Het federale regeerakkoord
“Fraude moet aangepakt worden en kan niet getolereerd worden,” reageert Lucien Speeckaert, de roepsvereniging voor Zelfstandige Verpleegkundigen (VBZV). “Maar de 140 personen om wie het gaat, moeten ook eerst gecontroleerd worden, vooraleer je deze collega’s kunt veroordelen. Dat de sector onderbetaald is, moet werken met verouderde nomenclatuur en
maar toenemende eisen van de patiënt en/of zijn familie, alsmaar meer ingewikkelde administratie,… Al deze factoren werden spijtig genoeg niet weergegeven door de pers. Wij tolereren het niet langer dat de ganse sector van de thuisverpleging nu bestempeld wordt als fraudeurs.”
Column Jan Sap
“QUOTE
“Onze stuurgroep is een goed wapen tegen de eenzaamheid van de vrije beroeper.”
Thomas Serck, voorzitter stuurgroep Federatie Vrije Beroepen Oost-Vlaanderen
We mogen af en toe een pikuur geven aan de politiek. Zo weten ze dat de vrije beroepers best meer
Acht van de achttien ministers en staatssecretarissen hebben een vrij beroep (gehad). Premier Charles Michel heeft zijn stage gedaan aan de balie. Ook Kris Peeters heeft zijn stage gedaan als advocaat. Verder zijn Didier Reynders en Koen Geens advocaat geweest. Dat de advocatuur een populaire sector is in politieke middens, bewijzen ook Hervé Jamar en Marie-Christine Marghem. Daniel Bacquelaine is dan weer huisarts, net als
Verder in dit nummer
Federatie verwelkomt experten schaderegelaars
Welke fiscale uitgaven kan u vermijden?
laten we onze sectoren aan het woord. Zij fileren het regeerpro gramma, bekeken door de bril van de vrije beroeper.
Vermaut, de eerste vrouwelijke voorzitter van het BIBF
Mirjam
Juli - Augustus - September 2015 - Driemaandelijks - P 918334
Trop is teveel en teveel is trop?
Ieder jaar verzamelen we met de Federatie alle relevante cijfers over de vrije beroepen. We bundelen die in de ‘Polsslag van het Vrije Beroep’. Opmerkelijke trend in de cijfers van dit jaar is de permanente groei van het aantal vrije beroepers. In 2014 telden we in ons land 286.016 beoefenaars van een vrij beroep. Dat zijn er 60,8 procent meer dan 10 jaar terug. Ook in vergelijking met vorig jaar steeg hun aantal met 4,2 procent. De vrije beroepen zijn hiermee de tweede grootste sector bij de zelfstandigen, na de handel.
De stijging van het aantal vrije beroepen is niet absoluut en zit vooral bij de zogenaamde ‘intellectuele diensten’, bij de paramedische beroepen (+ 59%), de dierenartsen (+13%), advocaten (+21%) en architecten (+21%). Een aantal sectoren gaan er zelfs licht op achteruit zoals artsen, tandartsen, apothekers en notarissen.
‘Wij zijn elkaars natuurlijke bondgenoot’ Gerechtsdeurwaarders sluiten aan bij Federatie
Sinds kort is het juridisch maatschappelijk kenniscentrum voor gerechtsdeurwaarders, afgekort als SAM-TES, aangesloten bij de Federatie Vrije Beroepen. Een logische stap, gezien het kenniscentrum de uitdrukkelijke taak heeft om het merk ‘gerechtsdeurwaarder’ positief in de markt te zetten en duurzame banden te onderhouden met alle stakeholders.
“In die zin is de aansluiting van SAM-TES bij de Federatie geen fait divers, het is een
noodzaak”, zegt Jan De Meuter, voorzitter en bezieler van SAM-TES. “Uiteraard heeft elk vrij beroep een eigen identiteit, specifieke belangen en uitdagingen, maar in het algemeen kan worden gesteld dat de vrije beroepen, zeker de juridische, elkaars natuurlijke bondgenoot zijn.”
De Federatie speelt hierbij de verbindende factor. Het biedt een platform om kennis en ervaring uit te wisselen, bijvoorbeeld over
Liberform boven het doopvont
Werkgevers bieden hun werknemers opleidingen aan
In 2011 werd per cao het ‘Fonds voor de vorming van de werknemers in het paritair comité voor de vrije beroepen’ opgericht. Een hele mond vol. In 2015 wordt ‘Liberform’ plechtig boven het doopvont gehouden. Liberform wil werknemers bereiken die vallen onder de economische beroepen, de juridische beroepen, de bouwkundige beroepen, en de dierenartsen. Sinds 1 februari 2015 is een coördinator aangesteld om het vormingsfonds uit te
bouwen. Als missie geldt ‘het vormingsfonds zorgt voor dienstverlening aan ondernemingen en hun werknemers, met de focus op het versterken van de positie van de medewerkers en de onderneming’.
“De eerste opdracht van het vormingsfonds is te voorzien in een goed opleidingsaanbod waar werknemers gratis kunnen aan deelnemen”, zegt Nele Muys (foto) coördinator van Liberform. Hoewel het vormings-
Bij de beroepen die al jaren in stijgende lijn zitten, beginnen sommigen zich luidop de vraag te stellen of ze niet met te veel zijn. In de pers werd recent het debat gevoerd over het aantal advocaten. En gelijkaardige signalen horen we bij de architecten en dierenartsen.
Sowieso zit er een constante in het werk van veel vrije beroepen. Mensen zullen altijd nood blijven hebben aan een goede dienstverlening in de zorg, ondersteuning en advies bij hun boekhouding of bij het bouwen of verkopen van een huis of kantoor. Maar de vraag is of in alle beroepsgroepen het volume aan werk voldoende groot zal zijn om de grote toestroom van nieuwe werkkrachten te verantwoorden. De verhalen zijn gekend van vrije beroepers die het financieel moeilijk hebben. Om het woord ‘verdoken armoede’ maar niet te gebruiken. Sowieso zijn diegene die het financieel echt moeilijk hebben, een potentiële risicogroep. Het is aan de sector zelf om waakzaam te blijven - ook in
het belang van een goede kwalitatieve dienstverlening - en desgevallend hierover het debat aan te gaan.
Maar is de situatie alarmerend? Zeker niet. Er zijn ook positieve kanten. Veel nieuw talent zorgt voor verfrissing in de beroepsgroep. Concurrentie houdt iedereen scherp. En sommigen kiezen er bewust voor om een goede work-lifebalance te hebben of het wat rustiger aan te doen. Daar is niets mis mee. Wat we vooral moeten doen is de mensen met ambitie voor een bepaald beroep op een goede, objectieve manier informeren en bijstaan. En laat ons ook blij zijn dat nog zoveel mensen met ambitie de keuze maken voor het zelfstandig ondernemerschap van een vrij beroep.
de organisatie van permanente vorming, dossierbeheer en de organisatie van een kantoor. “Daarnaast is het de ideale katalysator om gemeenschappelijke belangen in bepaalde dossiers te verdedigen aan de politieke onderhandelingstafel”, vindt De Meuter. “Denk maar aan de digitalisering van justitie die een pak concrete projecten omvat, zoals de e-betekening en het betalingsbevel. Eén stem kan gemakkelijk worden genegeerd, meer stemmen vormen een megafoon en daarvoor kan niemand doof blijven.”
www.gerechtsdeurwaarders.be/sam-tes
fonds zich richt naar de werknemers mogen de werkgevers niet uit het beeld verdwijnen. Integendeel, vanuit het vormingsfonds willen we werkgevers informeren over het belang van opleiding en ook sensibiliseren om hun werknemers opleiding te laten volgen. Als werkgever weet u natuurlijk ook dat goed opgeleid personeel goud waard is. Bij aanwerving wordt de mogelijkheid voor het volgen van opleiding meer en meer als troef op tafel gesmeten. Het vormingsfonds wil u daarbij graag helpen.”
Vanaf het najaar moet de website dan ook actief zijn, moet informatie raadpleegbaar zijn, maar bovenal een opleidingsaanbod open staan voor medewerkers.
Jan Sap, Secretaris-Generaal Federatie Vrije Beroepen @jansap
‘Uw Federatie leeft meer dan ooit tevoren’
Minister Koen Geens op Raad van Bestuur
“De Federatie Vrije Beroepen leeft meer dan ooit tevoren,” aldus Koen Geens. De minister van Justitie was de centrale gast op de afgelopen Raad van Bestuur van de Federatie. “In vergelijking met (het voormalige) FVIB is het aantal aangesloten beroepsorganisaties exponentieel toegenomen.” Geens, vergezeld door zijn kabinetschef Karel Tobback, is zeer tevreden met de competentie van de vrije beroepers die hij ook een rol gaf in zijn justitieplan.
