
7 minute read
Ontregeling
ONTREGELING C M , R S El D B y
66 De één probeert de stereotypes van een hyperseksueel vrouwbeeld te doorbreken, terwijl de anderen infiltreren in basisscholen. Cherish Menzo werkt als choreograaf in het theater en theatermakers Elias de Bruyne en Rob Smorenberg maken jeugdtheater op basisscholen, maar ze hebben één ding gemeen: allemaal proberen ze met hun werk te ontregelen. Hoe doe je dat nu eigenlijk?
Advertisement
Door: Carolien Verduijn
‘Voor mij betekent ontregeling dat je buiten de lijntjes kleurt en niet meegaat met de stroom, waardoor er een mogelijkheid voor chaos ontstaat’, trapt Menzo af.
Smorenberg: ‘Daar kan ik mij wel in vinden. Het is tegen het alledaagse ingaan. De grootste ontregeling is voor mij het medium theater. Als publiek moet je helemaal naar de zaal komen, om vervolgens een uur stil te zitten. Je wordt in het theater geconfronteerd met jezelf en met het ritme van de maatschappij. Het theater heeft een ander, trager ritme, dat vormt in mijn werk altijd een startpunt.’
Menzo: ‘Ik denk dat ik vanwege mijn opvoeding veel binnen de lijntjes kleur. Voor mij is een performance bedoeld om wat buiten de lijntjes valt op te zoeken. Het dystopische, dat wat wrijft bij mensen.’
Menzo is in februari genomineerd voor de BNG Bank Theaterprijs voor haar solovoorstelling Jezebel. Geïnspireerd op de video vixens, modellen die eind jaren negentig en begin tweeduizend in hiphopvideoclips verschenen, onderzocht ze deze stereotypes en ging op zoek naar een nieuw perspectief.
‘Op de video vixens was veel kritiek’, vertelt Menzo. ‘Ze waren schaars gekleed, hyperseksueel en waren te zien naast de vrouwhatende teksten van rappers. Maar voor mij was de video vixen als tienermeisje een van de eerste zwarte rolmodellen die ik op televisie zag. Ik kopieerde het gedrag van de video vixens in de club.’ Op de Urban Contemporary-opleiding aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten schoof ze die stereotypes aan de kant, maar het fenomeen verloor nooit haar interesse.
‘Voor deze voorstelling heb ik veel onderzoek gedaan en interviews op YouTube gekeken. De video vixens hadden een enorme invloed op de hiphopindustrie. Ze verdienden heel veel. Ze belichamen de archetypes die geassocieerd worden met de zwarte vrouw: schaamteloosheid, immoraliteit en het idee dat zwarte vrouwen altijd agressief en boos zijn, en geen zachte kant hebben. Toen ben ik mij gaan afvragen: hoe breng ik dat in beweging? Wat is mijn idee van de hiphopwereld? En hoe deconstrueer ik dat en doe ik er een nieuw voorstel voor?’
Een voorstelling die drie dagen duurt Elias de Bruyne en Rob Smorenberg hebben een totaal ander uitgangspunt voor de ontregeling die zij teweeg willen brengen. Theater Artemis vroeg hen drie dagen lang durend jeugdtheater te maken op een basisschool. Dat werkt niet alleen ontregelend voor de scholen zelf, maar ook voor de makers. De Bruyne kon niet bij dit vraaggesprek aanwezig zijn, maar vertelt telefonisch: ‘Ik ben nog nooit zo zenuwachtig geweest. De kinderen en de meeste docenten en ouders weten namelijk niet dat ik kom. Je komt op een school terecht met allerlei regels en afspraken. Ik ben uit al mijn theatrale veiligheid. Ik voel me een indringer in de school.’ Ook voor Smorenberg is het een spannend project. ‘Ik maak voor het eerst een voorstelling die drie dagen duurt’, vertelt hij. ‘Ik heb nog nooit zo dicht op een publiek gezeten. In deze setting gaat het veel meer over contact maken met publiek, dan over de spanningsboog. In eerste instantie was ik veel bezig met het creëren van de inhoud, maar eigenlijk vormt het contact zelf de inhoud.’
Smorenberg en De Bruyne trekken beiden met een eigen voorstelling langs basisscholen. De Bruyne bivakkeert als de Takkentoktikker, een verzamelaar van spullen die veel lawaai maken, in een kubus op een basisschool. De Bruyne: ‘Hij komt pas uit de kubus als hij zich veilig voelt. Nadien gaat hij in de school op zoek naar spulletjes die geluid maken en zo probeert hij zijn familie terug te vinden. Met dat geluid trekt hij namelijk andere Takkentoktikkers aan.’
