9 minute read

Het Pijpcollectief werkt samen met hun moeders

Next Article
Biografieën

Biografieën

56 (D ) ll HET PIJPCOLL ECTIEF

57 Afgelopen zomer ontstond in de Broedplaats ‘s-Hertogenbosch van Festival Cement de kiem van de voorstelling De wereld heeft ons failliet verklaard van het Pijpcollectief. Een jong collectief waarvan schrijvers Lisanne van Aert en Lotte Lola Vermeer de basis vormen. Ze maken de voorstelling samen met hun moeders, die allebei een aantal jaar geleden werkloos raakten. De voorstelling gaat tijdens de komende editie van het festival in première. Er wordt nog volop gerepeteerd. Ik sprak met ze over de nukken van ons economische systeem en wat we van moeders kunnen leren.

Advertisement

Door: Joost Segers

Jullie werken vaker met mensen uit een andere generatie, zoals jullie samenwerking met het seniorenpopkoor lust for life in een voorstelling over sterfelijkheid. Zit daar voor jullie een fascinatie?

van Aert: ‘Ik kan goed opschieten met oude mensen. Ze hebben een verhaal waar je naar kan luisteren. Je trekt de stop eruit en er komt wijsheid uit, of niet, maar in ieder geval levenservaring.’ Vermeer: ‘Soms denk ik ook dat we verlangen naar een tijd waarin je het wél begrijpt, waarin je niet meer overal aan twijfelt, al weet ik ook wel dat dat niet gaat gebeuren. En er zit een schoonheid in het terugblikken. We zien onszelf wel voor ons in een luie stoel, tevreden terugkijkend, de hobbels van het leven gepasseerd.’ van Aert: ‘Maar het is veeleer een fascinatie voor subculturen die heel duidelijk anders zijn dan wijzelf, die we moeilijk kunnen begrijpen. In dat verschil met de ander zit een heldere theatraliteit. En bovendien brengt het onderzoek je op leuke onverwachte plekken. Zo hebben we ooit meegedaan aan het NK pijproken.’

van Aert: ‘Toen onze moeders allebei werkloos werden, hebben we daar veel over gepraat. Het was een ingrijpend moment in het leven van onze moeders en ook van onszelf. Ik herinner me dat ik elke dag met mijn moeder belde om te horen hoe het met haar ging. Toen kregen we een lumineus idee “we gaan ooit werk voor onze moeders regelen. Als we later een kantoor hebben kunnen ze onze publiciteitsmedewerkers worden of wat dan ook.” In zekere zin is deze voorstelling daar een uitvloeisel van.’

Worden ze betaald voor het werk aan jullie voorstelling?

van Aert: ‘Dat is, uhhmm.. complex (gegniffel). Ze mogen niet betaald voor ons werken vanwege hun uitkering. Maar we vinden wel een constructie om íets te regelen. Ze steken er ook tijd en energie in.’ Vermeer: ‘En werk levert natuurlijk ook niet alleen financieel iets op, het gaat ook over een stukje zingeving.’

Hoe ziet die samenwerking met jullie moeders eruit?

van Aert: ‘We hebben eerst veel gepraat, over hoe hun werkweken eruitzagen, wat hun werk voor ze betekende, wat het betekent om dat werk kwijt te raken, etc. Daarna zijn we op de vloer aan het werk gegaan, maar dat was wel altijd vanuit een tekst of idee, we zijn niet zomaar wat gaan improviseren.’ Vermeer: ‘Er is een heldere rolverdeling. We vragen hun mening wel, maar wij zijn uiteindelijk de makers en regisseurs.’ van Aert: ‘Dat laatste is overigens een primeur, we hebben nog niet eerder gewerkt met spelers die we regisseren.’

Is dat extra lastig omdat het jullie moeders zijn?