De minister kwam ook terug op de enquête over Ordes en Instituten, die de Federatie organiseerde naar aanleiding van de Dag van het Vrije Beroep in april en reeds uitgebreid aan bod kwam in onze editie van juni. “Ordes en Instituten hebben de eeuwige verplichting om zich steeds heruit te vinden. Je meet een bedrijf aan de kwaliteit
van de leiders die je kan krijgen. Zij moeten de beste kans krijgen om deze functies uit te oefenen. Als Instituut en Orde moet je er voor zorgen dat de mensen kwalitatieve diensten aanbieden.” Verder op de Raad van Bestuur ging het over de ICT-strategie en hoe er meer beroep kan worden gedaan op de vrije beroepen, actoren rond Justitie. De minister wenst de Federatie tevens te betrekken bij komende wetgeving en heeft een aantal experten aangesteld zodat er na de zomer begonnen kan worden aan een aantal grote werven, denken we maar aan het wetboek van vennootschappen of het wetboek van strafvordering.
De economische beroepsbeoefenaars
zijn dé financieel adviseurs bij uitstek CONNECT project met actieplan
In december 2014 lanceerde de Federatie Vrije Beroepen in samenwerking met de drie economische instituten (IAB , BIBF en IBR) en het Agentschap Ondernemen een enquête over de rol van de economische beroepsbeoefenaars inzake subsidies en financieringsmaatregelen in het kader van het CONNECT project. Via onze website vindt u de belangrijkste resultaten. Aan de hand van deze enquêteresultaten hebben we een actieplan opgesteld dat momenteel verder wordt uitgerold.
- Een portaalsite voor economische beroepsbeoefenaars die u wegwijs maakt in het kluwen van de bestaande subsidies en financieringsmaatregelen
- Roadshows in samenwerking met de economische instituten, zowel nationaal als lokaal
- Up-to-date informatie die op maat wordt aangeleverd via de periodieke nieuwsbrieven van de instituten en het Agentschap Ondernemen.
Het project CONNECT heeft als missie om een structurele samenwerking uit te bouwen tussen de economische vrije beroe -
pen, met name boekhouders, accountants, belastingconsulenten en bedrijfsrevisoren en het Agentschap Ondernemen van de Vlaamse Overheid. De kernpunten zijn:
- Structurele samenwerking: Kennismaking economische beroepen en het Agentschap Ondernemen.
- Verbetering kennis economische instrumenten en projecten bij de beroepsbeoefenaars: Multiplicatoreffect voor de ondernemerswereld.
- Verbetering informatiedoorstroom Agentschap Ondernemen naar beroepsbeoefenaars en omgekeerd: Signaalfunctie beroepsbeoefenaars & Doorstroom instrumenten Agentschap Ondernemen naar ondernemers.
Op 26 november zullen er alvast enkele roadshows gegeven worden op de beurs ‘Forum For the Future’.
De economische beroepen zijn, zoals ze zelf aangeven in de enquête, tenslotte dé financiële adviseurs bij uitstek van de Belgische ondernemers. Vanuit de Federatie Vrije Beroepen moeten we er dan ook voor zorgen dat zij over de meest correcte en recente informatie beschikken om hun cliënten goed te kunnen adviseren.
BELGISCHE VERENIGING VAN EXPERTEN BOAR ASSOCIATION BELGE D’EXPERTS IARD 40 AV ALBERT-ELISABETHLN 40 1200 SINT-LAMBRECHTS-WOLUWE
Federatie Vrije
Beroepen als steun om beroepstitel
286.016
Vandaag telt ons land 286.016 beoefenaars van een vrij beroep. 1 op 7, ofwel 39.681 vrije beroepers stelt werknemers tewerk. Het gaat dan voornamelijk over ondersteunende functies, zoals administratieve medewerkers of vakinhoudelijke jobs zoals boekhouders in loondienst. Samen stellen die bijna 40.000 werkgevers 269.759 mensen tewerk, ofwel 6,8 werknemers per werkgever. Dat blijkt uit cijfers van de RSZ die de Federatie Vrije Beroepen kon inkijken.
BELGISCHE VERENIGING VAN EXPERTEN BOAR ASSOCIATION BELGE D’EXPERTS IARD LID / MEMBRE FUEDI
7.000
Het aantal jobs bij vrije beroepen steeg de afgelopen 10 jaar bovendien met 70.270 arbeidsplaatsen.
te beschermen’ Ook experten schaderegelaars
BELGISCHE VERENIGING VAN EXPERTEN BOAR ASSOCIATION BELGE D’EXPERTS IARD 40 AV ALBERT-ELISABETHLN 40 1200 SINT-LAMBRECHTS-WOLUWE
Onze Federatie kon haar krabbel zetten onder een samenwerkingsovereenkomst met GEBCAI, dat de experten schaderegelaars voor brand, ongevallen en allerlei risico’s verenigt. Die experten behandelen in opdracht van ofwel slachtoffers ofwel verzekeringsmaatschappijen alle schadegevallen, behalve auto- en lichamelijke schade. GEBCAI waakt over de deontologie van de experten en voorziet in de opleidingsmogelijkheden en ondersteuning voor de leden. GEBCAI is ook de Belgische poot van FUEDI, de overkoepelende Europese vereniging. De Europese wetgeving volgt GEBCAI daardoor op de voet. Ook is GEBCAI hierdoor gemandateerd om examens af te nemen voor functies op Europees niveau. GEBCAI zoekt bij de Federatie vooral steun om de titel van ‘expert schaderegelaar’ te laten erkennen. Vandaag is de beroepstitel niet beschermd, waardoor iedereen zich in principe ‘expert schaderegelaar’ kan noemen. Net omdat de leden van GEBCAI moeten voldoen aan strenge kwaliteitsvereisten en aan een deontologische code, wil de organisatie ervoor zorgen dat de consument ook de garantie krijgt dat hij werkt met een ‘echte’ expert. De bescherming van de beroepstitel moet hiervoor zorgen. Voor de expert zelf betekent het een erkenning. Voor de Federatie is GEBCAI intussen de 29ste aangesloten beroepsorganisatie, een flinke uitbreiding van het netwerk. www.gebcai.be
BELGISCHE VERENIGING VAN EXPERTEN BOAR ASSOCIATION BELGE D’EXPERTS IARD 40 AV ALBERT-ELISABETHLN 40 1200 SINT-LAMBRECHTS-WOLUWE
BELGISCHE VERENIGING VAN EXPERTEN BOAR ASSOCIATION BELGE D’EXPERTS IARD LID / MEMBRE FUEDI
“Vrije beroepen zorgen dus jaarlijks voor 7.000 extra jobs. De afgelopen dagen hoorden we niets anders dan dat er nieuwe jobs moeten bijkomen. Maar velen vergeten dat de vrije beroepen al jaren niets anders doen”, zegt Jan Sap, secretaris-generaal van de Federatie.
35,22%
BELGISCHE VERENIGING VAN EXPERTEN BOAR ASSOCIATION BELGE D’EXPERTS IARD LID / MEMBRE FUEDI
De tewerkstelling bij de vrije beroepen steeg in de periode 2004-2014 met 35,22% (+ 70.270 werknemers). Het vrije beroep is een aantrekkelijke en stabiele werkgever.
“Mensen blijven trouwen, scheiden, kinderen kopen of huizen (ver)bouwen. Er is als het ware altijd werk voor vrije beroepen”, aldus de Federatie.
60,80%
Ons land telt vandaag 286.016 beoefenaars van een vrij beroep. Dat zijn er maar liefst 60,8 procent meer dan 10 jaar terug. Ook het afgelopen jaar steeg hun aantal nog met 4,2 procent. De vrije beroepen zijn hiermee de tweede grootste sector bij de zelfstandigen, na de handel.
Rondetafelgesprek met zelfstandige zorgverstrekkers
‘De dure factuur in de gezondheidssector komt niet door de eerstelijnszorg maar door de ziekenhuizen’
De eerstelijnsgezondheidszorg is bezorgd. Te veel zorgverstrekkers zijn alleen met hun eigen praktijk bezig. Meer onderlinge samenwerking moet leiden tot meer kwaliteit, en het betaalbaar houden van de kosten. Bovendien zien de zelfstandige zorgverstrekkers hoe het leeuwendeel van de financiële middelen naar de tweedelijnszorg - zorg na doorverwijzing bijvoorbeeld ziekenhuizen - blijft stromen. Om als sector een vuist te maken en bij te dragen tot een betere en toegankelijke gezondheidszorg schreven de vier diensthoofden huisartsen van de Vlaamse universiteiten de nota ‘Together we change’.
De nota heeft als baseline ‘Eerstelijnsgezondheidszorg, nu meer dan ooit!’ en beschrijft een nieuw model: een regionaal samenwerkingsverband tussen artsen, apothekers, verpleegkundigen en andere zorgverstrekkers (zie ook kader p.7) waarbij er gedacht wordt in eerstelijns netwerken. Huisarts Roy Remmen is één van de vier auteurs en naast academicus ook werkzaam in een multidisciplinaire eerstelijnspraktijk in de Noorderkempen. “Met ons document willen we de discussie op gang trekken,” zegt hij. “In de eerstelijnsgezondheidszorg ontbreekt een rode draad en duidelijk perspectief. Als we die draad niet zien, zullen we alle problemen in de toekomst niet langer aankunnen en de feiten achterna blijven hollen. De grote socio-economische vraagstukken en dan voornamelijk de demografie: we worden ouder, er is de verstedelijking en er blijft een manifeste sociale gezondheidskloof in ons land. Arm maakt ziek en ziek maakt arm. Bovendien moeten we ook rekening houden met de allochtone bevolking – in mijn dorp wonen 28 verschillende nationaliteiten. De globalisering zorgt ervoor dat ook de zorg meer en meer multicultureel wordt.”
