Verrekijker Spelling 6 - Kijker 1 en 2 - Handleiding

Page 1

Algemeen overzicht leerinhouden

Hoorwoorden

Woorden op d en t Woorden met voor- en achtervoegsels Woorden met open en gesloten lettergrepen Woorden met g, ch, gt en cht Woorden met ei en ij Woorden met au, ou, auw en ouw Meervouden

Verkleinwoorden Hoofdletters en leestekens Alfabet Werkwoordspelling Vergeet-mij-nietjes

Focussen

1 Woorden als banaan 2 Woorden op b 3 Woorden op sie, tie en zie 4 Woorden met th 5 Woorden op ik, is, or en um 6 Woorden met wr 7 Woorden met allerlei twee- en meertekenklanken 8 Woorden met q, x en y 9 Woorden met c 10 Woorden met ch, sh en sj 11 Woorden als bagage 12 Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden 13 Woorden met i als ie 14 Moeilijke woorden 15 Engelse leenwoorden 16 Franse leenwoorden

Kijker

Spelling 5 Inleiding 17 Spelling 6 Algemeen overzicht leerinhouden
1 2 3 4 5 6 7 8
Spelling 5 Inleiding 18 Spelling 6

Overzicht leerinhouden

Les Focus

1

KIJKER

KIJKER

1

Hoorwoorden 2 Hoorwoorden en alfabet 3 Onthoudwoorden en alfabet 4 Woorden op d en t 5 Woorden met g, ch, gt en cht 6 7 Werkwoordspelling 8 9 10 11 Woorden met open en gesloten lettergrepen 12

Vergeet-mij-nietjes 14 15 Woorden op d en t 16 Vergeet-mij-nietjes 17 Woorden met ei en ij 18 19 20 21 Vergeet-mij-nietjes 22 23 24

Spelling 5 Inleiding 19 Spelling 6 Overzicht leerinhouden
2 13
Spelling 5 Inleiding 20 Spelling 6

Overzicht overkoepelende lesdoelen

Spelling-eigen 1

De kinderen kennen en begrijpen de pictogrammen in Verrekijker. 2

De kinderen kunnen omgaan met de spellingstrategieën. 3

De kinderen hebben inzicht in de opbouw van een woord. 4

De kinderen hebben inzicht in de etymologie van een woord. 5

De kinderen hebben inzicht in hun spellingvaardigheden. 6

De kinderen ontwikkelen een spellinggeweten. 7

De kinderen zoeken het woord op indien ze twijfelen aan de schrijfwijze. –het Loepje (beperkte lijst) –een woordenboek (ruime lijst) –digitaal (online woordenboek of autocorrectie in WORD) 8

De kinderen kunnen de schema’s van open en gesloten lettergrepen en werkwoordspelling interpreteren en toepassen.

De kinderen kunnen het moeilijke stukje in een woord identificeren. 9

Spelling-overstijgend 10

De kinderen kunnen omgaan met individuele verschillen. 11

De kinderen kunnen zelfstandig werken. 12

De kinderen kunnen samenwerken. 13

De kinderen kunnen werken in niveaugroepen. 14

De kinderen kunnen zichzelf corrigeren. 15

De kinderen kunnen anderen corrigeren. Materiaal 16

De kinderen kennen de kleurcodes in het werkkatern. Blauw is tempodifferentiatie en geel is de plaats om te corrigeren. 17

De kinderen kennen de pictogrammen in het werkkatern (Loepje, overschrijfkaartje en scheurblok).

De kinderen kunnen zelfstandig omgaan met het Loepje. 19

18

De kinderen kunnen zelfstandig omgaan met het scheurblok. 20

De kinderen kunnen zelfstandig omgaan met het overschrijfboekje. 21

De kinderen kunnen zelfstandig omgaan met de woordenhamster.

Spelling 5 Inleiding 21 Spelling 6 Overzicht overkoepelende lesdoelen
Spelling 5 Inleiding 22 Spelling 6 Kijker 1

Focus Hoorwoorden

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen met losse letters woorden maken.

2 De kinderen hebben inzicht in de opbouw van woorden.

3 De kinderen kunnen hoorwoorden schrijven.

4 De kinderen kunnen horen of er vooraan of achteraan in een woord één of twee medeklinkers staan.

5 De kinderen kunnen woorden schrijven met complexe medeklinkerclusters vooraan: spr, str, sch, schr …

6 De kinderen kunnen woorden schrijven met complexe medeklinkerclusters achteraan.

7 De kinderen kunnen woorden schrijven op a, o, u en ee.

8 De kinderen weten dat de tweetekenklanken ng en nk nooit uit meer dan twee tekens of letters bestaan.

9 De kinderen kunnen woorden schrijven met ng en nk.

10 De kinderen weten dat de meertekenklanken nooit veranderen.

11 De kinderen kunnen woorden met meertekenklanken schrijven.

12 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

13 De kinderen kennen de begrippen enkelvoud en meervoud.

14 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van hoorwoorden.

15 De kinderen kennen het stappenplan om samenstellingen correct te schrijven.

16 De kinderen kunnen nadenken over de afzonderlijke woorden in een samenstelling en andere focussen toepassen.

17 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van hoorwoorden.

18 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven met een dubbele medeklinker.

19 De kinderen kunnen samenstellingen met een koppelteken schrijven.

20 De kinderen kunnen het pictogram van samenstellingen herkennen en interpreteren.

23 6 KIJKER 1 Spelling 6 Kijker 1 – Les 1 Hoorwoorden

Lesdoelen

Lesdoelen 2-6, 12, 13, 15-18, 20

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 5, 6, 10-12, 14, 16-18, 20

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal

Werkkatern 1 Pagina 1 Oefening 1 en 2

Situering

Wat ging vooraf?

Pagina 3, 4 en 67 Pictogram hoor-, afspraak- en onthoudstrategie Pictogram samenstellingen

Extra aanbod

Wat volgt?

Kinderen ontdekken de opbouw van (hoor)woorden van bij de start van Verrekijker. Zeker het schrijven van samenstellingen verliep volgens een vast stappenplan.

‘Ik hoor een samenstelling, ik verdeel de samenstelling en ik denk na over de woorden. Ik kleef de woorden weer aan elkaar.’

In de volgende lessen worden de hoorwoorden herhaald, onder andere woorden met twee- en meertekenklanken.

24 6
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Oefening 1 1 / 1 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
KIJKER 1 Spelling 6 Kijker 1 – Les 1 Hoorwoorden

Lesplan

Laat de kinderen hun Loepje van het zesde leerjaar erbij halen. De kinderen kennen dit boekje ondertussen. Herhaal de betekenis van de naam en de kaft. Sta hier langer bij stil als je nieuwe kinderen in de klas hebt.

1Loepje p. 3, 4 en 67

Een loep gebruik je om op verkenning te gaan, om nieuwe dingen te zoeken, te ontdekken en te leren. Zoals je in de natuur met een loep naar een insect of plant kijkt om alles goed te bestuderen, gaan we in spelling het woord goed bestuderen. Hoe spreek je dat woord uit? Is er een afspraakstukje of een onthoudstukje?

Wat vinden jullie achteraan in het boekje? Laat ze bladeren. In deze woordenlijst staan alle onthoudwoorden van het zesde leerjaar. Bespreek de manier waarop de woorden zijn gerangschikt (alfabetisch).

Wie leest graag? Welke boeken of strips lezen jullie graag? Laat een kind het gedicht op pagina 3 hardop lezen. Bespreek de opbouw van het verhaal. We gaan van letters naar klanken. Van klanken naar woorden, zo naar samenstellingen, zinnen en ten slotte verhalen.

Het schema op pagina 4 omvat alle letters die we gebruiken in een woord. De letters kun je verdelen in twee groepen, namelijk? Klinkers en medeklinkers.

Laat de kinderen het woord ‘bureauchef’ bestuderen. Schrijf de samenstelling op het bord en duid de vreemde klanken aan: ‘eau’ en ‘ch’.

Ga door naar het stappenplan om een samenstelling te schrijven. Laat een kind het stappenplan in eigen woorden vertellen. Herinner hen aan het pictogram dat overal zal opduiken. Als ze een schaar en een lijmstift zien, weten de kinderen dat het over samenstellingen gaat.

Ga iets dieper in op deze samenstellingen: – theatervoorstelling

Het opsplitsen van de samenstelling maakt het schrijven ervan zoveel gemakkelijker. We leren dit jaar woorden met t/h schrijven. Wie weet waar het berenstukje zit? Wie weet waar het kattenstukje zit? Onderstreep die.

– virusscanner

bureauchef theatervoorstelling virusscanner

Door het splitsen vergeet je niet tweemaal de letter s te schrijven. Ik hoor in scanner een ‘k’, maar ik schrijf een c, zoals in circus.

Het allerbelangrijkste wat je moet kunnen bij spelling is het herkennen van een afspraakstukje of een onthoudstukje. Daarom moet je je afspraken en je onthoudwoorden goed kennen! Alweer een grote uitdaging om dit schooljaar hard te werken.

Haal de pictogrammen van de spellingstrategieën erbij en laat vier kinderen elk een pictogram toelichten.

Maak vooral duidelijk dat in één woord zowel een afspraak- als een onthoudstukje kan zitten. We moeten dus heel goed opletten en goed nadenken!

De belangrijkste afspraak die we kennen is die van de katten en de beren.

Herhaal die afspraak. Herhaal wat korte en lange klanken zijn. Bespreek het schema van het Loepje stapsgewijs. Laat kinderen ter illustratie woorden met een katten- of berenstukje op het bord schrijven.

25 KIJKER 1 Les 1 6 Spelling 6 Kijker 1 – Les 1 Hoorwoorden

2

Instructie

Deze oefening start met tien zinnen. In de zinnen staat telkens één woord onderstreept. Wat voor woord is dat? Een samenstelling. Jullie gaan op zoek naar de aparte woorden. Hoe doen we dat? Door de samenstelling te verdelen. Per woord kijk je wat voor woord het is.

– Is het een woord zonder spellingmoeilijkheid en kunnen we schrijven wat we horen? Dan is het een hoorwoord.

– Is het een woord waarbij we voor een bepaald stukje een afspraak nodig hebben om het correct te kunnen schrijven? Dan kijken we over welk stukje het gaat: is het een stukje zoals katten, met een korte klinker en een dubbele medeklinker, of is het een stukje zoals beren, met een lange, enkele klinker en één medeklinker?

– Is het een woord waarbij we niet kunnen schrijven wat we horen, maar ook geen afspraak kunnen gebruiken? Is het een moeilijk woord? Dan gaat het om een onthoudstukje, zoals ei van trein of c/h.

De kinderen mogen voor deze oefening samenwerken.