Vermeer: ‘Eigenlijk deden ze vrij makkelijk alles wat we van ze wilden binnen het repetitielokaal. Je merkt alleen soms dat er dingen van buiten het proces naar binnen sijpelen. Heb je dit of dat al geregeld, hoe zit het met zus of zo, je nagellak bladdert af, etc. Dingen die op dat moment niet ter zake doen.’ van Aert: ‘Ik vond plannen eigenlijk lastiger. Mijn moeder heeft een grote loyaliteit. Als ik haar bel en zeg dat ik haar nodig hebt dan staat ze hier zo op de stoep. In zo’n relatie is het lastiger om je grenzen aan te geven dan in een normale werkrelatie.’

Moederschap staat voor mij ook voor een soort onvoorwaardelijke acceptatie en liefde. Missen jullie die soms in ons economische systeem? Dat je gewoon mag ‘zijn’ zonder dat je economisch rendabel hoeft te zijn?

van Aert: ‘Dat is het soort vragen waar we voor deze voorstelling inderdaad mee bezig zijn. Hoe kan je de moeder-kind relatie projecteren op de maatschappij? Wat kan je ervan leren?’ Vermeer: ‘Ouders cijferen zichzelf voor een deel weg ten behoeve van hun gezin. Het zou mooi zijn als dat perspectief ook dominanter wordt in de samenleving. Minder individualisme en meer kijken naar waar we als groep naartoe willen en wat dáár goed voor zou zijn.’ van Aert: ‘Nu is iedereen aan het concurreren met een obsessie voor zijn cv, maar bijvoorbeeld persoonlijke kwaliteiten en vriendschappen lijden daaronder. Wij hopen dat mensen wat loyaler naar elkaar kunnen zijn.’

Het andere uiterste lijkt me de moeder die geen nee kan zeggen, een soort grenzeloos opofferen voor de groep. Dat lijkt me toch ook niet iets om na te streven?

van Aert: ‘Dat maakt het woord wegcijferen ook een beetje ingewikkeld. Hoe veel van je eigen ambities, verlangen en belangen moet je daarin loslaten?’ Vermeer: ‘Daar gaan we het morgen ook met onze moeders over hebben. Waar zit de grens van wat je voor de ander wél kan doen. Als moeder moet je daarin je grenzen bewaken. Je kán niet alles doen. Dat is een balans waar we in de samenleving ook naar moeten zoeken: wat kan je wel of niet doen? Maar wij denken vooral dat het belangrijk is dat we wat meer zorg dragen voor elkaar.’

Voor het onderzoek van jullie voorstellingen raadplegen jullie telkens andere ‘experts’, waar zijn jullie moeders expert in?

Vermeer: ‘In dit geval in werk en werkloosheid, maar dat klinkt wel heel breed.’ van Aert: ‘Ze komen uit een andere context, een andere discipline, een andere generatie. Hun expertise zit in hun eigen perspectief, dat zo duidelijk verschilt van dat van ons. Wat betekent werk voor hun? En wat betekent het als dat wegvalt? Ga je er dan anders over nadenken?’ Vermeer: ‘En natuurlijk in het moederschap en hoe je dat vormgeeft. Mijn moeder is een expert in zorgdragen voor anderen, in weten wat andere mensen nodig hebben en dat faciliteren. Dat was bovendien ook haar professionele werk als directiesecretaresse.’ van Aert: ‘Als je al een aantal jaar werkloos bent, zit daar ook een expertise in. Je positie in de maatschappij is dan ineens niet meer helder. Wat is dan je functie? En hoe ga je daarmee om?’

60 ‘Dat je voelt dat je sámen aan de rand van het faillissement staat en niet alleen’

Hoe ging je moeder ermee om?

van Aert: ‘In het heel kort: Een interimmanager moest in een reorganisatie de oude mensen eruit werken. Mijn moeder werkte 30 jaar lang voor dat bedrijf. Dan wordt echt de wereld onder je voeten uitgetrokken. Ineens mag je het gebouw niet eens meer in om je (ex)collega’s te spreken. Toen zat ze hele dagen in haar pyjama te huilen. Als een soort rouw om een stukje leven dat je kwijtraakt. Maar op een gegeven moment moet je weer iets en kom je in de mangel van het UWV terecht. Soms tijdelijke baantjes, maar vooral veel afgewezen worden. Ze zeggen misschien dat ze niet op leeftijd discrimineren, maar natuurlijk doen ze dat wel. En ondertussen wat andere zingevingsprojecten zoeken.’ Zijn jullie failliet?

