Beëri,deHethiet,enBasmath,dedochtervanElon,de Hethiet,totvrouwnam.

35HetwaseendroefheidvoorIzakenRebekka

HOOFDSTUK27

1Enhetgebeurde,toenIzakoudgewordenwas,enzijn ogendofgewordenwaren,zodathijnietkonzien,dathij Esau,zijnoudstezoon,riepentothemzeide:Mijnzoon! EnHijzeidetothem:Zie,hierbenik

2Enhijzeide:Zietoch,ikbenoudgeworden,ikweetde dagmijnsdoodsniet

3Neemdaaromnutochuwwapens,uwpijlkokerenuw boog,enganaarhetveld,enhaalwatwildbraadvoormij;

4Enmaakmijeensmakelijkemaaltijdklaar,zoalsikdie graagheb,enbrengdiemij,dankaniketen;danzalmijn zielUzegenen,voordatiksterf

5ToenRebekkahoorde,hoeIzaktotzijnzoonEsausprak, gingEsaunaarhetveldomwildtejagenenhettebrengen

6EnRebekkaspraktothaarzoonJakob,zeggende:Zie,ik hebuwvadertotuwbroederEsauhorenspreken,zeggende: 7Haalmijwildbraadenbereidmijeensmakelijkgerecht, dankaniketenenuvoorhetaangezichtvandeHEERE prijzen,voordatiksterf

8Nudan,mijnzoon,gehoorzaammijovereenkomstigwat ikjegebied

9Gatochnaardekuddeenhaaldaarvoormijtweemooie geitenbokjes,danzalikzevooruwvaderbereidentoteen smakelijkespijze,zoalshijdiegraagheeft

10Engijzulthetaanuwvaderbrengen,opdathijheteet enuzegenevóórzijndood.

11ToenzeiJakobtegenRebekka,zijnmoeder:Zie,mijn broerEsauiseenbehaardman,enikbeneengladman.

12Hetkangebeurendatmijnvadermijbetast,endanzal ikinzijnogeneenbedriegerzijn;danzalikeenvloekover mijbrengeninplaatsvaneenzegen

13Enzijnmoederzeidetothem:Uwvloekzijopmij,mijn zoon;slechts,luisternaarmijnstem,engazemijhalen

14HijgingzehalenenbrachtzenaarzijnmoederEnzijn moedermaakteeensmakelijkgerechtklaar,zoalszijn vaderhetgraaghad

15ToennamRebekkademooieklerenvanhaaroudste zoonEsau,diebijhaarinhuiswaren,endeedzeaanJakob, haarjongstezoon

16Enzijlegdedevellenvandegeitenbokjesopzijn handenenophetgladdegedeeltevanzijnnek

17Enzijgafhetsmakelijkevleesenhetbrood,datzijhad bereid,indehandvanhaarzoonJakob.

18Toenginghijnaarzijnvaderenzei:Mijnvader!Enhij zei:Hierbenik;wiebenjij,mijnzoon?

19ToenzeiJakobtegenzijnvader:IkbenEsau,uw eerstgeboreneIkhebgedaanzoalsumijbevolenhebtSta tochop,gazitteneneetvanmijnwildbraad,danzegentu mij.

20EnIzakzeidetotzijnzoon:Hoehebtgijhetzospoedig gevonden,mijnzoon?Enhijantwoordde:Omdatde HEERE,uwGod,hettotmijgebrachtheeft.

21ToenzeiIzaäktegenJakob:Komtochdichterbij,dan kanikjebetasten,mijnzoon,ofjewelmijnzoonEsau bentofniet.

22ToengingJakobnaarzijnvaderIzak,betasttehemen zei:DestemisdestemvanJakob,maardehandenzijnde handenvanEsau.

23Enhijherkendehemniet,omdatzijnhandenbehaard waren,zoalsdehandenvanzijnbroerEsauDaarom zegendehijhem.

24Enhijzeide:ZijtgijwerkelijkmijnzoonEsau?Enhij zeide:Datbenik

25Enhijzeide:Brenghettotmij,enikzaletenvanhet wildbraadvanmijnzoon,opdatmijnzieluzegeneEnhij brachthettothem,enhijat;enhijbrachthemwijn,enhij dronk.

26ToenzeizijnvaderIsaaktegenhem:Komtoch dichterbijenkusmij,mijnzoon

27Enhijkwamnaderbijenkustehem;enhijrookdegeur vanzijnklederen,enhijzegendehem,enzeide:Zie,de geurvanmijnzoonisalsdegeurvanhetveld,datde HEEREgezegendheeft

28DaaromgeveGoduvandedauwdeshemelsenvande vruchtbareaarde,overvloedvankorenenmost

29Volkenzullenudienen,envolkenzullenzichvooru buigen;weesheerseroveruwbroersenlatendezonenvan uwmoederzichvoorubuigenVervloektisiederdieu vervloekt,engezegendhijdieuzegent

30Enhetgebeurde,toenIzakgereedwasmethetzegenen vanJakob,enJakobnognauwelijksuithetbijzijnvanzijn vaderIzakwasweggegaan,ofzijnbroerEsaukwamterug vandejacht

31Ookhijhadeensmakelijkgerechtklaargemaakt,en brachthetnaarzijnvader,enzeitotzijnvader:Laatmijn

vaderopstaanenvanhetwildvanzijnzooneten,opdatuw zielmijzegene.

32EnIzak,zijnvader,zeidetothem:Wiezijtgij?Enhij zeide:Ikbenuwzoon,uweerstgeboreneEsau.

33EnIzaäkbeefdezeerenzeide:Wie?Waarishij,diehet wildbraadgenomenenhetmijgebrachtheeft,enikvan allesgegetenheb,vóórgijgekomenzijt,enhemgezegend heb?Ja,hijzalgezegendworden.

34ToenEsaudewoordenvanzijnvaderhoorde, schreeuwdehijhetuitmeteenluideenzeerbitterekreeten zeitegenzijnvader:Zegenmij,ookmij,mijnvader

35Enhijzeide:Uwbroederismetlistgekomenenheeft uwzegenweggenomen.

36Enhijzeide:IshijnietterechtJakob?Wanthijheeftmij nutweekeerverdrongen;hijheeftmijneerstgeboorterecht weggenomen;enzie,nuheefthijmijnzegenweggenomen. Enhijzeide:Hebtgijnieteenzegenvoormijbewaard?

37ToenantwoorddeIzakenzeidetotEsau:Zie,ikheb hemtotuwheeraangesteld,enalzijnbroershebikhemtot dienarengegeven;enmetkorenenwijnhebikhem onderhouden;maarwatmoetiknumetudoen,mijnzoon?

38EnEzauzeidetotzijnvader:Hebtgijmaaréénzegen, mijnvader?Zegenmij,ookmij,mijnvader!EnEzau verhiefzijnstemenweende

39EnIzak,zijnvader,antwoorddeenzeidetothem:Zie, uwwoningzalzijntothetvruchtbarederaarde,entotde dauwdeshemelsvanboven;

40Endooruwzwaardzultulevenenuwbroederdienen. Enhetzalgebeuren,wanneerudeheerschappijzult hebben,datuzijnjukvanuwnekzultbreken

41EnEsauhaatteJakobvanwegedezegen,waarmeezijn vaderhemgezegendhadDaaromzeiEsauinzijnhart:De dagenvanrouwovermijnvaderzijnnabij;danzalikmijn broerJakobdoden.

42ToendezewoordenvanhaaroudstezoonEsauaan Rebekkawerdenverteld,stuurdezijereenboodschapvan uit,haarjongstezoonJakob,enzeitegenhem:Zie,uw broerEsauisbezigzichzelftetroosten,omdathijuwil doden

43Nudan,mijnzoon,luisternaarmijnstemenstaop, vluchtnaarLaban,mijnbroer,inHaran

44Blijfnogeenpaardagenbijhem,totdatdewoedevan uwbroerisbedaard.

45Totdatdetoornvanuwbroerzichvanuafwendtenhij vergeetwatuhemhebtaangedaan,zalikuvandaarhalen Waaromzouikdanookopééndagvanubeidenberoofd worden?

46ToenzeiRebekkategenIzak:Ikwordmoedevanhet levenvanwegededochtersvanHethAlsJakobeenvrouw neemtuitdedochtersvanHeth,zoalsdezeuitdedochters vanhetland,watzalikdanmetmijnlevendoen?

HOOFDSTUK28

1ToenriepIzaäkJakob,zegendehemengafhemopdracht: UmaggeenvrouwnemenuitdedochtersvanKanaän 2Maakugereed,ganaarPaddan-Aram,naarhethuisvan Betuël,devadervanuwmoeder,enneemdaareenvrouw vooruuitdedochtersvanLaban,debroervanuwmoeder 3EnGod,deAlmachtige,zegeneu,enmaakteu vruchtbaarentalrijk,zodatutoteenmenigtevolkenwordt

4EngeefudezegenvanAbraham,aanuenaanuw nageslachtmetu,zodatuhetlandinbezitkrijgtwaarinu alsvreemdelingverblijftendatGodaanAbrahamgegeven heeft.

5ToenstuurdeIsaakJakobweg,endezegingnaarPaddanAram,naarLaban,dezoonvanBetuël,deSyriër,debroer vanRebekka,demoedervanJakobenEzau

6ToenEsauzagdatIzakJakobgezegendhad,stuurdehij hemnaarPaddan-Aramomhemvandaareenvrouwte nemenEnterwijlhijhemzegende,gafhijhemhet volgendebevel:Umaggeenvrouwnemenuitdedochters vanKanaän

7EnJakobgehoorzaamdezijnvaderenzijnmoederen gingnaarPaddan-Aram;

8ToenEsauzagdatdedochtersvanKanaännietinde smaakvielenbijzijnvaderIsaak, 9ToengingEsaunaarIsmaëlennambijdevrouwendie hijhad,Mahalath,dedochtervanIsmaël,dezoonvan Abraham,dezustervanNebajoth,totvrouw.

10ToenvertrokJakobuitBersebaengingnaarHaran 11Enhijkwamopeenbepaaldeplaatsaan,enbleefdaar dehelenacht,omdatdezononderging.Enhijnameenvan destenenvandieplaats,enmaakteerzijnhoofdkussenvan, engingopdieplaatsslapen

12Enhijdroomde,enzie,opdeaardewaseenladder opgericht,waarvandetoptotaandehemelreikte,enzie, deengelenGodsklommendaarlangsopendaalden daarlangsaf.

13Enzie,deHEEREstondbovenaandieplaatsenzeide: IkbendeHEERE,deGodvanAbraham,uwvader,ende GodvanIzak;hetlandwaaropgijslaapt,zalIkaanuen aanuwnageslachtgeven;

14Enuwnageslachtzaltalrijkzijnalshetstofderaarde, engijzultuuitbreidennaarhetwesten,hetoosten,het noordenenhetzuiden;eninuenuwnageslachtzullenalle geslachtendesaardbodemsgezegendworden

15Enzie,Ikbenmetuenzalubehoedenoveralwaaru heengaat,enIkzaluweerinditlandbrengen;wantIkzal unietverlaten,totdatIkgedaanhebwatIktotugesproken heb.

16ToenontwaakteJakobuitzijnslaapenzei:DeHEERE iswerkelijkopdezeplaats,enikhebhetnietgeweten

17Enhijwerdbevreesdenzeide:Hoeontzagwekkendis dezeplaats!DitisnietsandersdaneenhuisGodsende poortdeshemels

18ToenstondJakobdevolgendemorgenvroegop,nam desteendiehijalshoofdkussenhadgelegd,zettedie rechtopalseengedenktekenengooterolieoverheen.

19EnhijnoemdedenaamvandieplaatsBethel;maarde naamvandiestadwaseerstLuz

20EnJakobdeedeengelofte,zeggende:IndienGodmet mijzalzijn,enmijzalbehoedenopdezeweg,dieikga,en mijbroodzalgevenomteeten,enklerenomaante trekken,

21Danzalikinvredeterugkerennaarhethuisvanmijn vaderDanzaldeHEEREmijnGodzijn

22Endezesteen,dieiktoteengedenktekenhebgeplaatst, zaleenhuisvoorGodzijn;envanalleswatgijmijgeven zult,zalikuzekerhettiendedeelgeven

HOOFDSTUK29

1ToenvervolgdeJakobzijnreisenkwaminhetlandvan debewonersvanhetoosten.

2Enhijkeek,enzie,daarwaseenwaterputinhetveld,en zie,daarlagendriekuddenschapenbij;zijdronkenhun kuddenuitdieputEnerlageengrotesteenopdeopening vandeput.

3DaarverzameldenzichalleschapenZeroldendesteen vandeopeningvandeput,lietendeschapenwatergeven enlegdendesteenweeropdeopeningvandeput,opzijn plaats

4EnJakobzeidetothen:Mijnbroeders,vanwaarzijtgij? Enzijzeiden:WijzijnvanHaran

5Enhijzeidetothen:KentgijLaban,dezoonvanNahor? Enzijzeiden:Wijkennenhem.

6Enhijzeidetothen:Ishetwelmethem?Enzijzeiden: Hetiswelmethem;enzie,daarkomtRachel,zijndochter, metdeschapen.

7Enhijzeide:Zie,hetisreedshoogdag,enhetisnogniet detijd,dathetveewordtbijeengebracht;geefdeschapen water,engaheen,hoedze.

8Enzijzeiden:Wijkunnenniet,totdatallekuddenbijeen zijn,entotdatzijdesteenvandeopeningvandeput hebbenweggerold;dankunnenwijdeschapentedrinken geven

9Terwijlhijnogmethensprak,kwamRachelmetde schapenvanhaarvader,diezijimmershoedde.

10ToenJakobRachelzag,dedochtervanLaban,debroer vanzijnmoeder,endeschapenvanLaban,debroervan zijnmoeder,ginghijernaartoe,roldedesteenvande openingvandeputenlietdeschapenvanLaban,debroer vanzijnmoeder,drinken

11ToenkusteJakobRachel,enhijverhiefzijnstemen weende

12ToenverteldeJakobaanRacheldathijdebroervan haarvaderwas,endathijdezoonvanRebekkawas,enzij sneldewegomhetaanhaarvadertevertellen

13Enhetgeschiedde,toenLabandetijdingvanJakob,de zoonvanzijnzuster,hoorde,dathijhemtegemoetliep,en hemomhelsde,enhemkuste,enheminzijnhuisbracht EnhijverteldeLabanaldezedingen

14EnLabanzeidetothem:Gijzijtwaarlijkmijnbeenen mijnvleesEnhijbleefbijhemeenmaandlang

15ToenzeiLabantegenJakob:Omdatjemijnbroeder bent,zoujemijdanvoornietsdienen?Zegmij,watzalje loonzijn?

16Labanhadtweedochters.Denaamvandeoudstewas Lea,endenaamvandejongstewasRachel

17Leahadtereogen,maarRachelwasmooien aantrekkelijk

18EnJakobkreegRachellief,enzeide:Ikzaluzevenjaar dienen,omRachel,uwjongstedochter

19EnLabanzeide:Hetisbeter,datikhaaraanugeef,dan datikhaaraaneenandermangeef;blijfbijmij

20EnJakobdiendezevenjaaromRachel,enhetleken hemmaarweinigdagen,vanwegedeliefdediehijvoor haarhad

21ToenzeiJakobtegenLaban:Geefmijmijnvrouw,want mijndagenzijnvolbracht,zodatikmethaarkanomgaan. 22ToenriepLabanallemannenvandieplaatsbijeenen richtteeenfeestmaalaan

23Enhetgebeurdedesavonds,dathijLea,zijndochter, namentotzichbracht,enhijgingtothaarin.

24EnLabangafZilpa,zijnslavin,aanzijndochterLeaals slavin.

25Enhetgeschiedde,alshetmorgenwerd,zie,hetwas LeaEnhijzeidetotLaban:Wathebtgijmijnugedaan? HebiknietbijugediendomRachel?Waaromhebtgijmij danbedrogen?

26Labanzei:‘Inonslandmagmennietzohandelen,dat mendejongstevóórdeeerstgeborenegeeft

27Vervulhaarweek,enwijzullenuditookgevenvoorde dienstdieunogzevenjaarbijmijzultverrichten

28EnJakobdeeddit,enhijvoltooidehaarlevensweek;en hijgafhemookzijndochterRacheltotvrouw

29EnLabangafaanRachel,zijndochter,Bilha,zijn dienstmaagd,omhaartotslavintezijn.

