Monitoringsrapportage varken 1e halfjaar 2023

Page 1

VARKEN

Rapportage eerste halfjaar 2023

2

Uitgave:

Royal GD - Eerste halfjaar 2023

Telefoon 088 20 25 500 info@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl

Ontwerp:

Onis creatieve communicatie

Opmaak:

Drukkerij

De resultaten in deze publicatie mogen niet zonder schriftelijke toestemming van de auteurs of de leden van de Begeleidingscommissie Monitoring

Varken verwerkt of gebruikt worden (bijv. in wetenschappelijk onderzoek) tenzij sprake is van citatie. Op citaties is auteursrecht van toepassing.

3
Ovimex
Inhoud 1. Inleiding 4 2. Overzicht monitoring eerste halfjaar van 2023 6 3. Meldingsplichtige en bestrijdingsplichtige ziekten volgens de Animal Health Regulation 15 4. Trends eerste halfjaar van 2023 20 5. Overige bevindingen 28 Bijlagen I t/m VIII 32 Colofon 48
Diergezondheid

1. Inleiding

Voor u ligt de rapportage ‘Monitoring Dierziekten Varkens’ van het eerste halfjaar van 2023. Royal GD vervult een centrale rol in de monitoring van de gezondheid van varkens in Nederland. De Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV) en het ministerie van Landbouw, Natuurbehoud en Voedselkwaliteit (LNV) (Directie Dierlijke Agroketens en Dierenwelzijn) financieren de monitoring.

Deze monitoring is ingericht om de sector en de overheid te voorzien van relevante informatie over diergezondheid, zoönosen en voedselveiligheid. De informatiebehoefte van de sector en overheid zijn vertaald in onderstaande doelstellingen voor de monitoring:

• Het opsporen van bekende, maar in Nederland normaal gesproken niet voorkomende aandoeningen en ziektebeelden.

• Het volgen van trends en ontwikkelingen van diverse aspecten van varkensgezondheid.

• Het opsporen van nieuwe aandoeningen en ziektebeelden die in Nederland, of zelfs internationaal nog niet bekend of beschreven zijn.

De varkenshouderijsector en het ministerie van LNV hebben deze informatie uit de monitoring nodig om snel te kunnen ingrijpen bij eventuele problemen en, waar nodig, het beleid bij te stellen. GD verzamelt alle relevante informatie voor de rapportage, interpreteert deze en rapporteert hierover per kwartaal of per direct als de aard van de bevinding hierom vraagt. Zo nodig adviseert GD de belanghebbenden over eventuele vervolgacties.

Leeswijzer

De informatie waar deze monitorrapportage van de varkensgezondheid in Nederland op is gebaseerd, wordt door GD gedeeltelijk proactief verworven, bijvoorbeeld in de bewaking van klassieke varkenspest (KVP) en ziekte van Aujeszky (ZvA) en middels de Online Monitor. In de reactieve monitoringsonderdelen komen specialisten van GD in actie nadat veehouders, hun dierenartsen of voorlichters GD hebben benaderd met een probleem (Veekijkertelefoon en pathologie).

Voor de juiste interpretatie van de gegevens in deze rapportage dient men rekening te houden met de wijze waarop de betreffende informatie is verzameld. Ten aanzien van de reactieve monitoring wordt benadrukt dat geen representatieve steekproef van de veestapel is genomen. De systematiek is erop gericht om zoveel mogelijk bijzondere signalen te detecteren. GD ontvangt voor het pathologisch onderzoek vrijwel uitsluitend diermateriaal van bedrijven met gezondheidsklachten. Ook de vragen van practici uit het veld hebben grotendeels betrekking op bedrijven met - in meer of mindere mate - diergezondheidsklachten. Bedrijven die weinig of geen diergezondheidsproblemen hebben, zijn dan ook nauwelijks vertegenwoordigd in de resultaten die voortkomen uit de reactieve monitoring. De resultaten in deze halfjaarrapportage uit de reactieve monitoring zijn daarom niet rechtstreeks te vertalen naar de mate van voorkomen in de totale Nederlandse varkenspopulatie. De resultaten van de Online Monitor geven een meer representatief beeld van de gezondheidsstatus van de Nederlandse varkensstapel. Een praktiserende dierenarts meldt van elk uitgevoerd bedrijfsbezoek de basale informatie, ook wanneer geen sprake is van een gezondheidsklacht. Indien in het rapport wordt gesteld dat verschillen significant zijn, dan is de kans dat dergelijke verschillen op toeval berusten, kleiner dan 5 procent. Het feit dat een verschil statistisch significant is, wil echter niet altijd zeggen dat dit verschil ook belangwekkend dan wel dat er een oorzakelijk verband is. Het belang van de bevinding wordt in de tekst toegelicht.

4

Indeling rapportage

De indeling van de rapportage is analoog aan de drie doelstellingen zoals geformuleerd door de opdrachtgevers:

• Het opsporen van bekende, maar in Nederland normaal gesproken niet voorkomende aandoeningen en ziektebeelden (hoofdstuk 3).

• Het volgen van trends en ontwikkelingen van diverse aspecten van diergezondheid (hoofdstuk 4).

• Het opsporen van nieuwe aandoeningen en ziektebeelden, die in Nederland, of zelfs internationaal nog niet bekend of beschreven zijn (hoofdstuk 5).

Gedetailleerde, cijfermatige informatie is terug te vinden in de bijlagen.

De uitgangspunten voor de monitoring, evenals een beschrijving van de monitoringsinstrumenten staan in bijlage I.

Geraadpleegde bronnen

Voor de rapportages wordt gebruikgemaakt van onderstaande gegevensbronnen. Voor een juiste interpretatie van de grafieken en tabellen in deze halfjaarrapportage staat in de titel of het onderschrift steeds vermeld uit welke bron de informatie afkomstig is.

1. LIMS (GD)

LIMS staat voor ‘Laboratorium Informatie en Management Systeem’. In dit systeem worden de gegevens vastgelegd van dieren en diermaterialen die voor onderzoek worden aangeboden aan GD. Vanaf het moment van binnenkomst tot aan het verzenden van de onderzoeksresultaten worden de gegevens in het systeem gebracht en bewaard. Voor de monitoring zijn in het bijzonder van belang de gegevens over pathologisch onderzoek en eventueel die met betrekking tot bloed- of mestmonsters.

2. CRM (GD)

MoRP is de afkorting voor ‘Monitoring Registratie Programma’. Het programma is onderdeel van het CRM-systeem van GD. Relevante gegevens van bedrijfsbezoeken en telefonische contacten (Veekijkertelefoon) worden in dit programma geregistreerd. Dit betreft onder andere: wie belt, over welk dier/type en de reden/het onderwerp. MoRP geeft inzicht in de belangrijkste vragen en problemen die leven in het veld.

3. Gegevens van derden

Voor het volgen van trends in de tijd, worden incidenteel bestanden van derden (EU, OIE, ADNS, Rendac, Agrovision, WBVR) met relevante diergezondheidsinformatie geanalyseerd. Daar waar dergelijke informatie wordt gebruikt, staat dat vermeld in de tekst.

4. Online Monitor

Sinds juli 2015 is de Online Monitor varkensgezondheid operationeel. Sinds 1 januari 2016 heeft de Online Monitor binnen de IKB een verplicht karakter voor zowel de varkenshouder als de dierenarts. Dierenartsen registeren tijdens bezoeken aan varkensbedrijven of sprake is van gezondheidsklachten en zo ja welke leeftijdscategorie het betreft en welk orgaansysteem betrokken is. Zo mogelijk wordt een waarschijnlijkheidsdiagnose gemeld. Gegevens worden via VeeOnline digitaal gemeld aan GD, die de database beheert. Voor vragen over deze rapportage kunt u contact opnemen met GD, telefoonnummer: 088 20 25 555.

5

2. Overzicht monitoring eerste halfjaar van 2023

2.1 Inleiding

De monitoring van de varkensgezondheid in Nederland is gebaseerd op drie pijlers waarmee informatie over de varkensgezondheid in Nederland verzameld worden: de Online Monitor, het pathologisch onderzoek en de Veekijkertelefoon. Deze pijlers dragen op verschillende manieren bij aan de drie hoofddoelstellingen van de monitoring. Voor het opsporen van bekende, in Nederland normaal gesproken niet voorkomende aandoeningen, is vooral de pathologie van groot belang. Voor het volgen van trends en ontwikkelingen zijn dat de pathologie, de Veekijkertelefoon en vooral de Online Monitor. Voor het opsporen van nieuwe aandoeningen en ziektebeelden zijn de Veekijkertelefoon, de pathologie en pilotstudies de belangrijkste middelen.

In het eerste halfjaar van 2023 is van 3.040 bedrijven door de begeleidende dierenartsen ten minste eenmaal gemeld of sprake was van gezondheidsklachten of niet. In figuur 2.1 is de ontwikkeling weergegeven van het aantal vragen aan de Veekijkertelefoon, het aantal bedrijfsbezoeken door de Veekijkerdierenartsen binnen de basismonitoring varken en het aantal inzendingen voor pathologisch onderzoek in de tijd.

Het aantal vragen aan de Veekijkertelefoon in de tijd varieert. Van 2016 tot en met het eerste halfjaar van 2021 was sprake van een toename, echter vanaf het tweede halfjaar van 2021 zien we een daling in het aantal Veekijkercontactmomenten. Ten opzichte van 2022 steeg het aantal Veekijkercontactmomenten weer en ligt deze op een vergelijkbaar niveau met voorgaande jaren. Er was vanaf 2018 een afname in het aantal secties, echter zien we een toename in het aantal secties in het eerste halfjaar van 2023. Een deel van de verklaring is het Peildaps-project. Het aantal bedrijfsbezoeken in het kader van de monitoring is beperkt en blijft door de jaren heen stabiel.

Secties

Vragen aan Veekijker Varken

Bedrijfsbezoeken (rechteras)

6
Figuur 2.1 Aantal secties, vragen aan de Veekijkertelefoon en bedrijfsbezoeken per periodes van een halfjaar (2014-2023)
0 5 10 15 20 25 0 200 400 600 800 1.000 1.200 1.400 1.600 2e halfjaar 2014 1e halfjaar 2015 2e halfjaar 2015 1e halfjaar 2016 2e halfjaar 2016 1e halfjaar 2017 2e halfjaar 2017 1e halfjaar 2018 2e halfjaar 2018 1e halfjaar 2019 2e halfjaar 2019 1e halfjaar 2020 2e halfjaar 2020 1e halfjaar 2021 2e halfjaar 2021 1e halfjaar 2022 2e halfjaar 2022 1e halfjaar 2023 Aantal bedrijfsbezoeken Aantal secties en vragen

2.2 Online Monitor

Het gemiddeld aantal varkensbedrijven waarvan praktiserende dierenartsen informatie melden in het kader van de Online Monitor is in de eerste helft van het jaar 2.557 per maand. Dat is een dalende tendens. In totaal zijn in deze periode meldingen gedaan over 3.040 verschillende bedrijven. Dat betekent dat van een aantal bedrijven minder dan één keer per maand de gezondheidsstatus wordt gemeld in het kader van de Online Monitor. In het eerste halfjaar van 2023 zijn van 641 bedrijven vijf of minder meldingen ingevoerd in de Online Monitor, wat laat zien dat de meldingsdiscipline per bedrijf en dierenartsenpraktijk verschilt.

Bij ongeveer 75 procent van de bedrijfsbezoeken is door de dierenarts geen gezondheidsprobleem geconstateerd. Het aantal meldingen van gezondheidsklachten verschilt per leeftijdscategorie. De meeste aandoeningen worden gerapporteerd bij gespeende biggen. Volwassen zeugen hebben het minst aantal meldingen van klachten, in 92 procent van de bezoeken is bij zeugen geen klacht gemeld in de Online Monitor. Figuur 2.2 geeft per categorie weer bij hoeveel procent van de meldingen per diercategorie sprake was van gezondheidsklachten.

Gezondheidsklachten bij de gespeende biggen betreft het meest frequent respiratoire klachten, terwijl bij de zeugen meldingen het vaakst gaan over vruchtbaarheid en reproductie. Bij vleesvarkens is in 23 procent van de meldingen sprake van een gezondheidsklacht, waarvan het grootste gedeelte gerelateerd is aan het ademhalingssysteem. Bij zuigende biggen is in 18 procent van de meldingen een gezondheidsklacht geconstateerd. Van alle gemelde klachten bij zuigende biggen is ruim 50 procent gelinkt is aan problemen van het maagdarmstelsel, waaronder diarree.

