Wouw 3 - Thema 7 - Handleiding - inkijk methode

Page 1

Waar ik woon

Thema 7

Themaoverzicht

WOUW-moment: maak je keuze uit het aanbod minimaal 50 minuten

Les 1 Ik maak zelf een kaart van mijn gemeente

Les 2 Mijn gemeente in vakjes

Les 3 Stop … u bent te ver!

Les 4 De juiste straat

Les 5 Als ik de baas zou zijn

Les 6 Evaluatiemoment

100 minuten 50 minuten 50 minuten 75 minuten 100 minuten 50 minuten

WOUW-actie: maak je keuze uit het aanbod minimaal 100 minuten

Thema 7: Waar ik woon 2

Inleiding

In dit thema verlaten wij duidelijk de schoolmuren. Na de opmaak van een plattegrond van de klas en de school in de eerste graad, verkenden we dit jaar in verschillende voorafgaande thema's ook al de schoolomgeving. Met ‘de gemeente’ gaan wij nog iets verder. De gemeente die wij hier verkennen, is wel degelijk de verzameling van de deelgemeenten. Het begrip ‘stad’ kan ook even vernoemd worden, maar is hier niet aan de orde. Elke stad is immers een gemeente. De leerlingen ontdekken dat zij die gemeente kunnen voorstellen in de klas en verruimen hun kaartbegrip. Om alles in de realiteit werkbaar te maken, worden gemeenten in zones verdeeld en krijgen alle straten ook een naam. Om afspraken te kunnen maken in de verschillende gemeenten zijn er grenzen nodig. Op die manier krijgen we ook buurgemeenten.

In een gemeente moeten wij rekening houden met de veiligheid en de wensen van de inwoners. We laten de leerlingen dat aanvoelen door hen zelf een maquette van een nieuwe gemeente te laten maken.

Je start het thema met een WOUW-moment, waarin je de leerlingen prikkelt door ze op een andere manier naar hun vertrouwde gemeente te laten kijken. Je kiest uit het aanbod het WOUW-moment dat het beste aansluit bij de interesses van de leerlingen, de mogelijkheden van de schoolomgeving en de klemtonen die de school legt. Na het WOUW-moment zijn de leerlingen helemaal klaar om zich te verdiepen in de weergave van hun gemeente op de kaart en de functionele indeling ervan.

De focus in dit thema ligt op de domeinen ruimte en techniek.

Tijdens de WOUW-actie gaan de leerlingen zelf aan slag met hun nieuw verworven kennis. Je kunt opnieuw kiezen voor de optie die het beste bij de specifieke situatie van jouw klasgroep aansluit. Als je daarin QR-codes wil aanmaken (WOUW-actie 1), raden wij aan om filmpjes van de gemeente te laten maken door de kinderen tijdens de leeruitstap van les 3 of 4.

Het thema biedt ook heel wat kansen om een leer- of ervaringsmoment buiten de muren van de school te houden. Straatnamen kunnen heel dicht bij de school waargenomen worden. En beklijft het begrip ‘grens’ niet beter als de leerling met zijn beide voeten in een verschillende gemeente staat?

In WOUW-moment 1 en ook in de lessen, vertrekken wij soms vanuit Google Earth. Andere sites om kaarten te bekijken en plaatsen te zoeken zijn Google Maps en ook http://wego.here.com . Op die laatste site is er geen overvloed aan firmanamen opgenomen en kunnen leerlingen geconcentreerd werken op de essentie van een kaart.

De invulling van dit thema kan lokaal grote verschillen vertonen. Het hangt onder meer af van de grootte van de gemeente, de beleving, de aanwezigheid van dienstencentra (toerisme) en andere faciliteiten. We raden je aan om eens vooraf na te gaan over welk lesmateriaal je dient te beschikken. Er zijn nogal wat foto’s te verzamelen en die kun je dan in één sessie nemen.

Thema 7: Waar ik woon 3

Overzicht opties WOUW-moment

De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.

50' Hoe ziet onze leefwereld eruit van bovenaf? De leerlingen experimenteren met Google Earth of Google Maps en verkennen hun omgeving en hun gemeente van bovenaf.

50' Hoe goed kennen wij onze gemeente? Daag je leerlingen uit met een quiz die peilt naar de voorkennis over jullie gemeente.

50' Laat je leerlingen een digitale tour door jullie gemeente maken met de QR-codes die hen via foto's en filmpjes rondleiden.

50' We openen Google Maps op onze gemeente of een deel ervan. De leerlingen beschrijven om de beurt een reisweg. Wie kon er volgen en wie weet waar we nu zijn aanbeland?

Thema 7: Waar ik woon 4
1
plekje op de wereld 1
Mijn
2 Mijn gemeentequiz 2
3 Aan de slag met QR-codes 3
4 Spelen met Google Maps 4

Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.

Thema 7: Waar ik woon 5

Les 1 Ik maak zelf een kaart van mijn gemeente

Lesdoelen

1. De kinderen kunnen hun straatnaam en huisnummer correct noteren.

2. De kinderen kunnen de naam van twee buurgemeenten opsommen.

3. De kinderen kunnen een aantal referentiepunten uit de eigen gemeente op een kaart situeren.

4. De kinderen kunnen op een satellietfoto van een zone uit de gemeente een plattegrond tekenen met de hoofdstraten en daarbij een aantal punten markeren met zelf gekozen picto’s.

5. De kinderen kunnen zelf een pictogram voor de legende bedenken en tekenen.

6. De kinderen kunnen een aantal foto’s en picto’s verbinden met hun plaats op de kaart van de gemeente.

Lesmateriaal

- werkboek p. 2 - 5 - kopieerblad 1: adreskaartje - een tablet per vier leerlingen of minder (afhankelijk van het aantal beschikbare tablets) - kaartjes met de naam van de buurgemeenten in één exemplaar - satellietfoto op A3-formaat per leerling van een bekend deel van de gemeente (schoolomgeving, markt, dorpsplein …) - patroonpapier in A3-formaat per leerling of per twee leerlingen - twee papierklemmen per leerling om patroonpapier te fixeren op de foto - een stift per leerling - een tiental foto’s van vrij bekende zichten uit de gemeente die toch wat breder uit elkaar liggen (standbeeld, molen, watertoren, ziekenhuis, containerpark, kerkhof, supermarkt, speelplein, kerk, voetbalveld …) - voor elke leerling een foto van de school - voor elke leerling een ‘echte’ kaart van de gemeente - een kaart (plattegrond) op A3-formaat van de gemeente per leerling - kaartjes met de vier windstreken - kompas (klassiek of op smartphone)

Thema 7: Waar ik woon 6

Vooraf

Het lesmateriaal is sterk afhankelijk van de gemeente waarin de school zich bevindt. Omdat iedere gemeente anders is, zal dit thema behoorlijk wat eigen input vragen. Enkel zo kun je de leerlingen echt oriënteren in hun eigen gemeente.

