Heteersteboekvan AdamenEva
HOOFDSTUK1
1OpdederdedagplantteGoddetuininhetoostenvande aarde,aandegrensvandewereldinhetoosten.Daarachter, inderichtingvanzonsopgang,isnietsanderstevindendan waterHetomvatdehelewereldenreikttotaandegrenzen vandehemel.
2Entennoordenvandetuinisereenzeevanwafels, helderenpuurvansmaak,zoalsnietsandersdatkan evenaren.Doordehelderheidervankunjeindediepten vandeaardekijken
3Enwanneeriemandzichdaarinwast,wordthijreinvan zijnreinheidenwitvanzijnwitheid,zelfsalwashij donker
4EnGodschiepdiezeeuitZijnwelbehagen,wantHijwist waterzougebeurenmetdemensdieHijzoumaken.Nadat demensvanwegezijnovertredingdetuinhadverlaten, zoudenermensenopaardegeborenwordenUithen zoudenrechtvaardigensterven,maarGodzouwierzielen opdelaatstedagweertothunvleeszoudenterugkerenZij zoudenzichbadeninhetwatervandiezeeenzijzouden zichallenvanhunzondenbekeren
5ToenGodAdamuitdetuinlietgaan,plaatsteHijhem nietaandenoordgrenservan,uitangstdathijbijdezee zoukomenHijenEvawastenzichdaarin,werden gereinigdvanhunzondenenvergatendeovertredingdieze haddenbegaan.Ookwerdernietmeeraanhengedachtbij degedachteaanhunstraf
6Enwatdezuidkantvandetuinbetreft,Godwaserniet blijmeedatAdamdaarzouwonen.Wantalsdewinduit hetnoordenwaaide,zouhijaandiezuidkantdeheerlijke geurvandebomenindetuinmeedragen
7DaaromheeftGodAdamdaarnietgeplaatst,opdathij nietdoordegeurvandiebomenzijnovertredingzou vergetenentroostzouvindenvoorwathijhadgedaan,en genoegenzouscheppenindegeurvandebomenenniet gereinigdzouwordenvanzijnovertreding
8EnomdatGodbarmhartigenvolmededogenisenalles bestuurtopeenwijzediealleenHijkent,lietHijonze vaderAdamwonenaandewestelijkegrensvandetuin, omdatdeaardeaandiekantheelbreedis
9EnGodgafhemhetbeveldaartewonenineengrotinde rots,deGrotderSchattenbenedenaandehof
HOOFDSTUK2
1ToenonzevaderAdamenEvadetuinverlieten,liepen zemethunvoetenopdegrond,zonderdatzehetmerkten.
2Toenzijbijdeingangvandetuinkwamenende uitgestrekteaardevoorzichzagen,bedektmetgroteen kleinestenenenmetzand,werdenzijbangenbeefden.Zij vielenophungezichtvanangst,enzijwarenalsdood
3Wanttotnutoebevondenzezichinhettuinlandschap, prachtigbeplantmetallerleisoortenbomen.Nuzagenze zichzelfineenvreemdland,datzenietkendenennooit eerderhaddengezien.
4Enomdatzijindietijdvervuldwarenvandegenadevan eenstralendwezen,enhunhartennietopaardsedingen gerichtwaren.
5DaaromhadGodmedelijdenmethen;entoenHijzagdat zevoordepoortvandehofgevallenwaren,zondHijZijn WoordnaarvaderAdamenEvaenwektehenopuithun gevallenstaat
HOOFDSTUK3
1GodzeitegenAdam:Ikhebopdezeaardedagenenjaren bepaald,enjijenjenakomelingenzullenerwonenen wandelen,totdatdedagenenjarenvoorbijzijnDanzalIk hetWoordzendendatjougeschapenheeftenwaartegenjij overtredenhebt,hetWoorddatjouuitdetuindeedkomen endatjouopwektetoenjegevallenwas
2Ja,hetWoorddatuopnieuwzalreddenwanneerdevijf eneenhalvedagvervuldzijn.
3ToenAdamdezewoordenvanGodhoorde,enookover degrotevijfeneenhalvedag,begreephijdebetekenis ervanniet.
4Adamdachtimmersdathethemnogmaarvijfeneen halvedagzoukostentotaanheteindevandewereld.
5EnAdamweendeenbadtotGodomhethemuitte leggen
6ToenmaakteGodinzijnbarmhartigheidjegensAdam, dienaarzijnbeeldengelijkenisgeschapenwas,hem duidelijkdathetomvijfduizendenvijfhonderdjaarging, enhoeerdanIemandzoukomenomhemenzijn nageslachtteredden
7MaarGodhadditverbondaleerdermetonzevader Adamgesloten,opdezelfdewijze,nogvoordathijuitde tuinkwamenbijdeboomwaswaarvanEvadevruchtnam enhemteetengaf
8ToenonzevaderAdamuitdetuinkwam,liephijlangs dieboomenzagdatGoddegedaanteervanineenandere gedaantehadveranderd,zodatdeboomverdorde 9EntoenAdamdaarheenging,vreesdehij,beefdeenviel neer;maarinzijngenaderichtteGodhemopensloottoen ditverbondmethem
10EntoenAdamweerbijdepoortvandetuinwasende cherubmeteenzwaardvanvlammendvuurinzijnhand zag,endecherubwoedendwerdenhemfronste,werden AdamenEvabeidenbangvoorhemendachtendathijhen wildedodenZevielenophungezichtenbeefdenvan angst
11Maarhijhadmedelijdenmethenenbeweeshun barmhartigheid;enhijkeerdezichvanhenaf,gingopnaar dehemelenbadtotdeHeerenzei:
12Heer,uhebtmijoppadgestuurdombijdepoortvande tuindewachttehouden,meteenzwaardvanvuur 13MaartoenUwdienaren,AdamenEva,mijzagen, vielenzijophungezichtenwarenalsdood.OmijnHeer, watzullenwijUwdienarenaandoen?
14ToenkreegGodmedelijdenmethenentoondeHij barmhartigheidaanhen.HijzondZijnengelomdehofte bewaken
15EnhetWoordvandeHeerkwamtotAdamenEvaen wektehenop.
16EndeHeerzeitegenAdam:IkhebjegezegddatIkna vijfeneenhalvedagmijnWoordzalzendenenjezal redden.
17VersterkdaaromuwhartenblijfindeGrotmetzijn Schatten,waaroverIkeerdermetuhebgesproken.
18ToenAdamditwoordvanGodhoorde,vondhijtroost inwatGodhemhadgezegd.WantHijhadhemverteldhoe Hijhemzouredden.
HOOFDSTUK4
1MaarAdamenEvaweendenomdatzeuitdetuin,hun eerstewoonplaats,warengekomen
2Eninderdaad,toenAdamnaarzijnveranderdevleeskeek, weendehijbitter,hijenEva,overwatzehaddengedaan EnzeliepenendaaldenzachtjesafnaardeGrotder Schatten
3Toenzedaaraankwamen,begonAdamtehuilenenzei tegenEva:‘Kijkeensnaardezegrot,dieonzegevangenis indezewereldzalzijn,eenplaatsvanstraf!
4"Watishetvergelekenmetdetuin?Watisdeengheid ervanvergelekenmetderuimtevandeander?
5Watisdezerots,daarnaastdiebossen?Watisde duisternisvandezegrot,vergelekenmethetlichtvande tuin?
6Watisdezeoverhangenderotswanddieonsbeschermt, vergelekenmetdegenadevandeHeerdieons overschaduwde?
7"Watisdegrondvandezegrotvergelekenmetdetuin? Dezeaarde,bezaaidmetstenen;endie,beplantmet heerlijkefruitbomen?"
8EnAdamzeitegenEva:Kijkeensnaarjouwogenen naardemijne,dievroegerdeengelenindehemelzagen, dieHemprezen;enookzij,zonderophouden.
9MaarnuzienwijnietmeerzoalswijvroegerzagenOnze ogenzijnvanvleesgewordenZekunnennietmeerzien zoalszijvroegerzagen.
10AdamzeiopnieuwtegenEva:‘Hoeisonslichaam vandaag,vergelekenmethoehetervroegeruitzag,toenwij indetuinwoonden?’
11HiernawildeAdamdegrotonderdeoverhangenderots nietmeerbinnengaan;hijzouerooknooitzijn binnengegaan.
12MaarhijboogzichvoorGodsbevelenenzeibij zichzelf:Alsikdegrotnietbinnenga,zalikopnieuween overtrederzijn.
HOOFDSTUK5
1ToengingenAdamenEvadegrotbinnenenstonden daartebiddeninhuneigentaal,diewijnietkennen,maar diezewelgoedkenden
2Terwijlzeaanhetbiddenwaren,sloegAdamzijnogen openzagderotsenhetdakvandegrotdiehembovenhet hoofdbedekten,zodathijnochdehemel,nochGods schepselenkonzienHijhuildeensloegzichhevigopde borst,tothijerdoodbijneerviel
3EnEvazathuilend,wantzegeloofdedathijdoodwas
4Toenstondzijop,spreiddehaarhandenuitnaarGoden smeekteHemomgenadeenmedelijden,enzei:‘OGod, vergeefmijmijnzonde,dezondedieikbegaanheb,en gedenkdienietaanmij
5WantIkalleenhebervoorgezorgddatUwdienaaruitde tuinindezeverlorentoestandisgevallen,uithetlichtin
dezeduisternis,enuitdewoonplaatsvanvreugdeindeze gevangenis.
6OGod,ziedezegevallendienaarvanUaanenwekhem opuitdedood,zodathijkanwenenenberouwkanhebben overdeovertredingdiehijdoormijbegaanheeft.
7Neemzijnzielnunietweg,maarlaathemleven,zodat hijkanstaannaardemaatvanzijnbekeringenUwwilkan doen,zoalsvóórzijndood.
8MaarindienGijhemnietopwekt,neemdan,oGod,mijn zielweg,opdatikaanhemgelijkzalzijnEnlaatmijniet indezekerker,alleenenalleen,wantikkannietalleenin dezewereldbestaan,danalleenmethem
9WantGij,oGod,hebtheminslaapdoenvallen,enhebt eenbotuitzijnzijdegenomenenhetvleesinzijnplaats hersteld,doorUwgoddelijkekracht
10EnGijhebtmij,hetbeen,genomenenmijeenvrouw gemaakt,stralendalshij,methart,verstandenspraak,en inhetvleesgelijkaandezijne;enGijhebtmijgemaakt naardegelijkenisvanzijngelaat,doorUwbarmhartigheid enmacht
11Heer,ikenHijzijnéén,enGij,God,zijtonzeSchepper, Gijzijthetdieonsbeidenopééndaggeschapenhebt.
12Daarom,oGod,geefhemhetleven,zodathijbijmijis inditvreemdeland,terwijlwijdaarwonenvanwegeonze overtreding.
13MaaralsUhemnietlevendwiltmaken,neemmijdan, mij,zoalshij,endanstervenwijbeidenopdezelfdedag 14EnEvaweendebitterenvielonzevaderAdamaan,van haargroteverdriet
HOOFDSTUK6
1MaarGodzaghenaan,omdatzijzichzelfhaddengedood ingrootverdriet.
2MaarHijzouhenoprichtenentroosten
3DaaromzondHijhunZijnWoord,datzijzoudenopstaan enonmiddellijkopgewektworden.
4ToenzeideHeertegenAdamenEva:‘Julliehebben vrijwilliggezondigd,totdatjullieuitdetuinkwamen waarinIkjulliehadgeplaatst.
5Uiteigenvrijewilbentuovertredendooruwverlangen naargoddelijkheid,grootheidenverhevenheid,zoalsikdie heb.Daaromhebikuberoofdvandestralendenatuur waarinuzichtoenbevondIkhebuuitdetuinnaarditland geleid,ruwenvolonrust
6Hadumijngebodmaarnietovertredenenmijnwetmaar inachtgenomenennietgegetenvandevruchtvande boom,waarvanikuhadgezegddatuernietbijmocht komen!Erwarenimmersvruchtbomenindetuindiebeter warendandieene
7MaardeslechteSatan,dienietinzijnoorspronkelijke staatbleefenhetgeloofnietbehield,inwiegeengoedoog voorMijwas,endie,hoewelIkhemgeschapenhad,Mij tenietgedaanheeftendeGodheidzocht,zodatIkhemuit dehemelhebneergeworpen,dieishetdiedeboominuw ogenalsaangenaamheeftvoorgesteld,totdatuervan gegetenhebtdoornaarhemteluisteren.
8Zohebtumijngebodovertreden,endaaromhebikal dezesmartenoverugebracht
9WantIkbenGod,deSchepper.ToenIkMijnschepselen schiep,hadIknietdebedoelingzetevernietigenMaar
nadatIkhenhevigintoornhaddoenontbranden,strafteIk henmetzwareplagen,totdatzijzichbekeerden. 10Maaralszijintegendeelinhunovertredingblijven verharden,zullenzijvooreeuwigvervloektzijn.
HOOFDSTUK7
1ToenAdamenEvadezewoordenvanGodhoorden, weendenenhuildenzenogmeerMaarzeversterktenhun hartinGod,wantzebeseftendatdeHeervoorhenalseen vadereneenmoederwasDaaromweendenzevoorHem enzochtenzegenadebijHem
2ToenkreegGodmedelijdenmethenenzei:‘Adam,Ik hebeenverbondmetjegeslotenenIkzalmedaarnietvan afkerenIkzaljeooknietindetuinlatenterugkeren,totdat Mijngroteverbondvanvijfeneenhalvedagisvervuld.’
3ToenzeiAdamtegenGod:Heer,Uhebtonsgeschapen enervoorgezorgddatweindetuinzoudenzijnEnvóór mijnovertredinglietUalledierennaarmijtoekomen, zodatikzeeennaamzougeven
4Uwgenadewastoenopmij,enikhebiedervanheneen naamgegevenovereenkomstigUwgedachten,enGijhebt henallenaanmijonderworpen
5Maarnu,HeereHEERE,omdatikUwgebodovertreden heb,zullenalledierentegenmijopstaanenmijenEva,Uw dienstmaagd,verslindenZijzullenonslevenvande aardbodemwegvagen
6DaaromsmeekikU,oGod,dat,nuGijonsuitdetuin hebtgeleidenonsineenvreemdlandhebtgebracht,Gij nietzulttoelatendatdedierenonskwaaddoen
7ToendeHeerdezewoordenvanAdamhoorde,kreegHij medelijdenmethem,enHijbeseftedathetwaarwaswat hijhadgezegd:datdedierenvanhetveldzoudenopstaan enhemenEvazoudenverslinden.WantHij,deHeer,was boosophenbeidenvanwegehunovertreding
8ToengafGoddedieren,devogelsenalleswatopde aardekruipt,bevelnaarAdamtekomenenmethem vertrouwdtezijn,enhemenEvanietlastigtevallenEn ookdegoedeenrechtvaardigemensenonderhun nakomelingenniet.
9ToenbogendedierenzichvoorAdamneer, overeenkomstighetbevelvanGod,behalvedeslang, waaroverGodtoornigwas.Diekwamnietmetdedieren naarAdam
HOOFDSTUK8
1ToenhuildeAdamenzei:‘OGod,toenwijindetuin woondenenonshartverhief,zagenwijdeengelendie lofzangenzongenindehemelMaarnuzienwijnietmeer zoalswijvroegerzagenSterkernog,toenwijdegrot binnengingen,werddehelescheppingvooronsverborgen.’
2ToenzeiGoddeHeertegenAdam:"ToenjeaanMij onderworpenwas,hadjeeenhelderenatuurinje,en daaromkonjedingenvanverzienMaarnajeovertreding werdjehelderenatuurvanjeweggenomen;enhetwerdje nietovergelatenomdingenvanvertezien,maaralleenom dingenvandichtbijtezien;naarhetvermogenvanhet vlees,wanthetisonrein"
3ToenAdamenEvadezewoordenvanGodhoorden, gingenzeweg,terwijlzeHemloofdenenaanbadenmet eenbedroefdhart
4EnGodhieldopmethentecommuniceren HOOFDSTUK9
1ToenkwamenAdamenEvauitdeGrotmetdeSchatten ennaderdendepoortvandetuinDaarblevenzestaanom ernaartekijkenenzeweendenomdatzewegwaren gegaan.
2AdamenEvagingenvandeingangvandetuinnaarde zuidkantervanenvondendaarhetwaterdatdetuin bevochtigde,afkomstigvandewortelvandeboomdes levensVandaaruitsplitstedeboomzichinvierrivieren overdeaarde.
3ToenkwamenzedichterbijhetwaterenkekenernaarZe zagendathetwateropweldeonderdewortelvandeboom deslevensindetuin.
4EnAdamweendeenweeklaagdeensloegzichopde borst,omdathijuitdetuinwasweggehaaldEnhijzei tegenEva:
5WaaromhebtGijmij,Uzelfenonsnageslachtzoveelvan dezeplagenenstraffenaangedaan?
6EnEvazeitotHem:Wathebtgijgezien,datgijweenten opdezewijzetotMijspreekt?
7EnHijzeitegenEva:Ziejeditwaternietdatbijonsin detuinwas,datdebomenindetuinbewaterdeendaaruit wegstroomde?
8Toenwijindetuinwaren,hebbenwijonsernietom bekommerd.Maarsindswijinditvreemdelandzijn, hebbenwijhetliefgehadengebruikenhetvoorons lichaam
9ToenEvadezewoordenvanhemhoorde,begonzete huilenOmdathuntranenzohevigwaren,vielenzeinhet waterZewildenereeneindeaanmaken,zodatzenooit meerterugzoudenkunnenkerenomdescheppingte aanschouwenWanttoenzehetwerkvandeschepping zagen,voeldenzedatzeeeneindeaanzichzelfmoesten maken.
HOOFDSTUK10
1ToenzagGod,barmhartigengenadig,henzoinhet waterliggen,opderandvandedood,enHijzondeen engel,diehenuithetwaterhaaldeenhenalsdoodopde oevervandezeelegde
2ToengingdeengelomhoognaarGod,werdverwelkomd enzei:‘OGod,uwschepselenhebbendegeestgegeven.’
3ToenzondGodZijnWoordaanAdamenEva,diehen uitdedoodopwekte.
4EnAdamzei,nadathijwasopgegroeid:OGod,toenwij indetuinwaren,haddenwijditwaternietnodigen zorgdenwijernietvoorMaarsindswijinditlandzijn gekomen,kunnenwijnietzonderhetwater.
5ToenzeiGodtegenAdam:‘ToenjenogonderMijn bevelstondeneenstralendeengelwas,kendejeditwater niet
6MaarnadatuMijngebodhebtovertreden,kuntuniet zonderwater,omuwlichaamtewassenentelatengroeien; wanthetisnualsdatvandedieren,enheeftgebrekaan water
7ToenAdamenEvadezewoordenvanGodhoorden, weendenzebitterAdamsmeekteGodofhijterugmocht kerennaardetuinomdievoordetweedekeertebekijken
8MaarGodzeitegenAdam:‘Ikhebjeeenbeloftegedaan Wanneerdiebelofteisvervuld,zalIkjeterugbrengennaar detuin,jouenjerechtvaardigenakomelingen’ 9EnGodhieldopmetcommunicerenmetAdam.
HOOFDSTUK11
1ToenvoeldenAdamenEvadatzevandorst,hitteen verdrietverbrandden
2EnAdamzeitegenEva:"Wijzullenditwaterniet drinken,zelfsnietalswezoudenstervenOEva,wanneer ditwaterinonsbinnenstekomt,zalhetonzestraffenendie vanonzekinderen,dienaonskomen,verzwaren."
3ToentrokkenAdamenEvazichteruguithetwateren dronkenernietsvanZegingenwelterugengingende GrotmetdeSchattenbinnen.
4MaartoenAdamerinzat,konhijEvanietzien;hij hoordealleenhetgeluiddatzemaakteOokkonzijAdam nietzien,maarzehoordewelhetgeluiddathijmaakte.
5ToenbegonAdamhevigtehuilen,omdathijzobedroefd wasHijsloegzichzelfopdeborst,stondopenzeitegen Eva:‘Waarbenje?’
6Enzijzeitothem:Zie,ikstaindezeduisternis
7Toenzeihijtegenhaar:‘Denkeensaandeprachtige natuurwaarinwijleefden,toenweindetuinwoonden.
8OEva,denkaandeheerlijkheiddieoponsrustteinde tuinOEva,denkaandebomendieonsindetuin overschaduwdentoenwijerdoorheenzwierven.
9"OEva!Bedenkdatwij,toenwijindetuinwaren,geen onderscheidmaaktentussendagennachtDenkaande BoomdesLevens,vanwaarhetwaterstroomdeendieons luistergaf!Denkaan,oEva,aandetuinendehelderheid ervan!
10Denkeensaandietuin,waaringeenduisterniswastoen wijerwoonden
11ZodrawijdezeGrotderSchattenbinnengingen, omslootdeduisternisons,tothetpuntdatwijelkaarniet meerkondenzienEnallegenoegensvanditlevenwaren voorbij
HOOFDSTUK12
1ToensloegAdamzichopdeborst,hijenEva,enzij rouwdendehelenacht,totdatdedageraadaanbrakenzij zuchttendehelenachtinMiyazia
2EnAdamsloegzichzelfenwierpzichopdegrondinde grot,vanbitteredroefheidenvanwegededuisternis,en bleefdaaralsdoodliggen.
3MaarEvahoordehetgeluiddathijmaaktetoenhijopde grondvielZetasttemethaarhandennaarhemenvond hemalseenlijk
4Toenwerdzebangensprakeloos.Zebleefbijhem.
5MaardebarmhartigeHeerkeeknaardedoodvanAdam ennaarEva'sstilzwijgen,uitangstvoordeduisternis
6EnhetWoordvanGodkwamtotAdamenwektehemop uitdedoodEnhetopendedemondvanEva,zodatzijkon spreken.
7ToenstondAdamopindegrotenzei:"OGod,waarom ishetlichtvanonsgewekeneniserduisternisoverons gekomen?WaaromlaatUonsindezelangeduisternis? WaaromwiltUonsopdezemanierkwellen?
8Endezeduisternis,Heer,waarwasdievoordatzeons overviel?Zeiszodanigdatweelkaarnietkunnenzien. 9Wantzolangwijindetuinwaren,hebbenwijnietgezien enooknietgewetenwatduisternisis.Ikwasniet verborgenvoorEva,enzijwasnietverborgenvoormij,tot nutoe,datzijmijnietkanzien;enerisgeenduisternis overonsgekomen,dieonsvanelkaarheeftgescheiden 10Maarzijenikwarenbeideninéénhelderlicht.Ikzag haarenzijzagmijMaarnu,sindswedezegrot binnenkwamen,iserduisternisoveronsgekomendieons vanelkaarheeftgescheiden,zodatikhaarnietzieenzij mijniet
11OHEERE,wiltGijonsdanmetdezeduisternisplagen?
HOOFDSTUK13
1ToenGod,diebarmhartigenvolmededogenis,destem vanAdamhoorde,zeiHijtegenhem:
2ZolangdegoedeengelMijgehoorzaamde,rustteereen helderlichtophemenopzijnlegerscharen
3Maartoenhijmijngebodovertrad,hebIkhemzijn helderegelaatontnomenenishijduistergeworden.
4ToenHijindehemelwas,inhetrijkvanhetlicht,kende Hijnietsvandeduisternis
5Maarhijovertraddewet,enIkliethemuitdehemelop deaardevallen,zodatdezeduisternisoverhemkwam
6Enopjou,oAdam,terwijljeinMijntuinwasenMij gehoorzaamwas,rustteookdathelderelicht.