Hoe moet de toekomst van de eerstelijnsgezondheidszorg er uit zien? In het najaar volgt een groot debat (zie kader p.7). De Vrije Beroeper nodigde nu al enkele zelfstandige zorgverstrekkers uit voor een geanimeerd rondetafelgesprek. Alle zes hebben ze een eigen praktijk, tegelijk vertegenwoordigen ze hun beroepssector. Hilde Roels, arts –Vlaams Artsen Syndicaat, Hilde Deneyer, apotheker – Vlaams Apothekers Netwerk,
Sofi Van Ussel, kinesitherapeut – Kwaliteit in kinesitherapie, Koen Lowet, psycholoog –Beroepsfederatie van de Psychologen, Hugo Baert, verpleegkundige – Vlaamse Beroepsvereniging voor Zelfstandige Verpleegkundigen, Stefaan Hanson, tandarts – Verbond der Vlaamse Tandartsen. Ook Roy Remmen nam plaats aan tafel.
Sofi Van Ussel, kinesitherapeut: “Wij zijn blij met het document. Als kinesitherapeuten geloven we sterk in een multidisciplinaire gezondheidszorg. Die ontbreekt momenteel wat. Ieder doet binnen zijn of haar discipline wat van hem of haar wordt verwacht en levert een fatsoenlijke kwaliteit. Er bestaan wel al goede samenwerkingen, maar die zijn nog niet de regel en dus lang niet structureel. Het hangt nog te veel af van individuen die in een netwerk betrokken zijn. Zorgverstrekkers moeten meer samenwerken en elkaar versterken op basis van gelijkwaardigheid. Een meerwaarde voor de patiënt én voor onszelf. Wat ons betreft moeten er wel duidelijke afspraken en regels komen om die multidisciplinariteit vorm te kunnen geven.”
Hilde Deneyer, apotheker: “De bevolking vergrijst enorm. Onze gezondheidszorg stevent af op een bankroet. Als we op de huidige manier verder werken, zullen we onvoldoende middelen hebben om al die mensen kwalitatieve zorg te bieden. Samenwerking tussen de zorgverstrekkers zal dus moeten. Geen corporatisme, maar een open en evenwichtige dialoog als gelijkwaardige partners. We moeten samen durven veranderen. Politici en
andere beleidsmensen, bijvoorbeeld het RIZIV, spreken nu al niet meer over eersteen tweedelijn. Een reden te meer om ons vanuit de eerstelijnszorg goed te bezinnen. We krijgen sterk de indruk dat er meer en meer gepleit wordt voor netwerkstructuren en gespecialiseerde centra en ziekenhuizen. Dit is een valkuil an sich, waar we niet blindelings mogen inlopen. Zorgzame buurten zullen in de toekomst belangrijker worden: met zelfstandige oftewel onafhankelijke
zorgverstrekkers die dicht bij de burger staan. Het huidige bestaande zorgteam moet verder uitgebouwd kunnen worden met bijzondere aandacht voor structurele communicatie en samenwerking tussen onafhankelijke zorgverstrekkers, elk met zijn bevoegdheid en expertise.”
Koen Lowet, psycholoog: “Het is een heel verdienstelijk document. De psychologen zijn in zekere zin een buitenbeentje. Onze
Hilde Deneyer, apotheker: ‘Als sector gaan we wel iets fierder moeten zijn op ons beroep. De gezondheidssector komt weinig aantrekkelijk over. Wij klagen allemaal te veel.’
erkenning als gezondheidszorgberoep is pas rond, zodat wij nog moeten beginnen met onze financiering. In onze sector, de geestelijke gezondheidszorg, wordt eerstelijnszorg nauwelijks gefinancierd. Heel wat psychologen trachten, in hun rol als zelfstandig zorgverstrekker, die nood te lenigen, maar worden nog niet terugbetaald. Onze belangrijkste bedenking is: ‘Is het wijs om één model in te voeren?’ Onze samenleving is zo breed en divers dat het onmogelijk te vatten is binnen één model. De bestaande modellen – zorgverstrekkers, ziekenhuizen, wijkgezondheidscentra – spreken een divers publiek aan. Landen als Nederland en Engeland hebben gekozen voor één model, maar hierdoor zijn enkele andere aspecten verloren gegaan. Hoe flexibel is het voorstel van de huisartsen?”
Hugo Baert, verpleegkundige: “Het is een knap document, maar ook voor ons lijken de elementen in de nota wat te absoluut. Waarom een totaal nieuw model? Er bestaan nu al tal van overleg- en organisatievormen. Daar vind ik weinig van terug in de tekst. Verder heb ik de indruk dat men geen goed zicht heeft op hoe de sector van de thuisverpleging momenteel georganiseerd is. Het lijkt of we straks de sector op zijn kop moeten zetten. Rond elke patiënt bestaat er reeds een netwerk. Bij drie kwart van de patiënten waar wij zorg aan bieden, is minstens één andere zorgverstrekker betrokken. Tot slot ontbreken in de nota ook enkele actoren: de gezinszorg, de poetsdiensten, de toeleveranciers van bepaalde faciliteiten.”
Remmen: “Dat klopt. De zelfstandig maatschappelijk werker zit bijvoorbeeld niet aan deze ronde tafel. Omdat hij niet bestaat. Zij werken in dienstverband. Maar in het document geven wij wel de belangrijke verbinding met maatschappelijke actoren aan.”
Hilde Roels, arts: “In de praktijk voel je inderdaad de nood aan een netwerk. Dat netwerk bouw je meestal zelf op. Ook over de socio-economische problemen uit de nota zijn we het allemaal eens, denk ik. Maar voor mij is de manier waarop de verandering moet gebeuren, te bruusk. Als je zo’n systeem te brutaal en te groots oplegt aan de zorgverstrekkers en de patiënten, zal het niet werken. Zeker als ik lees dat men beperkte zones van eerstelijnszorg wil installeren met een inschrijving en een heel team errond, vergelijkbaar met ziekenhuizen. Die vergelijking gaat niet op, want de meeste zorgverstrekkers in ziekenhuizen zijn werknemers en geen zelfstandig ondernemers. Bovendien zijn veel zorgverstrekkers gespecialiseerd. Je hebt bijvoorbeeld sportkinesitherapeuten maar ook andere kinesitherapeuten. Die meerwaarde verliezen we als we niet meer de vrijheid hebben om te kiezen. Wil de patiënt dit wel? Kortom, er zitten goede elementen in de nota. Maar het dwingende karakter en het verlies aan zelfstandigheid lijken me serieuze aandachtspunten.”
Lowet: “Binnen het model van ‘Together we change’ moet elke patiënt opvang kunnen vinden binnen een bepaald netwerk. Heeft de patiënt de vrijheid om ook nog een beroep te doen op een ander netwerk?”
Remmen: “De keuzevrijheid is gewaarborgd. Ik werk zelf in een groepspraktijk. Daar zijn ook verpleegkundigen bij. En in het dorp hebben we ons netwerk van kinesitherapeuten en thuisverpleegkundigen. Mochten zij zich niet thuis voelen in onze eerstelijnspraktijk, kunnen ze makkelijk van praktijk verhuizen.”
Lowet: “Eerstelijnszorg zoals in het model hoeft dus niet noodzakelijk onder één dak te zijn, zoals een wijkgezondheidscentrum. Moet ik mijn praktijk niet opgeven om in jullie model te stappen?”
Remmen: “Neen, zeker niet. Maar onder één dak is wel gemakkelijker.”
Lowet: “En stel: ik werk in zo’n regionaal samenwerkingsverband. Ik krijg een patiënt binnen waar ik van denk dat mijn collega uit een andere zone beter geplaatst is. Hoe vlot kan ik switchen van netwerk? Moet die patiënt bij dat netwerk blijven?”
Remmen: “Ook de patiënt kan kiezen bij welke apotheek of andere zorgverstrekker hij gaat. Een apotheker en een psycholoog zijn typisch een partner die over meerdere eerstelijns netwerken heen werken. De patiënt kan voor een netwerk kiezen, maar kan of mag daar ook van afwijken. De schaalvergroting biedt juist méér mogelijkheden. Denk jij dat ik een politieagent ga spelen die alle patiënten volgt waar ze zitten? Kom zeg, daar heb ik gewoon geen tijd voor.”
Van Ussel: “Maar wordt zo’n switch dan verwerkt in de terugbetaling of in ons honorarium?”
Remmen: “Op dit moment zijn we daar helemaal nog niet over bezig. Ik raad gewoon iedereen aan om zich goed te profileren, als aanspreekpunt of als regionale specialist. Krijg een smoel en laat je zien. De grote groep patiënten kunnen we zonder probleem kwijt in onze netwerken en geografische eerstelijnszones.”
Baert: “Het is mij toch nog niet helemaal duidelijk. De patiënt moet zich inschrijven en dan een beroep doen op dat bepaald team?”