Correctie

Verbeter klassikaal aan de hand van een bordschema. Laat de kinderen corrigeren met een groene balpen. Laat je dan nog fouten staan, corrigeer ik met rood. Als je zelf flink verbetert, zal er dus weinig rood in je werkkatern staan!

De gele zone wordt voorzien om fout geschreven woorden opnieuw te schrijven. Bij gebrek aan een gele zone (of als er te weinig plaats is), haal je er de schrijvertjes bij. Bespreek met de kinderen waar de schrijvertjes liggen en waarvoor ze dienen.

De kinderen gebruiken schrijvertjes om een dictee te oefenen (al dan niet met een klasgenoot), om fout geschreven woorden opnieuw te schrijven (als er geen gele zone is), om mee te nemen naar huis en extra te oefenen, om de woorden van de woordenhamster te noteren ...

Instructie

Hier maken we samenstellingen van hoorwoorden en afspraakwoorden. Je begint met het woord bovenaan in de linkerkolom. Welke samenstelling kun je maken met het woord ‘kruis’? De samenstelling past in de zin ‘De … weven een web.’ Wie weet het antwoord?

WK p. 1 oef. 2

Overschrijfkaartje 1 2

Geef uitleg bij de blauwe zone, die dient om te differentiëren in tempo. Iedereen maakt de opgaven met een witte achtergrond. Zij die klaar zijn, starten aan de opgaven met een blauwe achtergrond.

Bij deze oefening hoort een overschrijfkaartje. Dat overschrijfkaartje bevat de oplossing van de oefening en dient twee doelen:

– Als compenserend middel. De zwakke spellers gebruiken dit boekje om de oplossingen over te schrijven of om te kijken wanneer ze twijfelen. – Als evaluatiemiddel. Alle kinderen van de klas corrigeren zelfstandig met een groene balpen.

Laat hen aandacht besteden aan het pictogram in het werkkatern en leer ze zelfstandig het boekje erbij nemen en het juiste overschrijfkaartje terugvinden.

Correctie

Terwijl de kinderen de oefening afwerken, schrijf jij de woorden op het bord. Schrijf de samenstellingen telkens in twee verschillende kleuren.

De kinderen corrigeren met hun groene balpen. De fout geschreven samenstellingen laat je als huistaak opnieuw schrijven op de gele zone.

26 KIJKER 1 Les 1 6
2 WK p. 1 oef. 1
3
Spelling 6 Kijker 1 – Les 1 Hoorwoorden
kruisspinnen

Besteed veel aandacht aan de correctie. Herhaal je strategie om de woorden in te delen.

Oefening 1 Ik verdeel de samenstellingen en ik schrijf de woorden in de vakken. 1 Na de zomer komen de herfstdagen .

6 Dokters hebben een beroepsgeheim . 2 de apostrof en het koppelteken

7 Dat is een brulkikvors . 3 Je krijgt toch geen appelfl auwte ?

8 We gaan naar de namiddagvoorstelling 4 In ons bos staan veel dennenbomen

9 Mazout zorgde voor bodemverontreiniging 5 Papa is nieuwsfotograaf

10 Mijn oom werkt voor een bouwbedrijf k att en

b er en

dagenteken bomen fotograafbodem

koppelappeldennen namiddagvoorstelling

herfst nieuws beroepsbrul kikvors

.

flauwtegeheimverontreinigingbouw bedrijf kruisspinnen Morgenochtend wielerwedstrijd strikvragen verkeersongelukken rotsblokken dorpsscholen koeienstallen vuurrode schrikdraad

ochten d sp inn en bl okk en ongel ukk en sch ol en draa d st all en vr ag en we d strij d r od e 9 Die vrouw heeft

weven een web. 2

hebben we een toets. 3 Wie wint er de

? 4 De juf durft soms

stellen. 5 Op de autoweg zijn er veel 6 We klauteren over de

. 7 In kleine dorpen gaan kinderen naar 8 We leggen vers stro in de

Oefening 2 Ik maak samenstellingen die in de zinnen passen. kruis wieler morgen rots vuur strik dorp+s verkeer+s koeien schrik

1 De

Deze oefening komt regelmatig terug, dus bespreek op de werkwijze. De kinderen werken samen.

Alle kinderen maken de opgaven met een witte achtergrond. Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met de blauwe achtergrond. Bespreek de eerste twee samenstellingen samen.

lippen. 10 Rond de weide staat er

. Fout? 5 1 1

De gele zone dient om fout geschreven woorden opnieuw te schrijven. Te weinig plaats? Laat het kind een schrijvertje nemen.

27 Spelling 6 Kijker 1 – Les 1 Hoorwoorden Naam
1 KIJKER 1 Les 1 6 a b c a b c
Klas
Focus Hoorwoorden
28 Spelling 6 Kijker 1

Focus

Alfabet

Lesdoelen

1 De kinderen weten wat het alfabet is en dat het gebruikt wordt om woorden of andere gegevens te rangschikken.

2 De kinderen kunnen zelfstandig het alfabet opzeggen.

3 De kinderen kennen de prenten, de kleuren en het versje als geheugensteuntje voor het alfabet.

4 De kinderen weten wat een woordenboek is.

5 De kinderen weten waarvoor een woordenboek dient.

6 De kinderen kunnen woorden opzoeken in een alfabetische woordenlijst of een woordenboek.

7 De kinderen kunnen woorden alfabetisch rangschikken, rekening houdend met de eerste letter.

8 De kinderen kunnen woorden alfabetisch rangschikken, rekening houdend met de tweede letter.

9 De kinderen kunnen woorden alfabetisch rangschikken, rekening houdend met de derde, vierde … letter.

29 6 Spelling 6 Kijker 1 – Les 2-3 Alfabet KIJKER 1

Lesdoelen

Lesdoelen Hoorwoorden (p. 23): 3, 8-14 Alfabet (p. 29): 1-3, 7, 8

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 10, 11, 14-18

Leermiddelen

Situering

Wat ging vooraf?

Basisaanbod

Wat volgt?

Extra aanbod

Gedurende de vorige leerjaren werd regelmatig geoefend op het alfabetisch rangschikken van woorden. Het kennen van het alfabet is een voorwaarde om vlot de opzoekstrategie te kunnen toepassen. Het alfabet wordt geoefend aan de hand van een versje, prenten en kleuren.

Na deze les zijn de twee- en meertekenklanken opgefrist. In alle kijkers wordt er sporadisch geoefend op het opzoeken en alfabetisch schikken van woorden.

30 6 Spelling 6 Kijker 1 – Les 2-3 Alfabet KIJKER 1 Les 2
Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 2 Oefening 3 en 4 Pagina 10 en 13 Pictogram hoorstrategie Affiche alfabet
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 2 / / 1 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Lesplan

Vraag naar de prenten die de kinderen helpen om het alfabet te onthouden, zoals de aap en de beer op de canapé. Hang de prenten op het bord of schrijf alle kernwoorden die ze noemen op. Duid in dat geval de letters aan. Laat erna enkele kinderen om de beurt het alfabet opzeggen.

1Loepje p. 10 en 13

Laat de kinderen het Loepje erbij nemen op pagina 13. De meertekenklanken aai, ooi, oei, eeuw en ieuw en tweetekenklanken uw, ng en nk vind je er terug. Herhaal de uitspraken ‘die veranderen nooit’ en ‘nooit meer dan twee’.

Instructie

2WK p. 2 oef. 3

Wie kan me vertellen in welke vorm de woorden links staan? De kinderen moeten de termen ‘grondwoord’, ‘meertekenklank’ en ‘tweetekenklank’ vermelden. Schrijf de correcte afleidingen van de grondwoorden die vooraan staan. Dit kan een meervoud of de passende vorm van een bijvoeglijk naamwoord zijn.

Correctie

Je laat enkele kinderen de woorden op het bord schrijven. De kinderen corrigeren met hun groene balpen. De foutief geschreven woorden worden in de gele zone opnieuw geschreven.

Instructie

De woorden van oefening 3 gaan jullie nu alfabetisch rangschikken.

Correctie

3WK p. 2 oef. 4

Laat de kinderen elkaars oefening controleren. Jij leest de woorden genummerd voor. De kinderen plaatsen nummers naast de woorden.

Achteraf doe je een tweede correctie. Aan de hand van de nummers weet je wie juist geordend heeft.

31 6 Spelling 6 Kijker 1 – Les 2-3 Alfabet KIJKER 1 Les 2

2

jongen schreeuw zenuw

jank pleidooi vink

geschenk papegaai vermoeiend

flink nieuw toernooi

kijkt in zijn Loepje.

Wie nog twijfelt aan het alfabet,

grondwoord en afleiding.

eng kieuw schuw

Ik schik de woorden van oefening 3 alfabetisch.

Oefening 4

terwijl jij de woorden genummerd voorleest.

De kinderen plaatsen getallen

De correctie gebeurt mondeling.

ink Hij is de van de groep.

zenuw Hij heeft gespannen .

geschenk Ik ontvang graag veel

vermoeiend Het was een reis.

kieuw Vissen ademen door

schuwe kieuwen vermoeiende geschenken zenuwen flinkste

schuw Vossen zijn dieren.

jank Die honden moeten niet zo

papegaai In de zoo vind je kleurrijke

jongen Mijn broer is nog een klein

pleidooi De advocaat houdt boeiende

eng Dat was een

schreeuw Je moet niet zo

10 nieuwe toernooi schreeuwen enge vinken pleidooien jongetje papegaaien janken

lm.

toernooi Papa kijkt graag naar een voetbal .

nieuw Ik kocht schoenen.

1 Les 2

geschreven woorden opnieuw te schrijven.

De gele zone dient om foutief

verlopen bij iedereen.

Deze oefening zou vlot moeten

32 Spelling 6 Kijker 1 – Les 2-3 Alfabet
Maak de eerste twee opgaven KIJKER
samen. Beklemtoon de termen 6 a b c a b c
2 Focus Hoorwoorden en alfabet
Oefening 3
Ik schrijf de passende vorm van de woorden.
vink Onder onze voederplank pikken twee
Fout?

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Extra aanbod

Gedurende de vorige leerjaren werd regelmatig geoefend op het alfabetisch rangschikken van woorden. Het alfabet wordt geoefend aan de hand van een versje, prenten en kleuren.

In les 2 werden hoorwoorden alfabetisch gerangschikt op basis van de eerste letter.

In elke Kijker wordt het opzoeken en alfabetisch schikken van woorden sporadisch geoefend.

33 6 KIJKER 1 Les 3
2-3
Spelling 6 Kijker 1
Les
Alfabet
Lesdoelen Lesdoelen 1-9 Overkoepelende lesdoelen 10-12, 14, 16-19
Loepje Extra materiaal
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern
Werkkatern 1 Pagina 3 Oefening 5 en 6 Pagina 10 en 67 /
Scheurblok Overschrijf-
Woordenhamster Woordenlijsten
/ / 1 Multimedia
kaartjes
Tot en met oefening 4
Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Lesplan

1Je deelt het scheurblok uit. Voor de meeste kinderen is dit niet nieuw. Ze werken er al mee sinds het tweede leerjaar.