Smorenberg bezoekt eveneens drie dagen lang een basisschool, maar dan als extreem traag handelende klusjesman in slowmotion. Met zijn rode klusbus van Klusbedrijf Smorenberg komt hij aanrijden, waarna hij de eerste dag alleen wat vlakken aftekent op de grond, om de overige twee dagen met materiaal van de school een toren te bouwen.
‘Ik loop als klusjesman de school binnen’, zegt Smorenberg. ‘De bovenbouw snapt wel dat er iets geks aan de hand is, omdat ik zo langzaam ben. Voor de onderbouw ben ik meer een wezen. Ze aaien me, kijken gefascineerd toe hoe ik beweeg. Voor mij zit de ontregeling in het feit dat in het dagelijks leven van de kinderen iets verschijnt dat er normaal niet is. Ik probeer de grenzen op te zoeken van wat een school kan hebben. Het werkt bijvoorbeeld heel goed wanneer ik als klusjesman het meisjestoilet binnenga. Of wanneer ik spullen die echt belangrijk zijn in een
klas weghaal. En soms maak ik juist op een lieve manier contact met kinderen die het eng vinden. De spanning van dit werk zit ‘m in de reactie die je uitlokt bij het publiek. Kinderen gaan zelf ook zoeken naar een manier om contact te maken. Sommigen maken tekeningen, anderen beginnen Engels tegen mij te spreken. Ze zetten zichzelf anders in de wereld om met iets nieuws om te leren gaan.’
De Bruyne ziet eenzelfde soort gedrag bij de kinderen die in aanraking komen met zijn Takkentoktikker. ‘In eerste instantie is de Takkentoktikker iets vreemds in hun leefwereld, en beginnen ze een onderzoek naar of het veilig is. Maar al heel snel zijn kinderen bezig met hoe ze hem kunnen troosten. Ze nemen tekeningen en knuffels mee voor hem. Op dag één en twee zijn mensen nog bang, maar op dag drie slaat het om. Dit project toont de angst voor het vreemde en hoe daarmee om te gaan. Het grootste effect is bereikt wanneer die angst wordt overwonnen.’
De Bruyne merkt dat juist ouders en leerkrachten soms het meest argwanend en sceptisch tegenover de Takkentoktikker staan. ‘Natuurlijk wil je dat je kind veilig is, maar je kunt je niet op alles in het leven voorbereiden’, vindt hij. ‘Het valt mij op dat ouders tegenwoordig alles aan hun kinderen willen uitleggen en verklaren. Wanneer ouders mijn voorstelling zien, zeggen ze soms tegen hun kind: ‘Ach, in de pak zit gewoon een acteur’. Maar deze voorstelling is juist een ode aan de fantasie. Kinderen gaan vragen stellen en op zoek. Wij mensen willen altijd alles kaderen en kunnen bepalen. Fantasie past niet altijd binnen dat kader, terwijl fantasie veel op kan lossen.’
‘Wanneer je ruimte laat voor je fantasie, dan kan zoiets als de Takkentoktikker gewoon bestaan. Het is nodig om af en toe ontregeld te worden. Het leven gaat simpelweg niet altijd zoals je wenst. Wanneer je af en toe uit je comfortzone wordt geduwd, maakt dat je rijker als mens. Je leert om met onverwachte situaties om te gaan en kunt vrijer denken.’
Stereotypes doorbreken Ook Menzo ziet het belang van ontregeling. ‘Ik vroeg mij in eerste instantie af of het niet te heftig was, wat ik doe. Wat denkt het zwarte publiek hiervan? Ik denk dat de thematiek van stereotypering en identiteit heel gevoelig ligt in deze tijd. Ik word zelf omgeven door veel witte theatermakers, productiehuizen en publiek. Dus voor mij was het heel spannend om mijn voorstelling specifiek te delen met een publiek waar ik mij mee identificeer, juist omdat ik een idee heb van de bestaande meningen over dit vrouwbeeld via de media en mijn omgeving.
Mijn zorg was dat ze zouden denken dat ik bestaande stereotypes over zwarte vrouwen in stand houdt. Die stereotypes wil ik niet herhalen, maar ze moeten wel aan bod komen om de problematiek te begrijpen. Ik wil niet concreet uitleggen hoe iets in elkaar zit of het publiek een bepaalde richting opduwen, maar juist de complexiteit van het onderwerp op tafel leggen. Ik vind het mooi als de verwarring die daardoor ontstaat een dialoog opent. En dat die dan bestaande zienswijzen openbreekt.’
Smorenberg sluit zich daarbij aan. ‘Enkel een oplossing bieden is niet bevredigend. Het gaat er ook om dat je de complexiteit van een onderwerp niet wilt vereenvoudigen. Ik herken de behoefte om niet één standpunt te willen voorschotelen, simpelweg omdat de meeste zaken veel complexer zijn.’