Remmen: “Ja. Maar de patiënt kan zich ook uitschrijven. Ik besef overigens dat een groot deel van het oude artsenkorps zich niet zal thuis voelen in zo’n samenwerkingsverband. De hardste werkers onder de artsen zijn de 50-plussers en dat zijn meestal solisten. Zij werken niet in een multidisciplinaire eerstelijnspraktijk. Maar: ze sterven uit en dat gaat heel snel. Afstuderende dokters
Roy Remmen, mede-auteur ‘Together we change’: ‘De dure factuur in de gezondheidszorg is niet de eerstelijnszorg die hier aan tafel zit. Wij zorgen maar maximaal 10 procent van het totaal. Terwijl we in de eerstelijn zo’n 90 procent van de zorg aanbieden.’
willen dat soort carrière niet. Ze zoeken netwerken en grotere centra waarin ze kunnen werken. Dus precies het soort netwerken die wij voorstellen.”
Deneyer: “Als sector gaan we wel iets fierder moeten zijn op ons beroep. Veel vrienden van ons hebben kinderen die hun studiekeuze moeten bepalen. De gezondheidssector komt voor hen weinig aantrekkelijk over. Wij klagen allemaal te veel.”
DE HUISARTS ALS SPILFIGUUR?
Stefaan Hanson, tandarts: “Ook wij vinden het goed dat er een dergelijk document gemaakt is. Dat de proffen in kwestie een voortrekkersrol spelen, is prima. Maar zowel het huidige model als het model in de nota bieden geen oplossing aan de boom van zorgvraag die er zal komen omdat we met zijn allen langer gezond blijven. Bovendien vinden we ‘Together we change’ een beetje een gemiste kans. De eerstelijnszorg wordt nogal sterk geïdentificeerd met de huisarts. Sommigen voelen dat het de bedoeling is om over te gaan van hospitalo-centrisme naar huisarts-centrisme.”
Roels: “Ik lees die nota niet op deze manier. De verschillende beroepen worden heel duidelijk aangehaald. Het aantal chronische patiënten gaat zelfs meer en meer toenemen. En in dat geval zal de huisarts maar 10 procent als manager beschouwd worden. Ik hoor al 25 jaar dat de huisarts de spil is van onze maatschappij. Maar heel veel daadwerkelijke acties hierrond heb ik nog niet gezien.”
Wat houdt ‘Together we change’ in?
Vergrijzing, multimorbiditeit, stijging in het aantal chronisch zieken en een toenemende sociale gezondheidskloof maken dat onze gezondheidszorg voor enorme uitdagingen staat. Wil de eerstelijnsgezondheidszorg (de rechtstreeks toegankelijke hulp en zorg zoals bijvoorbeeld de huisarts, apotheker, thuisverpleegkundige, kinesitherapeut, tandarts, …) deze uitdagingen aangaan, dan zal de zorgorganisatie anders moeten gebeuren: een eerstelijnsgezondheidszorg gebaseerd op eerstelijnszones bijvoorbeeld, duidelijk geografisch omschreven met een populatie omvattend tussen 75.000 en 125.000 inwoners. Vier Vlaamse professoren huisartsgeneeskunde namen het initiatief om een duidelijk signaal te geven tot actie: een fundamentele verandering in de organisatie van de gezondheidszorg. De nieuwe structuur gaat gepaard met een nieuw financieringsmodel. De auteurs pleiten voor een Budget Financiële Middelen voor de eerste lijn, met onder meer de zogenaamde pay for quality. Rekening houdend met een aantal criteria zou dit goed moeten zijn voor ongeveer 10 procent van het inkomen van een huisarts. De overige 90 procent komt dan uit betaling per prestatie (30 procent) en niet-prestatiegebonden betalingen (60 procent).

Hilde Roels, arts: ‘Als je zo’n systeem te brutaal en te groots oplegt aan de zorgverstrekkers en de patiënten, zal het niet werken.’
Zelfstandige zorgverstrekkers akkoord ,maar…
Over de nood aan een hertekening van de gezondheidszorg zijn alle zorgverstrekkers rond de tafel het principieel eens. “Maar dan zonder te raken aan de typische eigenheid en meerwaarde van onze rol als vrije beroeper”, waarschuwen ze. Zo moet de individuele onafhankelijkheid van de vrije beroeper, ook in samenwerkingsverbanden, gevrijwaard blijven, klinkt het unaniem. Samenwerken in een multidisciplinaire groepspraktijk is, bijvoorbeeld, nog heel wat anders dan de creatie van geïntegreerde ‘mini-ziekenhuisjes’ waarbij alle betrokken beroepsbeoefenaars één onlosmakelijk team vormen. De keuzevrijheid van de patiënt moet overeind blijven. En de betrokken vrije beroepers moeten patiënten ook in alle onafhankelijkheid kunnen blijven doorverwijzen naar, bijvoorbeeld, specialisten buiten de eigen associatie, als ze dit vanuit hun individuele expertise de beste optie achten voor de betrokken patiënt. Onafhankelijkheid, expertise en keuzevrijheid vormen de essentie van het vrije beroep waaraan in nieuwe samenwerkingsformules niet mag – en hoeft – gesleuteld te worden.

Stefaan Hanson, tandarts: ‘De eerstelijnszorg wordt nogal sterk geïdentificeerd met de huisarts. Sommigen voelen dat het de bedoeling is om over te gaan van hospitalocentrisme naar huisarts-centrisme.’
Sofi Van Ussel, kinesitherapeut: ‘Multidisciplinair werken zal ons meer tijd kosten en mag niet gratis zijn. De overheid moet dit honoreren.’
Deneyer: “Ik heb er geen probleem mee dat de huisarts de spilfiguur is. De patiënt heeft trouwens geen boodschap aan ‘eerstelijn’ of ‘tweedelijn’. Hij wil gewoon goede zorg, waar hij zich ook bevindt. Met andere woorden: de huisarts is de spil van het zorgthema, de patiënt de spil van de zorg zelf.”
Lowet: “Dat in ‘Together we change’ de positie van de huisarts centraal wordt gezet, is niet onlogisch. Het document is geschreven door vier huisartsen. Vanuit onze kant ervaren wij die centrale rol voor de huisarts, als poortwachter, niet zo. Zeker niet in de sector van de geestelijke gezondheidssector, en nog veel minder als het gaat om kinderen en jongeren met psychische klachten.”
Remmen: “We gaan echt uit van een eerstelijnspraktijk. Maar de huisarts krijgt wel een sleutelrol, dat klopt. Hij is tenslotte medisch expert en is van veel zaken op de hoogte. Ik ken geen andere beroepsgroep die deze rol kan vervullen. (richt zich tot de groep) Jullie zijn over het algemeen niet met zoveel mensen betrokken als de huisarts.”
Deneyer: “Apothekers zijn naast huisartsen zeer toegankelijk en laagdrempelig. Vaak zien wij burgers die nog net niet ziek zijn. Tevens hebben wij een belangrijke doorverwijsfunctie.”
Baert: “De huisarts is zeer belangrijk voor thuisverpleegkundigen. Zij zijn ons aanspreekpunt, we gaan er heel vaak mee in overleg. Maar het blijft een moeilijk bereikbare groep. Minder dan de helft van onze multidisciplinaire overlegmomenten gaat door in aanwezigheid van de huisarts. Hij of zij is vaak op ronde of in consultatie. Nochtans is het van fundamenteel belang om de arts er bij te hebben.”
Roels: “Die problemen zullen blijven bestaan. Wij kunnen gewoon niet op twee plaatsen tegelijk zijn. Of je moet al echt in een groep werken en de dossiers delen. Maar er bestaat nog altijd zoiets als de individuele benadering en keuze van een patiënt.”
Remmen: “De artsen hebben het gewoon veel te druk en krijgen het niet allemaal meer zelf georganiseerd. De praktijken moeten zich dus meer en beter organiseren. Vandaar dat we bijvoorbeeld beginnen met opleidingen voor praktijkassistenten en verpleegkundigen in de huisartsenpraktijk.”
Van Ussel: “Iederéén heeft het toch druk? Ook wij worden verwacht om aan talrijke structuren te participeren om de gezondheidszorg uit te tekenen. Willen we tot een degelijk georganiseerd geheel komen, dan zullen we ons sámen moeten organiseren. En dat is op dit moment zoek. We zijn met onze beschikbare capaciteit en de uren die we momenteel hebben, en die menselijk en deontologisch aanvaardbaar zijn, niet in staat om dit allemaal individueel te doen.”
Hanson: “Zien jullie de rol van de huisarts als een triage-persoon? Met andere woorden iemand die correct kan doorverwijzen naar een andere discipline, iemand die weet: ‘dit is de persoon die jou als patiënt op de beste en meest efficiënte manier kan helpen’. Of klopt onze perceptie dat de huisarts eerst kijkt of hij zelf kan helpen, en als dat niet lukt, de patiënt doorstuurt? Dat laatste stellen we ook in onze discipline helaas nog te vaak vast.”
Van Ussel: “Met die triage-functie hebben wij het als kinesitherapeuten ook wat lastig. Het moet toch mogelijk zijn dat een patiënt meteen naar de kine gaat als hij zijn enkel
Koen Lowet, psycholoog: ‘Onze samenleving is zo breed en divers dat het onmogelijk te vatten is binnen één model. De bestaande modellen – zorgverstrekkers, ziekenhuizen, wijkgezondheidscentra – spreken een divers publiek aan en zouden complementair moeten kunnen werken.’