Je geeft uitleg over de figuurtjes speurder en spion. Je vertelt dat niet iedereen even snel kan lopen, kan zwemmen, kan rekenen … Hoe meer je oefent, hoe beter iets gaat. Je hoeft niet steeds de moeilijkste of de gemakkelijkste oefeningen te maken. Soms zal ik zeggen welke oefeningen je moet maken, soms mag je kiezen. Soms begin je met een oefening van de speurder en werk je achteraf aan een oefening van de spion die iets moeilijker is.

De kinderen kunnen vanaf nu werken in hun scheurblok: – wanneer ze tijd over hebben; – als huistaak; – tijdens de differentiatieweek.

Ze werken tot een bepaalde oefening en niet verder. Het nummer van die oefening staat steeds onderaan op de pagina van het werkkatern vermeld. De kinderen weten zo tot waar ze kunnen werken.

Maak de eerste oefening van de speurder samen. Geef de nodige instructies. Vertel dat het altijd toegelaten is om woorden op te zoeken in de woordenlijst van het Loepje en om een schrijvertje te nemen om enkele woorden of zinnen in het klad te noteren.

Instructie

WK p. 3 oef. 5

Loepje p. 67

Bespreek samen met de kinderen de opdracht. Welke woordenlijst wordt bedoeld? Die in het Loepje. Laat een kind het juiste paginanummer noemen. Dat is te vinden in het Loepje, afgebeeld naast de oefening in het werkkatern. Laat de kinderen per twee het Loepje nemen op de juiste pagina. Ze werken samen.

Correctie

Corrigeer achteraf.

Instructie

Hier krijgen jullie twee reeksen van woorden. De eerste reeks gaat over het grondwoord ‘nieuw’ en zijn afleidingen. De tweede reeks over onthoudwoorden. Jullie schikken eerst de eerste reeks alfabetisch, daarna beginnen jullie aan de tweede reeks.

WK p. 3 oef. 6

Correctie

Jij leest de woorden genummerd voor. De kinderen plaatsen nummers naast de woorden.

Achteraf doe je een tweede correctie. Aan de hand van de nummers weet je wie juist geordend heeft.

34 6 Spelling 6 Kijker 1 – Les 2-3 Alfabet KIJKER 1 Les 3
2
2
3
36 Spelling 6 Kijker 1

Focus

Woorden op d en t

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen eenlettergrepige woorden op d en t schrijven.

2 De kinderen kennen de verlengingsafspraak. ‘D of t aan het eind van een woord? Ik maak het woord langer, dan hoor ik het.’

3 De kinderen weten bij welke woorden ze de verlengingsafspraak moeten toepassen.

4 De kinderen kunnen woorden (zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord) op d en t langer maken.

5 De kinderen kennen de begrippen enkelvoud en meervoud.

6 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

7 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden op d en t.

8 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden op d en t.

9 De kinderen kunnen moeilijke woorden op nd en nt schrijven.

10 De kinderen kunnen moeilijke woorden op d schrijven die niet of moeilijk langer te maken zijn.

11 De kinderen weten wat werkwoorden zijn

12 De kinderen vinden de persoonsvorm in een zin.

37 6 Spelling 6 Kijker 1 – Les 4 Woorden op d en t KIJKER 1

Lesdoelen

Lesdoelen 2, 4, 6, 8

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 10, 11, 14, 16-18, 20

Situering

Wat ging vooraf?

Extra aanbod

Wat volgt?

De verlengingsafspraak bij woorden op d en t werd aangeleerd in het tweede leerjaar en in het derde, vierde en vijfde leerjaar herhaald bij grondwoorden en afleidingen.

De letters d en t worden in het rood aangeduid. De kinderen kennen de analogiewoorden baard en taart en de bijbehorende illustratie. Moeilijke woorden op d, zoals geld en iemand, komen aan bod sinds het derde leerjaar. Dit zijn onthoudwoorden. Een aantal van die woorden werd wel gereduceerd zodra kinderen ook woorden als geld (geldig), verstand (verstandig) ... leerden verlengen.

In les 13 komen woorden op d en t opnieuw aan bod. Verder wordt deze focus in Kijker 3 en 4 herhaald, onder meer bij het schrijven van verkleinwoorden.

38 6 KIJKER 1 Les 4
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 4 Oefening 7 en 8 Pagina 26 en 27 Pictogram afspraakstrategie
Scheurblok
Woordenhamster Woordenlijsten
Overschrijfkaartjes
Tot en met oefening 7 2 Woorden op d 2 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Spelling 6
Kijker 1
Les 4 Woorden op d en t

Lesplan

Een herhaling van de verlengingsafspraak volstaat als start van de les. Haal het Loepje erbij en bespreek de volgende punten:

– Eindletter d of t? Ik maak het woord langer, dan hoor ik het.

– Zowel bij grondwoorden, afleidingen als samenstellingen kan de verlengingsafspraak worden toegepast. We gaan dan steeds op zoek naar het grondwoord.

1Loepje p. 26 en 27

– Niet alle woorden op d en t zijn langer te maken, bijvoorbeeld iemand en vloed. Deze woorden sluiten aan bij de onthoudstrategie.

– Werkwoordsvormen maken we niet langer, omdat we hierbij moeten denken aan de werkwoordspelling. We volgen het werkwoordschema.

Instructie

In de zinnen staat een samenstelling. Die samenstelling bevat woorden op d of t. Deze letters ontbreken. Jullie schrijven de juiste letter. Jullie schrijven de samenstellingen nog niet over.

2WK p. 4 oef. 7

Correctie

Corrigeer klassikaal met behulp van een bordschema. Schrijf de samenstellingen met verschillende kleuren, zodat de opbouw duidelijk is.

De kinderen gebruiken hun groene balpen en corrigeren en/of vullen aan. Daarna schrijven de kinderen de samenstellingen over met een blauwe balpen. Ga later op zoek naar kopieerfouten. De fout geschreven samenstellingen worden opnieuw geschreven op een schrijvertje.

Instructie

In de samenstellingen ontbreken opnieuw de letters d en t. Het is de eindletter van het eerste woord en de beginletter van het tweede woord. Die werden vervangen door hartjes. Jullie schrijven de samenstelling in de zin en vervangen de hartjes door de juiste letters.

3WK p. 4 oef. 8

Overschrijfkaartje 2

De zwakke spellers kunnen het overschrijfkaartje gebruiken. Spreek af dat ze dit boekje omgekeerd op de hoek van de bank leggen. Wanneer ze twijfelen, mogen ze een kijkje nemen. Ze plaatsen dan een kruisje bij het woord dat ze overgeschreven hebben.

Correctie

De kinderen corrigeren zelfstandig met behulp van het overschrijfkaartje en een groene balpen. Ze schrijven de foutief geschreven woorden opnieuw in de gele zone.

39 6 KIJKER 1 Les 4
Spelling 6 Kijker 1 – Les 4 Woorden op d en t

7

Focus Woorden op d en t

werkkatern.

het overschrijfboekje en plaatst

achtergrond. Wie twijfelt, neemt een kijkje in

opgaven met de blauwe

Fout?

kas ❤❤ eur De staat open.

blin ❤❤ oek Met een om kun je niets zien.

blinddoek kastdeur

lan ❤❤ roepen Bij het leger heb je lucht-, zeeen .

broo ❤❤ rommel Mijn boterhammen zitten in een

hoof ❤❤ oek Sommige meisjes dragen een

biljar ❤❤ afels In dat café staan .

po ❤❤ eksel Op een confi tuurpot schroef je een

win ❤❤ icht Dat huis is zeker .

een kruisje bij het woord in het Spelling 6 Kijker 1 – Les 4 Woorden op d en t

bran ❤❤ eur Die stevige deur is een

bloe ❤❤ orstig Die kwade hond gromt .

spor ❤❤ errein Ze oefenen op het

Ik schrijf de samenstellingen over en vervang ❤ door d of t .

Oefening 8

d d kruiswoordraadsel sportterrein bloeddorstig branddeur winddicht potdeksel biljarttafels hoofddoek broodtrommel landtroepen

26 2 d t

11 Bo lost een kruiswoor raa sel op.

10 Een koude noor oostenwin waait.

d d noordoostenwind

9 Heb je je li gel al betaald?

d d lidgeld

8 Benieuwd kijken ze in een tij schrif

d t tijdschrift

7 Dat is een uitgestrekt gron gebie

d d grondgebied

6 In mei is het broe tij

d d broedtijd

5 Honder duizen bommen en granaten!

d d honderdduizend

4 Dat is wel spo goe koop.

t d spotgoedkoop

3 Ze wonen in de hoof straa

d t hoofdstraat

2 We eten vanavond bloe wors .

d t bloedworst

1 Hoe dik is onze aar kors ?

Ik vul aan met d of t . Ik schrijf de woorden over.

aardkorst

Oefening 7

4 KIJKER 1 Les 4

na de correctie.

de samenstellingen pas over

De kinderen schrijven

a b c a b

40
6
c
Wie tijd heeft, maakt ook de

Focus Woorden met g, ch, gt en cht

1 De kinderen kunnen woorden schrijven met g.

Lesdoelen

2 De kinderen kennen de ch-woorden van het zesde leerjaar.

3 De kinderen kunnen woorden schrijven met ch.

4 De kinderen kunnen woorden schrijven met cht.

5 De kinderen weten wat een werkwoord en een persoonsvorm is.

6 De kinderen kunnen een persoonsvorm op gt schrijven. Het is de +t-vorm van werkwoorden met een stam op g.

7 De kinderen kunnen enkele moeilijke persoonsvormen schrijven: hij ligt, hij legt en hij zegt.

8 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

9 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden met g, ch en cht.

10 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden met g, ch en cht.

Spelling 6 Kijker 1 – Les 5-6 Woorden met g, ch, gt en cht

41 6 KIJKER 1

Lesdoelen

Lesdoelen 2-4, 8-10

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 5, 6, 10, 11, 14-18, 20

Leermiddelen Basisaanbod

Situering

Wat ging vooraf?

Extra aanbod

Wat volgt?

De focus komt reeds in Verrekijker 2 aan bod. De woorden met g horen bij de hoorstrategie. De woorden met ch worden onthouden. Elk jaar komen er enkele woorden bij. In Verrekijker 5 leerden de kinderen er 17, nu zijn dat er 21. Er zijn drie woorden met een oranje bol (uitbreiding). Woorden op gt zijn de +t-vorm van werkwoorden met een stam op g. De letter t wordt dus steeds in het paars weergegeven. Woorden op cht zijn woorden waarbij we na een korte klinker cht schrijven. Er zijn drie moeilijke werkwoorden waartegen veel fouten worden gemaakt, namelijk leggen, liggen en zeggen. Om de vervoeging van deze werkwoorden te memoriseren, gebruiken we de prent van de soldaat.