30OokginghijbijRachelin,enhijhadRachelmeerlief danLea,enhijdiendenogzevenjaarbijhem

31ToendeHEEREzagdatLeahaathad,opendeHijhaar baarmoeder;maarRachelbleefonvruchtbaar

32EnLeawerdzwangerenbaardeeenzoon,enzij noemdehemRuben,want,zeidezij,deHEEREheeftmijn ellendegezien;nuzalmijnmanmijliefhebben

33Enzijwerdopnieuwzwangerenbaardeeenzoon,en zeide:OmdatdeHEEREgehoordheeft,datikgehaatben, daaromheeftHijmijookdezezoongegeven;enzij noemdeHemSimeon

34Enzijwerdopnieuwzwangerenbaardeeenzoon,en zeide:Dezekeerzalmijnmanzichaanmijhechten,omdat ikhemdriezonengebaardheb;daaromgafmenhemde naamLevi.

35EnzijwerdopnieuwzwangerenbaardeeenzoonEn zijzeide:NuzalikdeHEERElovenDaaromgafzijHem denaamJuda,enzijhieldopmetbaren.

HOOFDSTUK30

1ToenRachelzagdatzijJakobgeenkinderenbaarde, werdRacheljaloersophaarzusterenzeitegenJakob:Geef mijkinderen,anderssterfik.

2ToenontstakJakobstoorntegenRachel,enhijzeide: BenikindeplaatsvanGod,Dieudevruchtvandebuik heeftonthouden?

3Enzijzeide:Zie,mijnslavinBilha,gatothaarin;zijzal opmijnknieënbaren,enikzalookkinderenbijhaar verwekken.

4EnzijgafhemBilha,haarslavin,totvrouw,enJakob gingtothaarin.

5EnBilhawerdzwangerenbaardeJakobeenzoon

6ToenzeiRachel:Godheeftmijgeoordeeld,enookmijn stemgehoord,enheeftmijeenzoongegeven;daarom noemdezijhemDan.

7EnBilha,deslavinvanRachel,werdopnieuwzwanger enbaardeJakobeentweedezoon

8ToenzeiRachel:Ikhebmetmijnzusterveelgeworsteld enikhebgewonnenDaaromnoemdezehemNaftali

9ToenLeazagdatzijgestoptwasmetbaren,namzijhaar slavinZilpaengafhaarJakobtotvrouw

10EnZilpa,deslavinvanLea,baardeJakobeenzoon

11ToenzeiLea:Erkomteenlegeraan.Enzijnoemde hemGad

12EnZilpa,deslavinvanLea,baardeJakobeentweede zoon.

13EnLeazeide:Zaligbenik,wantdedochterszullenmij zaligprijzen;enzijgafhemdenaamAser.

14EnRubengingindedagenvandetarweoogst,envond liefdesappelsophetveld,enbrachtzeaanzijnmoederLea ToenzeideRacheltotLea:Geefmijtochvande liefdesappelsvanuwzoon.

15Enzijzeidetothaar:Isheteenkleinigheid,datgijmijn mangenomenhebt?Enzoudtgijookdeliefdesappelsvan mijnzoonwegnemen?EnRachelzeide:Daaromzalhij vannachtbijuliggen,omdeliefdesappelsvanuwzoon

16EnJakobkwamdesavondsuithetveld,enLeaging hemtegemoet,enzeide:Gijmoettotmijkomen;want voorzeker,ikhebugehuurdmetdeliefdesappelsmijns zoons.Enhijlagdiennachtbijhaar.

17EnGodverhoordeLea,enzijwerdzwangerenbaarde Jakobdevijfdezoon

18EnLeazeide:Godheeftmijmijnloongegeven,omdat ikmijnslavinaanmijnmangegevenheb;enzijnoemde haarnaamIssaschar

19EnLeawerdopnieuwzwangerenbaardeJakobde zesdezoon

20EnLeazeide:Godheeftmijeengoedebruidsschat gegeven;nuzalmijnmanbijmijwonen,omdatikhemzes zonengebaardhebEnzijgafhemdenaamZebulon 21DaarnabaardezijeendochterennoemdehaarDina 22EnGoddachtaanRachel,enGodluisterdenaarhaaren opendehaarbaarmoeder

23Enzijwerdzwangerenbaardeeenzoon,enzeide:God heeftmijnsmaadweggenomen.

24EnzijnoemdehemJozef,enzeide:DeHEEREzalmij nogeenzoontoevoegen

25ToenRachelJozefgebaardhad,zeiJakobtegenLaban: Laatmijgaan,dankaniknaarmijnwoonplaatsennaar mijnlandgaan

26Geefmijmijnvrouwenenmijnkinderen,voorwieiku gediendheb,enlaatmijgaanWantuweetwelkedienstik ubewezenheb

27ToenzeiLabantegenhem:Alsikgenadeinuwogen hebgevonden,blijfdannogevenWantikhebuitervaring geleerddatdeHEEREmijomuwentwilheeftgezegend

28Enhijzeide:Geefmijuwloon,enikzalhetgeven.

29Enhijzeidetothem:Gijweet,hoeikugediendheb,en hoeuwveebijmijwas

30Wanthetwasweinig,watgijhadt,eerikkwam,ennu ishettoteenmenigtegeworden;endeHEEREheeftu gezegendvanmijnkomstaf;ennu,wanneerzalikook voormijnhuiszorgen?

31Enhijzeide:Watzalikugeven?EnJakobzeide:Gij zultmijnietsgeven;indiengijditvoormijdoet,zalikuw kuddewederomweidenenhoeden.

32Ikzalvandaaguwhelekuddedoornemenenalhet gespikkeldeengevlektevee,alhetbruineveeonderde schapenenalhetgevlekteengevlekteveeonderdebokken wegnemenEnaanhenzalmijnloonzijn

33Zozalmijngerechtigheidmijindetoekomst verantwoorden,wanneerzijvooruwaangezichtmijnloon komtvragenAlwatnietgespikkeldofgevlektisonderde bokkenennietbruinisonderdeschapen,zalsamenmet mijalsgestolenwordenbeschouwd

34EnLabanzeide:Zie,ikwildedathetgeschiedde overeenkomstiguwwoord.

35Diezelfdedaghaaldehijdegevlekteengestreepte bokkenweg,enallegevlekteengespikkeldebokken,en alleswaarwitaanzat,enallebruineschapen,enhijgafze indehandvanzijnzonen

36Hijlieteenafstandvandriedagreizentussenhemen Jakobaanhouden.ZolietJakobdeoverigekuddenvan Labanweiden

37ToennamJakobtakkenvandegroenepopulier,vande hazelaarenvandekastanjeboom,enhijlegdeerwitte strokenop,zodathetwitdatindetakkenzatzichtbaar werd.

38Enhijlegdederoedendiehijhadopgestapeld,voorde kuddenindegotenvandedrinkbakken,telkenswanneer dekuddenkwamenomtedrinken,opdatzijzwanger zoudenwordenwanneerzijkwamenomtedrinken

39Endeschapenwerdenvoordestavenzwanger,en brachtenrunderenvoort,gestreept,gespikkeldengevlekt.

40ToenscheiddeJakobdelammerenaf,enhijrichttede kuddenopdegestreepteendebruinekuddenvanLabans kudde.Ookzettehijzijneigenkuddenapart,enhijlietze nietbijLabansveezitten

41Enhetgebeurde,telkenswanneerhetsterkerevee zwangerwerd,datJakobdestavenvoordeogenvanhet veeindegotenlegde,opdatzijtussendestavenzwanger zoudenworden

42Maaralshetveezwakwas,liethijhetnietbinnen;het zwakkereveewasvanLaban,enhetsterkerevanJakob 43Endemanwerdzeertalrijkenhadveelvee,slavinnen, slaven,kamelenenezels.

HOOFDSTUK31

1ToenhoordehijdewoordenvanLabanszonen,die zeiden:Jakobheeftalleswatvanonzevaderwas, weggenomen;enuitwatvanonzevaderwas,heefthijal dezeeerverkregen

2ToenJakobhetgezichtvanLabanzag,zaghijdathet nietmeerzowasalsvoorheen.

3ToenzeideHEEREtegenJakob:Keerterugnaarhet landvanuwvaderenennaaruwverwanten,danzalIkmet uzijn.

4ToenzondJakobheenenriepRachelenLeanaarhet veld,bijzijnkleinvee,

5Enhijzeitegenhen:Ikziedathetgezichtvanuwvader tegenovermijnietmeeriszoalsvroeger;maardeGodvan mijnvaderismetmijgeweest.

6Enuweetdatikmetalmijnkrachtuwvaderhebgediend

7Enuwvaderheeftmijbedrogenenmijnloontienmaal veranderd;maarGodheefthemniettoegestaanmijkwaad tedoen.

8Alshijdusgezegdheeft:Degespikkeldezullenuwloon zijn,danheeftalhetveegespikkeldedierenEnalshijdus gezegdheeft:Degevlektezullenuwloonzijn,danheeftal hetveegevlektedieren

9ZoheeftGodhetveevanuwvaderafgenomenenaan mijgegeven

10Enhetgebeurdeopdedagdathetveedrachtigwerd, datikmijnogenopsloegenineendroomzag,enzie,de rammendieophetveesprongen,warengestreept, gespikkeldengevlekt

11EndeengelGodsspraktotmijineendroom,zeggende: Jakob!Enikzeide:Zie,hierbenik.

12Enhijzeide:Slatochuwogenopenzie,allerammen dieophetveespringen,zijngestreept,gespikkelden gevlekt;wantIkheballesgezien,watLabanudoet.

13IkbendeGodvanBethel,waarudegedenksteen gezalfdhebtenwaaruMijeengeloftegedaanhebtMaak unuop,vertrekuitditlandenkeerterugnaarhetlandvan uwverwanten

14ToenantwoorddenRachelenLeaenzeidentotHem:Is ernogeenstuklandofeenerfenisvooronsinhethuisvan onzevader?

15WordenwijnietdoorHemalsvreemdelingen beschouwd?WantHijheeftonsverkochtenookonsgeld geheelopgemaakt

16WantalderijkdomdieGodonzevaderheeft afgenomen,dieisvanonsenvanonzekinderenDoedus alleswatGodugezegdheeft

17ToenmaakteJakobzichopenlietzijnzonenenzijn vrouwenopkamelenrijden

18Alzijnveeenalzijnbezittingen,diehijhadverkregen, namhijmee,hetveedathijinPaddan-Aramhadverkregen, omnaarzijnvaderIzakinhetlandKanaäntegaan

19ToenLabanzijnschapengingscheren,zaghijdat Racheldeafgodsbeeldenvanhaarvaderhadgestolen.

20EnJakobslooponopgemerktnaarLaban,deSyriër, omdatdezehemniethadvertelddathijwildevluchten 21Hijvluchttemetalleswathijhad,stakderivieroveren richttezijnblikophetgebergteGilead

22EnopdederdedagwerdLabanvertelddatJakob gevluchtwas.

23Hijnamzijnbroersmetzichmeeenachtervolgdehem overeenafstandvanzevendagreizenToenhaaldenzij heminophetgebergtevanGilead.

24ToenkwamGod'snachtsineendroomtotLaban,de Syriër,enzeitegenhem:Weesopuwhoededatutot Jakobnietspreekt,nochgoednochkwaad.

25ToenhaaldeLabanJakobinJakobhadzijntent opgeslagenopdeberg,enLabanenzijnbroedershadden huntentopgeslagenopdebergvanGilead.

26ToenzeiLabantegenJakob:Wathebjegedaan?Datje meonopgemerkthebtgestolenenmijndochtershebt meegenomen,alsofzegevangenwarengenomendoorhet zwaard

27Waaromzijtgijheimelijkgevluchtenvanmij weggeglipt,enhebtgijhetmijnietverteld,opdatikuzou hebbenweggezondenondervrolijkheidengezang,met tamboerijnenharp?

28Enhebtumijniettoegestaanmijnzonenenmijn dochterstekussen?Nuhebtudwaasgehandelddoorzote handelen

29Hetisindemachtvanmijnhandomukwaadtedoen; maardeGodvanuwvaderheeftgisteravondtotmij gesproken:WeesopuwhoededatumetJakobnietspreekt, nochtengoedenochtenkwade

30Ennu,hoeweljenoodzakelijkerwijswildeweggaan, omdatjezoverlangdenaarhethuisvanjevader,waarom hebjedanmijngodengestolen?

31ToenantwoorddeJakobenzeidetotLaban:Omdatik bevreesdwas,wantikdacht:Misschienwiltumijuw dochtersmetgeweldontnemen

32Bijwiegijuwgodenvindt,diezalnietleven;verneem voorhetaangezichtvanonzebroeders,wathetuwebijmij is,enneemhettotuWantJakobwistniet,datRachelze gestolenhad.

33EnLabangingindetentvanJakob,enindetentvan Lea,enindetentenvandetweedienstmaagden;maarhij vondzenietToenginghijuitdetentvanLea,engingin detentvanRachel.

34Rachelnuhaddebeeldengenomen,enzeinhet kameelsgereigelegd,enwasdaaropgaanzittenEnLaban doorzochtdegeheletent,maarvondzeniet

35Enzijzeidetothaarvader:Laathetmijnheerniet kwalijkzijn,datikvoorunietkanopstaan;wantde gewoontedervrouwenisopmijEnhijzocht,maarvond debeeldenniet

36ToenwerdJakobtoornigentwisttemetLaban.Toen antwoorddeJakobenzeidetotLaban:Watismijn overtreding?Watismijnzonde,datgijmijzohevig vervolgdhebt?

37Terwijlualmijnbezittingenhebtdoorzocht,wathebtu vanaluwhuisraadgevonden?Leghethierneervoormijn broedersenuwbroeders,zodatzijtussenonsbeiden kunnenoordelen

38Altwintigjaarbenikbiju;uwooienenuwgeiten hebbengeenjongenverwekt,enderammenvanuw kleinveehebiknietopgegeten

39Watdoordedierenverscheurdwas,hebiknietbiju gebracht.Ikhebhetverlieservangedragen.Uhebthetvan mijnhandopgeëist,hetzijhetoverdaggestolenis,hetzij het'snachtsgestolenis

40Zowashetmetmij:overdagwerdikgetroffendoorde droogte,'snachtsdoordevorst,endeslaapweekuitmijn ogen

41Ikbennutwintigjaarinuwhuisgeweest;veertienjaar hebikugediendvooruwtweedochtersenzesjaarvoor uwvee;enuhebtmijnloontienmaalveranderd

42IndiendeGodmijnsvaders,deGodvanAbrahamende vrezevanIzaknietbijmijgeweestwas,zoudtgijmijnu ledighebbenweggezondenGodheeftmijnellendeende arbeidmijnerhandengezien,enheeftugisterenavond bestraft

43ToenantwoorddeLabanenzeidetotJakob:Deze dochterszijnmijndochters,endezekinderenzijnmijn kinderen,enditveeismijnvee,enalleswatgijziet,isvan mij;enwatkanikhedendoenaandezedochtersvanmij, ofaanhunkinderen,diezijgeborenhebben?

44Komnu,latenwijeenverbondsluiten,ikenjij,enlaat hettoteengetuigezijntussenmijenjou.

45ToennamJakobeensteenenrichttedieovereindals eengedenkteken

46ToenzeiJakobtegenzijnbroers:VerzamelstenenZij namenstenenenmaaktenereensteenhoopvan.Enzijaten daaropdesteenhoop

47EnLabannoemdehetJegarsahadutha,maarJakob noemdehetGal-Ed

48EnLabanzeide:Dezehoopishedeneengetuigetussen mijenu.DaaromwerddenaamdaarvanGal-Edgenoemd; 49EnMizpa;wanthijzeide:DeHEEREzaltussenmijen uwaken,wanneerwijnietbijelkaarzijn

50Alsjemijndochtersmishandeltofalsjenaastmijn dochtersnoganderevrouwenneemt,iserniemandbijons Zie,Godisgetuigetussenmijenjou

51ToenzeiLabantegenJakob:Kijk,ditiseensteenhoop eneengedenktekendatiktussenmijenuhebneergezet. 52Dezesteenhoopendezegedenksteenmoetengetuigen datikdezesteenhoopnietaanuvoorbijzallatengaan,en datudezesteenhoopendezegedenksteennietaanmij voorbijzultlatengaan,totkwaad

53DeGodvanAbraham,endeGodvanNahor,deGod vanhunvader,zaltussenonsoordelen.EnJakobzwoerbij devrezevanzijnvaderIzak

54ToenofferdeJakobopdebergennodigdezijnbroers uitombroodteetenZijatenbroodenblevendehelenacht opdeberg

55EndesmorgensvroegstondLabanop,kustezijnzonen enzijndochtersenzegendehenDaarnavertrokLabanen keerdeterugnaarzijnplaats

HOOFDSTUK32

1ToenJakobzijnwegvervolgde,kwamendeengelenvan Godhemtegemoet

2ToenJakobhenzag,zeihij:DitishetlegervanGodHij noemdedieplaatsMahanaïm.

3ToenzondJakobbodenvoorzichuitnaarzijnbroerEsau inhetlandSeïr,hetgebiedvanEdom

4Enhijgeboodhun,zeggende:Alduszultgijtotmijnheer Esauspreken:UwdienaarJakobzegtaldus:Ikhebbij Labanvertoefdenbendaartotnutoegebleven

5Ikhebookrunderen,ezels,kleinvee,slavenenslavinnen. Ikhebeenboodschapgestuurdomditaanmijnheerte melden,zodatikgenadeinuwogenmagvinden

6ToenkeerdendebodenterugnaarJakobenzeiden:Wij zijnbijuwbroerEsaugeweest,enookhijkomtutegemoet, envierhonderdmanmethem

7ToenwerdJakobzeerbevreesdeningrotenood.Daarom verdeeldehijhetvolkdatbijhemwas,hetkleinvee,de runderenendekamelenintweegroepen

8Enhijzeide:IndienEsautotdeenegroepkomtenhen slaat,danzaldeoverigegroep,dieovergeblevenis, ontkomen

9EnJakobzeide:OGodvanmijnvaderAbrahamenGod vanmijnvaderIzak,deHEERE,Dietotmijgezegdheeft: Keerterugnaaruwlandennaaruwmaagschap,danzalIk welaanudoen!

10Ikbennietwaardigdeminstevanalde barmhartighedenenaldewaarheid,dieGijaanUwdienaar hebtbewezen;wantikbenmetmijnstafoverdezeJordaan getrokken;ennubeniktottweebendengeworden

11Redmijtochuitdehandvanmijnbroer,uitdehandvan EsauWantikvreeshem,dathijnietzalkomenenmij,de moederendekinderenzaldoden

12Engijhebtgezegd:Ikzaluzekerweldoen,enuw nageslachtmakenalshetzandderzee,datvanwegede menigtenietgeteldkanworden

13Enhijovernachttedaardiezelfdenacht,ennamvanwat hijinhandenkreegeengeschenkvoorzijnbroerEsau;

14Tweehonderdgeitenentwintigbokken,tweehonderd ooienentwintigrammen,

15Dertigmelkkamelenmethunveulens,veertigkoeien, tienstieren,twintigezelinnenentienveulens

16Enhijgafzeindehandvanzijndienaren,elkekudde afzonderlijk,enzeitotzijndienaren:Gavoormijuiten laatruimtetussendeenekuddeendeandere

17Enhijgebooddeeerste,zeggende:Wanneermijn broederEsauuontmoet,enuvraagt,zeggende:Vanwie zijtgij,enwaargaatgijheen,envanwiezijndezenvoor uwaangezicht?

18Danmoetuzeggen:ZezijnvanuwdienaarJakob;het iseengeschenkdataanmijnheerEsaugezondenis;enzie, ookhijisachterons

19Enhijgebooddetweedeendederde,enallendiede kuddenvolgden,zeggende:AlduszultgijtotEsauspreken, wanneergijhemvindt

20Enzegtook:Zie,uwknechtJakobisachteronsWant hijheeftgezegd:Ikzalhemverzoenenmethetgeschenk datvoormijuitgaat,endaarnazalikzijnaangezichtzien; misschienzalhijhetvanmijaannemen

21Zoginghetgeschenkvoorhemuit,enhijzelf overnachttedienachtinhetgezelschap.

22Diezelfdenachtstondhijop,namzijntweevrouwen, zijntweeslavinnenenzijnelfzonenmeeenstakde doorwaadbareplaatsJabbokover.

23Enhijnamhenmeeenzondhenoverdebeek,enzond wathijhadover

24EnJakobbleefalleenachter,enerbleefeenmanmet hemworstelen,totdatdedagaanbrak

25Toenhijzagdathijhemnietkonweerstaan,raaktehij Jakobsheupaan.ToenraakteJakobsheupontwricht,want hijworsteldemethem

26Enhijzeide:Laatmijgaan,wantdedagbreektaanEn hijzeide:Ikzalunietlatengaan,tenzijdatgijmijzegent.

27Enhijzeidetothem:Hoeisuwnaam?Enhijzeide: Jakob

28Enhijzeide:UwnaamzalnietmeerJakobzijn,maar Israël;wantgijhebtmachtgehadtegenoverGodende mensen,alseenvorst,engijhebtoverwonnen

29EnJakobvroeghem,enzeide:Zegmijtochuwnaam. Enhijzeide:Waaromvraagtgijnaarmijnnaam?Enhij zegendehemdaar

30EnJakobnoemdedieplaatsPniël,wantikhebGod gezienvanaangezichttotaangezicht,enmijnlevenis behoudengebleven

31ToenhijPenuelvoorbijwas,kwamdezonopenraakte hijaanzijndijbeengewond

32DaaromhebbendeIsraëlietentotopdedagvan vandaagnietgegetenvandepeesdieverschrompeldis,die aandeholtevandeheupzitHijhadimmersdeholtevan Jakobsheupaangeraakt,bijdepeesdieverschrompeldwas HOOFDSTUK33

1ToenhiefJakobzijnogenop,enzag,enziet,daarkwam Esau,enmethemvierhonderdmanEnhijverdeeldede kinderenonderLea,enonderRachel,enonderdetwee dienstmaagden.

2Endedienstmaagdenenhunkinderenplaatstehij vooraan,enLeaenhaarkinderendaarachter,enRachelen Jozefhetmeestachteraan

3Enhijliepvoorhenlangsenboogzichzevenmaalter aarde,totdathijbijzijnbroerwasgekomen.

4ToensneldeEsauhemtegemoet,omhelsdehem,viel hemomdehalsenkustehemEnzijweenden

5Enhijhiefzijnogenop,enzagdevrouwenende kinderen,enzeide:Wiezijndezebiju?Enhijzeide:De

kinderen,dieGodinzijngoedertierenheidaanuwknecht gegevenheeft.

6Toenkwamendedienaressenmethunkinderendichterbij enbogenzichneer.

7OokLeakwammethaarkinderennaarvorenenboog zichneerDaarnakwamenJozefenRachelnaarvorenen boogzichneer

8Enhijzeide:Watbedoeltgijmetaldezekudden,dieik ontmoetheb?Enhijzeide:Dezezijnomgenadetevinden indeogenmijnsheren

9ToenzeiEsau:Ikhebgenoeg,mijnbroeder;watjijhebt, houdjevoorjezelf

10MaarJakobzeide:Nee,indieniknugenadeinuwogen gevondenheb,neemdanmijngeschenkuitmijnhandaan Wantdaaromhebikuwaangezichtgezien,alsofikhet aangezichtvanGodgezienhad,engijhebtwelgevallen aanmijgehad

11Neemtochmijnzegenaan,dieugebrachtis;omdat Godmijgenadiggedaanheeft,enomdatikgenoegheb.En hijdrongerbijhemopaan,enhijnamdieaan

12Enhijzeide:Laatonsopreisgaan,enlaatonsgaan,en ikzalvooruuitgaan.

13Enhijzeidetothem:Mijnheerweet,datdekinderen teerzijn,endatdeschapenenrunderenmetjongenbijmij zijn;enindienmenzeopeendagzouoverdrijven,zoude gehelekuddesterven

14LaattochmijnheervoorzijndienaaruittrekkenDan zalikvoorzichtigvooruuitgaan,zoalshetveedatvoor mijuitgaatendekinderenhetkunnenverdragen,totdatik bijmijnheerinSeïrkom

15EnEsauzeide:Laatmijnuenigenvanhetvolk,datbij mijis,bijuachterlatenEnhijzeide:Watishetnoodig?

Laatmijgenadevindenindeogenmijnsheren

16DiezelfdedaggingEsauweeropwegnaarSeïr.

17EnJakobreisdenaarSukkot,enhijbouwdeereenhuis enmaaktehuttenvoorzijnvee;daaromheetdeplaats Sukkot.

18ToenJakobuitPaddan-Aramkwam,kwamhijinSelem, eenstadbijSichem,inhetlandKanaänHijsloegzijntent opvóórdestad.

19HijkochtvandekinderenvanHemor,devadervan Sichem,eenstukland,waarhijzijntenthadopgezet,voor honderdgeldstukken.

20HijrichttedaareenaltaaropennoemdehetEleloheIsraël

HOOFDSTUK34

1EnDina,dedochtervanLea,diezijaanJakobgebaard had,ginguitomdedochtersvanhetlandtebezoeken

2ToenSichem,dezoonvanHemor,deHeviet,devorst vanhetland,haarzag,namhijhaarmee,sliepmethaaren onteerdehaar

3EnzijnzielkleefdeaanDina,dedochtervanJakob,en hijhadhetmeisjeliefensprakvriendelijktegenhetmeisje 4ToensprakSichemtotzijnvaderHemorenzei:Neemdit meisjevoormijtotvrouw.

5ToenJakobhoordedathijzijndochterDinaonteerdhad, warenzijnzonenmetzijnveeinhetveldDaarombleef Jakobstiltotdatzijterugkwamen.

6ToengingHemor,devadervanSichem,naarJakobom methemtespreken

7ToendezonenvanJakobdithoorden,kwamenzijuithet veld.Demannenwarenzeerverbolgenenwoedend,omdat hijeendwaasheidinIsraëlhadbegaandoorbijdedochter vanJakobteslapen.Datmochtnietgebeuren.

8EnHemorspraktothenenzeide:Hethartvanmijnzoon Sichemverlangtnaaruwdochter;ikverzoekuhemhaar totvrouwtegeven

9Ensluithuwelijkenmetons,engeefonsuwdochters,en neemonzedochterstotu

10Engijzultbijonswonen,enhetlandzalvooruw aangezichtzijn;gijzultdaarinwonen,enhandeldrijven,en gijzultdaarinbezittingenverwerven

11ToenzeiSichemtegenhaarvaderenhaarbroers:Laat mijgenadevindeninuwogen,enwatutegenmijzegt,zal ikgeven

12Vraagmijnooitzoveelbruidsschatengeschenken,enik zalgevenzoalsumijvraagtMaargeefmijhetmeisjeals vrouw

13ToenantwoorddendezonenvanJakobSichemenzijn vaderHemoropeenbedrieglijkemanierenzeiden:Omdat hijhunzusterDinahadonteerd,

14Enzijzeidentothen:Wijkunnenditnietdoen,onze zusteraaneenonbesnedenetegeven;wantdatzoueen schandevooronszijn

15Maarhierinzullenwijmetuinstemmen:alsuwiltzijn zoalswij,datalwatmannelijkisonderubesnedenwordt; 16Danzullenwijonzedochtersaanugeven,enuw dochterszullenwijbijonsnemen,enwijzullenbiju wonen,enwijzullenéénvolkworden

17Maarindiengijnietnaaronsluistertenulaatbesnijden, danzullenwijonzedochtermeenemenenweggaan.

18EnhunwoordenbevielenHemorenSichem,dezoon vanHemor

19Dejongemanaarzeldenietomdittedoen,omdathijeen welgevallenhadaandedochtervanJakobBovendienwas hijaanzienlijkerdanhethelehuisvanzijnvader

20EnHemorenzijnzoonSichemkwamenindepoortvan hunstadensprakenmetdemannenvanhunstad,zeggende:

21Dezemannenzijnvreedzaamtegenoverons;latenzij daarominhetlandwonenenerhandeldrijven;wanthet land,zie,hetisgrootgenoegvoorhen;latenwijhun dochterstotvrouwennemenenlatenwijhunonzedochters geven.

22Alleenhierinzullendemannenmetonsinstemmenom bijonstewonen,oméénvolktezijn,alsalwiemannelijk isonderonsbesnedenwordt,zoalszijbesnedenworden.

23Zoudenhunvee,hunbezittingenenalhunwildedieren nietvooronszijn?Alswijhunmaartoestemminggeven, danzullenzijbijonswonen

24EnnaarHemorennaarzijnzoonSichemluisterden allendiedepoortvanzijnstaduitgingen;enalwat mannelijkwas,lietzichbesnijden,allendiedepoortvan zijnstaduitgingen

25Enhetgebeurdeopdederdedag,toenzijerzeeronder leden,dattweevandezonenvanJakob,SimeonenLevi, debroersvanDina,iederhunzwaardnamen,en brutaalwegdestadbinnenvielen,enallemannendoodden.

26EnzijdooddenHemorenzijnzoonSichemmetde scherptevanhetzwaard,ennamenDinameeuithethuis vanSichemengingennaarbuiten.

27DezonenvanJakobkwamenbijdegesneuveldenen plunderdendestad,omdatzijhunzusteronteerdhadden

28Zijnamenhunschapen,hunrunderenenhunezels,en watindestadwas,enwatophetveldwas,

29Enzijnamenalhunbezittingen,alhunkleinekinderen enhunvrouwengevangen,enroofdenzelfsalleswatinhet huiswas.

30ToenzeiJakobtegenSimeonenLevi:Julliehebbenmij inhetongelukgestortdoormijineenkwadereukte brengenbijdebewonersvanhetland,bijdeKanaänieten endeFerezietenOmdatikmaarmetweinigenben,zullen zezichtegenmijverzamelenenmijdodenDanzalik verdelgdworden,ikenmijnhuis

31Enzijzeiden:Zalhijmetonzezusterhandelenalsmet eenhoer?

HOOFDSTUK35

1EnGodzeidetotJakob:Maakugereed,ganaarBethel enwoonaldaar,enmaakdaareenaltaarvoordeGod,Die aanuverschenenis,toengijvluchttevoorhetaangezicht vanuwbroederEsau

2ToenzeiJakobtegenzijnhuisgenotenentegenallendie bijhemwaren:Doedevreemdegodenwegdieinuw middenzijn,reiniguenverwisseluwkleren

3LatenwijonsdanopmakenennaarBetheltrekken,enik zaldaareenaltaaroprichtenvoorGod,Diemijgeantwoord heeftopdedagvanmijnbenauwdheid,enDiebijmij geweestisopdewegdieikgegaanben

4EnzijgavenJakobaldevreemdegodendieinhunbezit waren,enaldeoorringendieinhunorenwarenEnJakob verborgzeonderdeeikdiebijSichemwas

5Enzijtrokkenverder,endeschrikvoorGodkwamover destedendierondomhenlagen,zodatzijdezonenvan Jakobnietachtervolgden

6ToenkwamJakobinLuzaan,datinhetlandKanaänligt, hethuidigeBethel,hijenalhetvolkdatbijhemwas

7HijbouwdedaareenaltaarennoemdedieplaatsElbethel, omdatGoddaaraanhemverschenenwas,toenhijvoor zijnbroervluchtte

8MaarDebora,devoedstervanRebekka,stierfenwerd begravenondereeneik,benedenBethel.Dieeikkreegde naamAllonbachuth

9EnGodverscheenopnieuwaanJakob,toenhijuit Paddan-Aramkwam,enzegendehem.

10EnGodzeidetothem:UwnaamisJakob;uwnaamzal voortaannietmeerJakobheten,maarIsraëlzaluwnaam zijn;enHijnoemdezijnnaamIsraël.

11EnGodzeidetothem:IkbenGod,deAlmachtige;wees vruchtbaarenwordtalrijk;eenvolk,ja,eenmenigtevan volkenzaluituontstaan,enkoningenzullenuituw lendenenvoortkomen;

12EnhetlanddatIkaanAbrahamenIzakgegevenheb, zalIkaanugeven,enaanuwnageslachtnauzalIkhet landgeven

13EnGodsteegvanhemop,vandeplaatswaarHijmet hemgesprokenhad

14ToenrichtteJakobopdeplaatswaarhijmetHem gesprokenhad,eengedenktekenop,eenstenen gedenkteken,enhijgootereenplengofferopengooter olieover

15EnJakobnoemdedeplaatswaarGodmethem gesprokenhad,Bethel

16ZijbrakenopvanBethel,enhetwasnogmaareenklein eindjenaarEfrat.Rachelkreegweeënenhadhetzwaar tijdensdebevalling

17Enhetgebeurde,toenzijhetzozwaarhadmetde bevalling,datdevroedvrouwtegenhaarzei:Weesniet bang,ookdezezoonzuljekrijgen

18Enhetgebeurde,toenhaarzielhemverliet(wantzij stierf),datzijhemdenaamBenonigaf;maarzijnvader noemdehemBenjamin

19RachelstierfenwerdbegravenaandewegnaarEfrath, datisBethlehem

20ToenrichtteJakobeengedenktekenopbovenhaargraf DatgedenktekenishetgraftekenvanRachel,dattotop dezedagbestaat

21ToenbrakIsraëlopenzettezijntentopaande overzijdevandetorenvanEdar.