Laat de leerlingen kopieerblad 1 thuis invullen.

Vertel de leerlingen tijdig dat ze een foto van hun huis moeten meebrengen naar de klas. Verwijs naar het formaat in het werkboek. Eventueel kunnen de leerlingen de foto ook doormailen.

Zorg eerst en vooral voor kaartjes met de namen van de buurgemeenten op. Die kaartjes dienen om perspectief te bieden in onderdeel 2.2.

Daarna druk je de nodige kaarten en foto’s af om in het werkboek te kleven. Op Google Maps kun je het linkervenster zijwaarts inklappen zodat er geen onnodige tekst op de kaart staat. De kaarten kun je daarna kopiëren en plakken in een Worddocument om zo het formaat aan te passen.

Ten slotte heb je veel ruimte nodig om een imaginaire kaart van de gemeente te maken met de leerlingen. Als de klas te vol staat, kies je best voor een plaats waar je een stuk vloer vrij hebt, zoals in de turnzaal of de refter. Ook een ruime demotafel is geschikt, als die niet te hoog is. Afhankelijk van de situatie, kies je voor de volledige gemeente of een deel ervan. Je kunt de inleidende oefening met heel de klas doen of in twee groepen. Het resultaat van de twee groepen kun je dan samenvoegen.

Thema 7: Waar ik woon 7

Lesverloop

1 Instap

De leerlingen hebben kopieerblad 1 bij zich. Vertel hen dat we zullen leren over de gemeente en spreek hier goed af wat de naam is van de gemeente (geen deelgemeente dus!).

Het is de bedoeling dat we vandaag zelf een kaart maken. Benadruk en bespreek dat niet alles correct kan zijn, maar dat we wel willen leren hoe zo’n kaart ontstaat en wordt gemaakt. Overloop en bespreek als introductie de voorbeelden in het werkboek op pagina 2.

2 Kern

2.1 Mijn plaats in de gemeente

Leg de foto van het zicht dat bij iedereen gekend is op de vloer of op de demotafel. Vraag aan de leerlingen wie daar heel dichtbij woont. Laat die leerling(en) zijn/hun adreskaartje leggen. Stel daarna enkele sturende vragen :

- Wie woont in dezelfde straat?

- Wie woont daar nog in de buurt?

- Wie woont daar heel ver van?

Als het gesprek vastzit, plaats je een volgende foto en hervat je het gesprek op dezelfde manier. Zo bouwen we verder op tot alle adreskaartjes zijn gelegd en de meeste hoeken van de gemeente aan bod zijn gekomen. Probeer de richting en de verhouding van afstand tussen de woonplaatsen van de leerlingen en jouw foto’s correct in te schatten en te gebruiken. Zo krijgt de gemeente op een heel eigen manier vorm.

2.2 De buurgemeenten

Wellicht zijn er leerlingen in de klas die niet in de gemeente van de school wonen. Laat hen verwoorden waar ze wonen. Laat hen - indien van toepassing - zelf het kaartje met de naam van de buurgemeente leggen. Vraag:

- Zijn er leerlingen in de klas die niet zo ver van jou wonen?

- Liggen er foto’s van plaatsen waar je elke dag voorbijkomt?

Met behulp van Google Earth of Google Maps (zie WOUW-moment 1) of een wandkaart, wordt de juiste positie van de buurgemeenten opgezocht.

Leg ter afronding nu ook de kaartjes met de windstreken op de juiste plaats. Oriënteer vanuit het schoollokaal waar je je bevindt. Waar komt de zon op ’s morgens ? Waar gaat ze onder ’s avonds? Wie woont in die richting? Zo bepaal je met de leerlingen de oriëntatie van de kaart. Verduidelijk dat kaarten meestal met de bovenzijde richting het noorden zijn georiënteerd (het kaartnoorden). Op gedrukte kaarten staat het noorden meestal aangegeven. Ook digitale kaarten zijn op het noorden georiënteerd. Leg het kompas op de grond en check of jullie oriëntatie klopt. Een weetje: vroeger richtte men kaarten eerder in de richting van het oosten of de ‘oriënt’, vandaar het werkwoord oriënteren.

Thema 7: Waar ik woon 8

2.3 Het wordt iets nauwkeuriger

Laat de leerlingen vaststellen dat alles nu een beetje op zijn plaats ligt, maar dat we daarin wat meer orde kunnen brengen door straten te tekenen.

Bezorg aan iedere leerling een A3-satellietfoto, A3-patroonpapier (of variant) en twee papierklemmen om het schuiven tegen te gaan. Laat hen de instructies volgen in het werkboek op pagina 3 om zo netjes de kaart te kunnen opkleven.

Laat hen een aantal herkenningspunten aanduiden op de foto en met hun vinger een bepaalde weg aanduiden.

De leerlingen overtrekken een aantal straten met een stift tot je merkt dat ze een beeld krijgen dat op een echte kaart lijkt. De nadruk ligt hier zeker niet op volledigheid. In deze stap zijn de verhoudingen wel correct.

2.4 Nog wat uitleg bij onze kaart

De leerlingen hebben nu een aantal straten op hun blad aangeduid. In de vorige fase werkten we met foto’s om een aantal plaatsen aan te duiden. De leerlingen hebben op hun blad onvoldoende plaats om hetzelfde te doen. Laat hen naar een oplossing zoeken en kom tot het begrip symbool (al gekend van in het kleuter) of pictogram. Laat hen zelf een symbool of picto bedenken voor elementen die zij op hun kaart willen weergeven. Laat hen indien mogelijk ook de buurgemeente(n) aanvullen.

3 Slot

We nemen er nu de echte kaart van de gemeente bij en zoeken vergelijkingspunten met de opgebouwde plattegronden. Laat de leerlingen tonen op de echte kaart wat zij net aanduidden op hun eigen kaart.