In deze les en in de volgende les worden woorden met g, ch, gt en cht herhaald. Er volgt een evaluatie. De werkwoordsvormen op cht en gt komen nog verder aan bod.

42 6 Spelling 6 Kijker
– Les
Woorden
Les
1
5-6
met g, ch, gt en cht KIJKER 1
5
Werkkatern Loepje Extra materiaal
Pictogram
onthoudstrategie
Werkkatern 1 Pagina 5 Oefening 9 en 10 Pagina 16 en 17
afspraak- en
Scheurblok Overschrijf-
Woordenhamster Woordenlijsten
Woorden
Multimedia
kaartjes
Tot en met oefening 8 3
met ch 5
Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Lesplan

Herhaal de afspraak ‘na de klinkers a, e, i, o en u schrijf ik cht’ met behulp van het Loepje. Schrijf daarna de woorden ‘recht’ en ‘licht’ elk zesmaal op het bord. De kinderen bedenken afleidingen en schrijven voor- en achtervoegsels bij de grondwoorden op het bord.

1Loepje p. 16

2WK p. 5 oef. 9

Instructie

Schrijf de grondwoorden op c/h/t op de juiste plaats zodat het een afleiding is dat past in de zin.

Correctie

Corrigeer klassikaal. Laat een kind een zin lezen. Schrijf de afleidingen op het bord. De kinderen corrigeren met hun groene balpen.

Laat de kinderen de afleidingen op een schrijvertje schrijven. Laat ze het grondwoord onderstrepen zodat ze inzicht krijgen in de opbouw van het woord.

Welke woorden met c/h kennen jullie? Wie weet nog in welk verhaaltje deze woorden staan? Waarover ging dat verhaaltje? Schrijf de ch-woorden die ze zich herinneren, op het bord.

3Loepje p. 16 en 17

Neem het Loepje er opnieuw bij. Duid een kind aan om het verhaaltje met de chwoorden hardop te lezen. Vul de woorden op het bord aan. Deze woorden moeten we onthouden. Het zijn er eenentwintig die we in de klas en thuis zullen oefenen. In het verhaaltje staan ook ch-woorden met een oranje bol aangeduid. Die mag je ook kennen, maar moet je niet kennen. Ga na of de kinderen de betekenis van elk woord kennen.

Instructie

Jullie maken samenstellingen die in de zinnen passen. Het eerste woord van de samenstelling komt uit het linkervakje. Het tweede woord van de samenstelling komt uit het rechtervakje.

WK p. 5 oef. 10

Overschrijfkaartje 3

De zwakke spellers kunnen het overschrijfboekje op de hoek van de bank leggen, zodat ze kunnen kijken bij twijfel.

Correctie

De kinderen corrigeren elkaars oefening met behulp van het overschrijfkaartje en een groene balpen. Ze schrijven de fout geschreven woorden opnieuw, onderaan in de gele zone.

6 Kijker 1 – Les 5-6 Woorden met g, ch, gt en cht

43 6
KIJKER 1 Les 5
Spelling
recht licht rechte lichtje gerecht verlicht rechtstreeks verlichten rechts verlichting rechterarm verlichtingspaal
4

8 Focus Woorden met g, ch, gt en cht

Fout?

de taalzwakkere kinderen.

lezen, dit ter ondersteuning van

Je kunt de zinnen vooraf ingevuld

werkkatern.

een kruisje bij het woord in het

het overschrijfboekje en plaatst

Wie twijfelt, neemt een kijkje in

schrijvertje schrijven als huistaak.

Laat de afleidingen op een

ze gebruiken omcirkelen.

Laat de kinderen de woorden die

10 Veel jongeren hebben nood aan meer .

9 Die man gaat te voet, want hij heeft

8 ’s Winters steekt mama elke avond de aan.

7 Die tuin is ontworpen door een .

6 Mijn tante werkt als laborante in een

5 Iemand die een gebit maakt, is een .

4 Die circusclown is bedreven in de

3 Syra tekent gebouwen in een .

2 De voetballers worden hardop

toegejuicht architectenbureau goochelaarskunst tandtechnicus chemiebedrijf tuinarchitect houtkachel autopech lichaamsbeweging

1 Die heeft veel tegenslag.

pechvogel

tand –tuin –chemie –hout –

pech –auto –toe –architecten –

16 3 zicht dacht

lichaam+s –goochelaars kunst –gejuicht –vogel –

bureau –kachel –pech –beweging

technicus –bedrijf –architect –

Ik maak samenstellingen . Ik schrijf ze in de zinnen.

Oefening 10

7 Door het noodweer is de ver ing onver uitgevallen.

licht wacht

6 Je kunt de politie niet laten komen omdat de egaal te veel lawaai maakt.

5 Hij probeerde zijn even te bewaren.

wicht nacht

richt tracht

4 Heb je mijn be jes ontvangen? Ik heb je ____________ en te bereiken.

3 De man is mede ig aan de overval op een auto.

plicht vracht

bocht acht

2 Hij rijdt langs ige wegen door het schilder ige landschap.

1 Hij sluipt voor ig en be zaam naar de vijand.

dacht –acht –vracht –licht –nacht –zicht –tracht –wicht –plicht –bocht –richt –wacht

Ik schrijf de grondwoorden met cht op de juiste plaats.

Oefening 9

5

44 Spelling 6 Kijker 1 –
6 a b c a b c
Les 5-6 Woorden met g, ch, gt en cht 5 KIJKER 1 Les

Lesdoelen

Lesdoelen 1-7, 9, 10

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 5, 6, 8, 11, 14, 16-18, 20, 21

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal

Werkkatern 1 Pagina 6 Oefening 11 (*), 12 en 13

Pictogram afspraak- en onthoudstrategie Bijlage werkwoorden op gt Afdekkaartje Oefenboekje- of blaadjes woordenhamster Extra aanbod Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten

Pagina 16 en 17

Tot en met oefening 9 4 Woorden met ch 5 Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

De focus komt reeds in Verrekijker 2 aan bod. In de vorige les werd de afspraak ‘na de korte klinker a, e, i, o of u schrijf ik cht’ herhaald in grondwoorden en afleidingen. Ook de woorden met ch werden herhaald en uitgebreid bij het vormen van samenstellingen. In het zesde leerjaar staat de teller van woorden met ch op 21, facultatief uit te breiden met drie woorden met een oranje bol, namelijk bronchitis, catechese en nochtans.

De leerstof is gekend. Dit soort woorden wordt verder opgenomen binnen de integratie van spellingmoeilijkheden in de komende focussen: vooral het schrijven van woorden met open en gesloten lettergrepen en werkwoordsvormen.

Spelling 6 Kijker 1 – Les 5-6 Woorden met g, ch, gt en cht

45 6 KIJKER 1 Les 6

Lesplan

Hang de prent van de vermoeide soldaat op het bord. Herkent iemand hem? Laat de kinderen vertellen wat ze zien en wat ze weten over hem. Breng geleidelijk het verhaaltje op het bord.

1Loepje p. 16

2

WK p. 6 oef. 11 (*)

Wat doet de soldaat? Wat doet hij met zijn geweer? Waar legt hij het, rechts of links? Wat doet hij dan? Waar gaat hij liggen? Slaapt hij met het licht aan? Wat gebeurt er dan? Zegt hij nog iets?

De kinderen kunnen persoonsvormen van werkwoorden met een stam op g schrijven. De vormen ligt, legt en zegt blijven voor een aantal kinderen moeilijk.

Schrijf enkele infinitieven op het bord en duid vier kinderen aan om de tabel te vervolledigen. Ze moeten de stam en de stam+t opschrijven. Ze schrijven een onderwerp naar keuze.

Instructie

3WK p. 6 oef. 12

De soldaat is moe.

Hij legt zijn geweer rechts van hem. Hij ligt in bed en doet het licht uit. Hij zegt echt niets meer.

infinitief stam stam+t leggen liggen zeggen lachen zuchten

Jullie doen hetzelfde bij deze oefening. Jullie krijgen de infinitief. Je schrijft de stam en daarna tweemaal de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Dat wil zeggen dat het nu gebeurt.

Correctie

Dit is een signaaloefening. Corrigeer deze oefening achteraf, zo merk je meteen wie ernstige moeilijkheden heeft. In les 7 starten we namelijk met werkwoordspelling.

Instructie

Je deelt de oefenboekjes of –blaadjes van de woordenhamster uit. De woordenhamster bevat alle onthoudwoorden, gegroepeerd per focus. Laat ze de pagina’s met de woorden met ch nemen. Herhaal de werkwijze.

– De overige benodigdheden: een balpen, een groen kleurpotlood, een afdekkaartje en een kladblaadje of schrijvertje.

– Neem jullie afdekkaartje en zorg ervoor dat het eerste vakje van de eerste rij en de overige rijen afgedekt zijn. Lees de zin en schrijf het woord waarover het gaat op het schrijvertje of kladblaadje. Schuif je afdekkaartje één rij naar beneden. Kijk goed naar het woord in het eerste vakje van de eerste rij. Schreef je het woord correct? Kleur dan het eerste vakje van de eerste rij groen. Schreef je het woord fout? Corrigeer dan en ga verder. Zorg er nu voor dat het eerste vakje van de tweede rij en de overige rijen afgedekt zijn.

De werkwijze is ook op het afdekkaartje terug te vinden. De blaadjes van de woordenhamster moeten op meerdere momenten, verspreid in tijd, erbij genomen worden. Een onthoudwoord is gekend als er vier vakjes groen gekleurd zijn.

Correctie

Ze corrigeren zelfstandig met hun groene balpen.

46 6 KIJKER 1 Les 6 Spelling
6 Kijker 1
Les 5-6 Woorden met g, ch, gt en cht

4WK p. 6 oef. 13

Overschrijfkaartje 4

Instructie

Nu volgt een klein dictee. Luister goed en volg mee. In de zinnen ontbreken enkele woorden. Jullie vullen ze in.

Zwakke spellers kunnen de woorden kopiëren met behulp van het overschrijfkaartje.

Correctie

De kinderen corrigeren met behulp van het overschrijfkaartje en een groene balpen. De fout geschreven woorden worden opnieuw geschreven in de gele zone.

47 6
Spelling
gt en cht KIJKER 1 Les 6
6 Kijker 1 – Les 5-6 Woorden met g, ch,

9

Focus Woorden met g, ch, gt en cht

werkkatern.

Fout?