7MaartoenIkvanuwovertredinghoorde,hebIkuvan hethelderelichtberoofdMaarinMijnbarmhartigheidheb Ikunietindeduisternisgebracht,maarIkhebutoteen lichaamvanvleesgemaakt,waaroverIkdezehuidheb gespreid,zodathetkoudeenhittekanverdragen
8AlsIkMijntoornzwaaropuhadlatenneerkomen,zou Ikuhebbenvernietigd;enalsIkuindeduisternishad gebracht,zouhetzijnalsofIkuhadgedood
9MaarinMijngoedertierenheidhebIkugemaaktzoalsu bentToenuMijngebodovertrad,Adam,hebIkuuitde tuinverdrevenenunaarditlandgebrachtIkhebu gebodenindezegrottewonen.Deduisterniskwamoveru, zoalsoverhemdieMijngebodovertrad
10Zoheeftdezenachtu,oAdam,bedrogenHijzalniet eeuwigduren,maarduurtslechtstwaalfuur.Alshij voorbijis,zalhetdaglichtterugkeren
11Zuchtdaaromnietenweesnietwankel;enzegnietbij uzelfdatdezeduisternislangduurtenuvermoeiend achtervolgt;enzegnietbijuzelfdatIkuermeeplaag 12Versterkjehartenweesnietbang.Dezeduisternisis geenstrafMaar,oAdam,Ikhebdedaggemaaktendezon eringeplaatstomlichttegeven,zodatjijenjekinderenje werkkunnendoen
13WantIkwistdatuzouzondigenenovertredenennaar ditlandzoukomenTochzouIkunietdwingen,nochnaar ulatenluisteren,nochopsluiten,nochuveroordelendoor uwval,nochdooruwkomstuithetlichtindeduisternis, nochdooruwkomstuitdehofinditland
14WantIkhebuuithetlichtgemaakt,enIkhebgewild kinderenvanhetlichtuituvoorttebrengen,kinderenzoals u
15MaargijhebtMijngebodnietééndaggehouden,totdat Ikdescheppingvoltooidhadenallesdaaringezegendhad
16ToenhebIkjeoverdeboomgeboden,datjeernietvan mageten.MaarIkwistdatSatan,diezichzelfbedroog,ook jouzoubedriegen
17Daaromhebikjedoormiddelvandeboomlatenweten datjenietbijhemindebuurtmagkomen.Enikhebje gezegddatjenietvandevruchtervanmageten,noch ervanmagproeven,nocherondermagzitten,nocheraan magtoegeven.
18AlsIknietbijjewasgeweestentotjehadgesproken,o Adam,overdeboom,enalsIkjezondergebodhadgelaten, enjehadgezondigd,danzouheteenovertredingvanMij zijngeweest,omdatIkjegeenbevelhadgegevenJezouje omdraaienenMijdeschuldgeven.
19MaarIkhebjebevolenengewaarschuwd,enjebent gevallenZodatMijnschepselenMijnietdeschuldkunnen geven;deschuldrustalleenophen.
20En,oAdam,Ikhebdedagvoorjouenvoorjekinderen najougemaakt,opdatzijdaarinzoudenwerkenen zwoegen.EnIkhebdenachtvoorhengemaakt,opdatzij daarinzoudenrustenvanhunwerk;enopdatdedierenvan hetveld'snachtszoudenuitgaanenhunvoedselzouden zoeken.
21Maarerblijftnuweinigduisternismeerover,oAdam; enhetdaglichtzalspoedigverschijnen
HOOFDSTUK14
1ToenzeiAdamtegenGod:‘Heer,neemmijnzielwegen laatmijdezeduisternisnietmeerzienOfbrengmijnaar eenplaatswaargeenduisternisis’
2MaarGod,deHeer,zeitegenAdam:"Voorwaar,Ikzegu, dezeduisterniszalvanuweggaan,elkedagdieIkvooru bepaaldheb,totdatMijnverbondvervuldisDanzalIku reddenenweerterugbrengenindetuin,indeverblijfplaats vanlichtwaarunaarverlangt,waargeenduisternisis DaarheenzalIkubrengen,inhetKoninkrijkderhemelen"
3GodzeiopnieuwtegenAdam:‘Aldezeellendedieje hebtmoetendoorstaanvanwegejeovertreding,zaljeniet bevrijdenuitdehandvanSatanenzaljenietredden
4MaarIkzalhetdoen.WanneerIkuitdehemelzal neerdalenenvleesvanuwnageslachtzalwordenende ziektewaaraanulijdt,opMijzalnemen,danzalde duisternisdieoveruindezegrotisgekomen,overMij komeninhetgraf,wanneerIkinhetvleesvanuw nageslachtzalzijn
5Enik,diezonderjarenben,zalonderworpenwordenaan deberekeningvanjaren,tijden,maandenendagen,enik zalgerekendwordenalseenvandemensenkinderen,omu teredden
6EnGodhieldopmetcommunicerenmetAdam
HOOFDSTUK15
ToenweendenentreurdenAdamenEvaomdatGodhun hadgezegddatzenietnaardetuinzoudenterugkeren totdatdedagendiehunwarenopgelegd,vervuldzouden zijn.MaarvooralomdatGodhunhadvertelddatHijvoor hunreddingzoulijden
HOOFDSTUK16
1HiernablevenAdamenEvaindegrotstaan,biddenden wenend,totdatdemorgenaanbrak.
2Toenzijzagendathetlichttothenterugkeerde,werden zijminderbangenversterktenhunharten
3ToenbegonAdamuitdegrottekomenEntoenhijbijde ingangervankwam,stondenzijngezichtnaarhetoosten draaide,endezoningloeiendestralenzagopkomenende hitteervanopzijnlichaamvoelde,werdhijbangendacht hijinzijnhartdatdievlamhemzouplagen
4Toenweendehij,sloegzichopdeborst,vielmethet gezichtteraardeendeedzijnverzoek,zeggende:
5HEERE,plaagmijniet,verteermijnietenneemmijn levennietvandeaardeweg
6HijdachtimmersdatdezonGodwas.
7ToenAdamindetuinwasendestemvanGodhoordeen hetgeluiddatHijindetuinmaakte,enomdathijHem vreesde,zaghijnooithetschitterendelichtvandezonen raaktedehittevandevlammenzijnlichaamnietaan
8Daaromwashijbangvoordezon,toendevlammende stralenervanhembereikten.HijdachtdatGodhem daarmeewildeplagen,aldedagendieHijvoorhemhad bepaald
9WantookAdamzeiinzijngedachten:ZoalsGodons nietmetduisternisplaagt,zie,Hijheeftdezezondoen opgaanenonsmetbrandendehittegeplaagd
10Terwijlhijhierovernadachtinzijnhart,kwamhet WoordvanGodtothemenzei:
11OAdam,staopenstaopDezezonisgeenGod,maar isgeschapenomlichttegevenoverdag.Ikhebjedaarover indegrotverteld,zeggende:'Dedageraadzouaanbreken enerzoulichtzijnoverdag'
12MaarIkbenGod,dieuindenachttroost.
13EnGodhieldopmetgemeenschaptehebbenmetAdam
HOOFDSTUK17
1ToenkwamenAdamenEvadoordeingangvandegrot naarbuitenenliepeninderichtingvandetuin.
2Maartoenzijdichterbijkwamen,voordewestelijke poort,waarSatanvandaankwamtoenhijAdamenEva hadbedrogen,zagenzijdeslang,dieSatanwasgeworden, naardepoortkomenDezeliktebedroefdhetstofopen kronkeldeopzijnborstoverdegrond,vanwegedevloek diedoorGodophemwasgevallen.
3Enterwijlvroegerdeslanghetmeestverhevenwasvan alledieren,waszijnuveranderdengladgeworden,ende laagstevanallemaal,enzijkroopophaarborstengingop haarbuik
4Enhoewelhethetmooistevanalledierenwas,washet veranderdenwashetdelelijkstevanallemaalgeworden.
Inplaatsvanzichtevoedenmethetbestevoedsel,ginghet nustofetenInplaatsvan,zoalsvoorheen,opdebeste plaatsenteverblijven,leefdehetnuinhetstof
5Enterwijlheteersthetmooistediervanallemaalwas,en alledierenverstomdstondenbijzijnschoonheid,hadhet nueenafkeervanhen
6Envoorts,terwijlhetineenprachtigeverblijfplaats woonde,waaralleanderedierenvaneldersvandaan kwamen;enwaarhetdronk,dronkenzijookvanhetzelfde; nu,nadathetgiftigwasgewordenvanwegedevloekvan
God,vluchttenalledierenuitzijnverblijfplaatsenwilden nietdrinkenvanhetwaterdathetdronk;zevluchttenervan weg
HOOFDSTUK18
1ToendevervloekteslangAdamenEvazag,zettehijzijn kopop,gingopzijnstaartstaanendeedalsofhijhenwilde doden,metzijnogenzoroodalsbloed
2DeslanglieprechtopEvaafenrendehaarachterna Adamstonderbijenhuilde,omdathijgeenstokinzijn handhadomdeslangtedodenennietwisthoehijdeslang moestdoden.
3MaarAdam,dieeenbrandendharthadvoorEva,liep naardeslangtoeengreephaarbijdestaartToendeslang zichnaarhemomdraaide,zeihijtegenhem:
4"OAdam,vanwegejouenEvabenikgladgewordenen ligikopmijnbuik"Toenwierphetmetzijngrotekracht AdamenEvaopdegrondenduwdehenaan,alsofhethen wildedoden
5MaarGodzondeenengel,diedeslangvanhen wegwierpenhenoprichtte.
6ToenkwamhetWoordvanGodtotdeslangenzeitegen hem:‘InhetbeginhebIkjegladgemaaktenopjebuik latenlopen,maarIkhebjehetspraakvermogenniet ontnomen
7Maarweesnustilenspreeknietmeer,jijenjegeslacht, wantdeondergangvanmijnschepselenisindeeerste plaatsdoorbemiddelingvanjougebeurd,ennuwiljeze doden
8Toenwerddeslangstomenspraknietmeer.
9ToenkwameropbevelvanGodeenwinduitdehemel, diedeslangbijAdamenEvawegvoerdeenopdeoever vandezeewierp,zodathijinIndiaterechtkwam.
HOOFDSTUK19
1MaarAdamenEvaweendenvoorGodEnAdamzei tegenHem:
2Heer,toenikindegrotwas,zeiikdittegenU,mijnHeer, datdedierenvanhetveldzoudenopstaanenmijzouden verslindenenmijnlevenvandeaardezoudenuitroeien
3ToensloegAdam,vanwegewathemwasoverkomen, zichopdeborstenvielalseenlijkopdegrondToen kwamhetWoordvanGodtothem,diehemopwekteentot hemzei:
4Adam,geenvandezedierenzaljekwaadkunnendoen ToenIkdedierenendeanderekruipendewezensnaarje toelietkomenindegrot,lietIkniettoedatdeslangmet henmeekwamAnderszoudeslangtegenjeopstaanenje doenbevenDanzoudeangstervoorinjehartkomen
5Wantikwistdatdievervloekteslechtwas;daaromzou ikniettoestaandathijmetdeanderediereninuwbuurt kwam
6Maarnu,weessterkuwhartenvreesnietIkbenmetu totaanheteindevandedagendieIkoverubepaaldheb
HOOFDSTUK20
1ToenweendeAdamenzei:"OGod,brengonsnaareen andereplaats,zodatdeslangnietmeerinonzebuurtkomt entegenonsopstaatAndersvindthijUwdienaresEva
alleenendoodthaar,wantzijnogenzijnafschuwelijken boosaardig."
2MaarGodzeitegenAdamenEva:‘Weesnietlanger bang,Ikzalhetnietinjulliebuurtlatenkomen.Ikhebhet vanjullieweggejaagd,vandezeberg,enIkzaldaarinniets achterlatendatjulliekwaadzoudoen’
3ToenaanbadenAdamenEvaGod,danktenHemen prezenHemomdatHijhenvandedoodhadgered.
HOOFDSTUK21
1ToengingenAdamenEvaopzoeknaardetuin 2Endehittebranddealseenvlamophungezicht,enzij zweettenvandehitteenweendenvoorhetaangezichtvan deHEERE
3Maardeplaatswaarzijhuilden,wasdichtbijeenhoge berg,dietegenoverdewestelijkepoortvandetuinlag
4ToenwierpAdamzichvandetopvandiebergnaar beneden;zijngezichtwasverbrijzeldenzijnvleeswas gevild;ervloeideveelbloeduithemenhijwasdedood nabij
5OndertussenbleefEvaopdebergstaanenlagoverhem tehuilen
6Enzijantwoordde:Ikwilnietnahemleven,wantalles wathijzichzelfaandeed,deedhijdoorbemiddelingvan mij
7Toenwierpzijzichachterhemaan,enwerddoorstenen verscheurdenvermorzeld,enbleefalsdoodliggen.
8MaardebarmhartigeGod,dienaarZijnschepselen omziet,keeknaarAdamenEvatoenzijdoodwaren,en HijzondZijnWoordtothenenwektehenop.
9EnhijzeitegenAdam:OAdam,aldezeellendedieje overjezelfhebtgebracht,zalnietsuitrichtentegenMijn heerschappij,enhetzalhetverbondvande5500jaarniet veranderen
HOOFDSTUK22
1ToenzeiAdamtegenGod:Ikverdorindehitte,ikben uitgeputvanhetlopenenikhebeenhekelaandezewereld. EnikweetnietwanneerUmijeruitzulthalenomterusten 2ToenzeideHeerGodtegenhem:‘Adam,ditkannunog nietgebeuren,totdatjedagenvoorbijzijn.DanzalIkjeuit ditellendigelandhalen’
3ToenzeiAdamtegenGod:‘Toenikindetuinwas,had ikgeenlastvanhitteofloomheid,vanbeweging,van bevenofangstMaarnu,sindsikinditlandbengekomen, isalditlijdenovermijgekomen.’
4ToenzeiGodtegenAdam:Zolangjejeaanmijngebod hield,rusttenmijnlichtenmijngenadeopjeMaartoenje mijngebodovertrad,troffenverdrietenellendejeindit land.
5EnAdamweendeenzei:OHeer,snijdmijhieromnietaf, slamijnietmetzwareplagenenvergeldmijnietnaarmijn zondeWantwijhebbenuiteigenbewegingUwgebod overtredenenUwwetverlaten,enhebbengeprobeerd godentewordenzoalsU,toenSatan,devijand,ons misleidde
6ToenzeiGodopnieuwtegenAdam:Omdatjeinditland angstenbevenhebtgedragen,enloomheidenlijdenhebt geledentijdensjerondlopenenwandelen,enomdatjeop
dezebergbentgegaanendaardoorbentgestorven,zalIk ditallesopMijnemenomjeteredden.
HOOFDSTUK23
1ToenweendeAdamnoghevigerenzei:‘OGod,wees mijgenadig,zodatikopUkannemenwatikwildoen’
2MaarGodnamZijnWoordvanAdamenEva.
3ToengingenAdamenEvastaan,enAdamzeitegenEva: ‘Omgordjezelf,danzalikmezelfookomgorden’Enzij omgorddezich,zoalsAdamhaarhadopgedragen
4ToennamenAdamenEvastenenenplaatstendieinde vormvaneenaltaar.Ookhaaldenzebladerenvande bomenbuitendetuinenveegdendaarmeehetbloeddatze haddenvergotenvanderotsaf
5Maarwatophetzandgevallenwas,namenzijsamenmet hetstofwaarmeehetvermengdwas,enofferdenhetophet altaaralseenofferaanGod
6ToenstondenAdamenEvaonderhetaltaarenweenden, ensmeektenGod:"Vergeefonsonzeovertredingenen onzezonden,enzieonsaanmetUwoogvan barmhartigheid.Wanttoenwijindetuinwaren,bleven onzelofzangenenlofzangenonophoudelijkvoorU opstijgen
7Maartoenwijinditvreemdelandkwamen,wasergeen zuiverelofprijzingmeervoorons,geenrechtvaardige gebeden,geenverstandigeharten,geenzoetegedachten, geenrechtvaardigeoverleggingen,geenlang onderscheidingsvermogen,geenoprechtegevoelensOok isonzevreugdevollenatuuronsnietmeerontnomenMaar onslichaamisveranderdtenopzichtevandegelijkenis waarinhetaanvankelijkwas,toenwijgeschapenwerden
8Maarkijknunaaronsbloeddatopdezestenenis geofferdenaanvaardhetuitonzehanden,zoalsdelofzang diewijvroegervoorUzongen,toenwenogindetuin waren
9EnAdambegonsteedsmeerverzoekenaanGodte richten
HOOFDSTUK24
1ToenkeekdebarmhartigeGod,goedenmenslievend, naarAdamenEvaennaarhunbloed,datzijHemalsoffer haddenaangeboden,zonderdatHijdaaropdrachtvoorhad gegevenMaarHijverwonderdeZichoverhenen aanvaarddehunoffers.
2EnGodzondvanZijnaangezichteenlichtgevendvuur, dathunofferverteerde.
3Hijrookdeaangenamegeurvanhunofferenbetoonde hunbarmhartigheid
4ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitothem: OAdam,zoalsuuwbloedvergotenhebt,zozalIkMijn eigenbloedvergietenwanneerIkvleesvanuwzaadword; enzoalsustierf,oAdam,zozalIkookstervenEnzoalsu eenaltaarhebtgebouwd,zozalIkookvoorueenaltaarop aardemaken;enzoalsuuwbloeddaarophebtgeofferd,zo zalIkookMijnbloedopeenaltaaropaardeofferen.
5Enzoalsudoordatbloedomvergevinghebtgevraagd, zozalIkookmetMijnbloedvergevingvandezonden schenkenendeovertredingendaardooruitwissen.
6Ennu,zie,Ikhebuwofferaangenomen,oAdam,maar dedagenvanhetverbond,waarinIkugebondenheb,zijn
nietvervuldWanneerzevervuldzijn,zalIku terugbrengenindehof.
7Nudan,versterkuwhart;enwanneererverdrietoveru komt,geefMijdaneenoffer,enIkzalugoedgunstigzijn.
HOOFDSTUK25
1MaarGodwistdatAdamvanplanwaszichzelfdikwijls tedodenenHemvanzijnbloedteofferen
2DaaromzeiHijtegenhem:‘OAdam,pleegnietopnieuw zelfmoord,zoalsjedeeddoorjezelfvandiebergafte werpen’
3MaarAdamzeitegenGod:‘Ikwildeonmiddellijkeen eindeaanmezelfmaken,omdatikUwgebodenhad overtredenenomdatikuitdeprachtigetuinwasgekomen Uhadmijhethelderelichtontnomen.Uhadmijgegrepen vandelofzangendieonophoudelijkuitmijnmond stroomdenenhetlichtdatmijbedekte
4Maarlaatmij,oGod,doorUwgoedheidnietgeheel verdwijnen,maarweesmijgenadigtelkenswanneerik sterf,enmaakmijweerlevend
5EndaardoorzalbekendwordendatGijeenbarmhartige Godzijt,dienietwildatiemandverlorengaat,dieniet liefheeftdatiemandvaltendieniemandwreed,slechten volledigverdoemt.
6ToenbleefAdamzwijgen
7EnhetWoordvanGodkwamtothemenzegendehemen troosttehemenslooteenverbondmethem,datHijhem zoureddenopheteindevandedagen,dieoverhem bepaaldwaren
8DitwasdusheteersteofferdatAdamaanGodbracht;en ditwerdzijngewoonte
HOOFDSTUK26
1ToennamAdamEvamee,enzegingenterugnaarde GrotmetdeSchattenwaarzewoonden.Maartoenze dichterbijkwamenenhemvanverrezagen,werdenAdam enEvadiepbedroefdtoenzeernaarkeken
2ToenzeiAdamtegenEva:‘Toenweopdebergwaren, vondenwetroostinhetwoordvanGoddatmetonssprak, enhetlichtdatuithetoostenkwam,scheenoverons 3MaarnuishetWoordvanGodvooronsverborgen.En hetlichtdatoveronsscheen,iszoveranderddathet verdwenenis,zodatduisternisenverdrietoveronskomen 4Enwijwordengedwongendezegrotbinnentegaan,die alseengevangenisis,waarindeduisternisonsbedekt, zodatwijvanelkaargescheidenworden.Enjijkuntmij nietzien,enikkanjounietzien
5ToenAdamdezewoordengesprokenhad,begonnenzete huilenenspreiddenzehunhandenuitvoorGod,wantze warendiepbedroefd.
6EnzijsmeektenGodomdezontothentebrengen,om ophenteschijnen,zodatdeduisternisnietoverhenzou terugkerenenzijnietmeeronderdezerotsbedekking zoudenkomenEnzijwildenlieverstervendande duisternistezien.
7ToenkeekGodAdamenEvaaanenzaghoeverdrietig zewarenenhoehardzehaddengehandeld,vanwegealle ellendewaarinzeverkeerden,omdathetheneerstniet goedging,envanwegealleellendediehenineenvreemd landwasoverkomen
8DaaromwasGodniettoornigophen,enHijwasookniet ongeduldigjegenshen,maarHijwasgeduldigen verdraagzaamjegenshen,alsjegensdekinderendieHij geschapenhad.
9ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitegen hem:Adam,alsIkdezonzounemenentotuzoubrengen, zoudendedagen,uren,jarenenmaandentenietgedaan wordenenzouhetverbonddatIkmetugeslotenheb,nooit vervuldworden
10Maardanzouuwordenteruggebrachtenaaneen langdurigeplaagwordenovergelaten,enerzouvooruin eeuwigheidgeenreddingmeeroverblijven
11Ja,weesgeduldigenkalm,terwijludagennacht vertoeft,totdatdevolheidvandedagenkomtendetijdvan mijnverbond
12DanzalIkkomenenuredden,oAdam,wantIkwilniet datuinellendeverkeert
13Enwanneerikaldegoededingenziewaarinuhebt geleefd,enwaaromudaaruitbentgekomen,danzaliku graagbarmhartigheidbewijzen
14MaarIkkanhetverbonddatuitMijnmondisgegaan, nietveranderen;anderszouIkuteruggebrachthebbenin dehof
15Maarwanneerhetverbondvervuldis,danzalIkuen uwnageslachtbarmhartigheidbewijzenenubrengenin eenlandvanvreugde,waargeenrouwoflijdenis,maar waarblijvendevreugdeenblijdschapis,eneenlichtdat nooitafneemtenlofzangendienooitophouden,eneen heerlijketuindienooitzalvergaan
16EnGodzeiopnieuwtegenAdam:Weesgeduldigenga degrotbinnen,wantdeduisterniswaarjebangvoorwas, zalmaartwaalfuurduren;enwanneerdievoorbijis,zaler lichtopgaan
17ToenAdamdezewoordenvanGodhoorde,aanbaden hijenEvaHemenhunhartenwerdengetroostZekeerden terugnaardegrotzoalszedatgewendwaren,terwijltranen uithunogenstroomden,verdrietengeweeklaaguithun hartenopweldenenzewenstendathunzielhunlichaam zouverlaten
18EnAdamenEvastondentebidden,totdatdeduisternis vandenachthenovervielenAdamverborgenwerdvoor Eva,enzijvoorhem
19Enzijblevenstaandeingebed.
HOOFDSTUK27
1ToenSatan,dehatervanalleswatgoedis,zaghoezijin gebedblevenenhoeGodmethensprakenhentroostteen hoeHijhunofferaanvaardde,verscheenSatan 2Hijbegonzijnlegerstetransformeren;inzijnhanden waseenvlammendvuur,enzijwarenineengrootlicht
3Toenplaatstehijzijntroonbijdeingangvandegrot, omdathijervanwegehungebedennietinkonkomenEn hijlietlichtindegrotschijnen,totdatdegrotbovenAdam enEvaschitterde,terwijlzijnlegerslofzangenzongen 4EnSatandeeddit,opdatAdam,toenhijhetlichtzag,bij zichzelfzoudenkendatheteenhemelslichtwas,endat Satanslegerscharenengelenwaren,endatGodhenhad gezondenomdewachttehoudenbijdegrot,enomhem lichttegevenindeduisternis.