- Waar woon jij?

- Waar staat buurgemeente x?

- Waar bevindt zich de kerk?

- Waar bevindt zich de school?

-

Sta ook even stil bij de legende van de echte kaart en geef daarbij opdrachten:

- Waar kan ik een restaurant vinden?

- Loopt er een spoorweg door onze gemeente?

Geef de leerlingen wat tijd om hun eigen kaart in het werkboek op pagina 3 wat aan te vullen met gegevens van de echte kaart. Laat ze gerust creatief zijn.

Deel nu de plattegrond van de gemeente in A3-formaat uit aan elke leerling. Ze kleven die op pagina 5 van het werkboek. Zorg daarbij dat pagina 4 zichtbaar blijft als de kaart opengevouwen wordt.

Op pagina 4 kleven ze de foto van de school en van hun eigen huis. Met lat en potlood verbinden ze de locaties op pagina 4 met de juiste plaats op de kaart op pagina 5. Laat ze opnieuw een eigen picto bedenken en tekenen.

Thema 7: Waar ik woon 9

Les 2 Mijn gemeente in vakjes

Lesdoelen

1. De kinderen kunnen een landschap beschrijven en de functie van een locatie of gebied aangeven.

2. De kinderen kunnen het landschap van hun eigen woonomgeving omschrijven.

3. De kinderen kunnen verschillen in landschappen verwoorden.

4. De kinderen kunnen foto’s, die genomen werden in verschillende landschappen, linken aan de juiste plaats.

5. De kinderen kunnen landschapskenmerken herkennen op een grondplan of een kaart van de gemeente.

Lesmateriaal

- werkboek p. 6 - 12 - bijlage 1: landelijk landschap - bijlage 2: bosrijk landschap - bijlage 3: industrieel landschap - bijlage 4: stedelijk landschap - bijlage 5: landschap met lintbebouwing - bijlage 6: wijk met gelijke (sociale) woningen - eventueel foto’s uit de eigen gemeente van de verschillende landschappen

Vooraf

Mocht je de benodigde foto’s van de verschillende landschappen niet bij aanvang van het thema verzameld hebben, dan plan je best een moment om die te gaan nemen. Het is altijd de meest ideale situatie als je met (herkenbare) foto’s uit de eigen gemeente of schoolomgeving kunt werken. Als dat niet lukt, kun je ook bijlage 1 - 6 gebruiken.

Zorg ervoor dat de leerlingen vier foto’s meebrengen van hun eigen gemeente. Wijs op het formaat op pagina 7 in het werkboek.

Thema 7: Waar ik woon 10

Lesverloop

1 Instap

Hang de foto's van de verschillende landschappen op aan de muur of aan het bord en nummer de verschillende foto’s.

De leerlingen omschrijven de omgeving waar ze wonen en gaan bij de juiste foto staan. Hou het bij beschrijvingen van de kenmerken en geef geen titel aan de foto’s. Merk op dat de leerlingen (in de meeste gevallen) in dezelfde gemeente wonen maar dat het landschap toch helemaal anders kan zijn.

Bespreek ook even de foto’s die niet aan bod kwamen.

Bespreek de foto’s in het werkboek op pagina 6 en 7.

Laat de leerlingen vier foto’s verzamelen van hun eigen gemeente. De foto’s moeten niet aanleunen bij hun eigen situatie. Ze kleven de foto’s in de kaders op pagina 7.

De leerlingen vullen het cijfer in van de foto op pagina 6 of 7 die daar het best bij past.

2 Kern

2.1 Kenmerken van een landschap

Verdeel de klas in duo’s of groepjes van drie. Laat hen de oefeningen maken op pagina 8 en 9 van het werkboek. Laat ze in kernwoorden noteren wat ze zien en wat ze denken. Na tien minuten bespreek je de oefening even klassikaal. Laat de leerlingen zelf een titel zoeken voor het landschap op de foto’s.

Daaruit kies je samen de naam die er het best bij past. Bijvoorbeeld: industriepark sportpark stad woonwijk bedrijven zwaar vervoer lawaai werken grote gebouwen druk niet voor kinderen

sporten spelen ontspannen natuur rustig open en ruim geen verkeer

2.2 Dat lees ik ook op de kaart

druk veel mensen weinig ruimte appartement rivier winkels wonen

gelijke huizen rustig weinig verkeer groen spelen buren vriendjes

Blik even terug op de vorige les en leg de link met de ruimtelijke ordening in de eigen gemeente. Waar vinden we bij ons, de bedrijven, sportvelden, groen, woonwijken …?

Bekijk de kaart van de gemeente op pagina 5 en zet Google Maps aan op het bord. Als de kaart van de gemeente geen duidelijk landschap weergeeft (stedelijk, landelijk …), schakel je best onmiddellijk over naar Google Maps.

Laat de leerlingen vertellen wat ze zien en wijs op ‘vele’ firmanamen, veel groen, veel blauw, veel winkels … Schakel over van de kaart op pagina 5 naar het satellietbeeld van de kaart, want daar is alles nog duidelijker. Als je niet werkte met de kaart van de eigen gemeente op pagina 5, kun je ook beginnen met het satellietbeeld. Laat de leerlingen het satellietbeeld beschrijven: veel (weinig) huizen, veel groen, veel water, winkels, firma’s, belangrijke gebouwen, musea, sportvelden …

Thema 7: Waar ik woon 11

2.3 Waar stond de fotograaf?

We nemen het werkboek op pagina 10 tot en met 12. Verdeel de klas in duo’s.

Op pagina 11 staan foto’s die genomen werden in een sportzone, een winkelcentrum en een stedelijk landschap. Op pagina 10 staan satellietkaarten van gebieden waar die foto’s genomen zijn. De leerlingen vullen het juiste cijfer in bij de foto’s. Op die manier koppelen ze de juiste foto aan de juiste plaats op de satellietkaart.

Op pagina 12 volgt een identieke oefening. Hier zijn de satellietbeelden vervangen door meer abstracte details van plattegronden.

3 Slot

Bespreek met de leerlingen wat ze vandaag leerden.

Dat hangt eveneens af van de lokale situatie. Stuur het onderwijsleergesprek :

- In onze gemeente wonen de leerlingen van onze klas heel dicht bij elkaar (of ver uiteen).