Met de bemanning op hulp.

angst wacht

4 De beukt tegen het .

in zijn

bedje sneeuwwind zinkende bootje

het overschrijfboekje en plaatsen

van de woordenhamster nodig.

oefenblaadjes of het oefenboekje

Voor deze oefening heb je de

kindje nachtzoen legt

het af, geeft hem een en hem

3 Mama het weg,

sproeit badschuim droogt

hondje koeienvlaaien

2 Het snuffelt aan de .

Hij leest een over

handboek techniek

vriend ligt lichtje

1 Mijn onder een .

Ik luister goed en schrijf de woorden op.

Oefening 13

Ik schrijf hier de woorden van de woordenhamster.

Oefening 12

infi nitief liggen wachten wegen leggen zuchten lachen zeggen stam ik jij?

4 lig wacht weeg leg zucht lach zeg lig Wacht weeg leg Zucht lach zeg ligt wacht weegt legt zucht lacht zegt

Hij niet veel.

Jij wel veel.

ik ik jij?

ik ik Opa in de sofa.

Wie daar?

Rob het boek weg.

Hoeveel hij?

Mama op papa.

Ik schrijf de juiste vorm van de werkwoorden .

Oefening 11

1 Les 6

een kruisje bij het woord in het SIGNAAL oefening

48 Spelling 6
KIJKER
6 a b c a b c
Kijker 1 – Les 5-6 Woorden met g, ch, gt en cht 6
Zwakke spellers kopiëren vanuit

Focus

Werkwoordspelling

1

De kinderen weten wat een werkwoord is.

2 De kinderen vinden de werkwoorden in een zin.

Lesdoelen

3 De kinderen weten wat een onderwerp en persoonsvorm is.

4 De kinderen vinden het onderwerp en de persoonsvorm in een zin.

5 De kinderen kunnen de ja-neevraag gebruiken om het onderwerp en de persoonsvorm in een zin te vinden.

6 De kinderen weten dat het onderwerp en de persoonsvorm samen horen.

7 De kinderen weten dat een persoonsvorm verschillende vormen heeft, afhankelijk van het getal en de persoon van het onderwerp.

8 De kinderen weten wat een infinitief, stam en uitgang is.

9 De kinderen kunnen de stam van een werkwoord schrijven.

10 De kinderen weten dat de stam de persoonsvorm is in een bevelende zin.

11 De kinderen kunnen de +t-vorm van een werkwoord schrijven.

12 De kinderen weten dat een zin in de tegenwoordige of verleden tijd kan staan.

13 De kinderen herkennen de tijd van een zin: tegenwoordige of verleden tijd.

14 De kinderen kunnen de persoonsvorm schrijven in de tegenwoordige tijd.

15 De kinderen weten wat klankverandering betekent.

16 De kinderen kunnen nagaan of het een werkwoord met of zonder klankverandering is.

17 De kinderen kunnen de persoonsvorm schrijven in de verleden tijd van werkwoorden met klankverandering.

18 De kinderen kunnen de persoonsvorm schrijven in de verleden tijd van werkwoorden zonder klankverandering.

19 De kinderen kunnen werkwoorden schrijven die geen persoonsvorm zijn.

20 De kinderen kunnen de ‘ik heb’- of ‘ik ben’-vorm van werkwoorden schrijven.

21 De kinderen kunnen nagaan of de ‘ik heb’- of ‘ik ben’-vorm eindigt op d of t.

22 De kinderen kunnen werkwoordsvormen gebruiken als bijvoeglijk naamwoord.

23 De kinderen kennen de begrippen enkelvoud, meervoud, persoon, onderwerp, persoonsvorm, werkwoord, infinitief, stam, +t-vorm, wij-vorm, uitgang en klankverandering.

24 De kinderen weten dat het werkwoordschema een hulpmiddel is bij werkwoordspelling.

25 De kinderen kunnen het werkwoordschema interpreteren en gebruiken.

49 6 KIJKER 1 Spelling 6 Kijker 1 – Les 7-10 Werkwoordspelling

Leermiddelen

Situering

Wat ging vooraf?

Extra aanbod

Wat volgt?

Het schrijven van werkwoorden werd voorbereid. In het tweede leerjaar oefenden ze het zoeken van werkwoorden en het schrijven van de ik-vorm en de +t-vorm. Dezelfde kleuren werden steeds gehanteerd: rood voor de stam, paars voor de uitgang. In het derde leerjaar werden de begrippen ‘stam’, ‘stam+t-vorm’ en‘infinitief’ geïntroduceerd. Vanaf het vierde leerjaar werkt Verrekijker systematisch aan werkwoordspelling. We gebruiken daarvoor voornamelijk het werkwoordschema. Er wordt in het zesde leerjaar een klemtoon gelegd op de verleden tijd en op werkwoorden die geen persoonsvorm zijn.

Gedurende het volledige jaar gaan we verder met werkwoordspelling. In Kijker 3 en 4 komt de verleden tijd aan bod. In Kijker 5 tot 8 komen alle werkwoordsvormen aan bod.

50 6 Spelling 6 Kijker 1 – Les 7-10 Werkwoordspelling KIJKER 1 Les 7
Lesdoelen Lesdoelen 1-7 Overkoepelende lesdoelen 1-3, 10, 11, 14, 16-18
Extra
Basisaanbod Werkkatern Loepje
materiaal Werkkatern 1 Pagina 7 Oefening 14, 15 en 16 Pagina 28 e.v. /
Scheurblok Overschrijf-
Woordenhamster Woordenlijsten
kaartjes
Tot en met oefening 10 / / 11 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Lesplan

Je bespreekt klassikaal de theorie omtrent werkwoordspelling in het Loepje en je illustreert met tal van voorbeelden. De oefeningen in het werkkatern kennen eenzelfde opbouw als de theorie in het Loepje.

We frissen eerst de definitie van werkwoorden op. Laat iemand de definitie voorlezen in het werkkatern. Vraag naar voorbeelden.

1Loepje p. 28

Instructie

We lezen de zin. Over welk werkwoord gaat het? We vullen het juiste werkwoord in. Doe deze oefening geleid. Je schrijft de woorden op het bord.

2WK p. 7 oef. 14

Correctie

Corrigeer achteraf op kopieerfouten.

Instructie

Wie weet van waar dit stukje tekst afkomstig is? Laat ze de bron hardop lezen. Dus wie schreef dit verhaaltje? Inge Misschaert. Wie kan me vertellen waarover het verhaaltje zal gaan? Bespreek de illustratie.

3WK p. 7 oef. 15

Misschien heeft een kind in jouw klas al kennisgemaakt met een ziekenwagen?

Duid een kind aan om het verhaal hardop te lezen. Stel enkele vragen die peilen naar het leesbegrip.

Jullie lezen nogmaals het verhaaltje in stilte. Jullie gaan op zoek naar alle werkwoorden. Onderstreep ze.

Correctie

De kinderen nemen hun groene balpen en corrigeren en/of vullen aan. Je laat elk kind om de beurt een werkwoord opnoemen (in volgorde van voorkomen).

Instructie

Nu we weten dat niet elk werkwoord een persoonsvorm is en dat er meerdere werkwoorden in één zin kunnen staan, maken we een oefening op het schrijven van de juiste persoonsvorm.

WK p. 7 oef. 16

Als je een persoonsvorm moet schrijven, wat is dan het eerste waaraan je moet denken?

De kinderen gaan op zoek naar het onderwerp en bepalen welk getal en welke persoon het is. Laat ze ervaren dat als het onderwerp van getal verandert, de persoonsvorm ook verandert.

Het begrip getal betekent enkelvoud of meervoud.

Correctie

Laat vijf kinderen naar het bord komen om het onderwerp en de persoonsvorm op te schrijven. De kinderen corrigeren met een groene balpen. Als er veel fouten werden gemaakt, schrijven de kinderen het onderwerp en de persoonsvorm op een schrijvertje (huistaak).

51 6 Spelling 6 Kijker 1 – Les 7-10 Werkwoordspelling KIJKER 1 Les 7
4

5Herhaal nogmaals de definitie van een persoonsvorm. Wanneer het onderwerp van getal verandert, verandert ook de persoonsvorm. Daarom zeggen we dat het onderwerp en de persoonsvorm de beste maatjes zijn.

Wanneer een zin van persoon verandert, dan verandert de persoonsvorm niet altijd. Maak dit duidelijk aan de hand van de eerste twee zinnen op het bordschema.

Ik test de batterijen. Mama test de batterijen. Oma en opa testen de batterijen.

rijden Ik rijd met de fiets.

Stan rijdt naar de scouts.

Het is toch belangrijk om de persoon van het onderwerp te kennen. Je schrijft namelijk niet altijd wat je hoort. Het getal is enkelvoud, het onderwerp in de eerste zin is eerste persoon en het onderwerp in de tweede zin is derde persoon. Eerste persoon betekent dat we de stam schrijven. Derde persoon betekent dat we de +t-vorm schrijven. Je hoort tweemaal ‘rijd’, maar je schrijft iets anders.

52 6 Spelling 6 Kijker 1 – Les 7-10 Werkwoordspelling KIJKER 1 Les 7

Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat iets of iemand doet (een handeling), of wat iets of iemand overkomt of ondergaat (een toestand).

Let op voor de samengestelde werkwoorden die scheidbaar zijn, zoals uitzoeken en dichtklappen.

Herhaal regelmatig deze afspraak. Het getal betekent enkelvoud of meervoud

.

Vertel dat dit pictogram betekent dat het om werkwoorden gaat.

Oefening 14 Ik vul aan met werkwoorden . 1 Als je honger hebt, moet je 2 Als je dorst hebt, moet je

. 3 Tijdens de rekenles gaan we 4 Een roman

we. 5 Naar muziek

etendrinkenrekenen lezenluisteren

we. 6 Als er regenwolken aankomen, kan het

. 7 Maar als het vriest, dan zal het niet regenen, maar 8 Als de wekker afl oopt, moet ik

Oefening 15 Ik onderstreep alle werkwoorden uit ‘Het fl uistermeisje’ van Inge Misschaert (Kameleonbieb) Nu ligt Anna in het ziekenhuis. Buisjes en slangetjes en haar bleke gezicht op dat witte hoofdkussen. Ik kan er niet goed tegen, vrees ik. Ik probeer hier en daar de losse eindjes aan elkaar te knopen en uit te zoeken wat er precies is gebeurd. ‘Zo verlegen’, zuchtte Anna’s moeder wat moedeloos toen de ambulanciers de draagberrie in de ziekenwagen duwden. ‘Al van toen ze heel klein was. Met één vriendinnetje ging het nog wel en met ons ook. Maar meer dan één, dan klapt ze dicht, onze Anna. Net een oester.’ Toen kwam ze dichter bij mij staan. ‘Ik ben blij dat jij haar vriendin bent, Louise. Echt blij.’ Ze gaf me een klapje op mijn schouder dat ik uren later nog voelde.