Hugo Baert, verpleegkundige: ‘Je kan het gedrag van de patiënt veranderen. Maar alles zit in het financieringssysteem van de ziekenhuizen: 42 procent zit nu al in de rode cijfers.’
GROOT DEBAT OVER DE TOEKOMST
24 OKTOBER 2015, Boerentoren te Antwerpen
heeft omgeslagen. Waarom zou hij eerst een voorschrift moeten vragen aan de huisarts om die enkel te mogen behandelen?”
Baert: “Wij hebben eenzelfde vraag: waarom geen rechtstreekse toegang? Er moet meer taakverschuiving mogelijk zijn. En een betere omschrijving van elkaars taken.”
Deneyer: “Als we naar meer netwerkstructuren gaan, niet noodzakelijk onder één dak, zullen we ook meer gegevens digitaal moeten delen.”
Baert: “We zouden inderdaad al een enorme stap vooruit zetten, mochten we er in slagen om gegevens te delen op een correcte manier. Zowel eerste- als tweedelijnszorg. De overheid moet hiervoor meer middelen ter beschikking stellen. Nu laat men alle leveranciers en producenten van software maar doen. Terwijl wij, nu al, de rekening betalen.”
Hanson: “De gegevensdeling wordt heel erg bemoeilijkt door de huisartsen. Zij blokkeren al te vaak.”
Lowet: “Ik verwacht veel van Vitalink (het nieuwe, digitale platform van de Vlaamse overheid waardoor iedere zorgverlener, van huisarts tot thuisverpleger, op een eenvoudige manier beschikt over correcte en volledige patiënteninformatie, nvdr).”
Deneyer: “Ik wil zeker geen zwartepiet schuiven naar de artsen. Maar het debat met sommigen loopt inderdaad niet altijd eenduidig. We hebben al jaren de mond vol over taakverdeling, taakverschuiving, multidisciplinair samenwerken enzovoort. Maar in de praktijk doen we dit nog altijd niet. Ik word daar ongelukkig van. Het volstaat dus niet om huisartsenpraktijken uit te bouwen en te ondersteunen en de zorg daar te concentreren. De huisarts moet de zorg in de eerstelijn wel kunnen aansturen, maar heel wat zorgverstrekkers werken zelfstandig en onafhankelijk.”
Van Ussel: “Multidisciplinair werken zal ons meer tijd kosten en mag niet gratis zijn. De overheid moet dit kunnen honoreren. En de patiënt die in zo’n team terecht komt, moet inzien dat dit voor een verhoogde kwaliteit zorgt.”
Remmen: “Wij moeten ons als zorgverstrekkers zodanig organiseren en zodanig trots
Het debat wordt verder gezet: Hoe zal de eerstelijn, de zelfstandige zorgverstrekker zijn rol opnemen in een toekomstig model van multidisciplinariteit waar de patiënt centraal staat? Nooit verschenen op zo korte tijd zoveel belangrijke rapporten en conferenties over de toekomst van de Belgische gezondheidszorg. Samen met KBC organiseren de Federatie Vrije Beroepen en haar aangesloten organisaties dit debat voor u. Ook Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen zal na afloop zijn visie toelichten. Meer nieuws volgt binnenkort. Hou alvast onze website in de gaten: www.federatievrijeberoepen.be
zijn dat we geld durven vragen voor de zorgen die we willen aanbieden. Dat kan dus niet samengaan met ziekenhuiskosten die exploderen. Willen we als zelfstandige sector aanspraak maken op meer centen, dan moeten we een duidelijk project naar voren schuiven. Vandaar het model zoals beschreven in ‘Together we change’.”
Baert: “De modellen zullen haalbaar zijn als het ook een garantie geeft op een inkomen.”
Remmen: “Alle zorgverstrekkers zullen goed omkaderd zijn. De totale loonmassa zal min of meer dezelfde blijven.”
HAAST EN SPOED IS ZELDEN GOED
Op vijf jaar tijd zijn de uitgaven voor de spoeddiensten met 40 procent gestegen. Dat blijkt uit cijfers van het RIZIV. Belgen blijven ondanks alle ontradingscampagnes meer dan ooit rechtstreeks naar de spoeddienst van een ziekenhuis gaan, in plaats van eerst de huisarts te raadplegen.
Remmen: “Die explosie aan aanvragen via de spoeddiensten komt voor een groot deel omdat we als eerstelijnszorgverstrekkers en vooral de huisartsen niet goed georganiseerd zijn. Wij zijn te verbrokkeld. Er zijn teveel aanspreekpunten, overdag, ‘s avonds en in het weekend, altijd wat anders. Dat snapt de bevolking niet.”
Roels: “De perceptie zit verkeerd. Jonge vrouwen bijvoorbeeld denken dat ze naar de gynaecoloog moeten om een voorschrift voor de pil, terwijl dit ook bij de huisarts mogelijk is. Zoiets kan je keren door in het hoger middelbaar een verplicht uur ‘sociale zekerheid’ in het leerpakket op te nemen. We moeten de mensen opvoeden. Een lesuur over het correcte gebruik van de sociale zekerheid. Het gaat niet alleen over de ziekteverzekering, maar ook over onder andere stempelgeld en kindergeld.”
Baert: “Je kan het gedrag van de patiënt veranderen. Maar alles zit in het financieringssysteem van de ziekenhuizen: 42 procent zit nu al in de rode cijfers. Ziekenhuizen zullen altijd de deur blijven openzetten omdat dit een bijzondere bron van inkomsten is.”
Remmen: “De dure factuur in de gezondheidszorg komt niet van de eerstelijnszorg die hier aan tafel zit. Wij zorgen maar voor 5, maximaal 10 procent van het totaal. Een marginaal verschijnsel dus. Terwijl we zo’n 90 procent van de zorg aanbieden. En relatief slecht betaald worden. De kleine piramide zit bij de ziekenhuizen en bij de medische specialisten. Zij kosten kisten vol geld.”
Tekst: Gretel Van der Looy en Mikaël Soinne Foto’s: Studio Dann
KBCMediservice: makkelijk en op maat.
U staat altijd klaar voor uw patiënten. KBC staat altijd klaar voor u.
“Je kan niet zelfstandig denken als je niet zelfstandig bent.”
Jan Huyghebaert, voormalig Belgisch politicus en ondernemer (Knack)
“Laten we nu eindelijk eens komaf maken met statements die er alleen maar op gericht zijn het publiek te behagen of ego’s te strelen: rechtspraak is geen spektakel, en wat zich in de rechtbank dagelijks afspeelt, is voor al wie erbij betrokken is bittere ernst.”
Dominique Matthys, voorzitter Orde van de Vlaamse Balies (De Morgen)
“Het belastingsysteem is als een tanker. Als je aan het stuur van die tanker draait alsof je op de kermis met een botsautootje rijdt, krijg je catastrofes.”
Ivan Van de Cloot, econoom (Trends)
HEBT U AL EEN SOCIAAL BUSINESSPLAN?
Kieshetsleutelmomentdatbijjepast!
Als zelfstandige maakt u persoonlijk heel wat mee dat niet alleen invloed heeft op je zaak, maar ook op uw gezin en uw omgeving. Deze momenten reiken u soms kansen aan tot optimalisatie van uw sociale zekerheid of vragen net extra bescherming. Beschouw uw sociale zekerheid dus niet als iets statisch, maar doe er iets mee.
Traditioneel businessplan versus Sociaal Businessplan Om met succes uw zaak op te richten of te laten groeien, maakt u een businessplan. U analyseert de sterktes en de zwaktes van uw toekomstige onderneming. Op die manier weet u op elk moment hoe uw onderneming er voor staat en hoe u nog verder kan ontwikkelen.
Waarom niet eenzelfde denkoefening doen voor uw persoonlijk traject? De aankoop van een huis, het stichten van een gezin, studerende kinderen, de opstart van je vennootschap, … Allemaal momenten in uw persoonlijk leven die elk op hun manier uw loopbaan en financiën kunnen beïnvloeden. U kan er dus maar beter tijdig rekening mee houden. Daarom heeft Zenito voor u het Sociaal Businessplan in het leven geroepen.
Dertien sleutelmomenten in de levensloop van een zelfstandige Het Sociaal Businessplan brengt een aantal veranderingen of sleutelmomenten in het leven van een zelfstandige in kaart, dertien om precies te zijn. Naast de evolutie in uw persoonlijke levenssfeer zoals trouwen, kinderen, pensioen,… evolueert ook uw zaak: u gaat internationaal, u schakelt over naar een vennootschap, uw zaak breidt uit. Voor elk van deze momenten hebben we - zoals in een klassiek businessplan - alle opportuniteiten en risico’s opgelijst zodat u snel en efficiënt kan anticiperen en voorbereid bent op elke verandering. Zenito vat de sleutelmomenten voor u samen op dertien handige fiches, want een vooruitziende ondernemer is er twee waard. Zo kan u zich volledig concentreren op uw zaak.
www.sociaalbusinessplan.be
De Vrije Beroeper, de krant voor vrije beroepen, is een uitgave van de Federatie Vrije Beroepen. Verschijnt 4x per jaar.