- Bij de fabrieken (indien industriezone) wonen weinig of geen kinderen.

- In dit deel van de gemeente wonen geen kinderen, want er staan heel weinig huizen.

- Winkelcentra bevinden zich buiten de woonzone, zodat de mensen met de wagen heel dichtbij kunnen rijden.

- Industriezones bevinden zich buiten de woonzone voor de bereikbaarheid en om de overlast te beperken.

- In bepaalde zones is het verboden om huizen te bouwen: (beschermd) natuurgebied, industriezone … - Binnen een woonzone zijn er ook beperkingen: geen tankstations, geen grote bedrijven …

Slotconclusie: in een gemeente is het min of meer vooraf bepaald waar er iets mag gebouwd of aangelegd worden. De term ‘ruimtelijke ordening’ kun je hier vrijblijvend vermelden. We gaan nog verder door op ruimtelijke ordening en de grote impact ervan op de eigen omgeving in thema 1 van WOUW 4 en thema 6 van WOUW 5.

Thema 7: Waar ik woon 12

Les 3 Stop … u bent te ver!

Lesdoelen

1. De kinderen kunnen de namen van hun buurgemeenten opsommen met behulp van hun zelfgemaakte kaart uit les 1.

2. De kinderen weten dat sommige dieren een territorium hebben en kunnen omschrijven hoe ze dat afbakenen.

3. De kinderen kunnen de link leggen tussen territorium en gemeenten en weten hierbij wat het begrip ‘grens’ betekent.

4. De kinderen kunnen in de realiteit aangeven waar de grens van een gemeente zich juist bevindt en hoe die op uniforme wijze is aangegeven.

5. De kinderen kunnen verwoorden dat een natuurlijke grens niet door de mens is aangelegd.

Lesmateriaal

- werkboek p. 13 – 18

- twee foto’s van de grensovergang naar een buurgemeente, per leerling een kopie. De naam van de buurgemeente is zichtbaar.

- kaart van de gemeente op formaat voor op pagina 15 van het werkboek. Details zijn niet belangrijk. Roep de kaart op in Google Maps en maak een schermafdruk. Die kun je in Word makkelijk groter of kleiner maken. - tablet of smartphone met app om QR-codes te scannen - hinkelparcours: eventueel vooraf uit te tekenen op de speelplaats door de leerlingen in één of (best) meerdere versies - blokje hout of ander voorwerp om mee te gooien in het hinkelparcours

Vooraf

Als de school niet zo ver gelegen is van een gemeentegrens, dan is het zinvol en praktisch om nu een korte leerwandeling in de schoolomgeving te plannen. Dat kan nuttig zijn om de gemeentegrens en een aantal straatnamen (voor les 4) in realiteit waar te nemen. Neem in dat geval zeker camera's of tablets mee om te filmen. Bekijk in dat geval ook de ‘vooraf’ van les 4.

Als aanknopingspunt in de klas bekijk je een filmpje van een reebok die zijn territorium afbakent aan de hand van de QR-code in het werkboek op pagina 13. Daarna ga je naar het speelterrein, waar de grenzen duidelijk te zien zijn voor de leerlingen. Dat brengt ons bij de geografische grenzen en bij de grens met de buurgemeenten.

Thema 7: Waar ik woon 13

Lesverloop

1 Instap

Blik even terug op les 1 en laat de kinderen de namen van de buurgemeenten benoemen.

- Hebben wij een grote / kleine gemeente?

- Ken je een naam van een gemeente die (veel) groter is dan onze gemeente?

- Waar eindigt een gemeente? -

2 Kern

2.1 Dieren hebben een territorium

De leerlingen lezen het tekstje in het werkboek op pagina 13. Met de tablet of smartphone wordt de QR-code gescand om het filmpje te bekijken.

Vertel de leerlingen dat een kat zijn territorium afbakent door met zijn lichaam tegen voorwerpen te wrijven en zo een geur achter te laten. Honden en katten plassen aan de grens van hun gebied en laten op die manier ook een geur achter. Sommige dieren hebben ook een geurklier zoals de reebok of de tijger.

Benadruk bij de leerlingen dat wij het territorium van dieren niet kunnen zien en ruiken. De dieren onderling wel. Zij ruiken veel beter dan mensen.

Wellicht merkten de leerlingen al op dat een hond voortdurend ruikt en snuffelt. Vandaar dat de politie soms gebruikmaakt van speurhonden om dingen of personen te zoeken.

2.2 De grenzen maken het duidelijk

Teken een hinkelparcours op de speelplaats. Vraag aan de leerlingen of er iemand de spelregels kent en laat die kort uitleggen. Het is belangrijk dat de leerlingen niet op de lijnen staan en dat het blokje binnen de lijnen wordt gegooid.

Ook in de sport is een grens belangrijk.

- Wanneer is de bal binnen/buiten in het voetbal, basket, handbal, tennis …?

- In bepaalde loopnummers moeten de lopers in hun baan blijven, anders wordt de overwinning geschrapt.

Andere voorbeelden van grenzen: perceelsgrens in de landbouw, de afsluiting tussen de tuin van twee buren …

Laat de leerlingen de grenzen van een voetbalveld en een pretpark overtrekken met hun vinger in het werkboek op pagina 14.

Laat de leerlingen nog verder aanvullen met andere voorbeelden van grenzen, ook op plaatsen waar we niet onmiddellijk denken aan ‘grenzen’: de speelplaats, een parkeerplaats, in openbare ruimtes zoals een luchthaven, je eigen kamer …

2.3 De grenzen van onze gemeente

Google de kaart van je gemeente. Op die manier krijg je een kaart met grenzen. Het is belangrijk dat je in het zoekvenster de naam van de gemeente ingeeft en niet de deelgemeente. Anders krijg je geen grenzen te zien.

Laat de leerlingen de grens van de gemeente aanwijzen op het digitaal bord. Laat hen daarna de opdrachten maken in het werkboek op pagina 15. Bespreek kort samen.

Thema 7: Waar ik woon 14

2.4 Tot aan de grens

Vertel de leerlingen dat een grens in het echt meestal niet zichtbaar is. In de straat wordt er wel aangeduid met een bord waar je over de grens gaat. Dan staat er een geel bord met een rode rand en zwarte letters erop. Ook bij de grens tussen de deelgemeenten staat zo’n bord. Bekijk de voorbeelden in het werkboek op pagina 16 en laat hen de foto’s van de eigen gemeentegrenzen inkleven.