22Enhetgeschiedde,toenIsraelindatlandwoonde,dat RubenheengingenlagbijBilha,hetbijwijfvanzijnvader; enIsraelhoordehet.EndezonenvanJakobwarentwaalf: 23DezonenvanLeawaren:Ruben,deeerstgeborenevan Jakob,enSimeon,Levi,Juda,IssascharenZebulon 24DezonenvanRachelwarenJozefenBenjamin.

25EndezonenvanBilha,Rachelsdienstmaagd:Danen Naftali

26DezonenvanZilpa,deslavinvanLea,warenGaden AserDitzijndezonenvanJakob,dieheminPaddan-Ram geborenwerden

27ToengingJakobnaarzijnvaderIsaak,naarMamre, naardestadArbah,datisHebron,waarAbrahamenIsaak alsvreemdelingenverbleven

28DedagenvanIzakwarenhonderdtachtigjaar.

29ToengafIzakdegeestenstierf,enhijwerdtotzijn vooroudersverzameld,oudenzatvandagen;enzijnzonen EsauenJakobbegroevenhem.

HOOFDSTUK36

1DitzijndeafstammelingenvanEsau,dieEdomis

2EsaunamzijnvrouwenuitdedochtersvanKanaän:Ada, dedochtervanElon,deHethiet,enOholibama,dedochter vanAna,dedochtervanZibeon,deHeviet;

3EnBasmath,dedochtervanIsmaël,dezustervan Nebajoth.

4EnAdabaardeEsauElifaz;enBashemathbaardeReüel;

5EnOholibamabaardeJeüs,JaälamenKorachDitzijnde zonenvanEsau,dieheminhetlandKanaängeboren werden

6ToennamEsauzijnvrouwen,zijnzonenenzijndochters, enallepersonenvanzijnhuis,enzijnvee,enalzijnvee, enalzijnbezittingen,diehijinhetlandKanaänverkregen had,enginghetlandin,wegvanhetaangezichtvanzijn broerJakob.

7Wanthunbezittingenwarentegrootombijelkaarte wonenEnhetlandwaarzijvreemdelingenwaren,konhen nietdragenvanwegehunvee

8ZowoondeEsauophetgebergteSeïrEsauisEdom

9DitzijndeafstammelingenvanEsau,devadervande Edomieten,inhetgebergteSeïr:

10DitzijndenamenvanEsau'szonen:Elifaz,dezoonvan Ada,devrouwvanEsau,enRehuël,dezoonvanBasmath, devrouwvanEsau

11DezonenvanElifazwaren:Teman,Omar,Zefo,Gatam enKenaz.

12TimnawaseenbijvrouwvanElifaz,dezoonvanEsau, enzijbaardeaanElifazAmalek.Ditwarendezonenvan Ada,devrouwvanEsau.

13EnditzijndezonenvanRehuël:Nahath,enZerah, Samma,enMizzaDitzijndezonenvanBasmath,de vrouwvanEzau.

14DitwarendezonenvanOholibama,dedochtervanAna, dedochtervanZibeon,devrouwvanEzauZijbaardeaan EzauJeüs,JaälamenKorach

15DitwarendevorstenvandezonenvanEsau:dezonen vanElifaz,deeerstgeborenzoonvanEsau:devorstTeman, devorstOmar,devorstZefo,devorstKenaz, 16DevorstKorach,devorstGatamendevorstAmalek DitzijndevorstendieafstamdenvanElifazinhetland EdomZijwarendezonenvanAda

17EnditzijndezonenvanRehuël,dezoonvanEzau:de vorstNahath,devorstZerah,devorstSamma,devorst MizzaDitzijndevorstendieafstamdenvanRehuëlinhet landEdomDitzijndezonenvanBasmath,devrouwvan Ezau.

18EnditzijndezonenvanAholibama,devrouwvan Esaus:vorstJeüs,vorstJaälam,vorstKorachDitzijnde vorstendieafstamdenvanAholibama,dedochtervanAna, devrouwvanEsaus

19DitzijndezonenvanEsau,dieEdomis,enditzijnhun vorsten.

20DitzijndezonenvanSeïr,deHoriet,diehetland bewoonden:Lotan,Sobal,ZibeonenAna, 21EnDison,EzerenDisan;ditzijndevorstenvande Horieten,dezonenvanSeïrinhetlandEdom

22DekinderenvanLotanwarenHorienHemam;de zustervanLotanwasTimna.

23EndekinderenvanSobalwaren:Alvan,enManahath, enEbal,Sefo,enOnam

24DitzijndezonenvanZibeon:AjaenAna.Ditwasde Anadiedemuildierenindewoestijnvond,toenhijde ezelsvanzijnvaderZibeonhoedde

25EndekinderenvanAnawaren:DisonenOholibama,de dochtervanAna

26DitzijndezonenvanDison:Hemdan,Esban,Jithranen Cheran.

27DezonenvanEzerzijn:Bilhan,ZaävanenAkan

28DezonenvanDisanzijn:UzenAran

29DitzijndehertogendieuitdeHorietenkwamen;hertog Lotan,hertogShobal,hertogZibeon,hertogAnah, 30HertogDishon,hertogEzer,hertogDisan:ditzijnde vorstendievanHoriafstamden,onderhunvorsteninhet landSeïr

31DitzijndekoningendieoverhetlandEdomhebben geregeerd,voordatereenkoningoverdeIsraëlieten regeerde

32Bela,dezoonvanBeor,regeerdeinEdomDenaam vanzijnstadwasDinhaba

33EnBelastierf,enJobab,dezoonvanZerah,uitBosra, werdinzijnplaatskoning.

34ToenJobabstierf,werdHusamuithetlandTemaniin zijnplaatskoning

35ToenHusamstierf,werdinzijnplaatsHadadkoning,de zoonvanBedad,dieMidianversloeginhetveldvanMoab DenaamvanzijnstadwasAvith

36ToenHadadstierf,werdSamla,dezoonvanMasreka, inzijnplaatskoning.

37ToenSamlastierf,werdSaul,vanRehobothaande rivier,inzijnplaatskoning.

38ToenSaulstierf,werdBaäl-Hanan,dezoonvanAchbor, koninginzijnplaats

39ToenBaäl-Hanan,dezoonvanAchbor,stierf,werd Hadarkoninginzijnplaats.DenaamvanzijnstadwasPaü endenaamvanzijnvrouwwasMehetabel,dedochtervan Matred,dedochtervanMezahab

40EnditzijndenamenvandevorstendievanEsau afstamden,ingedeeldnaarhungeslachten,naarhun plaatsen,methunnamen:devorstTimna,devorstAlva,de vorstJetheth,

41HertogAholibamah,hertogElah,hertogPinon, 42HertogKenaz,hertogTeman,hertogMibzar, 43DevorstMagdiël,devorstIram:ditzijndevorstenvan Edom,naarhunwoonplaatseninhetlanddatzijbezaten DitisEsau,devadervandeEdomieten.

HOOFDSTUK37

1EnJakobwoondeinhetlandwaarzijnvaderals vreemdelingverbleef,inhetlandKanaän

2DitzijndegeslachtenvanJakob.Jozef,zeventienjaar oud,wasbezigmethethoedenvandekuddemetzijn broedersDejongenwasbijdezonenvanBilhaenbijde zonenvanZilpa,devrouwenvanzijnvader.EnJozef brachthunkwaadgeruchtoveraanzijnvader

3IsraëlhadJozefliefbovenalzijnanderekinderen,omdat hijhemophogeleeftijdhadgekregen.Daaromliethijeen veelkleurigemantelvoorhemmaken

4Toenzijnbroerszagendathunvaderhemmeerliefhad danalzijnbroers,haattenzehemenkondenzeniet vriendelijkmethemspreken

5EnJozefhadeendroom,enhijverteldedieaanzijn broers;enzijhaattenhemnogmeer.

6EnHijzeidetothen:Hoorttochdezedroom,dieik gehadheb

7Wantzie,wijwarenbezigschoventebindenophetveld, enzie,mijnschoofrichttezichopenbleefookrechtop staanEnzie,uwschovenstondeneromheenenbogenzich voormijnschoofneer.

8Enzijnbroederszeidentothem:Zoudtgijdanoverons regeren?Ofzoudtgijdanoveronsheersen?Enzijhaatten hemnogtemeeromzijndromenenomzijnwoorden.

9Enhijkreegnogeendroom,enverteldedieaanzijn broeders,enzeide:Zie,ikhebnogeendroomgehad;enzie, dezon,demaanendeelfsterrenbogenzichvoormijneer

10EnhijverteldehetaanzijnvaderenzijnbroedersEn zijnvaderbestraftehemenzeidetothem:Watisditvoor eendroom,diegijgedroomdhebt?Zoudenik,uwmoeder enuwbroedersdanwerkelijkkomen,omonsvooruter aardetebuigen?

11Enzijnbroerswarenjaloersophem;maarzijnvader hieldzichaanditwoord

12Zijnbroersgingenopwegomdeschapenvanhun vadertehoedeninSichem

13EnIsraelzeidetotJozef:Weidenuwbroedersdekudde nietteSichem?Kom,enikzalutothenzenden.Enhij zeidetothem:Hierbenik

14Enhijzeidetothem:Gatochheen,zie,ofhetwelis metuwbroeders,enwelmetdekudden,enbrengmij berichtToenzondhijhemuithetdalvanHebron,enhij kwamteSichem.

15Eneenmantrofhemaan,enzie,hijdwaalderondinhet veldEndemanvroeghem:Watzoektu?

16Enhijzeide:Ikzoekmijnbroeders;zegmijtoch,waar zijhunkuddenweiden.

17Endemanzeide:Zijzijnvanhiervertrokken;wantik hebhenhorenzeggen:LaatonsnaarDothangaanEn Jozefgingzijnbroedersachterna,envondhenteDothan 18Toenzijhemvanverrezagen,ennogvoordathijbij hengekomenwas,beraamdenzijeensamenzweringtegen hemomhemtedoden

19Enzijzeidentotelkaar:Zie,daarkomtdiedromer 20Komdannu,latenwijhemdodenenineenvanzijn kuilenwerpen,enlatenwijzeggen:Eenkwaadbeestheeft hemverslondenDanzullenwijeenszienwatermetzijn dromengebeurt.

21ToenRubendathoorde,reddehijhemuithunhanden enzei:Latenwehemnietdoden

22EnRubenzeidetothen:Vergietgeenbloed,maarwerp hemindezeput,dieindewoestijnis,ensladehandniet aanhem,opdathijhemuithunhandenzouredden,om hemwederomaanzijnvaderuitteleveren.

23Enhetgebeurde,toenJozefbijzijnbroerskwam,datzij Jozefzijnmanteluittrokken,zijnveelkleurigemantel,die hijaanhad;

24ToennamenzehemengooidenhemineenputDeput wasleeg,erstondgeenwatermeerin

25Enzijgingenzittenombroodteeten.Toenzijhunogen opsloegenenzagen,zie,daarkwameengroepIsmaëlieten uitGileadaan,methunkamelen,diebalsem,specerijenen mirrebijzichhadden.Zijwarenopwegomdatnaar Egyptetebrengen

26ToenzeiJudategenzijnbroers:Wathebbenwijeraan, alswijonzebroerdodenenzijnbloedverbergen?

27Kom,enlaatonshemaandeIsmaëlietenverkopen,en laatonzehandnietaanhemzijn;wanthijisonzebroeder enonsvlees.Enzijnbroederswarentevreden.

28ToenkwamenerMidianitischekoopliedenvoorbij,die JozefuitdeputtrokkenenomhooghaaldenZijverkochten JozefvoortwintigzilverstukkenaandeIsmaëlieten,die JozefnaarEgyptebrachten

29ToenRubennaardeputterugkeerde,zaghijdatJozef nietindeputwas.Hijscheurdezijnkleren.

30Toenkeerdehijterugnaarzijnbroersenzei:Hetkindis erniet,enik,waarmoetikheen?

31ToennamenzeJozefskleed,slachtteneengeitenbokje endooptenhetkleedinhetbloed

32Enzijzondendeveelkleurigemantel,enzijbrachten dietothunvader,enzeiden:Dithebbenwijgevonden; weetnu,ofditdemantelvanuwzoonis,ofniet

33Enhijherkendehetenzeide:Hetisdemantelvanmijn zoon;eenkwaadbeestheefthemverslonden;Jozefis voorzekerinstukkengescheurd

34ToenscheurdeJakobzijnkleren,deedeenrouwkleed omzijnlendenenenrouwdeveledagenoverzijnzoon

35Enalzijnzonenenalzijndochtersstondenopomhem tetroosten;maarhijweigerdezichtelatentroosten;enhij zeide:Wantikzaltreurendtotmijnzooninhetgraf afdalenAldusweendezijnvaderoverhem

36ToenverkochtendeMidianietenhemnaarEgypteaan Potifar,dehovelingvandefaraoenbevelhebbervande lijfwacht

HOOFDSTUK38

1IndietijdgingJudavanzijnbroederswegenkwamin contactmeteenAdullamiet,wiensnaamHirawas.

2ToenJudadaareendochtervaneenKanaänietzag,die Suahheette,namhijhaarengingbijhaarin

3Enzijwerdzwangerenbaardeeenzoon,enhijgafhem denaamEr

4Enzijwerdopnieuwzwangerenbaardeeenzoon,enzij gafhemdenaamOnan

5Enzijwerdopnieuwzwangerenbaardeeenzoon,enzij noemdehemSela.HijwasinChezib,toenzijhembaarde.

6ToennamJudavoorEr,zijneerstgeborene,eenvrouw, dieTamarheette

7EnEr,deeerstgeborenevanJuda,wasslechtindeogen vandeHEERE;daaromdooddedeHEEREhem

8ToenzeiJudategenOnan:Gametdevrouwvanjebroer trouwenenverweknageslachtvoorjebroer.

9EnOnanwistdathetzaadnietvoorhemwas;enhet gebeurde,toenhijbijdevrouwvanzijnbroerkwam,dat hijhetopdegrondlietvallen,omtevoorkomendathijzijn broerzaadzougeven

10Enwathijdeed,waskwaadindeogenvandeHEERE; daaromdooddeHijookhem.

11ToenzeideJudatotTamar,zijnschoondochter:Blijf weduweinhethuisvanuwvader,totdatmijnzoonSela grootgewordenis;wanthijhadgezegd:Opdathijnietook zousterven,gelijkzijnbroedersEnTamargingheenen woondeinhethuisvanhaarvader

12NaverloopvantijdstierfdedochtervanSuah,de vrouwvanJudaToenvondJudatroostenginghijnaar zijnschaapscheerdersinTimna,hijenzijnvriendHira,de Adullamiet.

13EnmenverteldeaanTamar:Zie,uwschoonvadergaat naarTimnaomzijnschapentescheren

14Toentrokzijhaarweduwkleeduit,bedektezichmeteen sluier,omhuldezichengingopeenopenplaatszitten,die aandewegnaarTimnaligtWantzijzagdatSelagroot gewordenwas,enzijwashemniettotvrouwgegeven.

15ToenJudahaarzag,hieldhijhaarvooreenhoer,omdat zijhaargezichtbedekthad

16EnHijkeerdeZichtothaaropdeweg,enzeide:Ga tochheen,laatmijbijubinnenkomen;wantHijwistniet, datzijzijnschoondochterwas.Enzijzeide:WatwiltGij mijgeven,opdatGijbijmijbinnenkomt?

17Enhijzeide:IkzalueenbokjeuitdekuddezendenEn zijzeide:Wiltgijmijeenpandgeven,totdatgijhetzendt?

18Enhijzeide:Watonderpandzalikugeven?Enzij zeide:Uwzegelring,enuwarmbanden,enuwstaf,diein uwhandisEnhijgafzehaar,enkwamtothaarin,enzij werdzwangervanhem

19Toenstondzijop,gingweg,legdehaarsluierafentrok deklederenvanhaarweduwschapaan.

20ToenstuurdeJudahetbokjedoordehandvanzijn vrienduitAdullamomhetpanduitdehandvandevrouw inontvangsttenemen,maarhijvondhaarniet.

21Toenvroeghijaandemannenvandieplaats,zeggende: Waarisdehoer,dieopenlijkaandewegwas?Enzij zeiden:Erwasgeenhoeropdezeplaats

22ToenkeerdehijterugnaarJudaenzei:Ikkanhaarniet vinden.Ookdemannenvandieplaatszeiden:Erisgeen hoerindezeplaats

23ToenzeiJuda:Laatzijhethaarbrengen,andersworden wijbeschaamd.Zie,ikhebditbokjegestuurd,maaruhebt haarnietgevonden

24Enhetgeschieddeomtrentdriemaandendaarna,dat menJudatekennengaf,zeggende:Thamar,uw schoondochter,heeftgehoereerd;enziet,zijisook zwangervanhoererij.EnJudazeide:Brengthaaruit,en laathaarverbrandworden

25Toenzijgeborenwas,zondzijeenboodschapnaarhaar schoonvaderomtezeggen:Ikbenzwangervandemanvan wiedezedingenzijnEnzijantwoordde:Ontdektochvan wiedezezijn:dezegelring,dearmbandenendestaf

26EnJudaerkendehen,enzeide:Zijisrechtvaardiger geweestdanik,omdatikhaaraanmijnzoonSelahniet gegevenhebEnhijheefthaarnietmeergekend

27Enhetgebeurde,terwijlzijbarensnoodhad,datzie,er warentweelingeninhaarbuik

28Enhetgebeurde,toenzijbarensweeënhad,datdeeen zijnhanduitstak.Endevroedvrouwnameen scharlakenrodedraadenbonddieomzijnhand,terwijlze zei:Dezeisheteerstgekomen

29Enhetgebeurde,toenhijzijnhandterugtrok,zie,daar kwamzijnbroernaarbuitenEnzijzeide:Hoehebtgijhet uitgebroken?Dezebreukisoveru;daaromwerdzijnnaam Perezgenoemd.

30Daarnakwamzijnbroernaarbuiten,diede scharlakenrodedraadomzijnhandhadHijkreegdenaam Zarah.

HOOFDSTUK39

1JozefwerdnaarEgyptegebrachtPotifar,dehoveling vandefaraoendebevelhebbervandelijfwacht,een Egyptenaar,kochthemuitdehandenvandeIsmaëlieten, diehemdaarheenhaddengebracht

2EndeHEEREwasmetJozef,enhijwerdeen voorspoedigman,enhijwoondeinhethuisvanzijnheer, deEgyptenaar

3EnzijnheerzagdatdeHEEREmethemwas,endatde HEEREalleswathijdeed,doorzijnhandlietslagen.

4EnJozefvondgenadeinzijnogen,enhijdiendehem Hijsteldehemaanoverzijnhuis,enalzijnbezittingengaf hijinzijnhanden

5Enhetgebeurdevandetijdafdathijhemoverzijnhuis enoveralleswathijhad,hadaangesteld,datdeHEERE hethuisvandeEgyptenaarzegendeomJozefswil;ende zegenvandeHEERErustteopalleswathijhad,inhethuis enophetveld

6EnhijlietalwathijhadinJozefshand;enhijwistniet wathijhad,behalvehetbrooddathijatEnJozefwaseen goedman,enwelbemind.

7Enhetgebeurdenadezedingen,datdevrouwvanzijn heerhaarogenopJozefrichtte,enzeide:Kombijmij liggen.

8Maarhijweigerdeenzeitegendevrouwvanzijnheer: Zie,mijnheerweetnietwatermetmijinhuisis,enhij heeftalzijnbezittingeninmijnhandgegeven

9Niemandisgroterindithuisdanik;enhijheeftmijniets onthoudendanu,alleenomdatuzijnvrouwbent.Hoezou ikdanditgrotekwaaddoenenzondigentegenGod?

10Enhetgebeurde,terwijlzijdagelijkstotJozefsprak,dat hijnietnaarhaarluisterde,ombijhaarteliggenenbijhaar tezijn

11HetgebeurdeongeveeropdietijddatJozefnaarbinnen gingomzijnwerktedoenMaarerwarengeenvande mannenvanhethuisdaarbinnen

12Enzijgreephembijzijnkleedenzei:Kombijmij liggen!Enhijlietzijnkleedinhaarhandachter,vluchtte engingnaarbuiten

13Enhetgebeurde,toenzijzagdathijzijnkleedinhaar handhadachtergelatenennaarbuitenwasgevlucht, 14Toenriepzijdemannenvanhaarhuisenspraktothen, zeggende:Zie,hijheefteenHebreeuwsemantotons gebrachtomonstebespotten;hijistotmijgekomenombij mijteliggen,enikhebmetluiderstemgeroepen

15Enhetgebeurde,toenhijhoordedatikmijnstem verhiefenriep,dathijzijnkleedbijmijachterliet,vluchtte ennaarbuitenging

16Enzijlegdezijnkleedbijzichneer,totdatzijnheer thuiskwam

17Enzijspraktothemovereenkomstigdezewoorden, zeggende:DeHebreeuwseslaaf,diegijtotonsgebracht hebt,istotmijgekomenommijtebespotten

18Enhetgebeurde,toenikmijnstemverhiefenriep,dat hijzijnkleedbijmijachterlietenwegvluchtte.

19Enhetgebeurde,toenzijnheerdewoordenvanzijn vrouwhoorde,diezijtothemsprak,zeggende:Opdeze wijzeheeftuwdienaaraanmijgedaan,datzijntoorn ontbrandde

20EndeheervanJozefnamhemmeeenzetteheminde gevangenis,deplaatswaardegevangenenvandekoning gevangenzatenEnhijbleefdaarindegevangenis

21MaardeHEEREwasmetJozef,Hijbeweeshem barmhartigheidenmaaktehemgenadeindeogenvande bewakervandegevangenis

22Endeoverstevandegevangenisgafallegevangenen dieindegevangeniszaten,aanJozefover;enalleswatze daardeden,washijhetdiehetdeed

23Debewakervandegevangenislettenietopwateronder zijnhandwas,wantdeHEEREwasmethem,enwathij deed,lietdeHEEREvoorspoedigzijn

HOOFDSTUK40

1Enhetgebeurdenadezedingen,datdeschenkervande koningvanEgypteenzijnbakkerhunheer,dekoningvan Egypte,zondigden

2Toenwerddefaraowoedendoptweevanzijn hovelingen,opdeoverstevandeschenkersenopde overstevandebakkers

3Hijzetteheninbewaringinhethuisvandeoverstevan delijfwacht,indegevangenis,deplaatswaarJozef gevangenzat

4EndeoverstevandelijfwachtbelastteJozefmethen,en hijdiendehen;enzijbleveneentijdlanginbewaring

5Enzijbeidenhaddeneendroom,iederzijneigendroom inéénnacht,iedernaardeuitlegvanzijndroom,de schenkerendebakkervandekoningvanEgypte,die gevangenzatenindegevangenis.

6ToenJozefdevolgendemorgenbijhenterugkwam,zag hijdatzijverdrietigwaren

7Toenvroeghijdehovelingenvandefarao,diebijhemin degevangenisvanzijnheerzaten,enzei:Waaromkijktu vandaagzosomber?

8Enzijzeidentothem:Wijhebbeneendroomgedroomd, enerisgeenuitleggerdaarvanEnJozefzeitothen:Zijn deuitleggingennietaanGod?Zegzemijtoch

9Endeoverstederschenkersverteldezijndroomaan Jozef,enzeidetothem:Inmijndroom,zie,eenwijnstok stondvoormij;

10Enaandewijnstokzatendrieranken,enhetwasalsof hijuitbotte,enzijnbloesemsschotenuit,enzijntrossen brachtenrijpedruivenvoort

11Endebekervandefaraowasinmijnhand.Iknamde druiven,perstezeuitindebekervandefaraoengafde bekerindehandvandefarao

12EnJozefzeidetothem:Ditisdebetekeniservan:De drierankenzijndriedagen

13MaarbinnendriedagenzalFaraouhethoofdopheffen enuinuwambtherstellen.DanmoetuFarao'sbekerin zijnhandgeven,zoalsvroeger,toenuzijnschenkerwas 14Maardenkaanmij,wanneerhetugoedzalgaan,en bewijsmijtochgoedertierenheid,enbrengmijbijFaraoin herinneringaanmij,enbrengmijuitdithuis

15WantikbeninderdaaduithetlandderHebreeën weggevoerd,enookhierhebiknietsgedaan,datmijinde kerkerzoudoenbelanden

16Toendeopperbakkerzagdatdeuitleggoedwas,zeihij tegenJozef:Ikhadookeendroom,enzie,ikhaddriewitte korvenopmijnhoofd

17Enindebovenstemandlagallerleigebakvoordefarao; endevogelsatenhetuitdemandopmijnhoofd.

18EnJozefantwoorddeenzeide:Ditisdeuitlegdaarvan: Dedriemandenzijndriedagen

19Maarbinnendriedagenzaldefaraouwhoofd omhoogheffenenuaaneenboomhangen,zodatdevogels uwvleesvanuafzulleneten

20Enhetgeschieddeopdederdedag,dedagvande geboortevanFarao,dathijeenfeestgafvooralzijn dienaren;enhijverhiefhethoofdvandeopperschenkeren vandeopperbakkeronderzijndienaren.

21Toenhersteldehijdeopperschenkerweerinzijnfunctie alsschenker,enhijgafdebekerindehandvandefarao.

22Maardeopperbakkerhinghijop,zoalsJozefhun uitgelegdhad

23MaardeoverstederschenkersdachtnietaanJozef, maarvergathem.

HOOFDSTUK41

1Enhetgebeurdenaverloopvantweevollejaren,dat Faraoeendroomhad.Enzie,hijstondaanderivier.

2Enzie,uitderivierkwamenzevenmooie,vettekoeien op,enzegraasdenindeweide

3Enzie,zevenanderekoeienkwamennahenuitderivier omhoog,lelijkvanuiterlijkenmagervanvlees,enze

blevennaastdeanderekoeienstaanaandeoevervande rivier.

4Endelelijkeenmagerekoeienatendezevenmooieen vettekoeienop.ToenontwaakteFarao.

5Enhijsliependroomdevoordetweedekeer.Enzie,er kwamenzevenkorenarenopinéénhalm,rijkenmooi

6Enzie,zevendunnearen,doordeoostenwindgeteisterd, schotenachterhenop.

7Endezevendunnearenverslondendezevenvolleen vollearenEnFaraoontwaakte,enziet,hetwaseendroom

8Enhetgebeurdedesmorgens,datzijngeestontroerd werd;daaromzondhijbodenenriepallemagiërsvan Egypteenallewijzendaarvan.EnFaraoverteldehunzijn droom,maarerwasniemand,diezeaanFaraokon uitleggen

9ToensprakdeoverstederschenkerstotFaraoenzeide: Ikherinnermijhedenmijnovertredingen

10Toenwerddefaraowoedendopzijndienarenenlietmij endeopperbakkeropsluiteninhethuisvandebevelhebber vandelijfwacht

11Enwijhaddeninéénnachteendroom,hijenik;ieder droomdeovereenkomstigdeuitlegvanzijndroom.

12Endaarwasbijonseenjongeman,eenHebreeër,diede dienaarwasvandeoverstevandelijfwachtWijvertelden hethemenhijlegdeonsonzedromenuit;hijlegdezeaan iederuit,overeenkomstigzijneigendroom

13Enhetgebeurde,zoalsHijhetonsheeftuitgelegd,alzo: MijheeftHijinmijnambthersteld,maarhemheeftHij gehangen

14ToenstuurdeFaraobodenomJozeftehalenZehaalden hemsneluitdekerker.Daarnaschoorhijzich,trokandere klerenaanengingbijFaraonaarbinnen

15ToenzeiFaraotegenJozef:Ikhebeendroomgehad,en erisniemanddiehemkanuitleggen.Enikhebvanjou horenzeggendatjijeendroomkuntbegrijpenenuitleggen

16ToenantwoorddeJozefFaraoenzeide:Hetligtnietaan mij;GodzalFaraoeenvredevolantwoordgeven.

17ToenzeiFaraotegenJozef:Inmijndroomstondikaan deoevervanderivier

18Enzie,uitderivierkwamenzevenkoeienop,vetvan vleesenmooivanuiterlijk,enzijgraasdenopdeweide

19Enzie,nahenkwamenernogzevenanderekoeienop, arm,zeerslechtenmagervanvlees,zoalsikinheelEgypte nognooitgezienheb,vanwegehunslechtheid

20Endemagereendelelijkstekoeienatendeeerstezeven vettekoeienop.

21Entoenzijzeopgegetenhadden,konmennietmerken datzijzeopgegetenhadden;maarzijwarennogsteeds slecht,zoalsinhetbeginToenwerdikwakker

22Enikzaginmijndroom,enzie,erkwamenzevenaren opinéénhalm,volengoed

23Enzie,zevenaren,verdord,dunendoordeoostenwind verschroeid,schotennahenop

24EndedunnearenverslondendezevenmooiearenIk verteldeditaandemagiërs,maarerwasniemanddiehet mijkonverklaren

25ToenzeiJozeftegenFarao:DedroomvanFaraoiséén ding:GodheeftFaraolatenzienwatHijgaatdoen

26Dezevenmooiekoeien,datzijnzevenjaren;ende zevenmooiearen,datzijnzevenjaren;dedroomiséén.

27Endezevenmagereenlelijkekoeiendienahen opkwamen,betekenenzevenjaren;endezevenlegearen,

diedoordeoostenwindzijnverschroeid,betekenenzeven jarenvanhongersnood.

28DitiswatiktotFaraogesprokenheb:WatGodgaat doen,zalHijaanFaraobekendmaken.

29Zie,erkwamenzevenjarenvangroteovervloedinheel hetlandEgypte

30Daarnazullenerzevenjarenvanhongersnood aanbreken,zodataldeovervloedinhetlandEgypte vergetenzalwordenDehongersnoodzalhetlandte gronderichten

31Envandeovervloedinhetlandzalgeenweetzijn vanwegedehongersnooddiedaaropvolgt;wantdiezal zeerzwaarzijn.

32DaaromwerddedroomaanFaraotweekeerverteldDit isomdatdezaakdoorGodvastgesteldisenGodhet binnenkortzallatengebeuren.

33Laatdefaraodaaromeenverstandigenwijsman aanstellenoverhetlandEgypte

34Laatdefaraoditdoenenoverhetlandbestuurders aanstellenHijzalindezevenovervloedjarenhetvijfde deelvanhetlandEgypteinbezitnemen

35Enlatenzijalhetvoedselvandekomendegoedejaren verzamelen,enkorenonderdehandvandefaraoopslaan, enlatenzijvoedselindestedenbewaren

36Endatvoedselzaleenvoorraadzijnvoorhetlandvoor dezevenjarenvanhongersnood,dieinhetlandEgypte zullenzijn,opdathetlandniettenondergaatdoorde hongersnood.

37Endezaakwasgoedindeogenvandefaraoeninde ogenvanalzijndienaren

38Toenzeidefaraotegenzijndienaren:‘Zoudenwij iemandalsdezekunnenvinden,eenmaninwiedeGeest vanGodis?

39ToenzeiFaraotegenJozef:OmdatGodjeditallesheeft latenzien,iserniemandzoverstandigenwijsalsjij

40Gijzultovermijnhuiszijn,enovereenkomstiguw woordzalheelmijnvolkgeregeerdworden;alleendoorde troonzalikgroterzijndangij

41ToenzeiFaraotegenJozef:Zie,ikhebjouaangesteld overhethelelandEgypte.

42Toendeeddefaraozijnringvanzijnhandendeedhem aanJozefshandOokliethijhemklerenvanfijnlinnen aantrekkenenhingeengoudenkettingomzijnhals.

43EnHijliethemrijdenopdetweedewagendiehijhad, enmenriepvoorhemuit:Kniel!EnHijsteldehemaanals heerseroverhetgehelelandEgypte.

44ToenzeiFaraotegenJozef:IkbenFarao,enzonderjou zalinheelEgypteniemandzijnhandofvoetoptillen.

