Dutch - The Book of 2nd Samuel the Prophet

Page 1


2Samuël

HOOFDSTUK1

1HetgebeurdenadedoodvanSaul,toenDavid terugkwamvanhetverslaanvandeAmalekieten,enDavid tweedageninZiklagbleef,

2Hetgebeurdeopdederdedag,zie,eenmankwamuithet legervanSaul,metgescheurdeklerenenaardeopzijn hoofdToenhijbijDavidkwam,vielhijteraardeenboog zichvoorhemneer.

3ToenzeiDavidtegenhem:Waarkomjevandaan?En Davidantwoorddehem:IkbenuithetlegervanIsraël ontkomen.

4Davidvroeghem:Hoeishetgegaan?Vertelhetmetoch Hijantwoordde:Hetvolkisgevluchtuitdestrijdenerzijn ookveelgesneuveldenendoden,enookSaulenzijnzoon Jonathanzijndood

5ToenzeiDavidtegendejongemandiehethemverteld had:HoeweetjedatSaulenzijnzoonJonathandoodzijn?

6Endejongemandiehethemverteldhad,zei:Ikwas toevalligophetgebergteGilboa,enzie,Saulleundeop zijnspeer,enzie,destrijdwagensenruitersvolgdenhem opdehielen

7Entoenhijachteromkeek,zaghijmijenriepmijEnik antwoordde:Hierbenik.

8Enhijzeitotmij:Wiebentu?Enikantwoorddehem:Ik beneenAmalekiet

9Hijzeideopnieuwtotmij:Statochopmijendoodmij, wanterisangstovermijgekomen,omdatmijnlevennog volkomeninmijis

10Daaromsprongikophemafendooddehem,wantik waservanovertuigddathijnietzoublijvenlevennazijn val.Ooknamikdekroondieopzijnhoofdzatende armbanddieomzijnarmzat,enbrachtdiehiernaarmijn heer

11ToengreepDavidzijnklerenenscheurdeze,enalle mannendiebijhemwaren,scheurdenzeeveneens.

12Enzijrouwdenenweendenenvasttentotdeavond,om SaulenomzijnzoonJonathan,omhetvolkvandeHEERE enomhethuisvanIsraël,omdatzijdoorhetzwaard gevallenwaren

13ToenzeiDavidtegendejongemandiehemdatvertelde: Waarkomjevandaan?Enhijantwoordde:Ikbendezoon vaneenvreemdeling,eenAmalekiet

14ToenzeiDavidtegenhem:Waarombenjenietbang geweestjehanduittestrekkenomdegezalfdevande HEEREtedoden?

15ToenriepDavideenvandejongemannenenzei:Kom dichterbijenvalhemaanEnhijsloeghemzodathijstierf

16ToenzeiDavidtegenhem:Uwbloedkomeopuw hoofd,omdatuwmondtegenugetuigdheeft:Ikhebde gezalfdevandeHEEREgedood

17EnDavidklaagdemetdezeklaagzangoverSaulenover zijnzoonJonathan:

18(OokgafHijhunopdrachtdekinderenvanJudateleren deboogtegebruiken;zie,hetstaatgeschreveninhetboek vandeOppermachtige.)

19DeschoonheidvanIsraëlisverslagenopuwhoogten; hoezijndeheldengevallen!

20VerkondighetnietinGat,verkondighetnietinde stratenvanAskelon,opdatdedochtersderFilistijnenzich nietverheugen,opdatdedochtersderonbesnedenenzich nietverheugen

21BergenvanGilboa,laatergeendauwofregenopu komen,nochopdeakkerswaaropofferswordengebracht.

Wantdaarishetschildvandeheldsmadelijk weggeworpen,hetschildvanSaul,alsofhijnietmetolie wasgezalfd.

22Voorhetbloedvandegesneuveldenenhetvetvande heldenkeerdedeboogvanJonathannietterug,enhet zwaardvanSaulkeerdenietleegterug.

23SaulenJonathanwarenmooienaangenaamtijdenshun leven,eninhundoodwarenzeonverdeeldZewaren snellerdanarenden,sterkerdanleeuwen.

24DochtersvanIsraël,weenoverSaul,dieukleeddein scharlakenroodenmetandereprachtenpraal,diegouden sieradenaanuwkledingbevestigde.

25Hoezijndeheldengevalleninhetheetstvandestrijd! OJonathan,jebentgesneuveldopjehoogten

26Ikbenbedroefdomjou,mijnbroederJonathan.Jebent mijzeergoedgezindgeweestJeliefdevoormijwas wonderbaarlijk,groterdandeliefdevoorvrouwen.

27Hoezijndemachtigengevallen,endewapensvande oorlogvergaan!

HOOFDSTUK2

1HiernaraadpleegdeDaviddeHEEREenvroeg:Zalik optrekkennaareenvandestedenvanJuda?DeHEEREzei tegenhem:TrekopDavidvroeg:Waarheenzalik optrekken?EnHijantwoordde:NaarHebron.

2Davidgingdaarheenmetzijntweevrouwen:Ahinoam uitJizreëlenAbigaïl,devrouwvanNabaluitKarmeliet 3EnDavidlietdemannendiebijhemwaren,iedermet zijngezin,optrekken;zijwoondenindestedenvanHebron. 4ToenkwamendemannenvanJudaenzalfdenDaviddaar totkoningoverhethuisvanJuda.ZeverteldenDaviddat hetdemannenvanJabesinGileadwarendieSaulhadden begraven

5ToenzondDavidbodennaardemannenvanJabesin Gileadenliethunweten:GezegendzijtgijdoordeHEERE, datgijdezegoedertierenheidaanuwheer,aanSaul,hebt bewezenenhemhebtbegraven.

6Ennu,deHEEREbeweesugoedertierenheiden waarheid;enookIkzaludezegoedertierenheidvergelden, omdatgijdezezaakgedaanhebt.

7Latenjulliedaaromnusterkzijnendapper,wantjullie heerSaulisgestorvenenookhethuisvanJudaheeftmij totkoningoverhengezalfd.

8MaarAbner,dezoonvanNer,debevelhebbervanSauls leger,namIsboseth,dezoonvanSaul,meeenbrachthem naarMachanaïm.

9EnhijmaaktehemkoningoverGilead,overde Ashurieten,overJizreël,overEfraïm,overBenjaminen overheelIsraël.

10Isboseth,dezoonvanSaul,wasveertigjaaroudtoenhij overIsraëlbegonteregeren,enregeerdetweejaarMaar hethuisvanJudavolgdeDavid.

11DetijddatDavidkoningwasoverhethuisvanJudain Hebron,waszevenjaarenzesmaanden 12Abner,dezoonvanNer,endedienarenvanIsboseth,de zoonvanSaul,trokkenvanMachanaïmnaarGibeon

13ToengingenJoab,dezoonvanZeruja,endedienaren vanDavidnaarbuitenenontmoettenelkaarbijdevijver vanGibeonZegingenzitten,deeenaandeenekantvan devijverendeanderaandeanderekantvandevijver.

14ToenzeiAbnertegenJoab:Laatdejongemannennu opstaanenvooronsspelenEnJoabzei:Laatzeopstaan 15ToenmaaktenzichtwaalfmannenvanBenjamin,die behoordentotIsboseth,dezoonvanSaul,entwaalfvande dienarenvanDavid,opentrokkennaardeoverkant 16Toengrepenzijelkaarbijdekopenstakenhunzwaard indezijdevanelkaar,zodatzijallentezamenvielen DaaromnoemdenzijdieplaatsHelkath-Hazurim,diebij Gibeonligt.

17Erontstonddiedageenzeerzwarestrijd,enAbneren demannenvanIsraëlwerdenverslagendoordedienaren vanDavid.

18EnerwarendaardriezonenvanZeruja:Joab,Abisaien Asaël;Asaëlwaszolichtterbeenalseenwildehinde 19AsaëlachtervolgdeAbner,enhijweekdaarbijnoch naarrechtsnochnaarlinksafvanAbner

20ToenkeekAbnerachteromenvroeg:BentuAsaël?En hijantwoordde:Ikbenhet.

21ToenzeiAbnertegenhem:Ganaarrechtsofnaarlinks, grijpeenvandejongemannenenneemzijnwapenrusting MaarAsaëlweigerdevanhemaftewijken.

22ToenzeiAbnernogmaalstegenAsaël:Wijkvanmijaf! Waaromzouikutegendegrondslaan?Hoezouikdan mijngezichtopheffennaaruwbroerJoab?

23MaarhijweigerdeaftewijkenDaaromtrofAbnerhem methetachtersteuiteindevanzijnspeeronderdevijfderib, zodatdespeerachterhemuitkwam.Hijvieldaarneeren stierfopdezelfdeplaatsEnhetgebeurdedatallendiebij deplaatskwamenwaarAsaëlgevallenwasengestorven was,blevenstaan.

24OokJoabenAbisaiachtervolgdenAbnerDezonwas ondergegaan,toenzijbijdeheuvelAmmagekomenwaren, dietegenoverGiahligt,aandewegnaardewoestijnvan Gibeon

25ToenverzameldendeBenjaminietenzichachterAbner aanenvormdenééngroep.Zesteldenzichopopdetop vandeheuvel

26ToenriepAbnerJoabtoeenzei:Zouhetzwaardvoor eeuwigblijvenverslinden?Weetjedannietdatheteinde bitterzalzijn?Hoelangzalhetnogdurenvoordatjehet volkbeveeltomterugtekerenvandeachtervolgingvan hunbroeders?

27ToenzeiJoab:ZowaarGodleeft,alsunietgesproken had,zouhetvolkdevolgendeochtendtochopgetrokken zijn,iedervanhenachterzijnbroederaan

28ToenbliesJoabopdetrompet,enallemannenbleven stilstaanZijachtervolgdenIsraëlnietlangerenvoerden geenstrijdmeer.

29Abnerenzijnmannentrokkendiehelenachtdoorde Vlakte,stakendeJordaanoverentrokkendoorheel BithrontotzijinMahanaïmkwamen

30ToenJoabvanAbnerterugkwam,enhijalhet manschapverzameldhad,blevenervanDavidsdienaren negentienmanenAsaëlover

31DedienarenvanDavidhaddenechterdemannenvan BenjaminenvanAbnerverslagen,zodater driehonderdzestigmanwarengestorven

32ToennamenzeAsaëlmeeenbegroevenheminhetgraf vanzijnvader,datinBethlehemlag.Joabenzijnmannen trokkendehelenachtdoorenkwamenbijhetaanbreken vandedaginHebronaan.

HOOFDSTUK3

1ErontstondeenlangestrijdtussenhethuisvanSaulen hethuisvanDavidDavidwerdsteedssterker,maarhet huisvanSaulwerdsteedszwakker

2AanDavidwerdeninHebronnogtweezonengeboren ZijneerstgeborenewasAmnon,vanAhinoam,uitJizreël 3DetweedewasKileab,vanAbigaïl,devrouwvanNabal, deKarmeliet;endederdewasAbsalom,dezoonvan Maächa,dedochtervanTalmai,dekoningvanGesur; 4EndevierdewasAdonia,dezoonvanHaggith;ende vijfdewasSefatja,dezoonvanAbital;

5EndezesdewasJitream,bijEgla,devrouwvanDavid DezewerdenDavidinHebrongeboren.

6Enhetgebeurde,terwijleroorlogwastussenhethuisvan SaulenhethuisvanDavid,datAbnerzichsterkmaakte voorhethuisvanSaul.

7Saulhadeenbijvrouw,Rizpageheten,eendochtervan AjaIsbosethzeitegenAbner:Waarombenjemetde bijvrouwvanmijnvaderinzeegegaan?

8ToenontstakAbnerinwoedeoverdewoordenvan Isboseth,enhijzei:Beniksomseenhondenkop,die vandaaggoedertierenheidbewijstaanJuda,aanhethuis vanuwvaderSaul,aanzijnbroersenaanzijnvrienden,en unietindehandvanDavidhebovergeleverd,endatumij vandaagvaneenovertredingbeschuldigtmetbetrekking totdezevrouw?

9AlduszalGodmetAbnerdoen,ja,nogerger;maarzoals deHEEREaanDavidgezworenheeft,zozalikmethem doen:

10omhetkoningschapaanhethuisvanSauloverte dragenenomdetroonvanDavidtevestigenoverIsraëlen overJuda,vanDantotBerseba

11EnhijkonAbnergeenwoordmeerantwoorden,want hijwasbangvoorhem.

12ToenzondAbnerbodennaarDavidnamenshem,met deopdracht:Vanwieishetland?Enhijzei:Sluiteen verbondmetmij,enzie,mijnhandzalmetuzijnomheel Israëlnaarutoetebrengen

13Enhijzeide:Goed,ikzaleenverbondmetusluiten, maarééndingeisikvanu:Gijzultmijnaangezichtniet zien,tenzijgijeerstMichal,dedochtervanSaul, meebrengt,wanneergijkomtommijnaangezichttezien.

14ToenzondDavidbodennaarIsboseth,dezoonvanSaul, omtezeggen:GeefmijmijnvrouwMichalterug,dieik aanmijverloofdhebvoorhonderdvoorhuidenvande Filistijnen.

15ToenlietIsbosethhaarhalenbijhaarman,bijFaltiël,de zoonvanLaïs

16HaarmanliephuilendmethaarmeenaarBahurim ToenzeiAbnertegenhem:GaterugEnhijkeerdeterug 17ToensprakAbnermetdeoudstenvanIsraëlenzei: JulliehebbenervroegernaargezochtdatDavidkoning overjulliezouworden

18Nudan,doehet,wantdeHEEREheeftoverDavid gesproken:DoordehandvanMijndienaarDavidzalIk

MijnvolkIsraëlverlossenuitdehandvandeFilistijnenen uitdehandvanalhunvijanden.

19OokgingAbnerheenominHebronvoorDavidte sprekenoveralleswatgoedwasvoorIsraëlenvoorhet gehelehuisvanBenjamin.

20AbnerkwammettwintigmannennaarDavidinHebron, enDavidgafeenfeestmaalaanAbnerendemannendiebij hemwaren.

21ToenzeiAbnertegenDavid:Ikzalopstaanenheengaan enheelIsraëlbijeenbrengenvoormijnheerdekoning, zodatzijeenverbondmetukunnensluitenenukunt regerenoveralleswatuwhartbegeertToenlietDavid Abnergaan,enhijginginvrede.

22Enzie,dedienarenvanDavidenJoabkwamenterug vandeachtervolgingvaneenbende,enbrachteneengrote buitmetzichmee.MaarAbnerwasnietbijDavidin Hebron,wanthijhadhemweggezonden,enhijwasin vredeheengegaan

23ToenJoabenhethelelegerdatbijhemwas,gekomen waren,berichttenzijhetaanJoab:Abner,dezoonvanNer, isbijdekoninggekomenendieheefthemweggezonden Hijisnuinvredeheengegaan.

24ToenkwamJoabbijdekoningenzei:Wathebtu gedaan?Zie,Abnerisbijugekomen;waaromhebtuhem weggestuurdenishijverdwenen?

25Gijweet,datAbner,dezoonvanNer,gekomenisomu temisleiden,omuwuitgangenuwingangtevernemen,en omtewetentekomenalles,watgijdoet.

26ToenJoabvanDavidwegwas,zondhijbodenachter Abneraan,diehemvandebronSirahterugbrachtenMaar Davidmerktehetniet.

27ToenAbnerinHebronwasteruggekeerd,namJoabhem apartindepoortomrustigmethemtesprekenHijsloeg hemdaaronderdevijfderib,zodathijstierf,vanwegehet bloedvanzijnbroerAsaël

28ToenDavidditlaterhoorde,zeihij:Ikenmijn koninkrijkzijnvooreeuwigonschuldigvoorhetaangezicht vandeHEEREvanwegehetbloedvanAbner,dezoonvan Ner

29LaathetrustenophethoofdvanJoabenopheelhet huisvanzijnvaderEnlaateruithethuisvanJoab niemandontbrekendieeenvloeiingheeft,ofmelaatsis,of opeenstokleunt,ofdoorhetzwaardvalt,ofbroodgebrek heeft

30JoabenzijnbroerAbisaidooddenAbner,omdathijhun broerAsaëlbijGibeonindestrijdhadgedood.