De persoonsvorm en het onderwerp zijn beste maatjes. Als het onderwerp verandert van getal, dan verandert ook de persoonsvorm.

Oefening 16 Ik vul de juiste persoonsvorm in.

ziek. Kom je met me spelen?

Wij

jullie met me spelen? Papa werkt in de tuin.

ook.

viel

regenensneeuwenopstaanzijnKomenwerklopenviel

Ik

in de tuin. De atleet loopt op de piste.

om ter vlugst. De hagelbol viel door het glas.

De kinderen

Ik

op de grond. Hij 28

Deze oefening wordt geleid gemaakt. Probeer om steeds het onderwerp en de persoonsvorm samen te vermelden.

Laat de kinderen het getal geven van de zinnen: enkelvoud of meervoud. Laat ze ervaren dat de persoonsvorm verandert wanneer het onderwerp van getal verandert. Niet elk werkwoord is een persoonsvorm.

Bespreek de illustratie voor je een kind de tekst hardop laat lezen.

53 Spelling 6 Kijker 1 – Les 7-10 Werkwoordspelling 7 KIJKER 1 Les 7 6 a b c a b c Focus Werkwoordspelling 10
Ik ben ziek.

Lesdoelen

Lesdoelen 3-7, 12, 13

Overkoepelende lesdoelen 1, 2, 10-12, 14, 16-18

Leermiddelen

Situering

Wat ging vooraf?

Extra aanbod

Wat volgt?

Het schrijven van werkwoorden werd voorbereid. In het tweede leerjaar oefenden ze het zoeken van werkwoorden, het schrijven van de ik-vorm en de +t-vorm. Dezelfde kleuren werden steeds gehanteerd: rood voor de stam, paars voor de uitgang. In het derde leerjaar werden de begrippen ‘stam’ en ‘infinitief’ geïntroduceerd. Vanaf het vierde leerjaar werkt Verrekijker systematisch aan werkwoordspelling. We gebruiken daarvoor voornamelijk het werkwoordschema. Er wordt in het zesde leerjaar een klemtoon gelegd op de verleden tijd en op werkwoorden die geen persoonsvorm zijn.

Gedurende het volledige jaar gaan we verder met werkwoordspelling. In Kijker 3 en 4 komt de verleden tijd aan bod. In Kijker 5 tot 8 komen alle werkwoordsvormen aan bod.

54 6 Spelling 6 Kijker 1 – Les 7-10 Werkwoordspelling KIJKER 1 Les 8
Extra
Basisaanbod Werkkatern Loepje
materiaal Werkkatern 1 Pagina 8 Oefening 17, 18 en 19 Pagina 28 e.v. /
Scheurblok Overschrijf-
Woordenhamster Woordenlijsten
kaartjes
Tot en met oefening 12 / / 11 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Lesplan

Herhaal de ja-neevraag met behulp van het Loepje. Laat een kind in eigen woorden vertellen hoe je van een zin een ja-neevraag maakt aan de hand van een voorbeeld (Eergisteren vertelde Erika haar zus een enorm spannend verhaal.) en hoe je op die manier het onderwerp en de persoonsvorm kunt vinden.

1Loepje p. 29

Instructie

Duid een kind aan om het verhaal hardop te lezen. Vraag aan de kinderen wat een dagboek is en wie dat heeft of had. Stel enkele bijkomende vragen die peilen naar het leesbegrip.

2WK p. 8 oef. 17

Jullie nemen jullie lat en potlood en lezen het verhaaltje nog eens in stilte. Per zin denk je aan de ja-neevraag. Het onderwerp onderlijnen jullie één keer, de persoonsvorm twee keer.

Correctie

Je leest een zin. Je vraagt aan een kind om het onderwerp en de persoonsvorm te zeggen. De kinderen corrigeren en/of vullen aan met hun groene balpen.

Instructie

De tekst van deze oefening wordt niet eerst hardop gelezen. De kinderen gaan meteen aan de slag.

3WK p. 8 oef. 18

2

Jullie lezen het verhaal een eerste keer in stilte. Duid het onderwerp en de persoonsvorm aan op dezelfde manier als daarjuist: het onderwerp eenmaal onderlijnen en de persoonsvorm tweemaal onderlijnen.

Als je hiermee klaar bent, zoom je eens in op het onderwerp en de persoonsvorm. Je moet jezelf de vraag stellen: gebeurt het nu of gebeurde het vroeger? Staat de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd? Schrijf t.t. of v.t. tussen de haakjes.

Correctie

Bespreek de oefening mondeling en klassikaal. De kinderen corrigeren met hun groene balpen.

Instructie

In elke zin zoeken jullie het onderwerp. Jullie onderlijnen het onderwerp eenmaal. Jullie schrijven tussen haakjes welke persoon dit is: 1e, 2e of 3e. Jullie vullen enkel het getal in.

WK p. 8 oef. 19 2

De kinderen mogen samenwerken.

Correctie

Je leest een zin. Je vraagt aan een kind om het onderwerp, de persoonsvorm en daarna de persoon te zeggen. De kinderen corrigeren met hun groene balpen.

55 6 KIJKER 1 Les 8 Spelling 6 Kijker 1 – Les 7-10 Werkwoordspelling
4

De kinderen mogen samenwerken.

het Loepje.

start, bespreek je het debestreffende stukje theorie in

Vooraleer je aan elke oefening

op het bord als hulpmiddel.

nu?’ en ‘Gebeurde het vroeger?’

Schrijf de vragen ‘Gebeurt het

twee zinnen.

de persoonsvorm van de eerste

Zoek klassikaal het onderwerp en

niet vlug content ( ).

‘Het kon beter ( )’, zei ik ( ). Ook de trainer zei dat ( ). Die is ook

1

tevreden ( ). ‘Jij bent toch tevreden?’ ( ), vroeg mijn broer ( ).

3 2 3 Verrekijker_Spelling_6_Werkboek_Kijker_1en2.indd 8 11/09/19 11:23

3 3 3

3 3

geducht tegenspeler ( ). Maar ik win deze keer ( ). Mijn rivaal is niet

Sanne speelt als eerste ( ). Ik pingpong tegen Arne ( ). Hij is een

In welke persoon staat het onderwerp: 1, 2 of 3? Ik vul in.

1 1

Ik onderstreep het onderwerp eenmaal.

en de persoonsvorm samen te vermelden.

Probeer steeds om het onderwerp

provinciaal kampioen ( ). Vroeger kwam hij soms meetrainen ( ).

v.t. v.t.

pingpongles ( ). De pa van Jade kon ook goed pingpongen ( ). Hij was zelfs

t.t. v.t.

Maar nu regent het pijpenstelen ( ). Dus beginnen we maar onmiddellijk met de echte

gebeurt dat buiten ( ).

t.t. t.t.

buikspieroefeningen ( ). En we eindigen met een spelletje tikkertje ( ). Meestal

t.t. t.t.

v.t. t.t.

lachten ( ). We moeten hard werken van onze trainer ( ). Na het lopen doen we

Sanne botste tegen Berre ( ). Ze vielen allebei op de grond ( ). De anderen

v.t. v.t.

op één been ( ). Vorige week sprongen we als kikkers in het rond ( ).

t.t. v.t.

29 30 t.t. t.t.

Je moet rond de pingpongtafels lopen ( ). Soms vraagt de trainer om te huppelen

t.t.

Sanne is lid van de pingpongclub ( ). Een training begint met opwarmen ( ).

ik aan de ja-neevraag. Tussen haakjes schrijf ik t.t. of v.t.

Ik onderstreep het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal. Als ik twijfel, denk

En nu is het te laat. Oefening 18

me er niet goed bij. Wij lieten Dina en haar bende gewoon hun gang gaan. Dat was verkeerd.

Dina wordt vast van school gestuurd. Een klasgenoot sla je niet zomaar in elkaar. Maar ik voel

totaal blind, ik deed niets!

vooral boos op mezelf. Ik had Anna kunnen helpen. Maar ik zag niets, ik was

Niet alleen ben ik boos op Dina. Op wat ze Anna heeft aangedaan. Ik ben

Ik bladerde daarnet in dit dagboek. Ik las de stukjes opnieuw en ik was boos.

uit ‘Het fluistermeisje’ van Inge Misschaert (Kameleonbieb)

Als ik twijfel, denk ik aan de ja-neevraag.

Ik onderstreep het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal.

Oefening 17

en potlood gebruiken.

Laat ze een lat

de oefeningen met de blauwe achtergrond.

Wie tijd heeft, maakt ook

56 Spelling 6 Kijker 1 – Les 7-10 Werkwoordspelling 8 KIJKER 1 Les 8 6 a b c a b c Focus Werkwoordspelling 12
Oefening 19

Lesdoelen

Lesdoelen 1, 3, 6-9, 11-14, 23-25

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 9-11, 14-18, 20

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 9 Oefening 20 (*) en 21

Pagina 28 e.v. Pictogram afspraakstrategie Affiche werkwoordschema Bladwijzer

Extra aanbod

Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten

Tot en met oefening 14 5 / 11

Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

In les 7 en 8 werd de betekenis van een werkwoord herhaald, oefenden de kinderen op het zoeken van werkwoorden, persoonsvormen en onderwerpen. De tegenwoordige tijd, verleden tijd en de persoon van het onderwerp werden opgefrist.

Gedurende het volledige jaar gaan we verder met werkwoordspelling.

In Kijker 3 en 4 komt de verleden tijd aan bod. In Kijker 5 tot 8 komen alle werkwoordsvormen aan bod.

57 6
Spelling 6 Kijker 1 – Les 7-10 Werkwoordspelling KIJKER 1 Les 9

Lesplan

1Je herhaalt klassikaal de werkwoordsvormen die de kinderen kennen. Je schrijft ze op het bord. Je geeft enkele voorbeelden. Per werkwoordsvorm laat je een kind aan het bord om het in de juiste kolom te schrijven.

stam stam+t-vorm wij-vorm (infinitief)

Enkele voorbeelden: ik reken, Kobe bezorgt, wij huilen, mama kamt, wij smeren, jij antwoordt, ik rijd, ik speel, wij vlechten, jij zwijgt, test jij … Duid moeilijke stukjes in de werkwoordsvormen aan. Waarom eindigt ‘bezorgt’ op een t? Omdat het een stam+t-vorm is. Waarom eindigt ‘rijd’ op een d? Omdat het een stam op d is. De infinitief is rijden. Hang de affiche van de werkwoordspelling aan bord. Laat de kinderen hun Loepjes erbij nemen.