Aangezien de Online Monitor inmiddels zeven jaar operationeel is, is het mogelijk om bepaalde trends te volgen, zoals in detail is terug te lezen in hoofdstuk 4. Sinds medio 2020 kunnen dierenartsen de gegevens van hun eigen praktijk ook zelf analyseren met een interactief online dashboard. Daarmee kan de Online Monitor ook een hulpmiddel zijn voor het gezondheidsmanagement door dierenartsen ten behoeve van de varkenshouders.

7
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
Zuigende biggen Gespeende biggen Vleesvarkens Zeugen
jan-21feb-21mrt-21apr-21mei-21jun-21jul-21aug-21sep-21okt-21nov-21dec-21jan-22feb-22mrt-22apr-22mei-22jun-22jul-22aug-22sep-22okt-22nov-22dec-22jan-23feb-23mrt-23apr-23mei-23jun-23
Figuur 2.2 Percentages gemelde gezondheidsklachten in de Online Monitor per leeftijdscategorie (per maand, periode 2018-2023)

2.3 Pathologisch onderzoek

Pathologisch onderzoek is zeer geschikt voor het opsporen van uitbraken van bekende aandoeningen die niet endemisch in Nederland voorkomen en voor het opsporen van onbekende aandoeningen. Daarnaast levert informatie uit aanvullend laboratoriumonderzoek na sectie belangrijke informatie over de ontwikkeling van gevoeligheid van bacteriën tegen diergeneesmiddelen (antibiotica). Hoe sneller een gezondheidsprobleem wordt opgespoord, hoe effectiever de monitoring is. De effectiviteit van de opsporing kan worden opgevoerd door meer secties uit te voeren en door de specifieke gevoeligheid van het testsysteem te vergroten.

De afdeling epidemiologie van GD maakt maandelijks een analyse van gegevens van de secties en kijkt daarbij naar trends in de tijd en de geografische verspreiding van bij pathologisch onderzoek gestelde diagnoses. Indien in een bepaalde tijd of regio een significant afwijkend cluster wordt gesignaleerd, volgt een nadere analyse naar de mogelijke achtergrond ervan.

In het eerste halfjaar van 2023 zijn 1.266 secties op varkens verricht, waarvan 5 procent op verworpen vruchten. In totaal zijn bij het pathologisch onderzoek van de ingezonden varkens 96 verschillende diagnoses gesteld. Een compleet overzicht van de gestelde diagnoses staat in bijlage III. Voor de verdeling in leeftijdscategorieën van de voor pathologisch onderzoek ingezonden varkens, zie figuur 2.3. Het vaakst werden gespeende biggen (35 procent) ingezonden, gevolgd door vleesvarkens en opfokgelten (29 procent) van het totaal aantal secties. De categorie verworpen vruchten is met 5 procent het kleinste deel.

Zuigende biggen

Gespeende biggen

Opfok- en vleesvarkens

Zeugen en beren

Verworpen vruchten

In tabel 2.1 en 2.2 zijn respectievelijk de belangrijkste gezondheidsklachten en de meest gestelde diagnoses vermeld bij voor pathologisch onderzoek aangeboden varkens in de eerste helft van 2023.

8
19% 35% 29% 13% 5%
Figuur 2.3 Verdeling naar leeftijdscategorie van de varkens ingezonden voor pathologisch onderzoek naar GD in de eerste helft van 2023 (n=1.266)

Arthritis/polyarthritis

Sepsis

2.4 Veekijkertelefoon

In het eerste halfjaar van 2023 beantwoordden de dierenartsen van de afdeling varken van GD 752 telefonische vragen. Van de bellers was 85 procent dierenarts, 4 procent veehouder en 11 procent voorlichter of een andere vragensteller. Voor zover geregistreerd, zijn de vragen afkomstig van 51 verschillende dierenartspraktijken en hebben ze betrekking op ten minste 280 verschillende varkensbedrijven. Van het totaal aantal vragen ging 19 procent over zuigende biggen, 25 procent over gespeende biggen, 21 procent over vlees- en opfokvarkens, 30 procent over zeugen en 4 procent over beren. De overige 2 procent van de vragen zijn niet aan een specifieke leeftijdscategorie te koppelen. De verdeling van de vragen per leeftijdscategorie is weergegeven in figuur 2.4.

9
Zuigende biggen (n=239) Gespeende biggen (n=437) Vleesvarkens opfok (n=361) Zeugen & beren (n=158) Luchtwegklachten (hoesten, longontsteking) 3,8% 18,99% 31,58% 11,39% Circulatiestoornissen (shock) 0,4% 3,4% 7,2% 16,5% Maagdarmklachten (diarree, torsies) 42,3% 16,3% 32,1% 22,8% Locomotieklachten (kreupel, verlamd) 22,6% 31,4% 7,5% 12,0% Urogenitaalapparaat (baarmoederontsteking) 0,4% 1,1% 0,6% 3,8% Algemene infecties (bloedvergiftiging) 19,3% 26,1% 15,8% 12,7% Diverse aandoeningen (plots dood) 7,5% 0,9% 1,7% 9,4% Geen diagnose (materiaal ongeschikt) 3,8% 1,8% 3,6% 11,4%
Tabel 2.1. Belangrijkste gezondheidsklachten waarvoor dieren worden aangeboden bij GD voor pathologisch onderzoek per leeftijdscategorie (zuigende biggen, gespeend biggen, vleesvarkens/opfok en zeugen/ beren)
Percentage Vooral bij: Hersenvliesontsteking door Streptococcus suis 8,68% Gespeende biggen Longontsteking door Actinobacillus pleuropneumoniae 7,26% Vleesvarkens Sepsis (bloedvergiftiging) door Streptococcus suis 6,78% Gespeende biggen PIA (Lawsonia intracellularis) 5,28% Vleesvarkens coli-enterotoxicose 4,97% Zuigende biggen Clostridium-infectie 4,26% Zuigende biggen Maagdarmstoornis 3,86% Gespeende biggen Polyserositis 3,55% Zuigende
Tabel 2.2. Tien meest gestelde diagnoses bij pathologisch onderzoek door GD in het eerste halfjaar van 2023
biggen
2,60% Zuigende
biggen
(bloedvergiftiging) 2,37% Gespeende biggen

Van alle vragen ging 57 procent over specifieke ziekten en ziekteverwekkers en 77 procent over gezondheidsklachten in het algemeen. De verdeling van het aantal vragen over ziekten en probleemgerichte vragen per leeftijdscategorie is weergegeven in figuur 2.4. Daarnaast zijn vragen gesteld over zoötechnische onderwerpen en onderwerpen die niet direct aan de monitor zijn te koppelen, goed voor respectievelijk 7 en 17 procent van het totaal aantal vragen. Sommige vragen zijn van toepassing op bijvoorbeeld een gezondheidsklacht én een specifieke ziekte, wat verklaart waarom deze percentages niet optellen tot exact 100 procent.

Beren

Zeugen

Vlees- en opfokvarkens

Gespeende biggen

Zuigende biggen

N.V.T.

In de volgende twee tabellen staat over welke specifieke ziekten en ziekteverwekkers (tabel 2.3) en over welke gezondheidsklachten (tabel 2.4) de meeste vragen gesteld zijn aan de Veekijkertelefoon in het eerste halfjaar van 2023. Een compleet overzicht van de onderwerpen waarover vragen zijn gesteld is te vinden in bijlage V. Als over een gezondheidsprobleem of een bepaalde varkensziekte veel vragen worden gesteld, wil dat nog niet zeggen dat het probleem ook veel voorkomt. Het is wel een indicatie welke gezondheidsvraagstukken aandacht behoeven. De Veekijkertelefoon blijkt een goed instrument te zijn om bijzondere bevindingen op het spoor te komen, aangezien dierenartsen, veehouders en voorlichters in geval van een bijzondere waarneming laagdrempelig contact kunnen opnemen met de Veekijkerdierenartsen.

In het eerste halfjaar van 2023 werden de meeste vragen met betrekking tot specifieke ziekteverwekkers gesteld over PRRSv, gevolgd door streptokokken en influenza (IAV). Dit zijn door de jaren heen vaak de ziekteverwekkers waarover de meeste vragen worden gesteld. Over IAV zijn echter in het eerste en tweede kwartaal van 2023 meer vragen gesteld dan gemiddeld. Dit heeft te maken met verschillende factoren, waaronder een vergrote aandacht voor zoönosen. IAV is een zoönose, en de langdurige uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza leidt ook tot vragen over eventuele gevolgen voor varkens. Ook wetgeving en aangifteplicht zijn onderwerpen waarover vragen gesteld worden.

10
4% 30% 20% 25% 19% 2%
Figuur 2.4 Procentuele verdeling van de vragen per leeftijdscategorie in het eerste halfjaar van 2023

het percentage van vragen in het tweede kwartaal van 2023.

De meeste vragen met betrekking tot gezondheidsklachten in de eerste helft van 2023 gingen over hoge uitval. Vooral in het vierde kwartaal van 2022 was sprake van een verhoogd aantal vragen met betrekking tot hoge uitval, namelijk 27,8 procent van de probleemgerichte vragen. Over de afgelopen drie jaar was ‘uitval te hoog’ gemiddeld 12,3 procent van de probleemgerichte vragen. ‘Uitval te hoog’ is een relatief algemene klacht, met veel factoren en potentiële oorzaken. Het is dan ook niet gek dat vaak onderwerp van gesprek, omdat veel vragen terug te leiden zijn naar een te hoge uitval. Ook kreupelheid en hoest zijn wederom vaak aanleiding om contact op te nemen met de Veekijkertelefoon, goed voor respectievelijk 8,2 en 9.4 procent van de probleemgerichte vragen in het eerste halfjaar van 2023.

11
Kwartaal 2022-3 2022-4 2023-1 2023-2 Gem. 3 jaar Gem. totaal Aantal vragen 118 134 220 213 PRRS 28,8% 23,9% 16,1% 18,4% 19,4% 17,5% Streptokokken 2,5% 7,5% 14,9% 12,0% 10,0% 7,1% Influenza 1,7% 6,0% 10,0% 10,5% 5,7% 4,5% Influenza (pandemische H1N1 2009) 0,0% 0,0% 1,6% 7,9% 1,0% 0,6% App 8,5% 6,7% 9,6% 7,1% 8,1% 8,3% Circo (PCV2) 2,5% 6,7% 4,4% 5,6% 5,2% 5,6% Clostridium 5,1% 3,7% 5,2% 5,3% 3,2% 3,5% Haemophilus parasuis 3,4% 1,5% 4,4% 4,9% 3,8% 2,9% E. coli 9,3% 6,0% 5,2% 4,5% 5,1% 4,8% Salmonella 4,2% 1,5% 3,2% 4,1% 4,1% 5,4%
Tabel 2.3. Percentage vragen aan de Veekijkertelefoon over specifieke ziekten en ziekteverwekkers, in de laatste vier kwartalen, de laatste drie jaar en de gehele looptijd van de monitoring (vanaf 2003; zie ook bijlage V). De ziektes zijn aflopend gesorteerd op

over gezondheidsklachten/specifieke gezondheidsparameters in de laatste vier kwartalen, de laatste drie jaar en de gehele looptijd van de monitor (vanaf 2003; zie ook bijlage V). De ziektes zijn aflopend gesorteerd op het percentage van vragen in het tweede kwartaal van 2023.

In het eerste halfjaar van 2023 zijn door de dierenartsen van de afdeling varken van GD in het kader van de monitoring vijf bezoeken aan varkensbedrijven gebracht. De redenen voor deze bedrijfsbezoeken staan samengevat in tabel 2.5. In het eerste halfjaar van 2023 is tevens een bedrijfsbezoek gebracht in het kader van een verdenking op varkenspest.

Tabel 2.5 Redenen voor bezoeken aan varkensbedrijven in het kader van de monitoring (eerste halfjaar 2023).