31ToenzeiDavidtegenJoabenalhetvolkdatbijhem was:Scheurjekleren,omgordjemeteenrouwkleeden rouwvoorAbnerKoningDavidzelfvolgdedebaar 32EnmenbegroefAbnerinHebronToenverhiefde koningzijnstemenweendebijhetgrafvanAbner,enheel hetvolkweende.

33ToenhielddekoningrouwoverAbnerenzei:IsAbner gestorven,zoalseendwaassterft?

34Uwhandenwerdennietgebondenenuwvoetennietin boeiengeslagenZoalseenmensvaltvoordeogenvan goddelozen,zovielooku.Enheelhetvolkhuildeopnieuw omhem

35ToenhethelevolkgekomenwasomDavidetente geven,terwijlhetnogdagwas,zwoerDavidenzei:Zodoe Godmijook,ennogerger,alsikbroodofietsanderseet, voordatdezonondergaat

36Enhethelevolkmerktehetop,enhetwasinhunsmaak, zoalsalleswatdekoningdeed,inhunsmaakwas.

37HethelevolkenheelIsraëlbeseftendiedagdathetniet detaakvandekoningwasomAbner,dezoonvanNer,te doden.

38Toenzeidekoningtegenzijndienaren:Weetudanniet datervandaageenvorsteneengrootmaninIsraël gevallenis?

39Ikbenvandaagnogsteedszwak,hoeweliktotkoning gezalfdbenDezemannen,dezonenvanZeruja,zijnte sterkvoormijDeHEEREzaldeboosdoenervergelden naarzijnboosheid

HOOFDSTUK4

1ToenSaulszoonhoordedatAbnerinHebrondoodwas, werdenzijnhandenslapenraaktenalleIsraëlietenin paniek

2Saulszoonhadtweemannen,dieoverstenvanbenden waren;denaamvandeenewasBaäna,denaamvande anderRechabZijwarenzonenvanRimmon,een Beërothiet,uitdekinderenvanBenjamin.(WantBeëroth werdookbijBenjamingerekend)

3ToenvluchttendeBeërothietennaarGittaimenwoonden daaralsvreemdelingentotopdezedag.

4EnJonathan,dezoonvanSaul,hadeenzoondiekreupel wasaanzijnvoetenHijwasvijfjaaroudtoenhetnieuws vanSaulenJonathanuitJizreëlkwam.Zijnvoedsternam hemopenvluchtteEnhetgebeurde,toenzijzichhaastte omtevluchten,dathijvielenkreupelwerdZijnnaamwas Mefiboseth.

5ToengingendezonenvanRimmon,deBeërotiet, RechabenBaänaopwegenkwamenophetheetstvande dagbijhethuisvanIsboseth,diemiddenopdedagopbed lag

6Toenkwamenzijhethuisbinnenalsofzijtarwekwamen halen,enzijsloegenhemonderdevijfderib.Zokonden RechabenzijnbroerBaänaontkomen

7Toenzijhethuisbinnenkwamen,laghijopzijnbedin zijnslaapkamer.Zesloegenhemdoodenonthoofddenhem. Zenamenzijnhoofdmeeenlietenhemdehelenachtdoor devlaktereizen

8ToenbrachtenzijhethoofdvanIsbosethnaarDavidin Hebronenzeidentotdekoning:Zie,ditishethoofdvan Isboseth,dezoonvanSaul,uwvijand,dieunaarhetleven stond.DeHEEREheefthedenwraakgenomenopmijn heerdekoning,opSaulenopzijnnageslacht

9ToenantwoorddeDavidRechabenzijnbroerBaäna,de zonenvanRimmon,deBeërothiet,enzeitegenhen:Zo waaralsdeHEEREleeft,Diemijnzieluitalle benauwdheidheeftverlost,

10Toeniemandmijvertelde:Zie,Saulisdood,dachtik datikgoednieuwshadgebrachtDaaromhebikhem gegrepeneninZiklaggedoodHijdachtdatikhemvoor zijngoedetijdingeenbeloningzougeven

11Hoeveeltemeer,wanneergoddelozeneenrechtvaardige inzijnhuisopzijnbedhebbengedood?ZouIkdannuniet zijnbloedvanuwhandeisenenuvandeaardewegnemen?

12ToengafDavidzijnknechtenbevelhentedoden,hun handenenvoetenaftehakkenenhenbovendevijverin HebrontehangenMaarhethoofdvanIsbosethnamenze meeenbegroevenhetinhetgrafvanAbnerinHebron

HOOFDSTUK5

1ToenkwamenallestammenvanIsraëlnaarDavidin Hebronenzeiden:Zie,wijzijnuwbeenenuwvlees.

2Vroeger,toenSaulkoningoveronswas,wasjijhetdie IsraëluithetlandleiddeenweerinhetlandbrachtDe HEEREhadtegenjougezegd:JijzultmijnvolkIsraël weidenenjezulteenleideroverIsraëlzijn.

3ToenkwamenalleoudstenvanIsraëlnaardekoningin Hebron,enkoningDavidslootinHebroneenverbondmet henvoorhetaangezichtvandeHEERE,enzijzalfden DavidtotkoningoverIsraël

4Davidwasdertigjaaroudtoenhijkoningwerd,enhij regeerdeveertigjaar

5VanuitHebronregeerdehijoverJudazevenjaarenzes maanden,eninJeruzalemregeerdehijdrieëndertigjaar overheelIsraëlenJuda

6ToengingdekoningmetzijnmannennaarJeruzalem, naardeJebusieten,deinwonersvandatland.Dezezeiden tegenDavid:Alsudeblindenendekreupelenniet wegneemt,zultuhiernietbinnenkomenZijdachten: Davidkanhiernietbinnenkomen.

7TochveroverdeDaviddevestingSion;dezestadisde stadvanDavid

8EnDavidzeiopdiedag:Wiedegootbereiktende Jebusieten,dekreupelenendeblinden,dieDavidhaat, doodt,diezalaanvoerderenbevelhebberzijnDaarom zeidenze:Blindenenkreupelenmogenhethuisniet binnenkomen

9Davidwoondeindevestingennoemdediedestadvan David.Hijbouwderondomdestad,vanafMillototaande binnenzijde

10Davidwerdsteedsgroterenmachtiger,endeHEERE, deGodvandehemelsemachten,wasmethem.

11ToenzondHiram,dekoningvanTyrus,bodennaar David,encederbomen,timmerliedenenmetselaars,enzij bouwdenvoorDavideenhuis.

12ToenbesefteDaviddatdeHEERhemalskoningover IsraëlhadaangesteldendatHijzijnkoningschapgroothad gemaaktomwillevanzijnvolkIsraël.

13EnDavidnamnogmeerbijvrouwenenvrouwenuit Jeruzalem,nadathijuitHebrongekomenwas;enDavid kreegnogmeerzonenendochters.

14EnditzijndenamenvanhendieheminJeruzalem geborenzijn:Sammua,Sobab,NathanenSalomo, 15OokIbhar,Elisua,NefegenJafia, 16EnElisama,EljadaenElifalet

17ToendeFilistijnenhoordendatDavidtotkoningover Israëlgezalfdwas,kwamenalleFilistijnenopdagenom DavidtezoekenDavidhoordeditengingnaardevesting 18OokdeFilistijnenkwamenenverspreiddenzichinhet dalvanRefaïm.

19ToenraadpleegdeDaviddeHEEREenzei:Zalik optrekkentegendeFilistijnen?ZultUheninmijnhand overleveren?EndeHEEREzeitegenDavid:Trekop,want IkzaldeFilistijnenzekerinuwhandoverleveren

20ToenkwamDavidbijBaäl-Perazim,enDavidversloeg hendaar,enzei:DeHEEREheeftvoormijnogeneenbres geslagenovermijnvijanden,zoalseenwaterbreking DaaromnoemdehijdieplaatsBaäl-Perazim.

21Zijlietenhunafgodsbeeldendaarachter,enDaviden zijnmannenverbranddenze

22ToenkwamendeFilistijnenopnieuwopen verspreiddenzichinhetdalvanRefaïm.

23ToenraadpleegdeDaviddeHEEREendezezei:Ganiet op,maarbrengeenomtrekachterhenaanenkomhen tegen,tegenoverdemoerbeibomen.

24Zodraueengeluidvangestampindetoppenvande moerbeibomenhoort,moetuzichhaastenWantdanzalde HEEREvooruuittrekkenomhetlegervandeFilistijnen teverslaan

25EnDaviddeedzoalsdeHEEREhemgebodenhad,en hijversloegdeFilistijnenvanGebatotaanGazer

HOOFDSTUK6

1OpnieuwverzameldeDavidallemannenvanIsraël, dertigduizendman,

2ToenmaakteDavidzichopengingmetalhetvolkdat bijhemwas,opweguitBaälinJuda,omvandaardeark vanGodoptehalen.DiearkwordtgenoemdnaardeNaam vandeHEEREvandelegermachten,Dietussendecherubs woont

3ToenzettenzijdearkvanGodopeennieuwewagenen brachtenhaaruithethuisvanAbinadab,datteGibealag, enUzzaenAhio,dezonenvanAbinadab,trokkende nieuwewagen.

4ZijbrachtenhetuithethuisvanAbinadab,datteGibea lag,enzijbegeleiddendearkvanGod,terwijlAhiovoor dearkuitging.

5EnDavidenhetgehelehuisvanIsraëlspeeldenvoorhet aangezichtvandeHEEREopallerleiinstrumentenvan sparrenhout:harpen,luiten,tamboerijnen,bazuinenen cimbalen

6ToenzijbijdedorsvloervanNachonkwamen,strekte UzzazijnhanduitnaardearkvanGodengreephaarvast, wantdeossenschuddenhaar

7ToenontbranddedetoornvandeHEEREtegenUzza,en Godstraftehemdaarvanwegezijnovertreding,enhijstierf daarbijdearkvanGod

8ToenwasDavidvertoornd,omdatdeHEEREeenbresin Uzzageslagenhad.DaaromnoemdeHijdieplaatsPerezZazza,totopdedagvanvandaag

9ToenwerdDaviddiedagbevreesdvoordeHEEREen zei:HoezaldearkvandeHEEREbijmijkomen?

10DaaromwildeDaviddearkvandeHEEREnietnaarde stadvanDavidbrengen,maarDavidbrachthaarwegnaar hethuisvanObed-Edom,deGethiet.

11DearkvandeHEEREbleefdriemaandeninhethuis vanObed-edom,deGethiet.EndeHEEREzegendeObededomenzijngehelehuis

12EnaankoningDavidwerdmeegedeeld:DeHEERE heefthethuisvanObed-edomenalwathemtoebehoort, gezegendvanwegedearkvanGod.ToengingDavidheen enbrachtdearkvanGodmetvreugdeoveruithethuisvan Obed-edomnaardestadvanDavid

13Enhetgebeurde,zodrazij,diedearkvandeHEERE droegen,zespassengegaanwaren,dathijderunderenen degemestedierenofferde.

14EnDaviddanstevoorhetaangezichtvandeHEEREuit allemacht,enDavidwasomgordmeteenlinnenefod

15ToenbrachtenDavidenhethelehuisvanIsraëldeark vandeHEEREover,ondergejuichentrompetgeschal

16ToendearkvandeHEERindestadvanDavidkwam, keekMichal,dedochtervanSaul,doorhetvensterenzag koningDavidspringenendansenvoorhetaangezichtvan deHEER.Enzijverachtteheminhaarhart.

17ToenbrachtenzijdearkvandeHEEREbinnenen zettendieopzijnplaats,middenindetabernakeldieDavid ervooropgerichthadEnDavidofferdebrandoffersen vredeoffersvoorhetaangezichtvandeHEERE.

18ZodraDavidgereedwasmethetbrengenvan brandoffersenvredeoffers,zegendehijhetvolkinde NaamvandeHEEREvandelegermachten

19Enhijdeeldeaanalhetvolk,aandehelemenigtevan Israël,zowelaandevrouwenalsaandemannen,aanieder eenbroodkoek,eengoedstukvleeseneenkanwijnuit Toenginghethelevolkheen,iedernaarzijnhuis 20ToenkeerdeDavidterugomzijnhuistezegenen. Michal,dedochtervanSaul,kwamDavidtegemoetenzei: WateeneerwasdekoningvanIsraëlvandaag,diezich vandaagontbloottevoordeogenvanzijndienaressen, zoalseenijdeltuitzichschaamteloosontbloot!

21ToenzeiDavidtegenMichal:Ditisgebeurdvoorhet aangezichtvandeHEERE,Diemijverkorenheeftvoorhet aangezichtvanuwvaderenvoorhetaangezichtvanheel zijnhuis,ommijaantestellenalsleideroverhetvolkvan deHEERE,overIsraël;daaromzalikvoorhetaangezicht vandeHEEREspelen

22Ikzalnogslechterzijndandit,enikzalinmijneigen ogenverachtelijkzijn;enonderdedienstmaagdenoverwie ugesprokenhebt,onderhenzalikgeëerdworden 23DaaromwasMichal,dedochtervanSaul,kinderloostot opdedagvanhaardood.

HOOFDSTUK7

1Toendekoninginzijnpaleiszat,endeHEEREhem rondomrusthadgegevenvanalzijnvijanden,

2ToenzeidekoningtegendeprofeetNathan:Zietoch,ik woonineencederhoutenhuis,maardearkvanGodstaat tussengordijnen

3ToenzeiNathantegendekoning:Gaheen,doealwatin uwhartis,wantdeHEEREismetu

4Enhetgeschieddedienacht,dathetwoordvande HEEREtotNathankwam,zeggende:

5GaheenenzegtegenmijndienaarDavid:Zozegtde HEERE:ZoudtgijMijeenhuisbouwen,opdatIkerinzou wonen?

6Ikhebingeenenkelhuisgewoondsindsdetijddatikde IsraëlietenuitEgyptehebgeleid,totopdezedag,maarik hebrondgewandeldineententenineentabernakel

7OveralwaarIkmetalleIsraëlietenhebrondgewandeld, hebIkmetallestammenvanIsraël,dieIkgebodenhad mijnvolkIsraëltehoeden,gesproken:Waarombouwtu Mijgeenhuisvancederhout?

8DaarommoetjenutegenmijndienaarDavidzeggen:Zo zegtdeHEEREvandelegermachten:Ikhebjeweggehaald vandeschaapskooi,vanachterdeschapen,omleiderte zijnovermijnvolk,overIsraël.

9Ikwasmetu,overalwaaruheenging,enhebaluw vijandenvanvooruwogenweggevaagdIkhebueengrote naamgemaakt,gelijkaandenaamvandeaanzienlijkendie opdeaardezijn

10IkzaleenplaatsaanwijzenvoormijnvolkIsraëlenhen planten,zodatzijophuneigenplaatskunnenwonenen nietmeerkunnenverhuizenEndekinderender goddeloosheidzullenhennietmeerverdrukken,zoals tevoren.

11EnzoalssindsdetijddatIkrechtersovermijnvolk Israëlhebbevolen,enurusthebgegevenvanaluw vijanden,zoheeftdeHEEREuaangekondigddatHijueen huiszalbouwen

12Wanneeruwdagenvoorbijzijnenubijuwvaderente rustegaat,zalIkuwnageslachtnauoprichten,datuituw lichaamzalvoortkomen,enIkzalzijnkoninkrijk bevestigen.

13Hijzaleenhuisbouwenvoormijnnaam,enIkzalde troonvanzijnkoningschapvooreeuwigbevestigen

14Ikzalhemtoteenvaderzijn,enhijzalMijtoteenzoon zijnAlshijonrechtdoet,zalIkhemtuchtigenmetdestok vanmensenenmetdeslagenvanmensenkinderen

15MaarMijngoedertierenheidzalvanhemnietwijken, zoalsIkdievanSaulhebweggenomen,dieIkvooruw aangezichthebweggestuurd

16Enuwhuisenuwkoninkrijkzullenvooreeuwig vaststaanvooruwaangezicht;uwtroonzalvooreeuwig vaststaan

17Overeenkomstigaldezewoordenenovereenkomstigdit helevisioen,zosprakNathantotDavid 18ToengingkoningDavidnaarbinnenenzettezichvoor hetaangezichtvandeHEEREneer.Hijzei:Wiebenik, HeereHEERE?Enwatismijnhuis,datGijmijhiertotnu toegebrachthebt?

19EnditwasnogteweiniginUwogen,HeereHEERE; maarGijhebtookgesprokenoverhethuisvanUwdienaar vooreenlangetijdIsditdewijzevandemens,Heere HEERE?

