
5 minute read
DR. ING = ONDERZOEK +VALORISATIE
DOCENT IN DE KIJKER
Met 284 zijn ze. Het aantal doctorandi aan de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen dit academiejaar. Vijf jaar geleden waren er dat amper 83. Een logisch gevolg van de academisering van de opleiding tot industrieel ingenieur? Ongetwijfeld, maar volgens prof. Bart Vanrumste (Campus Groep T en Campus Diepenbeek) zijn er nog andere factoren in het spel. Een portret van de voorzitter van de facultaire Doctoraatscommissie.
Prof. Vanrumste is burgerlijk ingenieur Elektrotechniek en specialiseerde zich na deze studie in Biomedische Ingenieurs technieken. In 2001 promoveerde hij aan de UGent tot doctor op een proefschrift over elektrische bronlocatie bij epilepsie patiënten. Met behulp van deze techniek kunnen chirurgen uit het elektro-encefalogram van de patiënt precies de locatie van de kwaal in de hersenen detecteren om in geval van medicatieresistentie een gerichte ingreep uit te voeren. Na twee jaar onderzoek aan de University of Canterbury in Nieuw-Zeeland kon prof. Vanrumste in het kader van de ‘brain drain reverse’ campagne van de federale overheid een beurs in de wacht slepen om bij ESAT-KU Leuven zijn werkzaamheden verder te zetten.
“In 2005 ging hij aan de slag als docent aan Campus Geel (toen nog Katholieke Hogeschool Kempen). “Het was de periode waarin de hogescholen met opleidingen van het lange type zich voorbereidden op de academisering en de nakende integratie in de universiteit”, herinnert prof. Vanrumste zich. “Het opende voor docent-onderzoekers alvast perspectieven om aan pionierswerk te doen”. Het Mobilab dat prof. Vanrumste in die tijd samen met prof. Louis Peeraer in Geel oprichtte, bestaat nog altijd (nu in het departement Gezondheidszorg van Thomas More).

Prof. Bart Vanrumste
Innovative Health Technology
In 2015 keerde prof. Vanrumste terug naar Leuven. Op Campus Groep T diende zich een interessante opportuniteit aan om in het kader van het onderzoeksspeerpunt ‘Innovative Health Engineering Technology’ het e-Media Research Lab verder uit te bouwen. Zijn onderzoek richt zich meer specifiek op signaalverwerking, machine learning en het gebruik van Internet of Things (IoT) sensoren in de gezondheidszorg.
“Machine learning is een belangrijke subvorm van AI, dat op zijn beurt een brede verzamelnaam is voor technieken waarbij computers menselijke intelligentie benaderen”, legt prof. Vanrumste uit. “Machine learning doet dat via algoritmen die zich slimmer maken door patronen te leren in gigantische hoeveelheden data. Sinds enkele jaren heerst er een wilde ‘hype’ rond AI, in die mate dat 2019 is uitgeroepen tot het jaar van de beslissende doorbraak. Dat valt nog te bezien. Maar dat er toepassingen mogelijk zijn die ons leven kunnen vergemakkelijken of comfortabeler maken, dat is duidelijk. Neem nu de ziekenzorg. Momenteel is de klassieke vorm van geneeskunde hoofdzakelijk gebaseerd op een momentopname. Met IoT en wearables is een continue meting mogelijk. We kunnen sneller bijsturen als er iets mis loopt. Zo kunnen we bijvoorbeeld naar geïndividualiseerde zorg gaan en de levenskwaliteit bevorderen van onze almaar ouder wordende bevolking. Denk maar aan ouderen die voortaan langer thuis kunnen blijven wonen dankzij het permanent monitoren van hun gezondheidstoestand. Via IoT kunnen hulpverleners ook bevrijd worden van repititieve taken, zodat ze hun tijd efficiënter kunnen besteden aan de zorg van ouderen. Cruciaal is en blijft evenwel de kwaliteit van de datasets die de voedingsbodem vormen voor het trainen van algoritmen. Zijn die niet genoeg uitgebouwd, dan lukt het niet en blijven AI en aanverwanten beperkt tot een holle ‘hype’”.
Witte raven
Nog voor de integratie was prof. Vanrumste al lid van de facultaire Doctoraatscommissie (FDC) van Ingenieurswetenschappen, de burgerlijk ingenieurs dus. Na de oprichting van de nieuwe faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen lag de overstap voor de hand.
“Industrieel ingenieurs met een doctoraat, dat waren tot nog niet zo lang geleden witte raven”, vervolgt prof. Vanrumste. “Dat had verschillende oorzaken. Om te beginnen werd er maar weinig stimulans gegeven om te doctoreren. Daar kwam nog bij dat industrieel ingenieurs die toch de stap wilden zetten eerst minimum 30 studiepunten bij de burgerlijk ingenieurs moesten opnemen in een ‘provisioneel statuut’ alvorens regulier tot het doctoraat te worden toegelaten. Voor beroepsorganisaties zoals de Vlaamse Ingenieurskamer (inmiddels opgegaan in ie-net) was het doctoraat voor industrieel ingenieur jarenlang een strijdpunt in de opwaardering van de studie en het beroep. De integratie in de universiteit betekende dan ook een heuse omwenteling”.
Eigen profiel
Volgens prof. Vanrumste doet doctoreren helemaal geen afbreuk aan het profiel van de industrieel ingenieur, wel integendeel. “Laten we niet vergeten dat de faculteit IIW minutieus waakt over het profiel van de industrieel ingenieur. Meer nog, ze doet er alles aan om het nog verder aan te scherpen in zowel de onderwijsals de bedrijfswereld. De programmahervorming waar nu met man/vrouw en macht wordt aan gewerkt, is daar een sprekend voorbeeld van. Maar ook de FDC laat zich in dit verband niet onbetuigd. Onze taak bestaat er namelijk niet alleen in om het hele proces – van toelating tot verdediging – te bewaken. We schenken ook bijzondere aandacht aan de link met het werkveld, o.m. via het betrekken van assessoren uit het bedrijfsleven. Verder wordt van onze doctorandi verwacht dat ze een opleiding volgen met betrekking tot de valorisatie van hun onderzoek. In elk proefschrift dat ter verdediging wordt ingediend, moet bovendien verplicht aandacht besteed worden aan een zgn. ‘exploitation plan’. De kandidaat dr. ing moet de jury kunnen overtuigen dat zijn/haar bevindingen omzetbaar zijn in haalbare producten, processen of diensten. Een dr. ing is en blijft in de eerste plaats een industrieel ingenieur”.
Yves Persoons