Dutch - 1st Book of Adam and Eve

Page 1


Heteersteboekvan AdamenEva

HOOFDSTUK1

1OpdederdedagplantteGoddetuininhetoostenvande aarde,aandegrensvandewereldinhetoosten.Daarachter, inderichtingvanzonsopgang,isnietsanderstevindendan waterHetomvatdehelewereldenreikttotaandegrenzen vandehemel.

2Entennoordenvandetuinisereenzeevanwafels, helderenpuurvansmaak,zoalsnietsandersdatkan evenaren.Doordehelderheidervankunjeindediepten vandeaardekijken

3Enwanneeriemandzichdaarinwast,wordthijreinvan zijnreinheidenwitvanzijnwitheid,zelfsalwashij donker

4EnGodschiepdiezeeuitZijnwelbehagen,wantHijwist waterzougebeurenmetdemensdieHijzoumaken.Nadat demensvanwegezijnovertredingdetuinhadverlaten, zoudenermensenopaardegeborenwordenUithen zoudenrechtvaardigensterven,maarGodzouwierzielen opdelaatstedagweertothunvleeszoudenterugkerenZij zoudenzichbadeninhetwatervandiezeeenzijzouden zichallenvanhunzondenbekeren

5ToenGodAdamuitdetuinlietgaan,plaatsteHijhem nietaandenoordgrenservan,uitangstdathijbijdezee zoukomenHijenEvawastenzichdaarin,werden gereinigdvanhunzondenenvergatendeovertredingdieze haddenbegaan.Ookwerdernietmeeraanhengedachtbij degedachteaanhunstraf

6Enwatdezuidkantvandetuinbetreft,Godwaserniet blijmeedatAdamdaarzouwonen.Wantalsdewinduit hetnoordenwaaide,zouhijaandiezuidkantdeheerlijke geurvandebomenindetuinmeedragen

7DaaromheeftGodAdamdaarnietgeplaatst,opdathij nietdoordegeurvandiebomenzijnovertredingzou vergetenentroostzouvindenvoorwathijhadgedaan,en genoegenzouscheppenindegeurvandebomenenniet gereinigdzouwordenvanzijnovertreding

8EnomdatGodbarmhartigenvolmededogenisenalles bestuurtopeenwijzediealleenHijkent,lietHijonze vaderAdamwonenaandewestelijkegrensvandetuin, omdatdeaardeaandiekantheelbreedis

9EnGodgafhemhetbeveldaartewonenineengrotinde rots,deGrotderSchattenbenedenaandehof

HOOFDSTUK2

1ToenonzevaderAdamenEvadetuinverlieten,liepen zemethunvoetenopdegrond,zonderdatzehetmerkten.

2Toenzijbijdeingangvandetuinkwamenende uitgestrekteaardevoorzichzagen,bedektmetgroteen kleinestenenenmetzand,werdenzijbangenbeefden.Zij vielenophungezichtvanangst,enzijwarenalsdood

3Wanttotnutoebevondenzezichinhettuinlandschap, prachtigbeplantmetallerleisoortenbomen.Nuzagenze zichzelfineenvreemdland,datzenietkendenennooit eerderhaddengezien.

4Enomdatzijindietijdvervuldwarenvandegenadevan eenstralendwezen,enhunhartennietopaardsedingen gerichtwaren.

5DaaromhadGodmedelijdenmethen;entoenHijzagdat zevoordepoortvandehofgevallenwaren,zondHijZijn WoordnaarvaderAdamenEvaenwektehenopuithun gevallenstaat

HOOFDSTUK3

1GodzeitegenAdam:Ikhebopdezeaardedagenenjaren bepaald,enjijenjenakomelingenzullenerwonenen wandelen,totdatdedagenenjarenvoorbijzijnDanzalIk hetWoordzendendatjougeschapenheeftenwaartegenjij overtredenhebt,hetWoorddatjouuitdetuindeedkomen endatjouopwektetoenjegevallenwas

2Ja,hetWoorddatuopnieuwzalreddenwanneerdevijf eneenhalvedagvervuldzijn.

3ToenAdamdezewoordenvanGodhoorde,enookover degrotevijfeneenhalvedag,begreephijdebetekenis ervanniet.

4Adamdachtimmersdathethemnogmaarvijfeneen halvedagzoukostentotaanheteindevandewereld.

5EnAdamweendeenbadtotGodomhethemuitte leggen

6ToenmaakteGodinzijnbarmhartigheidjegensAdam, dienaarzijnbeeldengelijkenisgeschapenwas,hem duidelijkdathetomvijfduizendenvijfhonderdjaarging, enhoeerdanIemandzoukomenomhemenzijn nageslachtteredden

7MaarGodhadditverbondaleerdermetonzevader Adamgesloten,opdezelfdewijze,nogvoordathijuitde tuinkwamenbijdeboomwaswaarvanEvadevruchtnam enhemteetengaf

8ToenonzevaderAdamuitdetuinkwam,liephijlangs dieboomenzagdatGoddegedaanteervanineenandere gedaantehadveranderd,zodatdeboomverdorde 9EntoenAdamdaarheenging,vreesdehij,beefdeenviel neer;maarinzijngenaderichtteGodhemopensloottoen ditverbondmethem

10EntoenAdamweerbijdepoortvandetuinwasende cherubmeteenzwaardvanvlammendvuurinzijnhand zag,endecherubwoedendwerdenhemfronste,werden AdamenEvabeidenbangvoorhemendachtendathijhen wildedodenZevielenophungezichtenbeefdenvan angst

11Maarhijhadmedelijdenmethenenbeweeshun barmhartigheid;enhijkeerdezichvanhenaf,gingopnaar dehemelenbadtotdeHeerenzei:

12Heer,uhebtmijoppadgestuurdombijdepoortvande tuindewachttehouden,meteenzwaardvanvuur 13MaartoenUwdienaren,AdamenEva,mijzagen, vielenzijophungezichtenwarenalsdood.OmijnHeer, watzullenwijUwdienarenaandoen?

14ToenkreegGodmedelijdenmethenentoondeHij barmhartigheidaanhen.HijzondZijnengelomdehofte bewaken

15EnhetWoordvandeHeerkwamtotAdamenEvaen wektehenop.

16EndeHeerzeitegenAdam:IkhebjegezegddatIkna vijfeneenhalvedagmijnWoordzalzendenenjezal redden.

17VersterkdaaromuwhartenblijfindeGrotmetzijn Schatten,waaroverIkeerdermetuhebgesproken.

18ToenAdamditwoordvanGodhoorde,vondhijtroost inwatGodhemhadgezegd.WantHijhadhemverteldhoe Hijhemzouredden.

HOOFDSTUK4

1MaarAdamenEvaweendenomdatzeuitdetuin,hun eerstewoonplaats,warengekomen

2Eninderdaad,toenAdamnaarzijnveranderdevleeskeek, weendehijbitter,hijenEva,overwatzehaddengedaan EnzeliepenendaaldenzachtjesafnaardeGrotder Schatten

3Toenzedaaraankwamen,begonAdamtehuilenenzei tegenEva:‘Kijkeensnaardezegrot,dieonzegevangenis indezewereldzalzijn,eenplaatsvanstraf!

4"Watishetvergelekenmetdetuin?Watisdeengheid ervanvergelekenmetderuimtevandeander?

5Watisdezerots,daarnaastdiebossen?Watisde duisternisvandezegrot,vergelekenmethetlichtvande tuin?

6Watisdezeoverhangenderotswanddieonsbeschermt, vergelekenmetdegenadevandeHeerdieons overschaduwde?

7"Watisdegrondvandezegrotvergelekenmetdetuin? Dezeaarde,bezaaidmetstenen;endie,beplantmet heerlijkefruitbomen?"

8EnAdamzeitegenEva:Kijkeensnaarjouwogenen naardemijne,dievroegerdeengelenindehemelzagen, dieHemprezen;enookzij,zonderophouden.

9MaarnuzienwijnietmeerzoalswijvroegerzagenOnze ogenzijnvanvleesgewordenZekunnennietmeerzien zoalszijvroegerzagen.

10AdamzeiopnieuwtegenEva:‘Hoeisonslichaam vandaag,vergelekenmethoehetervroegeruitzag,toenwij indetuinwoonden?’

11HiernawildeAdamdegrotonderdeoverhangenderots nietmeerbinnengaan;hijzouerooknooitzijn binnengegaan.

12MaarhijboogzichvoorGodsbevelenenzeibij zichzelf:Alsikdegrotnietbinnenga,zalikopnieuween overtrederzijn.

HOOFDSTUK5

1ToengingenAdamenEvadegrotbinnenenstonden daartebiddeninhuneigentaal,diewijnietkennen,maar diezewelgoedkenden

2Terwijlzeaanhetbiddenwaren,sloegAdamzijnogen openzagderotsenhetdakvandegrotdiehembovenhet hoofdbedekten,zodathijnochdehemel,nochGods schepselenkonzienHijhuildeensloegzichhevigopde borst,tothijerdoodbijneerviel

3EnEvazathuilend,wantzegeloofdedathijdoodwas

4Toenstondzijop,spreiddehaarhandenuitnaarGoden smeekteHemomgenadeenmedelijden,enzei:‘OGod, vergeefmijmijnzonde,dezondedieikbegaanheb,en gedenkdienietaanmij

5WantIkalleenhebervoorgezorgddatUwdienaaruitde tuinindezeverlorentoestandisgevallen,uithetlichtin

dezeduisternis,enuitdewoonplaatsvanvreugdeindeze gevangenis.

6OGod,ziedezegevallendienaarvanUaanenwekhem opuitdedood,zodathijkanwenenenberouwkanhebben overdeovertredingdiehijdoormijbegaanheeft.

7Neemzijnzielnunietweg,maarlaathemleven,zodat hijkanstaannaardemaatvanzijnbekeringenUwwilkan doen,zoalsvóórzijndood.

8MaarindienGijhemnietopwekt,neemdan,oGod,mijn zielweg,opdatikaanhemgelijkzalzijnEnlaatmijniet indezekerker,alleenenalleen,wantikkannietalleenin dezewereldbestaan,danalleenmethem

9WantGij,oGod,hebtheminslaapdoenvallen,enhebt eenbotuitzijnzijdegenomenenhetvleesinzijnplaats hersteld,doorUwgoddelijkekracht

10EnGijhebtmij,hetbeen,genomenenmijeenvrouw gemaakt,stralendalshij,methart,verstandenspraak,en inhetvleesgelijkaandezijne;enGijhebtmijgemaakt naardegelijkenisvanzijngelaat,doorUwbarmhartigheid enmacht

11Heer,ikenHijzijnéén,enGij,God,zijtonzeSchepper, Gijzijthetdieonsbeidenopééndaggeschapenhebt.

12Daarom,oGod,geefhemhetleven,zodathijbijmijis inditvreemdeland,terwijlwijdaarwonenvanwegeonze overtreding.

13MaaralsUhemnietlevendwiltmaken,neemmijdan, mij,zoalshij,endanstervenwijbeidenopdezelfdedag 14EnEvaweendebitterenvielonzevaderAdamaan,van haargroteverdriet

HOOFDSTUK6

1MaarGodzaghenaan,omdatzijzichzelfhaddengedood ingrootverdriet.

2MaarHijzouhenoprichtenentroosten

3DaaromzondHijhunZijnWoord,datzijzoudenopstaan enonmiddellijkopgewektworden.

4ToenzeideHeertegenAdamenEva:‘Julliehebben vrijwilliggezondigd,totdatjullieuitdetuinkwamen waarinIkjulliehadgeplaatst.

5Uiteigenvrijewilbentuovertredendooruwverlangen naargoddelijkheid,grootheidenverhevenheid,zoalsikdie heb.Daaromhebikuberoofdvandestralendenatuur waarinuzichtoenbevondIkhebuuitdetuinnaarditland geleid,ruwenvolonrust

6Hadumijngebodmaarnietovertredenenmijnwetmaar inachtgenomenennietgegetenvandevruchtvande boom,waarvanikuhadgezegddatuernietbijmocht komen!Erwarenimmersvruchtbomenindetuindiebeter warendandieene

7MaardeslechteSatan,dienietinzijnoorspronkelijke staatbleefenhetgeloofnietbehield,inwiegeengoedoog voorMijwas,endie,hoewelIkhemgeschapenhad,Mij tenietgedaanheeftendeGodheidzocht,zodatIkhemuit dehemelhebneergeworpen,dieishetdiedeboominuw ogenalsaangenaamheeftvoorgesteld,totdatuervan gegetenhebtdoornaarhemteluisteren.

8Zohebtumijngebodovertreden,endaaromhebikal dezesmartenoverugebracht

9WantIkbenGod,deSchepper.ToenIkMijnschepselen schiep,hadIknietdebedoelingzetevernietigenMaar

nadatIkhenhevigintoornhaddoenontbranden,strafteIk henmetzwareplagen,totdatzijzichbekeerden. 10Maaralszijintegendeelinhunovertredingblijven verharden,zullenzijvooreeuwigvervloektzijn.

HOOFDSTUK7

1ToenAdamenEvadezewoordenvanGodhoorden, weendenenhuildenzenogmeerMaarzeversterktenhun hartinGod,wantzebeseftendatdeHeervoorhenalseen vadereneenmoederwasDaaromweendenzevoorHem enzochtenzegenadebijHem

2ToenkreegGodmedelijdenmethenenzei:‘Adam,Ik hebeenverbondmetjegeslotenenIkzalmedaarnietvan afkerenIkzaljeooknietindetuinlatenterugkeren,totdat Mijngroteverbondvanvijfeneenhalvedagisvervuld.’

3ToenzeiAdamtegenGod:Heer,Uhebtonsgeschapen enervoorgezorgddatweindetuinzoudenzijnEnvóór mijnovertredinglietUalledierennaarmijtoekomen, zodatikzeeennaamzougeven

4Uwgenadewastoenopmij,enikhebiedervanheneen naamgegevenovereenkomstigUwgedachten,enGijhebt henallenaanmijonderworpen

5Maarnu,HeereHEERE,omdatikUwgebodovertreden heb,zullenalledierentegenmijopstaanenmijenEva,Uw dienstmaagd,verslindenZijzullenonslevenvande aardbodemwegvagen

6DaaromsmeekikU,oGod,dat,nuGijonsuitdetuin hebtgeleidenonsineenvreemdlandhebtgebracht,Gij nietzulttoelatendatdedierenonskwaaddoen

7ToendeHeerdezewoordenvanAdamhoorde,kreegHij medelijdenmethem,enHijbeseftedathetwaarwaswat hijhadgezegd:datdedierenvanhetveldzoudenopstaan enhemenEvazoudenverslinden.WantHij,deHeer,was boosophenbeidenvanwegehunovertreding

8ToengafGoddedieren,devogelsenalleswatopde aardekruipt,bevelnaarAdamtekomenenmethem vertrouwdtezijn,enhemenEvanietlastigtevallenEn ookdegoedeenrechtvaardigemensenonderhun nakomelingenniet.

9ToenbogendedierenzichvoorAdamneer, overeenkomstighetbevelvanGod,behalvedeslang, waaroverGodtoornigwas.Diekwamnietmetdedieren naarAdam

HOOFDSTUK8

1ToenhuildeAdamenzei:‘OGod,toenwijindetuin woondenenonshartverhief,zagenwijdeengelendie lofzangenzongenindehemelMaarnuzienwijnietmeer zoalswijvroegerzagenSterkernog,toenwijdegrot binnengingen,werddehelescheppingvooronsverborgen.’

2ToenzeiGoddeHeertegenAdam:"ToenjeaanMij onderworpenwas,hadjeeenhelderenatuurinje,en daaromkonjedingenvanverzienMaarnajeovertreding werdjehelderenatuurvanjeweggenomen;enhetwerdje nietovergelatenomdingenvanvertezien,maaralleenom dingenvandichtbijtezien;naarhetvermogenvanhet vlees,wanthetisonrein"

3ToenAdamenEvadezewoordenvanGodhoorden, gingenzeweg,terwijlzeHemloofdenenaanbadenmet eenbedroefdhart

4EnGodhieldopmethentecommuniceren HOOFDSTUK9

1ToenkwamenAdamenEvauitdeGrotmetdeSchatten ennaderdendepoortvandetuinDaarblevenzestaanom ernaartekijkenenzeweendenomdatzewegwaren gegaan.

2AdamenEvagingenvandeingangvandetuinnaarde zuidkantervanenvondendaarhetwaterdatdetuin bevochtigde,afkomstigvandewortelvandeboomdes levensVandaaruitsplitstedeboomzichinvierrivieren overdeaarde.

3ToenkwamenzedichterbijhetwaterenkekenernaarZe zagendathetwateropweldeonderdewortelvandeboom deslevensindetuin.

4EnAdamweendeenweeklaagdeensloegzichopde borst,omdathijuitdetuinwasweggehaaldEnhijzei tegenEva:

5WaaromhebtGijmij,Uzelfenonsnageslachtzoveelvan dezeplagenenstraffenaangedaan?

6EnEvazeitotHem:Wathebtgijgezien,datgijweenten opdezewijzetotMijspreekt?

7EnHijzeitegenEva:Ziejeditwaternietdatbijonsin detuinwas,datdebomenindetuinbewaterdeendaaruit wegstroomde?

8Toenwijindetuinwaren,hebbenwijonsernietom bekommerd.Maarsindswijinditvreemdelandzijn, hebbenwijhetliefgehadengebruikenhetvoorons lichaam

9ToenEvadezewoordenvanhemhoorde,begonzete huilenOmdathuntranenzohevigwaren,vielenzeinhet waterZewildenereeneindeaanmaken,zodatzenooit meerterugzoudenkunnenkerenomdescheppingte aanschouwenWanttoenzehetwerkvandeschepping zagen,voeldenzedatzeeeneindeaanzichzelfmoesten maken.

HOOFDSTUK10

1ToenzagGod,barmhartigengenadig,henzoinhet waterliggen,opderandvandedood,enHijzondeen engel,diehenuithetwaterhaaldeenhenalsdoodopde oevervandezeelegde

2ToengingdeengelomhoognaarGod,werdverwelkomd enzei:‘OGod,uwschepselenhebbendegeestgegeven.’

3ToenzondGodZijnWoordaanAdamenEva,diehen uitdedoodopwekte.

4EnAdamzei,nadathijwasopgegroeid:OGod,toenwij indetuinwaren,haddenwijditwaternietnodigen zorgdenwijernietvoorMaarsindswijinditlandzijn gekomen,kunnenwijnietzonderhetwater.

5ToenzeiGodtegenAdam:‘ToenjenogonderMijn bevelstondeneenstralendeengelwas,kendejeditwater niet

6MaarnadatuMijngebodhebtovertreden,kuntuniet zonderwater,omuwlichaamtewassenentelatengroeien; wanthetisnualsdatvandedieren,enheeftgebrekaan water

7ToenAdamenEvadezewoordenvanGodhoorden, weendenzebitterAdamsmeekteGodofhijterugmocht kerennaardetuinomdievoordetweedekeertebekijken

8MaarGodzeitegenAdam:‘Ikhebjeeenbeloftegedaan Wanneerdiebelofteisvervuld,zalIkjeterugbrengennaar detuin,jouenjerechtvaardigenakomelingen’ 9EnGodhieldopmetcommunicerenmetAdam.

HOOFDSTUK11

1ToenvoeldenAdamenEvadatzevandorst,hitteen verdrietverbrandden

2EnAdamzeitegenEva:"Wijzullenditwaterniet drinken,zelfsnietalswezoudenstervenOEva,wanneer ditwaterinonsbinnenstekomt,zalhetonzestraffenendie vanonzekinderen,dienaonskomen,verzwaren."

3ToentrokkenAdamenEvazichteruguithetwateren dronkenernietsvanZegingenwelterugengingende GrotmetdeSchattenbinnen.

4MaartoenAdamerinzat,konhijEvanietzien;hij hoordealleenhetgeluiddatzemaakteOokkonzijAdam nietzien,maarzehoordewelhetgeluiddathijmaakte.

5ToenbegonAdamhevigtehuilen,omdathijzobedroefd wasHijsloegzichzelfopdeborst,stondopenzeitegen Eva:‘Waarbenje?’

6Enzijzeitothem:Zie,ikstaindezeduisternis

7Toenzeihijtegenhaar:‘Denkeensaandeprachtige natuurwaarinwijleefden,toenweindetuinwoonden.

8OEva,denkaandeheerlijkheiddieoponsrustteinde tuinOEva,denkaandebomendieonsindetuin overschaduwdentoenwijerdoorheenzwierven.

9"OEva!Bedenkdatwij,toenwijindetuinwaren,geen onderscheidmaaktentussendagennachtDenkaande BoomdesLevens,vanwaarhetwaterstroomdeendieons luistergaf!Denkaan,oEva,aandetuinendehelderheid ervan!

10Denkeensaandietuin,waaringeenduisterniswastoen wijerwoonden

11ZodrawijdezeGrotderSchattenbinnengingen, omslootdeduisternisons,tothetpuntdatwijelkaarniet meerkondenzienEnallegenoegensvanditlevenwaren voorbij

HOOFDSTUK12

1ToensloegAdamzichopdeborst,hijenEva,enzij rouwdendehelenacht,totdatdedageraadaanbrakenzij zuchttendehelenachtinMiyazia

2EnAdamsloegzichzelfenwierpzichopdegrondinde grot,vanbitteredroefheidenvanwegededuisternis,en bleefdaaralsdoodliggen.

3MaarEvahoordehetgeluiddathijmaaktetoenhijopde grondvielZetasttemethaarhandennaarhemenvond hemalseenlijk

4Toenwerdzebangensprakeloos.Zebleefbijhem.

5MaardebarmhartigeHeerkeeknaardedoodvanAdam ennaarEva'sstilzwijgen,uitangstvoordeduisternis

6EnhetWoordvanGodkwamtotAdamenwektehemop uitdedoodEnhetopendedemondvanEva,zodatzijkon spreken.

7ToenstondAdamopindegrotenzei:"OGod,waarom ishetlichtvanonsgewekeneniserduisternisoverons gekomen?WaaromlaatUonsindezelangeduisternis? WaaromwiltUonsopdezemanierkwellen?

8Endezeduisternis,Heer,waarwasdievoordatzeons overviel?Zeiszodanigdatweelkaarnietkunnenzien. 9Wantzolangwijindetuinwaren,hebbenwijnietgezien enooknietgewetenwatduisternisis.Ikwasniet verborgenvoorEva,enzijwasnietverborgenvoormij,tot nutoe,datzijmijnietkanzien;enerisgeenduisternis overonsgekomen,dieonsvanelkaarheeftgescheiden 10Maarzijenikwarenbeideninéénhelderlicht.Ikzag haarenzijzagmijMaarnu,sindswedezegrot binnenkwamen,iserduisternisoveronsgekomendieons vanelkaarheeftgescheiden,zodatikhaarnietzieenzij mijniet

11OHEERE,wiltGijonsdanmetdezeduisternisplagen?

HOOFDSTUK13

1ToenGod,diebarmhartigenvolmededogenis,destem vanAdamhoorde,zeiHijtegenhem:

2ZolangdegoedeengelMijgehoorzaamde,rustteereen helderlichtophemenopzijnlegerscharen

3Maartoenhijmijngebodovertrad,hebIkhemzijn helderegelaatontnomenenishijduistergeworden.

4ToenHijindehemelwas,inhetrijkvanhetlicht,kende Hijnietsvandeduisternis

5Maarhijovertraddewet,enIkliethemuitdehemelop deaardevallen,zodatdezeduisternisoverhemkwam

6Enopjou,oAdam,terwijljeinMijntuinwasenMij gehoorzaamwas,rustteookdathelderelicht.