5ZodraAdamuitdegrotkwamenhenzag,enAdamen EvavoorSatanbogen,zouhijAdamdaardooroverwinnen enhemvoordetweedekeervernederenvoorGod
6ToenAdamenEvahetlichtzagenendachtendathet echtwas,versterktenzijhunhart.Toch,terwijlzijbeefden, zeiAdamtegenEva:
7Kijknaardatgrotelichtennaardievelelofzangenen naardatlegerdatdaarbuitenstaatendatniettotons binnenkomtVertelonsnietwatzezeggen,ofwaarze vandaankomen,ofwatdebetekenisisvanditlicht;wat dielofzangenzijn,waaromzehierheenzijngezondenen waaromzenietbinnenkomen
8AlszevanGodkwamen,zoudenzenaaronstoekomen indegrotenonshunboodschapvertellen
9ToenstondAdamopenbadtotGodmeteenvurighart enzei:
10Heer,isereenanderegodopdewerelddanU?Uhebt deengelengeschapen,zemetlichtvervuldenzenaarons toegestuurdomonstebeschermen.Wiezoumethen meegaan?
11Maarzie,wijziendezelegersdiebijdeingangvande grotstaan;zezijnineengrootlicht;zezingenluide lofzangenAlszevaneenanderegodzijndanU,vertelhet medan;enalszedoorUgezondenzijn,vertelmedande redenwaaromUzehebtgezonden.
12NauwelijkshadAdamditgezegd,oferverscheeneen engelvanGodaanhemindegrot,dietegenhemzei:"O Adam,weesnietbang.DitisSatanenzijnlegers;hijwilje bedriegenzoalshijjeeerstbedroogVoorheteerstwashij verborgenindeslang;maardezekeerishijtotjegekomen indegedaantevaneenengelvanhetlicht,zodathij, wanneerjehemaanbad,jeindetegenwoordigheidvan Godzoukunnenboeien"
13ToengingdeengelbijAdamweg,greepSatanbijde ingangvandegrot,ontdeedhemvanzijnbedrieglijke uiterlijkenbrachtheminzijnafschuwelijkegedaantenaar AdamenEva.Toenzijhemzagen,warenzijbangvoor hem
14EndeengelzeitegenAdam:Dezeafschuwelijke gedaanteisvanhemsindsGodhemuitdehemellietvallen. Hijhaddaarinnietbijuindebuurtkunnenkomen;daarom heefthijzichzelfveranderdineenengelvanhetlicht
15ToenjoegdeengelSatanenzijnlegerwegbijAdamen Evaenzeitegenhen:Weesnietbang,wantGod,diejullie geschapenheeft,zaljulliekrachtgeven
16Endeengelgingvanhenweg.
17AdamenEvablevenindegrotstaanErkwamgeen troostvoorhen;hungedachtenwarenverdeeld.
18Toenhetmorgenwasgeworden,badenzeengingen toennaarbuitenomdetuinteverkennen,wanthunhart wasernaaruitgegaanenzekondengeentroostvinden omdatzehemhaddenverlaten.
HOOFDSTUK28
1ToendesluweSatanhenzag,datzijnaardetuingingen, verzameldehijzijnlegerenverscheenopeenwolk,metde bedoelinghentemisleiden
2ToenAdamenEvahemaldusineenvisioenzagen, dachtenzedathetengelenvanGodwaren,diegekomen warenomhentetroosten,omdatzedetuinhaddenverlaten, ofomhenerweerinterugtebrengen
3EnAdamstrektezijnhandenuitnaarGodensmeekte Hemomhemtelatenwetenwatzebetekenden.
4ToenzeiSatan,dehatervanalhetgoede,tegenAdam:O Adam,ikbeneenengelvandegroteGod,enzieeensde legersdiemijomringen.
5Godheeftmijenhengezondenomuoptehalenenute brengennaardegrensvandetuin,aandenoordkant,naar deoevervandehelderezee,enomuenEvadaarinte baden,enomuoptewekkentotuwvroegerevreugde, zodatuweernaardetuinzouterugkeren
6DezewoordentroffenAdamenEvadiepinhunhart
7MaarGodhieldzijnwoordaanAdamtegenenliethem nietmeteenietsbegrijpen.Hijwachtteafomtezienhoe sterkhijzouzijnenofhijnetalsEvaindetuin overwonnenzouworden,ofdathijdeoverwinningzou behalen.
8ToenriepSatanAdamenEvatoeenzei:‘Kijk,wegaan naardezeemetwater’Enzegingenopweg 9EnAdamenEvavolgdenhenopeenkleineafstand.
10Toenzijechterbijdebergtennoordenvandetuin kwamen,eenzeerhogeberg,zonderenigetredennaarde top,kwamdeDuiveldichtbijAdamenEvaenliethen werkelijknaardetopklimmen,ennietineenvisioenHij wildehenvandeaardbodemwerpenendoden,enhun naamvandeaardeuitwissen,zodatdeaardealleenaan hemenzijnlegerszouoverblijven
HOOFDSTUK29
1ToendebarmhartigeGodzagdatSatanmetzijnvele plannenAdamwildedoden,endatAdamzachtmoedigen zonderbedrogwas,sprakGodmetluidestemtotSatanen vervloektehem
2Toenvluchttenhijenzijnlegers,enAdamenEvableven opdetopvandebergstaan,vanwaarzebenedenzichde wijdewereldzagen,hoogbovenhenMaarzezagen niemandvanhetlegerdatzichbijhenbevond.
3ZowelAdamalsEvaweendenvoorGodensmeekten Hemomvergeving
4ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitegen hem:WeetenbegrijpdezeSatan,dieuenuwnageslacht nauprobeerttemisleiden
5EnAdamweendevoorhetaangezichtvandeHEERE God,enhijsmeekteensmeekteHemomhemietsuitde tuintegeven,alseentekenvoorhem,waardoorhij getroostzouworden.
6EnGodkeeknaarAdamsgedachteenzonddeengel MichaëlnaardezeedietotIndiareikt,omvandaargouden staventenemenenzenaarAdamtebrengen
7Goddeedditinzijnwijsheid,zodatdegoudenstaven, diebijAdamindegrotwaren,indenachtomhemheen zoudenschijneneneeneindezoudenmakenaanzijnangst voordeduisternis
8ToendaaldedeengelMichaëlopGodsbevelafennam goudenstaven,zoalsGodhemhadopgedragen,enbracht zenaarGod
HOOFDSTUK30
1HiernagafGoddeengelGabriëlbevelnaardetuinafte dalenentegendecherubdiedebewakingervanuitvoerde, tezeggen:‘Zie,Godheeftmijopgedragenindetuinte
komenendaaruitgeurigewierooktenemenendieaan Adamtegeven.’
2ToendaaldedeengelGabriëlopGodsbevelafnaarde tuinenverteldedecherubwatGodhemhadopgedragen.
3Toenzeidecherub:‘Goed.’Gabriëlgingnaarbinnenen namhetreukwerk
4ToengafGodzijnengelRafaëldeopdrachtnaardetuin aftedalenentegendecherubtezeggendathijwatmirre moestgevenaanAdam
5EndeengelRafaëldaaldeafenverteldehetaande cherubzoalsGodhemhadopgedragenEndecherubzei: "Goed"ToengingRafaëlnaarbinnenennamdemirre 6DegoudenstavenkwamenuitdeIndischeZee,waar edelstenenzijnDewierookkwamvandeoostgrensvande tuinendemirrevandewestgrens,waaruitbitterheidover Adamkwam.
7EndeengelenbrachtendezedriedingennaarGod,bijde BoomdesLevensindetuin
8ToenzeiGodtegendeengelen:‘Dompelzeonderinde waterbronNeemzedanenbesprenkelAdamenEvamet hunwaterDanzullenzeeenbeetjetroostvindeninhun verdriet.GeefzedanaanAdamenEva.
9EndeengelendedenzoalsGodhunbevolenhad,enzij gavenaldezedingenaanAdamenEvaopdetopvande bergwaaropSatanhenhadgeplaatst,toenhijhenwilde uitroeien
10ToenAdamdegoudenstaven,dewierookendemirre zag,werdhijblijenweendehij.Hijdachtnamelijkdathet goudeentekenwasvanhetkoninkrijkwaarhijvandaan wasgekomen,datdewierookeentekenwasvanhet helderelichtdatvanhemwasweggenomenendatdemirre eentekenwasvandedroefheidwaarinhijverkeerde
HOOFDSTUK31
1HiernazeiGodtegenAdam:JehebtMijomietsuitde tuingevraagdomertroostmeetevinden.Ikhebjedeze drietekenengegevenalstroost,zodatjeopMijvertrouwt enopMijnverbondmetjou
2WantIkzalkomenenuredden,enkoningenzullenMij, wanneerIkinhetvleesben,goud,wierookenmirre brengen;hetgoudalseentekenvanMijnkoninkrijk; wierookalseentekenvanMijngoddelijkheid;enmirreals eentekenvanMijnlijdenenvanMijndood
3Maar,oAdam,legdezebijjeindegrot:hetgoud,zodat het'snachtslichtoverjekanwerpen;dewierook,zodatje deaangenamegeurervankuntruiken;endemirre,omjete troosteninjeverdriet.
4ToenAdamdezewoordenvanGodhoorde,booghijzich voorHemneerOokEvaenhijaanbadenHemendankten Hem,omdatHijbarmhartigvoorhenwasgeweest
5ToengafGoddedrieengelen,Michaël,Gabriëlen Rafaël,opdrachtomtebrengenwathijhadmeegebrachten hetaanAdamtegevenEndatdedenzeéénvooréén
6EnGodgafSuriyelenSalathieldeopdrachtomAdamen Evaoptetillen,enhenvandetopvandehogebergafte leiden,enhennaardeGrotderSchattentebrengen.
7Daarlegdenzehetgoudaandezuidkantvandegrot,het reukwerkaandeoostkantendemirreaandewestkant, wantdeingangvandegrotlagaandenoordkant.
8ToentroosttendeengelenAdamenEvaengingenweg
9Hetgoudwaszeventigstaven;hetreukwerktwaalfpond; endemirredriepond.
10DezeblevenbijAdamachterinhetHuisderSchatten; daaromwerdhet"verborgenheid"genoemd.Andere uitleggerszeggenechterdathetde"GrotderSchatten" werdgenoemd,vanwegedelichamenvanrechtvaardige mannendiezicherinbevonden
11DezedriedingengafGodaanAdam,opdederdedag nadathijuitdetuinwasgekomenHetwaseentekenvan dedriedagendatdeHeerinhethartvandeaardezou verblijven
12Dezedriedingen,terwijlzijbijAdamindegrotbleven, gavenhem'snachtslichtenoverdaggavenzijhemenige verlichtingvanzijnverdriet
HOOFDSTUK32
1EnAdamenEvablevenindeGrotmetdeSchattentot dezevendedag;zijatennietvandevruchtvandeaardeen dronkengeenwater
2Toenhetopdeachtstedagaanbrak,zeiAdamtegenEva: ‘OEva,wehebbenGodgebedenomonsietsuitdetuinte geven,enHijheeftzijnengelengestuurd,dieonsbrachten watwijhaddenverlangd
3Maarnu,staop,latenwenaardezeegaandieweeerder zagen,enlatenweerinstaanenbiddendatGodonsweer genadigzalzijnenonsterugzalbrengennaardetuin,of onsietszalgeven,ofdatHijonstroostzalgevenineen anderlanddanditwaarwezijn
4ToenkwamenAdamenEvauitdegrotengingenaande randvandezeestaanwaarinzezicheerderhaddengestort. EnAdamzeitegenEva:
5Kom,ganaardezeplaatsenkomernietuittotikover dertigdagenbijuterugkom.EnbidtotGodmeteenvurig harteneenvriendelijkestem,dathijonswilvergeven
6Ikzalnaareenandereplaatsgaan,daarafdalenendoen zoalsu.
7ToendaaldeEvaafinhetwater,zoalsAdamhaarhad opgedragenOokAdamdaaldeafinhetwater,enzij stondendaartebidden,ensmeektendeHeeromvergeving voorhunovertredingenomheninhunvroegerestaatte herstellen
8Enzijstondenaldustebidden,totheteindevande vijfendertigdagen
HOOFDSTUK33
1MaarSatan,dehatervanalhetgoede,zochtheninde grot,maarhijvondhenniet,hoewelhijerzorgvuldignaar zocht
2Maarhijvondhenbiddendinhetwaterstaan,enhij dachtbijzichzelf:AdamenEvastaandusinhetwateren smekenGodomhunovertredingtevergeven,heninhun vroegerestaatteherstellenenhenuitmijnhandtenemen
3MaarIkzalhenbedriegen,zodatzijuithetwaterkomen enhungeloftenietnakomen
4ToengingdehatervanalhetgoedenietnaarAdam, maarnaarEva,enhijnamdegedaanteaanvaneenengel vanGod,terwijlhijGodpreesenzichverheugde,enhijzei tegenhaar:
5Vredeziju!Weesblijenverheugu!Godisugenadigen HijheeftmijnaarAdamgestuurdIkhebhemhetgoede
nieuwsvanverlossinggebrachtenhemlatenwetendathij vervuldzalzijnvanhelderlicht,zoalshijdatinhetbegin ookwas
6EnAdam,inzijnvreugdeoverzijnherstel,heeftmijnaar utoegestuurd,opdatunaarmijzoukomen,opdatikuzou kronenmetlicht,zoalshij
7Enhijzeitegenmij:‘SpreekmetEvaAlszenietmetje meegaat,vertelhaardanoverhettekendatwijopdetop vandeberghaddengezienGodzondzijnengelen,dieons meenamenennaardeGrotmetdeSchattenbrachtenHij legdehetgoudaandezuidkant,wierookaandeoostkanten mirreaandewestkant’Komnunaarhemtoe
8ToenEvadezewoordenvanhemhoorde,waszezeer verheugdEnomdatzedachtdatSatanechtverscheen, kwamzeuitdezee
9Hijgingvoorhaaruit,enzijvolgdehemtotzebijAdam kwamenToenverborgSatanzichvoorhaar,enzijzag hemnietmeer
10ToenkwamzedichterbijengingvoorAdamstaan,die bijhetwaterstondenzichverheugdeoverdevergeving vanGod
11Enterwijlzijhemriep,keerdehijzichom,entoenhij haarzag,begonhijtehuilenHijsloegzichopdeborsten vandebitterheidvanzijnverdrietzonkhijinhetwater
12MaarGodzaghemaan,zijnellendeenzijnstervende toestandEnhetWoordvanGodkwamuitdehemel,tilde hemopuithetwaterenzeitegenhem:"Gadehogeoever opnaarEva."EntoenhijbijEvakwam,zeihijtegenhaar: "Wieheeftjegezegd:'Komhierheen'?"
13Toenverteldezehemhetverhaalvandeengeldieaan haarwasverschenenenhaareentekenhadgegeven.
14MaarAdamwerdverdrietigenliethaarwetendathet SatanwasHijnamhaarmeeensamenkeerdenzeterug naardegrot.
15Ditoverkwamhunooktoenzijvoordetweedekeer naarhetwaterafdaalden,zevendagennadatzijuitdetuin warengekomen.
16Vijfendertigdagenvasttenzeinhetwater,intotaal tweeënveertigdagen,vanafhetmomentdatzedetuin haddenverlaten.
HOOFDSTUK34
1Enopdemorgenvandedrieënveertigstedagkwamenze bedroefdenhuilenduitdegrotHunlichamenwaren magerenzewarenuitgedroogdvanhongerendorst,van vastenenbidden,envanhungroteverdrietvanwegehun overtreding.
2Toenzeuitdegrotkwamen,gingenzedebergopdieten westenvandetuinlag
3Daarstondenze,badenensmeektenGodomvergeving vanhunzonden.
4EnnahungebedenbegonAdamGodtesmeken, zeggende:"MijnHeer,mijnGodenmijnSchepper,Gij hebtbevolendatdevierelementenbijeengebrachtmoesten worden,enzijwerdenbijeengebrachtopUwbevel
5ToenspreiddeGijUwhanduitenschiepmijuitéén element,namelijkhetstofvandeaardeEnGijbrachtmij ophetderdeuur,opeenvrijdag,naardetuinenliethetmij indegrotweten.
6Inhetbeginkendeikgeennachtengeendag,wantik hadeenstralendkarakter.Ookhetlichtwaarinikleefde, lietmijniettoeomnachtendagtekennen
7Toen,HEERE,inhetderdeuurwaarinGijmijschiep, brachtGijallewildedierentotmij,deleeuwen,de struisvogels,devogelsdeshemelsenalleswatopdeaarde kruipt,dieGijgeschapenhadinheteersteuurvóórmij,op devrijdag.
8EnhetwasUwwildatikzeallemaal,éénvooréén,een passendenaamzougevenMaarUgafmijvanUinzichten kennis,eneenzuiverharteneenjuistverstand,zodatikze zounoemennaarUweigengedachtenmetbetrekkingtot denaamgevingervan.
9OGod,Uhebthenaanmijgehoorzaamgemaaktenhebt gebodendatnietéénvanhenzichaanmijnheerschappij zouonttrekken,overeenkomstigUwgebodende heerschappijdieUmijoverhenhebtgegevenMaarnu zijnzeallemaalvanmijvervreemd
10HetwasophetderdeuurvandevrijdagdatUmij schiepenmijgeboodoverdeboom,waariknietbijinde buurtmochtkomenenwaarvaniknietmochtetenWantU hadindetuintegenmijgezegd:Wanneerudaarvaneet, zultusterven
11EnalsUmijhadgestraft,zoalsUhadgezegd,metde dood,zouikopdatzelfdemomentgestorvenzijn.
12ToenUmijbovendiengebodenhadaangaandedeboom, datikernietbijmochtkomenenhemnietmochtaaien, wasEvanietbijmij;Uhadhaarnognietgeschapen,enU hadhaarnognietuitmijnzijdegenomen;enzijhaddit bevelnognietvanUgehoord
13Toen,aanheteindevanhetderdeuurvandievrijdag, lietGij,HEERE,mijinslaapvallenenslapenIksliep,en werdovermanddoorslaap
14ToentrokUeenribuitmijnzijdeenschiepdienaar mijngelijkenisenbeeldToenwerdikwakker,entoenik haarzagenwistwiezewas,zeiik:'Ditisbeenvanmijn gebeenteenvleesvanmijnvlees;voortaanzalzevrouw heten'
15HetwasuitUwgoedewil,oGod,datUeensluimering eneenslaapovermijbracht,endatUEvaonmiddellijkuit mijnzijdenam,totdatzeeruitwas,zodatiknietzaghoeze gemaaktwasOokkoniknietaanschouwen,omijnHeer, hoeontzagwekkendengrootUwgoedheidengloriezijn.
16EnuitUwwelbehagen,Heere,hebtGijonsbeiden geschapenmetstralendelichamen,enGijhebtonstottwee gemaakt,totéén;enGijhebtonsUwgenadegegeven,en hebtonsvervuldmetlofzangenvandeHeiligeGeest, opdatwijniethongerennochdorsten,nochwetenwat droefheidis,nochmatheiddesharten,nochlijden,noch vasten,nochvermoeidheid
17Maarnu,oGod,omdatwijUwgebodhebben overtredenenUwwethebbenovertreden,hebtGijonsnaar eenvreemdlandgebrachtenhebtGijlijden,vermoeidheid, hongerendorstoveronsgebracht
18Nudan,oGod,geefonstochietsteetenuitdetuin, zodatwijonzehongerkunnenstillenenonzedorstkunnen lessen.
19Wantzie,alveledagen,oGod,hebbenwijniets geproefdennietsgedronken,enonsvleesisverdorden onzekrachtisweggeteerd,endeslaapisuitonzeogen gewekenvanzwakteengeween
20Daarom,oGod,durvenwijnietvandevruchtenvande bomenteplukken,uitvreesvoorU.Wanttoenwijvoorhet eerstzondigden,hebtUonsgespaardenonsnietlaten sterven.
21Maarnudachtenwijbijonszelf:alswijvandevrucht vandebomeneten,zonderdatGodhetwil,zalHijons ditmaaluitroeienenvandeaardbodemwegvagen
22EnalswijvanditwaterdrinkenzonderdatGodhetwil, zalHijeeneindeaanonsmakenenonsonmiddellijk uitroeien
23NuikdanmetEvahierheengekomenben,God,smeek Uonsomvandevruchtvandetuintegeven,zodatwijer verzadigdmeezijn.
24Wantwijverlangennaardevruchtvandeaarde,ennaar alleswatonsdaaraanontbreekt
HOOFDSTUK35
1ToenkeekGodopnieuwnaarAdamenzijngeweenen gekreun,enhetWoordvanGodkwamtothemenzeitot hem:
2"OAdam,toenjeinMijntuinwas,wistjenietvaneten ofdrinken;geenflauwteoflijden;geenmagervleesof verandering;endeslaapweeknietvanjeogenMaarsinds jeovertredenhebteninditvreemdelandbentgekomen, zijnaldezebeproevingenoverjegekomen"
HOOFDSTUK36
1ToengafGoddecherub,diedepoortvandehof bewaaktemeteenvurigezwaardinzijnhand,hetbevelom eendeelvandevruchtvandevijgenboomtenemenendie aanAdamtegeven
2DecherubgehoorzaamdehetbevelvandeHeerGoden gingdetuininHijbrachttweevijgenbomenmee,dieaan tweetakkenhingenElkevijghingaanzijneigenbladeren ZewarenafkomstigvantweebomenwaartussenAdamen EvazichverborgenhaddentoenGodindetuinging wandelenHetWoordvanGodkwamtotAdamenEvaen zeitegenhen:‘Adam,Adam,waarbenje?’
3EnAdamantwoordde:OGod,hierbenik!Toenikhet geluidvanUenUwstemhoorde,verborgikmij,omdatik naaktben.
4Toennamdecherubtweevijgenenbrachtdienaar AdamenEvaHijwierpzeechtervanverrenaarhentoe, wantzekondendecherubnietnaderenvanwegehunvlees, datnietbijhetvuurkonkomen
5AanvankelijkbeefdendeengelenvoorAdamenwaren bangvoorhemMaarnubeefdeAdamvoordeengelenen wasbangvoorhen
6ToenkwamAdamdichterbijennameenvandevijgen, enEvakwamophaarbeurtookennamdeandere.
7Toenzezeinhunhandennamenenernaarkeken,wisten zedatzevandebomenkwamenwaartussenzezich verborgenhadden
HOOFDSTUK37
1ToenzeiAdamtegenEva:"Ziejedezevijgenenhun bladerenniet,waarmeeweonsbedektentoenwevanonze stralendenatuurwerdenberoofd?Maarnuwetenweniet
welkeellendeenwelklijdenonskanoverkomenalsweze eten.
2Nudan,oEva,latenwijonsbeheersenennietvande vruchteneten,jijenik.EnlatenwijGodvragenonste gevenvandevruchtvandeBoomdesLevens.
3AdamenEvahieldenzichinenatennietvandezevijgen 4MaarAdambegontotGodtebiddenenHemtesmeken hemvandevruchtvandeBoomdesLevenstegeven,en zeihetvolgende:OGod,toenwijopvrijdagomhetzesde uuruwgebodovertraden,werdenwijberoofdvanonze stralendenatuur,enblevenwijnaonzeovertredingniet langerdandrieuurindetuin
5MaarGijhebtons'savondsdaaruitdoenkomen.OGod, éénuurhebbenwijtegenUgezondigd,enaldeze beproevingenensmartenhebbenonstotopdedagvan vandaaggetroffen.
6Endiedagen,metinbegripvandezedrieënveertigstedag, moetendateneuurwaaropwijovertredenhebben,niet vrijkopen.
7OGod,zieonsaanmeteenoogvanmedelijden,en vergeldonsnietnaaronzeovertredingvanUwgebod,in Uwtegenwoordigheid.
8OGod,geefonsvandevruchtvandeboomdeslevens, opdatwijdaarvanetenenleven,enonsnietomkerenen geenlijdenenanderemoeilijkhedenmeerzienopdeze aarde,wantUbentGod
9Toenwijuwgebodovertraden,hebtuonsuitdetuin geleideneencherubgezondenomdeboomdeslevenste bewakenAnderszoudenwijdaarvaneteneninleven blijven,enzoudenwij,nadatwijovertraden,geenflauwte meerkennen.
10Maarnu,HEERE,zie,wijhebbenaldezedagen verdragenenlijdengedragenMaakdezedrieënveertig dagengelijkaanheteneuurwaarinwijovertredenhebben.
HOOFDSTUK38
1HiernakwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitot hem:
2OAdam,watdevruchtvandeBoomdesLevensbetreft, waarjeomvraagt,Ikzaldiejenunietgeven,maar wanneerde5500jaarvoorbijzijnDanzalIkjevande vruchtvandeBoomdesLevensgeven,enjezultervan etenenvooreeuwigleven,jijenEva,enjerechtvaardige nakomelingen
3Maardezedrieënveertigdagenkunnengeengoedmaking brengenvoorhetuurwaarinuMijngebodhebtovertreden 4OAdam,Ikhebjeteetengegevenvandevijgenboom waarinjejeverborgenhebtGaeneetervan,jijenEva 5Ikzaluwverzoeknietafwijzenenuwhoopniet teleurstellenHouddaaromstandtotdatIkhetverbondmet uhebvervuld.
6EnGodtrokZijnWoordvanAdamin
HOOFDSTUK39
1ToenkeerdeAdamterugnaarEvaenzeitegenhaar:Sta openplukteeenvijgvoorjezelf,enikzalernogeen nemen,enlatenwenaaronzegrotgaan
2ToenpluktenAdamenEvaiedereenvijgengingennaar degrotHetwasalbijnazonsondergangenhungedachten verlangdenernaarvandevruchtteeten
3MaarAdamzeitegenEva:‘Ikdurfnietvandeze vijgenboomteeten.Ikweetnietwatmeervanzal overkomen’
4AdamhuildeenstondvoorGodtebidden.Hijzei:‘Stil mijnhongerdoordezevijgnietteeten.Wantwatzalik eraanhebbenalsikhemgegetenheb?EnwatzalikU vragen,God,alshijopis?’
5Enhijzeiopnieuw:Ikbenbangomervanteeten,wantik weetnietwatmijermeezaloverkomen
HOOFDSTUK40
1ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitegen hem:"OAdam,waaromhadjedezeangstniet,nochdit vasten,nochdezezorgvóórdezetijd?Enwaaromhadje dezeangstnietvóórjedeovertredingbeging?
2Maartoenuinditvreemdelandkwamwonen,konuw dierlijklichaamnietopaardezijnzonderaardsvoedsel,om hetteversterkenenzijnkrachtenteherstellen.
3EnGodtrokZijnWoordvanAdamin
HOOFDSTUK41
1ToennamAdamdevijgenlegdedieopdegouden staven.OokEvanamhaarvijgenlegdedieophet reukwerk
2Enhetgewichtvanelkevijgwasevengrootalsdatvan eenwatermeloen;wantdevruchtvandetuinwasveel groterdandevruchtvanditland
3MaarAdamenEvablevendehelenachtstaanenvasten, totdatdemorgenaanbrak.
4Toendezonopkwam,warenzeaanhetbiddenToenzei AdamtegenEva,nadatzeklaarwarenmetbidden:
5"OEva,kom,latenwenaarderandvandetuingaan, naarhetzuiden;naardeplaatswaarderivierstroomten zichinvierdelensplitstDaarzullenwetotGodbiddenen HemvragenonstedrinkentegevenvanhetWaterdes Levens
6WantGodheeftonsnietgevoedmetdeBoomdes Levens,opdatwijnietzoudenleven.Daaromzullenwij HemvragenonsvanhetWaterdesLevenstegevenen daarmeeonzedorsttelessen,inplaatsvanmeteenslok wateruitditland.
7ToenEvadezewoordenvanAdamhoorde,stemdezetoe Zestondensamenopenkwamenbijdezuidelijkegrens vandetuin,bijdeoevervanderivier,dieopenigeafstand vandetuinlag
8Enzijstondendaarenbadenvoorhetaangezichtvande HEERE,envroegenHemomnogdezekeernaarhente kijken,hentevergevenenhunverzoekintewilligen
9Nadatzijbeidenditgebedhaddenuitgesproken,begon AdammetzijnstemtebiddenvoorGodenzei:
10Heer,toenikindetuinwasenhetwaterzagdatonder deboomdeslevensvandaanstroomde,verlangdemijnhart nietenmijnlichaamverlangdeernietnaaromervante drinkenIkkendeookgeendorst,wantikleefdeenwas bovenalleswatiknuben.
11Omtekunnenlevenhadikgeenvoedselvanhetleven nodig,enikdronkookgeenwatervanhetleven
12Maarnu,oGod,benikdood;mijnvleesisuitgedroogd vandorstGeefmijvanhetWaterdesLevens,zodatik ervankandrinkenenkanleven
13"RedmijuitUwgoedertierenheid,oGod,vandeze plagenenbeproevingen,enbrengmijnaareenanderland dandit,alsUmijnietinUwhoflaatwonen"
HOOFDSTUK42
1ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitothem: 2OAdam,watbetrefthetgeenuzegt:‘Brengmijnaareen landwaarrustis’,hetisgeenanderlanddandit,maarhet ishetkoninkrijkderhemelen,deenigeplaatswaarrustis
3Maarukunteropditmomentnognietbinnengaan,maar pasnadatuwoordeelvoorbijenvoltrokkenis
4DanzalIkudoenopgaaninhetKoninkrijkderhemelen, uenuwrechtvaardigenakomelingen,enderestdieu verlangt,zalIkuenhunnugeven
5EnalsUzegt:Geefmijvanhetwaterdeslevens,zodatik kandrinkenenleven,dankandatnietvandaag,maaropde dagdatikterhellezalafdalen,dekoperenpoortenzal verbrekenendeijzerenkoninkrijkenzalverbrijzelen.
6DanzalIkinbarmhartigheiduwzielendezielenvande rechtvaardigenredden,omhunrusttegeveninMijntuin Endatzalgebeurenwanneerheteindevandewereld gekomenis
7EnookhetWaterdesLevensdatuzoekt,zaluvandaag nietgegevenworden,maaropdedagdatIkMijnbloed overuwhoofdvergietopGolgotha
8WantMijnbloedzalvooruhetwaterdeslevenszijn,en nietalleenvooru,maarvooraluwnageslacht,dieinMij geloven,opdathethunrustzalbrengenineeuwigheid
9DeHeerzeiopnieuwtegenAdam:‘OAdam,toenjein detuinwas,zijndezebeproevingenniettotjegekomen.
10Maaromdatumijngebodhebtovertreden,zijnaldeze ellendenoverugekomen
11."Enookuwvleesheeftvoedselendranknodig;drink danvanhetwaterdatlangsuoverdeaardbodemvloeit"
12ToentrokGodZijnWoordaanAdamin
13AdamenEvaaanbadendeHeerenkeerdenvande rivierterugnaardegrotHetwasmiddag,entoenzebijde grotkwamen,zagenzeeengrootvuurerbij
HOOFDSTUK43
1ToenwerdenAdamenEvabangenblevenstaan.Adam zeitegenEva:"Watisdatvuurbijonzegrot?Wehebben ernietsaangedaanomditvuurteveroorzaken"
2Wijhebbengeenbroodomdaarintebakken,noch bouillonomdaarintekokenWatditvuurbetreft,weten wijnietsvanwathetis,enwijwetenookniethoewijhet moetennoemen
3MaarsindsGoddecherubmethetvuurzwaard,datflitste enflitste,inzijnhandzond,enuitangstdaarvoor neervielenenalslijkenwaren,hebbenwijzoietsniet gezien?
4Maarnu,oEva,zie,ditishetzelfdevuurdatindehand vandecherubwas,datGodgezondenheeftomdegrotte bewakenwaarinwijwonen
5OEva,hetisomdatGodboosoponsisenonsdaaruit wilverdrijven
6OEva,opnieuwhebbenwijzijngebodovertredenindie grot,zodathijvuureromheenlietbrandenenonservan weerhielderintegaan
7Alsditwerkelijkzois,oEva,waarzullenwijdanwonen? Enwaarheenzullenwijvluchtenvoorhetaangezichtvan deHeer?Wantwatdetuinbetreft,Hijwilnietdatwij daarinblijvenenHijheeftonsdegoededingendaarvan ontnomen;maarHijheeftonsindezegrotgeplaatst, waarinwijduisternis,beproevingenenontberingenhebben doorstaan,totdatwijeruiteindelijktroostinvonden
8MaarnuHijonsnaareenanderlandheeftgebracht,wie weetwatdaarzalgebeuren?Enwieweetofdeduisternis vandatlandnietveelgroterzalzijndandeduisternisvan ditland?
9Wieweetwateroverdagof'snachtsindatlandzal gebeuren?Enwieweetofhetverofdichtbijzalzijn,oEva? WaarhetGodbehaagtonsteplaatsen,kanvervandetuin zijn,oEva!OfwaarGodonszalverhinderenHemtezien, omdatwijZijngebodhebbenovertredenenHemteallen tijdegebedenhebben?
10OEva,alsGodonsnaareenvreemdlandwilbrengen, waarwetroostvinden,danmoetdatzijn:datwegedood wordenendatonzenaamvandeaardbodemwordt uitgewist
11OEva,alswijnogverdervandetuinenvanGod vervreemdzijn,waarzullenwijHemdanweervindenen Hemvragenomonsgoud,wierook,mirreenwatvruchten vandevijgenboomtegeven?
12WaarzullenwijHemvinden,datHijonsvoorde tweedekeertroost?WaarzullenwijHemvinden,datHij aanonsdenkt,metbetrekkingtothetverbonddatHijvoor onsgeslotenheeft?
13ToenzeiAdamnietsmeerHijenEvablevennaarde grotkijken,naarhetvuurdateromheenoplaaide.
14MaardatvuurwasvanSatanHijhadbomenendroog grasverzameld,zenaardegrotgebrachteninbrand gestokenomdegrotenalleswaterinwasteverteren.
15ZodatAdamenEvainverdrietachterbleven,enhijhun vertrouweninGodzouafsnijdenenervoorzouzorgendat zeHemzoudenverloochenen.
16MaardoorGodsgenadekonhijdegrotnietlaten verbrandenGodzondzijnengelronddegrotomhem tegenhetvuurtebeschermen,totdathetuitging.
17Enditvuurduurdevandemiddagtothetaanbrekenvan dedagDatwasdevijfenveertigstedag
HOOFDSTUK44
1AdamenEvastondendaarnaarhetvuurtekijken.Ze warenbangvoorhetvuurenkondennietbijdegrotkomen 2EnSatanbleefbomenbrengeneninhetvuurgooien, totdatdevlammenervanhoogoprezenendehelegrot bedektenHijdacht,zoalshijinzijneigengedachtenhad, dathijdegrotmetveelvuurzouverterenMaardeengel vandeHeerbewaaktedegrot.
3EntochkonhijSatannietvervloeken,nochhemmet woordenkwaaddoen,omdathijgeenmachtoverhemhad, enhijdeeddatooknietmetwoordenuitzijnmond 4Daaromverdroegdeengelhem,zonderookmaaréén kwaadwoordtezeggen,totdathetWoordvanGodkwam, dattotSatanzei:Gaheen;reedseerderhebtuMijn dienarenbedrogen,endezekeerzoektuhentevernietigen 5"AlsMijngoedertierenheidernietwasgeweest,hadIku enuwlegerscharenvandeaardeverdelgdMaarIkheb geduldmetugehad,totaandevoleindingvandewereld"
6ToenvluchtteSatanvoordeHeerwegMaarhetvuur bleefdeheledagronddegrotbrandenalseenkolenvuur; datwasdezesenveertigstedagdieAdamenEvahadden doorgebrachtsindszeuitdetuinwarengekomen.
7ToenAdamenEvazagendatdehittevanhetvuurwat wasafgekoeld,begonnenzenaardegrottelopenomerin tegaan,zoalszegewendwarenMaardatluktehenniet vanwegedehittevanhetvuur.
8Toenbegonnenzeallebeitehuilenvanwegehetvuurdat henvandegrotscheiddeendatbrandendophenafkwam Zewerdenbang
9ToenzeiAdamtegenEva:"Kijknaarditvuurwaarvan wijdeelhebben.Hetgafzichvroegeroveraanons,maar nunietmeer,omdatwijdegrenzenvandeschepping hebbenoverschredenenonzetoestandhebbenveranderd, enonzenatuurisveranderd.Maarhetvuurisniet veranderdvanaard,nochveranderdsindsdeschepping Daaromheefthetnumachtoverons;enwanneerwijerbij komen,verschroeithetonsvlees."
HOOFDSTUK45
1ToenstondAdamopenbadtotGod,zeggende:Zie,dit vuurheeftscheidinggemaakttussenonsendegrotwaarin Gijonsgebodenhebttewonen;ennu,zie,wijkunnener nietnaarbinnengaan
2ToenhoordeGodAdamenzondhemZijnWoord,dat zei:
3"OAdam,zieditvuur!Hoeanderszijndevlammenen dehitteervanvergelekenmetdetuinderlustenende goededingendaarin!
4Toenunogondermijngezagwas,gavenalleschepselen zichaanuoverMaartoenumijngebodovertrad,kwamen zijallemaaloveruheen.
5Godzeiopnieuwtegenhem:"Zie,Adam,hoeSatanje verhevenheeft!HijheeftjeberoofdvandeGodheidenvan eenverhevenstaatzoalsIk,enhijheeftzijnwoordaanje nietgehouden;maartochishijjevijandgewordenHijis hetdieditvuurheeftgemaaktwaarinhijjouenEvawilde verbranden.
6Waarom,oAdam,heefthijzichnietaanzijnverbond gehouden,zelfsgeendag?Enheefthijjedeglorie ontnomendieopjerustte,toenjejeaanzijnbevelovergaf?
7"Denktu,Adam,dathijvanuhieldtoenhijdeze overeenkomstmetusloot?Ofdathijvanuhieldenuhoog wildeverheffen?
8Maarnee,Adam,hijdeeddatallesnietuitliefdevoorjou Hijwildejejuistuithetlichtindeduisternisbrengen,van eenverhevenstaatnaarvernedering,vanglorienaar vernedering,vanvreugdenaarverdriet,vanrustnaar vastenenflauwte
9GodzeiooktegenAdam:‘ZieditvuurdatSatanrond jouwgrotheeftaangestoken,zieditwonderdatjou omringt,enweetdathetzoweljoualsjenakomelingenzal omringen,alsjenaarzijnbevelluistertHijzaljemetvuur plagenenjezultnajedoodindehelafdalen
10Danzultudebrandendegloedvanzijnvuurzien,dat aldusrondomuenuwnageslachtzalbrandenErzalvoor ugeenreddingzijn,behalvebijMijnkomst;netzoalsunu uwgrotnietkuntbinnengaanvanwegehetgrotevuur eromheen;niettotdatMijnWoordkomtdateenwegvooru zalbanenopdedagdatMijnverbondwordtvervuld
11"Erisvooruopditmomentgeenwegomhiervandaan tekomenomterusten,tenzijMijnWoordkomt,dieMijn WoordisDanzalHijeenwegvoorubanen,enuzultrust hebben."ToenriepGodmetZijnWoordhetvuurdat rondomdegrotbrandde,dathetzichintweeënscheurde, totdatAdamerdoorheenwasgegaanToenscheurdehet vuurzichopGodsbevelintweeën,enzowerdereenweg voorAdamvrijgemaakt.
12EnGodtrokZijnWoordvanAdamin
HOOFDSTUK46
1ToenbegonnenAdamenEvaopnieuwdegrotbinnente gaanEntoenzijbijdeingangtussenhetvuurkwamen, bliesSataninhetvuuralseenwervelwindenmaakteeen gloeiendkolenvuuropAdamenEva,zodathunlichamen werdenverschroeidenhetkolenvuurhenverschroeide
2EnAdamenEvariepenluidvanuitdebrandende vlammen:"OHeer,redons!Laatonsnietverteerden gekweldwordendoorditbrandendevuur;eisonsnietop omdatweUwgebodhebbenovertreden"
3ToenkeekGodnaarhunlichamen,waaropSatanvuur hadlatenbranden,enGodzondzijnengelomhetvuurte dovenMaardewondenblevenophunlichamen
4EnGodzeitegenAdam:‘Ziehoegrootdeliefdevan SatanvoorjeisHijheeftbeweerddathijjeGoddelijkheid engrootheidheeftgegevenEnzie,hijverbrandtjemet vuurenprobeertjevandeaardewegtevagen.
5KijkMijdan,Adam!Ikhebjegeschapen,enhoevaak hebikjeuitzijnhandgered?Anderszouhijjetoch vernietigdhebben?
6GodzeiopnieuwtegenEva:WatheeftHijjullieinde tuinbeloofd?Hijzei:‘Wanneerjullievandeboometen, zullenjullieogengeopendwordenenjulliezullenals godenzijn,diegoedenkwaadkennen’Maarzie!Hijheeft julliemetvuurverbrandenjulliedesmaakvanvuurlaten proeven,omdatHijdetuinvoorjullieheeftgeproefd.Hij heeftjulliedebrandendehittevanhetvuurlatenzien,en hetkwaadervan,endemachtdiehetoverjullieheeft
7UwogenhebbenhetgoedegeziendatHijuheeft ontnomen,eninwaarheidheeftHijuwogengeopend;enu hebtdetuingezienwaarinumetMijwas,enuhebtook hetkwaadgeziendatdoorSatanoveruisgekomen.Maar watdeGodheidbetreft,Hijkanhetunietgeven,nochZijn woordtotuvervullenNee,Hijwasbittertegenuenuw nakomelingen,dienauzullenkomen.
8EnGodnamZijnWoordvanhenweg
HOOFDSTUK47
1ToenkwamenAdamenEvadegrotbinnen,nogsteeds bevendvanhetvuurdathunlichamenhadverschroeid. AdamzeitegenEva:
2Zie,hetvuurheeftonsvleesindezewereldverbrand; maarhoezalhetzijnalswijdoodzijnenSatanonzezielen zalstraffen?Isonzeverlossingnietverweg,tenzijGod komteninzijnbarmhartigheidzijnbelofteaanonsvervult?
3ToengingenAdamenEvadegrotbinnenenprezen zichzelfomdatzeernogeenkeerbinnenwarengegaan Wanttoenzehetvuureromheenzagen,haddenzegedacht datzeernooitmeerbinnenzoudengaan
4Maarterwijldezononderging,branddehetvuurnog steedsennaderdehetAdamenEvaindegrot,zodatzeer nietinkondenslapenNadatdezonwasondergegaan, gingenzeeruit.Ditwasdezevenenveertigstedagnadatze uitdetuinwarengekomen.
5ToengingenAdamenEvanaardetopvandeheuvelbij detuinomteslapen,zoalszealtijddeden
6EnzijstondendaarenbadentotGodomvergevingvan hunzonden,endaarnavielenzijinslaaponderdetopvan deberg
7MaarSatan,dehatervanalhetgoede,dachtbijzichzelf: GodheeftAdamdooreenverbonddeverlossingbeloofd enHijzouhemverlossenuitallemoeilijkhedendiehem zijnoverkomenMaarHijheeftmijnietdooreenverbond beloofdenzalmijooknietuitmijnmoeilijkheden verlossen.Nee,HijheefthembeloofddatHijhemenzijn nageslachtinhetkoninkrijkzallatenwonenwaarinikeens wasDaaromzalikAdamdoden
8Deaardezalvanhemverlostwordenenaanmijalleen overgelatenwordenWanneerhijgestorvenis,zalervoor hemgeennageslachtmeeroverblijvendathetkoninkrijk zalervendatnogsteedsmijnkoninkrijkzalzijn.Godzal mijdannodighebben,enHijzalmijermetmijn legerscharenweerinherstellen
HOOFDSTUK48
1HiernariepSatanzijnlegerscharenbijeen,dieallemaal naarhemtoekwamen,enzeitegenhem: 2"O,onzeHeer,watzultGijdoen?"
3Hijzeitoentegenhen:JulliewetendatdezeAdam,die Goduithetstofheeftgeschapen,degeneisdieons koninkrijkheeftovergenomenKom,latenwe samenkomenenhemdoden,oflatenweeensteennaar hemennaarEvagooienenhendaaronderverpletteren
4ToendelegermachtenvanSatandezewoordenhoorden, kwamenzebijdeplekopdebergwaarAdamenEva sliepen
5ToennamenSatanenzijnlegereengrotesteen,breeden vlak,enzondergebrek.Zedachtenbijzichzelf:Alsereen gatinderotszat,zouhetgatophenvallenenzoudenze ontsnappenennietsterven
6Toenzeihijtegenzijnleger:‘Neemdezesteenopen gooihemplatophen,zodathijnietvanhenafrolten ergensandersheengaatEnalsjulliehemgegooidhebben, vluchtdanenblijfnietlangerweg.’
7EnzededenwathijhunbevalMaartoendesteenvande bergopAdamenEvaviel,bevalGoddathijalseensoort afdakoverhenheenzoukomen,dathungeenkwaaddeed EnzogebeurdehetopGodsbevel
8Maartoendesteenviel,beefdedeheleaardemee,ende steenwerdzogrootalshijwas.
9Enterwijlhetbeefdeenschudde,ontwaaktenAdamen Evauithunslaapenbevondenzichondereenrotsdieop eenafdakleekMaarzewistenniethoehetwas;wanttoen zeinsliepen,warenzeonderdehemelennietondereen afdak;entoenzehetzagen,werdenzebang.
10ToenzeiAdamtegenEva:Waarombuigtdebergzich, waarombeeftenschudtdeaardeomons?Enwaarom spreidtdezerotszichalseententoveronsuit?
11ZalGodonsplagenenindezegevangenisopsluiten?Of zalHijdeaardevooronssluiten?
12Hijisboosopons,omdatwijzonderzijnbeveluitde grotzijngekomen,enomdatwijdatuiteigenbeweging hebbengedaan,zonderHemteraadplegen,toenwijdegrot verlietenenopdezeplaatskwamen.
13ToenzeiEva:Alsdeaardeomwillevanonsbeeften dezerotsvanwegeonzeovertredingeententoverons bouwt,danweeons,Adam,wantdanzullenwijlang gestraftworden.
14MaarstaopenbidtotGoddathijonshiervanopde hoogtebrengt,enwatdezerotsisdiealseententboven onsuitgespreidligt
15ToenstondAdamopenbadtotdeHeeromhemvan dezebenardesituatieopdehoogtetebrengen.EnAdam stonddaartebiddentotdemorgen
HOOFDSTUK49
1ToenkwamhetWoordvanGodenzei:
2"OAdam,wieheeftjouaangeraden,toenjedegrot verliet,omnaardezeplaatstekomen?"
3ToenzeiAdamtegenGod:‘Heer,wezijnhier terechtgekomenvanwegedehittevanhetvuurdatinde grotoponsisneergedaald’
4ToenzeideHeerGodtegenAdam:‘Adam,jebentwel eennachtbangvoordehittevanhetvuur,maarhoezalhet zijnalsjeindehelwoont?
5Maarweesnietbang,Adam,enzegnietinjehartdatIk dezerotsalseenzonneschermoverjehebuitgespreidom jeermeeteplagen
6"HetkwamvanSatan,diejedeGodheidenmajesteithad beloofd.Hijishetdiedezesteennaarbenedengooideom jouerondertedoden,enEvametjou,enzotevoorkomen datjeopaardezouleven
7Maaruitbarmhartigheidvoorugafikopdracht,zodradie rotsopuviel,eenafdakbovenutemakenenderotsonder uteverlagen
8Enditteken,oAdam,zalMijoverkomenbijMijnkomst opaarde:SatanzalhetvolkvandeJodenopwekkenom Mijtedoden,enzijzullenMijineenrotsleggeneneen grotesteenbovenMijverzegelen,enIkzaldriedagenen drienachtenindierotsblijven
9MaaropdederdedagzalIkopstaan,enhetzalvoorjou, Adam,envoorjenageslachtreddingzijn,alsjeinMij gelooftMaar,Adam,Ikzaljenietvanonderdezerots halen,voordaterdriedagenendrienachtenvoorbijzijn 10EnGodtrokZijnWoordvanAdamin.
11MaarAdamenEvablevendriedagenendrienachten onderderots,zoalsGodhunhadopgedragen.
12EnGoddeedditmethen,omdatzijhungrothadden verlatenenzonderGodsbevelopdezeplaatswaren aangekomen
13MaarnadriedagenendrienachtenopendeGodderots enhaaldehenerondervandaanHunvleeswasuitgedroogd enhunogenenhunhartwarenverontrustdoorhetgeween enhetverdriet
HOOFDSTUK50
1ToengingenAdamenEvanaarbuitenenkwameninde GrotmetdeSchatten.Zestondendaardeheledagte bidden,totdeavond
2Enditgebeurdenadatervijftigdagenverstrekenwaren, nadatzijdetuinverlatenhadden.
3MaarAdamenEvastondenweeropenbadendehele nachttotGodindegrotensmeektenHemomgenade.
4Toendedagaanbrak,zeiAdamtegenEva:‘Kom,laten wegaanwerkenvooronslichaam’
5Zeverlietendegrotenkwamenaandenoordgrensvande tuin.Zezochtennaarietsomhunlichaammeetebedekken. Maarzevondennietsenwistenniethoezehetmoesten doenHunlichaamwasbevlektenzewarensprakeloosvan dekouendehitte
6ToenstondAdamopenvroegGodofHijhemietswilde latenzienwaarmeehijhunlichaamkonbedekken.
7ToenkwamhetWoordvanGodenzeitothem:"OAdam, neemEvaenkomnaardeoevervandezee,waarjullie vroegervastten.Daarzullenjullieschapenhuidenvinden, waarvanhetvleesdoorleeuwenisverslondenenwaarvan dehuidenzijnovergeblevenNeemzeenmaakerkleding voorjezelfvanenkleedjeermee."
HOOFDSTUK51
1ToenAdamdezewoordenvanGodhoorde,namhijEva meeengingwegvanhetnoordelijkeuiteindevandetuin naarhetzuidelijkeuiteindeervan,bijderiviermetwater. Daarhaddenzevroegergevast
2Maarterwijlzijnogonderwegwaren,ennogvóórzijbij dieplaatsaankwamen,hadSatan,deboze,hetWoordvan Godgehoord,dattotAdamgesprokenhadoverzijn bedekking
3Ditbedroefdehemenhijhaasttezichnaardeplaatswaar deschapenvachtenlagen,metdebedoelingzetenemenen indezeetegooien,ofzemetvuurteverbranden,zodat AdamenEvazenietzoudenvinden.
4Maartoenhijhenwildemeenemen,kwamhetWoord vanGoduitdehemelenbondhemaandezijkantenvan diehuidenvasttotdatAdamenEvabijhemkwamen.Maar toenzedichterbijkwamen,werdenzebangvoorhemen voorzijnafschuwelijkeuiterlijk
5ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenEvaenzei tegenhen:‘Ditishijdieverborgenwasindeslang,die jullieheeftmisleidendiejullieheeftontdaanvanhet gewaadvanlichtenheerlijkheidwaarinjulliewaren.
6DitishijdieumajesteitengoddelijkheidbeloofdeWaar isdandeschoonheiddieophemrustte?Waariszijn goddelijkheid?Waariszijnlicht?Waarisdegloriedieop hemrustte?
7Nuiszijnuiterlijkafschuwelijk,hijiseengruwel gewordenonderdeengelen,enmennoemthemSatan 8OAdam,ikwildeditaardsekleedvanschapenvachten vanuafpakkenenvernietigen,enikwildenietdatuermee bedektwerd.
9Watisdanzijnschoonheid,datuhembentgevolgd?En wathebtuermeebereikt,datunaarhemhebtgeluisterd? ZiezijnslechtedadenenkijkdannaarMij,naarMij,uw Schepper,ennaardegoededadendieIkvooruverricht 10Zie,Ikhebhemgebonden,totdatugekomenbenten hemhebtgezienenzijnzwakheidhebtgezien,zodater geenkrachtmeerbijhemis
11EnGodbevrijddehemuitzijnbanden.
HOOFDSTUK52
1HiernazeidenAdamenEvanietsmeer,maarzeweenden voorGodvanwegehunscheppingenvanwegehunlichaam, dateenaardsebedekkingnodighad.
2ToenzeiAdamtegenEva:"OEva,ditisdedierenhuid waarmeewijbedektzullenwordenMaarzodrawijdie aantrekken,zie,danzalereentekenvandedoodoverons komen,aangeziendebezittersvandezehuidengestorven enverteerdzijnZozullenookwijstervenenvoorbijgaan"
3ToennamenAdamenEvadehuidenengingenterug naardeGrotmetdeSchattenToenzedaarwaren,stonden zedaartebidden,zoalszealtijddeden.
4Enzijdachtenerover,hoezijvandievellenkleren zoudenkunnenmaken;wantzijhaddenergeenhandigheid in.
5ToenzondGodzijnengelnaarhentoeomhuntelaten zienhoezeditmoestendoenDeengelzeitegenAdam: "Ganaarbuitenenhaalpalmdoorns."Adamgingnaar buitenenhaaldeerwat,zoalsdeengelhemhad opgedragen
6Toenbegondeengelvoorhunogendehuidente bewerken,zoalsiemanddieeenhemdmaaktHijnamde doornenenstakzevoorhunogenindehuiden
7ToenstonddeengelweeropenbadtotGoddatde doornenindievellenverborgenzoudenworden,zodatze alshetwaremetééndraadaanelkaargenaaidzouden worden.
8Enhetgebeurde,opGodsbevel,datzijkledingwerden voorAdamenEva,enHijkleeddehenermee
9Vanafdatmomentwarenhunlichamenbedektenvoor elkaaronzichtbaar
10Enditgebeurdeaanheteindevandeeenenvijftigstedag 11ToenAdamenEvabedektwaren,stondenzedaaren baden,envroegendeHeeromgenadeenvergeving,en danktenHemvoordebarmhartigheiddieHijvoorhenhad gehadenhunnaaktheidhadbedekt.Enzehieldendiehele nachtnietopmetbidden
12Toendemoederbijzonsopgangaankwam,badenze volgenshungewoonteenverlietendaarnadegrot.
13ToenzeiAdamtegenEva:‘Watertenwestenvandeze grotis,wetenwenietLatenweervandaageensnaartoe gaan.’Toengingenzenaardewestgrens.
HOOFDSTUK53
1Zewarennietvervandegrot,toenSatanophenafkwam enzichtussenhenendegrotverborg.Hijdeedditinde gedaantevantweehongerigeleeuwendiedriedagen zondervoedselzatenZekwamenopAdamenEvaaf, alsofzehenwildenvermorzelenenverslinden
2ToenhuildenAdamenEvaenbadentotGodomhenuit hunklauwenteverlossen
3ToenkwamhetWoordvanGodtothenenverdreefde leeuwen
4EnGodzeitegenAdam:OAdam,watzoekjeaande westgrens?Enwaaromhebjeuiteigenbewegingde oostgrensverlaten,waarjewoonde?
5Nudan,keerterugnaaruwgrotenblijfdaarin,opdat Satanunietmisleideenzijnplannenmetunietopvoerde.
6Wantindezewestelijkegrens,oAdam,zaluitueen nageslachtvoortkomendathetzalaanvullen,endat
zichzelfzalverontreinigenmetzijnzondenenmethet toegevenaandebevelenvanSatanendoorzijnwerkenna tevolgen
7DaaromzalIkoverheneenvloedvanwaterbrengenen henallenoverspoelen.Maardeovergeblevenenvande rechtvaardigenonderhenzalIkredden,enIkzalhennaar eenverlandbrengenHetlandwaarinunuwoont,zal woestblijvenenerzalgeeninwonermeerzijn.
8NadatGoddittothenhadgezegd,gingenzeterugnaar deGrotderSchattenMaarhunvleeswasverdordenhun krachtbezweekvanhetvastenenbidden,envanhet verdrietdatzevoeldenomdatzeGodhaddenovertreden
HOOFDSTUK54
1ToenstondenAdamenEvaopindegrotenbadende helenacht,totdeochtendaanbrakToendezonopkwam, verlietenzebeidendegrot;hunhoofdendwaaldenafvan verdrietenzewistennietwaarzeheengingen.
2EnzoliepenzenaardezuidgrensvandetuinEnze begonnenlangsdiegrensverdertegaantotzebijde oostgrenskwamen,waarachtergeenruimtemeerwas.
3Endecherubdiedetuinbewaakte,stondbijde westelijkepoortenbewaaktedie,zodatAdamenEvaniet plotselingdetuinzoudenbinnendringen.Endecherub keerdezichom,alsofhijhenwildedoden,overeenkomstig hetgeboddatGodhemhadgegeven
4ToenAdamenEvabijdeoostgrensvandetuinkwamen, indeveronderstellingdatdecherubhennietzag,stonden zebijdepoortalsofzenaarbinnenwildengaanToen kwamplotselingdecherubmeteenvlammendzwaardin zijnhandToenhijhenzag,ginghijnaarbuitenomhente dodenHijwasbangdatGodhemzouvernietigenalsze zonderzijnbeveldetuinzoudenbinnengaan.
5Enhetzwaardvandecherubleekvanverretevlammen MaartoenhijhetbovenAdamenEvaophief,flitstede vlamervanniet.
6DaaromdachtdecherubdatGodhungunstiggezindwas enhenterugbrachtnaardetuinEndecherubstondvol verbazing.
7Hijkonnietnaardehemelopstijgenomtehorenwat Godhadbepaaldmetbetrekkingtothuntoegangtotdetuin Daarombleefhijbijhenstaan,zonderdathijafstandvan henkondoenHijwasbangdatzijzonderGods toestemmingdetuinzoudenbinnengaan,wantdanzouHij hemvernietigen.
8ToenAdamenEvadecherubzagendiemeteen vlammendvuurzwaardinzijnhandophenafkwam,vielen zevanangstopdegrondenwerdendood
9OpdatmomentbeefdendehemelendeaardeOok anderecherubsdaaldenuitdehemelneernaardecherub diedewachthieldoverdetuin.Zezagenhemverbaasden zwijgend
10Toendaaldenerweerandereengelenneer,dichtbijde plaatswaarAdamenEvawarenZewarenverdeeldtussen vreugdeenverdriet
11Zijwarenblij,omdatzijdachtendatGodAdam welgevalligwasenwildedathijnaardetuinzou terugkerenZijwildenhemdevreugdediehijvroeger genoot,teruggeven.
12MaarzijwarenbedroefdoverAdam,omdathijalseen dodewasgevallen,hijenEvaEnzijzeidenbijzichzelf:
Adamisnietopdezeplaatsgestorven,maarGodheefthem gedood,omdathijnaardezeplaatsgekomenisenzonder Zijntoestemmingdetuinwildebinnengaan
HOOFDSTUK55
1ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenEvaen wektehenopuithundodestaat,enzeitegenhen: "Waaromzijnjulliehierheengekomen?Dokter,zijnjullie vanplanomnaardetuintegaan,waaruitIkjullieheb gehaald?Datkanvandaagnogniet,maarpaswanneerhet verbonddatIkmetjulliehebgesloten,vervuldis"
2ToenAdamhetWoordvanGodhoordeenhetgefladder vandeengelen,diehijnietzag,maaralleenmetzijnoren hungeluidhoorde,weendehijenEvaenzeidentegende engelen:
3"Ogeesten,dieopGodwachten,zienaarmijennaarhet feitdatikunietkanzien!Wanttoeniknoginmijn vroegere,helderenatuurwas,konikuzien.Ikzong lofzangenzoalsudoet;enmijnhartwasverbovenu 4Maarnuikovertredenheb,isdeglansvanmijnzielvan mijweggegaanenbenikindezeellendigetoestand terechtgekomenEnnubenikzovergekomendatikuniet kanzienenumijnietdientzoalsugewendwasWantik beneendiergeworden.
5Maarnu,oengelenvanGod,vraagGodmetmijommij teherstellenindetoestandwaarinikvroegerwas;ommij teverlossenuitdezeellendeenomhetdoodvonnisdatHij overmijheeftuitgesproken,omdatiktegenHem gezondigdheb,vanmijaftenemen
6Toendeengelendezewoordenhoorden,werdenze allemaalbedroefdoverhemZevervloektenSatan,die Adamhadverleid,totdathijuitdetuinkwaminellende, uitlevenindood,uitvredeinbenauwdheid,enuitvreugde ineenvreemdland
7ToenzeidendeengelentegenAdam:JehebtnaarSatan geluisterdenhetWoordvanGod,diejougeschapenheeft, verlatenJehebtgeloofddatSatanalleszouvervullenwat hijjebeloofdhad
8Maarnu,oAdam,willenwijubekendmakenwaterdoor hemoveronsisgekomen,vóórzijnvaluitdehemel
9Hijverzameldezijnlegersenmisleiddehendoorhuneen grootkoninkrijktebeloven,eengoddelijkenatuur,ennog anderebeloftendeedhijhun
10Zijnlegerscharengeloofdendatzijnwoordwaarwas, enzijgavenzichaanhemoverenverwierpende heerlijkheidvanGod
11Toenliethijonshalen,overeenkomstigdebevelendie onswarengegeven:onsaanzijnbevelteonderwerpenen teluisterennaarzijnijdelebelofteMaarwijwildennieten wijvolgdenzijnraadnietop
12NadathijmetGodhadgestredenenmetHemhad gevochten,verzameldehijzijnlegersenvoerdeoorlog tegenonsEnalsGodskrachtnietmetonswasgeweest, haddenwehemnietkunnenovermeesterenenhemnietuit dehemelkunnenwerpen
13MaartoenHijvanonsheengegaanwas,ontstonder grotevreugdeindehemel,omdatHijvanonsheengegaan wasWantalsHijindehemelwasgebleven,zouerniets, zelfsgeenenkeleengel,indehemelzijnovergebleven.
14MaarinzijnbarmhartigheidheeftGodhemuitons middenverdrevennaardezedonkereaarde,omdathijzelf
duisterniswasgewordeneneenbeoefenaarvan ongerechtigheid.
15Enhijisdoorgegaan,oAdam,metoorlogtegenute voeren,totdathijuverleiddeenuuitdetuinnaardit vreemdelandbracht,waaraldezebeproevingenoveru gekomenzijnEndedood,dieGodoverhemgebracht heeft,heefthijookoverugebracht,oAdam,omdatuhem gehoorzaamdeentegenGodinovertredingwas.
16ToenverheugdendeengelenzichenprezenGodZe vroegenHemomAdamdezekeerniettedoden,omdathij geprobeerdhaddetuinbinnentegaanZewildenhem echterverdragentotdatdebeloftevervuldzouwordenen hemindezewereldhelpen,totdathijuitdehandvanSatan zouzijn
HOOFDSTUK56
1ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitothem: 2OAdam,kijknaardietuinvolvreugdeennaardeze aardevolarbeid,enaanschouwdeengelendieindetuin zijn-dieervolvanisEnzieuzelfalleenopdezeaarde, metSatan,aanwieugehoorzaamde.
3AlsuzichaanMijhadonderworpenenMijgehoorzaam wasgeweestenMijnWoordhadgehouden,zouubijMijn engeleninMijntuinzijn.
4MaartoenuovertredenhebtennaarSatanhebtgeluisterd, bentuzijngastgewordenonderzijnengelen,dievol boosheidzijn.Enubentnaardezeaardegekomen,dieu doornenendistelsvoortbrengt
5OAdam,vraaghemdieuheeftbedrogen,ofhijude goddelijkenatuurwilgevendiehijuheeftbeloofd,ofdat hijvoorueentuinwilmakenzoalsikdievooruheb gemaakt,ofdathijuwilvervullenmetdezelfdestralende natuurwaarmeeikuhebvervuld.
6Vraaghemomjeeenlichaamtegevenzoalsikje gemaaktheb,ofomjeeenrustdagtegevenzoalsikje gegevenheb;ofominjeeenredelijkezieltescheppen, zoalsikvoorjegeschapenheb;ofomjeteverplaatsennaar eenandereaardedandezedieikjegegevenhebMaar,o Adam,hijzalnietéénvandedingenvervullendiehijje verteldheeft
7ErkendanMijngunstjegensuenMijnbarmhartigheid jegensu,Mijnschepsel;IkhebuwovertredingjegensMij nietvergolden,maarinMijnbarmhartigheidvooruhebIk ubeloofddatIkaanheteindevandegrotevijfeneen halvedagzalkomenenuzalredden.
8ToenzeiGodopnieuwtegenAdamenEva:‘Staopenga vanhiernaarbeneden,anderszaldecherubmethetvurige zwaardinzijnhandjullievernietigen’
9MaarAdamvondtroostindewoordendieGodtothem sprak,enhijboogzichvoorGodneer
10EnGodgafZijnengelenopdrachtomAdamenEvamet vreugdenaardegrottebegeleiden,inplaatsvandeangst dieoverhengekomenwas
11ToennamendeengelenAdamenEvaopenbrachten henmetgezangenpsalmenvandebergbijdetuinnaar beneden,totzehenbijdegrotbrachten.Daarbegonnende engelenhentetroostenentesterken,envertrokkentoen vanhennaardehemel,naarhunSchepper,diehen gezondenhad.
12MaarnadatdeengelenbijAdamenEvawaren weggegaan,kwamSatan,beschaamd,bijdeingangvande
grotstaanwaarAdamenEvazichbevondenHijriep Adamtoeenzei:"Adam,kom,laatmijmetjespreken."
13ToenkwamAdamuitdegrot,denkenddathijeenvan Godsengelenwas,diegekomenwasomhemgoederaadte geven.
HOOFDSTUK57
1ToenAdamnaarbuitenkwamenzijnafschuwelijke gestaltezag,werdhijbangvoorhemenvroeghem:‘Wie benjij?’
2ToenantwoorddeSatanenzeitegenhem:"Ikbenhetdie mijindeslangverborgenhebendiemetEvaheb gesprokenenhaarhebverleidtotdatzenaarmijnbevel luisterdeIkbenhetdiehaardoordelistenvanmijn woordenhebgestuurdomjoutemisleiden,totdatjijenzij vandevruchtvandeboomatenenjijonderhetbevelvan Godbentuitgegaan"
3ToenAdamdezewoordenvanhemhoorde,zeihijtegen hem:‘KuntuvoormijeentuinmakenzoalsGoddievoor mijheeftgemaakt?Kuntumijkledenindezelfdestralende kleurwaarinGodmijheeftgekleed?
4"Waarisdegoddelijkenatuurdiejemebeloofdhebtte geven?Waarisdiemooietoespraakdiejeonsvoorhet eersthield,toenweindetuinwaren?"
5ToenzeiSatantegenAdam:'Denktudatik,alsikmet iemandoverietsgesprokenheb,hethemooitzalbrengen ofmijnwoordzalvervullen?Neehoor.Wantikheberzelf nooitaangedachttekrijgenwatikgevraagdheb
6DaarombenIkgevallen,enhebIkookudoenvallen doordatgene,waardoorIkZelfgevallenben.Enzozalook uvallen,iederdiemijnraadaanvaardt
7Maarnu,oAdam,doorjevalbenjeondermijn heerschappijenbenikkoningoverje.Omdatjenaarmij hebtgeluisterdentegenjeGodbentovertreden,zalergeen reddinguitmijnhandenzijntotdedagdiejeGodje beloofdheeft.
8Hijzeiverder:OmdatwijdedagnietwetendieuwGod metuheeftafgesproken,enookniethetuurwaaropu geredzultworden,zullenwijuenuwnakomelingen massaaldodenenbestokenmetoorlog
9Wantditisonzewilenonswelbehagen:datwijnietéén vandemensenkinderenonzeambtenindehemellaten erven
10"Wantwatonzeverblijfplaatsbetreft,oAdam,dieisin brandendvuur;enwijzullenonzeslechtedadenniet ophouden,geendagnocheenuurEnik,oAdam,zalvuur opuzaaienwanneerudegrotbinnengaatomdaarte wonen"
11ToenAdamdezewoordenhoorde,weendeenrouwde hij,enzeitegenEva:‘Luisternaarwathijheeftgezegd:hij zalnietsvervullenvanwathijjeindetuinheeftverteld.Is hijdanwerkelijkkoningoveronsgeworden?
12MaarwijzullenGod,dieonsgeschapenheeft,vragen onsuitzijnhandentebevrijden
HOOFDSTUK58
1ToenstrektenAdamenEvahunhandenuitnaarGoden badenensmeektenHemomSatanvanhenwegtejagen, dathijhungeengeweldzouaandoenenhennietzou dwingenGodteverloochenen
2ToenzondGodonmiddellijkzijnengelnaarhentoe,die Satanvanhenwegjoeg.Ditgebeurderondzonsondergang, opdedrieënvijftigstedagnadatzeuitdetuinwaren gekomen.
3ToengingenAdamenEvadegrotin,stondenopen keerdenhungezichtnaardeaardeomtotGodtebidden 4Maarvoordatzebaden,zeiAdamtegenEva:"Zie,je hebtgezienwelkeverleidingenonsinditlandzijn overkomenKom,latenweopstaanenGodomvergeving vragenvoordezondendiewehebbenbegaan;enwezullen ernietuitkomentotheteindevandedag,bijnade veertigsteEnalswehierinsterven,zalHijonsredden"
5ToenstondenAdamenEvaopensmeektenGod gezamenlijk
6EnzoblevenzijindegrotbiddenEnzijkwamenerniet uit,nochoverdagnoch'snachts,totdathungebedenuit hunmondopstegenalseenvuurvlam
HOOFDSTUK59
1MaarSatan,dehatervanalhetgoede,stondhungebeden niettoe.Hijriepzijnlegersbijeen,enzekwamenallemaal. Hijzeitoentegenhen:"SindsAdamenEva,diewijverleid hebben,samenzijnovereengekomenomdagennachttot GodtebiddenenHemtesmekenomhenteredden,en aangezienzijdegrotpasaanheteindevandeveertigste dagzullenverlaten
2Enaangezienzijhungebedenzullenvoortzetten,zoals zijbeidenhebbenafgesproken,datHijhenuitonzehanden zalverlossenenheninhunvroegerestaatzalherstellen,zie danwatwijmethenzullendoen.Enzijnlegerscharen zeidentothem:"Uhebtdemacht,oonzeHeer,omtedoen watUwilt"
3ToennamSatan,eenmanvangroteboosheid,zijnlegers bijeenengingdegrotbinnenIndedertigstenachtvande eersteveertigdagensloeghijAdamenEvadood,totdathij hendoodachterliet.
4ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenEva,die henuithunlijdenopwekte,enGodzeitegenAdam:"Wees sterkenweesnietbangvoorhemdiezojuistnaarjetoeis gekomen"
5MaarAdamweendeenzei:‘WaarwasU,mijnGod,dat menmijzohardsloeg,datditlijdenons,mijenEva,uw dienares,moesttreffen?’
6ToenzeiGodtegenhem:‘Adam,kijk,hijisheeren meestervanalleswatjehebt.Hijdiezeidathijje goddelijkheidzougevenWaarisdieliefdevoorjou?En waarishetgeschenkdathijbeloofdheeft?
7WantheefthetHembehaagd,oAdam,naarutoete komen,utetroostenenutesterken,zichmetute verheugenenZijnlegerscharentezendenomute beschermen?Omdatunaarhemgeluisterdhebtenuaan zijnraadhebtovergegeven,enMijngebodhebtovertreden enzijnbevelhebtgevolgd?
8ToenweendeAdamvoorhetaangezichtvandeHEERE enzei:OHEERE,omdatikeenkleineovertredingheb begaan,hebtGijmijdaarvoorzwaargestraft.IksmeekU ommijuitzijnhandentereddenAndershebtGij medelijdenmetmijenverlaatmijnzielnuuitditlichaam inditvreemdeland.
9ToenzeiGodtegenAdam:"Wasermaareerderzo gezuchtengebeden,voordatjedezondebeging!Danzou jerusthebbenvandeellendewaarinjenuverkeert"
10MaarGodhadgeduldmetAdamenliethemenEvain degrotblijventotdatdeveertigdagenvoorbijwaren.
11MaarwatAdamenEvabetreft,hunkrachtenvlees verdordendoorhetvastenenbidden,doorhongerendorst; wantzehaddennietsgegetenofgedronkensindszedetuin haddenverlaten;hunlichaamsfunctieswarennogniet gestabiliseerd;enzehaddengeenkrachtmeeroveromvan dehongerteblijvenbiddentotheteindevandevolgende dag,totdeveertigsteZewarenneergevallenindegrot; maarwateruithunmondkwam,wasslechtslofprijzing.
HOOFDSTUK60
1OpdenegenentachtigstedagkwamSatannaardegrot, gekleedineenlichtgevendgewaadenomgordmeteen blinkendegordel.
2Inzijnhandenhadhijeenlichtstaf,enhijzagerzeer angstaanjagenduit:maarzijngezichtwasvriendelijken zijntaalwaszoet,
3HijveranderdezichzelfomAdamenEvatemisleidenen henuitdegrottelokkenvoordatzedeveertigdagen volbrachthadden.
4Wanthijzeibijzichzelf:Nu,wanneerzijdeveertig dagenvanvastenenbiddenvervuldzoudenhebben,zou Godheninhunvroegerestaatherstellen.MaaralsHijdat nietdeed,zouHijhuntochnoggoedgunstigzijnEnzelfs alsHijgeenmedelijdenmethenhad,zouHijhuntochiets uitdetuingevenomhentevertroosten,zoalsaltweekeer eerdergebeurdis
5ToenkwamSatanmetzijnschoneverschijningnaarde grottoeenzei:
6OAdam,staop,staop,jijenEva,engametmijmee naareengoedland;enweesnietbangIkbenvanvleesen bloed,netalsjij;enaanvankelijkwasikeenschepseldat Godschiep
7ToenHijmijschiep,plaatsteHijmijineentuininhet noorden,aandegrensvandeaarde.
8EnHijzeitegenmij:Blijfhier!Enikbleefdaar overeenkomstigZijnWoordenikhebZijngebodniet overtreden.
9ToenlietHijeenslaapovermijkomen,enHijnamjou,o Adam,uitmijnzijdeweg,maarHijlietjenietbijmij blijven.
10MaarGodnamuinZijngoddelijkehandenplaatsteu ineentuininhetoosten.
11Toenwerdikverdrietigomjou,wanttoenGodjouuit mijnzijdehadweggenomen,lietHijjenietbijmijblijven 12MaarGodzeitegenmij:WeesnietbedroefdoverAdam, dieIkuitjouwzijdehebvoortgebracht;hemzalgeen kwaadoverkomen
13WantnuhebIkuitzijnzijdeeenhulpvoorhemgehaald, diebijhempast,enIkhebhemdaardoorvreugdegegeven 14ToenzeiSatanopnieuw:"Ikwistniethoehetkomtdat jullieindezegrotzijn,nochietsoverdezebeproevingdie jullieisoverkomen,totdatGodtegenmijzei:'Zie,Adam heeftovertreden,hijdieIkuitjouwzijdehebgenomen,en ookEva,dieIkuitzijnzijdehebgenomen;enIkhebhen uitdetuinverdreven;Ikhebhenineenlandvanverdriet enellendelatenwonen,omdatzetegenMijovertreden
hebbenennaarSatanhebbengeluisterdEnzie,zelijden totopdedagvanvandaag,detachtigste.'
15ToenzeiGodtegenmij:'Staop,ganaarhentoeenlaat hennaarjouwplaatskomen.LaatSatannietbijhenkomen enhenkwellen.Wantzezijnnuingroteellendeenliggen hulpeloosvandehonger'
16Verderzeihijtegenmij:'Wanneeruzetotugenomen hebt,geefzedanteetenvandevruchtvandeBoomdes Levensengeefzetedrinkenvanhetwatervanvrede; kleedzeineenkleedvanlichtenherstelzeinhunvroegere staatvangenadeLaatzenietinellendeachter,wantze zijnvanugekomenMaartreurnietomhenenhebgeen berouwoverwathenisoverkomen.'
17Toenikdathoorde,werdikbedroefd,enmijnhartkon hetomjounietverdragen,mijnkind
18MaartoenikdenaamvanSatanhoorde,Adam,werdik bangenikzeibijmezelf:Ikzalernietuitkomen,want anderszalhijmijvangen,zoalshijmetmijnkinderen, AdamenEva,heeftgedaan.
19Enikdacht:OGod,wanneeriknaarmijnkinderenga, zalSatanmijopdewegtegenkomenenoorlogtegenmij voeren,zoalshijtegenhengedaanheeft.
20ToenzeiGodtegenmij:WeesnietbangAlsjehem vindt,slahemdanmetdestafdieinjehandisWeesniet bangvoorhem,wantjebentvanoudetijdenafenhijzalje nietoverweldigen
21Toenzeiik:'MijnHeer,ikbenoudenkannietgaan StuurUwengelenomhentehalen.'
22MaarGodzeitegenmij:Engelenzijnnietzoalszij,en zezullennietmethenmeegaanMaarIkhebjou uitgekozen,omdatzijjouwnakomelingenzijn,enzoalsjij, enzullenluisterennaarwatjijzegt
23VerderzeiGodtegenmij:Alsjenietinstaatbentomte lopen,zalIkeenwolksturenomjeoptenemenenjeneer telatenbijdeingangvanhungrotDanzaldewolk terugkerenenjedaarachterlaten
24Enalszijmetumeegaan,zalIkeenwolkzendenomu enhenoptehalen
25ToengafHijbevelaaneenwolk,endiedroegmijopen brachtmijnaarutoe,endaarnakeerdehijterug.
26Ennu,omijnkinderen,AdamenEva,kijknaarmijn grijzeharenenmijnzwakketoestand,ennaarmijnkomst uitdieverreplaats.Kom,gametmijmee,naareenplaats vanrust
27Toenbegonhijtewenenentesnikkenvoordeogenvan AdamenEva,enzijntranenstroomdenalswateroverde aarde
28ToenAdamenEvahunogenopsloegenenzijnbaard zagenenzijnmooiewoordenhoorden,werdhunhart zachtmoedigjegenshem;zeluisterdennaarhem,wantze geloofdendathijwaarachtigwas
29Enhetleekhundatzijwerkelijkzijnkinderenwaren, toenzijzagendatzijngezichtophethunneleek;enzij vertrouwdenophem
HOOFDSTUK61
1ToennamHijAdamenEvabijdehandenbegonhenuit degrotteleiden
2Maartoenzijaleeneindjevandegrenswarengekomen, wistGoddatSatanhenhadoverwonnenendathijhen,nog voordatdeveertigdagenomwaren,haduitgeleidomhen
meetenemennaareenafgelegenplaatsenhendaarte vernietigen.
3ToenkwamhetWoordvandeHeereGodopnieuw, vervloekteSatanenjoeghemvanhenweg.
4EnGodbegontotAdamenEvatesprekenenzeitegen hen:Watheeftjullieuitdegrotgebrachtennaardeze plaatsgebracht?
5ToenzeiAdamtegenGod:‘HebtUvóóronsdemens geschapen?Wanttoenweindegrotwaren,kwamer plotselingeengoedeoudemannaaronstoedietegenons zei:‘IkbeneenboodschappervanGodvoorjullie,om jullieterugtebrengennaareenplaatsvanrust’
6Enwijgeloofden,oGod,dathijeenboodschappervanU was,enwijgingenmethemuit,maarwijwistennietwaar wijmethemheenzoudengaan
7ToenzeiGodtegenAdam:"Kijk,datisdevadervande bozekunsten,diejouenEvauitdeHofderLustenheeft gehaaldEnnu,toenHijzagdatjijenEvasamenvastten enbaden,endatjullienietuitdegrotkwamenvóórhet eindevandeveertigdagen,wildeHijjullievoornemen tevergeefsmaken,julliewederzijdsebandverbreken;alle hoopvanjullieafsnijdenenjullienaareenplaatsdrijven waarHijjulliekonvernietigen
8Wanthijkonnietsaanudoen,tenzijhijzichaanuw gelijkenisvertoonde.
9Daaromkwamhijnaarutoemeteengezichtdatleekop hetuwe,enbegonutekenentegevenalsofzeallemaal waarwaren.
10MaarIkheb,uitbarmhartigheidengunstjegensu,niet toegelatendathijuvernietigde,maarIkhebhemvanu weggejaagd.
11Nudan,oAdam,neemEvameeenkeerterugnaarje grot,enblijfdaartotdevolgendedagvandeveertigstedag Enwanneerjenaarbuitenkomt,gadannaardeoostelijke poortvandetuin
12ToenaanbadenAdamenEvaGodenprezenenprezen HemvoordebevrijdingdiehunvanHemwasoverkomen. EnzekeerdenterugnaardegrotDitgebeurdeindeavond vandenegenendertigstedag
13ToenstondenAdamenEvaopenbadenmetgroteijver totGodomuithungebrekaankrachttewordengehaald; wanthunkrachtwashendoorhonger,dorstengebed ontvallen.Maarzeblevendehelenachtbidden,totde morgen
14ToenzeiAdamtegenEva:‘Staop,latenwenaarde oostelijkepoortvandetuingaan,zoalsGodonsheeft opgedragen’
15Enzijzeidenhungebedenop,zoalszijdatdagelijks deden;enzijgingendegrotuit,omdichterbijdeoostelijke poortvandetuintekomen
16ToenstondenAdamenEvaopenbaden,ensmeekten Godomhenkrachttegevenenhunietstesturenzodatze hunhongerkondenstillen
17Maartoenzijhungebedenbeëindigdhadden,blevenzij waarzijwaren,omdathunkrachtenafnamen
18ToenkwamhetWoordvanGodopnieuwenzeitothen: OAdam,staop,gaenbrenghiertweevijgen.
19ToenstondenAdamenEvaopenliepenverdertotze bijdegrotkwamen
HOOFDSTUK62
1MaarSatan,degoddeloze,wasjaloersopdetroostdie Godhungegevenhad.
2Hijhieldhentegenengingdegrotin,namdetwee vijgenenbegroefzebuitendegrot,zodatAdamenEvaze nietzoudenvindenHijwasookvanplanzetevernietigen 3MaardoorGodsbarmhartigheidverijdeldeGod,zodra dietweevijgenindeaardewaren,Satansraadmet betrekkingtothenenmaakteertweevruchtbomenvan,die degrotoverschaduwdenSatanhadzeimmersaande oostkantervanbegraven
4Toendetweebomenvolgroeidwarenenvolvrucht stonden,werdSatanverdrietigentreurdehij,enhijzei: "Hetwasbetergeweestalsikdievijgenhadlatenstaan zoalszewaren;wantzie,hetzijntweevruchtbomen geworden,waarvanAdamalzijnlevensdagenzaleten Terwijlik,toenikzebegroef,vanplanwaszevolledigte vernietigenenvooraltijdteverbergen.
5MaarGodheeftmijnraadverworpenenheeftnietgewild datdezeheiligevruchtverlorenzougaanHijheeftmijn planduidelijkgemaaktenderaaddieiktegenZijn dienarenhadgevormd,tenietgedaan
6ToengingSatanbeschaamdweg,omdathijzijnplanniet haduitgevoerd.
HOOFDSTUK63
1ToenAdamenEvadichterbijdegrotkwamen,zagenze tweevijgenbomen,volmetvruchten,diedegrot overschaduwden.
2ToenzeiAdamtegenEva:"Hetlijkteropdatweopeen dwaalspoorzijngeraaktWanneergroeidendezetwee bomenhier?Hetlijkteropdatdevijandonsopeen dwaalspoorwilbrengenZegjedateropaardenogeen anderegrotisdandeze?
3"Maarlatenwe,oEva,degrotbinnengaanendaarinde tweevijgenvinden;wantditisonzegrot,waarinwewaren Maaralswedetweevijgendaarinnietvinden,kanhetniet onzegrotzijn."
4Toengingenzedegrotinenkekennaardevierhoeken ervan,maarzevondendetweevijgenniet
5EnAdamweendeenzeitegenEva:"Zijnwedanbijeen verkeerdegrotaangekomen,oEva?Hetlijktmijdatdeze tweevijgenbomendetweevijgenzijndieindegrot stonden."EnEvaantwoordde:"Ik,voormij,weethetniet."
6ToenstondAdamop,badenzei:‘OGod,Uhebtons bevolenterugtegaannaardegrot,detweevijgentenemen endaarnanaarUterugtekeren
7MaarnuhebbenwezenietgevondenOGod,hebtUze genomenendezetweebomengezaaid?Ofzijnwij afgedwaaldindeaarde?Ofheeftdevijandonsmisleid? Alshetwaaris,onthulonsdan,oGod,hetgeheimvan dezetweebomenenvandetweevijgen
8ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitegen hem:OAdam,toenIkjeeropuitstuurdeomdevijgente halen,gingSatanjevoornaardegrot,namdevijgenen begroefzebuiten,tenoostenvandegrotHijdachtzete vernietigen,enhijzaaidezenietmetgoedebedoelingen
9Nietalleenomzijnentwilzijndezebomendusplotseling opgekomen;maarIkhebMijoveruontfermdenhungroei bevolenEnzijzijntottweegrotebomenuitgegroeid,
opdatudoorhuntakkenoverschaduwdwordtenrustvindt, enopdatIkuMijnkrachtenMijnwonderwerkenlaatzien. 10EnookomudegemeenheidvanSatanenzijnslechte dadentelatenzien:sindsuuitdetuinbentgekomen,heeft hijnietopgehoudenukwaadtedoen,zelfsgeendag.Maar Ikhebhemgeenmachtoverugegeven
11EnGodzei:"Voortaan,oAdam,verheuguoverde bomen,jijenEva;enrustonderhenuitalsjullievermoeid zijnMaareetnietvanhunvruchtenenkomernietbijin debuurt"
12ToenweendeAdamenzei:OGod,zultUonsopnieuw doden?OfzultUonsvanvoorUwaangezichtverdrijven enonslevenvandeaardbodemwegvagen?
13OGod,iksmeekU,alsUweetdaterindezebomen doodisofeenanderkwaad,zoalsdeeerstekeer,rukze danuitbijonzegrotenlaatzeverdorren.Laatonsdan stervenvandehitte,vanhongerenvandorst
14Wantwijweten,oGod,datUwwonderwerkengroot zijn,endatGijdoorUwkrachtheteneuithetanderekunt voortbrengen,zonderdatiemandhetwilWantUwkracht kanrotsentotbomenmakenenbomentotrotsen
HOOFDSTUK64
1ToenzagGodAdamenzijngeestkracht,zijn bestendigheidtegenhonger,dorstenhitteHijveranderde detweevijgenbomenintweevijgen,zoalszeeerstwaren, enzeitoentegenAdamenEva:"Julliemogeniederéén vijgnemen"Enzenamenze,zoalsdeHeerhunhad opgedragen
2EnHijzeitegenhen:Gadegrotineneetvandevijgen, zodatuhongerkuntstillen,anderszultusterven
3ZoalsGodhunhadopgedragen,gingenzedegrotbinnen, tegenzonsondergang.AdamenEvastondenopenbaden toendezononderging
4Toengingenzezittenomdevijgenteeten,maarze wistenniethoezediemoesteneten,wantzewarenniet gewendaanaardsvoedselZevreesdenookdat,alszeaten, hunmaagbezwaardzourakenenhunvleesdikkerzou worden,enhunhartnaaraardsvoedselzouneigen.
5Terwijlzijalduszaten,zondGoduitmedelijdenzijn engelnaarhentoe,opdatzijnietvanhongerendorst zoudenomkomen.
6EndeengelzeitegenAdamenEva:Godzegttegenjullie datjulliegeenkrachthebbenomtevastentotaandedood Eetdaaromenversterkjelichaam,wantjulliezijnnu dieren,dienietkunnenbestaanzonderetenendrinken
7ToennamenAdamenEvadevijgenenbegonnenervan teetenMaarGodhadereenmengselingedaandatleek ophartigbroodenbloed
8ToengingdeengelbijAdamenEvawegZijatenvande vijgentotzehunhongergestildhadden.Wateroverwas, legdenzeopzijMaardoordekrachtvanGodraaktende vijgenweernetzovolalsvoorheen,omdatGodzezegende 9HiernastondenAdamenEvaopenbadenmeteenblij hartenvernieuwdekracht,enzijprezenenverheugden zichovervloediggedurendedehelenacht.Enditwashet eindevandedrieëntachtigstedag
HOOFDSTUK65
1Toenhetdagwasgeworden,stondenzeopenbaden volgenshungewoonte.Daarnagingenzeuitdegrot.
2Maaromdatzeveellastkregenvanhetvoedseldatze haddengegetenenwaaraanzenietgewendwaren,gingen zeindegrotrondenzeidentegenelkaar:
3Watisermetonsgebeurddoorheteten,datdezepijn onsmoetoverkomen?Weeons,wijzullensterven!Hetis betervooronsgestorventezijndangegetentehebben,en onslichaamreintehebbengehouden,danhetmetvoedsel tehebbenverontreinigd
4ToenzeiAdamtegenEva:"Dezepijnhebbenwijnietin detuingehad,enwehebbendaarooknietzulkslecht voedselgegetenDenkje,oEva,datGodonszalplagen doorhetvoedseldatinonsis,ofdatonzeingewandennaar buitenzullenkomen,ofdatGodvanplanisonsmetdeze pijntedodenvoordatHijZijnbelofteaanonsheeft vervuld?"
5ToensmeekteAdamdeHeerenzei:‘HEERE,laatons tochnietomkomendoorhetvoedseldatwehebben gegeten.HEERE,slaonsniet,maarhandelmetons overeenkomstiguwgrotebarmhartigheidenverlaatons niettotdedagwaaropudebeloftedoet’
6ToenzagGodhenaanenmaaktehunterstondgereedom voedselteeten,zoalsdattotopdedagvanvandaag gebeurt,zodatzijnietomkwamen
7ToenkwamenAdamenEvabedroefdenhuilendterugin degrotvanwegedeveranderinginhunwezenVanafdat momentwistenzeallebeidatzeveranderdewezenswaren, dathunhoopopterugkeernaardetuinnuwasafgesneden endatzeernietinkondenkomen
8Wanthunlichamenhaddenvreemdefuncties,enalhet vleesdatvoorzijnbestaanvoedselendranknodigheeft, kannietindetuinzijn
9ToenzeiAdamtegenEva:"Zie,onzehoopisnu afgesneden,endaarmeeookonsvertrouwenomdetuin binnentegaanWijbehorennietlangertotdebewoners vandetuin,maarzijnvoortaanaardsenvanhetstof,en vandebewonersvandeaarde.Wijzullennietterugkeren naardetuin,totdedagwaaropGodbeloofdheeftonste reddenenonsweerindetuintebrengen,zoalsHijons beloofdheeft."
10ToenbadenzetotGoddatHijhungenadigwildezijn Daarnawerdhungeesttotrustgebracht,hunhartgebroken enhunverlangenbekoeld.Zewarenalsvreemdelingenop aardeDienachtbrachtenAdamenEvadoorindegrot, waarzediepsliepenvanwegehetvoedseldatzehadden gegeten
HOOFDSTUK66
1Toenhetmorgenwasgeworden,dedagnadatzegegeten hadden,badenAdamenEvaindegrotAdamzeitegen Eva:‘Zie,wijhebbenGodomvoedselgevraagd,enHij heefthetgegevenMaarlatenwijHemnuookvragenom onswatertegeven.’
2Toenstondenzeopenliepennaardeoevervande waterstroom,diezichaandezuidgrensvandetuinbevond, waarzezicheerderhaddengestort.Zegingenaandeoever staanenbadentotGoddatHijhunzougebiedenvanhet watertedrinken
3ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitegen hem:"OAdam,jelichaamisverdorvengewordenenheeft waternodigomtedrinkenNeemendrink,jijenEva;geef dankenprijs."
4AdamenEvakwamendichterbijendronkenervan,totdat hunlichaamzichverfristvoeldeNahetdrinkenprezenze Godenkeerdenterugnaarhungrot,zoalszevroeger gewoonwaren.Ditgebeurdenadrieëntachtigdagen.
5Opdevierentachtigstedagnamenzetweevijgenen hingendiesamenmetdebladerenervanindegrot,alseen tekeneneenzegenvanGodZebewaardenzedaartotdat ereennageslachtzouopstaandatdewonderenzouziendie Godvoorhenhadgedaan.
6ToenstondenAdamenEvaweerbuitendegroten smeektenGodofHijhunwatvoedselwildelatenzien waarmeezehunlichaamkondenvoeden.
7ToenkwamhetWoordvanGodenzeitegenhem: ‘Adam,ganaarbeneden,tenwestenvandegrot,totaan eenlandmetdonkereaarde,endaarzuljevoedselvinden.’
8EnAdamluisterdenaarhetWoordvanGod,namEva meeengingnaareenlandmetdonkeregrond,envond daartarwegroeiendindeaarenrijp,envijgenomteeten; enAdamverheugdezichdaarover
9ToenkwamhetWoordvanGodopnieuwtotAdamen zeitegenhem:‘Neemvandezetarweenmaakerbrood van,omuwlichaamtevoeden’EnGodgafhethartvan Adamwijsheid,zodathijhetgraankonverwerkentot brood.
10Adamvolbrachtditalles,totdathijzeerzwaken vermoeidwerdToenkeerdehijterugnaardegrot, verheugdoverwathijhadgeleerdoverwatermettarwe wordtgedaan,totdathettotbroodwordtverwerkt
HOOFDSTUK67
1ToenAdamenEvanaarhetlandvandezwartemodder gingenenbijdetarwekwamendieGodhunhadlatenzien, enzagendatdierijpwasenklaaromteoogsten, omgorddenzezichenbegonnendetarweuittetrekken, totdathijhelemaalrijpwas.
2Toenmaaktenzeereenhoopvan,enomdatzeuitgeput warenvandehitteendedorst,gingenzeondereen schaduwrijkeboomzitten,waardewindheninslaap wiegde
3MaarSatanzagwatAdamenEvahaddengedaanHij riepzijnlegersbijeenenzeitegenhen:"AangezienGod AdamenEvaallesoverdezetarweheeftlatenzien, waarmeezehunlichaamkunnenversterken,enzie,zezijn gekomenenhebbenereenhoopvangemaaktenslapennu, uitgeputvandearbeid,-latenwedandezekorenhoopin brandstekenenverbrandenEnlatenwedewaterzakdie bijhenstaatleegmaken,zodatzenietsmeertedrinken hebbenenwehenvanhongerendorstdoden
4"Wanneerzijdanuithunslaapontwakenennaardegrot willenterugkeren,zullenwijhenopdewegvindenenhen misleiden,zodatzijvanhongerendorststervenMisschien verloochenenzijGodenvernietigtHijhen.Zozullenwij henuitroeien"
5ToengooidenSatanenzijnlegermachtenvuurophet tarweenverteerdenhet.
