GD-katern Hippische Ondernemer - april 2014

Page 1

DE GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN

Nieuws en mededelingen Deze pagina’s zijn een bijdrage van De Gezondheidsdienst voor Dieren Postbus 9 7400 AA Deventer T. 0900-1770 E. redactie@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl REDACTIE: Kees van Maanen (deskundige infectieziekten paard), Emiel Schiphorst (marktmanager paard), Linda van den Wollenberg (paardeninternist), Petra Reijnen (relatiebeheer dierenartspraktijken), Ria Huijben (adviseur marketing & communicatie), EINDREDACTIE: Eva Onis Uw suggesties voor het katern zijn welkom via redactie@gddiergezondheid.nl

HERFSTTIJLOOS GEVONDEN IN PAARDENHOOI De GD trof eind maart voor het eerst de giftige plant herfsttijloos (Colchicum autumnale) aan in een monster hooi. Dit monster kwam uit een grote partij natuurhooi, geïmporteerd uit Duitsland (de Eifel). Een deel van deze partij is gevoerd op een stoeterij in Brabant. De meeste paarden lieten de onbekende planten liggen, maar twee paarden aten alles op en werden na een week of vier ziek. Het ene paard kreeg koliek, werd apathisch en is geëuthanaseerd, het andere kreeg diarree. Herfsttijloos is in Nederland als wilde plant hoogst zeldzaam, maar komt in zuidelijk Europa veel voor. Ze bevat colchicine, dat onder meer schadelijk is voor ongeboren veulens, de slijmvliezen irriteert, diarree veroorzaakt en problemen kan geven met de nierfunctie en het centraal zenuwstelsel. Bij twijfel kunt u ruwvoer laten onderzoeken. Dierenartsen kunnen voor meer informatie contact opnemen met de GD (0900-1770).

VEELGESTELDE VRAAG: Waarom is het belangrijk om mestonderzoek te laten doen? GD-buitendienstmedewerker Petra Reijnen: “Resistentie tegen wormmiddelen is een toenemend probleem. De problematiek ontstaat vooral in het weiland, waar soms gigantisch veel eieren en larven aanwezig zijn. Preventie krijgt relatief weinig aandacht, terwijl daarmee veel winst te behalen valt. Denk bijvoorbeeld aan regelmatig mest verwijderen uit het weiland en maaien voordat de paarden de wei in gaan. Wormbesmettingen zijn echter niet helemaal te voorkomen. Paarden worden altijd blootgesteld aan eieren, larven en wormen, dus ze zijn nooit helemaal ‘schoon’. Een lichte worminfectie hoeft geen probleem te zijn, omdat het dier daardoor weerstand opbouwt. Om zeker te zijn over wormbesmettingen en de ernst ervan, is regelmatig mestonderzoek raadzaam. Kwantitatief faecesonderzoek met de McMaster-methode is een goede manier om te achterhalen of de uitscheiding van wormeieren zo hoog is dat ontwormen nodig is. Het tijdstip van onderzoek en de te onderzoeken dieren dienen goed gekozen te worden. Mest kan individueel (P342) of gepoold van maximaal vijf dieren (P421) onderzocht worden op maagdarmwormen (Cyathostominae en Strongylus spp.). Ook onderzoek op spoelwormen, lintwormen, leverbot, longworm en cryptosporidieën is mogelijk. Dit is vooral nuttig bij ziektekundige klachten of bedrijfsproblemen door een bepaalde parasiet. Om te controleren of het wormmiddel nog optimaal werkt, adviseert de GD herhaling van faecesonderzoek twee en vijf weken na een ivermetcinebehandeing of zes weken na gebruik van moxidectine.”

HO2 / 2014

3


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
GD-katern Hippische Ondernemer - april 2014 by Royal GD - Issuu