
3 minute read
Het einde van de ,,Geusau”
from Parate post
Langgerekt en klaaglijk klinkt het schrille geluid van de stoomfluit van de ,,Geusau” door de smalle straatjes van Urk. En het is net of de morgenschemering het geluid nog langer vast houdt dan normaal. Het is overigens niet normaal dat de postboot blaast op dit tijdstip. Maar iedere Urker weet: dit is de laatste keer! De „Geusau” verlaat Urk, richting Amsterdam, om uiteindelijk in Oostende af te meren. Nog lang hangt een langzaam in het morgengrauwen vervagende rookpluim over de zee. Een roemrucht stuk postale geschiedenis heeft op deze morgen zijn einde gevonden.
Jaren later stelt zich een Vlaming in zijn sappige taal voor aan de directeur van de E.U.S.M. Hij vertelt Willem Kroon dat hij iets aardigs heeft meegenomen uit Oostende. Uit zijn tas komt een ingelijste foto te voorschijn van de motorsalonboot ,,Marie Rose”. Willem Kroon’s gezicht krijgt een vrolijke en jonge uitdrukking. De „Geusau”; een stuk van het leven van de bekwame oud-kapitein van de maatschappij, die thans directeur is. Kroon vraagt honderduit aan Orelbeeke. Hij doet dat op een manier zoals je vraagt naar de welstand van een familielid dat je in jaren niet gezien hebt. Als Orelbeeke dan ook nog vertelt dat het toch zo’n bijzonder schip is, dan glundert Kroon. Daar weet hij alles van. Er wordt een hamer en een spijker opgezocht en de „Marie Rose” komt aan de muur van het kantoor te hangen.

Louwe van Dokkum is reeds jaren gepensioneerd. Toch draagt hij nog steeds de kapiteinspet en soms doet hij nog weleens een reisje met de motorsalonboot „Insula”, wanneer hij invalt voor de kapitein.


Aan het roer is van Dokkum een man die graag vertelt over zijn tijd bij de E.U.S.M. Aan de wal is hij een wat norse man, soms wat knorrig. Zijn belangstelling heeft hij echter nog niet verloren voor het wel en wee van de maatschappij. En om die reden stapt hij die middag het kantoor binnen. Met een pruimpje tabak achter z’n kiezen en de pet op een oor blijft hij staan voor de foto van de „Marie Rose”. ,,Wat is dat voor een boot?” „Dat is de „Geusau”, Louwe”; antwoordt Kroon. ,,De „Geusau”? dat kan niet, waar is zijn schoorsteen dan?” „Ja maar, ze hebben er daar in Belgie een motor ingezet” Louwe van Dokkum geeft een ruk aan z’n pet, spiest een straal tabakssap dwars door het loket het pakhuis in, slaat z’n handen op z’n rug en stoomt volaan het kantoor uit. Zijn laatste woorden dreunen nog na: „Ik vaar niet meer met motorboten!” Daar kan Kroon het mee doen. Van Dokkum slentert langs de haven naar huis, nog krommer, met een grimmig gezicht. Een onderdeel van zijn leven is door de Belgen verprutst. „Een motorboot”, moppert hij in zichzelf.

De telefoon rinkelt. „Urker Stoombootmaatschappij, met Kroon”. Aan de andere kant van de lijn wordt een heel verhaal afgestoken. Het gezicht van Willem Kroon wordt steeds strakker. Als uiteindelijk meneer Orelbeeke uit Oostende uitgepraat is, zegt Kroon alleen maar; ,,’t Is jammer en tot horens. Het beste!” Als hij de telefoon heeft neergelegd staart hij over de glas in lood horretjes de haven uit over de oude Zuiderzee. De ,,Geusau” had zich te ruste gelegd op de Vlaamse Banken. Het is net of er een geliefde gestorven is. Kroon zucht. En de herinneringen trekken aan hem voorbij.

Jacob Korf
Kapitein Louwe van Dokkum.


de in postkantoor oude Het Hendrikstraat. Prins