Afhankelijk van de lokale situatie kan er toch een zichtbare grens zijn. Het gaat hier over een natuurlijke grens, maar wij vermelden dat begrip niet. Gebruik de foto van de Leie als voorbeeld van een natuurlijke grens tussen Menen en Wevelgem.

2.5 De grens is niet het einde

Neem in het werkboek pagina 17 samen door met de leerlingen. De grenzen van een gemeente worden enkel aangegeven met een bord als die een weg dwarsen. Daarom verandert het landschap niet. Alles loopt gewoon door: de weide, de berm, de weg, de akker … Wegen die de grens dwarsen, krijgen meestal een andere straatnaam.

3 Slot

Als afsluiter van de les vullen de kinderen de fictieve kaart aan op pagina 18. Naast de grens en de buurgemeenten, vullen de kinderen hun schets nog aan met verschillende elementen uit oefening 8.

Thema 7: Waar ik woon 15

Les 4 De juiste straat

Lesdoelen

1. De kinderen kunnen hun eigen adres correct noteren.

2. De kinderen kunnen bij een aantal straatnamen van hun gemeente de oorsprong verwoorden.

3. De kinderen kunnen zich oriënteren op een kaart van de gemeente.

4. De kinderen kunnen een aantal straatnamen van de gemeente alfabetisch rangschikken.

5. De kinderen kunnen in een alfabetische index een straatnaam opzoeken en op de kaart aanduiden.

Lesmateriaal

- werkboek p. 19 - 24 - bijlage 7: foto van een straatnaam - simulatie: kaartlezen (versie zonder opdrachten) - (deel van een) kaart van de gemeente - alfabetische index van de gemeente met straatnamen - papierstroken of kaartjes om straatnamen op te noteren

Vooraf

In les 1 en 2 hebben de leerlingen al geleerd om hun adres op te schrijven. Plan een korte leerwandeling in de schoolomgeving en laat de leerlingen vooral de straatnamen observeren. Tijdens de wandeling maken zij kennis met de gps, waarop ze verschillende straatnamen zien verschijnen. In deze les leren de leerlingen straten kennen van de gemeente. Met de alfabetische index leren de kinderen een straat opzoeken op de kaart van de gemeente.

Maak ten slotte zeven eigen vragen bij de kaart op pagina 21.

De leerlingen bezorgen een digitale foto van het bord met hun straatnaam. Indien nodig kan die door ouder(s) per mail naar de leerkracht of school gestuurd worden. Print die vooraf uit op het gepaste formaat, zie werkboek pagina 19.

Thema 7: Waar ik woon 16

Lesverloop

1 Instap

Maak een korte leerwandeling in de schoolomgeving. Neem een of meerdere tablets mee indien mogelijk. Duid kinderen aan om te filmen en open bij anderen een gps-app zoals Google Maps Begeleid hen even om de bestemming in te geven.

2 Kern

2.1 Vele straten

Laat de leerlingen de nood aan straatnamen in de gemeente aanvoelen.. Hoe vinden wij een plaats terug? Denk bijvoorbeeld aan het huis van een leerling uit de klas, de bank, het stadhuis, de kerk, het huis van opa, de school … Wat zou de postbode doen als er geen straatnamen waren?

Laat de kinderen in groepjes van vijf zitten. Leg een tiental papierstrookjes, schrijfgerief en een kaart van de gemeente op de tafel van elk groepje.

Laat bijlage 7 zien van het bord met een straatnaam. De leerlingen vertellen wat ze zien en waar ze dat nog gezien hebben.

Vervolgens noteren ze de naam van hun straat op een van de reepjes. Leerlingen uit dezelfde straat zorgen dat er slechts één reepje ligt.

Zorg bij het klassikale moment straks dat de straatnamen die bij de leerlingen horen in één exemplaar op de demotafel liggen.

Laat de leerlingen op de overige reepjes straatnamen noteren die zij kennen en die nog niet aan bod kwamen. De kaart kan daarvoor gebruikt worden. Zo krijg je al een hele verzameling.

2.2 Waar in de straat?

Hoe weet de postbode nu in welk huis van de straat je woont? Laat de leerlingen hun huisnummer zeggen. Weet je ook welk nummer jouw linkerbuur heeft? En jouw rechterbuur?

Laat de leerlingen even tellen en de huizenrijen aanvullen in het werkboek op pagina 19.

Heb je je ooit afgevraagd vanwaar de gewoonte komt om even en oneven te nummeren? Welke voordelen heeft dit? Wel dit zijn er alvast twee:

- Als de straat uitbreidt, dan hoef je niet alle huizen opnieuw te nummeren, je kunt gewoon doortellen. Mocht je rondom nummeren (optellen aan de ene kant van de straat en dan keren en doortellen aan de andere kant) dan heb je wel een probleem als de straat langer wordt.

- Als je een huis zoekt, dan weet je snel of je aan de juiste kant van de straat aan het zoeken bent.

De leerlingen vullen nu hun volledige naam en adres in op het adreskaartje bij opdracht 3. Help hen om de postcode in te vullen.

Thema 7: Waar ik woon 17

2.3 Waarom die straat?

Hou een klasgesprek over het ontstaan van de straatnamen. Laat de leerlingen zelf verklaringen zoeken.

- Vele gemeenten hebben een (Grote) Markt, of Plaats.

- Wijken met namen van bomen, vogels, kunstschilders, figuren uit een fabel of legende, bloemen …

- Wellicht zijn er ook straatnamen genoemd naar historische figuren, iemand uit de gemeente of een gebeurtenis uit het verleden.

-

Laat de leerlingen de opdrachten bij de kaarten in het werkboek op pagina 20 maken. Zoek klassikaal de naam van de gemeenten op het digitaal bord via een zoekopdracht in Google Earth of Google Maps.

2.4 En nu in mijn gemeente

Laat de leerlingen opnieuw (een deel) van de kaart van de gemeente opkleven in het werkboek op pagina 21. Stel zelf een aantal vragen op gebaseerd, die je vooraf hebt voorbereid, de lokale situatie.