20EnwatkanDavidnogmeertotUzeggen?WantU, HeereHEERE,kentUwdienaar

21Omuwwoordennaaruweigenharthebtualdeze grotedingengedaan,omzeaanuwdienaarbekendte maken

22DaaromzijtGijgroot,HEERE,God,wanteris niemandaanUgelijk,enerisgeenGodbehalveU, overeenkomstigalleswatwijmetonzeeigenorengehoord hebben.

23Enwelkvolkopaardeisalsuwvolk,alsIsraël,datGod gingloskopenalseenvolkvoorZichzelfenZicheennaam maken,endatHijaanugroteenvreselijkedingenzou doenvooruwland,voordeogenvanuwvolk,datUvoor uuitEgyptehebtlosgekocht,vandevolkenenhungoden?

24WantGijhebtUwvolkIsraëlvoorUbevestigd,omUw volktezijntotineeuwigheid;enGij,HEERE,zijthuntot eenGodgeweest

25Nudan,HEEREGod,hetwoorddatGijoverUw dienaarenoverzijnhuisgesprokenhebt,bevestighetvoor eeuwig,endoezoalsGijgesprokenhebt

26LaatUwNaamvooreeuwiggrootgemaaktworden, doortezeggen:DeHEEREvandelegermachteniseen GodoverIsraël;enlaathethuisvanUwknechtDavidvoor Uwaangezichtbevestigdworden

27WantGij,HEEREderheerscharen,GodvanIsraël,hebt aanUwknechtgeopenbaardengezegd:IkzalUeenhuis bouwen;daaromheeftUwknechthetinzijnhartgevonden omditgebedtotUtebidden

28Ennu,HeereHEERE,GijzijtdieGod,enUwwoorden zijnwaar,enGijhebtdezegoedheidaanUwdienaar beloofd

29LaathetdaaromnubehagendatUhethuisvanUw dienaarzegent,zodathetvooreeuwigvoorUwaangezicht blijftbestaanWantU,HeereHEERE,hebthetgesproken LaatmetUwzegenhethuisvanUwdienaargezegend wordentotineeuwigheid.

HOOFDSTUK8

1HiernaversloegDaviddeFilistijnenenonderwierphen OokbevrijddeDavidMetegammauitdehandvande Filistijnen

2HijsloegMoabenmathenmeteenmeetlint,terwijlhij henopdegrondwierp;mettweemeetlintenmathijhen omtedoden,enmetéénvolmeetlintomheninlevente houdenZowerdendeMoabietenDavidsdienarenen brachtengeschenken.

3OokdooddeDavidHadadezer,dezoonvanRehob,de koningvanZoba,toendezeopwegwasomzijngebiedaan derivierdeEufraatteheroveren.

4EnDavidnamvanhemduizendstrijdwagens, zevenhonderdruitersentwintigduizendmanvoetvolkin beslag.OoknamDavidallestrijdwagenpaardeninbeslag, maarhielderhonderdvanover

5ToendeSyriërsvanDamascuskwamenomHadadezer, dekoningvanZoba,tehelpen,dooddeDavidvande Syriërstweeëntwintigduizendman

6ToenlegdeDavidbezettingeninDamascus,Syrië,ende SyriërswerdendienarenvanDavidenbrachtengeschenken. DeHEEREbehoeddeDavidoveralwaarhijheenging

7ToennamDaviddegoudenschildendieopdedienaren vanHadadezerzaten,enbrachtzenaarJeruzalem.

8EnuitBetachenBerothai,stedenvanHadadezer,nam koningDavidzeerveelkopermee

9ToenToi,dekoningvanHamath,hoordedatDavidhet helelegervanHadadezerhadverslagen,

10ToenzondToizijnzoonJoramnaarkoningDavidom hemtegroetenentezegenen,omdathijtegenHadadezer hadgestredenenhemhadverslagenHadadezerhad namelijkoorlogenmetToigevoerdJorambrachtzilveren, goudenenkoperenvoorwerpenmee.

11DieookkoningDavidaandeHEEREwijdde,methet zilverenhetgouddathijvanallevolkendiehij onderworpenhad,geheiligdhad;

12VanSyrië,envanMoab,envandeAmmonieten,en vandeFilistijnen,envanAmalek,envandebuitvan Hadadezer,dezoonvanRehob,dekoningvanZoba 13EnDavidkreegeennaam,toenhijterugkeerdevande overwinningopdeSyriërsinhetZoutdalHijtelde achttienduizendman.

14HijlegdegarnizoeneninEdom;inheelEdomlegdehij garnizoenen,enalleEdomietenwerdendienarenvanDavid EndeHEEREbehoeddeDavid,waarhijookheenging 15EnDavidregeerdeoverheelIsraël,enDaviddeedrecht engerechtigheidaanheelzijnvolk.

16Joab,dezoonvanZeruja,wasoverhetlegergesteld; Josafat,dezoonvanAhilud,waskanselier 17EnZadok,dezoonvanAchitoub,enAchimelech,de zoonvanAbjathar,warendepriesters;enSerajawasde schrijver;

18Benaja,dezoonvanJojada,wasdeleidervandeKrethi endePlethi.DezonenvanDavidwarendevoornaamste leiders

HOOFDSTUK9

1ToenzeiDavid:Isernogiemandovergeblevenvanhet huisvanSaul,zodatikhemgoedertierenheidkanbewijzen terwillevanJonathan?

2EnerwasuithethuisvanSauleendienaar,wiensnaam SibawasEntoenmenhembijDavidhadgeroepen,vroeg dekoninghem:BentuSiba?Enhijantwoordde:Uw dienaarishij.

3Toenzeidekoning:Iserdannogiemanduithethuisvan Saul,aanwieikGodsgoedheidkanbewijzen?EnSiba antwoorddedekoning:Jonathanheeftnogeenzoon,die kreupelisaanzijnvoeten

4Dekoningvroeghem:Waarishij?EnZibaantwoordde dekoning:Zie,hijisinhethuisvanMachir,dezoonvan Ammiël,inLodebar

5ToenstuurdekoningDavidbodenenliethemhalenuit hethuisvanMachir,dezoonvanAmmiël,uitLodebar.

6ToenMefiboseth,dezoonvanJonathan,dezoonvan Saul,bijDavidkwam,wierphijzichopzijngezichten boogvoorhemneer.Davidzei:Mefiboseth!Enhij antwoordde:Zie,uwdienaar!

7ToenzeiDavidtegenhem:Weesnietbang,wantikzalje zekergoedertierenheidbewijzenterwillevanjevader Jonathan,enikzaljealhetlandvanjevaderSaul teruggevenJezultdanvoortdurendaanmijntafeleten 8Enhijboogzichneerenzei:Watisuwdienaar,datu omzietnaarzo'ndodehondalsik?

9ToenriepdekoningZiba,dedienaarvanSaul,enzei tegenhem:AlleswatvanSaulenvanheelzijnhuiswas, geefikaandezoonvanuwheer

10Jij,jezonenenjedienarenmoetenhetlandvoorhem bewerkenendeopbrengstbinnenbrengen,zodatdezoon vanjeheerteetenheeftMefiboseth,dezoonvanjeheer, zalaltijdaanmijntafelbroodetenZibahadvijftienzonen entwintigdienaren.

11ToenzeiZibategendekoning:Alleswatmijnheerde koningzijndienaarheeftgeboden,zaluwdienaardoen WatMefibosethbetreft,zeidekoning,hijzalaanmijn tafeleten,alseenvandezonenvandekoning

12Mefibosethhadeenzoon,MichagehetenAllendiein hethuisvanSibawoonden,warendienarenvan Mefiboseth

13MefibosethwoondeinJeruzalem,wanthijat voortdurendaandetafelvandekoningDaaromwashij kreupelaanbeidevoeten

HOOFDSTUK10

1HiernagebeurdehetdatdekoningvandeAmmonieten stierf,enzijnzoonHanunwerdkoninginzijnplaats

2ToenzeiDavid:IkzalHanun,dezoonvanNahas, goedheidbewijzen,zoalszijnvadermijgoedheidheeft bewezenDaaromstuurdeDavideenboodschapomhem doorzijndienarentetroosten,namenszijnvaderToen kwamenDavidsdienareninhetlandvandeAmmonieten.

3ToenzeidendevorstenvandeAmmonietentegenhun heerHanun:DenktudatDaviduwvadereert,omdathij

troostersnaarutoeheeftgestuurd?HeeftDavidnietin plaatsdaarvanzijndienarennaarutoegestuurdomdestad tedoorzoeken,haarteverkennenenhaarteverwoesten?

4DaaromnamHanundedienarenvanDavid,schoorde helftvanhunbaardafensneedhunklerenhalverwegeaf, totaanhunbillen,enliethengaan

5ToenmenditaanDavidvertelde,stuurdehijbodenom hunteontmoeten,wantdemannenwarenzeerbeschaamd.

Daaromzeidekoning:BlijfinJerichototdatuwbaard gegroeidis,enkomdanterug

6ToendeAmmonietenzagendatzijvoorDavidstinken, stuurdenzijbodenenhuurdentwintigduizendman voetvolkvandeSyriërsvanBeth-RehobenZoba;duizend manvankoningMaächaentwaalfduizendmanvanIstob

7ToenDaviddithoorde,stuurdehijJoabenhetheleleger vandeheldeneropuit.

8ToenruktendeAmmonietenuitensteldenzichopvoor destrijdbijdeingangvandestadspoortDeSyriërsvan Zoba,Rehob,IstobenMaächawarenechterafzonderlijkin hetveld

9ToenJoabzagdatdefrontenvandestrijdhemvanvoren envanachterentegenwerkten,maaktehijeenkeuzeuitalle bestemannenvanIsraëlensteldehenoptegenoverde Syriërs

10DerestvanhetvolksteldehijoveraanzijnbroerAbisaï, dieheninslagordeopsteldetegenoverdeAmmonieten

11Enhijzeide:IndiendeSyriërstesterkvoormijzijn,zo zultgijmijhelpen;maarindiendeAmmonietentesterk vooruzijn,zozalikkomenenuhelpen

12Weessterkenlaatonssterkzijnvooronsvolkenvoor destedenvanonzeGod.LaatdeHEEREdoenwatgoedis inZijnogen

13ToentrokJoabmethetvolkdatbijhemwas,tenstrijde tegendeSyriërs,enzijsloegenvoorhemopdevlucht.

14ToendeAmmonietenzagendatdeSyriërsopdevlucht waren,sloegenookzijvoorAbisaïopdevluchtentrokken destadbinnen.JoabkeerdeterugvandeAmmonietenen kwaminJeruzalem

15ToendeSyriërszagendatzijdoorIsraëlverslagen waren,verzameldenzijzich.

16ToenstuurdeHadarezerbodenenlietdeSyriërsvande overkantvanderivierkomenZijkwamenteHelam,en Sobach,delegeroverstevanHadarezer,gingvoorhenuit.

17ToenDaviddithoorde,verzameldehijheelIsraël,stak deJordaanoverenkwamteHelamDeSyriërssteldenzich inslagordeoptegenDavidenstredentegenhem.

18ToensloegendeSyriërsopdevluchtvoorIsraëlDavid dooddedeSyriërsmethunzevenhonderdstrijdwagensen methunveertigduizendruitersOokSobach,hun legeroverste,werdgedood,enhijstierfterplekke

19ToenallekoningendieonderdanenvanHadarezer waren,zagendatzijdoorIsraëlverslagenwaren,slotenzij vredemetIsraëlendiendenhenDaaromvreesdende SyriërsdeAmmonietennoglangertehelpen

HOOFDSTUK11

1Enhetgebeurdenaverloopvanhetjaar,tentijdedatde koningentenstrijdetrekken,datDavidJoabenzijn dienarenmethem,enheelIsraël,uitzond;zijversloegende AmmonietenenbelegerdenRabbaMaarDavidbleefnog inJeruzalem

2Toenhetavondwerd,stondDavidopvanzijnbeden wandeldeoverhetdakvanhethuisvandekoning.En vanafhetdakzaghijeenvrouwdiezichaanhetwassen was.Devrouwwaszeermooiomtezien.

3ToenlietDavidnaardevrouwinformeren.Enmenzei: IsditnietBathseba,dedochtervanEliam,devrouwvande HethietUria?

4ToenzondDavidbodenenhaaldehaarop.Zijkwambij hemenhijlagbijhaar,wantzijwasgereinigdvanhaar onreinheidDaarnakeerdezijterugnaarhaarhuis

5ToenwerddevrouwzwangerZijstuurdeeenboodschap aanDavidenzei:Ikbenzwanger

6ToenzondDavideenboodschapnaarJoabmetde opdracht:StuurUria,deHethiet,naarmijEnJoabstuurde UrianaarDavid

7ToenUriabijhemkwam,vroegDavidhemhoehetmet Joabging,hoehetmethetvolkgingenhoedeoorlog verliep

8ToenzeiDavidtegenUria:Ganaarhuisenwasjevoeten. Uriaverliethethuisvandekoningeneenmaaltijdvande koningvolgdehem

9MaarUriasliepbijdeingangvanhetpaleisvande koning,bijalledienarenvanzijnheer,engingnietnaar zijnhuis

10ToenmenDavidhadmeegedeelddatUrianietnaarzijn huiswasafgedaald,zeiDavidtegenUria:Bentunietvan uwreisteruggekeerd?Waarombentudannietnaaruw huisafgedaald?

11ToenzeiUriategenDavid:DearkenIsraëlenJuda verblijvenintenten,enmijnheerJoabendedienarenvan mijnheerzijninhetopenveldgelegerd.Zalikdannaar mijnhuisgaanomteetenentedrinkenenbijmijnvrouw teliggen?Zowaaruleeftenzowaaruleeft,ikzalditniet doen.

12ToenzeiDavidtegenUria:Blijfookvandaaghier,dan zalikjemorgenlatenvertrekkenUriableefdiedagende volgendedaginJeruzalem.

13ToenDavidhemhaduitgenodigd,atendronkhijvoor zijnogen,enhijmaaktehemdronkenTegendeavond ginghijnaarbuitenomopzijnbedteliggenbijde dienarenvanzijnheer,maarhijgingnietnaarhuis

14EnhetgebeurdedesmorgensdatDavideenbriefaan JoabschreefendiedoordehandvanUriaverzond.

15Enhijschreefindebrief,zeggende:StelUriaaanhet frontvandehevigstestrijd,entrekuvanhemterug,opdat hijgeslagenwordeensterf.

16ToenJoabdestadinogenschouwnam,weeshijUria eenplaatsaan,waarvanhijwistdaterdapperemannen waren

17Toentrokkendemannenvandestaduitenstreden tegenJoabErvielenookmensenvandedienarenvan David,enookUria,deHethiet,stierf.

18ToenstuurdeJoabbodenenbrachtDavidopdehoogte vanalleswatermetdeoorlogtemakenhad

19Enhijgebooddeboodschapper,zeggende:Wanneeru klaarbentmethetvertellenvandezakenvandeoorlogaan dekoning,

20Enalsdewoedevandekoningdanoplaaitenhijtegen uzegt:Waaromzijtuzodichtbijdestadgekomentoenu vocht?Wistudannietdatzevanafdemuurzouden schieten?

21WieheeftAbimelech,dezoonvanJerubbeseth, geslagen?Heefteenvrouwnieteenstukvaneen molensteenvanafdemuurophemgeworpen,zodathijin Tebezstierf?Waarombentubijdemuurgekomen?Zeg dan:UwdienaarUria,deHethiet,isookdood.

22DebodegingopwegenkwambijDavid,enhij verteldehemalleswaarvoorJoabhemgestuurdhad

23ToenzeidebodetotDavid:Demannenhebbenons zekerovermeesterdZezijnoponsafgekomeninhetveld, enwijhebbenhenachtervolgdtotaandeingangvande poort

24Toenschotendeschuttersvanafdemuuropuw dienaren,zodaterdodenvielenonderdedienarenvande koningOokuwdienaarUria,deHethiet,isdood

25ToenzeiDavidtegendebode:DitmoetjetegenJoab zeggen:Laatdezezaakjenietkwalijknemen,wanthet zwaardverslindtdeeennetzogoedalsdeanderMaakje strijdtegendestadnoghevigerenverwoesthaar,en bemoedighem.