Contact
e-mail: info@federatievrijeberoepen.be Tel: 02/21 22 504
Kernredactie
Gert Peeters, Jan Sap, Mikaël Soinne, Gretel Van der Looy, Julie Pieters
Vormgeving
FCO Media, marieke.veys@fcomedia.be Tel: 056/77 12 88 colofon
Blijf op de hoogte:
Fotografen
Studio Dann, Luk Collet, Johan Martens, Michel Wiegandt
Verantwoordelijke uitgever
Federatie Vrije Beroepen VZW, Willebroekkaai 37 1000 Brussel
Adverteren in De Vrije Beroeper?
FCO Media - filip.cossement@fcomedia.be
Tel: 056/77 13 10
De redactie van De Vrije Beroeper streeft naar de grootst mogelijke betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. www.facebook.com/federatievrijeberoepen twitter.com/vrijeberoepen Onze elektronische nieuwsbrief www.federatievrijeberoepen.be
Koen Gaudaen (vijfde van links): “Online aanwezig zijn, is een echte must geworden.”
COMMERCIËLE INSPIRATIE BEGELEIDT ONDERNEMERS
‘Naambekendheid verwerven bij nieuwe doelgroepen is niet evident’
We zitten middenin een revolutie. De technologie verandert zienderogen, de impact van sociale media en e-commerce nemen toe. Maar ook de klant verandert. Hij wordt grijzer, koopt en vergelijkt online, is prijsbewuster en steeds meer een marketeer. Als vrije beroeper is het niet altijd makkelijk om met deze uitdagingen om te gaan.
Binnen een periode van vier jaar (2014-2017) zet Commerciële Inspiratie minimum 540 gevestigde detailhandelaars, horeca-uitbaters en dienstverleners aan om na te denken over de rol van hun fysieke zaak en het winkelen in de toekomst. Professionele coaches begeleiden de ondernemers drie tot zes maanden via een individueel inspiratietraject.
G&G architecten
Koen Gaudaen is één van deze ondernemers. Met veel passie, professionaliteit en oog voor een persoonlijke aanpak baat hij in hartje Grimbergen het goed draaiende architectenbureau “G&G architecten” uit. Het snel veranderende (digitale) landschap en de goed geïnformeerde klant zetten de zaakvoerder eind 2014 aan om deel te nemen aan Commerciële Inspiratie. Samen met coach Marie Vermeersch dacht hij na over diverse trends en de toekomst van zijn (fysieke) zaak. “Naambekendheid verwerven bij nieuwe doelgroepen is geen evidentie”, zeggen Koen Gaudaen en zijn team.
“Sinds het project heb ik nog meer aandacht voor de digitale wereld en online communicatie. Ik besef dat ze waardevol en toch deontologisch verantwoord kunnen zijn. Online aanwezig zijn, is een echte must geworden.”
Het individueel inspiratietraject bestond uit vier sessies: een kennismakingsgesprek, een brainstormsessie, een opvolggesprek en een inspiratierapport met concrete tips en voorbeelden. Naast enkele korte termijn acties werden er ook strategische actiedomeinen geselecteerd. Het optimaliseren van de website en Facebookpagina maakten hier deel van uit.
Tijdens het traject kreeg de zaakvoerder diverse instrumenten en methodes aangereikt die hem toelaten om de strategische oefening ook in de toekomst te herhalen.
Verhoogde bedragen maaltijdcheques en loonbonus
In het Interprofessioneel Akkoord 2015-2016 (IPA) werd afgesproken dat er ruimte is voor een kleine loonsverhoging in 2016. Er is een dubbele enveloppe voorzien: één van 0,50% en één van 0,30%. Er wordt aanbevolen om de eerste enveloppe van 0,50% te besteden aan toekomstgerichte maatregelen, zoals de tweede pensioenpijler, mobiliteit, langer werken en vorming. De tweede enveloppe wordt ingezet op een verhoging van de netto-koopkracht. Om dit laatste gemakkelijker te kunnen realiseren, vroegen de sociale partners aan de regering om de maximaal toelaatbare bedragen voor de maaltijdcheques en loonbonus, deels vrijgesteld van fiscale en sociale lasten, op te trekken. Wat de sociale lasten betreft, is dit inmiddels geregeld.
Verhoging van de maximale werkgeversbijdrage maaltijdcheques
Een Facebook bedrijfspagina Facebook is veruit de grootste speler in de wereld van sociale media en telt in België ruim 5,9 miljoen gebruikers. Het medium is vooral geschikt voor B2C-communicatie; om particulieren te bereiken.
Naast een persoonlijke profielpagina kunnen ondernemers ook een gratis bedrijfspagina opstarten. Het is een extra kanaal om een online identiteit voor de zaak te creëren en op die manier consumenten te binden, te engageren en te informeren over de producten en/of diensten.
Enkele tips:
Gebruik uw logo als profielfoto. Dit verhoogt de herkenbaarheid. Als omslagfoto gebruikt u best een inspirerende foto. Vernieuw deze regelmatig.
• Hou het luchtig. Post korte boodschappen en gebruik vooral beeldmateriaal.
• Let op uw schrijfstijl. Vermijd overvloedig gebruik van hoofdletters en leestekens.
Lok interactie uit: Stel een vraag, organiseer een poll, lanceer een wedstrijd, … Voer niet enkel promotie. Beperk zuiver commerciële berichten tot maximaal 30% van je berichten. Laat regelmatig iets van u horen, maar overdrijf niet. Twee tot vier posts per week volstaat.
• Zorg voor de juiste timing. De meeste gebruikers zijn online rond lunchtijd, 16u en tussen 19u en 22u.
• Stel een doordachte planning wat betreft inhoud en timing op.
Zorg voor een makkelijke URL via facebook. com/username.
Meten is weten. Volg via de statistieken het succes van de pagina op.
Meer informatie en inspirerende voorbeelden op de website.
De waarde van de maaltijdcheques wordt verhoogd met € 1. Dit houdt in dat de meest nuttige maaltijdcheque tot € 8 kan bedragen. Uw medewerker betaalt een minimale tussenkomst van € 1,09 per cheque. De maximale werkgeverstussenkomst per cheque bedraagt vanaf 18 juni 2015 € 6,91 in plaats van € 5,91.
Let op: vanaf oktober kunnen enkel nog elektronische maaltijdcheques toegekend worden.
Verhoging maximale loonbonus
Tot eind dit jaar bedraagt de maximaal toe te kennen loonbonus € 3.100. Hierop moet de solidariteitsbijdrage van 33% berekend worden en betaalt de werknemer een bijdrage van 13,07%, Dit bedrag stijgt in het aanslagjaar 2017, voor de inkomsten over 2016, tot € 3.169.
De loonbonusplannen die u nu opmaakt, maar waarbij de eventuele bonus wordt uitbetaald vanaf 1 januari 2016, kan dit hogere bedrag al bevatten.
Wat doet de fiscus?
De aanpassingen zijn voorlopig enkel voor de RSZ-zijde. De regelgeving voor de aanpassing van de fiscale bedragen moet – op het moment van de redactie - nog gepubliceerd worden, maar zit al in de parlementaire wetgevingsprocedure.
Het fiscaal - te indexeren - basisbedrag voor de loonbonus wordt verhoogd van € 2.695 tot € 2.755. De maximale werkgeverstussenkomst in de maaltijdcheques wordt, net als voor de RSZ, opgetrokken met € 1.
De regelgeving van de RSZ en de fiscus loopt niet geheel gelijk. De fiscale wijzigingen aan de regels van de maaltijdcheques zijn pas van toepassing op de maaltijdcheques die worden toegekend vanaf 1 januari 2016.
De fiscale wetgeving wijzigt ook nog op een ander punt. De aftrekbaarheid van de maaltijdcheques als beroepskosten voor de werkgever verdubbelt tot € 2.
www.admb.be
Een eigen inspiratietraject doorlopen?
Alle detailhandelaars, horeca-uitbaters en dienstverleners die over een publieke commerciële ruimte beschikken en zich voor minstens 50% op consumenten richten, kunnen zich inschrijven voor een traject Commerciële Inspiratie. Tenminste als hun stad of gemeente zich eerst mee engageert voor het project. Commerciële Inspiratie past immers in de startnota “Winkelen in Vlaanderen” en wil zo bijdragen aan kernversterking, een prioriteit in het winkelbeleid van de Vlaamse regering. Alle deelnemende gemeenten vind je op de website:
www.commercieleinspiratie.be
Welke fiscale uitgaven kan u vermijden?
Hoe kan u als vrije beroeper privé meer overhouden, door uw geld fiscaal optimaal te beheren? Die vraag staat centraal tijdens de actua-sessie die de Federatie Vrije Beroepen in oktober 5 keren organiseert over heel Vlaanderen. Spreker en expert ter zake Filip Jacobs (MDMJ Accountants) geeft hier al een voorsmaakje, wie meer wil weten kan zich inschrijven voor de sessie op www.federatievrijeberoepen.be/activiteiten.
Fiscaal optimaal: met vennootschap of zonder?
Een vennootschap oprichten is voor de meeste vrije beroepers een mogelijkheid om samen te werken en in bepaalde gevallen de beroepsaansprakelijkheid te beperken. De derde, niet onaantrekkelijke reden, is dat het fiscaal lucratief kan zijn. Kán, want lang niet voor iedereen is een vennootschap interessant. Veel hangt af van de erelonen, van de kosten die gemaakt worden maar zeker ook van de privébehoeften. Deze elementen zullen bepalen of de meerprijs in kost en administratie opwegen tegen het lagere tarief van de vennootschapsbelasting in vergelijking met de personenbelasting.
Hoe hoger de erelonen en hoe lager de kosten en de privébehoefte, hoe voordeliger het wordt om een vennootschap op te richten. Het is moeilijk om richtcijfers te geven maar vanaf 100.000 euro erelonen leert onze ervaring dat het interessant wordt. Meestal richt men ook niet onmiddellijk een vennootschap op maar werkt men een bepaalde tijd onder de vorm van een eenmanszaak om dan achteraf te evalueren. Vennootschappen kunnen immers opgericht worden met een boekhoudkundige en fiscale retroactiviteit van maximaal 7 maanden indien u kan aantonen dat u bij aanvang reeds de bedoeling had de vennootschap op te richten.
Hoe geld uit de vennootschap halen?
De betreffende vennootschap kan dus voor ons, de vrije beroeper, de belastingdruk naar een enigszins normaler niveau brengen. Maar wat met onze privé behoeften? Wat als we privé willen investeren of
een dure aankoop plannen? Wat op het mogelijke einde van de beroepscarrière of van mogelijks de vennootschap zelf? Met andere woorden, hoe krijgen we, indien nodig, het geld uit de vennootschap en wat is de meest fiscaal vriendelijke manier om dat te doen?
Een boutade, maar daarom niet minder waar: dit is maatwerk en wat voor de ene vrije beroeper interessant is, zal dat voor de andere niet zijn! Laat u dan ook adviseren door vakmensen en niet op het (internet)café. Dossiers die geen duidelijke visie hebben over de verloningsstrategie vallen bij fiscale controles door de mand. Getuige daarvan zijn de arresten die de bezoldigingstheorie (de zaakvoerder krijgt een loon, al dan niet in de vorm van een woning, en daarom is het automatisch aftrekbaar) verwerpen omdat er niet wordt aangetoond dat het paste in de verloningsstrategie. Ook forfaitaire vergoedingen zijn een doorn in het oog van de fiscus wanneer geen duidelijke uitleg wordt gegeven over waarom die vergoedingen aan de zaakvoerder worden toegekend.
Diverse technieken
Wanneer we de verschillende verloningstechnieken willen vergelijken, dienen we te kijken naar wat ze daadwerkelijk opbrengen. Om maar met de usual suspects te beginnen: een bezoldiging kan al snel een fiscale druk met zich meebrengen van 60% (inclusief sociale bijdragen en gemeentebelastingen). Bij een dividenduitkering loopt dit op tot 50,5% fiscale druk (25% en niet aftrekbaar in de vennootschapsbelasting). Gaan voor dat dividend dus? Misschien, maar je kan door de bezoldiging ook meer pensioen opbouwen via Vrij Aanvullend
Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ) en Individuele Pensioentoezegging (IPT), en dat geld krijg je, weliswaar later, ook privé. Voor de bezoldiging kiezen dan? Misschien, maar een dividend kan in bepaalde omstandigheden ook worden uitgekeerd aan 15% en dus kom je aan een belastingdruk van 43,9%.
En dan komen we tot een tweede belangrijk aspect in de verloning: wanneer beschik je privé graag over het geld? Onmiddellijk? Dan ga je meer belastingen betalen: een bezoldiging, een tantième of dividenduitkering hebben nu eenmaal een kostprijs. Heb je iets meer tijd (één tot vijf jaar), dan kunnen we gebruik maken van de liquidatiereserve (tot 41,6%), aandelenopties (tot 25%) of opnames via IPT. Heb je echt veel tijd? Dan kan de fiscale druk zelfs dalen tot 10 à 15% via de VAPZ of IPT.
Bovendien bestaat er ook het “gratis” verhaal: de vennootschap betaalt zaken die je ook gratis privé mag gebruiken. We denken hierbij aan een woning, een wagen, computers, enz. De keerzijde is dat de vennootschap dan aan de zaakvoerder een zogenaamd ‘voordeel alle aard’ dient aan te rekenen waarop de zaakvoerder personen-
belasting betaalt. Gezien deze voordelen alle aard meestal forfaitair bepaald zijn kan dit een substantieel voordeel bieden, vooral bij woningen met lage kadastrale inkomens of wagens met een lage CO2-uitstoot. Tenslotte zijn er een reeks kleinere verloningstechnieken waarbij steeds dient nagegaan te worden of het voordeel opweegt tegen het administratieve nadeel. We denken hierbij aan forfaitaire (dag) vergoedingen, huur van privégoederen aan de vennootschap, maaltijdcheques, enz. Kortom, er zijn heel wat mogelijkheden om dat geld uit uw vennootschap te krijgen. De vraag is alleen aan welke kostprijs en op welke termijn. Merk op dat de verloningstechnieken dienen te passen in een totale strategie waarbij ook aandacht wordt besteed aan pensioenopbouw en successierechten.
Filip Jacobs (MDMJ Accountants)
Meer weten? Hebt u vragen? Kom dan naar de actua-sessie ‘Optimaliseer en verdien meer’ (zie kader).
Actuasessie: Optimaliseer en verdien meer
Tijdens deze sessie gaat expert Filip Jacobs dieper in op de diverse technieken om fiscaal te optimaliseren, zodat u na afloop geïnformeerd beslissingen kan nemen. We stellen u ook Connect voor, de nieuwe subsidiedatabank van het Agentschap Ondernemen. Financieel optimaliseren kan immers ook door de juiste steunmaatregelen van de overheid in te zetten. Met Connect kan u zelf aan de slag, of u kan er als ondernemingsadviseur uw cliënten nog beter mee informeren.
Waar en wanneer?
7.10 Hasselt – 12.10 Gent – 14.10 Leuven – 21.10 Harelbeke – 26.10 Edegem Deelname is gratis, maar inschrijven is vereist. Accreditaties voor permanente vorming aangevraagd. Check onze website. Inschrijven via: www.federatievrijeberoepen.be/activiteiten
‘Een boekhouder is een huisarts die voor de financiële gezondheid zorgt’
Interview met Mirjam Vermaut, voorzitter van het BIBF
‘Neen, een boekhouder is niet die strenge, saaie meneer die de hele dag op bureau met cijfertjes bezig is. Ons beroep is veelzijdiger, dynamischer en avontuurlijker dan vroeger,’ vindt Mirjam Vermaut, voorzitter van het BIBF, het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten. Haar eigen studerende zonen hebben haar devies al gehoord, de komende vier jaar wil ze ook alle andere jongeren overtuigen dat het beroep van boekhouder-fiscalist aantrekkelijk is.
Vermaut heeft sinds 19 mei de leiding over het BIBF. Ze is de eerste vrouwelijke voorzitter sinds de oprichting van het Instituut in 1992. Een ploeg van twintig mensen heeft ze rond zich. “Een fantastisch team. Zonder hen zou ik niet zo goed functioneren. Want ik heb een beetje onderschat hoeveel op mij afkomt. Niet vergeten dat er thuis nog werk wacht – ik heb zelf een boekhoudkantoor in Lovenjoel-Bierbeek. Maar uiteraard heb ik er zeer veel zin in. In mijn functie kan ik de concrete evoluties van het beroep en het ondernemerschap meemaken en helpen realiseren vanop de eerste rij.”
U zat de voorbije jaren al in de Nationale Raad en de Examencommissie van het BIBF. Maar van opleiding bent u geen boekhouder.
Vermaut: “Dat klopt. Ik heb Toegepaste Economische Wetenschappen gestudeerd en nadien nog een bijkomend jaar Beleidsinformatica. Ik ben gestart in het bankwezen, afdeling kredieten en leasing. Daarna kwam ik terecht in de verzekeringswereld. Van die ervaringen en kennis maak ik nu gretig gebruik.”
De liefde voor het vak is dus pas later gekomen?
Vermaut: “Eigenlijk niet. Die liefde bestond al van toen ik 18 jaar was. Ik wou boekhouden studeren. Maar dat kon toen alleen op
hogeschoolniveau. Mij werd echter aangeraden op universiteit te doen. Daarom heb ik Economie gekozen, want dat gaf achteraf de grootste waaier van mogelijkheden. In 1999 ben ik mijn stage gestart aan het BIBF en in 2002 was ik erkend boekhouderfiscalist.”
Wat doet het BIBF precies?
Vermaut: “Eén van de voornaamste taken is het organiseren van de toegang tot het beroep. Dat bestaat enerzijds uit een stage begeleiden – de vereiste diploma’s nagaan, een stagemeester vinden, seminaries volgen - en anderzijds een praktisch bekwaamheidsexamen afnemen op het einde van die stage. In totaal moet de stagiair 14 materies onder de knie hebben. Een andere kerntaak is toezien op de naleving van de deontologische verplichtingen, zoals bijvoorbeeld het volgen van permanente vorming. Wat het BIBF ook doet, is ervoor zorgen dat de lijst van erkende boekhouders-fiscalisten constant up-to-date is.”
Wat zijn de grootste vooroordelen tegenover het beroep?
Vermaut: “‘Een boekhouder is een strenge meneer die de hele dag op zijn bureau zit.’