7MaartoenIkvanuwovertredinghoorde,hebIkuvan hethelderelichtberoofdMaarinMijnbarmhartigheidheb Ikunietindeduisternisgebracht,maarIkhebutoteen lichaamvanvleesgemaakt,waaroverIkdezehuidheb gespreid,zodathetkoudeenhittekanverdragen

8AlsIkMijntoornzwaaropuhadlatenneerkomen,zou Ikuhebbenvernietigd;enalsIkuindeduisternishad gebracht,zouhetzijnalsofIkuhadgedood

9MaarinMijngoedertierenheidhebIkugemaaktzoalsu bentToenuMijngebodovertrad,Adam,hebIkuuitde tuinverdrevenenunaarditlandgebrachtIkhebu gebodenindezegrottewonen.Deduisterniskwamoveru, zoalsoverhemdieMijngebodovertrad

10Zoheeftdezenachtu,oAdam,bedrogenHijzalniet eeuwigduren,maarduurtslechtstwaalfuur.Alshij voorbijis,zalhetdaglichtterugkeren

11Zuchtdaaromnietenweesnietwankel;enzegnietbij uzelfdatdezeduisternislangduurtenuvermoeiend achtervolgt;enzegnietbijuzelfdatIkuermeeplaag 12Versterkjehartenweesnietbang.Dezeduisternisis geenstrafMaar,oAdam,Ikhebdedaggemaaktendezon eringeplaatstomlichttegeven,zodatjijenjekinderenje werkkunnendoen

13WantIkwistdatuzouzondigenenovertredenennaar ditlandzoukomenTochzouIkunietdwingen,nochnaar ulatenluisteren,nochopsluiten,nochuveroordelendoor uwval,nochdooruwkomstuithetlichtindeduisternis, nochdooruwkomstuitdehofinditland

14WantIkhebuuithetlichtgemaakt,enIkhebgewild kinderenvanhetlichtuituvoorttebrengen,kinderenzoals u

15MaargijhebtMijngebodnietééndaggehouden,totdat Ikdescheppingvoltooidhadenallesdaaringezegendhad

16ToenhebIkjeoverdeboomgeboden,datjeernietvan mageten.MaarIkwistdatSatan,diezichzelfbedroog,ook jouzoubedriegen

17Daaromhebikjedoormiddelvandeboomlatenweten datjenietbijhemindebuurtmagkomen.Enikhebje gezegddatjenietvandevruchtervanmageten,noch ervanmagproeven,nocherondermagzitten,nocheraan magtoegeven.

18AlsIknietbijjewasgeweestentotjehadgesproken,o Adam,overdeboom,enalsIkjezondergebodhadgelaten, enjehadgezondigd,danzouheteenovertredingvanMij zijngeweest,omdatIkjegeenbevelhadgegevenJezouje omdraaienenMijdeschuldgeven.

19MaarIkhebjebevolenengewaarschuwd,enjebent gevallenZodatMijnschepselenMijnietdeschuldkunnen geven;deschuldrustalleenophen.

20En,oAdam,Ikhebdedagvoorjouenvoorjekinderen najougemaakt,opdatzijdaarinzoudenwerkenen zwoegen.EnIkhebdenachtvoorhengemaakt,opdatzij daarinzoudenrustenvanhunwerk;enopdatdedierenvan hetveld'snachtszoudenuitgaanenhunvoedselzouden zoeken.

21Maarerblijftnuweinigduisternismeerover,oAdam; enhetdaglichtzalspoedigverschijnen

HOOFDSTUK14

1ToenzeiAdamtegenGod:‘Heer,neemmijnzielwegen laatmijdezeduisternisnietmeerzienOfbrengmijnaar eenplaatswaargeenduisternisis’

2MaarGod,deHeer,zeitegenAdam:"Voorwaar,Ikzegu, dezeduisterniszalvanuweggaan,elkedagdieIkvooru bepaaldheb,totdatMijnverbondvervuldisDanzalIku reddenenweerterugbrengenindetuin,indeverblijfplaats vanlichtwaarunaarverlangt,waargeenduisternisis DaarheenzalIkubrengen,inhetKoninkrijkderhemelen"

3GodzeiopnieuwtegenAdam:‘Aldezeellendedieje hebtmoetendoorstaanvanwegejeovertreding,zaljeniet bevrijdenuitdehandvanSatanenzaljenietredden

4MaarIkzalhetdoen.WanneerIkuitdehemelzal neerdalenenvleesvanuwnageslachtzalwordenende ziektewaaraanulijdt,opMijzalnemen,danzalde duisternisdieoveruindezegrotisgekomen,overMij komeninhetgraf,wanneerIkinhetvleesvanuw nageslachtzalzijn

5Enik,diezonderjarenben,zalonderworpenwordenaan deberekeningvanjaren,tijden,maandenendagen,enik zalgerekendwordenalseenvandemensenkinderen,omu teredden

6EnGodhieldopmetcommunicerenmetAdam

HOOFDSTUK15

ToenweendenentreurdenAdamenEvaomdatGodhun hadgezegddatzenietnaardetuinzoudenterugkeren totdatdedagendiehunwarenopgelegd,vervuldzouden zijn.MaarvooralomdatGodhunhadvertelddatHijvoor hunreddingzoulijden

HOOFDSTUK16

1HiernablevenAdamenEvaindegrotstaan,biddenden wenend,totdatdemorgenaanbrak.

2Toenzijzagendathetlichttothenterugkeerde,werden zijminderbangenversterktenhunharten

3ToenbegonAdamuitdegrottekomenEntoenhijbijde ingangervankwam,stondenzijngezichtnaarhetoosten draaide,endezoningloeiendestralenzagopkomenende hitteervanopzijnlichaamvoelde,werdhijbangendacht hijinzijnhartdatdievlamhemzouplagen

4Toenweendehij,sloegzichopdeborst,vielmethet gezichtteraardeendeedzijnverzoek,zeggende:

5HEERE,plaagmijniet,verteermijnietenneemmijn levennietvandeaardeweg

6HijdachtimmersdatdezonGodwas.

7ToenAdamindetuinwasendestemvanGodhoordeen hetgeluiddatHijindetuinmaakte,enomdathijHem vreesde,zaghijnooithetschitterendelichtvandezonen raaktedehittevandevlammenzijnlichaamnietaan

8Daaromwashijbangvoordezon,toendevlammende stralenervanhembereikten.HijdachtdatGodhem daarmeewildeplagen,aldedagendieHijvoorhemhad bepaald

9WantookAdamzeiinzijngedachten:ZoalsGodons nietmetduisternisplaagt,zie,Hijheeftdezezondoen opgaanenonsmetbrandendehittegeplaagd

10Terwijlhijhierovernadachtinzijnhart,kwamhet WoordvanGodtothemenzei:

11OAdam,staopenstaopDezezonisgeenGod,maar isgeschapenomlichttegevenoverdag.Ikhebjedaarover indegrotverteld,zeggende:'Dedageraadzouaanbreken enerzoulichtzijnoverdag'

12MaarIkbenGod,dieuindenachttroost.

13EnGodhieldopmetgemeenschaptehebbenmetAdam

HOOFDSTUK17

1ToenkwamenAdamenEvadoordeingangvandegrot naarbuitenenliepeninderichtingvandetuin.

2Maartoenzijdichterbijkwamen,voordewestelijke poort,waarSatanvandaankwamtoenhijAdamenEva hadbedrogen,zagenzijdeslang,dieSatanwasgeworden, naardepoortkomenDezeliktebedroefdhetstofopen kronkeldeopzijnborstoverdegrond,vanwegedevloek diedoorGodophemwasgevallen.

3Enterwijlvroegerdeslanghetmeestverhevenwasvan alledieren,waszijnuveranderdengladgeworden,ende laagstevanallemaal,enzijkroopophaarborstengingop haarbuik

4Enhoewelhethetmooistevanalledierenwas,washet veranderdenwashetdelelijkstevanallemaalgeworden.

Inplaatsvanzichtevoedenmethetbestevoedsel,ginghet nustofetenInplaatsvan,zoalsvoorheen,opdebeste plaatsenteverblijven,leefdehetnuinhetstof

5Enterwijlheteersthetmooistediervanallemaalwas,en alledierenverstomdstondenbijzijnschoonheid,hadhet nueenafkeervanhen

6Envoorts,terwijlhetineenprachtigeverblijfplaats woonde,waaralleanderedierenvaneldersvandaan kwamen;enwaarhetdronk,dronkenzijookvanhetzelfde; nu,nadathetgiftigwasgewordenvanwegedevloekvan

God,vluchttenalledierenuitzijnverblijfplaatsenwilden nietdrinkenvanhetwaterdathetdronk;zevluchttenervan weg

HOOFDSTUK18

1ToendevervloekteslangAdamenEvazag,zettehijzijn kopop,gingopzijnstaartstaanendeedalsofhijhenwilde doden,metzijnogenzoroodalsbloed

2DeslanglieprechtopEvaafenrendehaarachterna Adamstonderbijenhuilde,omdathijgeenstokinzijn handhadomdeslangtedodenennietwisthoehijdeslang moestdoden.

3MaarAdam,dieeenbrandendharthadvoorEva,liep naardeslangtoeengreephaarbijdestaartToendeslang zichnaarhemomdraaide,zeihijtegenhem:

4"OAdam,vanwegejouenEvabenikgladgewordenen ligikopmijnbuik"Toenwierphetmetzijngrotekracht AdamenEvaopdegrondenduwdehenaan,alsofhethen wildedoden

5MaarGodzondeenengel,diedeslangvanhen wegwierpenhenoprichtte.

6ToenkwamhetWoordvanGodtotdeslangenzeitegen hem:‘InhetbeginhebIkjegladgemaaktenopjebuik latenlopen,maarIkhebjehetspraakvermogenniet ontnomen

7Maarweesnustilenspreeknietmeer,jijenjegeslacht, wantdeondergangvanmijnschepselenisindeeerste plaatsdoorbemiddelingvanjougebeurd,ennuwiljeze doden

8Toenwerddeslangstomenspraknietmeer.

9ToenkwameropbevelvanGodeenwinduitdehemel, diedeslangbijAdamenEvawegvoerdeenopdeoever vandezeewierp,zodathijinIndiaterechtkwam.

HOOFDSTUK19

1MaarAdamenEvaweendenvoorGodEnAdamzei tegenHem:

2Heer,toenikindegrotwas,zeiikdittegenU,mijnHeer, datdedierenvanhetveldzoudenopstaanenmijzouden verslindenenmijnlevenvandeaardezoudenuitroeien

3ToensloegAdam,vanwegewathemwasoverkomen, zichopdeborstenvielalseenlijkopdegrondToen kwamhetWoordvanGodtothem,diehemopwekteentot hemzei:

4Adam,geenvandezedierenzaljekwaadkunnendoen ToenIkdedierenendeanderekruipendewezensnaarje toelietkomenindegrot,lietIkniettoedatdeslangmet henmeekwamAnderszoudeslangtegenjeopstaanenje doenbevenDanzoudeangstervoorinjehartkomen

5Wantikwistdatdievervloekteslechtwas;daaromzou ikniettoestaandathijmetdeanderediereninuwbuurt kwam

6Maarnu,weessterkuwhartenvreesnietIkbenmetu totaanheteindevandedagendieIkoverubepaaldheb

HOOFDSTUK20

1ToenweendeAdamenzei:"OGod,brengonsnaareen andereplaats,zodatdeslangnietmeerinonzebuurtkomt entegenonsopstaatAndersvindthijUwdienaresEva

alleenendoodthaar,wantzijnogenzijnafschuwelijken boosaardig."

2MaarGodzeitegenAdamenEva:‘Weesnietlanger bang,Ikzalhetnietinjulliebuurtlatenkomen.Ikhebhet vanjullieweggejaagd,vandezeberg,enIkzaldaarinniets achterlatendatjulliekwaadzoudoen’

3ToenaanbadenAdamenEvaGod,danktenHemen prezenHemomdatHijhenvandedoodhadgered.

HOOFDSTUK21

1ToengingenAdamenEvaopzoeknaardetuin 2Endehittebranddealseenvlamophungezicht,enzij zweettenvandehitteenweendenvoorhetaangezichtvan deHEERE

3Maardeplaatswaarzijhuilden,wasdichtbijeenhoge berg,dietegenoverdewestelijkepoortvandetuinlag

4ToenwierpAdamzichvandetopvandiebergnaar beneden;zijngezichtwasverbrijzeldenzijnvleeswas gevild;ervloeideveelbloeduithemenhijwasdedood nabij

5OndertussenbleefEvaopdebergstaanenlagoverhem tehuilen

6Enzijantwoordde:Ikwilnietnahemleven,wantalles wathijzichzelfaandeed,deedhijdoorbemiddelingvan mij

7Toenwierpzijzichachterhemaan,enwerddoorstenen verscheurdenvermorzeld,enbleefalsdoodliggen.

8MaardebarmhartigeGod,dienaarZijnschepselen omziet,keeknaarAdamenEvatoenzijdoodwaren,en HijzondZijnWoordtothenenwektehenop.

9EnhijzeitegenAdam:OAdam,aldezeellendedieje overjezelfhebtgebracht,zalnietsuitrichtentegenMijn heerschappij,enhetzalhetverbondvande5500jaarniet veranderen

HOOFDSTUK22

1ToenzeiAdamtegenGod:Ikverdorindehitte,ikben uitgeputvanhetlopenenikhebeenhekelaandezewereld. EnikweetnietwanneerUmijeruitzulthalenomterusten 2ToenzeideHeerGodtegenhem:‘Adam,ditkannunog nietgebeuren,totdatjedagenvoorbijzijn.DanzalIkjeuit ditellendigelandhalen’

3ToenzeiAdamtegenGod:‘Toenikindetuinwas,had ikgeenlastvanhitteofloomheid,vanbeweging,van bevenofangstMaarnu,sindsikinditlandbengekomen, isalditlijdenovermijgekomen.’

4ToenzeiGodtegenAdam:Zolangjejeaanmijngebod hield,rusttenmijnlichtenmijngenadeopjeMaartoenje mijngebodovertrad,troffenverdrietenellendejeindit land.

5EnAdamweendeenzei:OHeer,snijdmijhieromnietaf, slamijnietmetzwareplagenenvergeldmijnietnaarmijn zondeWantwijhebbenuiteigenbewegingUwgebod overtredenenUwwetverlaten,enhebbengeprobeerd godentewordenzoalsU,toenSatan,devijand,ons misleidde

6ToenzeiGodopnieuwtegenAdam:Omdatjeinditland angstenbevenhebtgedragen,enloomheidenlijdenhebt geledentijdensjerondlopenenwandelen,enomdatjeop

dezebergbentgegaanendaardoorbentgestorven,zalIk ditallesopMijnemenomjeteredden.

HOOFDSTUK23

1ToenweendeAdamnoghevigerenzei:‘OGod,wees mijgenadig,zodatikopUkannemenwatikwildoen’

2MaarGodnamZijnWoordvanAdamenEva.

3ToengingenAdamenEvastaan,enAdamzeitegenEva: ‘Omgordjezelf,danzalikmezelfookomgorden’Enzij omgorddezich,zoalsAdamhaarhadopgedragen

4ToennamenAdamenEvastenenenplaatstendieinde vormvaneenaltaar.Ookhaaldenzebladerenvande bomenbuitendetuinenveegdendaarmeehetbloeddatze haddenvergotenvanderotsaf

5Maarwatophetzandgevallenwas,namenzijsamenmet hetstofwaarmeehetvermengdwas,enofferdenhetophet altaaralseenofferaanGod

6ToenstondenAdamenEvaonderhetaltaarenweenden, ensmeektenGod:"Vergeefonsonzeovertredingenen onzezonden,enzieonsaanmetUwoogvan barmhartigheid.Wanttoenwijindetuinwaren,bleven onzelofzangenenlofzangenonophoudelijkvoorU opstijgen

7Maartoenwijinditvreemdelandkwamen,wasergeen zuiverelofprijzingmeervoorons,geenrechtvaardige gebeden,geenverstandigeharten,geenzoetegedachten, geenrechtvaardigeoverleggingen,geenlang onderscheidingsvermogen,geenoprechtegevoelensOok isonzevreugdevollenatuuronsnietmeerontnomenMaar onslichaamisveranderdtenopzichtevandegelijkenis waarinhetaanvankelijkwas,toenwijgeschapenwerden

8Maarkijknunaaronsbloeddatopdezestenenis geofferdenaanvaardhetuitonzehanden,zoalsdelofzang diewijvroegervoorUzongen,toenwenogindetuin waren

9EnAdambegonsteedsmeerverzoekenaanGodte richten

HOOFDSTUK24

1ToenkeekdebarmhartigeGod,goedenmenslievend, naarAdamenEvaennaarhunbloed,datzijHemalsoffer haddenaangeboden,zonderdatHijdaaropdrachtvoorhad gegevenMaarHijverwonderdeZichoverhenen aanvaarddehunoffers.

2EnGodzondvanZijnaangezichteenlichtgevendvuur, dathunofferverteerde.

3Hijrookdeaangenamegeurvanhunofferenbetoonde hunbarmhartigheid

4ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitothem: OAdam,zoalsuuwbloedvergotenhebt,zozalIkMijn eigenbloedvergietenwanneerIkvleesvanuwzaadword; enzoalsustierf,oAdam,zozalIkookstervenEnzoalsu eenaltaarhebtgebouwd,zozalIkookvoorueenaltaarop aardemaken;enzoalsuuwbloeddaarophebtgeofferd,zo zalIkookMijnbloedopeenaltaaropaardeofferen.

5Enzoalsudoordatbloedomvergevinghebtgevraagd, zozalIkookmetMijnbloedvergevingvandezonden schenkenendeovertredingendaardooruitwissen.

6Ennu,zie,Ikhebuwofferaangenomen,oAdam,maar dedagenvanhetverbond,waarinIkugebondenheb,zijn

nietvervuldWanneerzevervuldzijn,zalIku terugbrengenindehof.

7Nudan,versterkuwhart;enwanneererverdrietoveru komt,geefMijdaneenoffer,enIkzalugoedgunstigzijn.

HOOFDSTUK25

1MaarGodwistdatAdamvanplanwaszichzelfdikwijls tedodenenHemvanzijnbloedteofferen

2DaaromzeiHijtegenhem:‘OAdam,pleegnietopnieuw zelfmoord,zoalsjedeeddoorjezelfvandiebergafte werpen’

3MaarAdamzeitegenGod:‘Ikwildeonmiddellijkeen eindeaanmezelfmaken,omdatikUwgebodenhad overtredenenomdatikuitdeprachtigetuinwasgekomen Uhadmijhethelderelichtontnomen.Uhadmijgegrepen vandelofzangendieonophoudelijkuitmijnmond stroomdenenhetlichtdatmijbedekte

4Maarlaatmij,oGod,doorUwgoedheidnietgeheel verdwijnen,maarweesmijgenadigtelkenswanneerik sterf,enmaakmijweerlevend

5EndaardoorzalbekendwordendatGijeenbarmhartige Godzijt,dienietwildatiemandverlorengaat,dieniet liefheeftdatiemandvaltendieniemandwreed,slechten volledigverdoemt.

6ToenbleefAdamzwijgen

7EnhetWoordvanGodkwamtothemenzegendehemen troosttehemenslooteenverbondmethem,datHijhem zoureddenopheteindevandedagen,dieoverhem bepaaldwaren

8DitwasdusheteersteofferdatAdamaanGodbracht;en ditwerdzijngewoonte

HOOFDSTUK26

1ToennamAdamEvamee,enzegingenterugnaarde GrotmetdeSchattenwaarzewoonden.Maartoenze dichterbijkwamenenhemvanverrezagen,werdenAdam enEvadiepbedroefdtoenzeernaarkeken

2ToenzeiAdamtegenEva:‘Toenweopdebergwaren, vondenwetroostinhetwoordvanGoddatmetonssprak, enhetlichtdatuithetoostenkwam,scheenoverons 3MaarnuishetWoordvanGodvooronsverborgen.En hetlichtdatoveronsscheen,iszoveranderddathet verdwenenis,zodatduisternisenverdrietoveronskomen 4Enwijwordengedwongendezegrotbinnentegaan,die alseengevangenisis,waarindeduisternisonsbedekt, zodatwijvanelkaargescheidenworden.Enjijkuntmij nietzien,enikkanjounietzien

5ToenAdamdezewoordengesprokenhad,begonnenzete huilenenspreiddenzehunhandenuitvoorGod,wantze warendiepbedroefd.

6EnzijsmeektenGodomdezontothentebrengen,om ophenteschijnen,zodatdeduisternisnietoverhenzou terugkerenenzijnietmeeronderdezerotsbedekking zoudenkomenEnzijwildenlieverstervendande duisternistezien.

7ToenkeekGodAdamenEvaaanenzaghoeverdrietig zewarenenhoehardzehaddengehandeld,vanwegealle ellendewaarinzeverkeerden,omdathetheneerstniet goedging,envanwegealleellendediehenineenvreemd landwasoverkomen

8DaaromwasGodniettoornigophen,enHijwasookniet ongeduldigjegenshen,maarHijwasgeduldigen verdraagzaamjegenshen,alsjegensdekinderendieHij geschapenhad.

9ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitegen hem:Adam,alsIkdezonzounemenentotuzoubrengen, zoudendedagen,uren,jarenenmaandentenietgedaan wordenenzouhetverbonddatIkmetugeslotenheb,nooit vervuldworden

10Maardanzouuwordenteruggebrachtenaaneen langdurigeplaagwordenovergelaten,enerzouvooruin eeuwigheidgeenreddingmeeroverblijven

11Ja,weesgeduldigenkalm,terwijludagennacht vertoeft,totdatdevolheidvandedagenkomtendetijdvan mijnverbond

12DanzalIkkomenenuredden,oAdam,wantIkwilniet datuinellendeverkeert

13Enwanneerikaldegoededingenziewaarinuhebt geleefd,enwaaromudaaruitbentgekomen,danzaliku graagbarmhartigheidbewijzen

14MaarIkkanhetverbonddatuitMijnmondisgegaan, nietveranderen;anderszouIkuteruggebrachthebbenin dehof

15Maarwanneerhetverbondvervuldis,danzalIkuen uwnageslachtbarmhartigheidbewijzenenubrengenin eenlandvanvreugde,waargeenrouwoflijdenis,maar waarblijvendevreugdeenblijdschapis,eneenlichtdat nooitafneemtenlofzangendienooitophouden,eneen heerlijketuindienooitzalvergaan

16EnGodzeiopnieuwtegenAdam:Weesgeduldigenga degrotbinnen,wantdeduisterniswaarjebangvoorwas, zalmaartwaalfuurduren;enwanneerdievoorbijis,zaler lichtopgaan

17ToenAdamdezewoordenvanGodhoorde,aanbaden hijenEvaHemenhunhartenwerdengetroostZekeerden terugnaardegrotzoalszedatgewendwaren,terwijltranen uithunogenstroomden,verdrietengeweeklaaguithun hartenopweldenenzewenstendathunzielhunlichaam zouverlaten

18EnAdamenEvastondentebidden,totdatdeduisternis vandenachthenovervielenAdamverborgenwerdvoor Eva,enzijvoorhem

19Enzijblevenstaandeingebed.

HOOFDSTUK27

1ToenSatan,dehatervanalleswatgoedis,zaghoezijin gebedblevenenhoeGodmethensprakenhentroostteen hoeHijhunofferaanvaardde,verscheenSatan 2Hijbegonzijnlegerstetransformeren;inzijnhanden waseenvlammendvuur,enzijwarenineengrootlicht

3Toenplaatstehijzijntroonbijdeingangvandegrot, omdathijervanwegehungebedennietinkonkomenEn hijlietlichtindegrotschijnen,totdatdegrotbovenAdam enEvaschitterde,terwijlzijnlegerslofzangenzongen 4EnSatandeeddit,opdatAdam,toenhijhetlichtzag,bij zichzelfzoudenkendatheteenhemelslichtwas,endat Satanslegerscharenengelenwaren,endatGodhenhad gezondenomdewachttehoudenbijdegrot,enomhem lichttegevenindeduisternis.