26ToendevrouwvanUriahoordedathaarmanUriadood was,rouwdezeomhaarman

27Toenderouwvoorbijwas,lietDavidhaarnaarzijnhuis halen,enzijwerdzijnvrouwenbaardehemeenzoon MaarwatDavidgedaanhad,waskwaadindeogenvande HEER.

HOOFDSTUK12

1ToenzonddeHEERENathannaarDavidDezekwam bijhemenzeitegenhem:Erwarentweemanneninéén stad,deeenrijkendeanderarm.

2Derijkemanhadzeerveelkleinveeenrunderen: 3Dearmemanhadniets,behalveeenkleinooilammetje, dathijgekochtengrootgebrachthad;hetgroeideopsamen methemenzijnkinderen;hetatvanzijneigenvlees,het dronkuitzijneigenbekerenlaginzijnschoot,enhetwas voorhemalseendochter.

4Enerkwameenreizigerbijderijkeman,enhijspaarde watvanzijneigenkleinveeenvanzijneigenrundveeom hetklaartemakenvoordereizigerdiebijhemwas gekomenMaarhijnamhetlammetjevandearmemanen maaktehetklaarvoordemandiebijhemwasgekomen

5ToenontstakDavidstoorntegendiemaningrotewoede, enhijzeitegenNathan:ZowaaralsdeHEEREleeft,de mandieditgedaanheeft,zalzekersterven

6Enhijmoethetlamviervoudigvergoeden,omdathijdit gedaanheeftenomdathijgeenmedelijdenhad

7ToenzeiNathantegenDavid:Jijbentdieman.Zozegt deHEERE,deGodvanIsraël:Ikhebjegezalfdtotkoning overIsraëlenjeuitdehandvanSaulgered

8EnIkgafuhethuisvanuwheerendevrouwenvanuw heerinuwschoot;enIkgafuhethuisvanIsraëlenvan Juda;enindiendatteweinigwas,zouIkunogmeer dergelijkedingengegevenhebben

9WaaromhebtuhetgebodvandeHEEREverachten gedaanwatkwaadisinzijnogen?Uria,deHethiet,hebtu methetzwaardgedood,zijnvrouwtotvrouwgenomenen hemmethetzwaardvandeAmmonietengedood 10Nudan,hetzwaardzalvanuwhuisnooitmeerwijken, omdatuMijverachthebtendevrouwvanUria,deHethiet, totvrouwgenomenhebt

11ZozegtdeHEERE:Zie,Ikgaonheiloveruverwekken uituwhuis.Ikzaluwvrouwenvooruwogenweghalenen zeaanuwnaastegeven,enhijzalbijuwvrouwenliggen voorhetaangezichtvandezezon.

12Wantgijhebthetinhetgeheimgedaan;maarIkzaldit doenvoordeogenvangeheelIsraëlenvoordeogenvan dezon

13ToenzeiDavidtegenNathan:Ikhebgezondigdtegen deHEEREEnNathanzeitegenDavid:DeHEEREheeft ookuwzondeweggenomen;uzultnietsterven

14Maaromdatudoordezedaaddevijandenvande HEEREgroteredentotlasteringhebtgegeven,zalookhet kinddatugeborenis,zekersterven.

15ToenNathannaarhuisging,sloegdeHEERhetkind datdevrouwvanUriaaanDavidgebaardhad,zodathet ernstigziekwerd.

16DavidbadtotGodvoorhetkindEnDavidvastte,ging naarbinnenenovernachtteopdegrond

17Toenstondendeoudstenvanzijnhuisopengingen naarhemtoeomhemvandegrondopterichten,maarhij wildenietenatookgeenbroodmethen

18Enhetgeschieddeopdezevendedagdathetkindstierf. EndedienarenvanDavidvreesdenhemtevertellendathet kinddoodwas,wantzijzeiden:Zie,toenhetkindnog leefde,hebbenwijtothemgesproken,enhijwildeniet naaronsluisterenHoezalhijzichdannogergeren,alswij hemvertellendathetkinddoodis?

19ToenDavidzagdatzijndienarenfluisterden,begreep hijdathetkinddoodwasDaaromzeiDavidtegenzijn dienaren:Ishetkinddood?Enzijantwoordden:Hijis dood.

20ToenstondDavidopvandegrond,wastezich,zalfde zich,verwisseldezijnkledingengingnaarhethuisvande HEEREomaanbidden.Daarnakwamhijinzijnhuis,en wanneerhijeromvroeg,zettenzijhembroodvoor,enhij at

21Toenzeidenzijndienarentegenhem:Wathebje gedaan?Jehebtgevastengehuildomhetkindtoenhetnog leefdeMaartoenhetdoodwas,benjeopgestaanenhebje broodgegeten.

22Enhijzeide:Zolanghetkindnogleefde,hebikgevast engeweend,wantikdacht:Wieweet,ofGodmijgenadig zalzijn,zodathetkindblijftleven?

23Maarnuhijdoodis,waaromzouikdanvasten?Zouik hemterugkunnenhalen?Ikzalnaarhemtoegaan,maar hijzalnietnaarmijterugkeren.

24EnDavidtroosttezijnvrouwBathseba;hijkwambij haarensliepbijhaar.Enzijbaardeeenzoon,enhij noemdehemSalomo;endeHEEREhadhemlief

25Enhijzondeenboodschapdoordedienstvande profeetNathan,enhijnoemdehemJedidja,tererevande HEERE.

26JoabstreedtegenRabbavandeAmmonietenennamde koningsstadin

27ToenzondJoabbodennaarDavidenliethemzeggen: IkhebtegenRabbagestredenendewaterstadingenomen 28Nudan,verzamelderestvanhetvolk,belegerdestad enneemhaarinAnderszalIkdestadinnemenenzalzij naarMijnNaamgenoemdworden

29ToenverzameldeDavidalhetvolk,trokopnaarRabba, streedertegenennamdestadin

30Enhijnamdekroonvandekoningvanzijnhoofd,die eengewichthadvaneentalentgoudmetdeedelstenen,en zettedieopDavidshoofdEnhijbrachtdebuituitdestad ingroteovervloed.

31Enhijbrachthetvolkdatzichdaarinbevondnaar buitenenlegdehenonderzagen,onderijzereneggenen onderijzerenbijlen,enliethendoordesteenovengaan;en aldusdeedhijmetallestedenvandeAmmonieten.Zo keerdeDavidmetalhetvolkterugnaarJeruzalem

HOOFDSTUK13

1HiernagebeurdehetdatAbsalom,dezoonvanDavid, eenmooiezusterhad,dieTamarheetteAmnon,dezoon vanDavid,kreeghaarlief

2EnAmnonwerdzokwaad,dathijziekwerdomzijn zusterTamar,dienogmaagdwasEnAmnonvondhet moeilijkdathijhaarietszouaandoen

3Amnonhadeenvriend,genaamdJonadab,dezoonvan Sima,debroervanDavidJonadabwaseenzeerlistigman

4Enhijzeitegenhem:Waarombenje,alszoonvande koning,vandagtotdagmager?Wiljehetmenietvertellen? MaarAmnonantwoorddehem:IkhouvanTamar,de zustervanmijnbroerAbsalom

5ToenzeiJonadabtegenhem:Gaopbedliggenenmaak jezelfziekWanneerjevaderdankomtomjetebezoeken, zegdantegenhem:LaattochmijnzusterTamarkomenen mijetengeven.Zijmoethetetenvoormijnogen klaarmaken,zodatikhetkanzienenuithaarhandkaneten

6ToenAmnontebedlag,werdhijziekToendekoning kwamomhemtebezoeken,zeiAmnontegendekoning: LaattochTamar,mijnzuster,komenenvoormijnogen eenpaarkoekenvoormijklaarmaken,zodatikzeuithaar handkaneten.

7ToenzondDavideenboodschapnaarTamaromte zeggen:GatochnaarhethuisvanuwbroerAmnonen maakhemetenklaar.

8TamargingnaarhethuisvanhaarbroerAmnon,enhij lagteslapenZenammeel,kneeddehetenbakteervoor zijnogenkoekenvan.

9Zenameenpanengootzevoorhemuit,maarhij weigerdeteetenToenzeiAmnon:'Gaallemaalbijme weg.'Eniedereengingbijhemweg.

10ToenzeiAmnontegenTamar:Brenghetvleesnaarde kamer,zodatikhetvanjekanetenEnTamarnamde koekendiezehadgemaaktenbrachtzenaarhaarbroer Amnonindekamer

11Toenzijzehemteetenbracht,greephijhaarvastenzei tegenhaar:Kombijmijliggen,mijnzuster

12Maarzijantwoorddehem:Neen,mijnbroeder,dwing mijniet,wantzoietsmaginIsraëlnietgedaanwordenDoe dezedwaasheidniet.

13Enik,waarheenzalikmijnschandebrengen?Enwat joubetreft,jijzultzijnalseenvandedwazeninIsraëlNu dan,spreektochmetdekoning,wanthijzalmijnietvanje weghouden

14Maarhijluisterdenietnaarhaar,maaromdathijsterker wasdanzij,dwonghijhaarensliepmethaar

15ToenbegonAmnonhaarhevigtehaten,zodatdehaat waarmeehijhaarhaatte,groterwasdandeliefdewaarmee hijhaarhadliefgehadDaaromzeiAmnontegenhaar:Sta op,gaweg

16Enzijantwoorddehem:Erisgeenreden;ditkwaad,dat gijmijhebtweggezonden,isgroterdanalhetandere,dat gijmijhebtaangedaanMaarhijwildenietnaarhaar luisteren.

17Toenriephijdeknechtdiehembediende,enzei:Laat dezevrouwvanmijweggaanensluitdedeurachterhaar 18Enzijhadeengewaadvanverschillendekleurenaan, zoalsdedochtersvandekoning,diemaagdwaren,met zulkegewadengekleedwarenToenbrachtzijndienaar haarnaarbuitenendeeddedeurachterhaaropslot 19EnTamarstrooideasophaarhoofdenscheurdehet veelkleurigegewaaddatzijdroeg,enzijlegdehaarhand ophaarhoofdenhuildeverder.

20ToenzeihaarbroerAbsalomtegenhaar:Isjebroer Amnonbijjegeweest?Maarzwijgnu,mijnzuster,hijisje broer;trekjehiernietsvanaan.ZobleefTamareenzaam achterinhethuisvanhaarbroerAbsalom

21ToenkoningDavidvanaldezegebeurtenissenhoorde, werdhijwoedend.

22EnAbsalomsprakmetzijnbroerAmnonnochgoed nochkwaad,wantAbsalomhaatteAmnon,omdathijzijn zusterTamarhadverkracht.

23Enhetgebeurdenatweevollejaren,datAbsalom schaapscheerdershadinBaäl-Hazor,datbijEfraïmligt;en Absalomnodigdealdezonenvandekoninguit.

24ToenkwamAbsalombijdekoningenzei:Zietoch,uw dienaarheeftschaapscheerdersLaattochdekoningenzijn dienarenmetuwdienaarmeegaan.

25ToenzeidekoningtegenAbsalom:Nee,mijnzoon, latenwenunietallemaalgaan,anderswordenwejenog langerlastiggevallen.Enhijdrongerbijhemopaan,maar hijwildenietgaan,maarzegendehem

26ToenzeiAbsalom:Zoniet,laatdantochmijnbroer Amnonmetonsmeegaan.Dekoningantwoorddehem: Waaromzouhijmetumeegaan?

27MaarAbsalomdrongerbijhemopaandathijAmnon enaldezonenvandekoningmethemmeezoulatengaan.

28Absalomhadzijndienarenhetvolgendegeboden:Let tochop,wanneerAmnonshartvrolijkisvandewijn,en wanneerIktegenjulliezeg:SlaAmnonneer,doodhem dan,weesdannietbangHebIkjullienietgeboden?Wees moedigenheldhaftig

29EndedienarenvanAbsalomdedenmetAmnonzoals AbsalomgebodenhadToenstondenallezonenvande koningop,sprongenallenophunmuilezelenvluchtten 30Terwijlzijonderwegwaren,kwamhetgeruchttot DaviddatAbsalomallezonenvandekoninghadgedood, endaternietéénvanhenovergeblevenwas.

31Toenstonddekoningop,scheurdezijnklerenenlegde zichopdegrond,terwijlalzijndienarenerbijstondenmet gescheurdekleren

32ToenantwoorddeJonadab,dezoonvanSima,debroer vanDavid,enzeide:Mijnheermoetnietdenkendatzij allejongemannen,dezonenvandekoning,gedoodhebben WantalleenAmnonisdoodHetisimmersopbevelvan Absalombepaald,vanafdedagdathijzijnzusterTamar verkrachtte.

33Laatmijnheerdekoninghetdusnietterhartenemenen denkendatallezonenvandekoningdoodzijnWant alleenAmnonisdood.

34MaarAbsalomvluchtteToendejongeman,diede wachthield,zijnogenopsloegenzag,zie,erkwameen grotemenigteaanopdeberghellingachterhem

35ToenzeiJonadabtegendekoning:Zie,dezonenvande koningzijngekomen.Zoalsuwdienaargezegdheeft,zois het

36Enhetgebeurde,toenhijnauwelijksuitgesprokenwas, datzie,dezonenvandekoningkwamen,enzijverhieven hetwoordenweendenOokdekoningenalzijndienaren weendenzeerhard

37MaarAbsalomvluchtteengingnaarTalmai,dezoon vanAmmihud,dekoningvanGesurDavidrouwdeelke dagomzijnzoon.

38DaaromvluchtteAbsalomengingnaarGesurDaar bleefhijdriejaar

39ToenverlangdekoningDavidernaaromnaarAbsalom tegaan,wanthijwasgetroostoverAmnon,aangeziendie doodwas

HOOFDSTUK14

1ToenbegreepJoab,dezoonvanZeruja,datdekoning Absalomgunstiggezindwas

2ToenzondJoabbodennaarTekoaenlietvandaareen wijzevrouwhalenenzeitegenhaar:Doetochalsofuin rouwbent,trekrouwkledingaanenzalfunietmetolie, maarweesalseenvrouwdieallangetijdrouwtovereen overledene.

3Ganaardekoningenspreekhemopdezemaniertoe Joablegdehaardewoordenindemond

4ToendevrouwuitTekoametdekoningsprak,wierpzij zichmethetgezichtteraarde,boogzichvoorhemneeren zei:Help,okoning!

5Toenvroegdekoninghaar:Watisermetuaandehand?

Enzijantwoordde:Ikbeninderdaadweduweenmijnman isgestorven

6Uwdienstmaagdhadtweezonen,endietweeraakten slaagsinhetveld,enerwasniemanddiehenkonscheiden, totdatdeeendeandersloegenhemdoodde

7Enzie,degehelefamiliestaatoptegenuwdienstmaagd, enzijzeiden:Leverhemuitdiezijnbroergeslagenheeft, zodatwijhemkunnendoden,terwillevanhetlevenvan zijnbroerdiehijgedoodheeft.Enwijzullenookde erfgenaamombrengenEnzozullenzijdeovergebleven koolvanmijuitblussen,enzijzullenvoormijnmangeen naamnochoverblijfselopdeaardeachterlaten.

8Toenzeidekoningtegendevrouw:Ganaarjehuis,dan zalikjebevelen.

9ToenzeidevrouwuitTekoategendekoning:Mijnheer, koning,deongerechtigheidkomeovermijenoverhethuis vanmijnvader,danzullendekoningenzijntroon onschuldigzijn.

10Endekoningzei:Iedereendieietstegenjezegt,moetje bijmijbrengenDanzalhijjenietmeeraanraken

11Toenzeize:LaatdekoningtochdeHEER,uwGod, gedenken,zodatudebloedwrekersnietmeerzulttoestaan omtedoden,anderszullenzemijnzoondoden.Enhijzei: ZowaardeHEERleeft,erzalgeenhaarvanuwzoonop degrondvallen

12Toenzeidevrouw:Laatuwdienstmaagdtochéén woordtotmijnheerdekoningsprekenEnhijzei:Zeghet voort

13Endevrouwantwoordde:Waaromhebtudanzoiets tegenhetvolkvanGodgedacht?Dekoningspreektdeze zaakalseenonwaarheid,omdathijzijnverbannenenniet terughaalt.