(Gelach) van Aert: ‘Nee, in principe niet. Maar mijn bestaan is wel erg onzeker. We hebben allebei geen idee wat we over 4 maanden doen. Dat is echt iets anders dan dertig jaar bij dezelfde werkgever werken. Dat perspectief is er niet voor ons en dat geldt voor heel veel mensen. We zijn misschien momenteel niet failliet, maar wel op het randje en de situatie is vrij uitzichtloos. We zijn iedere keer op weg naar een volgende streep. Na deze voorstelling zien we daarna wel verder. Als je niks doet ga je failliet, want er is verder niks om op terug te vallen.’

Hoe lang hou je dat nog vol?

Vermeer: ‘Dat is de vraag. Binnen onze huidige levensstijl is het nog wel te doen. Maar vrij veel van onze zorgen en mentale problematiek komt voort uit het werkleven waar we inzitten. We moeten iedere keer weer een soort auditie doen en hopen dat iemand het goed vindt. Van onvoorwaardelijkheid is geen sprake. We zitten in de meest voorwaardelijke positie die er is. Je moet je permanent bewijzen. Dan kunnen we wel zeggen dat mislukken bij het leven hoort, maar als onze voorstelling lelijk wordt en flopt kunnen we daarna niks meer. Als de voorstelling mislukt zijn we failliet.’

(Dreigend) faillissement is natuurlijk bepaald geen pretje. Maar ik zag dat de titel van jullie voorstelling ontleend is aan een nummer van Ramses Shaffy waarin hij zijn faillissement een ‘geschenk van god’ noemt. Is er ook ruimte voor optimisme in (dreigend) faillissement?

van Aert: ‘Ja er zit ook hoop in. Want het geeft je de kans om iets nieuws te doen. Het is ook fijn als niet alles vastligt. Ons streven is om het faillissement te herdefiniëren.’ Vermeer: ‘Ik gooi de lelijke term “omdenken” er even in. Ja het is barre ellende, maar wat kan je er wél mee? Er is ruimte en tijd om na te denken over waar we mee bezig zijn en waar we mee bezig wíllen zijn. We hebben veel plannen en daar gaan we voor staan. We moeten iets doen.’ van Aert: ‘(Dreigend) faillissement dwingt je om afstand te nemen en kritisch na te denken. Het systeem waarin je leeft is niet zaligmakend. Je moet op zoek naar manieren om je eigen voorwaarden te creëren.’ Vermeer: ‘Het gesprek met elkaar aangaan, dat vinden we het allerbelangrijkste. Het is moeilijk om over geld en je onzekere positie te praten, maar hoe kunnen we dat toch doen. Hoe lastig de situatie ook is, als je je kwetsbaar opstelt en je problemen op tafel legt kunnen we het erover hebben. ‘Hier zit ik mee, waar zit jij mee? Waarin overlapt dat en wat kunnen we voor elkaar doen? Hoe kunnen we de situatie aangaan? Kunnen we een “race to the bottom” vermijden?’ Dat je voelt dat je samen aan de rand van het faillissement staat en niet alleen.’ van Aert: ‘We hopen dat mensen door onze voorstelling gaan reflecteren op de situatie waar ze zelf in zitten. Hoe je in het leven staat en welke rol werk daarin speelt. Hoe je je opstelt ten opzichte van anderen.’ Vermeer: ‘Werkloosheid is omhuld met schaamte. We willen op een luchtige manier handvaten bieden om erover in gesprek te gaan, want dat gebeurt weinig.’ van Aert: ‘Terwijl mensen wel massaal over werk praten. Als iemand vraagt hoe het met je gaat, bevat het antwoord vaak werk gerelateerde zaken. Zelfs bij de vraag naar wie je bent antwoorden mensen vaak met hun beroep.’

Willen jullie zelf ooit moeder worden?

van Aert: ‘Weet ik niet.’ Vermeer: ‘Weet het ook niet hoor.. Misschien.’

This article is from: