
5 minute read
Post en politiek
from Parate post
Post enpolitiek hebben altijd veel met elkaar te maken gehad. Militaire belangen stonden aan de wieg van geboorte en ontwikkeling van de nu al zo bedaagde, maar nog ongekend vitale ,,tante Pos”. De overheid bemoeidezich met haar, maakte wetten en regels, stelde prioriteiten. Geen wonder dat een klein en voorheen dun bevolkt eiland als Urk achteraan kwam als het op postale voorzieningen aankwam. Maar, ze kwamen wel, de postbestellingen, de telegraaf en de telefoon en wat dies meer zij. Vanzelfsprekend streefden de posterijen naar een goed evenwicht tussen inkomsten en uitgaven. En dat lag moeilijk voor de verbindingen over zee, en over en door het ijs in weer en wind en winter, en bij dat laatste soms ook door de lucht. En als dan in crisistijd, zoals in de jaren dertig, ook nog bezuinigd moest worden. Op Urk begreep men, dat het goed was, politieke heren die wat in te brengen hadden bij de post, gunstig te stemmen. Boten hebben hun namen lange jaren op de lippen van velen gebracht en gehouden, toen ze in Den Haag al lang niet meer genoemd werden. De „Minister Havelaar” en de „Dir. Gen. Jhr. von Geusau” waren tussen Kampen en Enkhuizen echte begrippen. Vooral ,,de Geussau” werd roemrucht. Maar ook op geheel andere wijze is de post van Urk en daarmee Urk zelf wel, in de politiek betrokken, zelfs al meer dan een eeuw geleden. Zo vonden we in de „Kamper Courant” onder het hoofd ,,mengelingen” het volgende bericht:

Urk, 25 april 1853 Sinds ons eiland in het genot van het vrije kiesregt verkeert, heeft zich de publieke geest alhier bijzonder ontwikkeld, en
krijgen wij nu geregeld om de 14 dagen de couranten; doch omdat in zulk eenen langen tijd ministerien kunnen geboren worden en weder sterven, zonder dat wij er iets van vernemen, is er bij onze gemeenteraad een adres aan de hooge regering aanhangig, waarbij wij krachtens de grondwet beweren, dat Urk in het net van Nederlandsche telegraphen behoort opgenomen te worden. Bij het ontbreken van dit voor ons zo wenschelijk middel van gemeenschap, en bij onze nog altijd zeer gebrekkige staatkundige kennis, neem ik de vrijheid UEd. dezen brief met een Urker hotter toe te zenden en er een zoodje visch, bij te voegen, waarvoor UEd. wel zoo goed zult zijn aan het Urker comite van algemeen welzijn de navolgende vragen te beantwoorden.
JAN KOERTSEN, President.

Bij lezing werd algauw duidelijk dat hier geen sprake kon zijn van een officieel bericht, maar dat het ging om een politiek spel tot lering en vermaak van de lezers van de Kamper krant. Vooral de twintigtoegevoegde vragen openbaren de bedoeling van het stuk: een humoristisch-satirische bijdrage te leveren op de bisschoppelijke regeling voor de Rooms-Katholieke kerk hier te lande, de spraakmakende Aprilbeweging, het aftreden van het ministerie Thorbecke en het optreden van het zgn. April-ministerie Van Hall-Donker Curtius. We laten hier, ter illustratie, vier vragen volgen. Is het waar, dat ook op Urk een bisschoppelijke zetel zal worden gevestigd? Heeft het merendeel der Protestanten, die zich vrijzinnig noemen, ons separatisten ook niet onderdrukt, ofschoon wij te Urk van dragonders zijn vrijgebleven? Gaan wij nu weer aan het schulden maken, als onder het vaderlijk behoud? Wij kunnen op Urk althans geen cent meer betalen, dan wij reeds doen. Zal men over een half jaar niet geheel anders over de tegenwoordige gebeurtenissen denken, dan in deze dagen van dweepzieke overspanning.? Het artikel in de Kamper Courant eindigt dan aldus:

De redactie aarzelt niet om deze laatstc vraag toestemmend te beantwoorden; daarom zal zij zich onthouden om de overige vragen te beantwoorden, die zij evenwel het publiek als ene
124
stof tot nadenken aanbiedt; men vindt in deze vragen meer gezond staatkundig oordeel dan men uit het weinig van een staatkundig oogpunt gekende Urk zou verwachten. Wij hoopen, dat het Urker comite ons nog meer dergelijke vragen zal toezenden, vergezeld door eene even smakelijke aanbeveling.
Op Urk zal men het artikel als „een Kamper ui” aangemerkt hebben. Het burger bestuur zal meer belangstelling hebben gehad voor de komende wet op het armbestuur (het was een heel slechte tijd voor de visserij) en de kerk van de Afscheiding had belang bij de wet op het recht van vereniging en vergadering. En voor alle eilanders was belangrijk wat de postwet van 1850 nu toch eindelijk voor Urk zou gaan betekenen.

Later is nog meer dan eens in brochure en boek Urk in politieke en andere fantasieen betrokken, zonder dat de bewoners er een haar beter van werden. Het verlaten oord, midden in de Zuiderzee, spraktot de verbeelding, of het nu „Patmos”, ,,Ile du diable” of „Nieuw-Urk” genoemd werd. Voor de post was het eeuwen lang een moeilijk te bereiken en menigmaal geisoleerde post. Men wist op Urk in weer en wind zonneklaar dat men op een eiland zat. ,,Een brief, op 10 april in Hindelopen geschreven, ging eerst naar Sneek, vandaar op 19 april naar Amsterdam en toen naar Enkhuizen. Den 12-den mei kwam hij op Urk. Hij had voor de reis dus een maand nodig gehad” (Aldus C. de Vries in zijn „Geschiedenis van het eiland Urk”) Het was in 1834.

Als in strenge winters nu eens de diensten op Enkhuizen en dan weer die op Kampen uitvielen, werd de post wel over land omgezonden en ook passagiers omreisden dan zee en land. Dan kon het zijn, dat je twee of drie dagen nodig had om een plaats te bereiken die hemelsbreed slechts 25 km. van het eiland verwijderd lag. En daaraan heeft eerst de politieke beslissing aangaande de droogmaking van de Zuiderzee voor Urk in 1948 een einde aan gemaakt.
125

Een postbriefkaart uit 1903.