14Wantwijmoetenwelsterven,wijzijnalswater,datop deaardewordtuitgegotenennietmeerverzameldkan wordenGodontzietdemensniet,maarbedenktwel middelen,opdatzijnverbannenennietvanHemverdreven zullenworden

15Nudan,datikgekomenbenomdezezaakmetmijn heerdekoningtebespreken,isomdathetvolkmij bevreesdheeftgemaaktDaaromzeiuwdienstmaagd:Ik zaltochmetdekoningspreken;misschienzaldekoning aanhetverzoekvanhaardienstmaagdvoldoen

16Wantdekoningzalluisteren,omzijndienstmaagdte reddenuitdehandvandemandiemijenmijnzoon tezamenvandeerfenisGodswildewegvagen

17Toenzeiuwdienares:Hetwoordvanmijnheerde koningzalunutroosten,wantzoalseenengelGods,zois mijnheerdekoninginstaatomteonderscheidenwatgoed enwatkwaadis;daaromzaldeHEERE,uwGod,metu zijn.

18Toenantwoorddedekoningenzeitegendevrouw: VerbergtochnietvoormijwatikuvraagEndevrouwzei: Laatmijnheerdekoningnuspreken.

19Endekoningzei:IsJoabnietmetuinditalles?Ende vrouwantwoorddeenzei:Zowaaralsuleeft,mijnheerde koning,niemandkanafwijkenvanwatmijnheerdekoning heeftgesproken,naarrechtsofnaarlinksWantuwdienaar Joabheeftmijbevolenenaldezewoordenindemondvan uwdienaresgelegd.

20Omdezemaniervansprekenteverzinnenheeftuw dienaarJoabditgedaanMijnheeriswijs,volgensde wijsheidvaneenengelvanGod,enhijweetalleswatop deaardeis

21ToenzeidekoningtegenJoab:Zietoch,ikhebdit gedaan;ganuheenenhaaldejongemanAbsalomterug.

22ToenwierpJoabzichmethetgezichtteraarde,boog zichvooroverendanktedekoningJoabzei:Vandaagweet uwdienaardatikgenadeinuwogenhebgevonden,mijn heerdekoning,omdatdekoningaanhetverzoekvanzijn dienaarheeftvoldaan

23ToenmaakteJoabzichopengingnaarGesur,enhij haaldeAbsalomnaarJeruzalem

24Toenzeidekoning:Laathijzichnaarzijnhuiswenden enmijnaangezichtnietzien.Absalomkeerdedusnaarzijn huisterugenzaghetaangezichtvandekoningniet

25MaarinheelIsraëlwaserniemanddiezogeprezen werdalsAbsalomomzijnschoonheid:vanzijnvoetzool totaanzijnkruinwasergeengebrekaanhem

26Enwanneerhijzijnhoofdschoor(wantdatdeedhijelk jaar,omdatzijnhaarzwaarwerd,daaromschoorhijhet) wooghijzijnhoofdhaaroptweehonderdsjekel,naarhet gewichtvandekoning

27Absalomkreegdriezonenenééndochter;haarnaam wasTamarZijwaseenvrouwmeteenmooiuiterlijk

28AbsalombleeftweevollejareninJeruzalem,zonderdat hijhetgezichtvandekoningzag

29DaaromlietAbsalomJoabhalenomhemnaarde koningtesturen.Maardezekwamniet.Ooktoenhijvoor detweedekeerJoabstuurde,kwamhijniet

30Daaromzeihijtegenzijndienaren:Zie,Joabsakkerligt vlakbijdemijne,enhijheeftdaargerst;gaheminbrand stekenEnAbsalomsdienarenstakendeakkerinbrand

31ToenstondJoabop,gingnaarAbsalominzijnhuisen zeitegenhem:Waaromhebbenuwdienarenmijnakkerin brandgestoken?

32ToenantwoorddeAbsalomJoab:Zie,ikhebtotu gezondenmetdeboodschap:Komhier,ikzalutotde koningzendenomtezeggen:WaarombenikuitGesur gekomen?Hetzougoedvoormijzijngeweestalsikdaar nogwasgeweestLaatmijdannuhetaangezichtvande koningzien;enalserenigeongerechtigheidinmijis,laat hijmijdandoden.

33ToengingJoabnaardekoningenverteldehethemHij lietAbsalomroepenengingnaardekoningtoeHijboog zichmethetgezichtnaardegrondvoordekoningende koningkusteAbsalom

HOOFDSTUK15

1DaarnagebeurdehetdatAbsalomzichwagensen paardengereedmaakte,envijftigmanlietvoorhemuit lopen

2ToenstondAbsalomvroegopengingaandewegnaar depoortstaan.Enhetgebeurde,telkenswanneeriemand dieeengeschilhad,naardekoningkwamomrechtte spreken,datAbsalomhemriepenvroeg:Uitwelkestad komtu?Enhijantwoordde:Uwdienaarkomtuiteenvan destammenvanIsraël

3ToenzeiAbsalomtegenhem:Kijk,uwzakenzijngoed enrechtvaardig,maarerisniemanddoordekoning afgevaardigdomnaaruteluisteren

4VerderzeiAbsalom:Och,werdikmaarrechterinhet land,dankoniedereendieeenrechtszaakofeengeschil heeft,bijmijkomenenzouikhemrechtdoen

5Enhetgebeurde,wanneeriemandnaarhemtoekwam omhemeertebewijzen,dathijzijnhanduitstak,hem vastpakteenhemkuste

6OpdezelfdewijzedeedAbsalommetheelIsraël,datnaar dekoningkwamomrechttespreken.ZostalAbsalomhet hartvandemannenvanIsraël

7EnhetgebeurdenaveertigjaardatAbsalomtotde koningzeide:Laatmijtochheengaanenmijngelofte betalen,dieikdeHEEREbeloofdheb,inHebron

8Wantuwdienaarheefteengeloftegedaan,terwijlikin GesurinSyriëverbleef:AlsdeHEEREmijwerkelijknaar Jeruzalemterugbrengt,danzalikdeHEEREdienen

9Endekoningzeitegenhem:Gainvrede.Hijstonddus opengingnaarHebron

10ToenstuurdeAbsalomverspiedersnaarallestammen vanIsraëlomtezeggen:Zodrauhetgeluidvandebazuin hoort,moetuzeggen:AbsalomregeertinHebron.

11EnmetAbsalomgingentweehonderdmanuit Jeruzalemweg,diegeroepenwaren;enzijgingeninhun onnozelheid,enzijwistenniets

12ToenlietAbsalomAchitofel,deGiloniet,Davids raadsman,uitzijnstadGilohalen,terwijlhijoffersbracht. Desamenzweringwassterk,wanthetvolkdatAbsalom steunde,namvoortdurendtoe

13ToenkwamereenbodetotDavid,diezei:Hethartvan demannenvanIsraëlisachterAbsalomaangegaan

14ToenzeiDavidtegenalzijndienarendiebijhemin Jeruzalemwaren:Maakjeklaarenlatenwevluchten,want anderszoudenwenietaanAbsalomontkomenMaakhaast metvertrekken,andershaalthijonsplotselingin,brengt onheiloveronsenslaatdestadmetdescherptevanhet zwaard

15Toenzeidendedienarenvandekoningtegendekoning: Zie,uwdienarenzijnbereidomtedoenwatmijnheerde koningookzalbevelen

16Toengingdekoningweg,enzijnhelehuisvolgdehem Dekoningliettienvrouwen,diebijvrouwenwaren,achter omhethuistebewaken

17Toengingdekoningweg,enalhetvolkvolgdehem,en zijblevenvertoevenopeenafgelegenplaats

18Alzijndienarentrokkenmethemmee,enalleKrethi, allePlethienalleGethieten,zeshonderdmandienahem uitGatgekomenwaren,trokkenvoordekoninguit

19ToenzeidekoningtegenIttai,deGethiet:Waaromga jijookmetonsmee?Keerterugnaarjewoonplaatsenblijf bijdekoning,wantjebenteenvreemdelingeneenballing 20Terwijljepasgisterengekomenbent,zouikjevandaag dwingenommetonsmeetereizen?Alsikgawaarikwil, keerdanterugenneemjebroedersmeeterug Goedertierenheidentrouwzijmetje

21EnIttaiantwoorddedekoningenzeide:Zowaarde HEEREleeftenzowaarmijnheerdekoningleeft, voorzeker,opwelkeplaatsmijnheerdekoningzalzijn, hetzijindoodofleven,daarzalookuwdienaarzijn.

22ToenzeiDavidtegenIttai:GaensteekoverEnIttai,de Gethiet,trokover,metalzijnmannenenallekinderendie bijhemwaren.

23Enhethelelandweendemetluidestem,enheelhet volktrokoverOokdekoningzelftrokoverdebeek Kidron,enheelhetvolktrokover,inderichtingvande wegnaardewoestijn

24Enzie,ookSadokenalleLevietenwarenbijhemZij droegendearkvanhetverbondvanGod.Enzijzettende arkvanGodneerEnAbjatharklomomhoog,totdatalhet volkdestadhadverlaten

25ToenzeidekoningtegenZadok:‘BrengdearkvanGod terugnaardestadAlsikgenadevindindeogenvande HEERE,zalHijmijterugbrengenenmijhaarenZijn woonplaatslatenzien.

26Maaralshijdanzegt:Ikhebgeenbehageninu;zie, hierbenik;laathijmetmijdoenwatgoedisinzijnogen 27DekoningzeiooktegendepriesterZadok:Bentugeen ziener?Keerdaninvredeterugnaardestad,metuwtwee zonen:uwzoonAhimaäzenJonathan,dezoonvan Abjathar

28Zie,ikblijfindevlaktevandewoestijn,totdatereen berichtvanukomtdatmijopdehoogtestelt

29ToenbrachtenZadokenAbjatardearkvanGod opnieuwnaarJeruzalem,enzijblevendaar

30ToenbeklomDaviddeOlijfberg,enhijweendeterwijl hijnaarbovengingHijhadzijnhoofdbedektenliep barrevoetsEnallemannendiebijhemwaren,hadden iederhunhoofdbedekt.Toenzenaarbovengingen, wenend

31EnmenbrachtDaviddeboodschapdatAchitofelonder desamenzweerdersvanAbsalomwas.EnDavidzei: HEERE,maaktochderaadvanAchitofeltotdwaasheid

32ToenDavidopdetopvandebergwasgekomen,waar hijGodhadaanbeden,kwamHusai,deArchiet,hem tegemoet,metzijnmantelgescheurdenaardeopzijnhoofd 33TegenwieDavidzei:Alsumetmijmeegaat,zultumij totlastzijn.

34MaaralsunaardestadterugkeertentegenAbsalom zegt:Ikzaludienen,okoning;zoalsiktotnutoede dienaarvanuwvaderbengeweest,zozalikooknuu dienen;danzultumisschienvoormijderaadvan Achitofeltenietdoen

35EnbentudaarnietZadokenAbjatar,depriesters,biju? Daarommoetualleswatuuithetpaleisvandekoning hoort,aanZadokenAbjatar,depriesters,vertellen.

36Zie,zijhebbendaarhuntweezonenbijzich:Ahimaäz, dezoonvanZadok,enJonathan,dezoonvanAbjatarVia henzultumijalleszendenwatukunthoren.

37ZokwamHusai,devriendvanDavid,indestad,en AbsalomkwaminJeruzalem

HOOFDSTUK16

1ToenDavidevenvoorbijdetopvandeheuvelwas,zie, daarkwamZiba,dedienaarvanMefiboseth,hemtegemoet mettweegezadeldeezels,endaaroptweehonderdbroden, honderdtrossenrozijnen,honderdzomervruchteneneen zakwijn

2ToenvroegdekoningaanZiba:Watbedoeltudaarmee? EnZibaantwoordde:Deezelszijnvoorhethuisvande koningomopterijden,enhetbroodendezomervruchten voordejongensomteeten,endewijnomtedrinkenvoor degenendieuitgeputzijnindewoestijn.

3Toenvroegdekoning:Enwaarisdezoonvanuwheer? EnSibaantwoorddedekoning:Zie,hijverblijftin Jeruzalem,wanthijheeftgezegd:Vandaagzalhethuisvan Israëlmijhetkoningschapvanmijnvaderteruggeven

4ToenzeidekoningtegenZiba:Zie,alleswatMefiboseth toebehoorde,behoortaanu.EnZibaantwoordde:Ik verzoekudringendgenadeinuwogentevinden,mijnheer, dekoning

5ToenkoningDavidbijBahurimkwam,zie,daarkwam eenmanuithetgeslachtvanhethuisvanSaul,wiensnaam wasSimeï,dezoonvanGeraHijgingnaarbuitenen vervloektenogsteedsterwijlhijkwam.

6HijgooidestenennaarDavidennaaralledienarenvan koningDavid,terwijlalhetvolkenalleheldenzichaan zijnrechter-enaanzijnlinkerhandbevonden.

7EnditzeiSimeï,terwijlhijvervloekte:Komnaarbuiten, komnaarbuiten,gijbloeddorstigemanengijBelialsman!

8DeHEEREheeftoputeruggebrachtalhetbloedvanhet huisvanSaul,inwiensplaatsugeregeerdhebtEnde HEEREheefthetkoningschapgegevenindehandvanuw zoonAbsalom.Enzie,ubentgevangeninuwonheil, omdatueenbloeddorstigmanbent

9ToenzeiAbisai,dezoonvanZeruja,tegendekoning: Waaromzoudezedodehondmijnheerdekoning vervloeken?Laatmijtochnaardeoverkantgaanenzijn koperafhalen.

10Toenzeidekoning:Wathebikmetutemaken,zonen vanZeruja?LaathijDaviddanmaarvervloeken,wantde HEEREheefttegenhemgezegd:VervloekDavid!Wiezal danzeggen:Waaromhebtuditgedaan?

11ToenzeiDavidtegenAbisaïenalzijndienaren:Zie, mijnzoon,dieuitmijningewandenisvoortgekomen,zoekt mijnleven;hoeveeltemeermoetdezeBenjaminietdatdan doen?Laathembegaanenvervloeken,wantdeHEERE heefthethembevolen.

12MisschienzaldeHEERmijnellendeaanschouwenen mijopgoedewijzevergeldenvoordevloekdieHijmijop dezedagheeftopgelegd.

13TerwijlDavidmetzijnmannenverdertrok,liepSimeï langsdehellingvandebergtegenoverhemHijsprak vervloekendewoorden,gooidestenennaarhemenwierp stofop

14Endekoningenalhetvolkdatbijhemwas,kwamen vermoeidenverkwiktenzichdaar

15ToenkwamenAbsalomenallemannenvanIsraëlte Jeruzalem,enAchitofelmethem.

16ToenHusai,deArchiet,devriendvanDavid,bij Absalomkwam,zeiHusaitegenAbsalom:Godverhoede dekoning,Godverhoededekoning.

17ToenzeiAbsalomtegenHusai:Isditeenvriendelijke daadvoorjevriend?Waarombenjenietmetjevriend meegegaan?

18MaarHusaizeitegenAbsalom:Nee,maarwiede HEEREenditvolkenallemannenvanIsraëlverkiezen, dienswilzalikzijnenbijhemzalikblijven.

19Enverder,wiezouikmoetendienen?Zouikniet dienenvoordeogenvanzijnzoon?Zoalsikvooruwvader gediendheb,zozalikookvoorudienen.

20ToenzeiAbsalomtegenAchitofel:Bespreekmetelkaar watwemoetendoen

21ToenzeiAchitofeltegenAbsalom:Ganaarde bijvrouwenvanjevader,diehijheeftachtergelatenom voorhethuistezorgen,enheelIsraëlzalhorendatjedoor jevaderverafschuwdbent.Danzullendehandenvanallen diebijjezijnsterkworden

22ToenspandenzijvoorAbsalomeententophetdakvan hethuis,enAbsalomgingnaardebijvrouwenvanzijn vader,voordeogenvanheelIsraël

23DeraaddieAchitofelindiedagengaf,wasalsof iemandhetwoordvanGodhadgeraadpleegd.Zowasalle raadvanAchitofelbijDavidenbijAbsalom

HOOFDSTUK17

1VerderzeiAchitofeltegenAbsalom:Laatmijnu twaalfduizendmanuitkiezen,danzalikopstaanen vannachtDavidachtervolgen

2Ikzaloverhemkomenterwijlhijvermoeidenslapvan handenis,enhembevreesdmaken,zodatalhetvolkdatbij hemis,zalvluchtenAlleendekoningzalIkdoden

3IkzalalhetvolktotuterugbrengenDemandieuzoekt, zalalsiemanddiegeheelisteruggekeerdzijn.Alhetvolk zalinvredezijn

4EnditwoordbevielAbsalomenalleoudstenvanIsraël goed

5ToenzeiAbsalom:RoepnuookHusai,deArchiet,en latenweookluisterennaarwathijzegt.

6ToenHusaibijAbsalomgekomenwas,sprakAbsalom tothemenzeide:Achitofelheeftaldusgesproken;zullen wijovereenkomstigzijnwoordhandelen?Zoniet,spreek danzelf

7ToenzeiHusaitegenAbsalom:DeraaddieAchitofel gegevenheeft,isopditmomentnietgoed.

8Want,zeiHusai,ukentuwvaderenzijnmannen,enzij zijnhelden,enzijzijnzoboosopzichzelfalseenbeerdie ophetveldvanhaarjongenisberoofd.Uwvaderiseen krijgsmanenzalnietbijhetvolkverblijven

9Zie,hijisnuverborgenindeeenofanderekuilofopeen andereplaats.Enhetzalgebeuren,wanneersommigenvan henalseersteomvergeworpenworden,datiedereendiehet hoort,zalzeggen:Eriseenslachtingonderhetvolkdat Absalomvolgt

10Enookdedappere,wienshartisalseenleeuwenhart, zalzekersmelten.WantheelIsraëlweet,datuwvadereen heldisendatzij,diebijhemzijn,dapperemannenzijn 11DaaromraadikaandatheelIsraëlzichbijuverzamelt, vanDantotBerseba,zotalrijkalshetzandaandezee,en datuineigenpersoontenstrijdetrekt

12Danzullenwijhemvindenopeenplaatswaarhijte vindenis,enwijzullenhemaandoenzoalsdedauwopde aardevalt;envanhemenvanaldemannendiebijhem zijn,zalerzelfsnietéénoverblijven

13Enalshijineenstadkomt,danmoetheelIsraëltouwen naardiestadbrengenenwijzullenhemindeNijltrekken, totdatergeensteentjemeergevondenwordt

14ToenzeidenAbsalomenallemannenvanIsraël:De raadvanHusai,deArchiet,isbeterdanderaadvan AchitofelWantdeHEERhadbepaalddatdegoederaad vanAchitofelverijdeldzouworden,metdebedoelingdat deHEERkwaadoverAbsalomzoubrengen

15ToenzeiHusaitegendepriestersZadokenAbjatar:Zo enzoheeftAchitofelAbsalomendeoudstenvanIsraël aangeraden;enzoenzohebikhemaangeraden

16Nudan,zendsnelboodschappersnaarDavidenzeg: Overnachtvannachtnietindevlaktenvandewoestijn, maartreksnelover,anderswordtdekoningverslonden, samenmetheelhetvolkdatbijhemis

17JonathanenAhimaäzblevenbijEnrogel,wantzij mochtennietgezienwordenalszijindestadkwamen Toengingeenmeisjehethunvertellen,enzijgingenhet aankoningDavidvertellen.

18TochzageenjongenhenenverteldehetaanAbsalom Zijgingenechterbeidensnelwegenkwamenbijhethuis vaneenmaninBahurim,dieeenwaterputindevoorhof had;daargingenzijnaartoe

19Toennamdevrouweendekselenspreiddehetuitover deopeningvandeput,enstrooideergemalengraanop, maardezaakwerdnietbekend

20ToenAbsalomsdienarenbijdevrouwinhuiskwamen, vroegenze:WaarzijnAhimaäzenJonathan?Devrouw antwoorddehun:Zezijndewaterstroomovergestoken Toenzehengezochthaddenennietkondenvinden, keerdenzeterugnaarJeruzalem.

21Enhetgebeurde,nadatzijvertrokkenwaren,datzijuit deputkwamen,enhetaankoningDavidberichtten,enzij zeidentotDavid:Staopengahaastigoverhetwater,want ditheeftAchitofeltegenubevolen

22ToenmaakteDavidzichgereed,enalhetmanschapdat bijhemwas,enzijstakendeJordaanoverTegende morgenwaserniemanddienietoverdeJordaanwas getrokken.

23ToenAchitofelzagdatzijnraadnietwerdopgevolgd, zadeldehijzijnezel,maaktezichop,brachtzichzelfnaar

zijnhuis,naarzijnstad,brachtzijnhuishoudinginordeen verhingzich.Zostierfhijenwerdbegraveninhetgrafvan zijnvader

24ToenDavidinMahanaïmaankwam,stakAbsalomde Jordaanover,hijenallemannenvanIsraëlmethem.

25EnAbsalomsteldeAmasaaanalslegeroversteinde plaatsvanJoabAmasawasdezoonvaneenman,wiens naamJitrawas,eenIsraëliet,diebijAbigaïlkwam,de dochtervanNahas,dezustervanZeruja,demoedervan Joab

26IsraëlenAbsalomsloegenhunkampopinhetland Gilead

27ToenDavidteMahanaïmkwam,kwamenSobi,dezoon vanNahasuitRabba,uitdeAmmonieten,enMachir,de zoonvanAmmiëluitLodebar,enBarzillai,deGileadietuit Rogelim,

28Erwerdenbeddengebracht,bekkens,aardenvaten, tarwe,gerst,meel,geroosterdgraan,bonen,linzenen geroosterdepeulvruchten.

29Enhoning,boter,schapenvleesenkoeienkaasvoor Davidenvoorhetvolkdatbijhemwas,omteetenWant zezeiden:Hetvolkishongerig,vermoeidendorstiginde woestijn

HOOFDSTUK18

1Davidteldehetvolkdatbijhemwas,ensteldeoverhen bevelhebbersoverduizendenoverhonderdaan.

2EnDavidzondeenderdedeelvanhetvolkuitonder leidingvanJoab,eneenderdedeelonderleidingvan Abisaï,dezoonvanZeruja,Joabsbroer,eneenderdedeel onderleidingvanIttai,deGethietEndekoningzeitegen hetvolk:Ikzalzekerookzelfmetumeegaan

3Maarhetvolkantwoordde:Jemagnietweggaan,want alswijvluchten,zullenzijnietvooronszorgen;enookals dehelftvanonssterft,zullenzijnietvooronszorgen

Maarjijbentnutienduizendvanonswaard.Daaromishet beterdatjijonsnuuitdestadhelpt

4Endekoningzeitegenhen:Watuhetbestelijkt,zalik doen.Endekoningstondbijdepoort,enalhetvolk stroomdenaarbuiten,bijhonderdenenbijduizenden

5ToengafdekoningJoab,AbisaïenIttaideopdracht: Behandeldejongeman,Absalom,omwillevanmijmet zachtheidHethelevolkhoordehettoendekoningalle bevelhebbersoverAbsalomopdrachtgaf

6ToentrokhetvolktenstrijdetegenIsraël.Destrijd speeldezichafinhetwoudvanEfraïm

7DaarwerdendeIsraëlietenvoordeogenvandedienaren vanDavidgedoodErwasopdiedageengroteslachting vantwintigduizendman

8Wantdestrijdverspreiddezichdaaroverhetheleland, enhetbosverslondopdiedagmeermensendanhet zwaardverslond

9ToenAbsalomdedienarenvanDavidtegenkwam,reed hijopeenmuildierHetmuildiergingonderdedikke takkenvaneengroteeikdoor,enzijnkopbleefaandeeik hangen.Hijwerdtussenhemelenaardeopgetild.Het muildierdatonderhemliep,gingervandoor

10Eniemandzaghet,enverteldehetaanJoab,enzeide: Zie,ikzagAbsalomhangenaaneeneik.

11ToenzeiJoabtegendemandiehethemverteldhad:Zie, jehebthemgezien,enwaaromhebjehemdaarnietopde

2Samuël

grondgeslagen?Danhadikjetienzilverstukkeneneen gordelgegeven.

12ToenzeidemantegenJoab:Alzouikduizendsjekel zilverinmijnhandkrijgen,tochzouikmijnhandniet uitstekentegendezoonvandekoning.Wantdekoning heeftinonzeogentegenu,AbisaïenIttaigezegd:Pasop datniemanddejongemanAbsalomaanraakt

13Anderszouikleugenshebbengesmeedtegenmijn eigenlevenErisimmersgeenzaakverborgenvoorde koningEnjijzoujetegenmijhebbenverzet

14ToenzeiJoab:‘Ikmagzonietbijjeblijven’Hijnam driepijlenenstakzedoorhethartvanAbsalom,terwijlhij nogleefde,middenindeeik.

15Entienjongemannen,dieJoabswapenrustingdroegen, omsingeldenAbsalomendooddenhem

16ToenbliesJoabopdebazuin,enhetvolkkeerdezich vandeachtervolgingvanIsraëlaf,wantJoabhieldhetvolk tegen

17ToennamenzijAbsalom,wierpenhemineengrotekuil inhetbosenlegdeneenzeergrotesteenhoopophemZo vluchttenalleIsraëlieten,iedernaarzijntent

18Absalomhadnogtijdenszijnleveneengedenkteken latenoprichtendatinhetkoningsdalstaatHijhadimmers gezegd:‘Ikhebgeenzoonommijnnaaminherinneringte houden.’Daaromnoemdehijhetgedenktekennaarzijn eigennaamTotopdedagvanvandaagheethet‘Absaloms plaats’

19ToenzeiAhimaäz,dezoonvanZadok:Laatmijnusnel naardekoninggaanenhemberichtendatdeHEEREhem opzijnvijandengewrokenheeft

20ToenzeiJoabtegenhem:Vandaagmagjegeen boodschapbrengen,maareenanderedagmoetjeerwel eenboodschapoverbrengenVandaagechtermagjegeen boodschapbrengen,wantdezoonvandekoningis gestorven

21ToenzeiJoabtegenKusji:Gadekoningvertellenwat jehebtgezien.KusjiboogzichvoorJoabneerenrende weg

22ToenzeiAhimaäz,dezoonvanZadok,opnieuwtegen Joab:MaarlaatmijtochookachterKusjiaanrennen.Joab antwoordde:Waaromzoujerennen,mijnzoon,aangezien jegeennieuwshebtdatklaaris?

23Maarhoedanook,zeihij,laatmijvluchten.Enhijzei tegenhem:VluchtToenliepAhimaäzdewegvande vlakteopenovermeesterdeKusi

24Davidzattussendetweepoorten.Dewachterklomop hetdakbovendepoort,tegendemuuraanToenhijzijn ogenopsloeg,zaghijeenmandiealleenliep.

25EndewachterriepenbrachthetdekoningteroreEn dekoningzei:Alshijalleenis,danheefthijnieuwsinzijn mondEnhijkwamsneldichterbij

26Endewachterzageenanderemanrennen,ende wachterriepdepoortwachterenzei:Zie,daarrentnogeen manalleenEndekoningzei:Hijbrengtooktijding

27Endewachterzei:Ikdenkdatdeloopvandevoorste manvergelijkbaarismetdievanAhimaäz,dezoonvan Zadok.Endekoningzei:Hijiseengoedmanenkomtmet goednieuws

28ToenriepAhimaäzdekoningenzei:Allesisinorde Enhijwierpzichopzijngezichtteraardevoorhet aangezichtvandekoningenzei:GeprezenzijdeHEERE,

uwGod,Diedemannenheeftovergeleverddiehunhand tegenmijnheerdekoninghebbenopgeheven.

29Toenvroegdekoning:IsdejongemanAbsalomin veiligheid?EnAhimaäzantwoordde:ToenJoabdedienaar vandekoningenmij,uwdienaar,stuurde,zagikeengroot tumult,maarikwistnietwathetwas

30Endekoningzeitegenhem:Gaopzijenblijfhierstaan Enhijgingopzijenbleefstaan.

31Enzie,Kusjikwam,enKusjizeide:Laathetonsweten, mijnheerenkoning,datdeHEEREuhedenheeft gewrokenaanallendietegenuzijnopgestaan

32ToenvroegdekoningaanKusji:Isdejongeman Absalominveiligheid?Kusjiantwoordde:Devijandenvan mijnheerdekoningenallendietegenuopstaanomu kwaadtedoen,zullenzijnzoalsdiejongeman

33Endekoningwerdzeerbewogen,engingnaarhet vertrekbovendepoort,enweendeEnterwijlhijging,zei hijhetvolgende:OmijnzoonAbsalom,mijnzoon,mijn zoonAbsalom!Och,datikinjouwplaatsgestorvenwas,o Absalom,mijnzoon,mijnzoon!

HOOFDSTUK19

1EnaanJoabwerdmeegedeeld:Zie,dekoningweenten betoontrouwoverAbsalom.

2Endeoverwinningveranderdediedaginrouwvoorheel hetvolkHetvolkhaddiedaghorenvertellenhoezeerde koningbedroefdwasoverzijnzoon.

3Enhetvolksmokkeldehendiedagheimelijkindestad, zoalseenvolkdatbeschaamdis,heimelijkwegsluipt wanneerhetindestrijdopdevluchtslaat.

4Maardekoningbedektezijngezichtenriepmetluide stem:MijnzoonAbsalom,Absalom,mijnzoon,mijnzoon!

5ToenkwamJoabbijdekoninginhetpaleisenzei: Vandaaghebtuhetgezichtvanaluwdienarenteschande gemaakt,dievandaaguwleven,hetlevenvanuwzonenen dochters,hetlevenvanuwvrouwenenhetlevenvanuw bijvrouwenhebbengered

6OmdatuuwvijandenliefhebtenuwvriendenhaatWant uhebtvandaagverklaarddatugeenontzaghebtvoor vorstenofdienarenVandaagbesefikdatalsAbsalomin levenwasgeblevenenwijallenvandaaggestorvenwaren, udatgoedhadgevonden.

7Nudan,staop,ganaarbuitenenspreekvromewoorden totuwdienarenWantikzweerbijdeHEERE:Alsuniet naarbuitengaat,zalervannachtniemandbijublijven.Dat zalergervooruzijndanalhetkwaaddatuisoverkomen vanuwjeugdtotnutoe.

8ToenstonddekoningopengingindepoortzittenEn menberichtteaanheelhetvolk:Zie,dekoningzitinde poortEnheelhetvolkverscheenvoordekoning,want Israëlwasgevlucht,iedernaarzijntent.

9EnhetgehelevolkonderallestammenvanIsraëlwasin repenroer,zeggende:Dekoningheeftonsgereduitde handvanonzevijanden,enhijheeftonsgereduitdehand vandeFilistijnen;ennuishijuithetlandgevluchtvoor Absalom.

10EnAbsalom,diewijoveronsgezalfdhadden,isinde strijdgesneuveldWaaromspreektudangeenwoordover hetterughalenvandekoning?

11ToenzondkoningDavidbodennaardepriestersSadok enAbjataromtezeggen:SpreektotdeoudstenvanJuda

2Samuël

envraag:Waaromzijnjulliedelaatstenomdekoningnaar zijnhuisterugtebrengen?HetisimmerszodatheelIsraël totdekoning,totzijnhuis,isgekomen

12Julliezijnmijnbroeders,julliezijnmijnbeenderenen mijnvlees.Waaromzijnjulliedandelaatstendiede koningterughalen?

13EnzegtotAmasa:Bentunietvanmijnbeenderenen vanmijnvlees?Goddoemijditaan,ennogerger,alsu nietvoortdurendindeplaatsvanJoabaanhethoofdvan hetlegervoormijnaangezichtstaat

14EnhijbooghethartvanallemannenvanJuda,zoalshet hartvanéénman,zodatzijditwoordaandekoningzonden: Keerterug,uenaluwdienaren.

15ToenkeerdedekoningterugenkwamnaardeJordaan JudakwamnaarGilgalomdekoningteontmoetenenhem overdeJordaanteleiden.

16EnSimeï,dezoonvanGera,eenBenjaminietuit Bahurim,haasttezichenkwammetdemannenvanJuda koningDavidtegemoet.

17EnduizendmannenvanBenjaminwarenbijhem,en Ziba,dedienaarvanhethuisvanSaul,metzijnvijftien zonenenzijntwintigdienarenmethem;enzijstakende Jordaanovervoordekoning

18Enerkwameenveerpontaanomhethuisvande koningovertebrengenentedoenwathijgoedvond.En Simeï,dezoonvanGera,vielvoordekoningneer,toenhij deJordaanoverwasgetrokken

19Enhijzeidetotdekoning:Laatmijnheermijde ongerechtigheidniettoerekenen,engedenknietaan hetgeenuwdienaarverkeerdgedaanheeft,opdedagdat mijnheerdekoninguitJeruzalemging,zodatdekoning hetterhartekonnemen

20WantUwdienaarweetdatikgezondigdheb;daarom, zie,ikbenvandaagalseerstevanhethelehuisvanJozef gekomenommijnheerdekoningteontmoeten

21MaarAbisai,dezoonvanZeruja,antwoorddeenzei: ZalSimeïhiervoornietgedoodworden,omdathijde gezalfdevandeHEEREvervloektheeft?

22ToenzeiDavid:Wathebikmetutemaken,zonenvan Zeruja,datuvandaagtegenstandersvanmijbent?Zaler vandaagiemandinIsraëlgedoodworden?Weetikdanniet datikvandaagkoningbenoverIsraël?

23DaaromzeidekoningtegenSimeï:Jezultnietsterven. Endekoningzwoerhem

24ToenkwamMefiboseth,dezoonvanSaul,dekoning tegemoet.Hijhadzijnvoetennietgekleed,zijnbaardniet bijgekniptenzijnklerennietgewassen,vanafdedagdatde koningwasheengegaantotdedagdathijinvrede terugkwam

25ToenhijteJeruzalemkwamomdekoningteontmoeten, zeidekoningtegenhem:Waarombenjenietmetmij meegegaan,Mefiboseth?

26Enhijantwoordde:Mijnheerkoning,mijndienaarheeft mijbedrogen,wantuwdienaarheeftgezegd:Ikzalmijeen ezelzadelenendaaroprijdenennaardekoninggaan, omdatuwdienaarkreupelis

27Enhijheeftuwdienaarbijmijnheerdekoning belasterd;maarmijnheerdekoningisalseenengelGods; doedaaromwatgoedisinuwogen

28Wantheelhethuisvanmijnvaderwasvoormijnheer dekoningslechtsdood;entochhebtuuwdienaaronder

hengeplaatstdieaanuweigentafelatenWelkrechthebik dannogomtotdekoningteroepen?

29Toenzeidekoningtegenhem:Waaromspreektunog verderoveruwzaken?Ikhebgezegd:UenSibaverdelen hetland.

30EnMefibosethzeidetotdekoning:Ja,laathijalles nemen,aangezienmijnheerdekoninginvredenaarzijn huisisteruggekeerd.

31Barzillai,deGileadiet,kwamuitRogelimenstakmet dekoningdeJordaanoveromhemoverdeJordaante leiden

32Barzillaiwaseenzeeroudman,tachtigjaaroudHij haddekoningvanvoedselvoorzientoendezein MahanaïmlagHijwasnamelijkeenzeerbelangrijkman

33ToenzeidekoningtegenBarzillai:Kommetmijmee, danzalikbijmijinJeruzalemvoorjezorgen.

34ToenzeiBarzillaitegendekoning:Hoelangmoetik noglevenommetdekoningnaarJeruzalemtegaan?

35Ikbenhedentachtigjaaroud,enkaniknog onderscheidenwatgoedisenwatkwaad?Kanuwdienaar proevenwatikeetenwatikdrink?Kaniknogluisteren naardestemvanzingendemannenenzingendevrouwen? Waaromzouuwdienaardannogeenlastzijnvoormijn heerdekoning?

36Uwdienaarzalmetdekoningeeneindjeoverde JordaantrekkenWaaromzoudekoningmijdanzo'n beloninggeven?

37Laatuwdienaartochterugkeren,dankanikinmijn eigenstadstervenenbegravenwordenbijhetgrafvan mijnvaderenmoederMaarzie,uwdienaarChimham;laat hemmetmijnheerdekoningoverstekenendoemethem watugoeddunkt

38Toenantwoorddedekoning:Kimhamzalmetmij oversteken,enikzalmethemdoenwatgoedisinuwogen; enalleswatuvanmijvraagt,zalikvoorudoen

39ToentrokhethelevolkoverdeJordaanToende koningovergetrokkenwas,kustedekoningBarzillaien zegendehem,waarnahijnaarzijnwoonplaatsterugkeerde 40ToentrokdekoningverdernaarGilgal,enKimham gingmethemmee.AllemannenvanJudaendehelftvan demannenvanIsraëlbegeleiddendekoning

41ToenkwamenallemannenvanIsraëlnaardekoningen zeidentegenhem:Waaromhebbenonzebroeders,de mannenvanJuda,ugestolenendekoningenzijngezinen allemannenvanDavidmethemoverdeJordaangebracht?

42ToenantwoorddenallemannenvanJudaaande mannenvanIsraël:Dekoningisimmersonzenaaste bloedverwant.Waaromzijnjulliedanboosoverdezezaak? Hebbenwijdanhelemaalgegetenvandekoning?Heefthij onsookmaarietsgegeven?

43ToenantwoorddendemannenvanIsraëldemannenvan Judaenzeiden:Wijhebbentiendelenindekoning,enwij hebbenzelfsmeerrechtopDaviddanjullieWaarom hebbenjullieonsdanveracht,datonzeraadnietalseerste werdgehoordbijhetterughalenvanonzekoning?De woordenvandemannenvanJudawarenharderdande woordenvandemannenvanIsraël.

HOOFDSTUK20

1EnerwasdaareenBelialsman,wiensnaamwasSeba,de zoonvanBikri,eenBenjaminietHijbliesopdetrompeten

2Samuël

zei:WijhebbengeendeelaanDavid,enwijhebbengeen erfelijkbezitaandezoonvanIsaï;iedernaarzijntenten, Israël

2ToentrokiedereenvanIsraëlopomDavidachternate gaanenSeba,dezoonvanBikri,tevolgen.Demannenvan Judablevenechterhunkoningtrouw,vandeJordaantot Jeruzalem

3ToenDavidinJeruzaleminzijnhuisaankwam,namde koningdetienvrouwen,zijnbijvrouwen,diehijhad achtergelatenomhethuistebewaken,enplaatstezein bewaringHijvoeddeze,maargingnietbijhennaar binnenZewerdenopgeslotentotdedagvanhundood, omdatzealsweduwenleefden.

4ToenzeidekoningtegenAmasa:Roepbinnendrie dagendemannenvanJudabijmijopenweeshier aanwezig.

5AmasagingdusopwegomdemannenvanJudabijeen teroepen,maarhijbleeflangerwegdandetijddiehem wasgesteld.

6ToenzeiDavidtegenAbisai:NuzalSeba,dezoonvan Bikri,onsmeerkwaaddoendanAbsalomgedaanheeft Neemdedienarenvanuwheermeeenachtervolghem, anderszalhijversterktestedeninnemenenaanons ontkomen

7ToentrokkendemannenvanJoab,deKrethi,dePlethi enaldeheldenachterhemaanZijvertrokkenuit JeruzalemomSeba,dezoonvanBikri,teachtervolgen

8ToenzijbijdegrotesteeninGibeonwaren,gingAmasa voorhenuitJoabhadzijnmantelom,endaaraandroeghij eengordelmeteenzwaard,bevestigdaanzijnlendenenin deschede;maartoenhijverderging,vielheteruit.

9ToenzeiJoabtegenAmasa:'Gaathetwel,mijnbroeder?' JoabpakteAmasametzijnrechterhandbijdebaardom hemtekussen.

10MaarAmasaschonkgeenaandachtaanhetzwaarddat inJoabshandwas;hijsloeghemermeeindevijfderib, zodatzijningewandenopdegrondterechtkwamen.Hij sloeghemnietmeer,enhijstierfJoabenzijnbroerAbisai zettendeachtervolginginopSeba,dezoonvanBikri

11ToenkwameenvanJoabsmannenbijhemstaanenzei: WieJoabgunstiggezindisenwievoorDavidis,laatdie Joabachternagaan

12Amasawenteldezichinhetbloedmiddenopdeweg. Toendemanzagdatallemensenstilstonden,leiddehij Amasavandewegafnaarhetveldenwierpeenkleedover hemheen,toenhijzagdatiedereendielangshemkwam stilstond

13Toenhijvandewegwasverwijderd,trokkenalle mannenverder,achterJoabaan,omSeba,dezoonvan Bikri,teachtervolgen

14EnhijtrokdoorallestammenvanIsraëltotaanAbelen Beth-Maächa,ennaaraldeBerieten;enookzij verzameldenzich,engingenhemachterna

15ToenkwamenzijenbelegerdenhembijAbelBethMaächaZijwierpeneenwaloptegendestad,zodatdeze indegrachtbleefstaanEnalhetmanschapdatbijJoab was,beukteopdemuuromhemomvertewerpen.

16Toenriepeenwijzevrouwuitdestad:Hoor,hoor!Zeg tochtegenJoab:Komdichterbij,dankanikmetjespreken 17Toenhijbijhaarkwam,zeidevrouw:BentuJoab?En hijantwoordde:IkbenhetToenzeizetegenhem:Luister

naardewoordenvanuwdienstmaagdEnhijantwoordde: Ikhoorhet.

18Toennamzijhetwoordenzeide:Vroegersprakenzij gewoonlijk:ZijzullenzekerteAbelraadvragen.Enzo ronddenzijdezaakaf.

19Ikbenéénvandevredelievendeentrouwemannenin IsraëlJijprobeerteenstadeneenmoederstadinIsraëlte verwoesten.WaaromzoujedandeerfenisvandeHEERE verslinden?

20ToenantwoorddeJoabenzeide:Hetzijverrevanmij, hetzijverrevanmij,datikzouverslindenofvernietigen 21DezaakisnietzoEenmanuithetgebergtevanEfraïm, Seba,dezoonvanBikri,heeftzijnhandopgeheventegen dekoning,tegenDavidGeefhemalleenover,danzalik uitdestadvertrekken'DevrouwzeitegenJoab:'Zie,zijn hoofdzaloverdemuurnaarjetoewordengegooid.'

22Toengingdevrouwinhaarwijsheidnaarhethelevolk EnzijhaktenhethoofdvanSeba,dezoonvanBikri,afen wierpenhetnaarJoab.Hijbliesopdetrompetenzij trokkenzichuitdestadterug,iedernaarzijntentJoab keerdeterugnaarJeruzalem,naardekoning

23JoabwasaanhethoofdvanhetgehelelegervanIsraël, enBenaja,dezoonvanJojada,wasaanhethoofdvande KrethiendePlethi

24Adoramwasoverdeschattinggesteld;Josafat,dezoon vanAhilud,waskanselier

25EnSevawasschrijver,enZadokenAbjatharwaren priesters.

26EnookIra,deJaïriet,waseenleidervanDavid

HOOFDSTUK21

1ToenerindedagenvanDaviddriejaarlang hongersnoodheerste,jaarnajaar,raadpleegdeDavidde HEEREndeHEERantwoordde:DitisvanwegeSaulen zijnbloeddorstigehuis,omdathijdeGibeonietenheeft verslagen.

2ToenriepdekoningdeGibeonietenenzeitegenhen: (NubehoordendeGibeonietenniettotdeIsraëlieten,maar tothetoverblijfselvandeAmorieten;endeIsraëlieten haddenhundatgezworen)DaaromprobeerdeSaulhente dodeninzijnijvervoordeIsraëlietenenJuda)

3DaaromzeiDavidtegendeGibeonieten:Watmoetik voorudoen?Waarmeemoetikverzoeningdoen,zodatu deerfenisvandeHEEREkuntzegenen?

4ToenzeidendeGibeonietentegenhem:Wijwillengeen zilverofgoudvanSaulofzijnhuis;enuzultvoorons niemandinIsraëldoden.'Enhijzei:Watuzegt,datzalik voorudoen

5Enzijantwoorddendekoning:Demandieonsheeft verdelgdendietegenonseenplanheeftbedachtomons uitteroeieninhetgebiedvanIsraël, 6Laatzevenvanzijnzonenaanonsovergeleverdworden, enwijzullenhenophangenvoordeHEERinGibeavan Saul,diedeHEERuitgekozenheeftEndekoningzei:Ik zalhenuitleveren

7MaardekoningspaardeMefiboseth,dezoonvan Jonathan,dezoonvanSaul,vanwegedeeeddiede HEEREgezworenhad,dietussenhenbeiden,Daviden Jonathan,dezoonvanSaul,gezworenhad.

8DekoningnamdetweezonenvanRizpa,dedochtervan Aja,diezijaanSaulgebaardhad,ArmonienMefiboseth,

2Samuël

endevijfzonenvanMichal,dedochtervanSaul,diezij voorAdriël,dezoonvanBarzillai,deMeholathiet,had grootgebracht

9EnHijleverdehenoverindehandenvandeGibeonieten, enzijhingenhenopdeheuvelvoorhetaangezichtvande HEEREEnzijvielenallezeventezamenenwerden gedoodindedagenvandeoogst,indeeerstedagen,inhet beginvandegerstoogst.

10ToennamRizpa,dedochtervanAja,eenrouwkleeden spreiddedatvoorzichuitopderotsDatdeedzijvanafhet beginvandeoogst,totdaterwateruitdehemelophen neerdaaldeOverdaglietenzedevogelsindeluchterniet oprustenen'snachtsdedierenophetveldniet.

11EnaanDavidwerdverteldwatRizpa,dedochtervan Aja,debijvrouwvanSaul,gedaanhad 12ToengingDavidheenennamdebeenderenvanSaulen debeenderenvanzijnzoonJonathanmeevandemannen vanJabesinGilead,diezegestolenhaddenvandestraat vanBeth-San,waarzedoordeFilistijnenopgehangen waren,toendeFilistijnenSaulopGilboagedoodhadden 13EnhijbrachtvandaardebeenderenvanSaulende beenderenvanzijnzoonJonathan,enmenverzameldede beenderenvandegehangenen

14DebeenderenvanSaulenzijnzoonJonathanbegroeven zijinhetlandvanBenjamin,inZela,inhetgrafvanzijn vaderKisZijvoerdenallesuitwatdekoninggebodenhad DaarnawerdGodvoorhetlandgesmeekt 15OoknuvoerdendeFilistijnenopnieuwoorlogmet IsraëlDaaromtrokDavidmetzijndienarenmethemnaar benedenenstreedtegendeFilistijnenToenraakteDavid uitgeput.

16EnJisbibenob,eenvandezonenvanReus,wiensspeer driehonderdsjekelkoperwoog,enhijwasomgordmeteen nieuwzwaard.MendenktdathijDavidheeftgedood.

17MaarAbisaï,dezoonvanZeruja,kwamhemtehulpen versloegdeFilistijnendooddehemToenzwoerende mannenvanDavidhem:Umagnietmeermetonsten strijdetrekken,andersdooftuhetlichtvanIsraël

18Daarnagebeurdehetopnieuwdaterstrijdwasmetde FilistijnenbijGob.ToenversloegSibbechai,uitHusa,Saf, dieeenvandezonenvanReuswas

19ErwasopnieuwstrijdmetdeFilistijneninGob Elhanan,dezoonvanJaareoregimuitBethlehem,doodde daardebroervanGoliath,deGethietDespeervanGoliath waszosterkalseenweversboom

20ErvondnogeenstrijdplaatsteGat,waarbijeenman vangrotelengteaankwam,dieaanelkehandzesvingersen aanelkevoetzestenenhad,vierentwintigingetal;enook hijwasvandereus

21ToenhijIsraëltartte,werdhijgedooddoorJonathan,de zoonvanSimea,debroervanDavid 22DezevierwarenbijReusinGatgeboren,enzijvielen doordehandvanDavidendoordehandvanzijndienaren

HOOFDSTUK22

1EnDavidsprakdewoordenvanditliedtotdeHEERE, opdedagdatdeHEEREhemverlosthaduitdehandvan alzijnvijandenenuitdehandvanSaul: 2Enhijzeide:DeHEEREismijnRots,enmijnVesting, enmijnBevrijder;

3DeGodvanmijnrots,opHemvertrouwik;Hijismijn schildendehoornvanmijnheil,mijnburchtenmijn toevlucht,mijnHeiland,Gijredtmijvangeweld 4IkroepdeHEERaan,dieteprijzenis;danwordikvan mijnvijandenverlost.

5Toendegolvenvandedoodmijomringden,maaktende stromenvangoddelozenmijbevreesd;

6Debandenvandehelomringdenmij,destrikkenvande doodhieldenmijtegen

7Toenhetmijaankwam,riepikdeHEEREaanenrieptot mijnGodHijhoordemijnstemvanuitzijntempel,enmijn geroepklonkinzijnoren

8Toenbeefdeenbeefdedeaarde,defundamentenvande hemelbeefdenenbeefden,omdatHijtoornigwas

9Erkwamrookuitzijnneusgatenenerkwamvuuruitzijn monddatverteerde;kolenwerdenerdoorontstoken.

10OokboogHijdehemelneerendaaldeaf,enduisternis wasonderZijnvoeten

11EnHijreedopeencherubenvloog,enHijwerdgezien opdevleugelsvandewind

12Enhijmaakteduisternisrondomzichtottenten, donkerewaterenendikkewolkenaandehemel.

13DoordeglansvoorHemwerdenvurigekolenontstoken

14ToenlietdeHEERhetgedruisvanuitdehemelhoren, endeAllerhoogstelietzijnstemhoren.

15Enhijschootpijlenafenverstrooidehen,en bliksemschichtenenversloeghen

16Toenwerdendebeddingenvandezeezichtbaar,de fundamentenvandewereldwerdenontdekt,doorde bestraffingvandeHEERE,doordeademuitZijnneus 17Hijheeftvanbovengezonden,Hijheeftmijgehaald, Hijheeftmijuitgrotewaterengetrokken;

18Hijheeftmijgeredvanmijnsterkevijand,vanmijn haters,wantzijwarentesterkvoormij.

19Zijhebbenmijbeschermdopdedagvanmijn ondergang,maardeHEEREwasmijnSteunpilaar

20Hijleiddemijnaarderuimte,reddemij,omdatHij welbehageninmijhad

21DeHEEREvergoldmijnaarmijngerechtigheid,naar dereinheidvanmijnhandenvergoldHijmij.

22WantikhebdewegenvandeHEEREgehoudenenben nietgoddeloosvanmijnGodafgeweken

23Wantalzijnbepalingenwarenvoormijnaangezicht,en zijnverordeningen,daarvanweekiknietaf

24Ookikwasoprechtvoorzijnaangezichtenhebmij bewaardvoormijnongerechtigheid.

25DaaromvergeldtdeHEEREmijovereenkomstigmijn gerechtigheid,overeenkomstigdereinheiddieHijmetmijn ogenheeft

26VoordegoedertierenezultGijbarmhartigzijn,envoor deoprechtenzultGijbewijzendatGijoprechtbent 27Bijdereinentoontuzichrein,maarbijdeverdorvenen toontuzichonverzorgd

28EnhetverdruktevolkzultGijredden,maarUwogen zijnopdehoogmoedigen,omhentevernederen 29WantGij,HEERE,zijtmijnlamp,endeHEEREzal mijnduisternisverlichten.

30WantmetUbenikdooreenlegerbendeheengerend; metmijnGodbenikovereenmuurgesprongen 31Godswegisvolmaakt;desHerenwoordiszuiver;Hij iseenschildvoorallendieopHemvertrouwen

32WantwieisGodbehalvedeHEERE?Enwieiseenrots behalveonzeGod?

33Godismijnsterkteenmacht,enHijmaaktmijnweg volmaakt.

34Hijmaaktmijnvoetenalsdievanhinden,endoetmij opmijnhoogtenstaan

35Hijleertmijnhandendestrijd,zodateenstalenboog doormijnarmenwordtgebroken.

36OokhebtGijmijhetschilduwsheilsgegeven,enuw zachtmoedigheidheeftmijgrootgemaakt

37Gijhebtmijnschredenondermijruimgemaakt,zodat mijnvoetennietuitgleden

38Ikhebmijnvijandenvervolgdenvernietigd,enikben nietteruggekeerd,voordatIkhenvernietigdhad

39Ikhebhenverdelgdenhuneenklaptoegebracht,zodat zijnietmeerkondenopstaan;zijzijnondermijnvoeten gevallen

40WantGijhebtmijomgordmetkrachttotdestrijd;hen dietegenmijopstonden,hebtGijondermijnvoetendoen neervallen

41OokhebtGijmijdenekvanmijnvijandengegeven, opdatikhendiemijhaten,zouvernietigen.

42Zijkeken,maarerwasniemanddiehenredde;zij richttenzichtotdeHEERE,maarHijantwoorddehunniet

43Toensloegikhenfijnalsstofderaarde,ikvertraptehen alsslijkopdestraatenspreiddehenuit

44OokhebtGijmijgereduitdetwistenvanmijnvolk,Gij hebtmijtothoofdderheidenvolkengesteld;eenvolkdatik nietgekendheb,zalMijdienen

45Vreemdelingenzullenzichaanmijonderwerpen;zodra zevanmijgehoordhebben,zullenzemijgehoorzamen.

46Vreemdelingenverdwijnen,zewordenbangenverlaten hunschuilplaatsen

47DeHEEREleeft,geloofdzijmijnRots,verhevenzijde GodvandeRotsmijnsheils

48HetisGoddiemijwreektenhetvolkaanmij onderwerpt,

49Diemijvanmijnvijandenbevrijdt;Gijhebtmijook hoogverhevenbovenhendietegenmijopstonden;Gij hebtmijgeredvandemanvanhetkwaad.

50DaaromzalikU,HEERE,lovenonderdeheidenvolken enuwNaampsalmzingen

51Hijiseenburchtdesheilsvoorzijnkoning,enHij bewijstgoedertierenheidaanzijngezalfde,aanDaviden aanzijnnageslacht,vooreeuwig

HOOFDSTUK23

1DitzijndelaatstewoordenvanDavidDavid,dezoon vanIsaï,zei,endemandiehoogverhevenwas,de gezalfdevandeGodvanJakobendeweldadigepsalmist vanIsraël,zei:

2DeGeestvandeHEEREsprakdoormij,enZijnwoord wasopmijntong

3DeGodvanIsraëlsprak,deRotsvanIsraëlspraktotmij: Wieoverdemensenheerst,moetrechtvaardigzijnen regerenindevrezeGods.

4Hijzalzijnalshetmorgenlicht,wanneerdezonopkomt, eenmorgenzonderwolken;alshetjongegras,datnade regenhelderuitdeaardeopschiet.

5HoewelmijnhuisnietalzoisbijGod,heeftHijtochmet mijeeneeuwigverbondgesloten,datinallesgeordenden

betrouwbaarisWantditismijnheleheilenmijnhele wens,ookallaatHijhetnietgroeien.

6MaardezonenvanBelialzullenzijnalsweggeworpen doornen,omdatzenietmetdehandenkunnenworden vastgepakt.

7Maardemandiezeaanraakt,moetmetijzereneenspeer omgordworden;enzijzullenopdiezelfdeplaatsmetvuur verbrandworden.

8DitzijndenamenvandeheldendieDavidhad:de Tachmoniet,dieopdetroonzat,hethoofdvande bevelhebbers;enAdino,deEznietHijhiefzijnspeerop tegenachthonderdman,diehijinéénkeerdoodde

9NahemkwamEleazar,dezoonvanDodo,deAhohiet, eenvandedrieheldendiebijDavidwaren,toenzijde Filistijnendiedaartenstrijdewarengetrokken,tarttenDe mannenvanIsraëlwarentoenweggelopen.

10HijstondopenversloegdeFilistijnen,totdatzijnhand vermoeidwasenzijnhandaanhetzwaardkleefdeEnde HEEREbewerktediedageengroteoverwinning,zodathet volkhemachternaging,maaralleenomteplunderen 11EnnahemkwamSamma,dezoonvanAgee,de Harariet.DeFilistijnenverzameldenzichineengroepop eenstukgrondvollinzenHetvolkvluchttevoorde Filistijnen

12Maarhijbleefinhetmiddenvanhetlandstaanen verdedigdehet,enhijversloegdeFilistijnenZobewerkte deHEEREeengroteoverwinning

13Drievandedertigleidersgingenopwegenkwamenin deoogsttijdbijDavidindegrotvanAdullamDegroep FilistijnenhadzijnlegerplaatsinhetdalRefaïm 14Davidbevondzichtoenindevesting,endebezetting vandeFilistijnenlagtoeninBethlehem

15ToenverlangdeDavidernaarenzei:Och,gafmenmij tochtedrinkenvanhetwateruitdeputvanBethlehem,die bijdepoortis!

16Toenbrakendedrieheldendoorhetlegervande Filistijnenheen,puttenwateruitdeputvanBethlehem,die bijdepoortligt,namenhetmeeenbrachtenhetnaarDavid MaarDavidwildehetnietdrinken,maargoothetuitvoor deHEERE.

17Enhijzei:Hetzijverrevanmij,HEER,datikditzou doen!Isditniethetbloedvandemannendiemetgevaar vooreigenlevengingen?Daaromwildehijhetnietdrinken. Dezedingendedendezedriehelden

18EnAbisaï,debroervanJoab,dezoonvanZeruja,was deleidervandedrie.Hijhiefzijnspeeroptegen driehonderdmanendooddehen,enhijwasdeleidervan dedrie.

19Washijnietdevoornaamstevandedrie?Daaromwas hijhunaanvoerderTochbereiktehijderangvandeeerste drieniet

20EnBenaja,dezoonvanJojada,dezoonvaneendapper manuitKabzeël,dieveeldadenhadverricht,dooddetwee leeuwachtigemannenuitMoabOokginghijnaarbeneden endooddeeenleeuwinhetmiddenvaneenkuil,toener sneeuwlag

21EnhijsloegeenEgyptenaar,eenaanzienlijkman,dood. DeEgyptenaarhadeenspeerinzijnhandMaarhijging meteenstokophemaf,ruktedespeeruitdehandvande Egyptenaarendooddehemmetzijneigenspeer.

22DitdeedBenaja,dezoonvanJojada,enhijhadeen reputatieonderdedriehelden

2Samuël

23Hijwasaanzienlijkerdandedertig,maarhijbereiktede eerstedrieniet.DaaromsteldeDavidhemaanoverzijn lijfwacht

24Asaël,debroervanJoab,waseenvandedertig; Elhanan,dezoonvanDodo,uitBethlehem, 25SammadeHarodiet,ElikadeHarodiet, 26HelezdePaltiet,Ira,dezoonvanIkkeshdeTekoiet, 27AbiëzerdeAnethothiet,MebunnaideHusathiet, 28ZalmondeAhohiet,MaharaideNetofathiet, 29Heleb,dezoonvanBaäna,eenNetofathiet,Ittai,de zoonvanRibai,uitGibea,uitdekinderenvanBenjamin, 30Benaja,dePirathoniet,HiddaivandebekenvanGaash, 31Abialbon,deArbathiet,Azmaveth,deBarhumiet, 32Eljabba,deSaälboniet,uitdezonenvanJasen,Jonathan, 33Samma,deHarariet,Ahiam,dezoonvanSarar,de Harariet, 34Elifelet,dezoonvanAhasbai,dezoonvande Maächatiet,Eliam,dezoonvanAchitofel,deGiloniet, 35HezraideKarmeliet,PaaraideArbiter, 36Jigal,dezoonvanNathan,uitZoba,BanideGadiet, 37Zelek,deAmmoniet,enNaharai,deBeërothiet, wapendragervanJoab,dezoonvanZeruja, 38IraeenIthriet,GarebeenIthriet, 39Uria,deHethiet:zevenendertigintotaal

HOOFDSTUK24

1ToenontbranddedetoornvandeHEEREopnieuwtegen Israël,enHijzetteDavidtegenhenopenzei:Gaheen,tel IsraëlenJuda

2DekoningzeitegenJoab,delegeroverstediebijhem was:GanuallestammenvanIsraëllangs,vanDantot Berseba,enteldemannen,zodatikhetaantalmannenkan weten.

3ToenzeiJoabtegendekoning:DeHEERE,uwGod, mogehetvolk,hoetalrijkzeookzijn,honderdvoudig vermeerderen,opdatdeogenvanmijnheerdekoninghet mogenzienMaarwaaromheeftmijnheerdekoning behagenindezezaak?

4MaarhetbevelvandekoninghaddeoverhandopJoab endelegeraanvoerdersJoabendelegeraanvoerders gingendaaromvoordekoningwegomdeIsraëlietente tellen.

5ToenstakenzijdeJordaanoverenlegerdenzichbij Aroër,aanderechterzijdevandestaddieinhetmidden vanderivierGadligt,enbijJazer.

6ToenkwamenzijinGileadeninhetlandvan Tahtimhodsi,enzijkwameninDanjaanenindeomgeving vanSidon,

7ZijkwamenbijdevestingTyrusenbijallestedenvande HevietenendeKanaänieten,entrokkenverdernaarhet zuidenvanJuda,totaanBerseba.

8Nadatzijhethelelanddoorgetrokkenhadden,kwamen zijnanegenmaandenentwintigdageninJeruzalemaan

9ToengafJoabdekoninghetgetalvanhetvolkdoor Israëlteldeachthonderdduizenddapperemannendiehet zwaardkondenhanteren,endemannenvanJudawaren vijfhonderdduizendman

10EnDavidshartsloeghem,nadathijhetvolkhadgeteld ToenzeiDavidtegendeHEER:Ikhebzwaargezondigd doorwatikgedaanhebNudan,HEER,neemtochde

ongerechtigheidvanuwdienaarweg,wantikhebzeer dwaasgehandeld.

11ToenDaviddesmorgensopwas,kwamhetwoordvan deHEEREtotdeprofeetGad,dezienervanDavid,enzei: 12GaenzegtotDavid:ZozegtdeHEERE:Iklegudrie dingenvoor;kieservooruéénuit,enIkzalhetaanudoen 13ToenkwamGadnaarDavidenverteldehethem:Zullen erzevenjarenhongersnoodoveruwlandkomen?Ofzultu driemaandenvluchtenvooruwvijanden,terwijlziju achtervolgen?Ofzalerdriedagenpestinuwlandzijn? Geefhetnudoorenziewelkantwoordikmoetgevenaan hemdiemijgezondenheeft

14ToenzeiDavidtegenGad:Ikbeningrotenood;laten wijtochvallenindehandvandeHEERE,wantZijn barmhartighedenzijngroot;enlaatmijnietvalleninde handvanmensen.

15ToenzonddeHEEREdepestoverIsraël,vande morgenaftotaandevastgesteldetijd,enerstierven zeventigduizendmanvanhetvolk,vanDantotBerseba.

16ToendeengelzijnhandoverJeruzalemuitstrekteom hetteverwoesten,kreegdeHEERberouwoverhetkwaad enzeitegendeengeldiehetvolkverwoestte:Hetis genoeg;houdnuuwhandopDeengelvandeHEERstond bijdedorsplaatsvanArauna,deJebusiet

17ToenDaviddeengelzagdiehetvolksloeg,zeihij tegendeHEERE:Zie,ikhebgezondigdenikheb goddeloosgehandeld;maardezeschapen,wathebbenzij gedaan?LaatUwhandtochtegenmijentegenhethuisvan mijnvaderzijn

18OpdiedagkwamGadbijDavidenzeitegenhem:Ga opwegenrichteenaltaaropvoordeHEEREopde dorsvloervanArauna,deJebusiet

19EnDavidgingop,overeenkomstighetwoordvanGad, zoalsdeHEEREgebodenhad.

20ToenAraunaopkeek,zaghijdekoningmetzijn dienarenopzichafkomenToengingAraunanaarbuiten enboogzichvoordekoningneermetdiensgezichtopde grond

21ToenzeiArauna:Waaromkomtmijnheerdekoning naarzijndienaar?EnDavidzei:Omuwdorsvloertekopen endaareenaltaarvoordeHEEREtebouwen,zodatde plaagvanhetvolkkanwordenweggenomen

22ToenzeiAraunategenDavid:Laatmijnheerdekoning nemenenofferenwathemgoeddunktZie,hierzijn runderenvoorhetbrandoffer,endorswerktuigenenander gereedschapvanderunderenvoorhethout.

23AldezedingengafArauna,alskoning,aandekoning EnAraunazeitegendekoning:DeHEER,uwGod,zalu welgevalligzijn

24ToenzeidekoningtegenArauna:Nee,ikzalhetzeker vanukopenvooreenprijsIkzaldeHEERE,mijnGod, ookgeenbrandoffersbrengenvanietsdatmijnietskost. DaaromkochtDaviddedorsvloerenderunderenvoor vijftigsjekelzilver

25DavidbouwdedaareenaltaarvoordeHEERenofferde brandoffersenvredeoffersZowerddeHEERvoorhet landvereerdenwerddeplaaguitIsraëlweggenomen.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.