Loepje p. 31

Om werkwoorden correct te schrijven, hebben we een schema nodig. Dat schema bestaat uit vier stappen, waarvan je de eerste twee stappen al kent. De eerste stap is het zoeken naar het onderwerp en de persoonsvorm. Wat doen we als we twijfelen? We stellen in gedachten de ja-neevraag. Het eerste woord is de persoonsvorm, het zinsdeel dat volgt, is het onderwerp.

Erna moeten we kijken naar de persoonsvorm. In welke tijd staat die? Gaat het over iets dat nu gebeurt of over iets dat vroeger gebeurde?

In deze les gaan we stap 3 herhalen: het stukje over de tegenwoordige tijd. In de tegenwoordige tijd kennen we drie vormen waarin het werkwoord kan voorkomen. Wie kan me vertellen welke vormen?

– enkelvoud: ik-vorm of stam en stam+t-vorm – meervoud: wij-vorm of de vorm van de infinitief

Bespreek de drie stappen aan de hand van een voorbeeld.

Ik werk in de tuin. Hij antwoordt op de vraag. Stap 1 ik hij werk antwoordt Stap 2 tegenwoordige tijd tegenwoordige tijd Het gebeurt nu. Het gebeurt nu. Stap 3 eerste persoon derde persoon enkelvoud enkelvoud

Ik schrijf de stam: werk. Ik schrijf de stam+t: antwoordt.

Bij ‘ik werk’ en ‘hij werkt’ schrijf je wat je hoort. Dit is een gemakkelijk werkwoord. Bij ‘ik antwoord’ en ‘hij antwoordt’ schrijf je niet wat je hoort.

Dit is een moeilijk werkwoord.

58 6 Spelling 6 Kijker 1 – Les 7-10 Werkwoordspelling KIJKER 1 Les 9

2WK p. 9 oef. 20 (*)

Vertel dat het verkorte werkwoordschema op de bladwijzer is terug te vinden. Vertel dat de kinderen dat schema altijd kunnen gebruiken.

Instructie

We oefenen nu het schrijven van de infinitief en de stam. Ga dus eerst op zoek naar het werkwoord in de zin: de persoonsvorm.

Correctie

Corrigeer klassikaal aan de hand van een bordschema en een groene balpen. Dit is een signaaloefening. Deze oefening vertelt jou: – of de kinderen de persoonsvorm in een zin kunnen vinden; – of de kinderen de werkwoordsvormen infinitief en stam kennen en kunnen schrijven.

Instructie

3WK p. 9 oef. 21

Overschrijfkaartje 5

Eerst komt er een reeks gemakkelijke werkwoorden aan bod. Jullie denken goed na, gebruiken het werkwoordschema en vullen de persoonsvormen in. Daarna doen jullie hetzelfde bij de moeilijke werkwoorden. Bij gemakkelijke werkwoorden kun je schrijven wat je hoort.

Geef als tip dat, als ze bij de moeilijke werkwoorden het werkwoord vervangen door ‘werken’, ze horen hoe de werkwoordsvorm geschreven wordt.

Bij ‘hij antwoordt’ hoor ik enkel een d, zoals die in de infinitief staat. Als ik ‘hij werkt’ zeg, hoor ik een t achteraan. Bij ‘hij antwoordt’ plaats ik ook een t. Het is de stam+t-vorm. Bij ‘vind jij’ hoor ik enkel een d, zoals die in de infinitief staat. Als ik ‘werk jij’ zeg, hoor ik geen t achteraan. Bij ‘vind jij’ plaats ik dus geen t. Het is de stam.

Correctie

De kinderen corrigeren zelfstandig met behulp van het overschrijfkaartje en een groene balpen. Laat de kinderen achteraf de fout geschreven woorden in de gele zone opnieuw schrijven. Let erop dat je steeds het onderwerp en de persoonsvorm samen laat schrijven.

Loepje p. 34 e.v.

De kinderen kunnen verder oefenen aan de hand van de oefenwerkwoorden in het Loepje en de schrijvertjes. Probeer dat te stimuleren, zowel bij de ouders als bij de kinderen.

59 6 Spelling 6 Kijker 1 – Les 7-10 Werkwoordspelling KIJKER 1 Les 9

Lesdoelen

Lesdoelen 1, 6, 7, 14, 24, 25

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 9, 11, 12, 14, 16, 18

Leermiddelen

Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 10 Oefening 22 (*) en 23

Pagina 28 e.v. Pictogram afspraakstrategie Affiche werkwoordschema Bladwijzer

Extra aanbod

Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten

Tot en met oefening 15 / / 11 Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

In les 7, 8 en 9 werd de betekenis van een werkwoord herhaald, oefenden de kinderen op het zoeken van werkwoorden, persoonsvormen en onderwerpen. De tegenwoordige tijd, verleden tijd en de persoon van het onderwerp werden opgefrist.

Gedurende het volledige jaar gaan we verder met werkwoordspelling. In Kijker 3 en 4 komt de verleden tijd aan bod. In Kijker 5 tot 8 komen alle werkwoordsvormen aan bod.

61 6 KIJKER 1 Les 10
Spelling 6 Kijker 1 – Les 7-10 Werkwoordspelling

Lesplan

Je vertelt dat er zes soorten werkwoorden bestaan: werkwoorden zoals werken, spelen, rusten, antwoorden, lopen en vinden.

Ga in op de verschillen tussen de zes werkwoorden door de werkwoordsvormen te bespreken zoals die in de woordenlijst van het Loepje staan.

1Loepje p. 34 e.v.

werken ik werk hij werkt ik werkte gewerkt spelen ik speel hij speelt ik speelde gespeeld rusten ik rust hij rust ik rustte gerust antwoorden ik antwoord hij antwoordt ik antwoordde geantwoord lopen ik loop hij loopt ik liep gelopen vinden ik vind hij vindt ik vond gevonden

Vermeld de volgende bijzonderheden:

– Bij werkwoorden als werken schrijf ik wat ik hoor.

– Bij werkwoorden als spelen schrijf ik wat ik hoor.

– Bij werkwoorden als rusten eindigt de stam op t. Ik denk goed na over de stam en de uitgang.

– Bij werkwoorden als antwoorden eindigt de stam op d. Ik denk goed na over de stam en de uitgang.

– Bij werkwoorden als lopen is er een klankverandering in de verleden tijd.

– Bij werkwoorden als vinden is er een klankverandering in de verleden tijd en soms een vorm op d of t. Ik luister dan naar de wij-vorm in de verleden tijd.

Instructie

2WK p. 10 oef. 22 (*)

Je schrijft op het bord de volgende personen: ik …, jij …, hij … en … jij. Ik dicteer een onderwerp en een persoonsvorm. Ik start met ‘ik’ als onderwerp en met een werkwoord als werken, zoals bakken, als persoonsvorm. Ik doorloop steeds dezelfde volgorde van onderwerpen en dezelfde volgorde van werkwoorden. Ik wissel af.

onderwerp werkwoorden als … ik … werken jij … spelen hij … rusten … jij antwoorden lopen vinden

Correctie

Schrijf de werkwoordsvormen op het bord. De kinderen corrigeren met hun groene balpen.

Dit is een signaaloefening. Deze oefening vertelt jou of de kinderen de werkwoordspelling onder de knie hebben. Je weet welke kinderen je bij oefening 23 apart moet nemen en moet begeleiden bij het doorlopen van het werkwoordschema.

62 6 Spelling 6 Kijker 1 – Les 7-10 Werkwoordspelling KIJKER 1 Les 10

3WK p. 10 oef. 23 Loepje p. 34 e.v.

2

Instructie

Nu doen we net hetzelfde, maar werken jullie per twee. De ene speelt voor juf of meester, papa of mama, en de andere voert uit. Ik geef een teken wanneer jullie wisselen van rol. Degene die dicteert, gebruikt de personen in het enkelvoud die op het bord staan.

Je wisselt af, dus je gebruikt nooit twee keer na elkaar dezelfde persoon. Je wisselt ook het soort werkwoord af. Je neemt een werkwoord uit de lijst oefenwerkwoorden als werken, daarna een werkwoord uit de lijst oefenwerkwoorden als spelen … tot een werkwoord als vinden.

De zwakke spellers neem je apart en bij hen dicteer jij de persoonsvormen. Je begeleidt hen telkens door het schema heen. Herhaal de tip om het werkwoord te vervangen door werken en dan goed te luisteren.

Correctie

Laat de kinderen samen hun werk corrigeren. Ze gebruiken een groene balpen. Jij voert achteraf een tweede correctie uit.

Je vertelt dat de kinderen dit ook kunnen oefenen thuis, met mama, papa, oma, oom … Als er tijd over is, haal je er het scheurblok bij.

63 KIJKER 1 Les 10 6
Spelling 6 Kijker 1 – Les 7-10 Werkwoordspelling

Fout?

wanneer het de stam+t-vorm is.

en vinden de persoonsvorm te

werkwoorden zoals antwoorden

Bij zwakke spellers dicteer jij de

de tegenwoordige tijd.

werkwoordsvormen. Deze oefeningen gaan enkel over

Ze nemen hun bladwijzer erbij.

de kinderen per twee aan de slag.

Idem oefening 22, maar nu gaan

de hand van de oefenwerkwoorden in het Loepje.

Je oefent werkwoordspelling aan

Er zijn meerdere antwoordmogelijkheden.

Ik schrijf het onderwerp en de persoonsvorm.

Oefening 23

34 Er zijn meerdere antwoordmogelijkheden.

Ik schrijf het onderwerp en de persoonsvorm.

Oefening 22

vervangen door werken. Ze horen SIGNAAL oefening

1 Les 10

64 Spelling 6 Kijker 1 – Les 7-10 Werkwoordspelling 10
6 a b c a b c Focus Werkwoordspelling 15
KIJKER
Geef als tip om bij moeilijke

Focus

Woorden met open en gesloten lettergrepen

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen zeggen of woorden uit één, twee of meer woorddelen of lettergrepen bestaan.

2 De kinderen weten wat klinkers en medeklinkers zijn.

3 De kinderen kunnen luisteren naar de klinker in het eerste deel van een woord en deze als kort of lang benoemen.

4 De kinderen kunnen luisteren naar het aantal medeklinkers dat volgt op een korte of lange klinker in het eerste deel van het woord.

5 De kinderen kunnen de kattenafspraak toepassen op woorden met twee delen.

6 De kinderen kunnen de berenafspraak toepassen op woorden met twee delen.

7 De kinderen kennen de begrippen verenkelen en verdubbelen.

8 De kinderen kennen de begrippen enkelvoud en meervoud.

9 De kinderen kennen de analogiewoorden: katten, honden, beren, paarden en bloemen.

10 De kinderen kunnen het meervoud schrijven van woorden.

11 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

12 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden met een katten- of berenstukje.

13 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden met een katten- of berenstukje.