2.5 Mijn straat op de kaart

Toon de kaart van de gemeente op het digitaal bord. Laat de leerlingen om beurt hun reepje nemen en laat ze hun straat op de kaart aanduiden. Daarna leggen ze hun reepje op de demotafel. De andere leerlingen doen hetzelfde en leggen hun reepje in alfabetische volgorde. Zo ontstaat een ‘mini-index’.

Neem er nu de volledige index bij van de gemeente. Geef de leerlingen opdrachten waarbij ze aan de hand van de index moeten zoeken naar straten die nog niet aan bod kwamen.

2.6 Het kan ook digitaal

De leerlingen hebben in les 1 al even kennisgemaakt met Google Earth. Nu leren ze een straatnaam opzoeken op Google Earth. Laat ze zowel de satellietfoto als de kaart zien. Het is ook leuk om even in en uit te zoomen. Je kunt hen hierbij het begrip schaal laten aanvoelen.

Als we onze straat goed willen bekijken, dan staan er niet veel andere straten meer op de kaart. Als we veel straten ineens willen zien, is onze straat gewoon een lijntje. Op een kaart van de gemeente zien we alle straten. Op een kaart van België is onze gemeente slechts een stipje.

Laat hen gerust ook eens een straat uit een andere gemeente opzoeken, of uit een ander land.

2.7 Nu lees ik nog beter de kaart

Laat de leerlingen de opdrachten op pagina 22 in het werkboek zelfstandig oplossen. Door de reisroute te volgen, verkrijgen de leerlingen inzicht wat oriëntatie betreft. Voor oefening 13 moeten ze de straatnaam van de bestemming noteren.

Bij oefening 14 moeten zij zelf de weg zoeken tussen twee locaties.

Bij oefening 15 op pagina 23 werken we met een grid-systeem en coördinaten. Dat deden we al eens eerder in het tweede en laatste thema van WOUW 1. De leerlingen zijn dus zeker vertrouwd met het grid-systeem. Wij gebruiken in WOUW immers ook heel vaak tabellen met een dubbele ingang, maar check in welke mate ze het gebruik van coördinaten al beheersen.

Thema 7: Waar ik woon 18

Gebruik daarvoor de simulatie kaartlezen (versie zonder opdrachten). In deze digitale tool – die de leerlingen hier voor het eerst leren kennen – kun je samen met de kinderen experimenteren met het gridsysteem en de coördinaten.

In een tweede versie van de tool worden opdrachten gegeven. Die kun je gerust laten gebruiken door leerlingen die daar aan toe zijn in de vrije tijd. In WOUW 4 wordt deze tool nog tweemaal ingezet (in thema 1 en 7). Mocht deze tweede versie met opdrachten nog niet aan bod kunnen komen in dit thema, dan komen er dus zeker nog kansen volgend jaar.

3 Slot

We overlopen met de leerlingen even wat we geleerd hebben. Om alle plaatsen terug te vinden in de gemeente, wordt een gemeente verdeeld in straten. In de straat heeft elk gebouw een nummer.

Op pagina 24 van het werkboek hebben de leerlingen een mini-adresboek. Laat hen twee kaartjes invullen met info van goede vrienden of vriendinnen uit de klas. Thuis vullen ze de twee andere kaartjes in met hulp van papa of mama. Op die kaartjes vullen ze de gegevens van familieleden in. Het gsm-nummer is facultatief en misschien niet van toepassing.

Thema 7: Waar ik woon 19

Les 5 Als

Lesdoelen

ik de

baas zou zijn

1. De kinderen kunnen op een maquette verwoorden waar bepaalde plaatsen, voorwerpen en personen zich bevinden.

2. De kinderen kunnen een maquette opbouwen.

3. De kinderen kunnen suggesties geven voor het inrichten van de eigen omgeving.

4. De kinderen kunnen bij de inrichting van een gemeente een onderscheid maken tussen wat moet en wat mag.

5. De kinderen kunnen in een concrete situatie oplossingen vinden voor een ruimtelijk probleem.

6. De kinderen kunnen in een eenvoudige situatie nagaan welke technische realisatie het best tegemoet komt aan een behoefte.

7. De kinderen kunnen keuzes maken bij het uitvoeren van een technische realisatie, rekening houdend met de behoefte, vereisten en beschikbare materialen en hulpmiddelen.

8. De kinderen kunnen door hen gebruikte technische realisaties vergelijken en beoordelen naar functionaliteit en esthetiek.

Lesmateriaal

- werkboek p. 25 - 29 - kopieerblad 2: knipblad - markeerstiften - een groot blad (A3 of groter) van iets steviger papier (als grondvlak voor de maquette). - materiaal om de maquette op te bouwen: blokjes, papierstroken, karton, lijm, stiften, schaar, kleefband, (groen) crêpepapier, wc-rollen, ijzerdraad, rietjes, nietjes … - Kahoot!-quiz (herhaling)

Vooraf

In deze les bouwen de leerlingen zelf een gemeente in maquettevorm. Daarbij houden ze rekening met de wensen van de mensen die er willen komen wonen. Bespreek vooraf met de leerlingen waarmee ze huizen, andere gebouwen, bomen, groene zones, terreinen, straten … zullen voorstellen. Laat hen het nodige materiaal meebrengen of zorg zelf voor voldoende spullen.

Thema 7: Waar ik woon 20

Lesverloop

1 Instap

Je hebt met de leerlingen de eigen gemeente al wat verkend en af en toe eens kennisgemaakt met een andere gemeente. Veel mensen beslissen over hoe de gemeente eruitziet en hoe de gemeente dagelijks verandert. Vandaag is het aan de leerlingen zelf om een gemeente in te richten. Natuurlijk zullen daar ook inwoners bijkomen. Het is de bedoeling dat zij het naar hun zin hebben. Met iedereen rekening houden is dus de boodschap.

Verdeel de klas in groepen van vijf. Diezelfde groepen gaan straks ook aan de slag om de maquette te maken.

2 Kern

2.1 Wat hebben wij echt nodig in de gemeente?

Laat de leerlingen even nadenken over wat er nodig is om een gemeente leefbaar te maken en te kunnen besturen. Het gaat hier enkel om de accommodatie. Bewaak dat het hier enkel gaat om wat essentieel is (bestuur, dienstverlening, sportaccommodatie, wegen, huizen, brandweer …).

Een supermarkt is bijvoorbeeld niet essentieel, want daarvoor gaan mensen makkelijk naar een andere gemeente.