6MaardoordehittevandevlamontwaaktenAdamenEva uithunslaap,enzezagenhetbrandendekorenende emmermetwaterdiebijhenuitgegotenwerd
7Toenweendenzeengingenterugnaardegrot.
8Maarterwijlzijbenedenaandebergwaarzijzich bevonden,naarbovengingen,kwamenSatanenzijnlegers huntegemoetindegedaantevanengelen,dieGodprezen 9ToenzeiSatantegenAdam:"Adam,waaromhebje zoveelhongerendorst?HetlijkteropdatSatandetarwe heeftverbrand"EnAdamantwoorddehem:"Ja"
10OpnieuwzeiSatantegenAdam:"Kommetonsmee terug;wijzijnengelenvanGodGodheeftonsnaarjetoe gestuurdomjeeenanderkorenveldtelatenzien,beterdan ditDaarachteriseenbronmetgoedwaterenveelbomen Daarmoetjewonenenhetkorenveldbewerkenvooreen beterdoeldandatwatSatanheeftverteerd."
11Adamdachtdathetwaarwasendathetengelenwaren diemethemspraken,enhijgingmethenterug 12.ToenbegonSatanAdamenEvaachtdagenlangophet verkeerdebeentezetten,totdatzebeidenalsdood neervielenvanhonger,dorstenzwakteToenvluchttehij metzijnlegersenliethenachter.
13
HOOFDSTUK68
1ToenkeekGodnaarAdamenEvaennaarwatSatanmet henhadgedaanenhoehijhenhadlatenomkomen
2DaaromzondGodZijnWoordenwekteAdamenEvaop uithundoodsstaat
3ToenAdamopstond,zeihij:"OGod,Uhebthetgraan datUonsgegevenhebt,verbrandenvanonsafgenomen, enUhebtdeemmermetwaterleeggegotenEnUhebtUw engelengezonden,dieonsvanhetkorenveldhebben weggeleid.WiltUonslatenvergaan?AlsditvanUkomt, oGod,neemdanonzezielenweg;maarstrafonsniet"
4ToenzeiGodtegenAdam:Ikhebdetarwenietverbrand, enIkhebhetwaternietuitdeemmergegoten,enIkheb Mijnengelennietgestuurdomjouopeendwaalspoorte brengen
5MaarhetisSatan,uwmeester,diehetgedaanheeft;hij aanwieuzichonderworpenhebt;Mijngebodisinmiddels tenietgedaanHijishetdiehetkorenverbranddeenhet wateruitgoot,endieuopeendwaalspoorheeftgebracht; enaldebeloftendiehijuheeftgedaan,zijnwaarlijk slechtsschijn,bedrogeneenleugen
6Maarnu,oAdam,zuljeMijngoededadenerkennendie Ikaanjouhebgedaan
7EnGodzeitegenzijnengelendatzeAdamenEva moestenmeenemenenhennaarhettarweveldmoesten dragen,datzedaarnetzoaantroffenalsvoorheen,meteen emmervolwater
8Daarzagenzeeenboomenvondenervastmannaaan;en zeverwonderdenzichoverGodskrachtEndeengelen bevalenhunvanhetmannateetentoenzehongerhadden
9EnGodvervloekteSatanmeteenvloek,dathijnietmeer zoukomenenhetkorenveldzouverwoesten
10ToennamenAdamenEvavanhetkorenenbrachtener eenoffervanZenamenhetenofferdenhetopdeberg,de plaatswaarzehuneerstebloedofferhaddengebracht
11Enzijbrachtenditofferopnieuwophetaltaardatzij eersthaddengebouwdEnzijstondenopenbaden,en smeektendeHeer,zeggende:"Zo,oGod,toenwijinde
hofwaren,stegenonzelofzangennaarUop,alsditoffer; enonzeonschuldsteegnaarUopalswierook.Maarnu,o God,aanvaardditoffervanonsenlaatonsnietterugkeren, verstokenvanUwbarmhartigheid."
12ToenzeiGodtegenAdamenEva:Omdatjullieditoffer hebbengebrachtenhetaanMijhebbengeofferd,zalIkhet totMijnvleesmaken,wanneerIkopdeaardekomom jullieteredden.EnIkzalhetvoortdurendopeenaltaar latenofferen,totvergevingentotbarmhartigheid,voorhen dieeropdejuistewijzevaneten
13EnGodzondeenheldervuurophetoffervanAdamen Evaenvervuldehetmethelderheid,genadeenlicht;ende HeiligeGeestdaaldeneeropdatoffer.
14ToengafGodeenengelopdrachteenvuurtangte nemen,dieleekopeenlepel,endaarmeeeenofferte brengenaanAdamenEva.DeengeldeedwatGodhem hadopgedragenenofferdehetaanhen
15EndezielenvanAdamenEvawerdenverlichtenhun hartenwerdenvervuldmetvreugdeenblijdschapenmet delofprijzingenvanGod
16EnGodzeitegenAdam:"Hetzaleengewoontevoorje zijnomdittedoen,wanneerellendeenverdrietjetreffen. Maarjebevrijdingenjetoegangtotdetuinzullenniet plaatsvindenvoordatdedagenvoorbijzijn,zoals afgesprokentussenjouenMij.Alsdatnietzowas,zouIk, uitbarmhartigheidenmedelijdenmetjou,jeterugbrengen naarMijntuineninMijngunst,terwillevanhetofferdat jezojuistaanMijnnaamhebtgebracht."
17Adamverheugdezichoverdezewoordendiehijvan GodhoordeHijenEvaaanbadenGodvoorhetaltaar, bogenzichervoorneerengingendaarnaterugnaardeGrot metdeSchatten
18Enditgebeurdeaanheteindevandetwaalfdedag,na detachtigstedag,toenAdamenEvauitdetuinwaren gekomen
19Enzijblevendehelenachtopstaanenbaden,totde morgen,endaarnagingenzijuitdegrot.
20ToenzeiAdamtegenEva,metblijdschapinzijnhart vanwegehetofferdatzeaanGodhaddengebrachtendat doorHemwasaanvaard:Latenweditdriekeerperweek doen:opdevierdedagopwoensdag,opde voorbereidingsdagopvrijdagenopdesabbatopzondag, alledagenvanonsleven.
21Toenzijhetoverdezewoordeneenswaren,wasGod tevredenmethungedachtenenmethetbesluitdatzijmet elkaarhaddengenomen.
22HiernakwamhetWoordvanGodtotAdamenzei:O Adam,dedagenwaarinhetlijdenMijzaltreffen,wanneer Ikvleesword,hebtuvantevorenbepaaldHetisdevierde woensdagendevoorbereidingsdagisvrijdag
23Maarwatdeeerstedagbetreft,Ikschiepdaarinalle dingenenIkverhiefdehemelen.Enwederom,doorMijn wederopstandingopdezedag,zalIkvreugdescheppenen hendieinMijgeloven,tenhemelverheffenOAdam, offerditoffer,aldedagenvanjeleven
24ToentrokGodZijnWoordaanAdamin
25MaarAdambleefditofferopdezemanierbrengen,elke weekdriekeer,toterzevenwekenvoorbijwarenEnopde eerstedag,devijftigste,brachtAdameenofferzoalshij gewoonwas,enhijenEvanamenhetenkwamennaarhet altaarvoorGod,zoalsHijhunhadgeleerd
HOOFDSTUK69
1ToenhaastteSatan,dehatervanallegoedheid,zichom Adamenzijnoffer,waardoorhijgenadevondindeogen vanGod,tenemeneenscherpesteenuitallescherpe ijzerenstenenHijverscheenindegedaantevaneenmens engingbijAdamenEvastaan 2Adamofferdeophetaltaarenbegontebidden,metzijn handenuitgespreidtotGod
3ToensneldeSatantoemetdescherpeijzerensteendiehij bijzichhad,endoorboordedaarmeeAdamaande rechterkant,waarnaerbloedenwateruitvloeideAdam vielalseenlijkophetaltaar,enSatanvluchtte.
4ToenkwamEva,namAdammeeenlegdehemonderaan hetaltaarDaarbleefzestaan,huilendoverhem,terwijler eenstroombloeduitAdamszijdevloeideopzijnoffer.
5MaarGodzagdedoodvanAdamaanToenzondHij ZijnWoord,wektehemopenzeitothem:"Vervuluw offer,wantAdam,hetiswerkelijkveelwaardenerisniets tekortaan"
6GodzeiverdertegenAdam:ZozalhetMijookopde aardeoverkomen,alsIkdoorstokenwordenerbloeden wateruitMijnzijdezalvloeienenoverMijnlichaamzal stromenDitishetwareoffer,datalseenvolmaaktofferop hetaltaarzalwordengeofferd.
7ToengafGodAdamhetbevelzijnoffertevoltooien Toenhijdaarmeeklaarwas,booghijzichvoorGodneer enpreesHemvoordetekenendieHijhemhadlatenzien.
8EnGodgenasAdamopééndag,datisheteindevande zevenweken;datisdevijftigstedag
9ToenkeerdenAdamenEvaterugvandebergengingen deGrotmetdeSchattenbinnen,zoalszegewendwarente doenDitwasvoorAdamenEvavoltooid,honderdveertig dagennadatzeuitdetuinwarengekomen.
10DienachtstondenzebeidenopenbadentotGodToen hetmorgenwerd,gingenzenaarbuitenendaaldenaften westenvandegrot,naardeplekwaarhunkorenwas,en rusttendaaruitindeschaduwvaneenboom,zoalsze gewoonwaren
11Maartoenereenmenigtewildedierenomhenheen kwam,washetSatanswerk,inzijnboosheid,omdoor middelvanhethuwelijkoorlogtevoerentegenAdam
HOOFDSTUK70
1HiernanamSatan,dehatervanalleswatgoedis,de gedaanteaanvaneenengelSamenmethemkwamennog tweeanderen,zodatzelekenopdedrieengelendieAdam goud,wierookenmirrebrachten
2ZeliepenlangsAdamenEva,terwijldieonderdeboom zaten,engroettenAdamenEvametmooiewoorden,maar zesprakenvolbedrog.
3ToenAdamenEvahunbekoorlijkeuiterlijkzagenen hunaangenamewoordenhoorden,stondAdamop,heette henwelkomenbrachthenbijEvaZeblevenallemaalbij elkaarAdamshartwasintussenblij,wanthijbedachtdat hetdezelfdeengelenwarendiehemgoud,wierooken mirrehaddengebracht
4WanttoenzedeeerstekeerbijAdamkwamen,kwamer vanhenvredeenvreugdeoverhem,doordatzehemgoede tekenenbrachtenDaaromdachtAdamdatzevoorde tweedekeerkwamenomhemanderetekenentegeven,
zodathijzicheroverkonverheugenWanthijwistnietdat hetSatanwas;daaromontvinghijhenmetvreugdeenging methenom
5ToenzeiSatan,degrootstevanhen:"Verheugje,Adam, enweesblij.Zie,Godheeftonsnaarjetoegestuurdomje ietstevertellen"
6EnAdamvroeg:"Watishet?"ToenantwoorddeSatan: "Hetisietsonbeduidends,maarhetiseenwoordvanGod. Wiltunaaronsluisterenenhetdoen?Maaralsuniet luistert,zullenweterugkerennaarGodenHemvertellen datuZijnwoordnietzultaannemen"
7EnSatanzeiopnieuwtegenAdam:Weesnietbangen laatgeenangstoverjekomen;kenjeonsniet?
8MaarAdamzei:‘Ikkenjouniet’
9ToenzeiSatantegenhem:Ikbendeengeldiejehet goudbrachtenhetnaardegrotbracht.Dieandereishet diejewierookbrachtEndiederdeishetdiejemirre brachttoenjeopdetopvandebergwasendiejenaarde grotdroeg.
10Maarwatdeandereengelenbetreft,dieunaardegrot hebbengedragen,dieheeftGoddezekeernietmetons meegestuurd.Hijheeftimmerstegenonsgezegd:‘Ubent voldoende’
11ToenAdamdezewoordenhoorde,geloofdehijzeen zeitegendeengelen:‘SpreekhetwoordvanGod,zodatik hetkanaannemen’
12EnSatanzeitegenhem:Zweerenbeloofmijdatjehet zultontvangen.
13ToenzeiAdam:Ikweetniethoeikmoetzwerenen beloven
14EnSatanzeitegenhem:‘Steekjehanduitenlegdiein mijnhand’
15ToenstrekteAdamzijnhanduitenlegdedieindehand vanSatan.ToenzeiSatantegenhem:‘Zegnu,zowaarals Godleeft,rationeelisenspreekt,diedehemeleninde ruimteheeftdoenoprijzenendeaardeophetwaterheeft gevestigd,endiemijheeftgeschapenuitdevierelementen enuithetstofvandeaarde,ikzalmijnbeloftenietbreken enmijnwoordnietverloochenen’
16EnAdamzwoeraldus.
17ToenzeiSatantegenhem:"Zie,hetisalenigetijd geledendatjeuitdetuinbentgekomen,enjekentgeen goddeloosheidofkwaad.MaarnuzegtGodtegenjedatje Eva,dieuitjezijdeisgekomen,moetnemenenmethaar moettrouwen,zodatzijjekinderenkanbaren,omjete troostenenjevanmoeiteenverdrietteverlossen.Nuisdit geenmoeilijkezaak,enhetbrengtjeookgeenschande"
HOOFDSTUK71
1ToenAdamdezewoordenvanSatanhoorde,werdhij zeerbedroefdvanwegezijneedenzijnbelofte,enhijzei: ‘Zalikoverspelplegenmetmijnvleesenmijnbeenderen entegenmezelfzondigen,datGodmijzalvernietigenen mijvandeaardbodemzalwegvagen?
2Toenikvoorheteerstvandeboomat,heeftHijmijuit detuinnaarditvreemdelandverdreven,mijvanmijn stralendenatuurberoofdendedoodovermijgebrachtAls ikdatdoe,zalHijmijnlevenvandeaardeuitroeienenmij indehelwerpenenmijdaarlangetijdkwellen.
3MaarGodheeftnooitdewoordengesprokendieumij hebtverteld;enubentgeenengelenvanGod,nochdoor
HemgezondenMaarubentduivels,komtotmijinde valsegedaantevanengelen.Gawegvanmij,ubentdoor Godvervloekt!
4ToenvluchttendieduivelsvoorAdamweg.HijenEva stondenop,keerdenterugnaardeGrotderSchattenen gingenerbinnen
5ToenzeiAdamtegenEva:‘Alsjegezienhebtwatik gedaanheb,vertelhetdanniet.IkhebtegenGod gezondigddoortezwerenbijzijngrotenaam,enikheb mijnhandopnieuwindievanSatangestoken’Evableef stil,terwijlAdamhethaarvertelde
6ToenstondAdamopenspreiddezijnhandenuitnaar God,terwijlhijHemondertranensmeekteensmeekteom vergevingvoorwathijhadgedaanZobleefAdamveertig dagenenveertignachtenstaanbiddenHijatnochdronk totdathijvanhongerendorstopdeaardeneerviel.
7ToenzondGodZijnWoordaanAdam,diehemopwekte uitdeplaatswaarhijlag,entegenhemzei:OAdam, waaromhebjebijMijnNaamgezworenenwaaromhebje opnieuweenverbondgeslotenmetSatan?
8MaarAdamhuildeenzei:‘OGod,vergeefmij,wantik hebditonbewustgedaan,indeveronderstellingdathet engelenvanGodwaren’
9EnGodvergafAdamenzeitegenhem:Pasopvoor Satan.
10EnHijtrokZijnWoordvanAdamterug
11ToenwerdAdamvertroost;hijnamEvameeenze gingendegrotuitomvoedselvoorzichzelftemaken.
12MaarvanafdiedagworsteldeAdammetdekwestievan devooravondvanzijnbruiloftHijwasbangdatGod toornigophemzouworden.
13ToengingenAdamenEvanaarderiviermethetwater engingenopdeoeverzitten,zoalsmensendoenalsze plezierhebben.
14MaarSatanwasjaloersophenenwildehenvernietigen HOOFDSTUK72
1ToenveranderdenSatanentienvanzijnlegerszichin maagden,dieanderswarendanalleandereindehele wereld,omgenade
2Zekwamenuitderivier,tegenoverAdamenEva,en zeidentegenelkaar:‘Kom,latenweeenskijkennaarde gezichtenvanAdamenEva,demensenopaardeWatzijn zemooi,enwatverschillenzevanonzegezichten’Toen kwamenzebijAdamenEva,groettenhenenstondenvol verbazingnaarhentekijken
3AdamenEvakekenerooknaarenverwonderdenzich overhunschoonheidZezeiden:‘Iserdanonderonseen anderewereldmetzulkeprachtigeschepselenalsdeze?’
4EndemeisjeszeidentegenAdamenEva:Jazeker,wij zijneenovervloedigeschepping.
5ToenzeiAdamtegenhen:‘Maarhoevermenigvuldigen julliejedan?’
6Enzijantwoorddenhem:Wijhebbenmannen,diemet onsgetrouwdzijn,enwijbarenhunkinderen,die opgroeien,endieophunbeurttrouwenengetrouwdzijn, enookkinderenbaren;enzowordenwijtalrijkEnindien hetzois,oAdam,datuonsnietgelooft,zullenwijuonze mannenenonzekinderenlatenzien.
7Toenschreeuwdenzeoverderivieralsofzehunmannen enkinderenwildenroepenErkwamenmannenen
kinderenuitderivier,enzekwamenallemaalnaarhun vrouwtoe.Ookhunkinderenwarenbijhen.
8ToenAdamenEvahenzagen,stondenzesprakeloosen verwonderdenzichoverhen.
9ToenzeidenzetegenAdamenEva:‘Kijk,onzemannen enonzekinderen,trouwmetEvazoalswijmetonze vrouwengetrouwdzijn,enjijzultnetalswijkinderen krijgen.’DitwaseenlistvanSatanomAdamtemisleiden.
10Satandachtookbijzichzelf:GodhadAdam aanvankelijkgebodenvandevruchtvandeboom:‘Eeter nietvan,anderszuljesterven’MaarAdamatervan,en tochdooddeGodhemnietHijhadalleendedoodover hembeschikt,enplagenenbeproevingen,totaandedag dathijuitzijnlichaamzoutreden
11Alsikhemnumisleidomdittedoen,enomzonder GodsgebodmetEvatetrouwen,zalGodhemdoden.
12DaaromheeftSatandezeverschijningvoorAdamen Evalatenplaatsvinden,omdathijvanplanwashemte dodenenvandeaardbodemtelatenverdwijnen.
13OndertussenkwamhetvuurvandezondeoverAdam, enhijoverwoogtezondigenMaarhijbeheerstezich,uit angstdatGodhemterdoodzoubrengenalshijdezeraad vanSatanopvolgde
14ToenstondenAdamenEvaopenbadentotGodSatan enzijnlegerdaaldeninderivieraf,voordeogenvan AdamenEvaOpdiemanierwildenzehunlatenziendat zeteruggingennaarhuneigenland
15ToengingenAdamenEvazoalsgewoonlijkterugnaar deGrotmetdeSchattenHetwerdavond
16EnzijstondenbeidenopenbadendienachttotGod Adambleefstaaningebed,maarwistniethoehijmoest bidden,vanwegedegedachtenvanzijnhartoverde vooravondvanzijnbruiloft;enhijbleefdaarmeedoorgaan totdemorgen.
17Toenhetlichtopging,zeiAdamtegenEva:‘Staop, latenwenaarbenedengaan,naardebergwaarzeonsgoud hebbengebracht,enlatenwedeHeerhierovervragen.’
18ToenzeiEva:"Watiseraandehand,Adam?"
19Enhijantwoorddehaar:"OmdeHeertevragenmijte informerenoverhethuwelijkmetjou.Wantikzalhetniet doenzonderZijnbevel,anderszalHijons,jijenik,laten omkomenWantdiedemonenhebbenmijnhartinvuuren vlamgezet,doordegedachtenaanwatzijonsinhun zondigeverschijningenhebbenlatenzien"
20ToenzeiEvategenAdam:"Waarommoetenwenaar benedengaan,naardevoetvandeberg?Latenwelieverin onzegrottotGodbidden,zodathijonskanvertellenofzijn raadgoedisofniet."
21ToenstondAdamopenbad:‘OGod,Uweetdatwij tegenUgezondigdhebbenVanafhetmomentdatwij gezondigdhebben,zijnwijvanonzehelderenatuur beroofd.Onslichaamisonreingewordenenheeftbehoefte aanetenendrinkenErzijndierlijkeverlangens
22"Beveelons,oGod,omnietaanhentoetegeven zonderUwbevel,opdatGijonsniettotnietsmaaktWant alsGijonshetbevelnietgeeft,zullenwijovermeesterd wordenenderaadvanSatanopvolgen;enGijzultons opnieuwdoenvergaan
23Zoniet,neemdanonzezielvanons;latenweons ontdoenvandezedierlijkelust.EnalsUonshierovergeen bevelgeeft,scheiddanEvavanmij,enmijvanhaar;en plaatsonsbeidenvervanelkaar
24"OGod,wanneerGijonswederomvanelkaarhebt gescheiden,zullendeduivelsonsmethunverschijningen misleiden,onzehartenvernietigenenonzegedachten jegenselkaarverontreinigen.Maaralshetnietiedervan onstenopzichtevanelkaaris,danzalhetiniedergeval doorhunverschijningzijnwanneerzijzichaanons vertonen"HiereindigdeAdamzijngebed
HOOFDSTUK73
1ToenzagGoddatdewoordenvanAdamwaarwarenen dathijlangopZijnbevelmetbetrekkingtotderaadvan Satankonwachten.
2EnGodbetuigdeAdamzijngoedkeuringinwathij hieroverhadbedachteninhetgebeddathijinZijn aanwezigheidhaduitgesproken.EnhetWoordvanGod kwamtotAdamenzeitegenhem:‘OAdam,wasjemaar vantevorenzogewaarschuwd,voordatjedetuinuitgingen ditlandbinnenging!’
3DaarnazondGodzijnengeldiehetgoud,deengeldiede wierookendeengeldiedemirrebrachtnaarAdam,om hemopdehoogtetestellenvandevooravondvanzijn bruiloft
4ToenzeidendeengelentegenAdam:‘Neemhetgouden geefhetaanEvaalshuwelijksgeschenk.Verloofhaarmet haarengeefhaarookwierookenmirrealsgeschenkWees dansamenmethaaréénvlees’
5Adamluisterdenaardeengelen,namhetgoudenlegde hetinEva'sschoot,inhaarkleed,enhijverloofdehaarmet zijnhand
6ToengavendeengelenAdamenEvahetbevelomopte staanenveertigdagenenveertignachtentebiddenDaarna moestenzebijzijnvrouwkomenWantditzoueenreine enonbesmettedaadzijn.Adamzoukinderenkrijgendie zichzoudenvermenigvuldigenendeaardezouden bevolken
7ToenontvingenAdamenEvadewoordenvande engelen,endeengelengingenvanhenweg
8ToenbegonnenAdamenEvatevastenentebidden,tot heteindevandeveertigdagen;entoenkwamenzesamen, zoalsdeengelenhunhaddenopgedragenEnvanafhet momentdatAdamdetuinverliettotdathijmetEva trouwde,verstrekenertweehonderddrieëntwintigdagen, datwilzeggenzevenmaandenendertiendagen
9ZowerdSatansoorlogtegenAdamverslagen
HOOFDSTUK74
1Enzijblevenopdeaarde,werkend,omlichamelijk gezondteblijven;endatdedenzijtotdatdenegen maandenvanEva'szwangerschapvoorbijwarenendetijd naderdedatzijzoubaren.
2ToenzeizetegenAdam:"Dezegrotiseenschoneplek vanwegedetekenendieerinzijnverrichtsindswedetuin verlieten;enwezulleneropnieuwinbiddenHetisdus nietgepastdatikdaarinkinderenkrijg;latenweliever terugkerennaarderotsdieonsbeschermt,dieSatannaar onsheeftgeslingerdtoenhijonsermeewildedoden;maar dieopbevelvanGodalseenluifelbovenonswerd gehoudenenuitgespreid,eneengrotvormde."
3ToenbrachtAdamEvanaardiegrot;entoendetijd aanbrakdatzezoubaren,bevielzehevigAdamwaszo
bedroefd,enzijnhartleedomhaar,wantzewasdedood nabij;opdathetwoordvanGodaanhaarvervuldzou worden:"Inlijdenzultueenkindbaren,eninsmartzultu uwkindterwereldbrengen."
4ToenAdamzaginwelkebenardesituatieEvaverkeerde, stondhijop,badtotGodenzei:‘Heer,kijkmijaanmetde blikvanUwbarmhartigheidenverloshaaruithaar benauwdheid.’
5EnGodkeekzijndienstmaagdEvaaanenreddehaar,en zijbaardehaareerstgeborenzoonenbijhemeendochter 6ToenverheugdeAdamzichoverEva'sbevrijdingenook overdekinderendiezijhemhadgebaardEnAdamdiende Evaindegrottotheteindevanachtdagen;toennoemden zedezoonKaïnendedochterLuluwa
7DebetekenisvanKaïnis"hater",omdathijzijnzuster haatteindeschootvanhunmoeder,voordatzeeruit kwamenDaaromnoemdeAdamhemKaïn
8MaarLuluwabetekent‘mooi’,omdatzemooierwasdan haarmoeder.
9AdamenEvawachttentotdatKaïnenzijnzusterveertig dagenoudwarenToenzeiAdamtegenEva:‘Wezullen eenofferbrengenenhetopdragenvoordekinderen.’
10EnEvazei:Wijzullenéénofferbrengenvoorde eerstgeborenzoon,endaarnazullenwijeréénvoorde dochterbrengen.
HOOFDSTUK75
1ToenmaakteAdameenofferklaar,enhijenEva offerdenhetvoorhunkinderenZebrachtenhetnaarhet altaardatzeeersthaddengebouwd.
2EnAdambrachthetofferensmeekteGodomzijnoffer teaanvaarden
3ToenaanvaarddeGodAdamsofferenzondeenlichtuit dehemeldatophetofferscheenAdamendezoon kwamennaarhetoffertoe,maarEvaendedochter kwamenernietbij.
4ToendaaldeAdamvanhetaltaarafenzijwarenblij AdamenEvawachttentothetmeisjetachtigdagenoud was.ToenmaakteAdameenofferklaarenbrachthetnaar EvaendekinderenZijgingennaarhetaltaar,waarAdam hetofferbracht,zoalshijgewoonwas,enhijvroegde Heeromzijnofferteaanvaarden.
5EndeHeeraanvaarddehetoffervanAdamenEvaToen kwamenAdam,Evaendekinderensamendichterbijen daaldenjuichendvandebergaf.
6Maarzekeerdennietterugnaardegrotwaarinze geborenwaren,maargingennaardeGrotmetdeSchatten, zodatdekindereneromheenkondenlopenengezegend kondenwordenmetdevoorwerpendiezeuitdetuin haddenmeegebracht
7Nadatzemetdezetekenengezegendwaren,gingenze terugnaardegrotwaarinzegeborenwaren
8MaarvoordatEvahetofferhadgebracht,hadAdamhaar meegenomenenwasmethaarnaarderiviergegaan,waar zezicheerstinhaddengestortenzichdaarhadden gewassen.AdamwastezijnlichaamenEvaookhethare, nahetlijdenendebenauwdheiddiehenwarenoverkomen 9MaarAdamenEvakeerdenelkeavond,nadatzezichzelf inderiviermetwaterhaddengewassen,terugnaardeGrot derSchatten,waarzebadenenwerdengezegendDaarna
HeteersteboekvanAdamenEva
gingenzeterugnaarhungrotwaardekinderenwerden geboren.
10ZodedenAdamenEvatotdatdekinderennietmeer gezoogdwerden.Toenzegespeendwerden,brachtAdam eenoffervoordezielenvanzijnkinderen;afgezienvande driekeerdathijelkeweekeenoffervoorhenbracht
11Toendedagenvanhetzogenvandekinderenvoorbij waren,werdEvaopnieuwzwanger,entoenhaardagen voorbijwaren,brachtzenogeenzooneneendochterter wereldZenoemdendezoonAbelendedochterAklia
12Toenerveertigdagenwarenverstreken,brachtAdam eenoffervoordezoon,ennatachtigdagenbrachthijnog eenoffervoordedochter.Hijdeedmethenhetzelfdeals hijeerdermetKaïnenzijnzusterLuluwahadgedaan
13HijbrachthennaardeGrotmetdeSchatten,waarze eenzegenontvingen,enkeerdedaarnaterugnaardegrot waarzegeborenwarenNadegeboortevanhenhieldEva opmetkinderenkrijgen
HOOFDSTUK76
1Endekinderenwerdensteedssterkerengroter,maar Kaïnwashardvochtigenheersteoverzijnjongstebroer
2Wanneerzijnvadereenofferbracht,bleefhijdikwijls achterengingnietmethenmeeomteofferen.
3MaarwatAbelbetreft,hijhadeenzachtmoedigharten wasgehoorzaamaanzijnvaderenmoeder,diehijvaak aanspoordeomeenoffertebrengen,omdathijvanhen hield;enhijbadenvastteveel
4ToenkreegAbeldittekenToenhijdeGrotderSchatten binnengingendegoudenstaven,dewierookendemirre zag,vroeghijzijnouders,AdamenEva,ernaarenzei tegenhen:"Hoezijnjulliedaaraangekomen?"
5ToenverteldeAdamhemalleswathunwasoverkomen.
EnAbelraaktedieponderdeindrukvanwatzijnvader hemverteldhad
6VerderverteldezijnvaderAdamhemoverdewerken vanGodenoverdetuinDaarnableefhijdehelenachtbij zijnvaderindeGrotmetSchatten
7Endienacht,terwijlhijaanhetbiddenwas,verscheen Satanaanhemindegedaantevaneenman,dietegenhem zei:"Jehebtjevadervaakbewogenomeenofferte brengen,omtevastenentebidden,daaromzalikjedoden enervoorzorgendatjevandezewereldverdwijnt"
8MaarAbelbadtotGodenverdreefSatanvanzich;hij geloofdedewoordenvandeduivelniet.Toenhetdagwas geworden,verscheenhemeenengelvanGod,dietegen hemzei:"Verkortnietuwvasten,nochuwgebed,nochhet offerenaanuwGodWantzie,deHeerheeftuwgebed aangenomenWeesnietbevreesdvoordegedaantediein denachtaanuverscheenendieutotdedoodvervloekte" Endeengelgingvanhemweg.
9Toenhetdagwasgeworden,kwamAbelnaarAdamen Evaenverteldehunoverhetvisioendathijhadgezien Maartoenzehethoorden,warenzeerergverdrietigover, maarzeverteldenhemernietsover;zetroosttenhem alleen.
10MaarwatdehardvochtigeKaïnbetreft,Satankwam's nachtsnaarhemtoe,lietzichzienenzeitegenhem:Omdat AdamenEvaveelmeervanjebroerAbelhoudendanvan jou,enhemmetjemooiezusterwillenlatentrouwen,
omdatzevanhemhouden,maarjoumetzijnlelijkezuster willenlatentrouwen,omdatzejehaten,
11Daaromraadikjeaan:wanneerzedatdoen,moetjeje broerdoden.Danzaljezustervoorjeachtergelatenworden, enzijnzusterzalverstotenworden.
12EnSatanverliethem,maardeBozebleefachterinhet hartvanKaïn,dieermenigmaalopuitwaszijnbroerte doden.
HOOFDSTUK77
1ToenAdamzagdatdeoudstebroerdejongstehaatte, probeerdehijhunhartteverzachtenenzeitegenKaïn: ‘Neem,mijnzoon,vandevruchtenvanjezaaiselenbreng eenofferaanGod,zodatHijjejeslechtheidenjezonde kanvergeven.’
2OokzeihijtegenAbel:‘Neemvanjezaaigoedenbreng hetalsofferaanGod,zodatHijjeslechtheidenjezonde kanvergeven.’
3ToenluisterdeAbelnaardestemvanzijnvader,namvan zijnzaaigoedenbrachteengoedofferHijzeitegenzijn vader:Adam,‘Kommetmijmeeommijtelatenzienhoe ikhetmoetofferen’
4AdamenEvagingenmethemmeeenlietenhemzien hoehijzijnofferophetaltaarmoestofferen.Daarna stondenzeopenbadendatGodAbelsofferzou aanvaarden
5ToenkeekGodAbelaanenaanvaarddezijnoffer.En GodwasmeertevredenmetAbeldanmetzijnoffer, vanwegezijngoedehartenzuiverelichaamErwasgeen spoorvanbedroginhem.
6Toendaaldenzevanhetaltaarafengingennaardegrot waarinzewoondenMaarAbel,dieblijwasdathijzijn offerhadgebracht,herhaaldehetdriekeerperweek,naar hetvoorbeeldvanzijnvaderAdam
7MaarKaïnscheptegeenbehageninofferenMaarnadat zijnvaderzobooswasgeworden,offerdehijtochzijngave. Entoenhijofferde,hieldhijzijnooggerichtophetoffer dathijbrachtHijnamhetkleinstevanzijnschaapalsoffer, enopnieuwhieldhijzijnoogdaaropgericht.
8DaaromheeftGodzijnoffernietaangenomen,wantzijn hartwasvolmoordzuchtigegedachten
9EnzijblevenallenbijeenindegrotwaarinEvaeenkind hadgebaard,totdatKaïnvijftienjaaroudenAbeltwaalf jaaroudwas
HOOFDSTUK78
1ToenzeiAdamtegenEva:‘Zie,dekinderenzijngroot geworden;wemoetenervoorzorgendatwevrouwenvoor henvinden’
2ToenantwoorddeEva:‘Hoekunnenwedatdoen?’
3ToenzeiAdamtegenhaar:‘WijzullenAbelszustermet Kaïnverloven,enKaïnszustermetAbel’
4ToenzeiEvategenAdam:‘IkhoudnietvanKaïn,want hijishardvochtigMaarlatenzewachtentotdatwijvoor heneenofferaandeHeerbrengen.’
5EnAdamzeinietsmeer
6IntussenkwamSatannaarKaïntoe,gestaltegevendaan eenmanvanhetland,enzeitegenhem:‘AdamenEva hebbensamenoverlegdoverhethuwelijktussenjullie
beidenZezijnovereengekomendatzeAbelszusteraan jouzoudenuithuwelijken,enjouwzusteraanhem.
7"Maaralsiknietvanjehield,zouikjeditnietverteld hebben.Maaralsjemijnraadopvolgtennaarmeluistert, zalikjeopjetrouwdagprachtigegewaden,goudenzilver inovervloedbrengen,enmijnverwantenzullenje vergezellen"
8ToenzeiKaïnmetvreugde:Waarzijnjefamilieleden?
9EnSatanantwoordde:Mijnfamilieledenzijnineentuin inhetnoorden,waarikooituwvaderAdamnaartoewilde brengen,maarhijwildemijnaanbodnietaannemen 10Maarjij,alsjemijnwoordenaanneemtennajebruiloft totmijkomt,zuljerustenvandeellendewaarinjeverkeert. JezultrustenenhetbeterhebbendanjevaderAdam 11ToenKaïndezewoordenvanSatanhoorde,opendehij zijnorenenboogzichnaarzijnwoorden.
12Enhijbleefnietophetveld,maargingnaarEva,zijn moeder,ensloeghaar,envervloektehaar,enzeitegenhaar: "Waaromwiltumijnzusternemenenhaaraanmijnbroer latentrouwen?Benikdood?"
13Maarzijnmoedersteldehemgerustenstuurdehem naarhetveldwaarhijwasgeweest.
14ToenAdamkwam,verteldezehemwatKaïnhad gedaan
15MaarAdamwasbedroefdenzweeg,enhijzeigeen woord
16DevolgendedagzeiAdamtegenzijnzoonKaïn:Neem vanjeschapen,jongeengoede,enofferzeaanjeGod.
DanzalikmetjebroersprekendathijzijnGodeen graanoffermoetbrengen
17Zijluisterdenbeidennaarhetvoorbeeldvanhunvader Adam,namenhunoffergavenenofferdendieopdeberg bijhetaltaar
18MaarKaïngedroegzichhoogmoedigtegenoverzijn broerHijduwdehemvanhetaltaarenstondniettoedat hijzijnofferophetaltaarofferdeIntegendeel,hijofferde zijneigenofferdaarop,meteenhoogmoedighart,vol bedrogenbedrog
19MaarAbelrichttestenenopdiedichtbijlagen,en daaropofferdehijzijngavemeteennederighartenzonder bedrog
20Kaïnstondbijhetaltaarwaarophijzijnofferhad gebracht.HijriepGodaanenvroegofhijzijnofferwilde aanvaardenMaarGodnamhetnietvanhemaanener daaldeookgeengoddelijkvuurneeromzijnofferte verteren.
21Maarhijbleefboosenwoedendtegenoverhetaltaar staanenkeeknaarzijnbroerAbelomtezienofGodzijn offerzouaanvaardenofniet
22EnAbelbadtotGodomzijnofferaantenemenToen daaldeereengoddelijkvuurneerenverteerdezijnoffer EnGodrookdeaangenamegeurvanzijnoffer,omdat AbelHemliefhadenzichinHemverheugde
23EnomdatGodwelbehageninhemhad,zondHijhem eenengelvanhetlicht,indegedaantevaneenmens,die vanzijnofferhadgegetenHijhaddeaangenamegeurvan zijnoffergeroken,enzijtroosttenAbelenversterktenzijn hart
24Kaïnzagalleswaterbijhetoffervanzijnbroer gebeurde,enhijwerderwoedendover.
25ToenopendehijzijnmondenlasterdeGod,omdatHij zijnofferniethadaangenomen
26MaarGodzeitegenKaïn:Waaromisjegezichtzo somber?Weesrechtvaardig,dankanikjeofferaannemen. Niettegen
Jehebtovermijgemord,maartegenjezelf.
27EnditzeiGodtotKaïnomhemtebestraffen,omdatHij eenafkeerhadvanhemenzijnoffer
28ToenkwamKaïnvanhetaltaaraf,zijnkleurveranderde enzijngezichtzagersomberuit.Hijgingnaarzijnvader enmoederenverteldehunalleswathemwasoverkomen AdamwaszeerbedroefdomdatGodKaïnsofferniethad aangenomen
29MaarAbelkwamvolvreugdeenmeteenblijhartnaar benedenenverteldeaanzijnvaderenmoederhoeGodzijn offerhadaanvaardEnzijverheugdenzicheroveren kustenzijngezicht
30ToenzeiAbeltegenzijnvader:OmdatKaïnmijvanhet altaarheeftweggejaagdenmijnietheefttoegestaanmijn offerdaaropteofferen,hebikvoormijzelfeenaltaar gemaaktendaaropmijnoffergeofferd.
31ToenAdamdithoorde,werdhijergverdrietigDitwas hetaltaardathijeersthadgebouwdenwaarophijzijn eigengavenhadgeofferd.
32WatKaïnbetreft,hijwaszoboosennorsdathijhet veldinging,waarSatannaarhemtoekwamentegenhem zei:‘SindsuwbroerAbelzijntoevluchtheeftgezochtbij uwvaderAdam,omdatuhemvanhetaltaarhebtgestoten, hebbenzezijngezichtgekustenzijnzeblijomhem,veel meerdanomu.’
33ToenKaïndezewoordenvanSatanhoorde,werdhij woedendenliethetaanniemandwetenHijwachtteechter opdemoordopzijnbroer,totdathijhemindegrothad gebrachtentegenhemhadgezegd:
34"Obroeder,hetlandiszomooi,enerstaanzulkemooie enaangenamebomen,dieerbetoverenduitzien!Maar broeder,jebentnognooiteendaginhetveldgeweestom erplezierintehebben
35Vandaag,mijnbroeder,zouikheelgraagwillendatje metmijmeegaatnaarhetveld,omvanjezelftegenietenen onzeveldenenonzekuddentezegenen,wantjebent rechtvaardigenikhoudheelveelvanje,mijnbroeder! Maarjehebtjevanmijvervreemd
36ToenstemdeAbelerintoeommetzijnbroerKaïnnaar hetveldtegaan.
37Maarvoordathijwegging,zeiKaïntegenAbel:‘Wacht opmij,totdatikeenstafhebgehaald,vanwegedewilde dieren.’
38ToenstondAbelonschuldigtewachtenMaarKaïn,de voorhoede,pakteeenstafengingnaarbuiten.
39Enzij,KaïnenzijnbroerAbel,begonnenopdiewegte gaan;Kaïnspraktothemenbemoedigdehem,omhem allestedoenvergeten
HOOFDSTUK79
1Enzogingenzeverder,totdatzebijeeneenzameplaats kwamen,waargeenschapenwarenToenzeiAbeltegen Kaïn:"Zie,mijnbroeder,wezijnmoevanhetlopen,want weziennietsvandebomen,nochvandevruchten,noch vanhetgroen,nochvandeschapen,nochvanietsvande dingenwaaroverumijverteldhebt.Waarzijndieschapen vanudieumijzeitezegenen?"
2ToenzeiKaïntegenhem:Kom,jezultdadelijkveel mooiedingenzien.Maargavoormijuit,totdatikbijje kom
3ToengingAbelnaarvoren,maarKaïnbleefachterhem.
4EnAbelwandeldeinzijnonschuld,zonderbedrog,enhij geloofdenietdatzijnbroerhemzoudoden
5ToenKaïnbijhemkwam,troosttehijhemmetzijn woorden,terwijlhijeeneindjeachterhemaanliep.Toen haasttehijzichensloeghemmetdestok,slagopslag, totdathijverstomdwas
6MaartoenAbelopdegrondviel,ziendedatzijnbroer hemwildedoden,zeihijtegenKaïn:"O,mijnbroer,heb medelijdenmetmij.Bijdeborstendiewijhebbengezoogd, slamijniet!Bijdeschootdieonsheeftgedragenendieons terwereldheeftgebracht,slamijnietdoodmetdiestaf! Alsjemijwiltdoden,neemdaneenvandezegrotestenen endoodmijmeteen"
7ToennamKaïn,dehardvochtigeenwredemoordenaar, eengrotesteenensloegdaarmeezijnbroerophethoofd, totdatzijnherseneneruitsijpeldenenhijvoorzijnogen sidderdevanhetbloed
8EnKaïnhadgeenberouwoverzijndaad.
9Maardeaardebeefde,toenhetbloedvande rechtvaardigeAbeleropviel,toenzezijnbloeddronkZe wildenKaïnomdieredentegronderichten.
10EnhetbloedvanAbelriepopgeheimzinnigewijzetot God,omhemtewrekenopzijnmoordenaar
11ToenbegonKaïnmeteendegrondomtespittenwaar hijzijnbroerzouneerleggenHijbeefdenamelijkvan angst,omdathijzagdatdegrondomzijnentwilbeefde
12Toenwierphijzijnbroerindekuildiehijgemaakthad enbedektehemmetstofMaardeaardewildehemniet opnemen,maarwierphemmeteenweeromhoog
13Kaïnspitteopnieuwdegrondomenverborgzijnbroer erinOpnieuwwierpdeaardehemopzichzelf,totdatde aardedriemaalzohetlichaamvanAbelopzichzelfwierp 14Demodderigeaardewierphemdeeerstekeeromhoog, omdathijnietdeeerstescheppingwasEndeaardewierp hemdetweedekeeromhoogenwildehemnietopnemen, omdathijrechtvaardigengoedwasenzonderredenwerd gedoodEndeaardewierphemdederdekeeromhoogen wildehemnietopnemen,zodatervoorzijnbroedereen getuigetegenhemzouoverblijven.
15EndeaardebespotteKaïn,totdathetwoordvanGodtot hemkwamoverzijnbroer
16ToenwerdGodboosenzeervertoorndoverdedood vanAbelDaaromlietHijvanuitdehemeldonderslagen horenenbliksemflitsenschotenvoorHemuit.Hetwoord vandeHEEREGodkwamuitdehemeltotKaïnenzei tegenhem:‘WaarisjebroerAbel?’
17ToenantwoorddeKaïnmeteenhoogmoedigharteneen norsestem:Hoekanik,oGod,dehoedervanmijnbroer zijn?
18ToenzeiGodtegenKaïn:Vervloektzijdeaardediehet bloedvanuwbroerAbelheeftgedronken!Enu,wees bevendensidderig!Ditzalvoorueentekenzijn:iedereen dieuvindt,zaludoden.
19MaarKaïnweende,omdatGoddezewoordentothem gesprokenhadEnKaïnzeitotHem:OGod,wiemijvindt, zalmijdodenenikzalvandeaardbodemworden uitgeroeid
20ToenzeiGodtegenKaïn:"Wiejouvindt,zaljeniet doden."GodhadimmersaleerdertegenKaïngezegd:"Ik zalzevenstraffenafzienvoordegenedieKaïndoodt"God zeinamelijktegenKaïn:"Waarisjebroer?"Godzeidatuit barmhartigheidtegenhem,omteproberenhemtotberouw tebrengen
21WantalsKaïntoenberouwhadgetoondenhadgezegd: ‘OGod,vergeefmijmijnzondeendemoordopmijn broer’,danzouGodhemzijnzondehebbenvergeven
22EnwatGodbetreft,dietegenKaïnzei:"Vervloektzij degronddiehetbloedvanuwbroerheeftgedronken!"Ook datwasGodsbarmhartigheidjegensKaïnWantGod vervloektehemniet,maarHijvervloektedegrond,hoewel hetnietdegrondwasdieAbelhadgedoodenonrechthad begaan
23Hetwasimmersterechtdatdevloekoverde moordenaarkwam;maarinzijngoedertierenheidbestuurde Godzijngedachtenzodanigdatniemandhetteweten kwamenzichvanKaïnafkeerde.
24EnHijvroeghem:"Waarisjebroer?"Waarophij antwoordde:"Ikweethetniet"ToenzeideScheppertegen hem:"Weesbevendensidder."
25ToenbeefdeKaïnenwerddoodsbang;endoorditteken steldeGodhemtoteenvoorbeeldvoordeheleschepping, alsdemoordenaarvanzijnbroer.OoklietGodhembeven envrezen,zodathijdevredezouzienwaarinhijeerst verkeerde,enookdebevingenvreesdiehijuiteindelijk doorstond;zodathijzichvoorGodzouverootmoedigen, berouwzoutonenoverzijnzondeendevredezouzoeken diehijeerstgenoot
26EninhetwoordvanGod,datluidt:‘Ikzalafzienvan zevenstraffenvooriedereendieKaïndoodt’,wildeGod nietdatKaïnmethetzwaardgedoodzouworden,maarHij wildehemdoorstrengeregelslatenstervendoortevasten, tebiddenentehuilen,totdatdetijdaanbrakdathijvanzijn zondeverlostzouworden
27Endezevenstraffenzijndezevengeneratieswaarin GodopKaïnwachttevanwegedemoordopzijnbroer 28MaarKaïnvondgeenrustmeersindshijzijnbroerhad gedood.HijgingterugnaarAdamenEva,bevend, doodsbangenmetbloedverontreinigd