5ZodraAdamuitdegrotkwamenhenzag,enAdamen EvavoorSatanbogen,zouhijAdamdaardooroverwinnen enhemvoordetweedekeervernederenvoorGod

6ToenAdamenEvahetlichtzagenendachtendathet echtwas,versterktenzijhunhart.Toch,terwijlzijbeefden, zeiAdamtegenEva:

7Kijknaardatgrotelichtennaardievelelofzangenen naardatlegerdatdaarbuitenstaatendatniettotons binnenkomtVertelonsnietwatzezeggen,ofwaarze vandaankomen,ofwatdebetekenisisvanditlicht;wat dielofzangenzijn,waaromzehierheenzijngezondenen waaromzenietbinnenkomen

8AlszevanGodkwamen,zoudenzenaaronstoekomen indegrotenonshunboodschapvertellen

9ToenstondAdamopenbadtotGodmeteenvurighart enzei:

10Heer,isereenanderegodopdewerelddanU?Uhebt deengelengeschapen,zemetlichtvervuldenzenaarons toegestuurdomonstebeschermen.Wiezoumethen meegaan?

11Maarzie,wijziendezelegersdiebijdeingangvande grotstaan;zezijnineengrootlicht;zezingenluide lofzangenAlszevaneenanderegodzijndanU,vertelhet medan;enalszedoorUgezondenzijn,vertelmedande redenwaaromUzehebtgezonden.

12NauwelijkshadAdamditgezegd,oferverscheeneen engelvanGodaanhemindegrot,dietegenhemzei:"O Adam,weesnietbang.DitisSatanenzijnlegers;hijwilje bedriegenzoalshijjeeerstbedroogVoorheteerstwashij verborgenindeslang;maardezekeerishijtotjegekomen indegedaantevaneenengelvanhetlicht,zodathij, wanneerjehemaanbad,jeindetegenwoordigheidvan Godzoukunnenboeien"

13ToengingdeengelbijAdamweg,greepSatanbijde ingangvandegrot,ontdeedhemvanzijnbedrieglijke uiterlijkenbrachtheminzijnafschuwelijkegedaantenaar AdamenEva.Toenzijhemzagen,warenzijbangvoor hem

14EndeengelzeitegenAdam:Dezeafschuwelijke gedaanteisvanhemsindsGodhemuitdehemellietvallen. Hijhaddaarinnietbijuindebuurtkunnenkomen;daarom heefthijzichzelfveranderdineenengelvanhetlicht

15ToenjoegdeengelSatanenzijnlegerwegbijAdamen Evaenzeitegenhen:Weesnietbang,wantGod,diejullie geschapenheeft,zaljulliekrachtgeven

16Endeengelgingvanhenweg.

17AdamenEvablevenindegrotstaanErkwamgeen troostvoorhen;hungedachtenwarenverdeeld.

18Toenhetmorgenwasgeworden,badenzeengingen toennaarbuitenomdetuinteverkennen,wanthunhart wasernaaruitgegaanenzekondengeentroostvinden omdatzehemhaddenverlaten.

HOOFDSTUK28

1ToendesluweSatanhenzag,datzijnaardetuingingen, verzameldehijzijnlegerenverscheenopeenwolk,metde bedoelinghentemisleiden

2ToenAdamenEvahemaldusineenvisioenzagen, dachtenzedathetengelenvanGodwaren,diegekomen warenomhentetroosten,omdatzedetuinhaddenverlaten, ofomhenerweerinterugtebrengen

3EnAdamstrektezijnhandenuitnaarGodensmeekte Hemomhemtelatenwetenwatzebetekenden.

4ToenzeiSatan,dehatervanalhetgoede,tegenAdam:O Adam,ikbeneenengelvandegroteGod,enzieeensde legersdiemijomringen.

5Godheeftmijenhengezondenomuoptehalenenute brengennaardegrensvandetuin,aandenoordkant,naar deoevervandehelderezee,enomuenEvadaarinte baden,enomuoptewekkentotuwvroegerevreugde, zodatuweernaardetuinzouterugkeren

6DezewoordentroffenAdamenEvadiepinhunhart

7MaarGodhieldzijnwoordaanAdamtegenenliethem nietmeteenietsbegrijpen.Hijwachtteafomtezienhoe sterkhijzouzijnenofhijnetalsEvaindetuin overwonnenzouworden,ofdathijdeoverwinningzou behalen.

8ToenriepSatanAdamenEvatoeenzei:‘Kijk,wegaan naardezeemetwater’Enzegingenopweg 9EnAdamenEvavolgdenhenopeenkleineafstand.

10Toenzijechterbijdebergtennoordenvandetuin kwamen,eenzeerhogeberg,zonderenigetredennaarde top,kwamdeDuiveldichtbijAdamenEvaenliethen werkelijknaardetopklimmen,ennietineenvisioenHij wildehenvandeaardbodemwerpenendoden,enhun naamvandeaardeuitwissen,zodatdeaardealleenaan hemenzijnlegerszouoverblijven

HOOFDSTUK29

1ToendebarmhartigeGodzagdatSatanmetzijnvele plannenAdamwildedoden,endatAdamzachtmoedigen zonderbedrogwas,sprakGodmetluidestemtotSatanen vervloektehem

2Toenvluchttenhijenzijnlegers,enAdamenEvableven opdetopvandebergstaan,vanwaarzebenedenzichde wijdewereldzagen,hoogbovenhenMaarzezagen niemandvanhetlegerdatzichbijhenbevond.

3ZowelAdamalsEvaweendenvoorGodensmeekten Hemomvergeving

4ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitegen hem:WeetenbegrijpdezeSatan,dieuenuwnageslacht nauprobeerttemisleiden

5EnAdamweendevoorhetaangezichtvandeHEERE God,enhijsmeekteensmeekteHemomhemietsuitde tuintegeven,alseentekenvoorhem,waardoorhij getroostzouworden.

6EnGodkeeknaarAdamsgedachteenzonddeengel MichaëlnaardezeedietotIndiareikt,omvandaargouden staventenemenenzenaarAdamtebrengen

7Goddeedditinzijnwijsheid,zodatdegoudenstaven, diebijAdamindegrotwaren,indenachtomhemheen zoudenschijneneneeneindezoudenmakenaanzijnangst voordeduisternis

8ToendaaldedeengelMichaëlopGodsbevelafennam goudenstaven,zoalsGodhemhadopgedragen,enbracht zenaarGod

HOOFDSTUK30

1HiernagafGoddeengelGabriëlbevelnaardetuinafte dalenentegendecherubdiedebewakingervanuitvoerde, tezeggen:‘Zie,Godheeftmijopgedragenindetuinte

komenendaaruitgeurigewierooktenemenendieaan Adamtegeven.’

2ToendaaldedeengelGabriëlopGodsbevelafnaarde tuinenverteldedecherubwatGodhemhadopgedragen.

3Toenzeidecherub:‘Goed.’Gabriëlgingnaarbinnenen namhetreukwerk

4ToengafGodzijnengelRafaëldeopdrachtnaardetuin aftedalenentegendecherubtezeggendathijwatmirre moestgevenaanAdam

5EndeengelRafaëldaaldeafenverteldehetaande cherubzoalsGodhemhadopgedragenEndecherubzei: "Goed"ToengingRafaëlnaarbinnenennamdemirre 6DegoudenstavenkwamenuitdeIndischeZee,waar edelstenenzijnDewierookkwamvandeoostgrensvande tuinendemirrevandewestgrens,waaruitbitterheidover Adamkwam.

7EndeengelenbrachtendezedriedingennaarGod,bijde BoomdesLevensindetuin

8ToenzeiGodtegendeengelen:‘Dompelzeonderinde waterbronNeemzedanenbesprenkelAdamenEvamet hunwaterDanzullenzeeenbeetjetroostvindeninhun verdriet.GeefzedanaanAdamenEva.

9EndeengelendedenzoalsGodhunbevolenhad,enzij gavenaldezedingenaanAdamenEvaopdetopvande bergwaaropSatanhenhadgeplaatst,toenhijhenwilde uitroeien

10ToenAdamdegoudenstaven,dewierookendemirre zag,werdhijblijenweendehij.Hijdachtnamelijkdathet goudeentekenwasvanhetkoninkrijkwaarhijvandaan wasgekomen,datdewierookeentekenwasvanhet helderelichtdatvanhemwasweggenomenendatdemirre eentekenwasvandedroefheidwaarinhijverkeerde

HOOFDSTUK31

1HiernazeiGodtegenAdam:JehebtMijomietsuitde tuingevraagdomertroostmeetevinden.Ikhebjedeze drietekenengegevenalstroost,zodatjeopMijvertrouwt enopMijnverbondmetjou

2WantIkzalkomenenuredden,enkoningenzullenMij, wanneerIkinhetvleesben,goud,wierookenmirre brengen;hetgoudalseentekenvanMijnkoninkrijk; wierookalseentekenvanMijngoddelijkheid;enmirreals eentekenvanMijnlijdenenvanMijndood

3Maar,oAdam,legdezebijjeindegrot:hetgoud,zodat het'snachtslichtoverjekanwerpen;dewierook,zodatje deaangenamegeurervankuntruiken;endemirre,omjete troosteninjeverdriet.

4ToenAdamdezewoordenvanGodhoorde,booghijzich voorHemneerOokEvaenhijaanbadenHemendankten Hem,omdatHijbarmhartigvoorhenwasgeweest

5ToengafGoddedrieengelen,Michaël,Gabriëlen Rafaël,opdrachtomtebrengenwathijhadmeegebrachten hetaanAdamtegevenEndatdedenzeéénvooréén

6EnGodgafSuriyelenSalathieldeopdrachtomAdamen Evaoptetillen,enhenvandetopvandehogebergafte leiden,enhennaardeGrotderSchattentebrengen.

7Daarlegdenzehetgoudaandezuidkantvandegrot,het reukwerkaandeoostkantendemirreaandewestkant, wantdeingangvandegrotlagaandenoordkant.

8ToentroosttendeengelenAdamenEvaengingenweg

9Hetgoudwaszeventigstaven;hetreukwerktwaalfpond; endemirredriepond.

10DezeblevenbijAdamachterinhetHuisderSchatten; daaromwerdhet"verborgenheid"genoemd.Andere uitleggerszeggenechterdathetde"GrotderSchatten" werdgenoemd,vanwegedelichamenvanrechtvaardige mannendiezicherinbevonden

11DezedriedingengafGodaanAdam,opdederdedag nadathijuitdetuinwasgekomenHetwaseentekenvan dedriedagendatdeHeerinhethartvandeaardezou verblijven

12Dezedriedingen,terwijlzijbijAdamindegrotbleven, gavenhem'snachtslichtenoverdaggavenzijhemenige verlichtingvanzijnverdriet

HOOFDSTUK32

1EnAdamenEvablevenindeGrotmetdeSchattentot dezevendedag;zijatennietvandevruchtvandeaardeen dronkengeenwater

2Toenhetopdeachtstedagaanbrak,zeiAdamtegenEva: ‘OEva,wehebbenGodgebedenomonsietsuitdetuinte geven,enHijheeftzijnengelengestuurd,dieonsbrachten watwijhaddenverlangd

3Maarnu,staop,latenwenaardezeegaandieweeerder zagen,enlatenweerinstaanenbiddendatGodonsweer genadigzalzijnenonsterugzalbrengennaardetuin,of onsietszalgeven,ofdatHijonstroostzalgevenineen anderlanddanditwaarwezijn

4ToenkwamenAdamenEvauitdegrotengingenaande randvandezeestaanwaarinzezicheerderhaddengestort. EnAdamzeitegenEva:

5Kom,ganaardezeplaatsenkomernietuittotikover dertigdagenbijuterugkom.EnbidtotGodmeteenvurig harteneenvriendelijkestem,dathijonswilvergeven

6Ikzalnaareenandereplaatsgaan,daarafdalenendoen zoalsu.

7ToendaaldeEvaafinhetwater,zoalsAdamhaarhad opgedragenOokAdamdaaldeafinhetwater,enzij stondendaartebidden,ensmeektendeHeeromvergeving voorhunovertredingenomheninhunvroegerestaatte herstellen

8Enzijstondenaldustebidden,totheteindevande vijfendertigdagen

HOOFDSTUK33

1MaarSatan,dehatervanalhetgoede,zochtheninde grot,maarhijvondhenniet,hoewelhijerzorgvuldignaar zocht

2Maarhijvondhenbiddendinhetwaterstaan,enhij dachtbijzichzelf:AdamenEvastaandusinhetwateren smekenGodomhunovertredingtevergeven,heninhun vroegerestaatteherstellenenhenuitmijnhandtenemen

3MaarIkzalhenbedriegen,zodatzijuithetwaterkomen enhungeloftenietnakomen

4ToengingdehatervanalhetgoedenietnaarAdam, maarnaarEva,enhijnamdegedaanteaanvaneenengel vanGod,terwijlhijGodpreesenzichverheugde,enhijzei tegenhaar:

5Vredeziju!Weesblijenverheugu!Godisugenadigen HijheeftmijnaarAdamgestuurdIkhebhemhetgoede

nieuwsvanverlossinggebrachtenhemlatenwetendathij vervuldzalzijnvanhelderlicht,zoalshijdatinhetbegin ookwas

6EnAdam,inzijnvreugdeoverzijnherstel,heeftmijnaar utoegestuurd,opdatunaarmijzoukomen,opdatikuzou kronenmetlicht,zoalshij

7Enhijzeitegenmij:‘SpreekmetEvaAlszenietmetje meegaat,vertelhaardanoverhettekendatwijopdetop vandeberghaddengezienGodzondzijnengelen,dieons meenamenennaardeGrotmetdeSchattenbrachtenHij legdehetgoudaandezuidkant,wierookaandeoostkanten mirreaandewestkant’Komnunaarhemtoe

8ToenEvadezewoordenvanhemhoorde,waszezeer verheugdEnomdatzedachtdatSatanechtverscheen, kwamzeuitdezee

9Hijgingvoorhaaruit,enzijvolgdehemtotzebijAdam kwamenToenverborgSatanzichvoorhaar,enzijzag hemnietmeer

10ToenkwamzedichterbijengingvoorAdamstaan,die bijhetwaterstondenzichverheugdeoverdevergeving vanGod

11Enterwijlzijhemriep,keerdehijzichom,entoenhij haarzag,begonhijtehuilenHijsloegzichopdeborsten vandebitterheidvanzijnverdrietzonkhijinhetwater

12MaarGodzaghemaan,zijnellendeenzijnstervende toestandEnhetWoordvanGodkwamuitdehemel,tilde hemopuithetwaterenzeitegenhem:"Gadehogeoever opnaarEva."EntoenhijbijEvakwam,zeihijtegenhaar: "Wieheeftjegezegd:'Komhierheen'?"

13Toenverteldezehemhetverhaalvandeengeldieaan haarwasverschenenenhaareentekenhadgegeven.

14MaarAdamwerdverdrietigenliethaarwetendathet SatanwasHijnamhaarmeeensamenkeerdenzeterug naardegrot.

15Ditoverkwamhunooktoenzijvoordetweedekeer naarhetwaterafdaalden,zevendagennadatzijuitdetuin warengekomen.

16Vijfendertigdagenvasttenzeinhetwater,intotaal tweeënveertigdagen,vanafhetmomentdatzedetuin haddenverlaten.

HOOFDSTUK34

1Enopdemorgenvandedrieënveertigstedagkwamenze bedroefdenhuilenduitdegrotHunlichamenwaren magerenzewarenuitgedroogdvanhongerendorst,van vastenenbidden,envanhungroteverdrietvanwegehun overtreding.

2Toenzeuitdegrotkwamen,gingenzedebergopdieten westenvandetuinlag

3Daarstondenze,badenensmeektenGodomvergeving vanhunzonden.

4EnnahungebedenbegonAdamGodtesmeken, zeggende:"MijnHeer,mijnGodenmijnSchepper,Gij hebtbevolendatdevierelementenbijeengebrachtmoesten worden,enzijwerdenbijeengebrachtopUwbevel

5ToenspreiddeGijUwhanduitenschiepmijuitéén element,namelijkhetstofvandeaardeEnGijbrachtmij ophetderdeuur,opeenvrijdag,naardetuinenliethetmij indegrotweten.

6Inhetbeginkendeikgeennachtengeendag,wantik hadeenstralendkarakter.Ookhetlichtwaarinikleefde, lietmijniettoeomnachtendagtekennen

7Toen,HEERE,inhetderdeuurwaarinGijmijschiep, brachtGijallewildedierentotmij,deleeuwen,de struisvogels,devogelsdeshemelsenalleswatopdeaarde kruipt,dieGijgeschapenhadinheteersteuurvóórmij,op devrijdag.

8EnhetwasUwwildatikzeallemaal,éénvooréén,een passendenaamzougevenMaarUgafmijvanUinzichten kennis,eneenzuiverharteneenjuistverstand,zodatikze zounoemennaarUweigengedachtenmetbetrekkingtot denaamgevingervan.

9OGod,Uhebthenaanmijgehoorzaamgemaaktenhebt gebodendatnietéénvanhenzichaanmijnheerschappij zouonttrekken,overeenkomstigUwgebodende heerschappijdieUmijoverhenhebtgegevenMaarnu zijnzeallemaalvanmijvervreemd

10HetwasophetderdeuurvandevrijdagdatUmij schiepenmijgeboodoverdeboom,waariknietbijinde buurtmochtkomenenwaarvaniknietmochtetenWantU hadindetuintegenmijgezegd:Wanneerudaarvaneet, zultusterven

11EnalsUmijhadgestraft,zoalsUhadgezegd,metde dood,zouikopdatzelfdemomentgestorvenzijn.

12ToenUmijbovendiengebodenhadaangaandedeboom, datikernietbijmochtkomenenhemnietmochtaaien, wasEvanietbijmij;Uhadhaarnognietgeschapen,enU hadhaarnognietuitmijnzijdegenomen;enzijhaddit bevelnognietvanUgehoord

13Toen,aanheteindevanhetderdeuurvandievrijdag, lietGij,HEERE,mijinslaapvallenenslapenIksliep,en werdovermanddoorslaap

14ToentrokUeenribuitmijnzijdeenschiepdienaar mijngelijkenisenbeeldToenwerdikwakker,entoenik haarzagenwistwiezewas,zeiik:'Ditisbeenvanmijn gebeenteenvleesvanmijnvlees;voortaanzalzevrouw heten'

15HetwasuitUwgoedewil,oGod,datUeensluimering eneenslaapovermijbracht,endatUEvaonmiddellijkuit mijnzijdenam,totdatzeeruitwas,zodatiknietzaghoeze gemaaktwasOokkoniknietaanschouwen,omijnHeer, hoeontzagwekkendengrootUwgoedheidengloriezijn.

16EnuitUwwelbehagen,Heere,hebtGijonsbeiden geschapenmetstralendelichamen,enGijhebtonstottwee gemaakt,totéén;enGijhebtonsUwgenadegegeven,en hebtonsvervuldmetlofzangenvandeHeiligeGeest, opdatwijniethongerennochdorsten,nochwetenwat droefheidis,nochmatheiddesharten,nochlijden,noch vasten,nochvermoeidheid

17Maarnu,oGod,omdatwijUwgebodhebben overtredenenUwwethebbenovertreden,hebtGijonsnaar eenvreemdlandgebrachtenhebtGijlijden,vermoeidheid, hongerendorstoveronsgebracht

18Nudan,oGod,geefonstochietsteetenuitdetuin, zodatwijonzehongerkunnenstillenenonzedorstkunnen lessen.

19Wantzie,alveledagen,oGod,hebbenwijniets geproefdennietsgedronken,enonsvleesisverdorden onzekrachtisweggeteerd,endeslaapisuitonzeogen gewekenvanzwakteengeween

20Daarom,oGod,durvenwijnietvandevruchtenvande bomenteplukken,uitvreesvoorU.Wanttoenwijvoorhet eerstzondigden,hebtUonsgespaardenonsnietlaten sterven.

21Maarnudachtenwijbijonszelf:alswijvandevrucht vandebomeneten,zonderdatGodhetwil,zalHijons ditmaaluitroeienenvandeaardbodemwegvagen

22EnalswijvanditwaterdrinkenzonderdatGodhetwil, zalHijeeneindeaanonsmakenenonsonmiddellijk uitroeien

23NuikdanmetEvahierheengekomenben,God,smeek Uonsomvandevruchtvandetuintegeven,zodatwijer verzadigdmeezijn.

24Wantwijverlangennaardevruchtvandeaarde,ennaar alleswatonsdaaraanontbreekt

HOOFDSTUK35

1ToenkeekGodopnieuwnaarAdamenzijngeweenen gekreun,enhetWoordvanGodkwamtothemenzeitot hem:

2"OAdam,toenjeinMijntuinwas,wistjenietvaneten ofdrinken;geenflauwteoflijden;geenmagervleesof verandering;endeslaapweeknietvanjeogenMaarsinds jeovertredenhebteninditvreemdelandbentgekomen, zijnaldezebeproevingenoverjegekomen"

HOOFDSTUK36

1ToengafGoddecherub,diedepoortvandehof bewaaktemeteenvurigezwaardinzijnhand,hetbevelom eendeelvandevruchtvandevijgenboomtenemenendie aanAdamtegeven

2DecherubgehoorzaamdehetbevelvandeHeerGoden gingdetuininHijbrachttweevijgenbomenmee,dieaan tweetakkenhingenElkevijghingaanzijneigenbladeren ZewarenafkomstigvantweebomenwaartussenAdamen EvazichverborgenhaddentoenGodindetuinging wandelenHetWoordvanGodkwamtotAdamenEvaen zeitegenhen:‘Adam,Adam,waarbenje?’

3EnAdamantwoordde:OGod,hierbenik!Toenikhet geluidvanUenUwstemhoorde,verborgikmij,omdatik naaktben.

4Toennamdecherubtweevijgenenbrachtdienaar AdamenEvaHijwierpzeechtervanverrenaarhentoe, wantzekondendecherubnietnaderenvanwegehunvlees, datnietbijhetvuurkonkomen

5AanvankelijkbeefdendeengelenvoorAdamenwaren bangvoorhemMaarnubeefdeAdamvoordeengelenen wasbangvoorhen

6ToenkwamAdamdichterbijennameenvandevijgen, enEvakwamophaarbeurtookennamdeandere.

7Toenzezeinhunhandennamenenernaarkeken,wisten zedatzevandebomenkwamenwaartussenzezich verborgenhadden

HOOFDSTUK37

1ToenzeiAdamtegenEva:"Ziejedezevijgenenhun bladerenniet,waarmeeweonsbedektentoenwevanonze stralendenatuurwerdenberoofd?Maarnuwetenweniet

welkeellendeenwelklijdenonskanoverkomenalsweze eten.

2Nudan,oEva,latenwijonsbeheersenennietvande vruchteneten,jijenik.EnlatenwijGodvragenonste gevenvandevruchtvandeBoomdesLevens.

3AdamenEvahieldenzichinenatennietvandezevijgen 4MaarAdambegontotGodtebiddenenHemtesmeken hemvandevruchtvandeBoomdesLevenstegeven,en zeihetvolgende:OGod,toenwijopvrijdagomhetzesde uuruwgebodovertraden,werdenwijberoofdvanonze stralendenatuur,enblevenwijnaonzeovertredingniet langerdandrieuurindetuin

5MaarGijhebtons'savondsdaaruitdoenkomen.OGod, éénuurhebbenwijtegenUgezondigd,enaldeze beproevingenensmartenhebbenonstotopdedagvan vandaaggetroffen.

6Endiedagen,metinbegripvandezedrieënveertigstedag, moetendateneuurwaaropwijovertredenhebben,niet vrijkopen.

7OGod,zieonsaanmeteenoogvanmedelijden,en vergeldonsnietnaaronzeovertredingvanUwgebod,in Uwtegenwoordigheid.

8OGod,geefonsvandevruchtvandeboomdeslevens, opdatwijdaarvanetenenleven,enonsnietomkerenen geenlijdenenanderemoeilijkhedenmeerzienopdeze aarde,wantUbentGod

9Toenwijuwgebodovertraden,hebtuonsuitdetuin geleideneencherubgezondenomdeboomdeslevenste bewakenAnderszoudenwijdaarvaneteneninleven blijven,enzoudenwij,nadatwijovertraden,geenflauwte meerkennen.

10Maarnu,HEERE,zie,wijhebbenaldezedagen verdragenenlijdengedragenMaakdezedrieënveertig dagengelijkaanheteneuurwaarinwijovertredenhebben.

HOOFDSTUK38

1HiernakwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitot hem:

2OAdam,watdevruchtvandeBoomdesLevensbetreft, waarjeomvraagt,Ikzaldiejenunietgeven,maar wanneerde5500jaarvoorbijzijnDanzalIkjevande vruchtvandeBoomdesLevensgeven,enjezultervan etenenvooreeuwigleven,jijenEva,enjerechtvaardige nakomelingen

3Maardezedrieënveertigdagenkunnengeengoedmaking brengenvoorhetuurwaarinuMijngebodhebtovertreden 4OAdam,Ikhebjeteetengegevenvandevijgenboom waarinjejeverborgenhebtGaeneetervan,jijenEva 5Ikzaluwverzoeknietafwijzenenuwhoopniet teleurstellenHouddaaromstandtotdatIkhetverbondmet uhebvervuld.

6EnGodtrokZijnWoordvanAdamin

HOOFDSTUK39

1ToenkeerdeAdamterugnaarEvaenzeitegenhaar:Sta openplukteeenvijgvoorjezelf,enikzalernogeen nemen,enlatenwenaaronzegrotgaan

2ToenpluktenAdamenEvaiedereenvijgengingennaar degrotHetwasalbijnazonsondergangenhungedachten verlangdenernaarvandevruchtteeten

3MaarAdamzeitegenEva:‘Ikdurfnietvandeze vijgenboomteeten.Ikweetnietwatmeervanzal overkomen’

4AdamhuildeenstondvoorGodtebidden.Hijzei:‘Stil mijnhongerdoordezevijgnietteeten.Wantwatzalik eraanhebbenalsikhemgegetenheb?EnwatzalikU vragen,God,alshijopis?’

5Enhijzeiopnieuw:Ikbenbangomervanteeten,wantik weetnietwatmijermeezaloverkomen

HOOFDSTUK40

1ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitegen hem:"OAdam,waaromhadjedezeangstniet,nochdit vasten,nochdezezorgvóórdezetijd?Enwaaromhadje dezeangstnietvóórjedeovertredingbeging?

2Maartoenuinditvreemdelandkwamwonen,konuw dierlijklichaamnietopaardezijnzonderaardsvoedsel,om hetteversterkenenzijnkrachtenteherstellen.

3EnGodtrokZijnWoordvanAdamin

HOOFDSTUK41

1ToennamAdamdevijgenlegdedieopdegouden staven.OokEvanamhaarvijgenlegdedieophet reukwerk

2Enhetgewichtvanelkevijgwasevengrootalsdatvan eenwatermeloen;wantdevruchtvandetuinwasveel groterdandevruchtvanditland

3MaarAdamenEvablevendehelenachtstaanenvasten, totdatdemorgenaanbrak.

4Toendezonopkwam,warenzeaanhetbiddenToenzei AdamtegenEva,nadatzeklaarwarenmetbidden:

5"OEva,kom,latenwenaarderandvandetuingaan, naarhetzuiden;naardeplaatswaarderivierstroomten zichinvierdelensplitstDaarzullenwetotGodbiddenen HemvragenonstedrinkentegevenvanhetWaterdes Levens

6WantGodheeftonsnietgevoedmetdeBoomdes Levens,opdatwijnietzoudenleven.Daaromzullenwij HemvragenonsvanhetWaterdesLevenstegevenen daarmeeonzedorsttelessen,inplaatsvanmeteenslok wateruitditland.

7ToenEvadezewoordenvanAdamhoorde,stemdezetoe Zestondensamenopenkwamenbijdezuidelijkegrens vandetuin,bijdeoevervanderivier,dieopenigeafstand vandetuinlag

8Enzijstondendaarenbadenvoorhetaangezichtvande HEERE,envroegenHemomnogdezekeernaarhente kijken,hentevergevenenhunverzoekintewilligen

9Nadatzijbeidenditgebedhaddenuitgesproken,begon AdammetzijnstemtebiddenvoorGodenzei:

10Heer,toenikindetuinwasenhetwaterzagdatonder deboomdeslevensvandaanstroomde,verlangdemijnhart nietenmijnlichaamverlangdeernietnaaromervante drinkenIkkendeookgeendorst,wantikleefdeenwas bovenalleswatiknuben.

11Omtekunnenlevenhadikgeenvoedselvanhetleven nodig,enikdronkookgeenwatervanhetleven

12Maarnu,oGod,benikdood;mijnvleesisuitgedroogd vandorstGeefmijvanhetWaterdesLevens,zodatik ervankandrinkenenkanleven

13"RedmijuitUwgoedertierenheid,oGod,vandeze plagenenbeproevingen,enbrengmijnaareenanderland dandit,alsUmijnietinUwhoflaatwonen"

HOOFDSTUK42

1ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitothem: 2OAdam,watbetrefthetgeenuzegt:‘Brengmijnaareen landwaarrustis’,hetisgeenanderlanddandit,maarhet ishetkoninkrijkderhemelen,deenigeplaatswaarrustis

3Maarukunteropditmomentnognietbinnengaan,maar pasnadatuwoordeelvoorbijenvoltrokkenis

4DanzalIkudoenopgaaninhetKoninkrijkderhemelen, uenuwrechtvaardigenakomelingen,enderestdieu verlangt,zalIkuenhunnugeven

5EnalsUzegt:Geefmijvanhetwaterdeslevens,zodatik kandrinkenenleven,dankandatnietvandaag,maaropde dagdatikterhellezalafdalen,dekoperenpoortenzal verbrekenendeijzerenkoninkrijkenzalverbrijzelen.

6DanzalIkinbarmhartigheiduwzielendezielenvande rechtvaardigenredden,omhunrusttegeveninMijntuin Endatzalgebeurenwanneerheteindevandewereld gekomenis

7EnookhetWaterdesLevensdatuzoekt,zaluvandaag nietgegevenworden,maaropdedagdatIkMijnbloed overuwhoofdvergietopGolgotha

8WantMijnbloedzalvooruhetwaterdeslevenszijn,en nietalleenvooru,maarvooraluwnageslacht,dieinMij geloven,opdathethunrustzalbrengenineeuwigheid

9DeHeerzeiopnieuwtegenAdam:‘OAdam,toenjein detuinwas,zijndezebeproevingenniettotjegekomen.

10Maaromdatumijngebodhebtovertreden,zijnaldeze ellendenoverugekomen

11."Enookuwvleesheeftvoedselendranknodig;drink danvanhetwaterdatlangsuoverdeaardbodemvloeit"

12ToentrokGodZijnWoordaanAdamin

13AdamenEvaaanbadendeHeerenkeerdenvande rivierterugnaardegrotHetwasmiddag,entoenzebijde grotkwamen,zagenzeeengrootvuurerbij

HOOFDSTUK43

1ToenwerdenAdamenEvabangenblevenstaan.Adam zeitegenEva:"Watisdatvuurbijonzegrot?Wehebben ernietsaangedaanomditvuurteveroorzaken"

2Wijhebbengeenbroodomdaarintebakken,noch bouillonomdaarintekokenWatditvuurbetreft,weten wijnietsvanwathetis,enwijwetenookniethoewijhet moetennoemen

3MaarsindsGoddecherubmethetvuurzwaard,datflitste enflitste,inzijnhandzond,enuitangstdaarvoor neervielenenalslijkenwaren,hebbenwijzoietsniet gezien?

4Maarnu,oEva,zie,ditishetzelfdevuurdatindehand vandecherubwas,datGodgezondenheeftomdegrotte bewakenwaarinwijwonen

5OEva,hetisomdatGodboosoponsisenonsdaaruit wilverdrijven

6OEva,opnieuwhebbenwijzijngebodovertredenindie grot,zodathijvuureromheenlietbrandenenonservan weerhielderintegaan

7Alsditwerkelijkzois,oEva,waarzullenwijdanwonen? Enwaarheenzullenwijvluchtenvoorhetaangezichtvan deHeer?Wantwatdetuinbetreft,Hijwilnietdatwij daarinblijvenenHijheeftonsdegoededingendaarvan ontnomen;maarHijheeftonsindezegrotgeplaatst, waarinwijduisternis,beproevingenenontberingenhebben doorstaan,totdatwijeruiteindelijktroostinvonden

8MaarnuHijonsnaareenanderlandheeftgebracht,wie weetwatdaarzalgebeuren?Enwieweetofdeduisternis vandatlandnietveelgroterzalzijndandeduisternisvan ditland?

9Wieweetwateroverdagof'snachtsindatlandzal gebeuren?Enwieweetofhetverofdichtbijzalzijn,oEva? WaarhetGodbehaagtonsteplaatsen,kanvervandetuin zijn,oEva!OfwaarGodonszalverhinderenHemtezien, omdatwijZijngebodhebbenovertredenenHemteallen tijdegebedenhebben?

10OEva,alsGodonsnaareenvreemdlandwilbrengen, waarwetroostvinden,danmoetdatzijn:datwegedood wordenendatonzenaamvandeaardbodemwordt uitgewist

11OEva,alswijnogverdervandetuinenvanGod vervreemdzijn,waarzullenwijHemdanweervindenen Hemvragenomonsgoud,wierook,mirreenwatvruchten vandevijgenboomtegeven?

12WaarzullenwijHemvinden,datHijonsvoorde tweedekeertroost?WaarzullenwijHemvinden,datHij aanonsdenkt,metbetrekkingtothetverbonddatHijvoor onsgeslotenheeft?

13ToenzeiAdamnietsmeerHijenEvablevennaarde grotkijken,naarhetvuurdateromheenoplaaide.

14MaardatvuurwasvanSatanHijhadbomenendroog grasverzameld,zenaardegrotgebrachteninbrand gestokenomdegrotenalleswaterinwasteverteren.

15ZodatAdamenEvainverdrietachterbleven,enhijhun vertrouweninGodzouafsnijdenenervoorzouzorgendat zeHemzoudenverloochenen.

16MaardoorGodsgenadekonhijdegrotnietlaten verbrandenGodzondzijnengelronddegrotomhem tegenhetvuurtebeschermen,totdathetuitging.

17Enditvuurduurdevandemiddagtothetaanbrekenvan dedagDatwasdevijfenveertigstedag

HOOFDSTUK44

1AdamenEvastondendaarnaarhetvuurtekijken.Ze warenbangvoorhetvuurenkondennietbijdegrotkomen 2EnSatanbleefbomenbrengeneninhetvuurgooien, totdatdevlammenervanhoogoprezenendehelegrot bedektenHijdacht,zoalshijinzijneigengedachtenhad, dathijdegrotmetveelvuurzouverterenMaardeengel vandeHeerbewaaktedegrot.

3EntochkonhijSatannietvervloeken,nochhemmet woordenkwaaddoen,omdathijgeenmachtoverhemhad, enhijdeeddatooknietmetwoordenuitzijnmond 4Daaromverdroegdeengelhem,zonderookmaaréén kwaadwoordtezeggen,totdathetWoordvanGodkwam, dattotSatanzei:Gaheen;reedseerderhebtuMijn dienarenbedrogen,endezekeerzoektuhentevernietigen 5"AlsMijngoedertierenheidernietwasgeweest,hadIku enuwlegerscharenvandeaardeverdelgdMaarIkheb geduldmetugehad,totaandevoleindingvandewereld"

6ToenvluchtteSatanvoordeHeerwegMaarhetvuur bleefdeheledagronddegrotbrandenalseenkolenvuur; datwasdezesenveertigstedagdieAdamenEvahadden doorgebrachtsindszeuitdetuinwarengekomen.

7ToenAdamenEvazagendatdehittevanhetvuurwat wasafgekoeld,begonnenzenaardegrottelopenomerin tegaan,zoalszegewendwarenMaardatluktehenniet vanwegedehittevanhetvuur.

8Toenbegonnenzeallebeitehuilenvanwegehetvuurdat henvandegrotscheiddeendatbrandendophenafkwam Zewerdenbang

9ToenzeiAdamtegenEva:"Kijknaarditvuurwaarvan wijdeelhebben.Hetgafzichvroegeroveraanons,maar nunietmeer,omdatwijdegrenzenvandeschepping hebbenoverschredenenonzetoestandhebbenveranderd, enonzenatuurisveranderd.Maarhetvuurisniet veranderdvanaard,nochveranderdsindsdeschepping Daaromheefthetnumachtoverons;enwanneerwijerbij komen,verschroeithetonsvlees."

HOOFDSTUK45

1ToenstondAdamopenbadtotGod,zeggende:Zie,dit vuurheeftscheidinggemaakttussenonsendegrotwaarin Gijonsgebodenhebttewonen;ennu,zie,wijkunnener nietnaarbinnengaan

2ToenhoordeGodAdamenzondhemZijnWoord,dat zei:

3"OAdam,zieditvuur!Hoeanderszijndevlammenen dehitteervanvergelekenmetdetuinderlustenende goededingendaarin!

4Toenunogondermijngezagwas,gavenalleschepselen zichaanuoverMaartoenumijngebodovertrad,kwamen zijallemaaloveruheen.

5Godzeiopnieuwtegenhem:"Zie,Adam,hoeSatanje verhevenheeft!HijheeftjeberoofdvandeGodheidenvan eenverhevenstaatzoalsIk,enhijheeftzijnwoordaanje nietgehouden;maartochishijjevijandgewordenHijis hetdieditvuurheeftgemaaktwaarinhijjouenEvawilde verbranden.

6Waarom,oAdam,heefthijzichnietaanzijnverbond gehouden,zelfsgeendag?Enheefthijjedeglorie ontnomendieopjerustte,toenjejeaanzijnbevelovergaf?

7"Denktu,Adam,dathijvanuhieldtoenhijdeze overeenkomstmetusloot?Ofdathijvanuhieldenuhoog wildeverheffen?

8Maarnee,Adam,hijdeeddatallesnietuitliefdevoorjou Hijwildejejuistuithetlichtindeduisternisbrengen,van eenverhevenstaatnaarvernedering,vanglorienaar vernedering,vanvreugdenaarverdriet,vanrustnaar vastenenflauwte

9GodzeiooktegenAdam:‘ZieditvuurdatSatanrond jouwgrotheeftaangestoken,zieditwonderdatjou omringt,enweetdathetzoweljoualsjenakomelingenzal omringen,alsjenaarzijnbevelluistertHijzaljemetvuur plagenenjezultnajedoodindehelafdalen

10Danzultudebrandendegloedvanzijnvuurzien,dat aldusrondomuenuwnageslachtzalbrandenErzalvoor ugeenreddingzijn,behalvebijMijnkomst;netzoalsunu uwgrotnietkuntbinnengaanvanwegehetgrotevuur eromheen;niettotdatMijnWoordkomtdateenwegvooru zalbanenopdedagdatMijnverbondwordtvervuld

11"Erisvooruopditmomentgeenwegomhiervandaan tekomenomterusten,tenzijMijnWoordkomt,dieMijn WoordisDanzalHijeenwegvoorubanen,enuzultrust hebben."ToenriepGodmetZijnWoordhetvuurdat rondomdegrotbrandde,dathetzichintweeënscheurde, totdatAdamerdoorheenwasgegaanToenscheurdehet vuurzichopGodsbevelintweeën,enzowerdereenweg voorAdamvrijgemaakt.

12EnGodtrokZijnWoordvanAdamin

HOOFDSTUK46

1ToenbegonnenAdamenEvaopnieuwdegrotbinnente gaanEntoenzijbijdeingangtussenhetvuurkwamen, bliesSataninhetvuuralseenwervelwindenmaakteeen gloeiendkolenvuuropAdamenEva,zodathunlichamen werdenverschroeidenhetkolenvuurhenverschroeide

2EnAdamenEvariepenluidvanuitdebrandende vlammen:"OHeer,redons!Laatonsnietverteerden gekweldwordendoorditbrandendevuur;eisonsnietop omdatweUwgebodhebbenovertreden"

3ToenkeekGodnaarhunlichamen,waaropSatanvuur hadlatenbranden,enGodzondzijnengelomhetvuurte dovenMaardewondenblevenophunlichamen

4EnGodzeitegenAdam:‘Ziehoegrootdeliefdevan SatanvoorjeisHijheeftbeweerddathijjeGoddelijkheid engrootheidheeftgegevenEnzie,hijverbrandtjemet vuurenprobeertjevandeaardewegtevagen.

5KijkMijdan,Adam!Ikhebjegeschapen,enhoevaak hebikjeuitzijnhandgered?Anderszouhijjetoch vernietigdhebben?

6GodzeiopnieuwtegenEva:WatheeftHijjullieinde tuinbeloofd?Hijzei:‘Wanneerjullievandeboometen, zullenjullieogengeopendwordenenjulliezullenals godenzijn,diegoedenkwaadkennen’Maarzie!Hijheeft julliemetvuurverbrandenjulliedesmaakvanvuurlaten proeven,omdatHijdetuinvoorjullieheeftgeproefd.Hij heeftjulliedebrandendehittevanhetvuurlatenzien,en hetkwaadervan,endemachtdiehetoverjullieheeft

7UwogenhebbenhetgoedegeziendatHijuheeft ontnomen,eninwaarheidheeftHijuwogengeopend;enu hebtdetuingezienwaarinumetMijwas,enuhebtook hetkwaadgeziendatdoorSatanoveruisgekomen.Maar watdeGodheidbetreft,Hijkanhetunietgeven,nochZijn woordtotuvervullenNee,Hijwasbittertegenuenuw nakomelingen,dienauzullenkomen.

8EnGodnamZijnWoordvanhenweg

HOOFDSTUK47

1ToenkwamenAdamenEvadegrotbinnen,nogsteeds bevendvanhetvuurdathunlichamenhadverschroeid. AdamzeitegenEva:

2Zie,hetvuurheeftonsvleesindezewereldverbrand; maarhoezalhetzijnalswijdoodzijnenSatanonzezielen zalstraffen?Isonzeverlossingnietverweg,tenzijGod komteninzijnbarmhartigheidzijnbelofteaanonsvervult?

3ToengingenAdamenEvadegrotbinnenenprezen zichzelfomdatzeernogeenkeerbinnenwarengegaan Wanttoenzehetvuureromheenzagen,haddenzegedacht datzeernooitmeerbinnenzoudengaan

4Maarterwijldezononderging,branddehetvuurnog steedsennaderdehetAdamenEvaindegrot,zodatzeer nietinkondenslapenNadatdezonwasondergegaan, gingenzeeruit.Ditwasdezevenenveertigstedagnadatze uitdetuinwarengekomen.

5ToengingenAdamenEvanaardetopvandeheuvelbij detuinomteslapen,zoalszealtijddeden

6EnzijstondendaarenbadentotGodomvergevingvan hunzonden,endaarnavielenzijinslaaponderdetopvan deberg

7MaarSatan,dehatervanalhetgoede,dachtbijzichzelf: GodheeftAdamdooreenverbonddeverlossingbeloofd enHijzouhemverlossenuitallemoeilijkhedendiehem zijnoverkomenMaarHijheeftmijnietdooreenverbond beloofdenzalmijooknietuitmijnmoeilijkheden verlossen.Nee,HijheefthembeloofddatHijhemenzijn nageslachtinhetkoninkrijkzallatenwonenwaarinikeens wasDaaromzalikAdamdoden

8Deaardezalvanhemverlostwordenenaanmijalleen overgelatenwordenWanneerhijgestorvenis,zalervoor hemgeennageslachtmeeroverblijvendathetkoninkrijk zalervendatnogsteedsmijnkoninkrijkzalzijn.Godzal mijdannodighebben,enHijzalmijermetmijn legerscharenweerinherstellen

HOOFDSTUK48

1HiernariepSatanzijnlegerscharenbijeen,dieallemaal naarhemtoekwamen,enzeitegenhem: 2"O,onzeHeer,watzultGijdoen?"

3Hijzeitoentegenhen:JulliewetendatdezeAdam,die Goduithetstofheeftgeschapen,degeneisdieons koninkrijkheeftovergenomenKom,latenwe samenkomenenhemdoden,oflatenweeensteennaar hemennaarEvagooienenhendaaronderverpletteren

4ToendelegermachtenvanSatandezewoordenhoorden, kwamenzebijdeplekopdebergwaarAdamenEva sliepen

5ToennamenSatanenzijnlegereengrotesteen,breeden vlak,enzondergebrek.Zedachtenbijzichzelf:Alsereen gatinderotszat,zouhetgatophenvallenenzoudenze ontsnappenennietsterven

6Toenzeihijtegenzijnleger:‘Neemdezesteenopen gooihemplatophen,zodathijnietvanhenafrolten ergensandersheengaatEnalsjulliehemgegooidhebben, vluchtdanenblijfnietlangerweg.’

7EnzededenwathijhunbevalMaartoendesteenvande bergopAdamenEvaviel,bevalGoddathijalseensoort afdakoverhenheenzoukomen,dathungeenkwaaddeed EnzogebeurdehetopGodsbevel

8Maartoendesteenviel,beefdedeheleaardemee,ende steenwerdzogrootalshijwas.

9Enterwijlhetbeefdeenschudde,ontwaaktenAdamen Evauithunslaapenbevondenzichondereenrotsdieop eenafdakleekMaarzewistenniethoehetwas;wanttoen zeinsliepen,warenzeonderdehemelennietondereen afdak;entoenzehetzagen,werdenzebang.

10ToenzeiAdamtegenEva:Waarombuigtdebergzich, waarombeeftenschudtdeaardeomons?Enwaarom spreidtdezerotszichalseententoveronsuit?

11ZalGodonsplagenenindezegevangenisopsluiten?Of zalHijdeaardevooronssluiten?

12Hijisboosopons,omdatwijzonderzijnbeveluitde grotzijngekomen,enomdatwijdatuiteigenbeweging hebbengedaan,zonderHemteraadplegen,toenwijdegrot verlietenenopdezeplaatskwamen.

13ToenzeiEva:Alsdeaardeomwillevanonsbeeften dezerotsvanwegeonzeovertredingeententoverons bouwt,danweeons,Adam,wantdanzullenwijlang gestraftworden.

14MaarstaopenbidtotGoddathijonshiervanopde hoogtebrengt,enwatdezerotsisdiealseententboven onsuitgespreidligt

15ToenstondAdamopenbadtotdeHeeromhemvan dezebenardesituatieopdehoogtetebrengen.EnAdam stonddaartebiddentotdemorgen

HOOFDSTUK49

1ToenkwamhetWoordvanGodenzei:

2"OAdam,wieheeftjouaangeraden,toenjedegrot verliet,omnaardezeplaatstekomen?"

3ToenzeiAdamtegenGod:‘Heer,wezijnhier terechtgekomenvanwegedehittevanhetvuurdatinde grotoponsisneergedaald’

4ToenzeideHeerGodtegenAdam:‘Adam,jebentwel eennachtbangvoordehittevanhetvuur,maarhoezalhet zijnalsjeindehelwoont?