Of: ‘Bij tv-series is de boekhouder altijd de saaiste figuur die ze naar voren schuiven.’
Dat moet verdwijnen. Het beroep moet vooral in haar rijkdom voorgesteld worden.
Er is een verschuiving bezig van onafhankelijke boekhouder naar bevoorrecht bedrijfsadviseur.”
Uit onderzoek van Exact, leverancier van online bedrijfssoftware voor boekhouden, ERP en CRM, blijkt dat 52 procent van de KMO’s en zelfstandig ondernemers klaagt over zijn boekhouder. Verbaast dit cijfer u?
Vermaut: “Toch wel. Ik had het cijfer maar op 20 procent geschat. De appreciatie van de bedrijfsleider voor de boekhouder kan uiteraard altijd nog beter. Ze moeten elkaar meer zien. Door te praten - een uurtje kan al wonderen doen - kom je meer te weten en kan je beter adviseren. En zo kan de boekhouder-fiscalist het dossier in de juiste richting sturen. Als Instituut moeten we onze leden sensibiliseren: het contact met de klant moet onze leden levendig houden. Net zoals die leden heeft het BIBF ook die pedagogische rol.”
Nog een vooroordeel: het woord ‘fraude’ valt al eens als je over boekhouding spreekt.
Vermaut: “De belastingplichtige wenst zo weinig mogelijk belastingen te betalen. Er wordt al gauw eens gepraat over inkomensverlaging door inbreng van bepaalde
kosten. Aan mijn klant zeg ik altijd dat dit cafépraat is. Je moet het dossier in detail kunnen bekijken vooraleer je een juiste conclusie trekt. Wij zorgen er uiteraard voor dat de belastingfactuur van onze cliënten geoptimaliseerd wordt maar altijd binnen de wettelijke grenzen. Wat niet mag, hoort niet thuis in ons beroep. Elke boekhouder die fier is op zijn beroep, doet dit naar behoren. De termen bekwaamheid, eerlijkheid en waardigheid zijn hier op hun plaats.”
U hebt een vierjarig mandaat. Waar liggen de prioriteiten?
Vermaut: “Ik wil in het bijzonder aandacht schenken aan een constructieve dialoog met de overheid en de politieke beleidsverantwoordelijken. Omdat wij goede contacten hebben bij de overheid, fungeren wij bovendien als tussenpersoon en bemiddelaar tussen onze leden en de FOD Financiën. Bovendien wil ik de relatie met het IBR en het IAB, de andere Instituten van economische beroepsbeoefenaars, nog hechter maken. Alleen samen kunnen we een antwoord bieden aan de vele uitdagingen van onze sector. En tenslotte wil ik ook bij de andere vrije beroepen zoals architecten, advocaten, notarissen, vastgoedmakelaars en zo meer, mijn oor te luister leggen. Elke Orde en Instituut heeft een boodschap en een vormgevende functie voor zijn leden. Hoe vullen zij dit in? Zeer verrijkend, vind ik. De Federatie Vrije Beroepen kan hierin
een specifieke rol spelen en de Ordes en Instituten oproepen om zich aan mekaar voor te stellen.”
U wil ook jonge mensen enthousiasme bijbrengen voor het beroep, vertelde u meteen na uw aanstelling. Hoe gaat u dit aanpakken?
Vermaut: “We moeten ons beroep profileren naar de studenten toe. Het BIBF is reeds aanwezig in de scholen voor info-sessies, voor diploma-uitreikingen, als jurylid bij beoordeling van eindwerken … Die initiatieven gaan we zeker versterken. Onlangs was ik op een hogeschool in Leuven, om mee te brainstormen over wat de lesinhoud moet worden. Het aantal studenten boekhouden is namelijk aan het dalen, ten voordele van de studierichtingen marketing, verzekeringen/financiewezen en rechtspraktijk.
Het profiel van een student die kiest voor boekhouden/fiscaliteit moet veranderen. Ons beroep is veelzijdiger, dynamischer en avontuurlijker geworden. Je komt in contact met zeer veel verschillende mensen en activiteiten. En dit moet de studenten goesting doen krijgen in een ‘cijferberoep’.”
‘In het verleden was het vak boekhouder veeleer voor introverte mensen. Tegenwoordig is het menselijke contact veel belangrijker’
Het menselijke contact dus aanscherpen?
Vermaut: “Inderdaad. Dat is heel belangrijk. In het verleden was het vak boekhouder veeleer voor introverte mensen. Mensen die een hele dag achter hun bureau zaten en cijfertjes inschreven in een boek, nadien in een computer. Ze hadden alleen contact met cijfers. Maar dat is het al lang niet meer.”
En toch lees ik in één van jullie brochures ‘De geboden van de boekhouder-fiscalist’ als gebod nummer 1: ‘U zal een liefde voor cijfers moeten hebben’.
Vermaut: “Die liefde moet er zeker zijn. Je moet starten met de cijfers maar die linken aan de personen die er achter zitten en niet de cijfers op zich zien. Dat vertel ik ook aan de medewerkers van mijn boekhoudkantoor: ‘Aan die cijfers is die persoon of dat be -
drijf gelinkt. En het is best dat je die persoon ziet. Want elke persoon heeft zijn eigenheid en gaat anders met zijn zaken om.’ Elke klant ken ik persoonlijk. Destijds heb ik geen klantenportefeuille overgenomen, maar elke klant persoonlijk gemaakt.”
Wat is het mooiste aan jullie beroep?
Vermaut: “Ik voel mij als een huisarts. Hij bekommert zich om de gezondheid van een persoon. Maar wat komt op de tweede plaats? Draai of keer het zoals je wil: de financiën. Een huisarts zorgt voor de gezondheid, wij voor de portemonnee. Voor een goed beheer van een bedrijf is het best dat de bedrijfsleider assistentie krijgt van zijn boekhouder-fiscalist. Die begeleiding zijn we verplicht.”
Tekst: Mikaël Soinne
De kleinste en voordeligste betaalterminal!
Afrekenen wordt nog eenvoudiger! Met de CCV Mini maak je immers van elke tablet of smartphone een handige betaalterminal, waar je ook bent.
Kortingscode: UNIZO2015 Nu GRATIS opstart! € 69 € 99
ccvmini.be 0800 22 789 (gratis nummer)
vraag en antwoord
BTW- en personenbelastingaangifte, wie mag wat? Mag ik als advocaat in het kader van de personenbelasting een aangifte doen voor een derde persoon? En wat met een btw aangifte?
De fiscale dienstverlening is niet gereglementeerd en dus kan een advocaat zonder probleem een aangifte in de personenbelasting of BTW doen voor derden. Het is natuurlijk wel zo dat hierbij geen boekhoudkundige prestaties mogen gedaan worden. Daar waar een aangifte in personenbelasting zal kunnen zonder enige boekhoudkundige prestatie is dit moeilijker voor een aangifte in de BTW. Vandaar dat voor dit laatste er rechtspraak bestaat die oordeelt dat dit in sommige omstandigheden toch onder beroepsreglementering van de economische beroepen valt.
Schriftelijke afspraken met mijn zelfstandige medewerkers?
Ik werk reeds vele jaren - zonder enig probleem - op zelfstandige basis samen met de medewerkers in mijn kinesitherapeutenpraktijk. Nu vernam ik dat hier toch een contract dient te worden opgesteld, klopt dat?
U bent wettelijk niet verplicht uw afspraken in een schriftelijk document te gieten. Wanneer er echter discussie rijst tussen u en uw zelfstandige medewerker zal een en ander moeilijk te bewijzen zijn. Dergelijk document is echter zéker van belang wanneer er een betwisting is met betrekking tot schijnzelfstandigheid. Indien hierover discussie zou ontstaan, wordt er zowel naar de overeenkomst als naar de feitelijke uitvoering ervan gekeken. En een herkwalificatie van zelfstandige naar werknemer houdt in dat de zelfstandige geacht wordt werknemer te zijn geweest van dag één van de samenwerking met alle extra kosten en sancties tot gevolg… Een schriftelijke overeenkomst is dus aan te raden.
Opfrissingscursus Frans voor mijn secretariaatsmedewerker Door nieuwe opportuniteiten binnen onze architectenpraktijk is het nodig dat de secretariaatsmedewerker een opleiding Frans volgt. Kan er gebruik gemaakt worden van financiële incentives voor deze opfrissingscursus?
Sinds kort wordt binnen PC336 werk gemaakt van het operationaliseren van het vormingsfonds. Bedoeling is dat een degelijk, gratis, opleidingsaanbod wordt uitgewerkt waar u als werkgever gebruik kan van maken om uw werknemer vorming te laten volgen (zie artikel in deze krant over het vormingsfonds, p.2). Dit is echter nog even toekomstmuziek. Op dit moment kan u richting KMO-portefeuille kijken, bij de pijler opleiding, om een subsidie/ compensatie te verkrijgen. U vindt alle info op de website van het agentschap ondernemen (www.agentschapondernemen.be). Beslist uw medewerker zelf dat dergelijke opleiding zinvol is, dan kan er geïnformeerd worden voor gebruik van opleidingscheques. Maar de voorwaarden zijn hier een stuk strenger geworden. Alle informatie voor uw medewerker vindt u op www.vdab.be/opleidingscheques.