Reden bezoek

Staartbijten

Kwaliteit biggen bij afnemer

Advies/conclusie

Aanpassing voer, advies t.a.v. aangedane varkens

Biestopname, overlegstrategie

Te veel uitval gespeende biggen Management

KVP verdenking

KVP verdenking

APP en antibioticum problematiek

Intake PM+ programma

Doodgeboren biggen/PRRSv

Niet aangetoond

Niet aangetoond

Infectiepreventie, biosecurity en vaccinatieadvies

Afwachten op gezondheidsverklaring

Biginzicht, PRRS diagnostiek en informatie verzamelen werpproces

12
Tabel 2.4
Kwartaal 2022-3 2022-4 2023-1 2023-2 Gem. 3 jaar Gem. totaal Aantal vragen 153 223 323 259 Uitval te hoog 11,1% 27,8% 18,3% 20,3% 14,9% 9,0% Kreupelheid 16,3% 11,6% 5,9% 10,6% 14,8% 11,2% Hoest (chronisch) 5,2% 3,2% 9,5% 9,4% 6,7% 7,9% Diarree (afwijkende mest) 11,1% 10,6% 13,9% 9,0% 10,4% 9,6% Zenuwverschijnselen 4,6% 2,3% 4,4% 7,1% 2,6% 2,6% Plotseling dood 9,2% 7,9% 10,9% 6,1% 10,0% 6,0% Achterblijvers/slijters 6,5% 4,6% 6,2% 4,8% 6,4% 4,3% Huidaandoening 4,6% 1,4% 0,9% 4,8% 3,1% 2,5% Verwerpen/vroeggeboorte 3,3% 1,9% 3,8% 4,2% 2,3% 3,5%
Percentage vragen aan de Veekijkertelefoon

2.5 Diergezondheidsbarometer varken eerste halfjaar van 2023

De diergezondheidsbarometer geeft in één oogopslag de stand van zaken weer rondom de belangrijkste waarnemingen van de gezondheid van varkens.

Ziekte/aandoening/ gezondheidskenmerk Korte omschrijving

Categorie Rustig1 Verhoogde attentie 2 Nader onderzoek 3

Uitvoeringsverordening (EU) 2018 /1882 van Animal Health Regulation (AHR) (EU) 2016 /429 (Categorie A- ziekte)

Afrikaanse varkenspest (AVP)

Klassieke varkenspest (KVP)

Mond-en-klauwzeer (MKZ)

Nederland is vrij sinds 1986. A+D+E *

Nederland is vrij sinds 1997, Eerste halfjaar 2023 geen uitbraken in Europa.

Nederland is vrij sinds 2001. eerste halfjaar geen uitbraken in Europa.

Uitvoeringsverordening (EU) 2018 /1882 van Animal Health Regulation (AHR) (EU) 2016 /429 (Categorie B t/m E)

Rabiës Eerste halfjaar 2023 niet aangetoond bij varkens.

Ziekte van Aujeszky Nederland is vrij sinds 2007. C+D+E

Brucella suis-infectie Nederland is vrij sinds 1973. D+E

PRRSv-infectie Veel vragen aan de Veekijkertelefoon Spermawinstations/quarantainestallen:

- 0x ELISA positief (antistoffen)

- 0x PCR-testen positief

Miltvuur Eerste halfjaar 2023 niet aangetoond bij varkens.

Artikel 2.1 Aanwijzing dierziekten ‘Regeling Diergezondheid’ van Wet Dieren

Echinococcus spp. Eerste halfjaar 2023 niet aangetoond bij varkens.

Japanse encefalitis Eerste halfjaar 2023 niet aangetoond bij varkens.

Trichinellose Eerste halfjaar 2023 niet aangetoond bij varkens.

Artikel 3a.1 Melding zoönosen en ziekteverschijnselen ‘Regeling Houders van Dieren’ van Wet Dieren

Leptospirose Eerste halfjaar 2023 niet aangetoond bij varkens.

Listeriose Eerste halfjaar 2023 niet aangetoond bij varkens.

Salmonellose Pathologisch onderzoek (n=1266): - 9x vastgesteld Ingezonden mestmonsters (n=99):

- 16x aangetoond

Yersiniose Eerste halfjaar 2023 eenmaal aangetoond bij varkens.

13
A+D+E *
A+D+E *
B+D+E *
*
*
D+E *
D+E *
*
*
*
*
*
*
* >>

Vervolg tabel

Ziekte/aandoening/ gezondheidskenmerk

Korte omschrijving Categorie Rustig1 Verhoogde attentie 2 Nader onderzoek 3

Influenza Toename in aantal vragen in eerste halfjaar 2023.

Streptokokken Toename in aantal vragen eerste halfjaar 2023.

Monitoring: pathologisch onderzoek

Maagdarmaandoeningen

In vergelijking met 2022 is het aantal maagdarmaandoeningen afgenomen.

*

*

* Algemene infecties Meer algemene infecties zoals sepsis.

Online Monitor

Zoötechnische oorzaken

Totaal aantal gezondheidsklachten

Goed voor 10 procent van de gemelde klachten.

Aantal gezondheidsklachten neemt af, gemiddeld 25 procent van totaal aantal meldingen is een gezondheidsafwijking gevonden.

1 Rustig: geen actie vereist of actie leidt naar verwachting niet tot een duidelijke verbetering.

2 Verhoogde attentie: attenderend op een bijzonderheid.

3 Nader onderzoek: loopt of is gewenst.

*

*

*

14

3. Meldingsplichtige en bestrijdingsplichtige ziekten volgens de Animal Health Regulation

De eerste doelstelling van de diergezondheidsmonitoring in Nederland is het opsporen van bekende, maar in Nederland niet voorkomende aandoeningen en ziektebeelden. In het bijzonder gaat de aandacht uit naar de meldingsplichtige en bestrijdingsplichtige ziekten volgens Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Animal Health Law AHL (EU) 2016/429 (categorie A t/m E). Voor varkens relevante ziekten in dit verband zijn Afrikaanse varkenspest (AVP), klassieke varkenspest (KVP), Mond-en-klauwzeer (MKZ), Brucellose (door Brucella suis), de ziekte van Aujeszky (ZvA, Pseudorabiës) en PRRS. Nederland is, behalve voor PRRS, al sinds vele jaren officieel vrij van deze infectieziekten. Vanuit het buitenland is echter steeds de dreiging aanwezig van introductie. De grootste dreiging gaat de laatste jaren uit van AVP. Daarnaast duikt ook de ZvA sporadisch op in Europese landen.

In deze rapportageperiode zijn geen uitbraken geweest van meldingsplichtige ziekten in Nederland. In het eerste halfjaar van 2023 zijn twee bedrijfsbezoeken afgelegd door een specialistenteam vanwege een verdenking op varkenspest.

3.1 Meldingsplichtige en bestrijdingsplichtige ziekten in Europa

3.1.1 Afrikaanse varkenspest (AVP)

AVP (tabel 3.1) is nog steeds voornamelijk aanwezig in het oosten van Duitsland, in de deelstaten Saksen, Mecklenburg en Brandenburg. In het eerste halfjaar van 2023 zijn er 4.788 AVP besmette wilde zwijnen gevonden in Europa. 686 van deze wilde zwijnen werden gevonden in Duitsland. Sinds de bevestiging van AVP-besmetting in Tsjechië in 2022 zijn er 44 besmette wilde zwijnen gevonden in het eerste halfjaar van 2023. Er is nog geen uitbraak vastgesteld bij gehouden varkens. In Italië zijn in het eerste halfjaar van 2023 695 besmettingen van AVP bij wilde zwijnen geconstateerd. Ook was sprake van zes uitbraken bij gehouden varkens. Deze aantallen zijn een toename vergeleken met het tweede halfjaar van 2022. AVP is onder andere aanwezig in wilde zwijnen populaties bij Rome en Genua. Zie figuur 3.1 voor de geografische spreiding van AVP-uitbraken in Europa van juli 2021 tot en met augustus 2023.

Het Europese land met veel uitbraken bij gehouden varkens was de afgelopen jaren voornamelijk Roemenië. Het land krijgt steun vanuit de EU bij de aanpak van de uitbraken. In figuur 3.2 is te zien dat het aandeel AVP-uitbraken bij gehouden varkens in Roemenië de afgelopen jaren daalde. In de meeste Europese landen met AVP blijven de meldingen beperkt tot de wilde zwijnen.

15
16
Figuur 3.1 Meldingen van AVP in Europa van juli 2021 tot en met augustus 2023. Een AVP-besmetting bij wilde zwijnen is aangegeven met blauwe bolletjes, een AVP-besmetting bij gehouden varkens met rode bolletjes

varkens, Roemenië Gehouden varkens, overige landen Wilde zwijnen (rechter as)

Figuur 3.2 Trend aantal meldingen van AVP in wilde zwijnen en aantal uitbraken in gehouden varkens in Europa per kwartaal (periode 2018–2023)

17 0 500 1.000 1.500 2.000 2.500 3.000 3.500 4.000 4.500 0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1.000 1.100 1.200 1.300 1.400 1.500 2018 Q1 2018 Q2 2018 Q3 2018 Q4 2019 Q1 2019 Q2 2019 Q3 2019 Q4 2020 Q1 2020 Q2 2020 Q3 2020 Q4 2021 Q1 2021 Q2 2021 Q3 2021 Q4 2022 Q1 2022 Q2 2022 Q3 2022 Q4 2023 Q1 2023 Q2 Gehouden
18 Tabel 3.1 Aantal
Ziekte Land Laatste uitbraak 1e kwartaal 2023 2e kwartaal 2023 AVP (gehouden varkens) Bosnië en Herzegovina 2023-06-30 0 52 Bulgarije 2022-01-28 0 0 Duitsland 2023-02-27 1 0 Estland 2021-07-14 0 0 Griekenland 2023-06-29 0 6 Hongarije N.v.t. 0 0 Italië 2023-06-28 1 5 Kroatië 2023-06-30 0 20 Letland 2023-06-25 0 1 Litouwen 2023-06-23 0 2 Moldavië 2023-03-17 14 0 Oekraïne 2023-05-08 1 1 Polen 2023-06-28 0 10 Rep. NoordMacedonië 2023-06-26 0 2 Roemenië 2023-06-30 52 79 Servië 2023-06-30 36 286 Slowakije 2022-07-27 0 0 Tsjechië N.v.t. 0 0 Totaal aantal uitbraken bij gehouden varkens: 105 464 AVP (wilde zwijnen) Bulgarije 2023-05-10 44 7 Duitsland 2023-06-29 467 219 Estland 2023-05-31 18 3 Griekenland 2023-01-23 2 0 Hongarije 2023-06-30 138 102 Italië 2023-06-30 306 389 Letland 2023-06-30 107 80 Litouwen 2023-06-30 100 89 Moldavië 2023-04-25 5 1 Oekraïne 2023-05-17 2 3 Polen 2023-06-30 1.030 767 Rep. NoordMacedonië 2023-06-19 8 4 Roemenië 2023-06-30 164 45 Servië 2023-06-30 152 42 >>
uitbraken/meldingen
van
AVP
in Europa (EU) in het eerste halfjaar van 2023.

3.1.2 Salmonellose

Salmonellose bij varkens is opgenomen onder Artikel 3a.1 Melding zoönosen en ziekteverschijnselen ‘Regeling houders van Dieren’ van Wet Dieren. In de praktijk betekent het dat in het geval salmonellose op een bedrijf met een publieksfunctie is vastgesteld, dat direct gemeld wordt door GD aan de NVWA. Voor het overige worden meldingen alleen gedaan middels de kwartaalrapportages van de monitoring varkensgezondheid. In het eerste halfjaar van 2023 is salmonella aangetoond in 16 van de 99 voor onderzoek ingezonden mestmonsters van varkens (16 procent). Bij pathologisch onderzoek bleken negen ingezonden varkens een darmontsteking door een salmonella-infectie te hebben (1 procent van de secties).

3.1.3 PRRS

In het kader van de Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Animal Health Regulation (AHR) (EU) 2016/429 valt de ziekte PRRS in de categorieën D en E. Dat impliceert dat voor deze dierziekte maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat deze zich verspreidt door (binnenkomst in de Unie of) verplaatsingen tussen de lidstaten van de Europese Unie. In dit verband is het voor (varkens)sperma-winstations (SWS) om sperma te mogen exporteren verplicht dat alle aanwezige dieren negatief zijn ten aanzien van het PRRS-virus en PRRS-antistoffen. Alle SWS met een exportvergunning moeten maandelijks de status van het station monitoren door 10 procent van de aanwezige dieren te onderzoeken op de aanwezigheid van PRRS-antistoffen. In de eerste helft van 2023 is één SWS besmet geraakt met het PRRS-virus.

19 Vervolg tabel Ziekte Land Laatste uitbraak 1e kwartaal 2023 2e kwartaal 2023 Slowakije 2023-06-29 252 198 Tsjechië 2023-06-21 9 35 Totaal aantal meldingen bij wilde zwijnen: 2.804 1.984 Totaal: 2.909 2.448

4. Trends eerste halfjaar van 2023

Inleiding

De tweede doelstelling van de diergezondheidsmonitoring is het volgen van trends en ontwikkelingen. In dit hoofdstuk staan de trends beschreven van bedrijfsgebonden dierziekten. De informatie komt uit drie bronnen. Ten eerste de Online Monitor, waarin dierenartsen melden wat ze tijdens bedrijfsbezoeken vaststellen (gezondheidsklachten, leeftijdsgroep, waarschijnlijkheidsdiagnose), ten tweede de informatie van de afdeling pathologie van GD over gestelde diagnoses bij voor pathologisch onderzoek aangeboden varkens en ten derde de gegevens van de Veekijkertelefoon en van bedrijfsbezoeken door dierenartsen van GD. De informatie uit deze drie bronnen wordt in dit hoofdstuk zoveel mogelijk in onderlinge samenhang beoordeeld en geanalyseerd.

Het meest representatieve beeld van de gezondheidsstatus van de Nederlandse varkensstapel is af te leiden uit de gegevens van de Online Monitor, mede doordat de dierenartsen ook melding maken van de afwezigheid van gezondheidsklachten. Dat laatste blijkt het geval te zijn bij ongeveer 75 procent van alle bedrijfsbezoeken door dierenartsen. De inzendingen van gestorven dieren naar de afdeling pathologie van GD roepen, als de aandoeningen per systeem per leeftijdscategorie vergeleken worden, een redelijk vergelijkbaar beeld op met het beeld uit de Online Monitor. Met dien verstande dat ze vanuit de praktijk minder genegen zijn om bij eenvoudig te diagnosticeren gezondheidsproblemen dieren voor postmortaal onderzoek in te zenden. Bij pathologisch onderzoek kunnen in detail (onverwachte) ziekteverwekkers worden aangetoond. De informatie die wordt verzameld via de Veekijkertelefoon en de bedrijfsbezoeken, geeft vooral een beeld welke gezondheidsklachten als problematisch worden ervaren in de praktijk, hetzij wegens de ernst van de betreffende ziekte of doordat bijvoorbeeld de diagnostiek of de aanpak vragen oproept.

4.1 Luchtwegklachten: influenza

In het eerste halfjaar van 2023 wordt gemiddeld 31 procent van de gemelde gezondheidsklachten in de Online Monitor gewijd aan respiratieklachten. Dit is in lijn met het gemiddelde van 30 procent van de afgelopen drie jaar. De gemelde respiratieklachten laten ook een seizoensfluctuatie door de jaren heen zien, waarbij de meldingen aan het einde van 2022 weer toenemen. De vier belangrijkste veroorzakers voor respiratieklachten zijn infecties met Actinobacillus pleuropneumoniae (App), het influenza A-virus (IAV), Mycoplasma hyopneumoniae (Mhyo) en het PRRS-virus (PRRSv).

IAV-infecties bij dieren zijn momenteel een thema, zowel in de humane als veterinaire gezondheidszorg. Belangrijke redenen hiervoor zijn de aanhoudende uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza (H5N1) op pluimveebedrijven, en het zoönotische potentieel van influenza. Dit wordt versterkt door de infecties van met name wilde zoogdieren met hoogpathogene aviaire influenza (H5N1). Influenza A (IAV) infecties kunnen voorkomen in vogels, zoogdieren en mensen. Classificatie van de verschillende types vindt plaats op basis van de combinatie van de hemagglutinine (H) en neuraminidase (N) eiwitten. De influenzastammen verantwoordelijk voor infecties bij varkens zijn H1N1, H1N2 en H3N2. Mutaties (antigenic drift) en recombinaties van de H en N eiwitten (antigenic shift) tussen verschillende influenzastammen maken dit een virus dat constant van belang blijft.

Infectie met IAV bij varkens is één van de primaire luchtweginfecties en is na streptokokken en App de meest gemelde waarschijnlijkheidsdiagnose in de Online Monitor. Het klinisch beeld wordt gevormd door hoesten, niezen, conjunctivitis en neusuitvloeiing. Bij aanvullend onderzoek wordt vaak een longontsteking aangetroffen. Een infectie met IAV heeft negatieve effecten op productie door verminderde fitheid en kans op verwerpen, maar ook meer kans op een infectie met secundaire of opportunistische ziekteverwekkers zoals PRRS en streptokokken. De ernst verschilt daardoor per uitbraak en bedrijf. Viruscirculatie, in stand gehouden door biggen, kan bijdragen aan

20

het endemisch worden van een infectie op een bedrijf. Over de laatste jaren zien we geen concrete verandering in het aantal meldingen in de Online Monitor van IAV bij varkensbedrijven (figuur 4.1). Wel is een duidelijke seizoensinvloed zichtbaar, met een hoger aantal meldingen van IAV in de wintermaanden.

jan-19mrt-19mei-19 jul-19sep-19nov-19 jan-20mrt-20mei-20 jul-20sep-20nov-20 jan-21mrt-21mei-21 jul-21sep-21nov-21 jan-22mrt-22mei-22 jul-22sep-22nov-22 jan-23mrt-23mei-23

Figuur 4.1 Percentage meldingen IAV van alle respiratieklachten(donkerrood), en van het totaal aantal gemelde klachten (lichtrood) (periode 2019-2023)

In figuur 4.2 is zichtbaar bij welk percentage van de ingezonden secties influenza als doodsoorzaak wordt vastgesteld. Er is een licht toenemende trend in het aantal doodsoorzaken door IAV. De aantallen zijn echter zeer laag en hierdoor kunnen enkele secties al een grote invloed hebben op het relatieve aandeel. De complexiteit van het vaststellen van een infectieuze pathogeen als doodsoorzaak bij secties is ook een reden voor het lage percentage secties met IAV als doodsoorzaak. Het aantal secties waarbij IAV is aangetoond, maar niet is vastgesteld als doodsoorzaak zal daarom hoger liggen.

Kijken we naar het aantal Veekijkertelefoon contactmomenten in figuur 4.3, dan zien we in het eerste halfjaar van 2023 een toename. Hierin spelen meerdere factoren mee. Allereerst ligt zoals eerder genoemd IAV onder een vergrootglas, met vogelgriep en de extra aandacht voor zoönoses. Ook zijn verscheidene projecten opgezet, waarvan één de circulerende IAV-stammen in de varkenssector in beeld brengt. Hierin is GD ook een partner, en een deel van de Veekijkervragen betreft bijvoorbeeld uitslagen verkregen uit deze projecten.

21
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35%
Percentage Influenza van respiratieklachten Percentage Influenza van alle klachten
0% 1% 2% 3% 4% 5% 6% 2016Q12016Q22016Q32016Q42017Q12017Q22017Q32017Q42018Q12018Q22018Q32018Q42019Q12019Q22019Q32019Q42020Q12020Q22020Q32020Q42021Q12021Q22021Q32021Q42022Q12022Q22022Q32022Q42023Q12023Q2
Figuur 4.2 Percentage secties waarbij influenza als doodsoorzaak is vastgesteld (periode 2016-2023)

2016Q12016Q22016Q32016Q42017Q12017Q22017Q32017Q42018Q12018Q22018Q32018Q42019Q12019Q22019Q32019Q42020Q12020Q22020Q32020Q42021Q12021Q22021Q32021Q42022Q12022Q22022Q32022Q42023Q12023Q2

4.2 Maagdarmaandoeningen en voeding

Verschillende aandoeningen bij varkens kunnen veroorzaakt worden door de voedingsstrategie, kwaliteit en kwantiteit van voedingstoffen, en hygiëne van het voer. Aandoeningen vaak gelinkt aan voer zijn bijvoorbeeld diarree, groeiachterstand en verstoorde darmgezondheid. In de Online Monitor zien we dit terug doordat 17 procent van de gemelde gezondheidsklachten gerelateerd is aan het maagdarmstelsel en het vaakst gemeld na respiratieklachten en algemene verschijnselen. Ook is de waarschijnlijkheidsdiagnose ‘voeding’ in te vullen, die in het eerste halfjaar van 2023 op de zesde plek staat van meest ingevulde waarschijnlijkheidsdiagnoses. Voeding wordt op zijn beurt voornamelijk gemeld als oorzaak van algemene verschijnselen, maagdarmklachten en locomotieklachten. Aan de Veekijkertelefoon werd de vraag gesteld of er een relatie te zien was tussen de prijs van varkensvoer en gemelde gezondheidsklachten.

In figuur 4.4 is het aantal meldingen met als waarschijnlijkheidsdiagnose ‘voeding’ te zien in de periode van 2021 tot en met de eerste helft van 2023. Ook is hierin de prijs per maand van vleesvarkenbrok weergegeven. Er is gekozen om alleen de prijs van vleesvarkensbrok weer te geven om verwarring te voorkomen en omdat de prijzen van biggenkorrel en zeugenbrok dezelfde fluctuatie vertonen.

22 0% 2% 4% 6% 8% 10% 12% 14% 16% 18% 20%
Figuur 4.3 Aantal Veekijkertelefoon contactmomenten met IAV als onderwerp, als percentage van alle ziekte-gerelateerde vragen (periode 2016-2023)

jan-20 feb-20 mrt-20 apr-20 mei-20 jun-20 jul-20 aug-20 sep-20 okt-20 nov-20 dec-20 jan-21 feb-21 mrt-21 apr-21 mei-21 jun-21 jul-21 aug-21 sep-21 okt-21 nov-21 dec-21 jan-22 feb-22 mrt-22 apr-22 mei-22 jun-22 jul-22 aug-22 sep-22 okt-22 nov-22 dec-22 jan-23 feb-23 mrt-23 apr-23 mei-23 jun-23

Figuur 4.4 Aantal meldingen met ‘voeding’ als waarschijnlijkheidsdiagnose op de secundaire as. Ook is in de prijsontwikkeling van vleesvarkenbrok weergegeven (bron voedingsprijzen).

Een duidelijke correlatie in de periode 2021-2023 is niet meteen zichtbaar. Waar de prijs van voer sterk toeneemt, is er geen abrupte of verhoogd aantal gezondheidsklachten met ‘voeding’ als veronderstelde oorzaak. De trendlijnen van beide parameters zijn stijgend, echter lijkt de prijs van varkensvoer in 2023 weer te dalen. Een één-op-één relatie tussen voerprijs en meldingen van maagdarmklachten is niet aan te tonen op basis van deze data alleen. Of een verhoogde voerprijs ook leidt tot een veranderde samenstelling of een mindere kwaliteit van voedingscomponnenten is niet duidelijk. Daarbij spelen onder andere ook de voerstrategie, korrelsamenstelling en hoeveelheid een rol. Toch blijft het nuttig om de trend te volgen van voerprijzen en gemelde voedingsgerelateerde klachten, om bij een duidelijke aanwijzing adequaat te kunnen reageren.

23 0% 1% 2% 3% 4% 5% 6% 7% € 0 € 5 € 10 € 15 € 20 € 25 € 30 € 35 € 40 € 45 € 50
Voeding (secundaire as) Vleesvarkenbrok Lineair (Voeding (secundaire as)

jan-21feb-21mrt-21apr-21mei-21jun-21jul-21aug-21sep-21okt-21nov-21dec-21jan-22feb-22mrt-22apr-22mei-22jun-22jul-22aug-22sep-22okt-22nov-22dec-22jan-23feb-23mrt-23apr-23mei-23jun-23

Geboortediarreemeldingen als % van klachten zuigende biggen Clostridium Biggenkorrel Lineair (biggenkorrel)

4.5 Meldingen van clostridium en E. coli geboortediarree in de Online Monitor, en een lineaire weergave van de prijsontwikkeling van biggenkorrel (bron voedingsprijzen)

4.3 Zoötechniek

Vragen die binnenkomen bij de Veekijkertelefoon gaan meestal over specifieke ziektes of problemen, zoals een te hoge uitval, en zelden over onderwerpen als huisvesting, klimaat en biosecurity. Ook in de Online Monitor zijn de gemelde waarschijnlijkheidsdiagnoses meestal infectieus van aard, namelijk Streptokokken, App en influenza. Op de vierde en zesde plek zien we ook ‘voeding’ en ‘klimaat’ als waarschijnlijkheidsdiagnose en worden meldingen gedaan waarbij het ‘voersysteem’, ‘hokbezetting’ en ‘huisvesting’ als oorzaak wordt ervaren. Deze non-infectieuze oorzaken vatten we samen onder zoötechnische oorzaken.

24 . 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% € 0 € 10 € 20 € 30 € 40 € 50 € 60 € 70
Figuur

jan-19mrt-19mei-19 jul-19sep-19nov-19 jan-20mrt-20mei-20 jul-20sep-20nov-20 jan-21mrt-21mei-21 jul-21sep-21nov-21 jan-22mrt-22mei-22 jul-22sep-22nov-22 jan-23mrt-23mei-23

Klimaat Voeding

Voersysteem

Huisvesting

Hokbezetting

Trendlijn (Zoötechnische oorzaken)

Figuur 4.6 Percentage meldingen van zoötechnische oorzaken als meest waarschijnlijke oorzaak van gezondheidsklachten met een onderverdeling in klimaat, voersysteem, huisvesting, voeding en hokbezetting (Online Monitor periode 2019-2023)

In figuur 4.6 is te zien bij hoeveel procent van de gemelde gezondheidsklachten in de Online Monitor de dierenarts denkt aan een zoötechnische oorzaak. Sinds 2019 zien we dit percentage stijgen. In 2022 werd gemiddeld 10 procent van de gezondheidsklachten gewijd aan zoötechniek. ‘Klimaat’ en ‘voeding’ zijn samen verantwoordelijk voor het grootste deel van deze meldingen. Ook zien we een seizoenspatroon terug, met een hoger percentage meldingen in het najaar. Er lijkt een daling zichtbaar in het eerste kwartaal van 2023, ten opzichte van de meldingen in 2022. Een duidelijke verklaring is hier niet voor al kan het seizoenspatroon, waarvoor vooral klimaat een belangrijke factor is, een rol spelen. Zoals gezien figuur 4.6 zijn meldingen hoger in de zomerperiode, dit kan te maken hebben met hittestress door warme periodes.

Meldingen waar men van verwacht dat klimaat de oorzaak is, zijn vaak geassocieerd met respiratieklachten zoals hoesten en longontsteking. De klachten die het meest geassocieerd worden met de waarschijnlijkheidsdiagnose ‘voeding’ zijn algemene ziekteverschijnselen, klachten van het maagdarmstelsel en aan het beenwerk.

Waarbij in de Online Monitor door dierenartsen een directe link wordt gelegd tussen symptomen en eventuele zoötechnische oorzaken, is dit voor pathologisch onderzoek lastiger. In 2022 zagen we dat bij dieren ingestuurd voor pathologisch onderzoek het vaakst een diagnose werd gesteld gerelateerd aan het maagdarmstelsel, ongeacht de leeftijdscategorie. In het eerste halfjaar van 2023 is dit voor zuigende biggen, zeugen en beren nog wel het geval, voor gespeende biggen niet. Vleesvarkens hebben ook nog de meeste diagnoses gerelateerd aan het maagdarmstelsel, al wordt deze met een bijna even groot deel gevolgd door diagnoses gerelateerd aan respiratie.

25 0% 2% 4% 6% 8% 10% 12% 14% 16%

Diagnoses zoals maag- en darmdraaiingen, kunnen direct gekoppeld worden aan zoötechnische oorzaken zoals voeding en voeropname. Bekende risicofactoren van maagdarmdraaiingen zijn onder andere eenmaal daags voeren, gisting in het voer en onrust tijdens het voeren. Ook factoren zoals vitaminering in het voer kunnen effect hebben, met gezondheidsklachten door een te hoog of te laag gehalte aan bijvoorbeeld vitamine B12, D3 en E.

4.4 Streptokokken

In de Online Monitor kan men de aan- én afwezigheid van gezondheidsklachten registreren. Bij de meldingen van aanwezige gezondheidsklachten zijn streptokokken de meeste gemelde waarschijnlijkheidsdiagnose en worden ze verdacht als veroorzaker bij gemiddeld 20 procent van de gemelde gezondheidsklachten. Echter worden streptokokken bij voornamelijk gespeende biggen als waarschijnlijkheidsdiagnose vastgesteld: 80 procent van de meldingen van streptokokken zijn van toepassing op gespeende biggen. De symptomen die gezien worden op bedrijven en waarbij de practicus aan een streptokokkeninfectie denkt, zijn zeer uiteenlopend. Fietsbewegingen, nystagmus, te hoge uitval, gewrichtsontstekingen en kreupelheid. Ook hoesten en longontsteking worden vaak gerapporteerd als gevolg van infectie met streptokokken. Het percentage klachten waarbij aan infectie met streptokokken gedacht wordt, verschilt per symptoom en leeftijdscategorie. In figuur 4.7 is zichtbaar hoeveel procent van de meldingen van streptokokken van toepassing is op welk orgaansysteem. Dit telt op tot 20 procent, wat betekent dat 20 procent van gemelde gezondheidsklachten streptokokken betreft.

Ook aan de Veekijkertelefoon zijn streptokokken vaker onderwerp van gesprek. Zoals te zien in figuur 4.8 stijgt vanaf 2017 het aantal Veekijkercontactmomenten dat met streptokokken te maken hebben. Vaak gaan de vragen over secties waarin bijvoorbeeld

aangetoond, of advies omtrent het inzetten van autovaccins.

26
0% 5% 10% 15% 20% 25% jan feb mrt mei apr jun Ademhaling Algemene verschijnselen Locomotie apparaat Zenuwstelsel
Figuur 4.7 Meldingen van streptokokken als waarschijnlijkheidsdiagnose van gezondheidsklachten in de Online Monitor (periode eerste halfjaar van 2023) Streptococcus suis is

4.5 Ontwikkeling in de antibioticumgevoeligheidspatronen van ziekteverwekkende bacteriën in 2023

Als bij bacteriologisch onderzoek ziekteverwekkende bacteriën worden gekweekt dan wordt in veel gevallen een gevoeligheidsbepaling uitgevoerd om na te gaan voor welke antibiotica deze bacterie onder laboratoriumomstandigheden gevoelig is. Aan de hand hiervan kan de dierenarts een onderbouwde keuze maken voor een bepaald antibioticum ter behandeling van de betreffende bacteriële infectie. Met de resultaten van alle uitgevoerde gevoeligheidsbepalingen kan over langere perioden de ontwikkeling van de gevoeligheidspatronen van bacteriën worden gevolgd. Deze (overzichten van) gevoeligheidspatronen worden onder andere gebruikt bij het opstellen van de KNMvD-formularia. In bijlage IV (tabel IV.1) staan de gevoeligheidspatronen van de meest gekweekte bacteriën in 2023 (inclusief achtergrondinformatie).

De gevoeligheidspatronen worden zowel met het voorgaande halfjaar vergeleken als met hetzelfde halfjaar een jaar geleden. Wanneer de aantallen isolaten van een bepaalde ziekteverwekker in een halfjaar lager zijn dan twintig dienen de resultaten met terughoudendheid te worden geïnterpreteerd. In dergelijke gevallen worden vergelijkingen niet op halfjaarniveau uitgevoerd maar op jaarniveau. Een daling of stijging in het percentage resistente isolaten is significant genoemd bij een P-waarde van lager dan 0,05 en is een trend bij een P-waarde tussen 0,05 en 0,10. In dit hoofdstuk worden alleen significante en relevante (groter dan 5 procent) veranderingen in antibioticumgevoeligheid besproken.

Om nog beter aan te sluiten bij de KNMvD-formularia en in verband met nieuwe interpretatiecriteria voor bepaalde bacterie-, antibioticum- en diersoortcombinaties (en soms ook type materiaal) zijn in 2021 nieuwe antibioticumtestpanels in gebruik genomen; er zijn antibiotica verwijderd, toegevoegd en voor sommige antibiotica zijn de testconcentraties aangepast. Wanneer een hoger percentage resistentie het gevolg is van een gewijzigd interpretatiecriterium en niet van een daadwerkelijke toename van de resistentie tegen het betreffende antibioticum, zal dat in onderstaande tekst worden aangegeven.

Resistentiepatronen van ziekteverwekkers Geen bijzonderheden.

27 0% 2% 4% 6% 8% 10% 12% 14% 16% 18% 2017-1 2017-2 2017-3 2017-4 2018-1 2018-2 2018-3 2018-4 2019-1 2019-2 2019-3 2019-4 2020-1 2020-2 2020-3 2020-4 2021-1 2021-2 2021-3 2021-4 2022-1 2022-22022-3 2022-4 2023-1 2023-2
Figuur 4.8 Percentage ziektespecifieke vragen aan de Veekijkertelefoon met streptokokken als onderwerp (periode 2017-2023)

5. Overige bevindingen

De derde doelstelling van de diergezondheidsmonitoring is het opsporen van nieuwe aandoeningen en ziektebeelden die in Nederland of zelfs internationaal nog niet bekend of beschreven zijn. In dat kader rapporteert GD in dit hoofdstuk een aantal bijzondere, onalledaagse bevindingen die zijn besproken aan de Veekijkertelefoon, aan het licht kwamen tijdens pathologisch onderzoek van ingezonden varkens of tijdens bedrijfsbezoeken door dierenartsen van de afdeling varken. Het betreft sporadische of uitzonderlijke bevindingen, waarvoor niet altijd een directe bekende oorzaak is aan te wijzen. In een aantal gevallen is het uiteindelijk mogelijk om de oorzaak van de bevinding vast te stellen. Het kan bijvoorbeeld blijken dat het om een enigszins afwijkende uitingsvorm van een bekend gezondheidsprobleem gaat, zoals uitzonderlijke ziekteverschijnselen of een onverwacht hoge prevalentie. Als niet duidelijk is wat de achtergrond van een bijzondere bevinding is, kan een pilotonderzoek ingezet worden voor een nadere analyse. Omdat veehouders en dierenartsen in geval van een onbegrepen gezondheidsprobleem laagdrempelig contact kunnen opnemen met de Veekijkertelefoon, is dit een gevoelig instrument om bijzonderheden op te sporen.

5.1 Bijzondere bevindingen met mogelijk betekenis voor de monitor

In deze paragraaf staan enkele casuïstieken beschreven die wellicht van betekenis zijn in het kader van de monitoring. Het is denkbaar dat deze gevallen geen toevalsbevinding zijn en dat nader onderzoek of opvolging vanuit oogpunt van dier- of volksgezondheid gewenst is.

5.1.1 Diarree door Clostridium perfringens type C op een ongebruikelijke leeftijd.

In de darm zitten diverse enzymen die eiwitten uit de voeding helpen afbreken. Een voorbeeld hiervan is trypsine. Antistoffen zijn ook eiwitten en worden ook afgebroken door deze enzymen. In biest zitten waardevolle antistoffen die helpen in de afweer tegen diverse infecties. Het is daarom belangrijk dat er snel, voldoende biest van goede kwaliteit opgenomen wordt en dat de antistoffen niet direct worden afgebroken door enzymen. In biest zit daarom ook een natuurlijke trypsine-remmer.

De Clostridiumbacterie produceert enkele toxines, waaronder toxine beta, dat gevoelig is voor trypsine. Infectie met Clostridium perfringens type C (CPC) kan bij pasgeboren biggen resulteren in (bloederige) diarree omdat de afbraak van het beta toxine geremd wordt door de trypsine-remmer. Na enkele dagen verandert de biest in melk en wordt het beta toxine normaliter snel afgebroken door de aanwezige trypsine. Het is derhalve zeer ongebruikelijk om CPC te vinden in biggen die ouder zijn dan een paar dagen.

In het voorjaar van 2023 stuurde een dierenarts biggen in voor pathologisch onderzoek om de oorzaak te achterhalen van terugkerende plotse sterfte van enkele goede zuigende biggen per week van 2 tot 3 weken leeftijd. De patholoog stelde de diagnose necrotiserende ontsteking van de dunne darm en in het laboratorium werd de microbiologische diagnose ‘infectie met CPC’ vastgesteld op basis van kweek en PCR-testen voor de toxines (alpha en beta toxine PCR positief in dit geval).

Een van de weinig logische verklaringen voor dit probleem bij biggen van deze leeftijd is dat er een relatief tekort aan trypsine moet zijn. Navraag bij de dierenarts leert dat de veehouder zeer succesvol is in de verstrekking van voeding in de vorm van een papje aan zuigende biggen via een ingenieus systeem met sensoren. Volgens de dierenarts zijn de biggen er dol op; misschien iets te dol. Hoewel de exacte relatie tussen CPC en voermanagement moeilijk te leggen is op een individueel bedrijf, past de overdadige voeropname wel bij het klinisch beeld en de bevinding bij infectie met CPC.

28

Mogelijk dat een relatief overschot aan eiwitopname resulteert in een relatief tekort aan trypsine om de toxines af te breken. Anderszins is het mogelijk dat de hygiëne van het voersysteem incidenteel onvoldoende is waardoor er toch een overmaat aan inname van bacteriën of toxines. Momenteel overweegt de veehouder een pre-fermentatiestap van het voer. Er is geadviseerd om de voerverstrekking iets te minderen zodat het relatieve trypsinetekort wordt opgeheven en alert te zijn op voerhygiëne.

5.1.2 Trilbiggen en hypoplasie van het cerebellum

In januari 2023 werden vanuit een vermeerderingsbedrijf pasgeboren biggen opgestuurd naar GD voor sectie met als klacht ‘trilbiggen’. Trilbiggen zijn geen onbekend fenomeen in de varkenshouderij en deze worden op verschillende bedrijven zo nu en dan gezien. Dit gaat vaak in golfbewegingen. Op het bedrijf in kwestie was de kwaliteit en vitaliteit van de pasgeboren biggen de afgelopen weken niet naar behoren volgens de varkenshouder en de bedrijfsdierenarts had het vermoeden dat een pathogeen een rol speelde.

Er werden vijf pasgeboren biggen voor sectie aangeboden. Alle biggen hadden een lege maag en aan de andere organen in de borst- en buikholte werden geen afwijkingen gezien. In alle biggen werd een hypoplasie van het cerebellum gevonden, de kleine hersenen waren onvoldoende ontwikkeld. Histologisch was geen ontsteking te zien in hersenen van de biggen en er werd geen PRRSv of PCV2 aangetoond. Na overleg werd van deze biggen hersenmateriaal doorgestuurd voor een PCR-test op APPV (Atypisch Porcine PestiVirus), deze test was positief voor APPV. Hoewel APPV waarschijnlijk vaker voorkomt op Nederlandse varkensbedrijven, wordt de diagnose niet regelmatig gesteld. Biggen met APPV kunnen vanzelf herstellen na een paar dagen of weken en daarna weer normaal presteren. Deze dieren kunnen het virus echter nog maanden uitscheiden, waardoor zij een belangrijke rol spelen in het in stand houden van de infectie op het bedrijf.

5.1.2 Salmonella groep E bij varkens

Salmonellose, ofwel ziekte door een infectie met salmonella, bij zoogdieren is meldingsplichtig conform de wet Dieren en specifiek de ‘Regeling Houders van Dieren’ in overeenstemming met de EU Diergezondheidsverordening 2016/429. De dierhouder, dierenarts of het laboratorium dient melding te doen bij de NVWA. De meeste salmonellainfecties bij varkens in Nederland verlopen zonder verschijnselen (ofwel subklinisch) door salmonellabacteriën uit de groep B (bijvoorbeeld S. Typhimurium) of D (bijvoorbeeld S. Enteriditis). Wat te doen in geval van een bijzondere salmonella positieve kweek zonder dat duidelijk is of er een directe impact op diergezondheid en/of volksgezondheid is?

In juni 2023 werd, min of meer als toevalsbevinding, een bijzondere salmonella gekweekt uit de darm van een gespeende big waarbij klachten speelden ten gevolge van een infectie door E. coli (oedeemziekte). Bij microscopisch onderzoek werd een kleine afwijking gevonden waarvan niet kon worden uitgesloten dat die door de salmonella was veroorzaakt. Bij nader onderzoek bleek het te gaan om een salmonella uit de zogenaamde groep E. In serogroep E, vallen onder andere S. Amsterdam, S. Anatum, S. London en vele anderen. De diagnose ’salmonellose’ kon niet worden gesteld, omdat niet geconcludeerd kon worden dat de dieren ziek waren van deze salmonella.

Om een goede risico-inschatting te kunnen maken van het belang van deze bevinding, heeft de Veekijkerdierenarts dit verder opgevolgd in samenspraak met de bedrijfsbegeleidend dierenarts. Eerst is contact opgenomen met de dierenarts voor aanvullende anamnese betreffende de bedrijfsvoering en de klinische verschijnselen op het bedrijf en de vraag om dit in komende periode nadrukkelijk te monitoren. Er was geen sprake van diarree of andere verschijnselen passend bij salmonellose. Het bedrijf heeft een hoge hygiënestandaard en geen publieksfunctie. Daarmee werd het risico voor de algemene bevolking als laag ingeschat. Om een inschatting te maken over het

29

verspreidingsrisico is de dierenarts gevraagd om extra monsters (slofjes) te nemen uit de hokken van de biggen die waren ingestuurd en uit andere hokken. Er werden geen salmonella positieve monsters meer gevonden. Tot slot is het Signaleringsoverleg-Zoönosen (SO-Z) informeel geïnformeerd over de bevinding om uit te sluiten dat er geen verheffing van salmonella serogoep E in de humane populatie gelijktijdig plaatsvindt. Op basis van alle vervolgstappen is geconcludeerd dat de positieve salmonella een toevalsbevinding is zonder risico voor de humane gezondheid. Jaarlijks stuurt GD een random set salmonella-isolaten van diverse serogroepen op anonieme basis naar het RIVM voor nadere typering. Deze typering dient om het voorkomen van diverse salmonellastammen bij mensen en dieren in Nederland te monitoren. Daarmee draagt GD bij aan de monitoring van salmonella-infecties bij mens en dier.

5.2 Overige bijzondere (toevals)bevindingen

In deze paragraaf staan gevallen beschreven waarvan niet direct duidelijk is of deze van betekenis zijn voor de monitoring. Als zich vergelijkbare gevallen voordoen in de toekomst, kan het nodig zijn deze casuïstieken alsnog nader te analyseren.

5.2.1

Botryomycose bij zeugen

De Veekijker werd benaderd met vragen over een huidaandoening bij zeugen op een biologisch vermeerderingsbedrijf. Het beeld werd gekarakteriseerd door enkele relatief langzaam groeiende bultjes, de meeste zijn 1 tot 2 centimeter groot, op of rond de uier, die in de dracht ontstaan en na het werpen soms opengaan. Sommige melkpakketten verliezen functionaliteit (geen melkproductie) en sommige bobbels gaan open waarbij er purulent tot heldere vloeistof uitkomt. Het probleem speelt al enkele jaren en wordt niet minder. Informatie over een verloop gedurende het jaar is onduidelijk. Een verband met leeftijd of pariteit bij de zeug kon niet worden gelegd. Op basis van foto’s leek de aandoening veel op Actinomycose waarbij een bacteriele infectie met Actinomyces spp in de huid resulteert in vaak forse abcessen. Echter het klinisch beeld is milder doordat zwellingen beduidend minder groot zijn.

In overleg met de Veekijker is besloten tot aanvullend onderzoek op materiaal van slachtzeugen. Er zijn huidbiopten en materiaal afgenomen voor aeroob en anaeroob bacteriologisch onderzoek. Uit dit onderzoek bleek er sprake te zijn van granulomateuze ontstekingshaarden, gekenmerkt door het zogenaamde ‘Splendore Hoeppli fenomeen’ rondom grote koloniën bacteriën. Bacteriologisch onderzoek voor Actinobacillus spp . en Actinomyces spp . was uiteindelijk negatief, maar uit de ontstekingshaarden werd veel Staphylococcus aureus en uit één monster ook Streptococcus dysgalactiae ssp . dysgalactiae gekweekt. De twee gevonden S. aureus-stammen hadden een verschillende morfologie op de kweekplaat en ook een enigszins verschillend antibioticumgevoeligheidspatroon. Geconcludeerd is dat de klinische problematiek veroorzaakt wordt door Staphylococcus spp en streptokokken.

De exacte besmettingsbron voor dergelijke infecties is onduidelijk. Er wordt gedacht aan puncties in de huid door scherpe deeltjes in het ligbed en/of trauma door hokgenoten of andere scherpe voorwerpen in de huisvesting. Het ligbed wordt jaarlijks vervangen en dit jaar wordt extra aandacht besteed aan de desinfectie van het hok.

Bij zeugen met Actinomycose is het advies om deze tijdig af te voeren in verband met de vermeende besmettelijkheid, maar dit advies is wellicht omwille van besmettelijkheid van S. aureus of streptokokken minder evident. Evenwel is het verlies van functioneel weefsel voor lactatie en/of open gebarsten abcessen om andere redenen ook een argument voor vroegtijdige afvoer. De casus wordt gemonitord voor het vervolg op het bedrijf. Er is geen verhoogd risico voor verspreiding naar andere bedrijven, noch voor effecten op volksgezondheid.

30

5.2.2 Lymfoom bij een varken

In juni 2023 werd een varken van 10 maanden oud ingestuurd voor pathologisch onderzoek, met klachten van vermageren, hoesten, onvoldoende reactie op therapie en dat uiteindelijk gestorven was. Bij sectie werd een sterke zwelling van lymfeknopen in de buik en borstholte (15 tot 20 centimeter groot) geconstateerd. Nader immunohistochemisch onderzoek wees uit dat er sprake was van een maligne B-cellymfoom. De hoestklachten bij dit varken kunnen worden verklaard door de 15 centimeter grote zwelling in het mediastinum.

Neoplasieën komen zelden voor bij commercieel gehouden varkens die worden ingestuurd voor pathologisch onderzoek. Bij slachtvarkens worden lymfomen genoemd als meest voorkomende neoplasie en B-cellymfomen worden vaker gevonden dan T-cellymfomen. Een B-cellymfoom ontwikkelt zich meestal bij jonge varkens (jonger dan 1 jaar). De achterliggende oorzaak van dit soort lymfomen blijft vaak onduidelijk. Bij meerdere casus in een epidemiologische eenheid is verder onderzoek mogelijk. Deze casus herinnert ons er aan dat neoplasiën ook bij varkens voorkomen en tevens een rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van klachten.

31

Bijlage I:

Uitgangspunten monitoring

Opzet

De monitor voor diergezondheid in de varkenshouderij bestaat uit een aantal elkaar aanvullende middelen waarmee informatie wordt verzameld over de gezondheidssituatie van de varkensstapel. De middelen zijn deels reactief (initiatief ligt bij de veehouders/dierenartsen) en deels proactief (initiatief ligt bij GD). Door informatie uit de diverse middelen integraal te interpreteren wordt de kans op het bereiken van de doelstelling van monitoring, namelijk het snel signaleren van specifieke problemen enerzijds en het volgen van trends en ontwikkelingen anderzijds, geoptimaliseerd. Indien een signaal onvoldoende sterk is, maar wel relevant lijkt, wordt door onderzoek op beperkte schaal (pilot studie) actief en gericht meer informatie verzameld. Bevindingen worden elk kwartaal gerapporteerd. Indien bevindingen urgent worden geacht (risico’s voor voedselveiligheid, volksgezondheid of ernstige dierziekte-uitbraken), wordt tussentijds gerapporteerd aan de Begeleidingscommissie Monitoring Dierziekten.

Online Monitoring varkensgezondheid

De Online Monitoring varkensgezondheid is een proactief onderdeel van de monitor en verzamelt gegevens van bedrijfsbezoeken door praktiserende dierenartsen. Per leeftijdscategorie worden de volgende gegevens geregistreerd: syndromen (per orgaansysteem), klinische verschijnselen en (waarschijnlijkheids-)diagnoses. De gegevens worden via een website verzameld. De Online Monitoring is vanaf 1 juli 2015 operationeel. Vanaf 1 januari 2016 is sprake van een verplicht karakter in het kader van kwaliteitsborging.

GD Veekijker

De GD Veekijker is een reactief onderdeel van de monitor. Een team van ervaren deskundigen beantwoordt vragen van veehouders, practici en bedrijfsvoorlichters. Vragen kunnen telefonisch worden afgehandeld, maar ook kan besloten worden tot een bedrijfsbezoek en/of uitvoering van laboratoriumonderzoek voor het bevestigen of juist uitsluiten van bepaalde aandoeningen. Het initiatief voor het contact kan ook liggen bij de pathologen van GD in die gevallen waarbij het beeld van een sectie niet strookt met de anamnese op het inzendformulier of als het vermoeden van intoxicaties bestaat. Naar aanleiding van deze meldingen neemt de Veekijker contact op met de practicus en/of de veehouder.

Afdeling pathologie

De informatie die verkregen wordt door pathologisch onderzoek van meestal kadavers, vormt eveneens een reactief onderdeel van de monitor. Geregistreerde pathologen doen onderzoek op gestorven of geëuthanaseerde dieren, verworpen vruchten en soms ingezonden organen. Naast een macroscopische en microscopische beoordeling wordt meestal aanvullend laboratorium-onderzoek uitgevoerd. Pathologisch onderzoek is zeer geschikt voor het opsporen van nieuwe aandoeningen en niet-endemisch in Nederland voorkomende aandoeningen. Behalve informatie over de doodsoorzaak, wordt informatie over antibioticum¬gevoeligheid van ziekteverwekkers verkregen.

32

Bewakingsonderzoek

Het bewakingsonderzoek betreft voor een deel een proactief monitoringsinstrument. Het initiatief voor vergaren van informatie ligt bij GD. Voor het uitsluiten van aanwezigheid van aangifteplichtige ziekten worden alle bedrijven iedere vier weken klinisch onderzocht. Voorts worden bedrijven serologisch onderzocht op het voorkomen van afweerstoffen tegen Ziekte van Aujeszky (ZvA), alleen verplicht bij één van de beide IKB’s. A- en C-categorie bedrijven worden onderzocht op het voorkomen van afweerstoffen tegen klassieke varkenspest (KVP). Daarnaast omvat het bewakingsonderzoek nog een reactief monitoringsinstrument: alle tonsillen (en/of milten) van kadavers aangeboden voor pathologisch onderzoek, worden op klassieke varkenspest onderzocht.

Pilotonderzoek

Pilotonderzoek is eveneens een proactief monitoringsinstrument. Om een signaal dat uit één van de middelen is verkregen te analyseren, wordt op beperkte schaal nadere informatie verzameld. Het pilotonderzoek wordt gestart vanuit het tweewekelijks overleg tussen de Veekijkerdierenartsen en de pathologen.

Wilde zwijnen

Om na te gaan of wilde zwijnen een bedreiging vormen voor de professionele varkenshouderij in Nederland worden, in opdracht van het Ministerie van LNV, de wilde zwijnenpopulaties op de Veluwe en in Limburg onderzocht op de aanwezigheid van afweerstoffen tegen klassieke varkenspest (KVP), Afrikaanse varkenspest (AVP) en Ziekte van Aujeszky (ZvA). Ook zwijnen die zijn geschoten in zogenaamde nulstandgebieden (onder andere De Kempen en het Leenderbos in Noord-Brabant) worden onderzocht. De uitvoering van dit onderdeel van de monitor berust bij WBVR.

Rapportage

GD rapporteert na afloop van elk kwartaal over de bevindingen aan de belanghebbenden. Het eerste en derde kwartaal betreft dit een tussenrapportage over vooral bijzondere bevindingen en informatie uit de Online Monitor. Na afloop van het tweede en vierde kwartaal levert GD een halfjaarrapportage op met tevens een uitgebreide analyse van trends op basis van informatie uit telefonische vragen, bedrijfsbezoeken, pathologisch onderzoek en de Online Monitor. In de rapportage worden de waarnemingen weergegeven, voorzien van een interpretatie en wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met de bevindingen.

33

Bijlage II:

34
Bewaking aangifteplichtige ziekten in
Nederland
Dierziekte 1e halfjaar 2023 2e halfjaar 2022 1e halfjaar 2022 2e halfjaar 2021 1e halfjaar 2021 2e halfjaar 2020 1e halfjaar 2020 SVD 30 293 698 1.484 6.681 3.214 2.762 KVP (WBVR) 3596 3730 4.572 4.965 4.952 5.434 4.925 Brucellose 2656 2615 2.731 2.661 2.810 3.212 2.762 ZvA 8278 10177 9.354 14.340 18.268 15.061* 11.980*
Tabel II.1 Aantallen onderzochte bloedmonsters (bron: RVO/GD/WBVR)
*Alleen via laboratorium GD

Bijlage III:

Achterliggende gegevens secties

Tabel III.2 Samenvatting van de diagnoses per orgaansysteem in percentages per leeftijdscategorie per half

35
Samenvatting
2e halfjaar 2022 1e halfjaar 2023 Belangrijkste diagnose Luchtwegen 16 18 Pneumonie door Actinobacillus pleuropneumoniae Maagdarmkanaal 34 26 PIA Circulatie 6 5 Pericarditis Urogenitaalapparaat 1 1 Urinewegstenen Locomotieapparaat 17 19 Arthritis/polyarthritis, meningitis door Str. Suis. Infectieziekten algemeen 14 19 Sepsis door Str. Suis Overige aandoeningen 3 3 Lies en/of navelbreuk Geen diagnose 3 4 Abortus/doodgeboorte 6 5 PRRS infectie, porcine parvovirus
Tabel III.1
van de diagnoses per orgaansysteem in percentages per halfjaar
jaar,
biggen
Orgaansysteem zuigende biggen gespeende biggen vleesvarkens opfokvarkens zeugen beren 2e halfjaar 2022 1e halfjaar 2023 2e halfjaar 2022 1e halfjaar 2023 2e halfjaar 2022 1e halfjaar 2023 2e halfjaar 2022 1e halfjaar 2023 aantal onderzocht 136 239 285 437 221 359 154 158 Luchtwegen 4 4 19 19 24 32 15 12 Maagdarmkanaal 56 42 27 16 43 32 25 23 Circulatie 0 0 4 3 7 7 14 16 Urogenitaalapparaat 1 0 0 1 1 1 5 4 Locomotie-apparaat 23 23 23 31 9 7 18 12 Infectieziekten algemeen 9 19 24 26 10 16 10 13 Overige aandoeningen 4 8 1 1 3 2 7 9 Geen diagnose 4 4 1 2 4 4 5 11
exclusief de inzendingen van verworpen
en indien leeftijd onbekend
36
LUCHTWEGAANDOENINGEN: 14 verschillende diagnoses % pneumonie tgv Actinobacillus pl.pn. 40,5% pneumonie tgv Str. suis 12,3% pneumonie (longontsteking, geen oorzaak) 11,9% pneumonie tgv Haemophilus parasuis 8,4% influenza 6,6% pneumonie tgv Pasteurella multocida 5,7% enzootische pneumonie 4,4% pneumonie interstitieel 3,5% pleuritis (borstvliesontsteking) 2,6% longabcessen (o.a. Arcanobacterium pyog.) 1,3% rhinitis 0,9% tracheïtis/laryngitis/bronchitis 0,9% asfyxie 0,4% Inclusion Body Rhinitis 0,4% MAAGDARMAANDOENINGEN: 21 verschillende diagnoses % PIA 20,4% coli-enterotoxicose 19,2% Clostridium-infectie 16,5% maagdarmstoornis 14,9% darmdraaiingen 6,7% verbloeding uit maagzweer 3,7% slingerziekte 3,4% enteritis tgv Salmonella groep B, inclusief typhimurium 2,1% maagdraaiing 2,1% torsie leverkwab 2,1% maagzweer/maagperforatie/vernauwing maagingang 1,8% enteritis (geen oorzaak vastgesteld) 1,2% rectumstrictuur 1,2% coccidiose/parasitaire infectie (per 2023) 0,9% darmperforatie/invaginatie 0,9% enteritis tgv Salmonella groep D 0,6% steatorrhoe 0,6% leverruptuur 0,6% colitis tgv Brachyspira-infectie 0,3% obstipatie 0,3% infectie met Brachyspira pilosicoli 0,3% >>
Tabel III.3 Overzicht van alle diagnoses die ten minste eenmaal zijn gesteld bij pathologisch onderzoek in het eerste halfjaar van 2023 (n = 1.266)
37 Vervolg tabel CIRCULATIESTOORNISSEN: 9 verschillende diagnoses % pericarditis 27,9% circulatiestoornis/hartedood 25,0% endocarditis tgv Str. suis 14,7% endocarditis (andere of geen oorzaak) 13,2% hartspierdegeneratie 10,3% congenitale hartafwijking 2,9% shock 2,9% aorta stenose 1,5% moerbeihartziekte 1,5% UROGENITAALAPPARAAT: 6 verschillende diagnoses % PDNS 14,3% urinewegstenen 50,0% endometritis 14,3% blaasruptuur 7,1% baarmoeder ruptuur/draaiing 7,1% interstitiële nefritis 7,1% LOCOMOTIEAPPARAAT: 15 verschillende diagnoses % meningitis tgv Str. suis 46,4% arthritis/polyarthritis 13,9% meningitis en/of encefalitis 11,0% (poly)arthritis tgv Str. suis 6,3% periarthritis 5,5% Metabolic bone disease (per 2021) 4,2% osteochondrosis (dissecans) 3,0% hypoplasie cerebellum 2,1% epifysiolysis (capitis femoris) 1,7% degeneratie hersenen/ruggemerg (neuronen) 1,7% arthritis/polyarthritis tgv M. hyosynoviae (2022) 1,3% osteomyelitis 1,3% botfracturen (beenbreuken) 0,8% myositis/acute spierdegeneratie 0,4% abces wervelkolom 0,4% ALGEMENE INFECTIEZIEKTEN: 10 verschillende diagnoses % sepsis tgv Str. suis 36,3% polyserositis 19,0% sepsis (bloedvergiftiging) 12,7% >>
38 Vervolg tabel sepsis tgv Haemophylus parasuis (Glässer) 10,5% abcessen/ontstekingen 6,8% circo-2 virus 6,8% PRRS 3,8% peritonitis (buikvliesontsteking) 2,1% navelontsteking 1,7% vlekziekte (Erysipelotrix rhusiopathiae) 0,4% OVERIGE AANDOENINGEN: 13 verschillende diagnoses % lies- en/of navelbreuk 31,8% milttorsie/miltruptuur 25,0% smeerwrang 6,8% inwendige verbloeding 4,5% congenitale (oog)afwijking 4,5% nitraatvergiftiging 4,5% hypoglycaemie 4,5% stress 4,5% dermatitis 4,5% trauma (uitwendig geweld) 2,3% thrombocytopenia purpura 2,3% leucose/maligne lymfoom 2,3% cachexie/vermagering 2,3% ABORTUS/DOODGEBOORTE: 6 verschillende diagnoses % geen oorzaak abortus vastgesteld 55,4% PRRS abortus 13,8% diverse bacteriën 10,8% ontsteking placenta 10,8% porcine parvovirus 6,2% Circovirus abortus 3,1%

Bijlage IV:

Gevoeligheidspatronen van stammen gekweekt uit sectiemateriaal en niet-sectiemateriaal (Tabel IV.1)

Achterliggende gegevens ongevoeligheden voor antibiotica (bij hoofdstuk 4.5)

Algemene informatie bij de tabellen:

In tabel IV.1 staan de gevoeligheidspatronen van de meest gekweekte bacteriën in 2023. Isolaten uit sectiemateriaal (gestorven/geëuthanaseerde dieren) en isolaten uit niet-sectiemateriaal (losse inzendingen zoals swabs van klinisch zieke dieren) zijn samengevoegd. De resistentiepercentages zijn niet noodzakelijk representatief voor de hele Nederlandse varkenshouderij. De per bacterie weergegeven antibiotica zijn zoveel mogelijk gebaseerd op het Formularium Varken van de KNMvD; deels betreft het de geteste antibiotica, deels antibiotica waarvan bekend is dat deze kruisresistentie vertonen met het geteste antibioticum. Omdat bij veel bacterie-antibioticum combinaties een significant seizoenseffect aanwezig is, worden de gevoeligheidspatronen weergegeven op halfjaarniveau. Het aantal isolaten dat is vermeld, betreft het totaal aantal aangeboden isolaten van een bacterie, maar niet altijd zijn alle aangeboden isolaten getest op gevoeligheid voor alle bij de betreffende bacterie genoemde antibiotica.

Tabel IV.1 Percentage antibioticumresistente bacteriën gekweekt uit sectiemateriaal en niet-sectiemateriaal, 2017 tot en met 2022. Het aantal isolaten dat is vermeld, betreft het totaal aantal aangeboden isolaten van een bacterie, maar niet altijd zijn alle aangeboden isolaten getest op gevoeligheid voor alle bij de betreffende bacterie genoemde antibiotica. (bron: GD-LIMS)

39
Bacterie % Ongevoelig 2023-1 2022-2 2022-1 2021-2 2021-1 2020-2 2020-1 2019-2 2019-1 Actinobacillus pleuropneumoniae Aantal isolaten 79 36 48 55 83 67 99 52 83 Amoxicilline/Ampicilline/ Benzylpenicilline 10 22 8 11 7 7 7 1 0 Cefquinome/Ceftiofur 0 0 2 0 0,2 / 0 0 0 0 0 Doxycycline/ Oxytetracycline 15 22 19 11 8 25 28 12 10 Dihydrostreptomycine 6 17 6 11 6 9 7 8 1 Enrofloxacine/ Marbofloxacine 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Florfenicol 0 3 4 0 0,2 0 0 0 0 Fluméquine 0 0 4 0 0,2 0 0 0 0,2 Gamithromycine 0 0 0 0 Neomycine 18 0 17 18 10 12 7 1 8 Tiamuline 0 3 0 0 0,2 0 0 0 0 Tildipirosine 0 0 0 0 >>
40 Vervolg tabel Bacterie % Ongevoelig 2023-1 2022-2 2022-1 2021-2 2021-1 2020-2 2020-1 2019-2 2019-1 Actinobacillus pleuropneumoniae Tilmicosine 0 0 0 0 2 0 0 0 0 Tulathromycine 0 0 2 0 Trimethoprimsulfonamiden 8 17 8 15 6 19 7 1 5 Bordetella bronchiseptica Aantal isolaten 40 18 23 18 32 16 38 34 53 Amoxicilline/Ampicilline/ Benzylpenicilline 100 100 100 89 100 100 99 100 99 Doxycycline/ Oxytetracycline 8 0 4 17 1 6 11 6 11 Dihydrostreptomycine 100 100 100 100 100 100 99 100 100 Enrofloxacine 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Florfenicol 13 17 4 6 0 13 13 6 8 Fluméquine 8 17 9 0 0 13 0 6 9 Gamithromycine 95 94 91 94 Neomycine 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Tildipirosine 8 11 43 33 Tilmicosine 100 100 96 100 84 69 63 82 91 Tulathromycine 8 6 43 33 Trimethoprimsulfonamiden 45 39 39 56 40 69 47 59 51 Glaesserella parasuis Aantal isolaten 47 2a 20 16 33 Amoxicilline 0 0 0 0 3 Enrofloxacine 0 0 0 0 0 Gamithromycine 0 0 0 7 Oxytetracycline 4 0 0 6 1 Tildipirosine 2 0 0 7 Tulathromycine 0 0 0 0 Trimethoprimsulfonamiden 12 50 20 31 30 >>

a Door een technische storing zijn er van niet meer Glaesserella parasuis isolaten antibiogrammen beschikbaar.