De leerlingen noteren de kernwoorden bij MOET op pagina 25 van het werkboek Hou een klassikaal moment om de resultaten te bespreken en te corrigeren.

2.2 Wat willen jullie er nog aan toevoegen?

Als we het enkel daarbij laten, wordt de gemeente wel een saaie boel. Wat willen jullie er nog aan toevoegen om de gemeente aangenaam te maken? En om goed te kunnen zorgen voor de bewoners? De kinderen noteren de kernwoorden bij MAG.

Nadien houd je een kort klassikaal moment om de andere groepen te inspireren.

2.3 Wij luisteren naar de inwoners

In onze gemeente willen wij ook luisteren naar de inwoners. Zij hebben een aantal voorwaarden om in onze gemeente te komen wonen. Daarmee willen wij rekening houden.

Duid telkens een leerling aan om de tekst bij een personage te lezen op pagina 26 en 27 in het werkboek Bespreek daarna ieder personage met de klas.

- Kennen jullie ook zulke mensen?

- Is jullie gezin ook een beetje zo?

Laat de leerlingen nu de tekst van Salma opnieuw lezen in stilte. Geef de opdracht: markeer in de tekst wat de persoon belangrijk vindt voor de aanleg van onze gemeente. Bespreek kort en ga na of de leerlingen zich bij de essentie hielden. Noteer in het werkboek op pagina 28 wat Salma graag wenst in de gemeente. Laat de leerlingen in duo’s werken om dezelfde oefening te maken bij de andere personages.

Thema 7: Waar ik woon 21

2.4 Het wordt niet gemakkelijk

Bespreek kort.

We stellen vast dat het niet gemakkelijk wordt. Moet je nu al dingen schrappen, denk je? Denk bijvoorbeeld aan de MAG-tabel op pagina 25.

Salma wil brede wegen voor haar vrachtwagens. Het gezin van Lora wil in een stille buurt wonen waar heel weinig vrachtwagens en auto’s voorbijkomen. Ook de ouders van Senne zoeken een buurt waar de kinderen buiten kunnen spelen. En Lode wil een huis zonder tuin.

Laat de kinderen meedenken naar oplossingen.

2.5 Aan de slag

De leerlingen maken op pagina 29 van het werkboek een tekening van de gemeente die ze willen. Benadruk dat het om een schets gaat. Laat hen zeker de woningen aanduiden van de nieuwe inwoners.

Bepaal enkele visuele afspraken rond de voorstelling (bijvoorbeeld: huis = rechthoek, school = idem maar groter, bos = groen met rondjes, weide = groen …).

Verwacht hier zeker geen correcte tekening, zelfs de meetlat hoeft niet. Fantasie en de goede indeling zijn hier de criteria. Fris nog even op wat een legende is.

Ga aan de slag met de groepen van vijf leerlingen die al gevormd werden. Je kunt de les laten doorgaan of laten overlopen in een les ‘beeld’ als domein van muzische vorming.

Per groep krijgen de leerlingen een groot blad stevig papier of karton als grondvlak voor hun maquette. Centraliseer het materiaal waarvan alle groepen zich mogen bedienen ergens in het lokaal. Op de kopieerbladen staan elementen die zij vrijblijvend kunnen uitknippen om op de maquette aan te brengen.

Laat hen manieren zoeken om de uitgeknipte elementen stevig te maken en rechtop te zetten (karton, ijzerdraad, lijm, rietje?).

Spreek af dat de grens van de gemeente pas aan het einde wordt getekend. Op die manier zijn ze niet geremd om het volledige blad te gebruiken.

Beperk het aantal losse elementen zodat de maquette gemakkelijk kan verplaatst worden. Zoek een naam voor de gemeente en twee buurgemeenten.

Laat de leerlingen een paar straten tekenen om de gemeente te verlaten. Maak daarvoor gemeenteborden met de naam erop.

3 Slot

3.1 Bespreking maquettes

Bekijk de realisaties en stel volgende vragen:

- Zijn alle moetjes aanwezig?

- Zijn er brede wegen bij het bedrijf van Salma?

- Zijn er buren dicht bij het bedrijf?

- Woont Lora rustig?

- Woont Lora in een groene buurt?

- Wonen ze dicht bij een voetbalclub?

Thema 7: Waar ik woon 22

- Staat de academie naast de school?

- Woont Senne in een veilige straat?

- Is er een station?

- Woont Lode er dichtbij?

- Heeft Lode een huis zonder tuin?

In het hoekenwerk kunnen de leerlingen nog verder gaan met de afwerkingen en er wat details aan toevoegen die het nog wat kleurrijker maken. Denk bijvoorbeeld aan diertjes van een boerderij.

3.2 Herhalingsmoment

We ronden deze lessenreeks af met een herhalingsmoment. In het werkboek op pagina 30, 31 en 32 zie je een aantal herhalingsoefeningen die de inhoud van een aantal lessen herhalen. Op Kabas vind je aanvullend een Kahoot!-quiz. Het is een aanleiding om het thema even opnieuw te overlopen en de lessen te bekijken en te bespreken.

Daarbij kunnen de leerlingen het blanco bolletje bij het nummer van elke opdracht inkleuren volgens de eenvoudige legende:

- Ik weet.

- Ik begrijp.

De bedoeling is vooral om de leerlingen nog even te laten nadenken over wat we in dit thema allemaal leerden (kennen).

Bij iedere les geven wij zelf ook een indicatie van hoe je iedere opdracht kunt inkleuren. Dat vind je hieronder terug. Straks in de toetsen kunnen de oranje opdrachten als kennis worden bevraagd terwijl de groene opdrachten bevraagd worden als toepassing waarbij het begrijpen wordt geëvalueerd.

Deze werkwijze om een thema af te ronden bouwt verder op de aanpak in de eerste graad. Vanaf het vierde leerjaar werken we anders: de herhalingsopdracht vind je dan enkel online terug, in de vorm van een Kahoot!-quiz, bedoeld voor een kort klassikaal moment. In het werkboek vinden de leerlingen een studiewijzer op de laatste pagina. Die helpt hen om zich voor te bereiden op het toetsmoment.

Je kunt de herhalingsoefeningen en de kleuropdracht zowel individueel (contractwerk, huistaak …) als klassikaal laten uitvoeren. Het is evenwel nooit de bedoeling om alle leerstof nog eens te gaan herhalen en uit te leggen in detail.