45EnFaraonoemdeJozefsnaamZafnath-Paäneah,enhij gafhemtotvrouwAsnath,dedochtervanPotifera,de priestervanOnEnJozeftrokuitdoorhetgehelelandvan Egypte.

46EnJozefwasdertigjaaroud,toenhijvoorFarao,de koningvanEgypte,stondEnJozefginguitvanFarao's aangezicht,entrokdoorheelhetlandvanEgypte

47Enindezevenjarenvanovervloedbrachtdeaarde handenvolvoort.

48AlhetvoedselvandezevenjarendieinhetlandEgypte warengeweest,verzameldehij,enhetvoedsellegdehijin destedenop.Hetvoedselvanhetveld,datrondomelke stadlag,legdehijdaarinop

49EnJozefverzameldekorenalszandaandezee,heel veel,totdathijophieldmettellen;wanttellenwaserniet bij

50EnJozefkreegtweezonen,vóórdejarenvande hongersnoodaanbraken.Asnat,dedochtervanPotifera,de priestervanOn,baardehem

51EnJozefnoemdedeeerstgeboreneManasse:WantGod, zeiHij,heeftmijalmijnarbeidenheelhethuisvanmijn vaderdoenvergeten

52EndetweedenoemdehijEfraïm:WantGodheeftmij vruchtbaargemaaktinhetlandvanmijnellende

53Toenwarendezevenjarenvanovervloedinhetland Egyptevoorbij.

54Toenbrakendezevenjarenvanhongersnoodaan,zoals JozefgezegdhadErwashongersnoodinallelanden,maar inheelEgyptewaserbrood.

55ToenheelEgyptehongerkreeg,riephetvolktotde faraoombroodDefaraozeitegenalleEgyptenaren:‘Ga naarJozef.Doewathijjulliezegt.’

56Toenerhongersnoodheersteoverdegeheleaarde, opendeJozefallevoorraadschurenenverkochtzijn goederenaandeEgyptenaren.Dehongersnoodwerdhevig inhetlandEgypte

57EnallelandenkwamennaarEgypteombijJozefkoren tekopen,wantdehongersnoodwasinallelandenzogroot.

HOOFDSTUK42

1ToenJakobzagdaterkoreninEgyptewas,zeihijtegen zijnzonen:Waaromkijkenjullieelkaaraan?

2Enhijzeide:Zie,ikhebgehoord,daterkoreninEgypte is;gaatdaarheenenkooptvooronsvandaar,opdatwij levenennietsterven

3ToengingendetienbroersvanJozefnaarEgypteom korentekopen

4MaarBenjamin,debroervanJozef,stuurdeJakobniet metzijnbroersmee,wanthijhadgezegd:Erzouhem misschienonheiloverkomen

5ToenkwamendeIsraëlietenomkorentekopen,terwijler noganderenwaren,wanterwashongersnoodinhetland Kanaän

6Jozefwasdelandvoogdenhijwashetdieaanalle bewonersvanhetlandverkocht.ToenkwamenJozefs broersenbogenzichvoorhemneer,methungezichtter aarde

7EnJozefzagzijnbroeders,enhijkendehen,maarhij maaktezichvreemdtegenoverhen,ensprakruwtothen, enhijzeidetothen:Vanwaarkomtgij?Enzijzeiden:Uit hetlandKanaän,omspijzetekopen

8Jozefkendezijnbroerswel,maarzijkendenhemniet

9ToenherinnerdeJozefzichdedromendiehijvanhen gehadhad,enhijzeitegenhen:Julliezijnverspieders; julliezijngekomenomtezienwaarhetlandnaaktis

10Enzijzeidentothem:Neen,mijnheer,maaromspijze tekopen,zijnuwknechtengekomen

11Wijzijnallenzonenvanéénman;wijzijnbetrouwbare mannen,uwdienarenzijngeenverspieders.

12MaarHijzeidetothen:Neen,maargijzijtgekomenom tebezichtigen,waarhetlandnaaktis

13Enzijzeiden:Uwdienarenzijntwaalfbroeders,de zonenvanéénmaninhetlandKanaän;enzie,dejongsteis hedenbijonzevader,enééniserniet

14EnJozefzeidetothen:Ditishet,watiktotugesproken heb,toenikzeide:Gijzijtverspieders.

15Hierdoorzultuopdeproefwordengesteld:zowaarals Faraoleeft,umaghiernietweggaan,tenzijuwjongste broerhierheenkomt.

16Stuuriemandvanu,enlaatdieuwbroerhalen,enuzult indegevangeniswordengehouden,zodatuwwoordenop deproefwordengesteld,enwordtnagegaanoferenige waarheidinuisAnders,bijhetlevenvandefarao,bentu zekerverspieders

17Enhijzettehenallendriedagenbijeeninbewaring 18EnJozefzeidetothenopdederdedag:Doeditenleef, wantikvreesGod.

19Indiengijoprechtemannenzijt,laatdaneenvanuw broedersgevangenwordengehoudeninhethuisvanuw gevangenis;gaheen,draagkorenvoordehongersnood uwerhuizen;

20Maarbrenguwjongstebroertotmij;danzullenuw woordenwaargemaaktworden,engijzultnietsterven.En zijdedenalzo

21Enzijzeidentotelkaar:Wijzijnvoorzekerschuldigaan onzebroeder,wantwijhebbendebenauwdheidvanzijn zielgezien,toenhijonssmeekte,enwijhebbennietwillen luisteren;daaromisdezebenauwdheidoveronsgekomen 22EnRubenantwoorddehun,zeggende:Hebiktotuniet gezegd,datgijnietzondigtaanhetkind?Engijhebtniet willenluisteren?Daarom,ziet,ookzijnbloedwordt opgeëist.

23EnzijwistennietdatJozefhenverstond,wanthijsprak tothendooreentolk

24Toenkeerdehijzichvanhenomenweende;daarna keerdehijweernaarhenterugensprakmethen;daarna namhijSimeonvanhenwegenbondhemvoorhunogen 25ToengafJozefbevelhunzakkenmetkorentevullenen iedersgeldweerinzijnzakteleggenenhunproviandvoor onderwegtegevenEnaldusdeedhijmethen

26Toenlaaddenzijhetkorenophunezelsenvertrokken vandaar

27Toeneenvanhenzijnzakopendeomindeherbergzijn ezelinvoertegeven,zaghijzijngeld,wantzie,hetzat boveninzijnzak

28Enhijzeidetotzijnbroeders:Mijngeldisteruggegeven, enzie,hetisinmijnzak!Enhunmoedbezweekenzij werdenbevreesd,enzijzeidendeeentotdeander:Watis dit,datGodonsgedaanheeft?

29ToenkwamenzijbijhunvaderJakobinhetland Kanaänenverteldenhemalleswathunwasoverkomen Zijzeiden:

30Deman,diedeheervanhetlandis,sprakgroftegen onsenhieldonsvoorverspiedersvanhetland

31Enwijzeidentothem:Wijzijnbetrouwbaremannen, wijzijngeenverspieders.

32Wijzijntwaalfbroers,zonenvanonzevaderEéniser nietmeer,endejongsteisvandaagbijonzevaderinhet landKanaän

33Endeman,deheervanhetland,zeitotons:Hieraanzal ikweten,datgijoprechtemannenzijt;laateenvanuw broedershierbijmijachter,enneemvoedselvoorde hongersnoodvanuwhuisgezinnen,envertrek

34Enbrenguwjongstebroerbijmij.Danzalikwetendat ugeenverspiedersbent,maardatubetrouwbaremannen

bentDanzalikuuwbroeruitleveren,enuzulthandel drijveninhetland.

35Enhetgebeurde,toenzijhunzakkenleegden,datzie, iederzijnzakmetgeldinzijnzakhad.Entoenzijenhun vaderdezakkenmetgeldzagen,werdenzijbevreesd.

36ToenzeihunvaderJakobtegenhen:Julliehebbenmij vankinderenberoofdJozefisernietmeerenSimeoniser nietmeer.JulliewillenBenjamintochmeenemen?Aldeze dingenzijntegenmij

37ToenzeiRubentegenzijnvader:‘Doodmijntwee zonen,alsikhemnietbijuterugbrengGeefheminmijn hand,danzalikhembijuterugbrengen’

38Enhijzeide:Mijnzoonzalnietmetumeegaan,want zijnbroerisdoodenhijisalleenachtergelatenIndienhem onheiloverkomtopdeweg,waarlangsgijgaat,danzultgij mijngrijzeharenmetdroefheidinhetgrafdoennederdalen.

HOOFDSTUK43

1Endehongersnoodwaszwaarinhetland

2ToenzijhetkorendatzijuitEgyptehaddenmeegebracht, opgegetenhadden,zeihunvadertegenhen:Ganogeens terugenkoopwatvoedselvoorons

3ToenzeiJudategenhem:Diemanheeftonsernstig verzekerd:Julliezullenmijngezichtnietzien,tenzijje broerbijjeis

4Alsuonzebroedermetonsmeewiltsturen,zullenwij naarbenedengaanenvoedselvoorukopen.

5Maaralsuhemnietstuurt,gaanwijnietWantdieman heefttegenonsgezegd:Uzultmijngezichtnietzien,tenzij uwbroerbijuis.

6ToenzeiIsraël:Waaromhebtumijzoslechtbehandeld, datudiemanhebtverteld,ofunogeenbroerhad?

7Enzijzeiden:Demanheeftonsdringendgevraagdnaar onzetoestandennaaronzeverwanten,zeggende:Leeftuw vadernog?Hebtgijnogeenanderebroeder?Enwij antwoorddenhemovereenkomstigdezestrekking:konden wijmetzekerheidweten,dathijzouzeggen:Brenguw broederhierheen?

8ToenzeiJudategenzijnvaderIsraël:Laatdejongenmet mijmeegaan,danzullenwijopstaanengaanDanzullen wijlevenennietsterven,wij,jijenonzekinderen 9Ikzalborgvoorhemzijn;vanmijnhandzultuhem opeisenAlsikhemniettotubrengenhemvooruneerleg, laatmijdanvooreeuwigdeschulddragen 10Wantalswijnietwarenblijvenstaan,warenwijnu zekervoordetweedekeerteruggekeerd 11EnhunvaderIsraëlzeidetothen:Indienhetnuzomoet zijn,doedandit:neemvandebestevruchtenvanhetland inuwkruiken,enbrengvoordemaneengeschenkmee naarbeneden,eenweinigbalsemeneenweinighonig, specerijenenmirre,notenenamandelen. 12Enneemdubbelgeldinuwhand;enhetgelddatinde openingvanuwzakkenwerdgebracht,draagtuweerinuw hand;misschienwasditeenvergissing 13Neemookuwbroer,enstaop,gaweernaardemantoe 14EnmogeGod,deAlmachtige,ubarmhartigheid schenkenvoorhetaangezichtvandieman,dathijuw anderebroederenBenjaminwegzendtAlsikvanmijn kinderenberoofdword,wordikberoofd.

15Toennamendemannendatgeschenkaan,ennamen dubbelgeldinhunhand,enBenjamin,enzijstondenop, enreisdenafnaarEgypte,enstondenvoorJozef

16ToenJozefBenjaminbijhenzag,zeihijtegendeleider vanzijnfamilie:Brengdezemannennaarhuis,doodzeen maakallesgereed,wantdezemannenzullenvanmiddagbij mijaantafelkomen

17EndemandeedzoalsJozefbevolenhad,endeman brachtdemannennaarJozefshuis

18Demannenwerdenbang,omdatzeinhethuisvanJozef warengebrachtZezeiden:Omdatwehetgelddatde eerstekeerinonzezakkenwasteruggebracht,hierhebben gebracht.Hijzoueenaanklachttegenonskunnenindienen enonskunnenovervallenenonsenonzeezelstotslaven kunnennemen

19EnzijkwamenbijdehofmeestervanJozefshuisen sprakenmethemaandedeurvanhethuis,

20Enhijzeide:Oheer,wijzijninderdaaddeeerstekeer naarbenedengekomenomvoedseltekopen.

21Enhetgebeurde,toenwijbijdeherbergkwamen,dat wijonzezakkenopenden,enzie,iedersgeldlagbovenin zijnzak,onsgeldinzijnvollegewicht;enwijbrachtenhet weerinonzehand

22Ookhebbenwijnogmeergeldmeegenomenom voedseltekopen.Wijwetennietmeerwieonsgeldinonze zakkenheeftgestopt

23Enhijzeide:Vredeziju,vreesniet;uwGodendeGod uwsvadersheeftueenschatinuwzakkengegeven;ikhad uwgeldEnhijbrachtSimeontothenuit

24ToenbrachtdemandemannennaarhethuisvanJozef, gafhunwaterenwastehunvoeten.Ookgafhijhunezels voer

25EnzijmaaktenhetgeschenkgereedtegenJozef,die tegendemiddagkwam,omdatzijgehoordhaddendatzij daarbroodzoudeneten

26ToenJozefthuiskwam,brachtenzehemhetgeschenk datzeinhunhandhaddennaarbinnenenbogenzichvoor hemteraarde

27Enhijvroeghunnaarhunwelzijn,enzeide:Isuwvader gezond,deoudeman,vanwiegijgesprokenhebt?Leefthij nog?

28Enzijantwoordden:Uwknecht,onzevader,isingoede gezondheid;hijleeftnog.Enzijbogenhunhoofdenen bogenzichneer

29Enhijhiefzijnogenop,enzagzijnbroederBenjamin, dezoonzijnermoeder,enzeide:Isdituwjongstebroeder, vanwiegijtotmijgesprokenhebt?Enhijzeide:Godziju genadig,mijnzoon.

30EnJozefhaasttezich,wantzijnbinnensteverlangde naarzijnbroer;enhijzochteenplaatsomtewenen;enhij gingzijnkamerbinnenenweendedaar

31Toenwastehijzijngezicht,gingnaarbuiten,beheerste zichenzei:Zetbroodop

32Enzijserveerdenvoorhemafzonderlijk,envoorhen afzonderlijk,envoordeEgyptenaren,diemethematen, afzonderlijkWantdeEgyptenarenmochtengeenbrood etenmetdeHebreeën;wantdatiseengruwelvoorde Egyptenaren

33EnzijzatenvóórHem,deeerstgeborenenaarzijn geboorterecht,endejongstenaarzijnjeugd;endemannen verwonderdenzichoverelkaar

34Enhijnamenzondhungerechtenvanvoorzijn aangezicht;maardemaaltijdvanBenjaminwasvijfmaal zogrootalsdievanhenEnzijdronkenenwarenvrolijk methem.

HOOFDSTUK44

1Enhijgafdenhofmeesterzijnerhofbevel,zeggende:Vul dezakkendermannenmetspijzen,zoveelalszijdragen kunnen,endoehetgeldvaniederindenopeningder zakken

2Eniklegdemijnbeker,dezilverenbeker,indeopening vandezakvandejongste,enzijnkorengeld.Enhijdeed overeenkomstighetwoorddatJozefgesprokenhad 3Zodrahetlichtwerd,werdendemannenweggestuurd,zij enhunezels.

4Toenzijdestaduitwarenennognietverwegwaren,zei Jozeftegenzijnhofmeester:Staop,volgdemannenEn wanneeruheninhaalt,moetutegenhenzeggen:Waarom hebtukwaadmetgoedvergolden?

5Isditniethetgeenwaaruitmijnheerdrinkt,enwaardoor hijwaarzegt?Gijhebtkwaadgedaandoordittedoen.

6EnHijhaaldehenin,enspraktothendezewoorden

7Enzijzeidentothem:Waaromzegtmijnheerdeze woorden?Datuwknechtennaardezezaakzouden handelen

8Zie,hetgelddatwijboveninonzezakkenvonden, hebbenwijuithetlandKanaänweervoorumeegebracht. Hoezoudenwijdanuithethuisvanuwheerzilverofgoud stelen?

9Iedereenbijwiehetgevondenwordt,moetsterven.Dan zullenwijookslavenzijnvanmijnheer

10EnHijzeide:Hetgeschiedenuooknaaruwwoorden; hij,bijwiehetgevondenwordt,zalMijndienaarzijn,en gijzultonberispelijkzijn

11Toenhaaldenzesneliederzijnzakvandegronden maakteniederzijnzakopen.

12Enhijzocht,enbegonbijdeoudste,enlietbijde jongsteliggenEndebekerwerdindezakvanBenjamin gevonden.

13Toenscheurdenzijhunkleren,laaddeniederzijnezel enkeerdenterugnaardestad

14ToenJudaenzijnbroersbijhethuisvanJozefkwamen, enhijdaarnogwas,vielenzijvoorhemopdegrond

15EnJozefzeidetothen:Watisditvoordaad,diegij gedaanhebt?Wistgijniet,dateenmanalsikditzogoed kanraden?

16EnJudazeide:Watzullenwijtotmijnheerzeggen,wat zullenwijspreken,ofhoezullenwijonsrechtvaardigen?

Godheeftdeongerechtigheiduwerknechtenontdekt;ziet, wijzijnknechtenmijnsheren,zowelwijalshij,bijwiede bekergevondenis.

17Enhijzeide:Datverhoedeik,datikdatzoudoen;maar demaninwienshanddebekergevondenwordt,diezalmij totslaafzijn;engij,gainvredenaaruwvader

18ToenkwamJudanaarhemtoeenzei:Och,mijnheer, laattochuwdienaareenwoordindeorenvanmijnheer spreken,enlaatuwtoornnietontbrandentegenuwdienaar, wantubentnetalsdefarao

19Mijnheervroegaanzijndienaren:Hebtueenvaderof eenbroer?

20Enwijzeidentotmijnheer:Wijhebbeneenvader,een oudeman,eneenkindvanzijnouderdom,eenkleintje;en zijnbroerisgestorven,enhijisalleenovergeblevenvan zijnmoeder,enzijnvaderheefthemlief.

21Engijhebttotuwdienarengezegd:Brenghemtotmij, zodatikmijnogenophemkanrichten

22Enwijzeidentotmijnheer:Dejongenkanzijnvader nietverlaten,wantindienhijzijnvaderzouverlaten,zou zijnvadersterven

23Engijhebttotuwdienarengezegd:Tenzijuwjongste broermetumeegaat,zultgijmijnaangezichtnietmeer zien

24Toenwijbijuwdienaar,mijnvader,kwamen,deelden wijhemdewoordenvanmijnheermee

25Enonzevaderzei:Ganogeensheenenkoopwat voedselvoorons.

26Enwijzeiden:Wijkunnennietafdalen;indienonze jongstebroerbijonsis,danzullenwijwelafdalen;want wijzullenhetgezichtvandiemannietkunnenzien,indien onzejongstebroerbijonsis

27Enuwdienaar,mijnvader,heefttotonsgezegd:Gij weet,datmijnvrouwmijtweezonengebaardheeft.

28Endeenegingvanmijweg,enikzeide:Zie,hijis verscheurd!Enikhebhemsindsdiennietmeergezien

29Enalsumijookditontneemtenhemonheiloverkomt, zultumijngrijzeharenmetverdrietinhetgrafdoen nederdalen

30Wanneeriknubijuwdienaar,mijnvader,komende jongenisnietbijons,omdatzijnlevennauwverbondenis methetlevenvandejongen,

31Enhetzalgebeuren,wanneerhijziet,datdejongener nietis,dathijstervenzal;enuwdienarenzullendegrijze harenvanuwdienaar,onzevader,metdroefheidinhetgraf doennederdalen.

32Wantuwdienaarheeftzichbijmijnvaderborggesteld voordejongen,engezegd:Alsikhemnietbijuterugbreng, zalikvooreeuwigdeschulddragentegenovermijnvader.

33Laatdaaromnutochuwdienaarindeplaatsvande jongenalsslaafbijmijnheerblijven,enlaatdejongenmet zijnbroersmeegaan.

34Wanthoezouiknaarmijnvaderkunnengaan,alsde jongennietbijmijis?Anderszouikmisschienhetkwaad ziendatmijnvaderzaloverkomen.

HOOFDSTUK45

1ToenkonJozefzichnietbedwingenvoorallendiebij hemstonden,enhijriep:Laatiedereenvanmijweggaan! Enerstondniemandbijhem,terwijlJozefzichaanzijn broedersbekendmaakte

2Enhijweendeluid,endeEgyptenarenenhethuisvan Faraohoordenhet.

3EnJozefzeidetotzijnbroeders:IkbenJozef;leeftmijn vadernog?Enzijnbroederskondenhemnietantwoorden, wantzijwerdenontroerdvoorzijnaangezicht

4EnJozefzeidetotzijnbroeders:KomttochtotmijEnzij kwamentotmij.Enhijzeide:IkbenJozef,uwbroeder,die gijnaarEgypteverkochthebt

5Weesdusnietverdrietigenwordnietboosopuzelf, omdatumijhierheenverkochthebt.WantGodheeftmij vooruuitgezondenomleventebehouden

6Wanterisnualtweejaarhongersnoodinhetland,ener komennogvijfjaren,waarinernietgeploegdofgeoogst zalworden

7EnGodheeftmijvoorjullieuitgezondenomvoorjullie eennageslachtopaardeveiligtestellenenomjullieinhet leventebehoudendooreengroteuitredding

8Daaromhebtumijniethierheengestuurd,maarGodHij heeftmijaangesteldtoteenvadervoordefarao,totheer overheelzijnhuisentotheerseroverheelhetlandEgypte

9Gasnelnaarmijnvaderenzegtegenhem:Zozegtuw zoonJozef:GodheeftmijtotheeroverheelEgypte aangesteldKombijmijterugenblijfnietlangerweg

10EngijzultinhetlandGosenwonen,engijzultdichtbij mijzijn,gij,uwkinderenenuwkindskinderen,uw kleinveeenuwrunderen,enalwatgijbezit

11EndaarzalIkuonderhouden,wanterzullennogvijf jarenhongersnoodkomenAnderszultu,uwhuisgenoten enalwatubezit,verarmen

12Enzie,uwogenendeogenvanmijnbroederBenjamin ziendathetmijnmondisdietotuspreekt

13Engijzultmijnvadervertellenvanalmijnheerlijkheid inEgypte,envanalleswatgijgezienhebt;engijzultmijn vaderzospoedigmogelijkhierheenbrengen

14ToenvielhijzijnbroerBenjaminomdehalsenweende; enBenjaminweendeaanzijnhals.

15OokkustehijalzijnbroersenweendeoverhenDaarna sprakenzijnbroersmethem

16Enhetgeruchtdaarvanwerdgehoordinhethuisvan Farao,enmenzeide:DebroedersvanJozefzijngekomen! EnhetbevielFaraoenzijndienarenwel

17ToenzeiFaraotegenJozef:Zegtegenjebroers:Doedit: laadjeveeengaopwegnaarhetlandKanaän

18NeemuwvaderenuwgezinnenmeeenkombijmijIk zaluhetbestevanhetlandEgyptegevenenuzulthetvette vanhetlandeten

19Nuwordtugebodendittedoen:neemwagensmeeuit hetlandEgyptevooruwkinderenenvooruwvrouwen,en haaluwvadererbijenkom

20Letooknietopuwbezittingen,wanthetbestevanheel hetlandEgypteisvooru.

21DeIsraëlietendedenditookJozefgafhunwagens, overeenkomstighetbevelvandefarao,enookproviand vooronderweg.

22Aaniedergafhijeenstelnieuwekleren,maaraan Benjamingafhijdriehonderdzilverstukkenenvijfnieuwe kleren.

23Enhijzondnaarzijnvaderopdezewijze:tienezels beladenmetdegoederenvanEgypte,entienezelinnen beladenmetkoren,broodenvleesvoorzijnvader onderweg

24Toenstuurdehijzijnbroersweg,enzijvertrokkenHij zeitegenhen:Pasopdatjullieonderwegnietuitelkaar vallen

25ToentrokkenzijuitEgypteenkwameninhetland KanaänbijJakob,hunvader, 26Enhijzeidetothem,zeggende:Jozefleeftnog,enhijis landvoogdoverhetganselandEgypte.Enhethartvan Jakobbezweek,wanthijgeloofdehenniet

27EnzijberichttenhemaldewoordendieJozeftothen gesprokenhad.EntoenhijdewagenszagdieJozef gezondenhadomhemtevervoeren,werddegeestvanhun vaderJakobweerlevend

28ToenzeiIsraël:HetisgenoegMijnzoonJozefleeft nog.Ikwilhemnogzien,voordatiksterf.

HOOFDSTUK46

1ToentrokIsraëlmetalleswathijbezatopenkwamin BersebaDaarofferdehijoffersaandeGodvanzijnvader Isaak.

2EnGodspraktotIsraelindegezichtendesnachts,en zeide:Jakob,Jakob!Enhijzeide:HierbenIk

3Enhijzeide:IkbenGod,deGoduwsvaders;weesniet bevreesdomnaarEgyptetetrekken,wantIkzaludaartot eengrootvolkmaken.

4IkzalmetunaarEgypteafdalen,enIkzaluookzeker weerterugbrengenEnJozefzalzijnhandopuwogen leggen.

5ToenvertrokJakobuitBersebaDeIsraëlieten vervoerdenhunvaderJakob,hunkinderenenhunvrouwen opdewagensdieFaraohadgestuurdomhemtevervoeren.

6Zijnamenhunveeenhunbezittingen,diezijinhetland Kanaänverkregenhadden,enkwamennaarEgypte,Jakob enalzijnnakomelingenmethem.

7Hijbrachtzijnzonen,endezonenvanzijnkleinzonen methem,zijndochters,endedochtersvanzijnkleinzonen, enalzijnnakomelingenmetzichmeenaarEgypte.

8DitzijndenamenvandeIsraëlietendienaarEgypte kwamen:JakobenzijnzonenRubenwasdeeerstgeborene vanJakob.

9DezonenvanRubenwaren:Henoch,Fallu,Hezronen Karmi

10DezonenvanSimeonwaren:Jemuel,Jamin,Ohad, Jachin,ZoharenSaul,dezoonvaneenKanaänitische vrouw

11DezonenvanLeviwaren:Gerson,KehathenMerari. 12EndezonenvanJudawaren:Er,enOnan,enSela,en Perez,enZerah;maarErenOnanstierveninhetland Kanaän.EndezonenvanPerezwarenHezronenHamul. 13EndezonenvanIssascharwaren:Tola,enFuva,enJob, enSimron

14DezonenvanZebulonwaren:Sered,ElonenJahleël. 15DitzijndezonenvanLea,diezijJakobinPaddanArambaarde,samenmetzijndochterDinaHettotale aantalzielenvanzijnzonenendochterswasdrieëndertig.

16EndezonenvanGadwaren:ZifjonenHaggi,Sunien Ezbon,ErienArodienAreli

17EndezonenvanAserwaren:Jimna,enJisua,enJisui, enBeria,enSerah,hunzuster;endezonenvanBeria waren:HeberenMalchiël.

18DitzijndezonenvanZilpa,dieLabanaanzijndochter Leahadgegeven,endiezijaanJakobbaarde:zestien zielen

19DezonenvanRachel,devrouwvanJakob:Jozefen Benjamin

20EnaanJozefwerdeninhetlandEgypteManasseen Efraïmgeboren,dieAsnat,dedochtervanPotifera,de priestervanOn,hembaarde

21DezonenvanBenjaminwaren:Bela,Becher,Asbel, Gera,Naäman,Echi,Ros,Muppim,HuppimenArd 22DitzijndezonenvanRachel,dieaanJakobgeboren werden;hetwarenintotaalveertienzielen.

23EndezonenvanDan:Husim

24DezonenvanNaftaliwaren:Jahzeël,Guni,Jezeren Sillem.

25DitzijndezonenvanBilha,dieLabanaanzijndochter Rachelgegevenhad,endiezijaanJakobgebaardhad.Het warenintotaalzevenzielen.

26HettotaleaantalzielendatmetJakobnaarEgypte kwam,dieuitzijnlendenenvoortkwamen,afgezienvande vrouwenvanJakobszonen,bedroegzesenzestig.

27EndezonenvanJozef,dieheminEgyptegeboren werden,bedroegentweezielen;hettotaleaantalzielenvan hethuisvanJakob,datnaarEgyptekwam,bedroeg zeventig

28ToenzondhijJudavoorzichuitnaarJozef,omzijnblik opGosenterichtenEnzijkwameninhetlandGosen

29ToenspandeJozefzijnwageninentrokopomzijn vaderIsraëlteontmoeten,naarGosen.Enhijlietzichaan hemzienEnhijvielhemomdehalsenweendeeenhele tijdaanzijnhals

30ToenzeiIsraëltegenJozef:Laatmijnusterven,omdat ikuwgezichtgezienheb,wantuleeftnog

31ToenzeiJozeftegenzijnbroersentegenhethuisvan zijnvader:IkzalnaarFaraogaanenhethemvertellen.Ik zaltegenhemzeggen:Mijnbroersenhethuisvanmijn vader,dieinhetlandKanaänwoonden,zijnbijmij gekomen.

32Dezemannenzijnherders,wanthunberoepishet hoedenvanveeZehebbenhunschapenenrunderen meegebracht,enalleswatzehebben.

33Enhetzalgebeuren,alsFaraouroept,enzegt:Watis uwwerk?

34Datgijzultzeggen:Dehandelvanuwdienarenisvan onzejeugdaftotnutoemetveeteeltbeziggeweest,zowel wijalsonzevaderen;opdatgijinhetlandGosenmoogt wonen,wantelkeherderiseengruwelvoorde Egyptenaren

HOOFDSTUK47

1ToenkwamJozefenverteldehetaanFarao,enzei:Mijn vaderenmijnbroers,hunkleinveeenhunrunderenenalles watzijbezitten,zijnuithetlandKanaängekomen;enzie, zijzijninhetlandGosen

2Hijnameenaantalvanzijnbroeders,vijfmannen,en steldehenaandefaraovoor

3EnFaraozeidetotzijnbroeders:Watisuwberoep?En zijzeidentotFarao:Uwdienarenzijnherders,zowelwij alsonzevaderen

4EnzijzeidentotFarao:Wijzijngekomenominhetland tevertoeven,wantuwdienarenhebbengeenweidegrond voorhunkudden,wantdehongersnoodiszwaarinhetland Kanaän;laatuwdienarentochinhetlandGosenwonen

5ToensprakFaraototJozefenzeide:Uwvaderenuw broerszijntotugekomen

6HetlandEgypteligtvooruopenLaatuwvaderenuw broersinhetbestedeelvanhetlandwonenLaatheninde streekGosenwonenAlsuweetdateronderhenmannen zijndiezichsterkmaken,stelhendanaanalsleidersover mijnvee

7ToenbrachtJozefzijnvaderJakobbijFaraoenstelde hemvooraanFarao.EnJakobzegendeFarao.

8ToenzeiFaraotegenJakob:Hoeoudbenje?

9ToenzeiJakobtegendefarao:Dejarenvanmijn vreemdelingschapzijnhonderddertigjaar.Dejarenvan mijnlevenzijnkortenslechtgeweest,enzehebbenniet hetniveaubereiktvandelevensjarenvanmijnvoorouders indedagenvanhunvreemdelingschap.

10ToenzegendeJakobFaraoengingvanvoorFaraoweg 11Jozeflietzijnvaderenzijnbroerseengebiedbewonen inhetlandEgypte,inhetbestedeelvanhetland,inde streekvanRameses,zoalsdefaraohadgeboden

12EnJozefvoeddezijnvader,zijnbroersenhethelehuis vanzijnvadermetbrood,overeenkomstighungeslachten 13Enerwasgeenbroodmeerinhetheleland,wantde hongersnoodwaszeerzwaar,zodathetlandEgypteenheel hetlandKanaänvandehongerbezweek

14JozefverzameldealhetgelddatinhetlandEgypteenin hetlandKanaäntevindenwasvoorhetkorendatzij kochtenEnJozefbrachthetgeldnaarhethuisvandefarao

15ToenhetgeldinhetlandEgypteeninhetlandKanaän opraakte,kwamenalleEgyptenarennaarJozefenzeiden: Geefonsbrood,wantwaaromzoudenwijvooruwogen sterven?Wanthetgeldisop

16EnJozefzei:Geefuwvee,danzalikuervoorgeven, alshetgelduontvalt

17ZijbrachtenhunveenaarJozef,enJozefgafhunbrood inruilvoorpaarden,kleinvee,rundveeenezels.Ookgaf hijhundatjaarbroodvooralhunvee

18Toendatjaaromwas,kwamenzeinhettweedejaar naarhemtoeenzeidentegenhem:Wijzullenvoormijn heernietverborgenhoudenhoeonsgeldisuitgegeven Mijnheerheeftookonzekuddenvee;erisnietsmeerover indeogenvanmijnheer,danonzelichamenenonze landerijen

19Waaromzoudenwijvooruwogensterven,wijenons land?Kooponsenonslandvoorbrood,enwijenonsland zullenFaraototslavenzijn;engeefonszaad,opdatwij levenennietsterven,enhetlandnietverwoestworde

20JozefkochtvoordefaraohethelelandEgypte.De Egyptenarenverkochteniederzijnakkers,omdater hongersnoodheersteZowerdhetlandvandefarao

21Enwathetvolkbetreft,hijverplaatstehetnaarsteden, diezichuitstrektenvanheteneeindevandegrenzenvan Egyptetothetandereeindeervan

22Alleenhetlandvandepriesterskochthijniet.De priestershaddeneenstuklandvandefaraogekregenen atenhetlandopdatdefaraohunhadgegevenDaarom verkochtenzijhunlandniet.

23ToenzeiJozeftegenhetvolk:Zie,ikhebvandaaguen uwlandvoordefaraogekocht.Zie,hieriszaadvooru,en umaghetlandinzaaien

24Enhetzalgeschiedenbijdeopbrengst,datgijeenvijfde deelaanFaraozultgeven,envierdelenzullenvooruzijn, totzaaddesvelds,entotspijzevooru,envoorde huisgenoten,entotspijzevooruwkleinekinderen

25Enzijzeiden:Gijhebtonsinhetlevenbehouden;laten wijgenadevindenindeogenvanmijnheer,enwijzullen dienarenzijnvanFarao

26EnJozefsteldeinhetlandEgypteeenwetin,dietotop dedagvanvandaagvoortduurt,dathetvijfdedeelaande faraozoutoebehoren,metuitzonderingvanhetlandvande priesters,datnietaandefaraotoebehoorde.

27EnIsraëlwoondeinhetlandEgypte,inhetgebied Gosen,enzijhaddendaarbezittingen,enzijbreiddenzich uitenvermenigvuldigdenzichzeersterk

28JakobleefdezeventienjaarinhetlandEgypte.Dehele leeftijdvanJakobwasdushonderdzevenenveertigjaar.

29ToennaderdedetijddatIsraëlstervenmoestHijriep zijnzoonJozefenzeitegenhem:Alsiknugenadeinuw ogengevondenheb,legdantochuwhandondermijnheup enbehandelmijgoedertierenheidentrouwBegraafmij tochnietinEgypte

30Maarikzalbijmijnvaderenliggen,engijzultmijuit Egyptevoeren,enmijinhungrafbegravenEnhijzeide: Ikzaldoen,gelijkgijgesprokenhebt.

31Enhijzeide:ZweerhetmijEnhijzwoerhethemEn Israelboogzichneerophethoofdeindevanhetbed

HOOFDSTUK48

1Enhetgebeurdenadezedingen,datmenaanJozef berichtte:Zie,uwvaderisziekEnhijnamzijntweezonen, ManasseenEfraïm,metzichmee

2EnmenberichttehetaanJakobenzei:Zie,uwzoon JozefkomtbijuToensterkteIsraëlzichengingophet bedzitten

3EnJakobzeidetotJozef:God,deAlmachtige,isaanmij verschenenteLuzinhetlandKanaän,enheeftmij gezegend,

4Enhijzeidetotmij:Zie,Ikzaluvruchtbaarmakenenu talrijkmaken,enutoteenmenigtevanvolkenmaken;en aanuwnageslachtnauzalIkditlandgeventoteen eeuwigebezitting.

5Ennu,uwtweezonen,EfraïmenManasse,dieuinhet landEgyptegeborenzijnvoordatikbijuinEgyptekwam, zijnvanmij;netalsRubenenSimeonzullenzijvanmij zijn

6Enuwnakomelingen,dieunahenverwekt,zullende uwezijn,enzijzullengenoemdwordennaardenaamvan hunbroedersinhunerfenis

7Enwatmijbetreft,toenikuitPaddankwam,stierf Rachelondermijnhoede,inhetlandKanaän,aandeweg, toenhetnogmaareenkleinewegwasomnaarEfrathte komenDaaromhebikhaardaarbegraven,aandewegvan Efrath;datisBethlehem.

8ToenzagIsraëldezonenvanJozefenzei:Wiezijndat?

9EnJozefzeidetotzijnvader:Zijzijnmijnzonen,die Godmijindezeplaatsgegevenheeft.Enhijzeide:Breng zetochtotmij,enikzalzezegenen

10EndeogenvanIsraëlwarendofvanouderdom,zodat hijnietzienkonEnhijbrachtzetotzich,enhijkusteze enomhelsdeze

11ToenzeiIsraëltegenJozef:Ikhadnietverwachtuw aangezichttezien;enzie,Godheeftmijookuwnageslacht latenzien

12ToenhaaldeJozefhentussenzijnknieënvandaanen boogzichmetzijngezichtteraarde

13ToennamJozefhenbeiden,Efraïmmetzijn rechterhand(voorIsraëlslinkerhand)enManassemetzijn linkerhand(voorIsraëlsrechterhand),enhijbrachthen naarzichtoe

14ToenstrekteIsraëlzijnrechterhanduitenlegdedieop hethoofdvanEfraïm,diedejongstewas,enzijn

linkerhandophethoofdvanManasseHijrichttezijn handenopzettelijk,wantManassewasdeeerstgeborene. 15EnhijzegendeJozefenzei:DeGodvoorWiens aangezichtmijnvaderenAbrahamenIzakgewandeld hebben,deGodDiemijmijnhelelevenlangtotopdeze daggevoedheeft,

16DeEngeldiemijvanallekwaadverlostheeft,zegene dejongens;enlaatmijnnaamophengenoemdworden,en denaamvanmijnvaderenAbrahamenIzak;enlatenzijin hetmiddenvandeaardetalrijkworden

17ToenJozefzagdatzijnvaderzijnrechterhandophet hoofdvanEfraïmhadgelegd,wasdatinzijnogen misnoegd.Daaromgreephijdehandvanzijnvadervast omdievanhethoofdvanEfraïmnaarhethoofdvan Manasseteverplaatsen

18ToenzeiJozeftegenzijnvader:Nee,mijnvader,want ditisdeeerstgeboreneLeguwrechterhandopzijnhoofd 19Maarzijnvaderweigerdeenzei:Ikweethet,mijnzoon, ikweethet.Ookhijzaltoteenvolkwordenenookhijzal grootwordenMaarzijnjongstebroerzalgroterworden danhij,enzijnnageslachtzaltoteenmenigtevolken worden.

20Enhijzegendehenopdiedagenzei:DooruzalIsraël zegenen,doortezeggen:GodmakeualsEfraïmenals Manasse!EnhijplaatsteEfraïmvóórManasse.

21ToenzeiIsraëltegenJozef:Zie,ikgasterven,maar Godzalmetuzijnenuterugbrengennaarhetlandvanuw vaderen.

22Ikhebubovendieneenstuklandbovenuwbroeders gegeven,datIkmetmijnzwaardenmetmijnbooguitde handvandeAmoriethebgenomen.

HOOFDSTUK49

1ToenriepJakobzijnzonenbijzichenzei:Kombijeen, danzalikjullievertellenwatjullieindelaatstedagenzal overkomen.

2Verzameluenluister,zonenvanJakob,enluisternaar Israël,uwvader

3Ruben,jijbentmijneerstgeborene,mijnkrachtenhet beginvanmijnsterkte,deuitnemendheidvanwaardigheid endeuitnemendheidvankracht

4Onstabielalswater,zultunietdevoornaamstezijn; omdatuhetbedvanuwvaderbentbinnengedrongen;toen hebtuhetverontreinigd;hijisopmijnrustbedgeklommen

5SimeonenLevizijnbroers;inhunwoningenzijn werktuigenvanwreedheid

6Omijnziel,komnietinhungeheim;wordnietverenigd methunvergadering,omijneer,wantinhuntoornhebben zijeenmangedood,eninhuneigenzinnigheidhebbenzij eenmuuromvergehouwen

7Vervloektzijhuntoorn,wantdiewashevig,enhun grimmigheid,wantdiewaswreedIkzalhenverdelen onderJakobenverstrooienonderIsraël

8Juda,ubentdegenedieuwbroederszullenprijzen;uw handzalzijnopdenekvanuwvijanden;vooruzullende kinderenvanuwvaderzichbuigen.

9Judaiseenleeuwenwelp;vanderoofbenje opgeklommen,mijnzoonHijboogzichneer,hijlagneer alseenleeuw,alseenoudeleeuw.Wiezalhemwakker maken?

10DescepterzalvanJudanietwijken,nochde heersersstaftussenzijnvoeten,totdatSilokomt;enbijhem zullendevolkenverzameldworden

11Hijbondzijnveulenaandewijnstok,enhetveulenvan zijnezelinaandeedelewijnstok;hijwastezijnklerenin wijnenzijnklederenindruivenbloed

12Zijnogenzullenroodzijnvandewijnenzijntanden witvandemelk.

13Zebulonzalwonenaandehavenvandezee,enhetzal eenhavenvoorschepenzijn,enzijngrenszalzijntotaan Sidon

14Issaschariseensterkeezel,dietussentweelastenligt:

15Enhijzagdatderustgoedwasenhetlandaangenaam; enhijboogzijnschouderomtedragenenwerdeenslaaf diebelastingmoestbetalen

16Danzalzijnvolkrichten,zoalséénvandestammenvan Israël

17Danzalzijnalseenslangopdeweg,eenadderophet pad,diedehielenvanhetpaardbijt,zodatzijnberijder achterovervalt

18Opuwverlossinghebikgewacht,HEERE

19Gad,eenlegerzalhemoverwinnen,maarhijzalten slotteoverwinnen

20Aserzalzijnbroodvetmaken,enhijzalkoninklijke lekkernijenopleveren.

21Naftaliiseenlosgelatenhinde;hijspreektschone woorden

22Jozefiseenvruchtbaretak,eenvruchtbaretakbijeen waterput,waarvandetakkenoverdemuurreiken

23Deboogschuttershebbenhembitterbedroefd,enzij hebbenophemgeschoten,enzijhebbenhemgehaat.

24Maarzijnboogbleefinstevigheid,endearmenvanzijn handenwerdensterkgemaaktdoordehandenvande MachtigeGodvanJakob.(DaarkomtdeHerdervandaan, deSteenvanIsraël)

25Ja,doordeGodvanuwvader,dieuzalhelpen,endoor deAlmachtige,dieuzalzegenenmetzegeningenvande hemelhierboven,zegeningenvandewaterendiebeneden liggen,zegeningenvandeborstenenvandebaarmoeder

26Dezegeningenvanuwvaderzijnsterkergeweestdan dezegeningenvanmijnvoorouders,totaandeuiterste grensvandeeeuwigebergenZijzullenrustenophet hoofdvanJozefenopdekruinvanhemdieafgescheiden wasvanzijnbroers

27Benjaminzalverscheurenalseenwolf;indemorgen zalhijdeprooiverslinden,enindenachtzalhijdebuit verdelen

28DitzijndetwaalfstammenvanIsraël.Enditishet,wat hunvadertothengesprokenheeft,enhijzegendehen; iedernaarzijnzegenzegendehijhen

29Enhijgeboodhunenzeidetothen:Ikwordtotmijn voorgeslachtvergaderd;begraafmijbijmijnvadereninde grot,dieinhetveldvanEfron,deHethiet,is

30IndegrotinhetveldvanMachpela,dattegenover MamreligtinhetlandKanaän,dieAbrahamsamenmet hetveldvanEfron,deHethiet,gekochthadals begraafplaats.

31DaarbegroevenzeAbrahamenzijnvrouwSara,daar begroevenzeIsaakenzijnvrouwRebekka,endaarbegroef ikLea.

32Hetlandendegrotdiedaarinligt,werdengekochtdoor dezonenvanHeth

33ToenJakobzijnbevelenaanzijnzonenhadgegeven, legdehijzijnvoetenophetbed,gafdegeestenwerdtot zijnvooroudersverzameld

HOOFDSTUK50

1ToenvielJozefophetgezichtvanzijnvader,weende naarhemtoeenkustehem.

2EnJozefgafzijndienaren,degeneesheren,bevelzijn vadertebalsemen;endegeneesherenbalsemdenIsraël 3EnveertigdagenwerdenvoorHemvervuld;wantzo wordendedagenvanhendiegebalsemdworden,vervuld EndeEgyptenarenbedrevenrouwoverHem,zeventig dagen

4Toendedagenvanzijnrouwvoorbijwaren,sprakJozef tothethuisvanFaraoenzei:Alsiknugenadeinuwogen hebgevonden,spreekdantochindeorenvanFaraoenzeg: 5Mijnvaderheeftmijdoenzweren,zeggende:Zie,iksterf; inmijngraf,datikvoormijgegravenhebinhetland Kanaän,daarzultgijmijbegravenNudan,laatmijtoch opgaan,enbegraafmijnvader,enikzalwederkomen 6Toenzeidefarao:Gaopenbegraafuwvader,zoalshiju heeftlatenzweren

7ToengingJozefopwegomzijnvadertebegravenAlle dienarenvandefarao,deoudstenvanzijnhuisenalle oudstenvanhetlandEgyptegingenmethemmee

8OokhethelehuisvanJozef,zijnbroersenhethuisvan zijnvaderlietenzijinhetlandGosenachter,behalvehun kleinekinderen,hunkleinveeenhunrunderen

9Enertrokkenmethemmee,zowelwagensalsruiters;en hetwaseenzeergrotemenigte.

10ToenzijbijdedorsvloervanAtadkwamen,dieaande overzijdevandeJordaanligt,hieldenzijdaareengrooten zeerhardweeklacht.Hijrouwdezevendagenoverzijn vader

11ToendeKanaänieten,debewonersvanhetland,de rouwopdedorsvloervanAtadzagen,zeidenzij:Ditiseen zwarerouwvoordeEgyptenarenDaaromnoemdenzijhet Abelmizraïm,dataandeoverzijdevandeJordaanligt 12Enzijnzonendedenmethem,zoalshijhungeboden had

13WantzijnzonenbrachtenhemnaarhetlandKanaänen begroevenhemindegrotinhetveldvanMachpela,dat Abrahamsamenmethetveldgekochthadalsbegraafplaats voorEfron,deHethiet,vóórMamre

14ToenJozefterugnaarEgypteging,ginghijmetzijn broersenallendiemethemmeegegaanwarenomzijn vadertebegraven,nadathijzijnvaderbegravenhad.

15ToendebroersvanJozefzagendathunvaderdoodwas, zeidenze:MisschienzalJozefonswelhatenenonsalhet kwaadvergeldendatwehemhebbenaangedaan

16EnzijzondeneenbodetotJozef,zeggende:Uwvader heeftvóórzijndoodgeboden,zeggende:

17AlduszultgijliedentotJozefzeggen:Vergeeftochde overtredinguwerbroeders,enhunzonde;wantzijhebben ukwaadgedaan;envergeeftochnudeovertredingder dienstknechtenvandenGoduwsvaders.EnJozefweende, alszijtothemspraken

18Ookzijnbroersgingennaarhemtoe,vielenvoorhem neerenzeiden:Zie,wijzijnuwslaven.

19EnJozefzeidetothen:Weestnietbevreesd,wantbenik indeplaatsvanGod?

20Maaruhebtwelkwaadtegenmijgedacht,maarGod heeftdattengoedegedacht,omtedoenwatopdezedag ookgebeurt:eengrootvolkinleventehouden

21Daarom,vreestnuniet;Ikzaluonderhouden,enuw kinderkens.EnHijtroosttehen,ensprakvriendelijktot hen

22JozefwoondeinEgypte,hijenhethuisvanzijnvader Hijleefdehonderdtienjaar.

23JozefzagdekinderenvanEfraïm,vanhetderde geslachtOokdekinderenvanMachir,dezoonvan Manasse,werdenopJozefsknieënopgevoed

24ToenzeiJozeftegenzijnbroers:Ikgasterven,maar Godzalzekernaarjullieomzienenjullieuitditlandleiden, naarhetlanddatHijaanAbraham,IzakenJakobonder edebeloofdheeft

25EnJozeflietdeIsraëlietenzweren:Godzalzekernaar jullieomzien,enjulliemoetenmijnbeenderenvanhier meenemen

26Jozefstierf,honderdtienjaaroud.Hijwerdgebalsemd enineenkistgelegdinEgypte

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.