Tabel IV.1 Vervolg percentage antibioticumresistente bacteriën gekweekt uit sectiemateriaal en nietsectiemateriaal.

41 Vervolg tabel Bacterie % Ongevoelig 2023-1 2022-2 2022-1 2021-2 2021-1 2020-2 2020-1 2019-2 2019-1 Pasteurella multocida Aantal isolaten 63 34 38 39 79 44 64 47 60 Amoxicilline/Ampicilline/ Benzylpenicilline 8 3 0 1 3 5 8 1 0 Cefquinome/Ceftiofur 6 0 1 1 0 0 / 2 0 0 / 1 0 Doxycycline/ Oxytetracycline 8 12 11 0 9 11 1 6 7 Dihydrostreptomycine 9 3 0 10 5 5 6 4 5 Enrofloxacine/ Marbofloxacine 2 0 0 0 0 0 0 0 0 Florfenicol 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Fluméquine 2 0 0 0 1 0 0 1 0 Gamithromycine 0 0 3 1 Neomycine 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Tildipirosine 0 0 0 0 Tilmicosine 0 0 0 0 1 0 0 0 0 Tulathromycine 0 0 0 1 Trimethoprimsulfonamiden 8 3 1 8 4 7 3 6 8
% Ongevoelig Bacterie 2023-1 2022-2 2022-1 2021-2 2021-1 2020-2 2020-1 2019-2 2019-1 Escherichia coli, enteropathogeen Aantal isolaten 83 56 65 60 73 64 85 53 84 Amoxicilline/Ampicilline 60 70 60 45 69 61 72 74 61 Apramycine 1 0,4 0 0 0 0 0 2 5 Colistine 4 0 3 2 1 2 1 0 0 Dihydrostreptomycine 44 54 51 53 60 52 45 57 55 Enrofloxacine 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Fluméquine/oxolinezuur 0 0 0 0 1 0 1 0 0,2 Gentamicine 2 0,4 0 0 0 0 0 0 2 Neomycine/paromomycine 10 9 9 7 4 5 4 4 6 Oxytetracycline 56 53 60 54 74 67 58 66 73 Spectinomycine 43 39 38 38 40 39 42 65 45 Trimethoprimsulfonamiden 64 64 65 46 70 58 66 76 67 >>
42 Vervolg tabel Bacterie % Ongevoelig 2023-1 2022-2 2022-1 2021-2 2021-1 2020-2 2020-1 2019-2 2019-1 Salmonella Typhimurium Aantal isolaten 1 5 1 2 2 4 2 6 7 Amoxicilline 100 80 0 100 100 25 100 83 57 Apramycine 0 0 0 0 50 0 0 0 14 Colistine 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Enrofloxacine 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Fluméquine 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Neomycine 0 0 0 0 50 0 0 0 0 Oxytetracycline 100 100 0 50 50 50 50 50 57 Trimethoprimsulfonamiden 100 40 100 50 0 100 50 67 43 Salmonella groep B Aantal isolaten 9 5 9 6 5 10 8 6 12 Amoxicilline 67 100 100 50 80 90 63 83 100 Apramycine 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Colistine 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Enrofloxacine 11 0 0 0 0 0 0 0 0 Fluméquine 22 0 0 0 0 0 0 0 0 Neomycine 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Oxytetracycline 67 80 78 83 100 80 50 100 83 Trimethoprimsulfonamiden 33 40 22 17 40 30 38 17 33 Staphylococcus hyicus Aantal isolaten 13 8 9 15 11 9 15 4 7 Amoxicilline/Ampicilline 46 38 78 60 55 56 67 50 43 Benzylpenicilline 46 38 78 60 55 56 67 50 43 Neomycine 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Trimethoprimsulfonamiden 15 0 11 7 0 11 7 0 0 Streptococcus suis Aantal isolaten 352 163 202 195 309 201 336 243 264 Amoxicilline/Ampicilline 1 1 0,5 1 1 3 0,4 2 1 Benzylpenicilline 0,2 3 1 1 0,2 2 1 1 1 Neomycine 100 100 100 100 100 100 100 100 100 Oxytetracycline 67 66 75 67 73 60 74 66 73 Trimethoprimsulfonamiden 5 1 7 9 7 7 13 14 17

Bijlage V:

Achterliggende gegevens tweedelijns contacten

Figuur V.1 Percentages telefonische vragen over ‘specifieke ziekten’ in het eerste halfjaar van 2023 (n=515).

Ziekte specifieke vragen

PRRS

Streptococcen

Influenza

Clostridium App

Circo (+PDNS)

Influenza (pandemische H1N1 2009)

E. coli

Haemophilus parasuis

Salmonella

Lawsonia

Brachyspira

M. hyopneumon.

Rota/Corona

Parvo

Schurft

Erysipelas

Pasteurella (niet Pm+)

Wormen

Staphylococcen

M. hyorhinis

Leptospiren

Voedingsdeficiënties

Maagzweren / -bloedingen

AR (Pm+)

43
0% 2% 4% 6% 8% 10% 12% 14% 16% 18% 20%

Figuur V.2

Percentages telefonische vragen over ‘gezondheidsklachten’ in het eerste halfjaar van 2023 (n=648).

Probleemgerichte vragen

Uitval te hoog

Diarree (afwijkende mest)

Hoest (chronisch)

Plotseling dood

Zenuwverschijnselen Kreupelheid

Achterblijvers/slijters

Verwerpen/vroeggeboorte

Interpretatie uitslagen algemeen

Huidaandoening

Verwerpen einde dracht (dag 100 - 108)

Verwerpen midden dracht (6 - 14 weken)

Te veel doodgeboren

Niezen

Kannibalisme (oor-, staart-, poot-)

Hogere of verhogen gezondheidsstatus

Te lage groei

Geboorteproblemen

Verminderen medicijngebruik

Te weinig melkgift / uierproblemen

Necrose (oor-, staart-, poot-)

Traag werpen

Mummies

Vroeggeboorte (dag 109 - 113)

Vaccinatieschema (algemeen)

Temperatuursverhoging / koorts

Te veel terugkomers

Slachtafwijkingen verhoogd

Niet vreten (anorexie)

Bleke varkens

Medicijnen / Medicatie

Beer wil niet dekken

Verwerpen begin dracht (< 5 weken)

Urinewegen (nieren / blaas)

44
0% 5% 10% 15% 20% 25% KI

Bijlage VI:

Serologie wilde zwijnen in Nederland

Rapportage serologisch onderzoek bij wilde zwijnen in Nederland

Rapportage 1e halfjaar 2023

Michiel Kroese, Eric de Kluijver, Jeanet van der Goot

Jaarlijks wordt, in opdracht van het Ministerie van LNV, het bloed van wilde zwijnen die in Nederland geschoten worden door jagers, steekproefsgewijs onderzocht op antistoffen tegen de virusziekten klassieke varkenspest (KVP), Afrikaanse varkenspest (AVP) en de ziekte van Aujeszky (ZvA). Deze monitoring heeft tot doel om na te gaan wat de prevalentie van deze besmettelijke ziekten bij wilde zwijnen in Nederland is. Daarmee kan worden ingeschat of wilde zwijnen een bedreiging vormen voor de verspreiding van dierziekten naar de reguliere varkenshouderij. In deze rapportage worden alle resultaten van het eerste half jaar van 2023 gepresenteerd. In totaal zijn 278 monsters van wilde zwijnen in Nederland ontvangen in deze periode. Hiervan zijn 145 monsters geselecteerd voor de serologische testen op KVP, AVP en ZvA. Er zijn in de onderzochte monsters van wilde zwijnen geen antistoffen aangetroffen tegen KVP, AVP en ZvA (ELISA’s).

45

Bijlage VII:

Publicaties monitoring varken eerste halfjaar 2023

In de eerste helft van 2023 zijn diverse publicaties verschenen in de GD tijdschriften Varken (verschijnt twee keer per jaar) en de Veterinair (verschijnt maandelijks) die direct of indirect betrekking hadden op de resultaten van de monitoring. Een overzicht hiervan staat weergegeven in de onderstaande tabel. Daarnaast zijn in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde korte artikelen verschenen met informatie direct uit de monitor. Dit betreft vooral informatie over trends gebaseerd op informatie uit de Online Monitor.

Tabel bijlage VII Overzicht van het aantal pagina’s van de GD-publicaties die direct of indirect betrekking hadden op de resultaten van de monitor varkensgzondheid.

Relatie met monitor:

46
Direct
GD Varken 100 Bigoverleving en seizoensinvloeden 2 Nationale PRRS plan 1 totaal: 2 1 GD Veterinair Januari AVP in Tsjechië 0,5 Februari PRRS monitoring d.m.v. nieuwe sequencing technologie Vitamine E of selenium deficientie 0,5 0,5 Maart Navelbreuken of navelbloeden 0,5 April Seneca valley virus 0,5 Mei Nationale Influenza surveillance Abortus bij zeugen Hersenverschijnselen bij varkens 0,5 0,5 0,5 Juni Early warning diagnostiek AVP Update draaiboeken AVP en KVP 0,5 0,5 5
8 Monitorpagina in Tijdschrift voor Diergeneeskunde Januari Bigoverleving April Streptokokken Juni Zoötechnische en infectieuze oorzaken
Afgeleid
totaal:

Bijlage VIII:

Gebruikte afkortingen

ADIS = Animal Disease Information System

ADNS = Animal Disease Notification System

CMV = Centrum Monitoring Vectoren

CRM = Customer Relationship Management

CRM = Ministrie van Cultuur Recreatie & Maatschappelijk Werk

DWHC = Durch Wildlife Health Center

ELISA = Enzyme-Linked ImmunoSorbent Assay

GD = Royal GD (v/h Gezondheidsdienst voor Dieren)

KI = kunstmatige inseminatie

KNMvD = Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde

LIMS = Laboratorium Informatie en Management Systeem

LNV = Landbouw, Natuurbehoud en Voedselkwaliteit

MALDI-TOF = Matrix Assisted Laser Desorption Ionization Time of Flight Mass Spectrometry.

MoRP = Monitoring Registratie Programma

NVWA = Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit

OIE = Office International des Epizooties (Wereldorganisatie voor Diergezondheid)

PCR = Polymerase Chain Reaction

POV = Producenten Organsatie Varkenshouderij

RIVM = Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

SOZ = Signaleringsoverleg Zoönosen

WBVR = Wageningen Bioveterinary Research

47

Colofon

Begeleidingscommissie Monitoring Varkens (per 1 januari 2023)

K. Oomen (voorzitter)

F. Herder (POV)

E. Hendrikx(POV)

K. Jansen(POV)

M. van de Peut (POV)

F. Reeuwijk (LNV)

J. Hulzing (KNMvD)

M. Spierenburg (NVWA)

Auteurs Rapportage

C. Sanderman

M. Houben

T. Tobias

K. Eenink

B. Engel

A. Heuvelink

48
49

Arnsbergstraat 7

Postbus 9, 7400 AA Deventer

T. 088 20 25 500

info@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl

Royal GD
GD3003/03-24

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.