5Maarweesnietbang,Adam,enzegnietinjehartdatIk dezerotsalseenzonneschermoverjehebuitgespreidom jeermeeteplagen

6"HetkwamvanSatan,diejedeGodheidenmajesteithad beloofd.Hijishetdiedezesteennaarbenedengooideom jouerondertedoden,enEvametjou,enzotevoorkomen datjeopaardezouleven

7Maaruitbarmhartigheidvoorugafikopdracht,zodradie rotsopuviel,eenafdakbovenutemakenenderotsonder uteverlagen

8Enditteken,oAdam,zalMijoverkomenbijMijnkomst opaarde:SatanzalhetvolkvandeJodenopwekkenom Mijtedoden,enzijzullenMijineenrotsleggeneneen grotesteenbovenMijverzegelen,enIkzaldriedagenen drienachtenindierotsblijven

9MaaropdederdedagzalIkopstaan,enhetzalvoorjou, Adam,envoorjenageslachtreddingzijn,alsjeinMij gelooftMaar,Adam,Ikzaljenietvanonderdezerots halen,voordaterdriedagenendrienachtenvoorbijzijn 10EnGodtrokZijnWoordvanAdamin.

11MaarAdamenEvablevendriedagenendrienachten onderderots,zoalsGodhunhadopgedragen.

12EnGoddeedditmethen,omdatzijhungrothadden verlatenenzonderGodsbevelopdezeplaatswaren aangekomen

13MaarnadriedagenendrienachtenopendeGodderots enhaaldehenerondervandaanHunvleeswasuitgedroogd enhunogenenhunhartwarenverontrustdoorhetgeween enhetverdriet

HOOFDSTUK50

1ToengingenAdamenEvanaarbuitenenkwameninde GrotmetdeSchatten.Zestondendaardeheledagte bidden,totdeavond

2Enditgebeurdenadatervijftigdagenverstrekenwaren, nadatzijdetuinverlatenhadden.

3MaarAdamenEvastondenweeropenbadendehele nachttotGodindegrotensmeektenHemomgenade.

4Toendedagaanbrak,zeiAdamtegenEva:‘Kom,laten wegaanwerkenvooronslichaam’

5Zeverlietendegrotenkwamenaandenoordgrensvande tuin.Zezochtennaarietsomhunlichaammeetebedekken. Maarzevondennietsenwistenniethoezehetmoesten doenHunlichaamwasbevlektenzewarensprakeloosvan dekouendehitte

6ToenstondAdamopenvroegGodofHijhemietswilde latenzienwaarmeehijhunlichaamkonbedekken.

7ToenkwamhetWoordvanGodenzeitothem:"OAdam, neemEvaenkomnaardeoevervandezee,waarjullie vroegervastten.Daarzullenjullieschapenhuidenvinden, waarvanhetvleesdoorleeuwenisverslondenenwaarvan dehuidenzijnovergeblevenNeemzeenmaakerkleding voorjezelfvanenkleedjeermee."

HOOFDSTUK51

1ToenAdamdezewoordenvanGodhoorde,namhijEva meeengingwegvanhetnoordelijkeuiteindevandetuin naarhetzuidelijkeuiteindeervan,bijderiviermetwater. Daarhaddenzevroegergevast

2Maarterwijlzijnogonderwegwaren,ennogvóórzijbij dieplaatsaankwamen,hadSatan,deboze,hetWoordvan Godgehoord,dattotAdamgesprokenhadoverzijn bedekking

3Ditbedroefdehemenhijhaasttezichnaardeplaatswaar deschapenvachtenlagen,metdebedoelingzetenemenen indezeetegooien,ofzemetvuurteverbranden,zodat AdamenEvazenietzoudenvinden.

4Maartoenhijhenwildemeenemen,kwamhetWoord vanGoduitdehemelenbondhemaandezijkantenvan diehuidenvasttotdatAdamenEvabijhemkwamen.Maar toenzedichterbijkwamen,werdenzebangvoorhemen voorzijnafschuwelijkeuiterlijk

5ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenEvaenzei tegenhen:‘Ditishijdieverborgenwasindeslang,die jullieheeftmisleidendiejullieheeftontdaanvanhet gewaadvanlichtenheerlijkheidwaarinjulliewaren.

6DitishijdieumajesteitengoddelijkheidbeloofdeWaar isdandeschoonheiddieophemrustte?Waariszijn goddelijkheid?Waariszijnlicht?Waarisdegloriedieop hemrustte?

7Nuiszijnuiterlijkafschuwelijk,hijiseengruwel gewordenonderdeengelen,enmennoemthemSatan 8OAdam,ikwildeditaardsekleedvanschapenvachten vanuafpakkenenvernietigen,enikwildenietdatuermee bedektwerd.

9Watisdanzijnschoonheid,datuhembentgevolgd?En wathebtuermeebereikt,datunaarhemhebtgeluisterd? ZiezijnslechtedadenenkijkdannaarMij,naarMij,uw Schepper,ennaardegoededadendieIkvooruverricht 10Zie,Ikhebhemgebonden,totdatugekomenbenten hemhebtgezienenzijnzwakheidhebtgezien,zodater geenkrachtmeerbijhemis

11EnGodbevrijddehemuitzijnbanden.

HOOFDSTUK52

1HiernazeidenAdamenEvanietsmeer,maarzeweenden voorGodvanwegehunscheppingenvanwegehunlichaam, dateenaardsebedekkingnodighad.

2ToenzeiAdamtegenEva:"OEva,ditisdedierenhuid waarmeewijbedektzullenwordenMaarzodrawijdie aantrekken,zie,danzalereentekenvandedoodoverons komen,aangeziendebezittersvandezehuidengestorven enverteerdzijnZozullenookwijstervenenvoorbijgaan"

3ToennamenAdamenEvadehuidenengingenterug naardeGrotmetdeSchattenToenzedaarwaren,stonden zedaartebidden,zoalszealtijddeden.

4Enzijdachtenerover,hoezijvandievellenkleren zoudenkunnenmaken;wantzijhaddenergeenhandigheid in.

5ToenzondGodzijnengelnaarhentoeomhuntelaten zienhoezeditmoestendoenDeengelzeitegenAdam: "Ganaarbuitenenhaalpalmdoorns."Adamgingnaar buitenenhaaldeerwat,zoalsdeengelhemhad opgedragen

6Toenbegondeengelvoorhunogendehuidente bewerken,zoalsiemanddieeenhemdmaaktHijnamde doornenenstakzevoorhunogenindehuiden

7ToenstonddeengelweeropenbadtotGoddatde doornenindievellenverborgenzoudenworden,zodatze alshetwaremetééndraadaanelkaargenaaidzouden worden.

8Enhetgebeurde,opGodsbevel,datzijkledingwerden voorAdamenEva,enHijkleeddehenermee

9Vanafdatmomentwarenhunlichamenbedektenvoor elkaaronzichtbaar

10Enditgebeurdeaanheteindevandeeenenvijftigstedag 11ToenAdamenEvabedektwaren,stondenzedaaren baden,envroegendeHeeromgenadeenvergeving,en danktenHemvoordebarmhartigheiddieHijvoorhenhad gehadenhunnaaktheidhadbedekt.Enzehieldendiehele nachtnietopmetbidden

12Toendemoederbijzonsopgangaankwam,badenze volgenshungewoonteenverlietendaarnadegrot.

13ToenzeiAdamtegenEva:‘Watertenwestenvandeze grotis,wetenwenietLatenweervandaageensnaartoe gaan.’Toengingenzenaardewestgrens.

HOOFDSTUK53

1Zewarennietvervandegrot,toenSatanophenafkwam enzichtussenhenendegrotverborg.Hijdeedditinde gedaantevantweehongerigeleeuwendiedriedagen zondervoedselzatenZekwamenopAdamenEvaaf, alsofzehenwildenvermorzelenenverslinden

2ToenhuildenAdamenEvaenbadentotGodomhenuit hunklauwenteverlossen

3ToenkwamhetWoordvanGodtothenenverdreefde leeuwen

4EnGodzeitegenAdam:OAdam,watzoekjeaande westgrens?Enwaaromhebjeuiteigenbewegingde oostgrensverlaten,waarjewoonde?

5Nudan,keerterugnaaruwgrotenblijfdaarin,opdat Satanunietmisleideenzijnplannenmetunietopvoerde.

6Wantindezewestelijkegrens,oAdam,zaluitueen nageslachtvoortkomendathetzalaanvullen,endat

zichzelfzalverontreinigenmetzijnzondenenmethet toegevenaandebevelenvanSatanendoorzijnwerkenna tevolgen

7DaaromzalIkoverheneenvloedvanwaterbrengenen henallenoverspoelen.Maardeovergeblevenenvande rechtvaardigenonderhenzalIkredden,enIkzalhennaar eenverlandbrengenHetlandwaarinunuwoont,zal woestblijvenenerzalgeeninwonermeerzijn.

8NadatGoddittothenhadgezegd,gingenzeterugnaar deGrotderSchattenMaarhunvleeswasverdordenhun krachtbezweekvanhetvastenenbidden,envanhet verdrietdatzevoeldenomdatzeGodhaddenovertreden

HOOFDSTUK54

1ToenstondenAdamenEvaopindegrotenbadende helenacht,totdeochtendaanbrakToendezonopkwam, verlietenzebeidendegrot;hunhoofdendwaaldenafvan verdrietenzewistennietwaarzeheengingen.

2EnzoliepenzenaardezuidgrensvandetuinEnze begonnenlangsdiegrensverdertegaantotzebijde oostgrenskwamen,waarachtergeenruimtemeerwas.

3Endecherubdiedetuinbewaakte,stondbijde westelijkepoortenbewaaktedie,zodatAdamenEvaniet plotselingdetuinzoudenbinnendringen.Endecherub keerdezichom,alsofhijhenwildedoden,overeenkomstig hetgeboddatGodhemhadgegeven

4ToenAdamenEvabijdeoostgrensvandetuinkwamen, indeveronderstellingdatdecherubhennietzag,stonden zebijdepoortalsofzenaarbinnenwildengaanToen kwamplotselingdecherubmeteenvlammendzwaardin zijnhandToenhijhenzag,ginghijnaarbuitenomhente dodenHijwasbangdatGodhemzouvernietigenalsze zonderzijnbeveldetuinzoudenbinnengaan.

5Enhetzwaardvandecherubleekvanverretevlammen MaartoenhijhetbovenAdamenEvaophief,flitstede vlamervanniet.

6DaaromdachtdecherubdatGodhungunstiggezindwas enhenterugbrachtnaardetuinEndecherubstondvol verbazing.

7Hijkonnietnaardehemelopstijgenomtehorenwat Godhadbepaaldmetbetrekkingtothuntoegangtotdetuin Daarombleefhijbijhenstaan,zonderdathijafstandvan henkondoenHijwasbangdatzijzonderGods toestemmingdetuinzoudenbinnengaan,wantdanzouHij hemvernietigen.

8ToenAdamenEvadecherubzagendiemeteen vlammendvuurzwaardinzijnhandophenafkwam,vielen zevanangstopdegrondenwerdendood

9OpdatmomentbeefdendehemelendeaardeOok anderecherubsdaaldenuitdehemelneernaardecherub diedewachthieldoverdetuin.Zezagenhemverbaasden zwijgend

10Toendaaldenerweerandereengelenneer,dichtbijde plaatswaarAdamenEvawarenZewarenverdeeldtussen vreugdeenverdriet

11Zijwarenblij,omdatzijdachtendatGodAdam welgevalligwasenwildedathijnaardetuinzou terugkerenZijwildenhemdevreugdediehijvroeger genoot,teruggeven.

12MaarzijwarenbedroefdoverAdam,omdathijalseen dodewasgevallen,hijenEvaEnzijzeidenbijzichzelf:

Adamisnietopdezeplaatsgestorven,maarGodheefthem gedood,omdathijnaardezeplaatsgekomenisenzonder Zijntoestemmingdetuinwildebinnengaan

HOOFDSTUK55

1ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenEvaen wektehenopuithundodestaat,enzeitegenhen: "Waaromzijnjulliehierheengekomen?Dokter,zijnjullie vanplanomnaardetuintegaan,waaruitIkjullieheb gehaald?Datkanvandaagnogniet,maarpaswanneerhet verbonddatIkmetjulliehebgesloten,vervuldis"

2ToenAdamhetWoordvanGodhoordeenhetgefladder vandeengelen,diehijnietzag,maaralleenmetzijnoren hungeluidhoorde,weendehijenEvaenzeidentegende engelen:

3"Ogeesten,dieopGodwachten,zienaarmijennaarhet feitdatikunietkanzien!Wanttoeniknoginmijn vroegere,helderenatuurwas,konikuzien.Ikzong lofzangenzoalsudoet;enmijnhartwasverbovenu 4Maarnuikovertredenheb,isdeglansvanmijnzielvan mijweggegaanenbenikindezeellendigetoestand terechtgekomenEnnubenikzovergekomendatikuniet kanzienenumijnietdientzoalsugewendwasWantik beneendiergeworden.

5Maarnu,oengelenvanGod,vraagGodmetmijommij teherstellenindetoestandwaarinikvroegerwas;ommij teverlossenuitdezeellendeenomhetdoodvonnisdatHij overmijheeftuitgesproken,omdatiktegenHem gezondigdheb,vanmijaftenemen

6Toendeengelendezewoordenhoorden,werdenze allemaalbedroefdoverhemZevervloektenSatan,die Adamhadverleid,totdathijuitdetuinkwaminellende, uitlevenindood,uitvredeinbenauwdheid,enuitvreugde ineenvreemdland

7ToenzeidendeengelentegenAdam:JehebtnaarSatan geluisterdenhetWoordvanGod,diejougeschapenheeft, verlatenJehebtgeloofddatSatanalleszouvervullenwat hijjebeloofdhad

8Maarnu,oAdam,willenwijubekendmakenwaterdoor hemoveronsisgekomen,vóórzijnvaluitdehemel

9Hijverzameldezijnlegersenmisleiddehendoorhuneen grootkoninkrijktebeloven,eengoddelijkenatuur,ennog anderebeloftendeedhijhun

10Zijnlegerscharengeloofdendatzijnwoordwaarwas, enzijgavenzichaanhemoverenverwierpende heerlijkheidvanGod

11Toenliethijonshalen,overeenkomstigdebevelendie onswarengegeven:onsaanzijnbevelteonderwerpenen teluisterennaarzijnijdelebelofteMaarwijwildennieten wijvolgdenzijnraadnietop

12NadathijmetGodhadgestredenenmetHemhad gevochten,verzameldehijzijnlegersenvoerdeoorlog tegenonsEnalsGodskrachtnietmetonswasgeweest, haddenwehemnietkunnenovermeesterenenhemnietuit dehemelkunnenwerpen

13MaartoenHijvanonsheengegaanwas,ontstonder grotevreugdeindehemel,omdatHijvanonsheengegaan wasWantalsHijindehemelwasgebleven,zouerniets, zelfsgeenenkeleengel,indehemelzijnovergebleven.

14MaarinzijnbarmhartigheidheeftGodhemuitons middenverdrevennaardezedonkereaarde,omdathijzelf

duisterniswasgewordeneneenbeoefenaarvan ongerechtigheid.

15Enhijisdoorgegaan,oAdam,metoorlogtegenute voeren,totdathijuverleiddeenuuitdetuinnaardit vreemdelandbracht,waaraldezebeproevingenoveru gekomenzijnEndedood,dieGodoverhemgebracht heeft,heefthijookoverugebracht,oAdam,omdatuhem gehoorzaamdeentegenGodinovertredingwas.

16ToenverheugdendeengelenzichenprezenGodZe vroegenHemomAdamdezekeerniettedoden,omdathij geprobeerdhaddetuinbinnentegaanZewildenhem echterverdragentotdatdebeloftevervuldzouwordenen hemindezewereldhelpen,totdathijuitdehandvanSatan zouzijn

HOOFDSTUK56

1ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitothem: 2OAdam,kijknaardietuinvolvreugdeennaardeze aardevolarbeid,enaanschouwdeengelendieindetuin zijn-dieervolvanisEnzieuzelfalleenopdezeaarde, metSatan,aanwieugehoorzaamde.

3AlsuzichaanMijhadonderworpenenMijgehoorzaam wasgeweestenMijnWoordhadgehouden,zouubijMijn engeleninMijntuinzijn.

4MaartoenuovertredenhebtennaarSatanhebtgeluisterd, bentuzijngastgewordenonderzijnengelen,dievol boosheidzijn.Enubentnaardezeaardegekomen,dieu doornenendistelsvoortbrengt

5OAdam,vraaghemdieuheeftbedrogen,ofhijude goddelijkenatuurwilgevendiehijuheeftbeloofd,ofdat hijvoorueentuinwilmakenzoalsikdievooruheb gemaakt,ofdathijuwilvervullenmetdezelfdestralende natuurwaarmeeikuhebvervuld.

6Vraaghemomjeeenlichaamtegevenzoalsikje gemaaktheb,ofomjeeenrustdagtegevenzoalsikje gegevenheb;ofominjeeenredelijkezieltescheppen, zoalsikvoorjegeschapenheb;ofomjeteverplaatsennaar eenandereaardedandezedieikjegegevenhebMaar,o Adam,hijzalnietéénvandedingenvervullendiehijje verteldheeft

7ErkendanMijngunstjegensuenMijnbarmhartigheid jegensu,Mijnschepsel;IkhebuwovertredingjegensMij nietvergolden,maarinMijnbarmhartigheidvooruhebIk ubeloofddatIkaanheteindevandegrotevijfeneen halvedagzalkomenenuzalredden.

8ToenzeiGodopnieuwtegenAdamenEva:‘Staopenga vanhiernaarbeneden,anderszaldecherubmethetvurige zwaardinzijnhandjullievernietigen’

9MaarAdamvondtroostindewoordendieGodtothem sprak,enhijboogzichvoorGodneer

10EnGodgafZijnengelenopdrachtomAdamenEvamet vreugdenaardegrottebegeleiden,inplaatsvandeangst dieoverhengekomenwas

11ToennamendeengelenAdamenEvaopenbrachten henmetgezangenpsalmenvandebergbijdetuinnaar beneden,totzehenbijdegrotbrachten.Daarbegonnende engelenhentetroostenentesterken,envertrokkentoen vanhennaardehemel,naarhunSchepper,diehen gezondenhad.

12MaarnadatdeengelenbijAdamenEvawaren weggegaan,kwamSatan,beschaamd,bijdeingangvande

grotstaanwaarAdamenEvazichbevondenHijriep Adamtoeenzei:"Adam,kom,laatmijmetjespreken."

13ToenkwamAdamuitdegrot,denkenddathijeenvan Godsengelenwas,diegekomenwasomhemgoederaadte geven.

HOOFDSTUK57

1ToenAdamnaarbuitenkwamenzijnafschuwelijke gestaltezag,werdhijbangvoorhemenvroeghem:‘Wie benjij?’

2ToenantwoorddeSatanenzeitegenhem:"Ikbenhetdie mijindeslangverborgenhebendiemetEvaheb gesprokenenhaarhebverleidtotdatzenaarmijnbevel luisterdeIkbenhetdiehaardoordelistenvanmijn woordenhebgestuurdomjoutemisleiden,totdatjijenzij vandevruchtvandeboomatenenjijonderhetbevelvan Godbentuitgegaan"

3ToenAdamdezewoordenvanhemhoorde,zeihijtegen hem:‘KuntuvoormijeentuinmakenzoalsGoddievoor mijheeftgemaakt?Kuntumijkledenindezelfdestralende kleurwaarinGodmijheeftgekleed?

4"Waarisdegoddelijkenatuurdiejemebeloofdhebtte geven?Waarisdiemooietoespraakdiejeonsvoorhet eersthield,toenweindetuinwaren?"

5ToenzeiSatantegenAdam:'Denktudatik,alsikmet iemandoverietsgesprokenheb,hethemooitzalbrengen ofmijnwoordzalvervullen?Neehoor.Wantikheberzelf nooitaangedachttekrijgenwatikgevraagdheb

6DaarombenIkgevallen,enhebIkookudoenvallen doordatgene,waardoorIkZelfgevallenben.Enzozalook uvallen,iederdiemijnraadaanvaardt

7Maarnu,oAdam,doorjevalbenjeondermijn heerschappijenbenikkoningoverje.Omdatjenaarmij hebtgeluisterdentegenjeGodbentovertreden,zalergeen reddinguitmijnhandenzijntotdedagdiejeGodje beloofdheeft.

8Hijzeiverder:OmdatwijdedagnietwetendieuwGod metuheeftafgesproken,enookniethetuurwaaropu geredzultworden,zullenwijuenuwnakomelingen massaaldodenenbestokenmetoorlog

9Wantditisonzewilenonswelbehagen:datwijnietéén vandemensenkinderenonzeambtenindehemellaten erven

10"Wantwatonzeverblijfplaatsbetreft,oAdam,dieisin brandendvuur;enwijzullenonzeslechtedadenniet ophouden,geendagnocheenuurEnik,oAdam,zalvuur opuzaaienwanneerudegrotbinnengaatomdaarte wonen"

11ToenAdamdezewoordenhoorde,weendeenrouwde hij,enzeitegenEva:‘Luisternaarwathijheeftgezegd:hij zalnietsvervullenvanwathijjeindetuinheeftverteld.Is hijdanwerkelijkkoningoveronsgeworden?

12MaarwijzullenGod,dieonsgeschapenheeft,vragen onsuitzijnhandentebevrijden

HOOFDSTUK58

1ToenstrektenAdamenEvahunhandenuitnaarGoden badenensmeektenHemomSatanvanhenwegtejagen, dathijhungeengeweldzouaandoenenhennietzou dwingenGodteverloochenen

2ToenzondGodonmiddellijkzijnengelnaarhentoe,die Satanvanhenwegjoeg.Ditgebeurderondzonsondergang, opdedrieënvijftigstedagnadatzeuitdetuinwaren gekomen.

3ToengingenAdamenEvadegrotin,stondenopen keerdenhungezichtnaardeaardeomtotGodtebidden 4Maarvoordatzebaden,zeiAdamtegenEva:"Zie,je hebtgezienwelkeverleidingenonsinditlandzijn overkomenKom,latenweopstaanenGodomvergeving vragenvoordezondendiewehebbenbegaan;enwezullen ernietuitkomentotheteindevandedag,bijnade veertigsteEnalswehierinsterven,zalHijonsredden"

5ToenstondenAdamenEvaopensmeektenGod gezamenlijk

6EnzoblevenzijindegrotbiddenEnzijkwamenerniet uit,nochoverdagnoch'snachts,totdathungebedenuit hunmondopstegenalseenvuurvlam

HOOFDSTUK59

1MaarSatan,dehatervanalhetgoede,stondhungebeden niettoe.Hijriepzijnlegersbijeen,enzekwamenallemaal. Hijzeitoentegenhen:"SindsAdamenEva,diewijverleid hebben,samenzijnovereengekomenomdagennachttot GodtebiddenenHemtesmekenomhenteredden,en aangezienzijdegrotpasaanheteindevandeveertigste dagzullenverlaten

2Enaangezienzijhungebedenzullenvoortzetten,zoals zijbeidenhebbenafgesproken,datHijhenuitonzehanden zalverlossenenheninhunvroegerestaatzalherstellen,zie danwatwijmethenzullendoen.Enzijnlegerscharen zeidentothem:"Uhebtdemacht,oonzeHeer,omtedoen watUwilt"

3ToennamSatan,eenmanvangroteboosheid,zijnlegers bijeenengingdegrotbinnenIndedertigstenachtvande eersteveertigdagensloeghijAdamenEvadood,totdathij hendoodachterliet.

4ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenEva,die henuithunlijdenopwekte,enGodzeitegenAdam:"Wees sterkenweesnietbangvoorhemdiezojuistnaarjetoeis gekomen"

5MaarAdamweendeenzei:‘WaarwasU,mijnGod,dat menmijzohardsloeg,datditlijdenons,mijenEva,uw dienares,moesttreffen?’

6ToenzeiGodtegenhem:‘Adam,kijk,hijisheeren meestervanalleswatjehebt.Hijdiezeidathijje goddelijkheidzougevenWaarisdieliefdevoorjou?En waarishetgeschenkdathijbeloofdheeft?

7WantheefthetHembehaagd,oAdam,naarutoete komen,utetroostenenutesterken,zichmetute verheugenenZijnlegerscharentezendenomute beschermen?Omdatunaarhemgeluisterdhebtenuaan zijnraadhebtovergegeven,enMijngebodhebtovertreden enzijnbevelhebtgevolgd?

8ToenweendeAdamvoorhetaangezichtvandeHEERE enzei:OHEERE,omdatikeenkleineovertredingheb begaan,hebtGijmijdaarvoorzwaargestraft.IksmeekU ommijuitzijnhandentereddenAndershebtGij medelijdenmetmijenverlaatmijnzielnuuitditlichaam inditvreemdeland.

9ToenzeiGodtegenAdam:"Wasermaareerderzo gezuchtengebeden,voordatjedezondebeging!Danzou jerusthebbenvandeellendewaarinjenuverkeert"

10MaarGodhadgeduldmetAdamenliethemenEvain degrotblijventotdatdeveertigdagenvoorbijwaren.

11MaarwatAdamenEvabetreft,hunkrachtenvlees verdordendoorhetvastenenbidden,doorhongerendorst; wantzehaddennietsgegetenofgedronkensindszedetuin haddenverlaten;hunlichaamsfunctieswarennogniet gestabiliseerd;enzehaddengeenkrachtmeeroveromvan dehongerteblijvenbiddentotheteindevandevolgende dag,totdeveertigsteZewarenneergevallenindegrot; maarwateruithunmondkwam,wasslechtslofprijzing.

HOOFDSTUK60

1OpdenegenentachtigstedagkwamSatannaardegrot, gekleedineenlichtgevendgewaadenomgordmeteen blinkendegordel.

2Inzijnhandenhadhijeenlichtstaf,enhijzagerzeer angstaanjagenduit:maarzijngezichtwasvriendelijken zijntaalwaszoet,

3HijveranderdezichzelfomAdamenEvatemisleidenen henuitdegrottelokkenvoordatzedeveertigdagen volbrachthadden.

4Wanthijzeibijzichzelf:Nu,wanneerzijdeveertig dagenvanvastenenbiddenvervuldzoudenhebben,zou Godheninhunvroegerestaatherstellen.MaaralsHijdat nietdeed,zouHijhuntochnoggoedgunstigzijnEnzelfs alsHijgeenmedelijdenmethenhad,zouHijhuntochiets uitdetuingevenomhentevertroosten,zoalsaltweekeer eerdergebeurdis

5ToenkwamSatanmetzijnschoneverschijningnaarde grottoeenzei:

6OAdam,staop,staop,jijenEva,engametmijmee naareengoedland;enweesnietbangIkbenvanvleesen bloed,netalsjij;enaanvankelijkwasikeenschepseldat Godschiep

7ToenHijmijschiep,plaatsteHijmijineentuininhet noorden,aandegrensvandeaarde.

8EnHijzeitegenmij:Blijfhier!Enikbleefdaar overeenkomstigZijnWoordenikhebZijngebodniet overtreden.

9ToenlietHijeenslaapovermijkomen,enHijnamjou,o Adam,uitmijnzijdeweg,maarHijlietjenietbijmij blijven.

10MaarGodnamuinZijngoddelijkehandenplaatsteu ineentuininhetoosten.

11Toenwerdikverdrietigomjou,wanttoenGodjouuit mijnzijdehadweggenomen,lietHijjenietbijmijblijven 12MaarGodzeitegenmij:WeesnietbedroefdoverAdam, dieIkuitjouwzijdehebvoortgebracht;hemzalgeen kwaadoverkomen

13WantnuhebIkuitzijnzijdeeenhulpvoorhemgehaald, diebijhempast,enIkhebhemdaardoorvreugdegegeven 14ToenzeiSatanopnieuw:"Ikwistniethoehetkomtdat jullieindezegrotzijn,nochietsoverdezebeproevingdie jullieisoverkomen,totdatGodtegenmijzei:'Zie,Adam heeftovertreden,hijdieIkuitjouwzijdehebgenomen,en ookEva,dieIkuitzijnzijdehebgenomen;enIkhebhen uitdetuinverdreven;Ikhebhenineenlandvanverdriet enellendelatenwonen,omdatzetegenMijovertreden

hebbenennaarSatanhebbengeluisterdEnzie,zelijden totopdedagvanvandaag,detachtigste.'

15ToenzeiGodtegenmij:'Staop,ganaarhentoeenlaat hennaarjouwplaatskomen.LaatSatannietbijhenkomen enhenkwellen.Wantzezijnnuingroteellendeenliggen hulpeloosvandehonger'

16Verderzeihijtegenmij:'Wanneeruzetotugenomen hebt,geefzedanteetenvandevruchtvandeBoomdes Levensengeefzetedrinkenvanhetwatervanvrede; kleedzeineenkleedvanlichtenherstelzeinhunvroegere staatvangenadeLaatzenietinellendeachter,wantze zijnvanugekomenMaartreurnietomhenenhebgeen berouwoverwathenisoverkomen.'

17Toenikdathoorde,werdikbedroefd,enmijnhartkon hetomjounietverdragen,mijnkind

18MaartoenikdenaamvanSatanhoorde,Adam,werdik bangenikzeibijmezelf:Ikzalernietuitkomen,want anderszalhijmijvangen,zoalshijmetmijnkinderen, AdamenEva,heeftgedaan.

19Enikdacht:OGod,wanneeriknaarmijnkinderenga, zalSatanmijopdewegtegenkomenenoorlogtegenmij voeren,zoalshijtegenhengedaanheeft.

20ToenzeiGodtegenmij:WeesnietbangAlsjehem vindt,slahemdanmetdestafdieinjehandisWeesniet bangvoorhem,wantjebentvanoudetijdenafenhijzalje nietoverweldigen

21Toenzeiik:'MijnHeer,ikbenoudenkannietgaan StuurUwengelenomhentehalen.'

22MaarGodzeitegenmij:Engelenzijnnietzoalszij,en zezullennietmethenmeegaanMaarIkhebjou uitgekozen,omdatzijjouwnakomelingenzijn,enzoalsjij, enzullenluisterennaarwatjijzegt

23VerderzeiGodtegenmij:Alsjenietinstaatbentomte lopen,zalIkeenwolksturenomjeoptenemenenjeneer telatenbijdeingangvanhungrotDanzaldewolk terugkerenenjedaarachterlaten

24Enalszijmetumeegaan,zalIkeenwolkzendenomu enhenoptehalen

25ToengafHijbevelaaneenwolk,endiedroegmijopen brachtmijnaarutoe,endaarnakeerdehijterug.

26Ennu,omijnkinderen,AdamenEva,kijknaarmijn grijzeharenenmijnzwakketoestand,ennaarmijnkomst uitdieverreplaats.Kom,gametmijmee,naareenplaats vanrust

27Toenbegonhijtewenenentesnikkenvoordeogenvan AdamenEva,enzijntranenstroomdenalswateroverde aarde

28ToenAdamenEvahunogenopsloegenenzijnbaard zagenenzijnmooiewoordenhoorden,werdhunhart zachtmoedigjegenshem;zeluisterdennaarhem,wantze geloofdendathijwaarachtigwas

29Enhetleekhundatzijwerkelijkzijnkinderenwaren, toenzijzagendatzijngezichtophethunneleek;enzij vertrouwdenophem

HOOFDSTUK61

1ToennamHijAdamenEvabijdehandenbegonhenuit degrotteleiden

2Maartoenzijaleeneindjevandegrenswarengekomen, wistGoddatSatanhenhadoverwonnenendathijhen,nog voordatdeveertigdagenomwaren,haduitgeleidomhen

meetenemennaareenafgelegenplaatsenhendaarte vernietigen.

3ToenkwamhetWoordvandeHeereGodopnieuw, vervloekteSatanenjoeghemvanhenweg.

4EnGodbegontotAdamenEvatesprekenenzeitegen hen:Watheeftjullieuitdegrotgebrachtennaardeze plaatsgebracht?

5ToenzeiAdamtegenGod:‘HebtUvóóronsdemens geschapen?Wanttoenweindegrotwaren,kwamer plotselingeengoedeoudemannaaronstoedietegenons zei:‘IkbeneenboodschappervanGodvoorjullie,om jullieterugtebrengennaareenplaatsvanrust’

6Enwijgeloofden,oGod,dathijeenboodschappervanU was,enwijgingenmethemuit,maarwijwistennietwaar wijmethemheenzoudengaan

7ToenzeiGodtegenAdam:"Kijk,datisdevadervande bozekunsten,diejouenEvauitdeHofderLustenheeft gehaaldEnnu,toenHijzagdatjijenEvasamenvastten enbaden,endatjullienietuitdegrotkwamenvóórhet eindevandeveertigdagen,wildeHijjullievoornemen tevergeefsmaken,julliewederzijdsebandverbreken;alle hoopvanjullieafsnijdenenjullienaareenplaatsdrijven waarHijjulliekonvernietigen

8Wanthijkonnietsaanudoen,tenzijhijzichaanuw gelijkenisvertoonde.

9Daaromkwamhijnaarutoemeteengezichtdatleekop hetuwe,enbegonutekenentegevenalsofzeallemaal waarwaren.

10MaarIkheb,uitbarmhartigheidengunstjegensu,niet toegelatendathijuvernietigde,maarIkhebhemvanu weggejaagd.

11Nudan,oAdam,neemEvameeenkeerterugnaarje grot,enblijfdaartotdevolgendedagvandeveertigstedag Enwanneerjenaarbuitenkomt,gadannaardeoostelijke poortvandetuin

12ToenaanbadenAdamenEvaGodenprezenenprezen HemvoordebevrijdingdiehunvanHemwasoverkomen. EnzekeerdenterugnaardegrotDitgebeurdeindeavond vandenegenendertigstedag

13ToenstondenAdamenEvaopenbadenmetgroteijver totGodomuithungebrekaankrachttewordengehaald; wanthunkrachtwashendoorhonger,dorstengebed ontvallen.Maarzeblevendehelenachtbidden,totde morgen

14ToenzeiAdamtegenEva:‘Staop,latenwenaarde oostelijkepoortvandetuingaan,zoalsGodonsheeft opgedragen’

15Enzijzeidenhungebedenop,zoalszijdatdagelijks deden;enzijgingendegrotuit,omdichterbijdeoostelijke poortvandetuintekomen

16ToenstondenAdamenEvaopenbaden,ensmeekten Godomhenkrachttegevenenhunietstesturenzodatze hunhongerkondenstillen

17Maartoenzijhungebedenbeëindigdhadden,blevenzij waarzijwaren,omdathunkrachtenafnamen

18ToenkwamhetWoordvanGodopnieuwenzeitothen: OAdam,staop,gaenbrenghiertweevijgen.

19ToenstondenAdamenEvaopenliepenverdertotze bijdegrotkwamen

HOOFDSTUK62

1MaarSatan,degoddeloze,wasjaloersopdetroostdie Godhungegevenhad.

2Hijhieldhentegenengingdegrotin,namdetwee vijgenenbegroefzebuitendegrot,zodatAdamenEvaze nietzoudenvindenHijwasookvanplanzetevernietigen 3MaardoorGodsbarmhartigheidverijdeldeGod,zodra dietweevijgenindeaardewaren,Satansraadmet betrekkingtothenenmaakteertweevruchtbomenvan,die degrotoverschaduwdenSatanhadzeimmersaande oostkantervanbegraven

4Toendetweebomenvolgroeidwarenenvolvrucht stonden,werdSatanverdrietigentreurdehij,enhijzei: "Hetwasbetergeweestalsikdievijgenhadlatenstaan zoalszewaren;wantzie,hetzijntweevruchtbomen geworden,waarvanAdamalzijnlevensdagenzaleten Terwijlik,toenikzebegroef,vanplanwaszevolledigte vernietigenenvooraltijdteverbergen.

5MaarGodheeftmijnraadverworpenenheeftnietgewild datdezeheiligevruchtverlorenzougaanHijheeftmijn planduidelijkgemaaktenderaaddieiktegenZijn dienarenhadgevormd,tenietgedaan

6ToengingSatanbeschaamdweg,omdathijzijnplanniet haduitgevoerd.

HOOFDSTUK63

1ToenAdamenEvadichterbijdegrotkwamen,zagenze tweevijgenbomen,volmetvruchten,diedegrot overschaduwden.

2ToenzeiAdamtegenEva:"Hetlijkteropdatweopeen dwaalspoorzijngeraaktWanneergroeidendezetwee bomenhier?Hetlijkteropdatdevijandonsopeen dwaalspoorwilbrengenZegjedateropaardenogeen anderegrotisdandeze?

3"Maarlatenwe,oEva,degrotbinnengaanendaarinde tweevijgenvinden;wantditisonzegrot,waarinwewaren Maaralswedetweevijgendaarinnietvinden,kanhetniet onzegrotzijn."

4Toengingenzedegrotinenkekennaardevierhoeken ervan,maarzevondendetweevijgenniet

5EnAdamweendeenzeitegenEva:"Zijnwedanbijeen verkeerdegrotaangekomen,oEva?Hetlijktmijdatdeze tweevijgenbomendetweevijgenzijndieindegrot stonden."EnEvaantwoordde:"Ik,voormij,weethetniet."

6ToenstondAdamop,badenzei:‘OGod,Uhebtons bevolenterugtegaannaardegrot,detweevijgentenemen endaarnanaarUterugtekeren

7MaarnuhebbenwezenietgevondenOGod,hebtUze genomenendezetweebomengezaaid?Ofzijnwij afgedwaaldindeaarde?Ofheeftdevijandonsmisleid? Alshetwaaris,onthulonsdan,oGod,hetgeheimvan dezetweebomenenvandetweevijgen

8ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitegen hem:OAdam,toenIkjeeropuitstuurdeomdevijgente halen,gingSatanjevoornaardegrot,namdevijgenen begroefzebuiten,tenoostenvandegrotHijdachtzete vernietigen,enhijzaaidezenietmetgoedebedoelingen

9Nietalleenomzijnentwilzijndezebomendusplotseling opgekomen;maarIkhebMijoveruontfermdenhungroei bevolenEnzijzijntottweegrotebomenuitgegroeid,

opdatudoorhuntakkenoverschaduwdwordtenrustvindt, enopdatIkuMijnkrachtenMijnwonderwerkenlaatzien. 10EnookomudegemeenheidvanSatanenzijnslechte dadentelatenzien:sindsuuitdetuinbentgekomen,heeft hijnietopgehoudenukwaadtedoen,zelfsgeendag.Maar Ikhebhemgeenmachtoverugegeven

11EnGodzei:"Voortaan,oAdam,verheuguoverde bomen,jijenEva;enrustonderhenuitalsjullievermoeid zijnMaareetnietvanhunvruchtenenkomernietbijin debuurt"

12ToenweendeAdamenzei:OGod,zultUonsopnieuw doden?OfzultUonsvanvoorUwaangezichtverdrijven enonslevenvandeaardbodemwegvagen?

13OGod,iksmeekU,alsUweetdaterindezebomen doodisofeenanderkwaad,zoalsdeeerstekeer,rukze danuitbijonzegrotenlaatzeverdorren.Laatonsdan stervenvandehitte,vanhongerenvandorst

14Wantwijweten,oGod,datUwwonderwerkengroot zijn,endatGijdoorUwkrachtheteneuithetanderekunt voortbrengen,zonderdatiemandhetwilWantUwkracht kanrotsentotbomenmakenenbomentotrotsen

HOOFDSTUK64

1ToenzagGodAdamenzijngeestkracht,zijn bestendigheidtegenhonger,dorstenhitteHijveranderde detweevijgenbomenintweevijgen,zoalszeeerstwaren, enzeitoentegenAdamenEva:"Julliemogeniederéén vijgnemen"Enzenamenze,zoalsdeHeerhunhad opgedragen

2EnHijzeitegenhen:Gadegrotineneetvandevijgen, zodatuhongerkuntstillen,anderszultusterven

3ZoalsGodhunhadopgedragen,gingenzedegrotbinnen, tegenzonsondergang.AdamenEvastondenopenbaden toendezononderging

4Toengingenzezittenomdevijgenteeten,maarze wistenniethoezediemoesteneten,wantzewarenniet gewendaanaardsvoedselZevreesdenookdat,alszeaten, hunmaagbezwaardzourakenenhunvleesdikkerzou worden,enhunhartnaaraardsvoedselzouneigen.

5Terwijlzijalduszaten,zondGoduitmedelijdenzijn engelnaarhentoe,opdatzijnietvanhongerendorst zoudenomkomen.

6EndeengelzeitegenAdamenEva:Godzegttegenjullie datjulliegeenkrachthebbenomtevastentotaandedood Eetdaaromenversterkjelichaam,wantjulliezijnnu dieren,dienietkunnenbestaanzonderetenendrinken

7ToennamenAdamenEvadevijgenenbegonnenervan teetenMaarGodhadereenmengselingedaandatleek ophartigbroodenbloed

8ToengingdeengelbijAdamenEvawegZijatenvande vijgentotzehunhongergestildhadden.Wateroverwas, legdenzeopzijMaardoordekrachtvanGodraaktende vijgenweernetzovolalsvoorheen,omdatGodzezegende 9HiernastondenAdamenEvaopenbadenmeteenblij hartenvernieuwdekracht,enzijprezenenverheugden zichovervloediggedurendedehelenacht.Enditwashet eindevandedrieëntachtigstedag

HOOFDSTUK65

1Toenhetdagwasgeworden,stondenzeopenbaden volgenshungewoonte.Daarnagingenzeuitdegrot.

2Maaromdatzeveellastkregenvanhetvoedseldatze haddengegetenenwaaraanzenietgewendwaren,gingen zeindegrotrondenzeidentegenelkaar:

3Watisermetonsgebeurddoorheteten,datdezepijn onsmoetoverkomen?Weeons,wijzullensterven!Hetis betervooronsgestorventezijndangegetentehebben,en onslichaamreintehebbengehouden,danhetmetvoedsel tehebbenverontreinigd

4ToenzeiAdamtegenEva:"Dezepijnhebbenwijnietin detuingehad,enwehebbendaarooknietzulkslecht voedselgegetenDenkje,oEva,datGodonszalplagen doorhetvoedseldatinonsis,ofdatonzeingewandennaar buitenzullenkomen,ofdatGodvanplanisonsmetdeze pijntedodenvoordatHijZijnbelofteaanonsheeft vervuld?"

5ToensmeekteAdamdeHeerenzei:‘HEERE,laatons tochnietomkomendoorhetvoedseldatwehebben gegeten.HEERE,slaonsniet,maarhandelmetons overeenkomstiguwgrotebarmhartigheidenverlaatons niettotdedagwaaropudebeloftedoet’

6ToenzagGodhenaanenmaaktehunterstondgereedom voedselteeten,zoalsdattotopdedagvanvandaag gebeurt,zodatzijnietomkwamen

7ToenkwamenAdamenEvabedroefdenhuilendterugin degrotvanwegedeveranderinginhunwezenVanafdat momentwistenzeallebeidatzeveranderdewezenswaren, dathunhoopopterugkeernaardetuinnuwasafgesneden endatzeernietinkondenkomen

8Wanthunlichamenhaddenvreemdefuncties,enalhet vleesdatvoorzijnbestaanvoedselendranknodigheeft, kannietindetuinzijn

9ToenzeiAdamtegenEva:"Zie,onzehoopisnu afgesneden,endaarmeeookonsvertrouwenomdetuin binnentegaanWijbehorennietlangertotdebewoners vandetuin,maarzijnvoortaanaardsenvanhetstof,en vandebewonersvandeaarde.Wijzullennietterugkeren naardetuin,totdedagwaaropGodbeloofdheeftonste reddenenonsweerindetuintebrengen,zoalsHijons beloofdheeft."

10ToenbadenzetotGoddatHijhungenadigwildezijn Daarnawerdhungeesttotrustgebracht,hunhartgebroken enhunverlangenbekoeld.Zewarenalsvreemdelingenop aardeDienachtbrachtenAdamenEvadoorindegrot, waarzediepsliepenvanwegehetvoedseldatzehadden gegeten

HOOFDSTUK66

1Toenhetmorgenwasgeworden,dedagnadatzegegeten hadden,badenAdamenEvaindegrotAdamzeitegen Eva:‘Zie,wijhebbenGodomvoedselgevraagd,enHij heefthetgegevenMaarlatenwijHemnuookvragenom onswatertegeven.’

2Toenstondenzeopenliepennaardeoevervande waterstroom,diezichaandezuidgrensvandetuinbevond, waarzezicheerderhaddengestort.Zegingenaandeoever staanenbadentotGoddatHijhunzougebiedenvanhet watertedrinken

3ToenkwamhetWoordvanGodtotAdamenzeitegen hem:"OAdam,jelichaamisverdorvengewordenenheeft waternodigomtedrinkenNeemendrink,jijenEva;geef dankenprijs."

4AdamenEvakwamendichterbijendronkenervan,totdat hunlichaamzichverfristvoeldeNahetdrinkenprezenze Godenkeerdenterugnaarhungrot,zoalszevroeger gewoonwaren.Ditgebeurdenadrieëntachtigdagen.

5Opdevierentachtigstedagnamenzetweevijgenen hingendiesamenmetdebladerenervanindegrot,alseen tekeneneenzegenvanGodZebewaardenzedaartotdat ereennageslachtzouopstaandatdewonderenzouziendie Godvoorhenhadgedaan.

6ToenstondenAdamenEvaweerbuitendegroten smeektenGodofHijhunwatvoedselwildelatenzien waarmeezehunlichaamkondenvoeden.

7ToenkwamhetWoordvanGodenzeitegenhem: ‘Adam,ganaarbeneden,tenwestenvandegrot,totaan eenlandmetdonkereaarde,endaarzuljevoedselvinden.’

8EnAdamluisterdenaarhetWoordvanGod,namEva meeengingnaareenlandmetdonkeregrond,envond daartarwegroeiendindeaarenrijp,envijgenomteeten; enAdamverheugdezichdaarover

9ToenkwamhetWoordvanGodopnieuwtotAdamen zeitegenhem:‘Neemvandezetarweenmaakerbrood van,omuwlichaamtevoeden’EnGodgafhethartvan Adamwijsheid,zodathijhetgraankonverwerkentot brood.

10Adamvolbrachtditalles,totdathijzeerzwaken vermoeidwerdToenkeerdehijterugnaardegrot, verheugdoverwathijhadgeleerdoverwatermettarwe wordtgedaan,totdathettotbroodwordtverwerkt

HOOFDSTUK67

1ToenAdamenEvanaarhetlandvandezwartemodder gingenenbijdetarwekwamendieGodhunhadlatenzien, enzagendatdierijpwasenklaaromteoogsten, omgorddenzezichenbegonnendetarweuittetrekken, totdathijhelemaalrijpwas.

2Toenmaaktenzeereenhoopvan,enomdatzeuitgeput warenvandehitteendedorst,gingenzeondereen schaduwrijkeboomzitten,waardewindheninslaap wiegde

3MaarSatanzagwatAdamenEvahaddengedaanHij riepzijnlegersbijeenenzeitegenhen:"AangezienGod AdamenEvaallesoverdezetarweheeftlatenzien, waarmeezehunlichaamkunnenversterken,enzie,zezijn gekomenenhebbenereenhoopvangemaaktenslapennu, uitgeputvandearbeid,-latenwedandezekorenhoopin brandstekenenverbrandenEnlatenwedewaterzakdie bijhenstaatleegmaken,zodatzenietsmeertedrinken hebbenenwehenvanhongerendorstdoden

4"Wanneerzijdanuithunslaapontwakenennaardegrot willenterugkeren,zullenwijhenopdewegvindenenhen misleiden,zodatzijvanhongerendorststervenMisschien verloochenenzijGodenvernietigtHijhen.Zozullenwij henuitroeien"

5ToengooidenSatanenzijnlegermachtenvuurophet tarweenverteerdenhet.

6MaardoordehittevandevlamontwaaktenAdamenEva uithunslaap,enzezagenhetbrandendekorenende emmermetwaterdiebijhenuitgegotenwerd

7Toenweendenzeengingenterugnaardegrot.

8Maarterwijlzijbenedenaandebergwaarzijzich bevonden,naarbovengingen,kwamenSatanenzijnlegers huntegemoetindegedaantevanengelen,dieGodprezen 9ToenzeiSatantegenAdam:"Adam,waaromhebje zoveelhongerendorst?HetlijkteropdatSatandetarwe heeftverbrand"EnAdamantwoorddehem:"Ja"

10OpnieuwzeiSatantegenAdam:"Kommetonsmee terug;wijzijnengelenvanGodGodheeftonsnaarjetoe gestuurdomjeeenanderkorenveldtelatenzien,beterdan ditDaarachteriseenbronmetgoedwaterenveelbomen Daarmoetjewonenenhetkorenveldbewerkenvooreen beterdoeldandatwatSatanheeftverteerd."

11Adamdachtdathetwaarwasendathetengelenwaren diemethemspraken,enhijgingmethenterug 12.ToenbegonSatanAdamenEvaachtdagenlangophet verkeerdebeentezetten,totdatzebeidenalsdood neervielenvanhonger,dorstenzwakteToenvluchttehij metzijnlegersenliethenachter.

13

HOOFDSTUK68

1ToenkeekGodnaarAdamenEvaennaarwatSatanmet henhadgedaanenhoehijhenhadlatenomkomen

2DaaromzondGodZijnWoordenwekteAdamenEvaop uithundoodsstaat

3ToenAdamopstond,zeihij:"OGod,Uhebthetgraan datUonsgegevenhebt,verbrandenvanonsafgenomen, enUhebtdeemmermetwaterleeggegotenEnUhebtUw engelengezonden,dieonsvanhetkorenveldhebben weggeleid.WiltUonslatenvergaan?AlsditvanUkomt, oGod,neemdanonzezielenweg;maarstrafonsniet"

4ToenzeiGodtegenAdam:Ikhebdetarwenietverbrand, enIkhebhetwaternietuitdeemmergegoten,enIkheb Mijnengelennietgestuurdomjouopeendwaalspoorte brengen

5MaarhetisSatan,uwmeester,diehetgedaanheeft;hij aanwieuzichonderworpenhebt;Mijngebodisinmiddels tenietgedaanHijishetdiehetkorenverbranddeenhet wateruitgoot,endieuopeendwaalspoorheeftgebracht; enaldebeloftendiehijuheeftgedaan,zijnwaarlijk slechtsschijn,bedrogeneenleugen

6Maarnu,oAdam,zuljeMijngoededadenerkennendie Ikaanjouhebgedaan

7EnGodzeitegenzijnengelendatzeAdamenEva moestenmeenemenenhennaarhettarweveldmoesten dragen,datzedaarnetzoaantroffenalsvoorheen,meteen emmervolwater

8Daarzagenzeeenboomenvondenervastmannaaan;en zeverwonderdenzichoverGodskrachtEndeengelen bevalenhunvanhetmannateetentoenzehongerhadden

9EnGodvervloekteSatanmeteenvloek,dathijnietmeer zoukomenenhetkorenveldzouverwoesten

10ToennamenAdamenEvavanhetkorenenbrachtener eenoffervanZenamenhetenofferdenhetopdeberg,de plaatswaarzehuneerstebloedofferhaddengebracht

11Enzijbrachtenditofferopnieuwophetaltaardatzij eersthaddengebouwdEnzijstondenopenbaden,en smeektendeHeer,zeggende:"Zo,oGod,toenwijinde

hofwaren,stegenonzelofzangennaarUop,alsditoffer; enonzeonschuldsteegnaarUopalswierook.Maarnu,o God,aanvaardditoffervanonsenlaatonsnietterugkeren, verstokenvanUwbarmhartigheid."

12ToenzeiGodtegenAdamenEva:Omdatjullieditoffer hebbengebrachtenhetaanMijhebbengeofferd,zalIkhet totMijnvleesmaken,wanneerIkopdeaardekomom jullieteredden.EnIkzalhetvoortdurendopeenaltaar latenofferen,totvergevingentotbarmhartigheid,voorhen dieeropdejuistewijzevaneten

13EnGodzondeenheldervuurophetoffervanAdamen Evaenvervuldehetmethelderheid,genadeenlicht;ende HeiligeGeestdaaldeneeropdatoffer.

14ToengafGodeenengelopdrachteenvuurtangte nemen,dieleekopeenlepel,endaarmeeeenofferte brengenaanAdamenEva.DeengeldeedwatGodhem hadopgedragenenofferdehetaanhen

15EndezielenvanAdamenEvawerdenverlichtenhun hartenwerdenvervuldmetvreugdeenblijdschapenmet delofprijzingenvanGod

16EnGodzeitegenAdam:"Hetzaleengewoontevoorje zijnomdittedoen,wanneerellendeenverdrietjetreffen. Maarjebevrijdingenjetoegangtotdetuinzullenniet plaatsvindenvoordatdedagenvoorbijzijn,zoals afgesprokentussenjouenMij.Alsdatnietzowas,zouIk, uitbarmhartigheidenmedelijdenmetjou,jeterugbrengen naarMijntuineninMijngunst,terwillevanhetofferdat jezojuistaanMijnnaamhebtgebracht."

17Adamverheugdezichoverdezewoordendiehijvan GodhoordeHijenEvaaanbadenGodvoorhetaltaar, bogenzichervoorneerengingendaarnaterugnaardeGrot metdeSchatten

18Enditgebeurdeaanheteindevandetwaalfdedag,na detachtigstedag,toenAdamenEvauitdetuinwaren gekomen

19Enzijblevendehelenachtopstaanenbaden,totde morgen,endaarnagingenzijuitdegrot.

20ToenzeiAdamtegenEva,metblijdschapinzijnhart vanwegehetofferdatzeaanGodhaddengebrachtendat doorHemwasaanvaard:Latenweditdriekeerperweek doen:opdevierdedagopwoensdag,opde voorbereidingsdagopvrijdagenopdesabbatopzondag, alledagenvanonsleven.

21Toenzijhetoverdezewoordeneenswaren,wasGod tevredenmethungedachtenenmethetbesluitdatzijmet elkaarhaddengenomen.

22HiernakwamhetWoordvanGodtotAdamenzei:O Adam,dedagenwaarinhetlijdenMijzaltreffen,wanneer Ikvleesword,hebtuvantevorenbepaaldHetisdevierde woensdagendevoorbereidingsdagisvrijdag

23Maarwatdeeerstedagbetreft,Ikschiepdaarinalle dingenenIkverhiefdehemelen.Enwederom,doorMijn wederopstandingopdezedag,zalIkvreugdescheppenen hendieinMijgeloven,tenhemelverheffenOAdam, offerditoffer,aldedagenvanjeleven

24ToentrokGodZijnWoordaanAdamin

25MaarAdambleefditofferopdezemanierbrengen,elke weekdriekeer,toterzevenwekenvoorbijwarenEnopde eerstedag,devijftigste,brachtAdameenofferzoalshij gewoonwas,enhijenEvanamenhetenkwamennaarhet altaarvoorGod,zoalsHijhunhadgeleerd

HOOFDSTUK69

1ToenhaastteSatan,dehatervanallegoedheid,zichom Adamenzijnoffer,waardoorhijgenadevondindeogen vanGod,tenemeneenscherpesteenuitallescherpe ijzerenstenenHijverscheenindegedaantevaneenmens engingbijAdamenEvastaan 2Adamofferdeophetaltaarenbegontebidden,metzijn handenuitgespreidtotGod

3ToensneldeSatantoemetdescherpeijzerensteendiehij bijzichhad,endoorboordedaarmeeAdamaande rechterkant,waarnaerbloedenwateruitvloeideAdam vielalseenlijkophetaltaar,enSatanvluchtte.

4ToenkwamEva,namAdammeeenlegdehemonderaan hetaltaarDaarbleefzestaan,huilendoverhem,terwijler eenstroombloeduitAdamszijdevloeideopzijnoffer.

5MaarGodzagdedoodvanAdamaanToenzondHij ZijnWoord,wektehemopenzeitothem:"Vervuluw offer,wantAdam,hetiswerkelijkveelwaardenerisniets tekortaan"

6GodzeiverdertegenAdam:ZozalhetMijookopde aardeoverkomen,alsIkdoorstokenwordenerbloeden wateruitMijnzijdezalvloeienenoverMijnlichaamzal stromenDitishetwareoffer,datalseenvolmaaktofferop hetaltaarzalwordengeofferd.

7ToengafGodAdamhetbevelzijnoffertevoltooien Toenhijdaarmeeklaarwas,booghijzichvoorGodneer enpreesHemvoordetekenendieHijhemhadlatenzien.

8EnGodgenasAdamopééndag,datisheteindevande zevenweken;datisdevijftigstedag

9ToenkeerdenAdamenEvaterugvandebergengingen deGrotmetdeSchattenbinnen,zoalszegewendwarente doenDitwasvoorAdamenEvavoltooid,honderdveertig dagennadatzeuitdetuinwarengekomen.

10DienachtstondenzebeidenopenbadentotGodToen hetmorgenwerd,gingenzenaarbuitenendaaldenaften westenvandegrot,naardeplekwaarhunkorenwas,en rusttendaaruitindeschaduwvaneenboom,zoalsze gewoonwaren

11Maartoenereenmenigtewildedierenomhenheen kwam,washetSatanswerk,inzijnboosheid,omdoor middelvanhethuwelijkoorlogtevoerentegenAdam

HOOFDSTUK70

1HiernanamSatan,dehatervanalleswatgoedis,de gedaanteaanvaneenengelSamenmethemkwamennog tweeanderen,zodatzelekenopdedrieengelendieAdam goud,wierookenmirrebrachten

2ZeliepenlangsAdamenEva,terwijldieonderdeboom zaten,engroettenAdamenEvametmooiewoorden,maar zesprakenvolbedrog.

3ToenAdamenEvahunbekoorlijkeuiterlijkzagenen hunaangenamewoordenhoorden,stondAdamop,heette henwelkomenbrachthenbijEvaZeblevenallemaalbij elkaarAdamshartwasintussenblij,wanthijbedachtdat hetdezelfdeengelenwarendiehemgoud,wierooken mirrehaddengebracht

4WanttoenzedeeerstekeerbijAdamkwamen,kwamer vanhenvredeenvreugdeoverhem,doordatzehemgoede tekenenbrachtenDaaromdachtAdamdatzevoorde tweedekeerkwamenomhemanderetekenentegeven,

zodathijzicheroverkonverheugenWanthijwistnietdat hetSatanwas;daaromontvinghijhenmetvreugdeenging methenom

5ToenzeiSatan,degrootstevanhen:"Verheugje,Adam, enweesblij.Zie,Godheeftonsnaarjetoegestuurdomje ietstevertellen"

6EnAdamvroeg:"Watishet?"ToenantwoorddeSatan: "Hetisietsonbeduidends,maarhetiseenwoordvanGod. Wiltunaaronsluisterenenhetdoen?Maaralsuniet luistert,zullenweterugkerennaarGodenHemvertellen datuZijnwoordnietzultaannemen"

7EnSatanzeiopnieuwtegenAdam:Weesnietbangen laatgeenangstoverjekomen;kenjeonsniet?

8MaarAdamzei:‘Ikkenjouniet’

9ToenzeiSatantegenhem:Ikbendeengeldiejehet goudbrachtenhetnaardegrotbracht.Dieandereishet diejewierookbrachtEndiederdeishetdiejemirre brachttoenjeopdetopvandebergwasendiejenaarde grotdroeg.

10Maarwatdeandereengelenbetreft,dieunaardegrot hebbengedragen,dieheeftGoddezekeernietmetons meegestuurd.Hijheeftimmerstegenonsgezegd:‘Ubent voldoende’

11ToenAdamdezewoordenhoorde,geloofdehijzeen zeitegendeengelen:‘SpreekhetwoordvanGod,zodatik hetkanaannemen’

12EnSatanzeitegenhem:Zweerenbeloofmijdatjehet zultontvangen.

13ToenzeiAdam:Ikweetniethoeikmoetzwerenen beloven

14EnSatanzeitegenhem:‘Steekjehanduitenlegdiein mijnhand’

15ToenstrekteAdamzijnhanduitenlegdedieindehand vanSatan.ToenzeiSatantegenhem:‘Zegnu,zowaarals Godleeft,rationeelisenspreekt,diedehemeleninde ruimteheeftdoenoprijzenendeaardeophetwaterheeft gevestigd,endiemijheeftgeschapenuitdevierelementen enuithetstofvandeaarde,ikzalmijnbeloftenietbreken enmijnwoordnietverloochenen’

16EnAdamzwoeraldus.

17ToenzeiSatantegenhem:"Zie,hetisalenigetijd geledendatjeuitdetuinbentgekomen,enjekentgeen goddeloosheidofkwaad.MaarnuzegtGodtegenjedatje Eva,dieuitjezijdeisgekomen,moetnemenenmethaar moettrouwen,zodatzijjekinderenkanbaren,omjete troostenenjevanmoeiteenverdrietteverlossen.Nuisdit geenmoeilijkezaak,enhetbrengtjeookgeenschande"

HOOFDSTUK71

1ToenAdamdezewoordenvanSatanhoorde,werdhij zeerbedroefdvanwegezijneedenzijnbelofte,enhijzei: ‘Zalikoverspelplegenmetmijnvleesenmijnbeenderen entegenmezelfzondigen,datGodmijzalvernietigenen mijvandeaardbodemzalwegvagen?

2Toenikvoorheteerstvandeboomat,heeftHijmijuit detuinnaarditvreemdelandverdreven,mijvanmijn stralendenatuurberoofdendedoodovermijgebrachtAls ikdatdoe,zalHijmijnlevenvandeaardeuitroeienenmij indehelwerpenenmijdaarlangetijdkwellen.

3MaarGodheeftnooitdewoordengesprokendieumij hebtverteld;enubentgeenengelenvanGod,nochdoor

HemgezondenMaarubentduivels,komtotmijinde valsegedaantevanengelen.Gawegvanmij,ubentdoor Godvervloekt!

4ToenvluchttendieduivelsvoorAdamweg.HijenEva stondenop,keerdenterugnaardeGrotderSchattenen gingenerbinnen

5ToenzeiAdamtegenEva:‘Alsjegezienhebtwatik gedaanheb,vertelhetdanniet.IkhebtegenGod gezondigddoortezwerenbijzijngrotenaam,enikheb mijnhandopnieuwindievanSatangestoken’Evableef stil,terwijlAdamhethaarvertelde

6ToenstondAdamopenspreiddezijnhandenuitnaar God,terwijlhijHemondertranensmeekteensmeekteom vergevingvoorwathijhadgedaanZobleefAdamveertig dagenenveertignachtenstaanbiddenHijatnochdronk totdathijvanhongerendorstopdeaardeneerviel.

7ToenzondGodZijnWoordaanAdam,diehemopwekte uitdeplaatswaarhijlag,entegenhemzei:OAdam, waaromhebjebijMijnNaamgezworenenwaaromhebje opnieuweenverbondgeslotenmetSatan?

8MaarAdamhuildeenzei:‘OGod,vergeefmij,wantik hebditonbewustgedaan,indeveronderstellingdathet engelenvanGodwaren’

9EnGodvergafAdamenzeitegenhem:Pasopvoor Satan.

10EnHijtrokZijnWoordvanAdamterug

11ToenwerdAdamvertroost;hijnamEvameeenze gingendegrotuitomvoedselvoorzichzelftemaken.

12MaarvanafdiedagworsteldeAdammetdekwestievan devooravondvanzijnbruiloftHijwasbangdatGod toornigophemzouworden.

13ToengingenAdamenEvanaarderiviermethetwater engingenopdeoeverzitten,zoalsmensendoenalsze plezierhebben.

14MaarSatanwasjaloersophenenwildehenvernietigen HOOFDSTUK72

1ToenveranderdenSatanentienvanzijnlegerszichin maagden,dieanderswarendanalleandereindehele wereld,omgenade

2Zekwamenuitderivier,tegenoverAdamenEva,en zeidentegenelkaar:‘Kom,latenweeenskijkennaarde gezichtenvanAdamenEva,demensenopaardeWatzijn zemooi,enwatverschillenzevanonzegezichten’Toen kwamenzebijAdamenEva,groettenhenenstondenvol verbazingnaarhentekijken

3AdamenEvakekenerooknaarenverwonderdenzich overhunschoonheidZezeiden:‘Iserdanonderonseen anderewereldmetzulkeprachtigeschepselenalsdeze?’

4EndemeisjeszeidentegenAdamenEva:Jazeker,wij zijneenovervloedigeschepping.

5ToenzeiAdamtegenhen:‘Maarhoevermenigvuldigen julliejedan?’

6Enzijantwoorddenhem:Wijhebbenmannen,diemet onsgetrouwdzijn,enwijbarenhunkinderen,die opgroeien,endieophunbeurttrouwenengetrouwdzijn, enookkinderenbaren;enzowordenwijtalrijkEnindien hetzois,oAdam,datuonsnietgelooft,zullenwijuonze mannenenonzekinderenlatenzien.

7Toenschreeuwdenzeoverderivieralsofzehunmannen enkinderenwildenroepenErkwamenmannenen

kinderenuitderivier,enzekwamenallemaalnaarhun vrouwtoe.Ookhunkinderenwarenbijhen.

8ToenAdamenEvahenzagen,stondenzesprakeloosen verwonderdenzichoverhen.

9ToenzeidenzetegenAdamenEva:‘Kijk,onzemannen enonzekinderen,trouwmetEvazoalswijmetonze vrouwengetrouwdzijn,enjijzultnetalswijkinderen krijgen.’DitwaseenlistvanSatanomAdamtemisleiden.

10Satandachtookbijzichzelf:GodhadAdam aanvankelijkgebodenvandevruchtvandeboom:‘Eeter nietvan,anderszuljesterven’MaarAdamatervan,en tochdooddeGodhemnietHijhadalleendedoodover hembeschikt,enplagenenbeproevingen,totaandedag dathijuitzijnlichaamzoutreden

11Alsikhemnumisleidomdittedoen,enomzonder GodsgebodmetEvatetrouwen,zalGodhemdoden.

12DaaromheeftSatandezeverschijningvoorAdamen Evalatenplaatsvinden,omdathijvanplanwashemte dodenenvandeaardbodemtelatenverdwijnen.

13OndertussenkwamhetvuurvandezondeoverAdam, enhijoverwoogtezondigenMaarhijbeheerstezich,uit angstdatGodhemterdoodzoubrengenalshijdezeraad vanSatanopvolgde

14ToenstondenAdamenEvaopenbadentotGodSatan enzijnlegerdaaldeninderivieraf,voordeogenvan AdamenEvaOpdiemanierwildenzehunlatenziendat zeteruggingennaarhuneigenland

15ToengingenAdamenEvazoalsgewoonlijkterugnaar deGrotmetdeSchattenHetwerdavond

16EnzijstondenbeidenopenbadendienachttotGod Adambleefstaaningebed,maarwistniethoehijmoest bidden,vanwegedegedachtenvanzijnhartoverde vooravondvanzijnbruiloft;enhijbleefdaarmeedoorgaan totdemorgen.

17Toenhetlichtopging,zeiAdamtegenEva:‘Staop, latenwenaarbenedengaan,naardebergwaarzeonsgoud hebbengebracht,enlatenwedeHeerhierovervragen.’

18ToenzeiEva:"Watiseraandehand,Adam?"

19Enhijantwoorddehaar:"OmdeHeertevragenmijte informerenoverhethuwelijkmetjou.Wantikzalhetniet doenzonderZijnbevel,anderszalHijons,jijenik,laten omkomenWantdiedemonenhebbenmijnhartinvuuren vlamgezet,doordegedachtenaanwatzijonsinhun zondigeverschijningenhebbenlatenzien"

20ToenzeiEvategenAdam:"Waarommoetenwenaar benedengaan,naardevoetvandeberg?Latenwelieverin onzegrottotGodbidden,zodathijonskanvertellenofzijn raadgoedisofniet."

21ToenstondAdamopenbad:‘OGod,Uweetdatwij tegenUgezondigdhebbenVanafhetmomentdatwij gezondigdhebben,zijnwijvanonzehelderenatuur beroofd.Onslichaamisonreingewordenenheeftbehoefte aanetenendrinkenErzijndierlijkeverlangens

22"Beveelons,oGod,omnietaanhentoetegeven zonderUwbevel,opdatGijonsniettotnietsmaaktWant alsGijonshetbevelnietgeeft,zullenwijovermeesterd wordenenderaadvanSatanopvolgen;enGijzultons opnieuwdoenvergaan

23Zoniet,neemdanonzezielvanons;latenweons ontdoenvandezedierlijkelust.EnalsUonshierovergeen bevelgeeft,scheiddanEvavanmij,enmijvanhaar;en plaatsonsbeidenvervanelkaar

24"OGod,wanneerGijonswederomvanelkaarhebt gescheiden,zullendeduivelsonsmethunverschijningen misleiden,onzehartenvernietigenenonzegedachten jegenselkaarverontreinigen.Maaralshetnietiedervan onstenopzichtevanelkaaris,danzalhetiniedergeval doorhunverschijningzijnwanneerzijzichaanons vertonen"HiereindigdeAdamzijngebed

HOOFDSTUK73

1ToenzagGoddatdewoordenvanAdamwaarwarenen dathijlangopZijnbevelmetbetrekkingtotderaadvan Satankonwachten.

2EnGodbetuigdeAdamzijngoedkeuringinwathij hieroverhadbedachteninhetgebeddathijinZijn aanwezigheidhaduitgesproken.EnhetWoordvanGod kwamtotAdamenzeitegenhem:‘OAdam,wasjemaar vantevorenzogewaarschuwd,voordatjedetuinuitgingen ditlandbinnenging!’

3DaarnazondGodzijnengeldiehetgoud,deengeldiede wierookendeengeldiedemirrebrachtnaarAdam,om hemopdehoogtetestellenvandevooravondvanzijn bruiloft

4ToenzeidendeengelentegenAdam:‘Neemhetgouden geefhetaanEvaalshuwelijksgeschenk.Verloofhaarmet haarengeefhaarookwierookenmirrealsgeschenkWees dansamenmethaaréénvlees’

5Adamluisterdenaardeengelen,namhetgoudenlegde hetinEva'sschoot,inhaarkleed,enhijverloofdehaarmet zijnhand

6ToengavendeengelenAdamenEvahetbevelomopte staanenveertigdagenenveertignachtentebiddenDaarna moestenzebijzijnvrouwkomenWantditzoueenreine enonbesmettedaadzijn.Adamzoukinderenkrijgendie zichzoudenvermenigvuldigenendeaardezouden bevolken

7ToenontvingenAdamenEvadewoordenvande engelen,endeengelengingenvanhenweg

8ToenbegonnenAdamenEvatevastenentebidden,tot heteindevandeveertigdagen;entoenkwamenzesamen, zoalsdeengelenhunhaddenopgedragenEnvanafhet momentdatAdamdetuinverliettotdathijmetEva trouwde,verstrekenertweehonderddrieëntwintigdagen, datwilzeggenzevenmaandenendertiendagen

9ZowerdSatansoorlogtegenAdamverslagen

HOOFDSTUK74

1Enzijblevenopdeaarde,werkend,omlichamelijk gezondteblijven;endatdedenzijtotdatdenegen maandenvanEva'szwangerschapvoorbijwarenendetijd naderdedatzijzoubaren.

2ToenzeizetegenAdam:"Dezegrotiseenschoneplek vanwegedetekenendieerinzijnverrichtsindswedetuin verlieten;enwezulleneropnieuwinbiddenHetisdus nietgepastdatikdaarinkinderenkrijg;latenweliever terugkerennaarderotsdieonsbeschermt,dieSatannaar onsheeftgeslingerdtoenhijonsermeewildedoden;maar dieopbevelvanGodalseenluifelbovenonswerd gehoudenenuitgespreid,eneengrotvormde."

3ToenbrachtAdamEvanaardiegrot;entoendetijd aanbrakdatzezoubaren,bevielzehevigAdamwaszo

bedroefd,enzijnhartleedomhaar,wantzewasdedood nabij;opdathetwoordvanGodaanhaarvervuldzou worden:"Inlijdenzultueenkindbaren,eninsmartzultu uwkindterwereldbrengen."

4ToenAdamzaginwelkebenardesituatieEvaverkeerde, stondhijop,badtotGodenzei:‘Heer,kijkmijaanmetde blikvanUwbarmhartigheidenverloshaaruithaar benauwdheid.’

5EnGodkeekzijndienstmaagdEvaaanenreddehaar,en zijbaardehaareerstgeborenzoonenbijhemeendochter 6ToenverheugdeAdamzichoverEva'sbevrijdingenook overdekinderendiezijhemhadgebaardEnAdamdiende Evaindegrottotheteindevanachtdagen;toennoemden zedezoonKaïnendedochterLuluwa

7DebetekenisvanKaïnis"hater",omdathijzijnzuster haatteindeschootvanhunmoeder,voordatzeeruit kwamenDaaromnoemdeAdamhemKaïn

8MaarLuluwabetekent‘mooi’,omdatzemooierwasdan haarmoeder.

9AdamenEvawachttentotdatKaïnenzijnzusterveertig dagenoudwarenToenzeiAdamtegenEva:‘Wezullen eenofferbrengenenhetopdragenvoordekinderen.’

10EnEvazei:Wijzullenéénofferbrengenvoorde eerstgeborenzoon,endaarnazullenwijeréénvoorde dochterbrengen.

HOOFDSTUK75

1ToenmaakteAdameenofferklaar,enhijenEva offerdenhetvoorhunkinderenZebrachtenhetnaarhet altaardatzeeersthaddengebouwd.

2EnAdambrachthetofferensmeekteGodomzijnoffer teaanvaarden

3ToenaanvaarddeGodAdamsofferenzondeenlichtuit dehemeldatophetofferscheenAdamendezoon kwamennaarhetoffertoe,maarEvaendedochter kwamenernietbij.

4ToendaaldeAdamvanhetaltaarafenzijwarenblij AdamenEvawachttentothetmeisjetachtigdagenoud was.ToenmaakteAdameenofferklaarenbrachthetnaar EvaendekinderenZijgingennaarhetaltaar,waarAdam hetofferbracht,zoalshijgewoonwas,enhijvroegde Heeromzijnofferteaanvaarden.

5EndeHeeraanvaarddehetoffervanAdamenEvaToen kwamenAdam,Evaendekinderensamendichterbijen daaldenjuichendvandebergaf.

6Maarzekeerdennietterugnaardegrotwaarinze geborenwaren,maargingennaardeGrotmetdeSchatten, zodatdekindereneromheenkondenlopenengezegend kondenwordenmetdevoorwerpendiezeuitdetuin haddenmeegebracht

7Nadatzemetdezetekenengezegendwaren,gingenze terugnaardegrotwaarinzegeborenwaren

8MaarvoordatEvahetofferhadgebracht,hadAdamhaar meegenomenenwasmethaarnaarderiviergegaan,waar zezicheerstinhaddengestortenzichdaarhadden gewassen.AdamwastezijnlichaamenEvaookhethare, nahetlijdenendebenauwdheiddiehenwarenoverkomen 9MaarAdamenEvakeerdenelkeavond,nadatzezichzelf inderiviermetwaterhaddengewassen,terugnaardeGrot derSchatten,waarzebadenenwerdengezegendDaarna

HeteersteboekvanAdamenEva

gingenzeterugnaarhungrotwaardekinderenwerden geboren.

10ZodedenAdamenEvatotdatdekinderennietmeer gezoogdwerden.Toenzegespeendwerden,brachtAdam eenoffervoordezielenvanzijnkinderen;afgezienvande driekeerdathijelkeweekeenoffervoorhenbracht

11Toendedagenvanhetzogenvandekinderenvoorbij waren,werdEvaopnieuwzwanger,entoenhaardagen voorbijwaren,brachtzenogeenzooneneendochterter wereldZenoemdendezoonAbelendedochterAklia

12Toenerveertigdagenwarenverstreken,brachtAdam eenoffervoordezoon,ennatachtigdagenbrachthijnog eenoffervoordedochter.Hijdeedmethenhetzelfdeals hijeerdermetKaïnenzijnzusterLuluwahadgedaan

13HijbrachthennaardeGrotmetdeSchatten,waarze eenzegenontvingen,enkeerdedaarnaterugnaardegrot waarzegeborenwarenNadegeboortevanhenhieldEva opmetkinderenkrijgen

HOOFDSTUK76

1Endekinderenwerdensteedssterkerengroter,maar Kaïnwashardvochtigenheersteoverzijnjongstebroer

2Wanneerzijnvadereenofferbracht,bleefhijdikwijls achterengingnietmethenmeeomteofferen.

3MaarwatAbelbetreft,hijhadeenzachtmoedigharten wasgehoorzaamaanzijnvaderenmoeder,diehijvaak aanspoordeomeenoffertebrengen,omdathijvanhen hield;enhijbadenvastteveel

4ToenkreegAbeldittekenToenhijdeGrotderSchatten binnengingendegoudenstaven,dewierookendemirre zag,vroeghijzijnouders,AdamenEva,ernaarenzei tegenhen:"Hoezijnjulliedaaraangekomen?"

5ToenverteldeAdamhemalleswathunwasoverkomen.

EnAbelraaktedieponderdeindrukvanwatzijnvader hemverteldhad

6VerderverteldezijnvaderAdamhemoverdewerken vanGodenoverdetuinDaarnableefhijdehelenachtbij zijnvaderindeGrotmetSchatten

7Endienacht,terwijlhijaanhetbiddenwas,verscheen Satanaanhemindegedaantevaneenman,dietegenhem zei:"Jehebtjevadervaakbewogenomeenofferte brengen,omtevastenentebidden,daaromzalikjedoden enervoorzorgendatjevandezewereldverdwijnt"

8MaarAbelbadtotGodenverdreefSatanvanzich;hij geloofdedewoordenvandeduivelniet.Toenhetdagwas geworden,verscheenhemeenengelvanGod,dietegen hemzei:"Verkortnietuwvasten,nochuwgebed,nochhet offerenaanuwGodWantzie,deHeerheeftuwgebed aangenomenWeesnietbevreesdvoordegedaantediein denachtaanuverscheenendieutotdedoodvervloekte" Endeengelgingvanhemweg.

9Toenhetdagwasgeworden,kwamAbelnaarAdamen Evaenverteldehunoverhetvisioendathijhadgezien Maartoenzehethoorden,warenzeerergverdrietigover, maarzeverteldenhemernietsover;zetroosttenhem alleen.

10MaarwatdehardvochtigeKaïnbetreft,Satankwam's nachtsnaarhemtoe,lietzichzienenzeitegenhem:Omdat AdamenEvaveelmeervanjebroerAbelhoudendanvan jou,enhemmetjemooiezusterwillenlatentrouwen,

omdatzevanhemhouden,maarjoumetzijnlelijkezuster willenlatentrouwen,omdatzejehaten,

11Daaromraadikjeaan:wanneerzedatdoen,moetjeje broerdoden.Danzaljezustervoorjeachtergelatenworden, enzijnzusterzalverstotenworden.

12EnSatanverliethem,maardeBozebleefachterinhet hartvanKaïn,dieermenigmaalopuitwaszijnbroerte doden.

HOOFDSTUK77

1ToenAdamzagdatdeoudstebroerdejongstehaatte, probeerdehijhunhartteverzachtenenzeitegenKaïn: ‘Neem,mijnzoon,vandevruchtenvanjezaaiselenbreng eenofferaanGod,zodatHijjejeslechtheidenjezonde kanvergeven.’

2OokzeihijtegenAbel:‘Neemvanjezaaigoedenbreng hetalsofferaanGod,zodatHijjeslechtheidenjezonde kanvergeven.’

3ToenluisterdeAbelnaardestemvanzijnvader,namvan zijnzaaigoedenbrachteengoedofferHijzeitegenzijn vader:Adam,‘Kommetmijmeeommijtelatenzienhoe ikhetmoetofferen’

4AdamenEvagingenmethemmeeenlietenhemzien hoehijzijnofferophetaltaarmoestofferen.Daarna stondenzeopenbadendatGodAbelsofferzou aanvaarden

5ToenkeekGodAbelaanenaanvaarddezijnoffer.En GodwasmeertevredenmetAbeldanmetzijnoffer, vanwegezijngoedehartenzuiverelichaamErwasgeen spoorvanbedroginhem.

6Toendaaldenzevanhetaltaarafengingennaardegrot waarinzewoondenMaarAbel,dieblijwasdathijzijn offerhadgebracht,herhaaldehetdriekeerperweek,naar hetvoorbeeldvanzijnvaderAdam

7MaarKaïnscheptegeenbehageninofferenMaarnadat zijnvaderzobooswasgeworden,offerdehijtochzijngave. Entoenhijofferde,hieldhijzijnooggerichtophetoffer dathijbrachtHijnamhetkleinstevanzijnschaapalsoffer, enopnieuwhieldhijzijnoogdaaropgericht.

8DaaromheeftGodzijnoffernietaangenomen,wantzijn hartwasvolmoordzuchtigegedachten

9EnzijblevenallenbijeenindegrotwaarinEvaeenkind hadgebaard,totdatKaïnvijftienjaaroudenAbeltwaalf jaaroudwas

HOOFDSTUK78

1ToenzeiAdamtegenEva:‘Zie,dekinderenzijngroot geworden;wemoetenervoorzorgendatwevrouwenvoor henvinden’

2ToenantwoorddeEva:‘Hoekunnenwedatdoen?’

3ToenzeiAdamtegenhaar:‘WijzullenAbelszustermet Kaïnverloven,enKaïnszustermetAbel’

4ToenzeiEvategenAdam:‘IkhoudnietvanKaïn,want hijishardvochtigMaarlatenzewachtentotdatwijvoor heneenofferaandeHeerbrengen.’

5EnAdamzeinietsmeer

6IntussenkwamSatannaarKaïntoe,gestaltegevendaan eenmanvanhetland,enzeitegenhem:‘AdamenEva hebbensamenoverlegdoverhethuwelijktussenjullie

beidenZezijnovereengekomendatzeAbelszusteraan jouzoudenuithuwelijken,enjouwzusteraanhem.

7"Maaralsiknietvanjehield,zouikjeditnietverteld hebben.Maaralsjemijnraadopvolgtennaarmeluistert, zalikjeopjetrouwdagprachtigegewaden,goudenzilver inovervloedbrengen,enmijnverwantenzullenje vergezellen"

8ToenzeiKaïnmetvreugde:Waarzijnjefamilieleden?

9EnSatanantwoordde:Mijnfamilieledenzijnineentuin inhetnoorden,waarikooituwvaderAdamnaartoewilde brengen,maarhijwildemijnaanbodnietaannemen 10Maarjij,alsjemijnwoordenaanneemtennajebruiloft totmijkomt,zuljerustenvandeellendewaarinjeverkeert. JezultrustenenhetbeterhebbendanjevaderAdam 11ToenKaïndezewoordenvanSatanhoorde,opendehij zijnorenenboogzichnaarzijnwoorden.

12Enhijbleefnietophetveld,maargingnaarEva,zijn moeder,ensloeghaar,envervloektehaar,enzeitegenhaar: "Waaromwiltumijnzusternemenenhaaraanmijnbroer latentrouwen?Benikdood?"

13Maarzijnmoedersteldehemgerustenstuurdehem naarhetveldwaarhijwasgeweest.

14ToenAdamkwam,verteldezehemwatKaïnhad gedaan

15MaarAdamwasbedroefdenzweeg,enhijzeigeen woord

16DevolgendedagzeiAdamtegenzijnzoonKaïn:Neem vanjeschapen,jongeengoede,enofferzeaanjeGod.

DanzalikmetjebroersprekendathijzijnGodeen graanoffermoetbrengen

17Zijluisterdenbeidennaarhetvoorbeeldvanhunvader Adam,namenhunoffergavenenofferdendieopdeberg bijhetaltaar

18MaarKaïngedroegzichhoogmoedigtegenoverzijn broerHijduwdehemvanhetaltaarenstondniettoedat hijzijnofferophetaltaarofferdeIntegendeel,hijofferde zijneigenofferdaarop,meteenhoogmoedighart,vol bedrogenbedrog

19MaarAbelrichttestenenopdiedichtbijlagen,en daaropofferdehijzijngavemeteennederighartenzonder bedrog

20Kaïnstondbijhetaltaarwaarophijzijnofferhad gebracht.HijriepGodaanenvroegofhijzijnofferwilde aanvaardenMaarGodnamhetnietvanhemaanener daaldeookgeengoddelijkvuurneeromzijnofferte verteren.

21Maarhijbleefboosenwoedendtegenoverhetaltaar staanenkeeknaarzijnbroerAbelomtezienofGodzijn offerzouaanvaardenofniet

22EnAbelbadtotGodomzijnofferaantenemenToen daaldeereengoddelijkvuurneerenverteerdezijnoffer EnGodrookdeaangenamegeurvanzijnoffer,omdat AbelHemliefhadenzichinHemverheugde

23EnomdatGodwelbehageninhemhad,zondHijhem eenengelvanhetlicht,indegedaantevaneenmens,die vanzijnofferhadgegetenHijhaddeaangenamegeurvan zijnoffergeroken,enzijtroosttenAbelenversterktenzijn hart

24Kaïnzagalleswaterbijhetoffervanzijnbroer gebeurde,enhijwerderwoedendover.

25ToenopendehijzijnmondenlasterdeGod,omdatHij zijnofferniethadaangenomen

26MaarGodzeitegenKaïn:Waaromisjegezichtzo somber?Weesrechtvaardig,dankanikjeofferaannemen. Niettegen

Jehebtovermijgemord,maartegenjezelf.

27EnditzeiGodtotKaïnomhemtebestraffen,omdatHij eenafkeerhadvanhemenzijnoffer

28ToenkwamKaïnvanhetaltaaraf,zijnkleurveranderde enzijngezichtzagersomberuit.Hijgingnaarzijnvader enmoederenverteldehunalleswathemwasoverkomen AdamwaszeerbedroefdomdatGodKaïnsofferniethad aangenomen

29MaarAbelkwamvolvreugdeenmeteenblijhartnaar benedenenverteldeaanzijnvaderenmoederhoeGodzijn offerhadaanvaardEnzijverheugdenzicheroveren kustenzijngezicht

30ToenzeiAbeltegenzijnvader:OmdatKaïnmijvanhet altaarheeftweggejaagdenmijnietheefttoegestaanmijn offerdaaropteofferen,hebikvoormijzelfeenaltaar gemaaktendaaropmijnoffergeofferd.

31ToenAdamdithoorde,werdhijergverdrietigDitwas hetaltaardathijeersthadgebouwdenwaarophijzijn eigengavenhadgeofferd.

32WatKaïnbetreft,hijwaszoboosennorsdathijhet veldinging,waarSatannaarhemtoekwamentegenhem zei:‘SindsuwbroerAbelzijntoevluchtheeftgezochtbij uwvaderAdam,omdatuhemvanhetaltaarhebtgestoten, hebbenzezijngezichtgekustenzijnzeblijomhem,veel meerdanomu.’

33ToenKaïndezewoordenvanSatanhoorde,werdhij woedendenliethetaanniemandwetenHijwachtteechter opdemoordopzijnbroer,totdathijhemindegrothad gebrachtentegenhemhadgezegd:

34"Obroeder,hetlandiszomooi,enerstaanzulkemooie enaangenamebomen,dieerbetoverenduitzien!Maar broeder,jebentnognooiteendaginhetveldgeweestom erplezierintehebben

35Vandaag,mijnbroeder,zouikheelgraagwillendatje metmijmeegaatnaarhetveld,omvanjezelftegenietenen onzeveldenenonzekuddentezegenen,wantjebent rechtvaardigenikhoudheelveelvanje,mijnbroeder! Maarjehebtjevanmijvervreemd

36ToenstemdeAbelerintoeommetzijnbroerKaïnnaar hetveldtegaan.

37Maarvoordathijwegging,zeiKaïntegenAbel:‘Wacht opmij,totdatikeenstafhebgehaald,vanwegedewilde dieren.’

38ToenstondAbelonschuldigtewachtenMaarKaïn,de voorhoede,pakteeenstafengingnaarbuiten.

39Enzij,KaïnenzijnbroerAbel,begonnenopdiewegte gaan;Kaïnspraktothemenbemoedigdehem,omhem allestedoenvergeten

HOOFDSTUK79

1Enzogingenzeverder,totdatzebijeeneenzameplaats kwamen,waargeenschapenwarenToenzeiAbeltegen Kaïn:"Zie,mijnbroeder,wezijnmoevanhetlopen,want weziennietsvandebomen,nochvandevruchten,noch vanhetgroen,nochvandeschapen,nochvanietsvande dingenwaaroverumijverteldhebt.Waarzijndieschapen vanudieumijzeitezegenen?"

2ToenzeiKaïntegenhem:Kom,jezultdadelijkveel mooiedingenzien.Maargavoormijuit,totdatikbijje kom

3ToengingAbelnaarvoren,maarKaïnbleefachterhem.

4EnAbelwandeldeinzijnonschuld,zonderbedrog,enhij geloofdenietdatzijnbroerhemzoudoden

5ToenKaïnbijhemkwam,troosttehijhemmetzijn woorden,terwijlhijeeneindjeachterhemaanliep.Toen haasttehijzichensloeghemmetdestok,slagopslag, totdathijverstomdwas

6MaartoenAbelopdegrondviel,ziendedatzijnbroer hemwildedoden,zeihijtegenKaïn:"O,mijnbroer,heb medelijdenmetmij.Bijdeborstendiewijhebbengezoogd, slamijniet!Bijdeschootdieonsheeftgedragenendieons terwereldheeftgebracht,slamijnietdoodmetdiestaf! Alsjemijwiltdoden,neemdaneenvandezegrotestenen endoodmijmeteen"

7ToennamKaïn,dehardvochtigeenwredemoordenaar, eengrotesteenensloegdaarmeezijnbroerophethoofd, totdatzijnherseneneruitsijpeldenenhijvoorzijnogen sidderdevanhetbloed

8EnKaïnhadgeenberouwoverzijndaad.

9Maardeaardebeefde,toenhetbloedvande rechtvaardigeAbeleropviel,toenzezijnbloeddronkZe wildenKaïnomdieredentegronderichten.

10EnhetbloedvanAbelriepopgeheimzinnigewijzetot God,omhemtewrekenopzijnmoordenaar

11ToenbegonKaïnmeteendegrondomtespittenwaar hijzijnbroerzouneerleggenHijbeefdenamelijkvan angst,omdathijzagdatdegrondomzijnentwilbeefde

12Toenwierphijzijnbroerindekuildiehijgemaakthad enbedektehemmetstofMaardeaardewildehemniet opnemen,maarwierphemmeteenweeromhoog

13Kaïnspitteopnieuwdegrondomenverborgzijnbroer erinOpnieuwwierpdeaardehemopzichzelf,totdatde aardedriemaalzohetlichaamvanAbelopzichzelfwierp 14Demodderigeaardewierphemdeeerstekeeromhoog, omdathijnietdeeerstescheppingwasEndeaardewierp hemdetweedekeeromhoogenwildehemnietopnemen, omdathijrechtvaardigengoedwasenzonderredenwerd gedoodEndeaardewierphemdederdekeeromhoogen wildehemnietopnemen,zodatervoorzijnbroedereen getuigetegenhemzouoverblijven.

15EndeaardebespotteKaïn,totdathetwoordvanGodtot hemkwamoverzijnbroer

16ToenwerdGodboosenzeervertoorndoverdedood vanAbelDaaromlietHijvanuitdehemeldonderslagen horenenbliksemflitsenschotenvoorHemuit.Hetwoord vandeHEEREGodkwamuitdehemeltotKaïnenzei tegenhem:‘WaarisjebroerAbel?’

17ToenantwoorddeKaïnmeteenhoogmoedigharteneen norsestem:Hoekanik,oGod,dehoedervanmijnbroer zijn?

18ToenzeiGodtegenKaïn:Vervloektzijdeaardediehet bloedvanuwbroerAbelheeftgedronken!Enu,wees bevendensidderig!Ditzalvoorueentekenzijn:iedereen dieuvindt,zaludoden.

19MaarKaïnweende,omdatGoddezewoordentothem gesprokenhadEnKaïnzeitotHem:OGod,wiemijvindt, zalmijdodenenikzalvandeaardbodemworden uitgeroeid

20ToenzeiGodtegenKaïn:"Wiejouvindt,zaljeniet doden."GodhadimmersaleerdertegenKaïngezegd:"Ik zalzevenstraffenafzienvoordegenedieKaïndoodt"God zeinamelijktegenKaïn:"Waarisjebroer?"Godzeidatuit barmhartigheidtegenhem,omteproberenhemtotberouw tebrengen

21WantalsKaïntoenberouwhadgetoondenhadgezegd: ‘OGod,vergeefmijmijnzondeendemoordopmijn broer’,danzouGodhemzijnzondehebbenvergeven

22EnwatGodbetreft,dietegenKaïnzei:"Vervloektzij degronddiehetbloedvanuwbroerheeftgedronken!"Ook datwasGodsbarmhartigheidjegensKaïnWantGod vervloektehemniet,maarHijvervloektedegrond,hoewel hetnietdegrondwasdieAbelhadgedoodenonrechthad begaan

23Hetwasimmersterechtdatdevloekoverde moordenaarkwam;maarinzijngoedertierenheidbestuurde Godzijngedachtenzodanigdatniemandhetteweten kwamenzichvanKaïnafkeerde.

24EnHijvroeghem:"Waarisjebroer?"Waarophij antwoordde:"Ikweethetniet"ToenzeideScheppertegen hem:"Weesbevendensidder."

25ToenbeefdeKaïnenwerddoodsbang;endoorditteken steldeGodhemtoteenvoorbeeldvoordeheleschepping, alsdemoordenaarvanzijnbroer.OoklietGodhembeven envrezen,zodathijdevredezouzienwaarinhijeerst verkeerde,enookdebevingenvreesdiehijuiteindelijk doorstond;zodathijzichvoorGodzouverootmoedigen, berouwzoutonenoverzijnzondeendevredezouzoeken diehijeerstgenoot

26EninhetwoordvanGod,datluidt:‘Ikzalafzienvan zevenstraffenvooriedereendieKaïndoodt’,wildeGod nietdatKaïnmethetzwaardgedoodzouworden,maarHij wildehemdoorstrengeregelslatenstervendoortevasten, tebiddenentehuilen,totdatdetijdaanbrakdathijvanzijn zondeverlostzouworden

27Endezevenstraffenzijndezevengeneratieswaarin GodopKaïnwachttevanwegedemoordopzijnbroer 28MaarKaïnvondgeenrustmeersindshijzijnbroerhad gedood.HijgingterugnaarAdamenEva,bevend, doodsbangenmetbloedverontreinigd

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.