Verwijs de leerlingen ook naar het online aanbod op Kabas: - de digitale oefeningen; - de simulatie kaartlezen; - de oefentoets, die ze kunnen maken wanneer ze denken klaar te zijn voor de toets.

Les 1 1 2 3 4 5

Les 2 1 2 3 4 5

Les 3 1 2 3 4 5 6 7 8

Les 4 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

Les 5 1 2 3 4 5 6

Thema 7: Waar ik woon 23

Les 6 Evaluatiemoment

Lesdoelen Gesloten boek

1. De kinderen kennen het verschil tussen een plattegrond en een satellietfoto.

2. De kinderen kennen twee buurgemeenten van hun eigen gemeente.

3. De kinderen kunnen landschapskenmerken linken aan het juiste landschapstype.

4. De kinderen kunnen het begrip 'grens' verklaren en toepassen.

Open boek

1. De kinderen kunnen een aantal referentiepunten uit hun eigen gemeente op de kaart situeren.

2. De kinderen kunnen foto’s, die genomen werden in de verschillende landschappen, linken aan de juiste plaats.

3. De kinderen kunnen foto’s verbinden met hun plaats op de kaart van een gemeente.

4. De kinderen kunnen zich oriënteren op de kaart van een gemeente.

5. De kinderen kunnen een uitgestippelde route afleggen op de kaart van een gemeente.

Lesmateriaal

- kopieerblad 3: geslotenboektoets - kopieerblad 4: correctiesleutel geslotenboektoets - kopieerblad 5: openboektoets - kopieerblad 6: correctiesleutel openboektoets - kopieerblad 7: selfie - powerpoint 1: selfie

Vooraf

In de openboektoets zijn er vragen voorzien om op te lossen op de eigen gemeentekaart. Die opdrachten moet je vanzelfsprekend zelf vooraf uitwerken. Je kunt die dan ingeven in het Wordbestand van de toets. Je kunt die opdrachten ook op het bord noteren en enkel de antwoorden en/of scores op het blad van de leerlingen zetten. Wat je ook kiest, deze toets is niet kant-en-klaar! Dat kan ook niet, anders toetsen we de doelen niet op een correcte manier. Hou hier rekening mee in je voorbereiding!

Thema 7: Waar ik woon 24

Lesverloop

Deel de toetsbladen uit. De leerlingen noteren hun naam en klas. Overloop alle vragen. De leerlingen duiden met een markeerstift de belangrijkste begrippen in iedere vraag aan.

De eerste toets is een geslotenboektoets. De leerlingen mogen bij deze toets geen gebruikmaken van hun werkboek of andere bronnen. Bij de openboektoets mogen ze hun werkboek wel gebruiken.

Beoordeling

Gesloten boek

Opdracht 1: 1 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten Opdracht 2: 1 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten Opdracht 3: -0,5 punt per fout antwoord Totaal: 4 punten Opdracht 4: 1 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten

Totaal: 10 punten

Open boek

Opdracht 1: 1 punt per correct antwoord Totaal: 4 punten Opdracht 2: 1 punt per correct antwoord Totaal: 3 punten Opdracht 3: 1 punt per correct antwoord Totaal: 3 punten Opdracht 4: 1 punt per correct antwoord Totaal: 3 punten Opdracht 5: 1 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten

Totaal: 15 punten

De selfie

Bezorg alle leerlingen de selfie (kopieerblad 7) van dit thema. Leid kort in.

We hebben het thema afgerond. We sluiten zoals steeds af met een momentje waarop we het even stil maken en een selfie maken van wat we er zelf van vinden.

Start de powerpoint met de eerste dia. Laat die voorlezen indien dat wenselijk is.

Je leest de vragen en de antwoorden. Kruis nu het antwoord aan dat het best bij jou past, volgens jou. Wanneer je klaar bent, vouw je het blad en kleef je het dicht.

De leerlingen houden het bij op de afgesproken plaats. Dat kan een eigen envelop zijn, of een ringmapje of …

Thema 7: Waar ik woon 25

Overzicht opties WOUW-actie

De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.

100' De leerlingen voeren allerlei opdrachten uit aan de hand van een satellietfoto van de eigen gemeente. Daarvoor vertrekken ze op speurtocht!

100' De leerlingen moeten een bestemming in de buurt bereiken aan de hand van een route die ze kunnen volgen op de gps.

100' De leerlingen stellen hun nieuwe gemeente voor aan de buitenwereld aan de hand van een filmpje en allerlei promomateriaal.

100' De leerlingen knippen de kaart van hun gemeente of schoolomgeving uit in verschillende puzzelstukjes. Daarna puzzelen ze hun gemeente opnieuw samen tot een mooi geheel.

Thema 7: Waar ik woon 26
1
speurtocht 1
Op
2 Ik volg de gps 2
3 Wij stellen onze nieuwe gemeente voor 3
4 Puzzel je gemeente 4

50' De leerlingen leerden in dit thema over hoe en waar ze wonen, maar wat nog niet aan bod kwam zijn de kleine huisgenoten die ze hebben … huisdieren! In deze les taalinitiatie Engels verwerven de leerlingen door middel van liedjes en spelletjes heel wat nieuwe woordenschat en leren ze belangrijke zinsconstructies in het Engels. De leerlingen mogen hun eigen huisdier voorstellen aan de klas … in het Engels natuurlijk!

Me and my pets

50' In deze les taalinitiatie Frans benoemen de leerlingen de verschillende delen van het huis in het Frans en laten ze hun fantasie de vrije loop over hoe hun droomhuis eruit moet zien. Gaan ze voor de villa met zwembad of voor een knus huisje te midden van de velden?

Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.

Thema 7: Waar ik woon 27
Voici ma maison !

Begrippen- en namenlijst

Les 1 gemeente deelgemeente buurgemeente satellietfoto plattegrond kaart

Les 2 landschap landelijk industrieel stedelijk lintbebouwing sociale woning villa

Les 3 grenzen gemeentegrenzen straatnaam waterloop deelgemeente spoorweg grensbord windrichtingen

Les 4 adres postcode huisnummer even oneven straatnaam raster

Les 5 maquette

Thema 7: Waar ik woon 28

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Wouw 3 - Thema 7 - Handleiding - inkijk methode by die Keure - Issuu