14 De kinderen weten wat leenwoorden zijn.

15 De kinderen weten dat de verdubbeling niet geldt voor leenwoorden als banaan.

16 De kinderen kunnen de katten- en berenafspraak toepassen bij het schrijven van het meervoud van leenwoorden.

17 De kinderen kunnen meerlettergrepige woorden met een katten- of berenstukje schrijven.

18 De kinderen herkennen de pictogrammen en linken deze met de correcte afspraak.

11-12 Woorden met open en gesloten

65 6 Spelling 6 Kijker 1 –
KIJKER 1
Les
lettergrepen

Lesdoelen

Lesdoelen 2-10, 17, 18

Overkoepelende lesdoelen 1, 2, 5, 6, 9-11, 14-18, 20

Leermiddelen Basisaanbod

aanbod

Situering

Wat ging vooraf?

De leerstof met betrekking tot open en gesloten lettergrepen kwam uitgebreid aan bod in de vorige leerjaren. Aan de afspraken ‘ik hoor één medeklinker na de a, e, i, o of u, ik schrijf die dubbel’ en ‘ik hoor één medeklinker na de aa, ee, oo of uu, ik schrijf de klinker enkel’ werden onmiddellijk de analogiewoorden katten en beren toegevoegd (‘katten willen lekker kunnen rollen’ en ‘beren slapen rond grote vuren’). We spreken van het kattenstukje en van het berenstukje en van verdubbelen en verenkelen. We gebruiken steeds dezelfde kleuren.

De uitzonderingen, de leenwoorden, kwamen aan bod vanaf het tweede leerjaar. Het zijn woorden als banaan: die ontsnappen aan de afspraak. We verdubbelen niet na een korte klinker. De woorden als banaan maken deel uit van vergeet-mij-nietje 1.

Wat volgt?

In les 11 oefenen we de afspraken omtrent open en gesloten lettergrepen in. In Kijker 3 en 4 worden de woorden als banaan herhaald.

66 6
Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 11 Oefening 24 en 25 Pagina 40 Pictogram afspraakstrategie Affiche katten en beren Extra
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 17 6 / 4 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
KIJKER 1 Spelling 6 Kijker 1 – Les
11-12 Woorden met open en gesloten lettergrepen

Lesplan

Je herhaalt klassikaal de termen klinker, medeklinker, korte klinker en lange klinker. Je neemt het Loepje erbij en je bespreekt de katten- en berenafspraak.

– Ze zijn van toepassing op erg veel woorden.

– Het is belangrijk dat je het katten- en/of berenstukje kan opsporen in een woord.

1Loepje p. 40

2

WK p. 11 oef. 24

Overschrijfkaartje 6

3

WK p. 11 oef. 25

– Bij twijfel moeten de kinderen steeds dezelfde weg doorlopen.

katten

Ik hoor één medeklinker

Je wijst de tt aan. na de korte klinker a, e, i, o of u. Je wijst de korte klinker a aan. Ik schrijf de medeklinker dubbel. Je wijst de dubbele tt aan.

beren

Ik hoor één medeklinker

Je wijst de r aan. na de lange klinker aa, ee, oo of uu. Je wijst de e aan. Ik schrijf die klinker enkel. Je blijft de e aanwijzen.

– Je vermeldt dat het gaat om een kattenstukje of berenstukje. Je verbindt die stukjes met de termen verdubbelen en verenkelen. – Alle andere woorden (woorden als honden, paarden en bloemen) komen in één pakket. De kinderen denken dan aan de spellingafspraken.

Teken drie kolommen op het bord. Schrijf ‘woorden als katten’, ‘woorden als beren’ en ‘andere woorden’ boven de kolommen. Geef een woord en vraag aan een kind om het woord in de juiste kolom te schrijven.

woorden als katten woorden als beren andere woorden vertellen fotograferen orkaan schommelen knipogen baarden kennissen grappenmaker hamburger grappenmaker

Instructie

Schrijf het meervoud of de passende vorm.

Correctie

De kinderen corrigeren elkaars oefening met behulp van hun overschrijfkaartje. De foutief geschreven woorden schrijven ze opnieuw in de gele zone. Ze maken ook een analyse van de fouten. Ze tellen het aantal fouten tegen de kattenwoorden en tegen de berenwoorden. Laat ze samenwerken en bespreek dat ook. Het resultaat kan belangrijk zijn voor de differentiatie. Het maken van een analyse versterkt ook het spellinggeweten.

Instructie

De woorden in het roze vak ordenen jullie in twee kolommen. Zijn het woorden met een kattenstukje of een berenstukje?

Correctie

Corrigeer klassikaal aan de hand van een bordschema en een groene balpen.

67 6 KIJKER 1 Les 11 Spelling 6 Kijker 1 – Les 11-12 Woorden
gesloten lettergrepen
met open en

17 Focus Woorden met open en gesloten lettergrepen

11

dessertBrugge tarra bakkeleien akkoord adressen demonstrerenfotopremie tralie bedelaar vaderlands

bedelaar –adressen –vaderlands

Brugge –dessert –premie –foto –tarra –bakkeleien –demonstreren –tralie –akkoord –

achtergrond.

de opgaven met de blauwe

diepe en rivieren.

Er zijn 9 andere woorden, zoals

Ik schrijf de woorden in het juiste vak.

Oefening 25

woorden als b er en ____ /13

Dit is een eenvoudige herhalingsoefening. Wie tijd heeft, maakt ook

aan de kattenen berenafspraak.

ze

zwanzen

zeggen praten kletsen

over voetbal? Ze , ze en

getallen aan voor de iets tragere kinderen.

werden hier bij geteld. Pas de

De woorden in de blauwe zone

vertrekpunt voor differentiatie.

Wat die op tv toch te

hebben drukke mensen

heb –druk –mens –zeg –praat –klets –zwans

spellinggeweten en is een

Deze analyse versterkt het

katten blazen

niet zo

Onze moeten niet zo en onze

honden blaffen

hond –blaf –kat –blaas

landen nieuwe streken

en

en . Ze ook

spellen ontdekken verre

De niet alleen

kinderen leren lezen

kind –leer –lees –spel –ontdek –ver –land –nieuw –streek

kanalen rivieren

en

diepe grote meren

op en , op

We met onze

pictogram. De kinderen linken dit Spelling 6 Kijker 1 – Les 11-12 Woorden met open en gesloten lettergrepen

varen smalle boten

vaar –smal –boot –diep –groot –meer –kanaal –rivier

takken hoge bomen

van de .

40 6 woorden als k att en /12

Die de

mannen zagen dikke

man –zaag –dik –tak –hoog –boom Fout?

Ik schrijf de woorden in het meervoud of in de juiste vorm.

Oefening 24

a b c

ook terug te vinden op de bladwijzer.

De kattenen berenafspraak is

68
KIJKER
6
1 Les 11
a b c
Besteed aandacht aan het

Lesdoelen

Lesdoelen

Overkoepelende lesdoelen 1, 2, 9-11, 14, 16-20

Situering

Wat ging vooraf?

De leerstof met betrekking tot open en gesloten lettergrepen kwam uitgebreid aan bod in de vorige leerjaren. Aan de afspraken ‘ik hoor één medeklinker na de a, e, i, o of u, ik schrijf die dubbel’ en ‘ik hoor één medeklinker na de aa, ee, oo of uu, ik schrijf de klinker enkel’ werden onmiddellijk de analogiewoorden katten en beren toegevoegd (‘katten willen lekker kunnen rollen’ en ‘beren slapen rond grote vuren’). We spreken van het kattenstukje en van het berenstukje en van verdubbelen en verenkelen. We gebruiken steeds dezelfde kleuren.

In de vorige les werd de katten- en berenafspraak herhaald.

De uitzonderingen, de woorden als banaan, kwamen aan bod vanaf het tweede lerjaar. Het zijn woorden waarbij we niet verdubbelen na de korte klinker.

Wat volgt?

In Kijker 3 en 4 worden de woorden als banaan herhaald. Er wordt later vooral geoefend op moeilijkere woorden.

69 KIJKER 1 Les 12 6
Spelling 5 Kijker 1 – Les 11-12 Woorden met open en gesloten lettergrepen
1-6, 8-10, 12, 13, 17, 18
Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 12 Oefening 26 en 27 Pagina 40 Pictogram afspraakstrategie en katten-
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot
18 7 / 4 Multimedia Bekijk
extra
Leermiddelen Basisaanbod
en berenafspraak Extra aanbod
en met oefening
het
oefenaanbod op Kweetet.be!

Lesplan

Hang de prenten van de rollende katten en de slapende beren op het bord. Vraag aan de kinderen om de katten- en berenafspraak in eigen woorden te vertellen.

Laat ze elkaar aanvullen. Breng de afspraak verkort aan het bord. Vraag naar voorbeelden en schrijf die ook op.

1Loepje p. 40

Laat zwakke spellers hun Loepje of bladwijzer erbij halen.

Instructie

Bespreek de illustraties en lees klassikaal het versje. Stel enkele vragen die peilen naar het leesbegrip.

2WK p. 12 oef. 26

Overschrijfkaartje 7

3

WK p. 12 oef. 27

Jullie gaan in dit versje op zoek naar woorden met een katten- en/of berenstukje. Jullie duiden die aan met een groen of roze kleurpotlood.

Laat de zwakke spellers het overschrijfkaartje omgekeerd op de hoek van de bank leggen. De kinderen mogen bij twijfel een kijkje nemen. De afspraak is dat ze in het werkkatern een kruisje plaatsen naast het woord waarbij ze hulp nodig hadden.

Correctie

Laat elk kind een zin hardop lezen en de katten- en/of berenwoorden noemen. Je schrijft ze op het bord. De kinderen corrigeren met een groene balpen.

Instructie

Vervolledig de zinnen door het meervoud of de juiste vorm van de woorden te schrijven. Let op voor de katten- en berenstukjes.

Correctie

Bespreek klassikaal en mondeling. De kinderen corrigeren met een groene balpen. De foutief geschreven woorden worden opnieuw geschreven op een schrijvertje.

Als er tijd over is, laat je de kinderen een scheurblokoefening maken.

70 6
Spelling 6 Kijker 1 – Les 11-12 Woorden met open en gesloten lettergrepen KIJKER 1 Les 12

Je kunt de kinderen de woorden laten schikken op een schrijvertje: woorden met een kattenstukje en woorden met een berenstukje. Laat de kinderen hun bladwijzer erbij nemen.

Oefening 26 Ik onderstreep de k att enstukjes met roze en de b er enstukjes met groen.

Als alle mensen morgen katten waren, hadden we dan met ons allen snorharen? Kunnen de ene dan beter mussen pakken en zullen de anderen liever op hun gemakken liggen slapen op takken van hoge bomen? Met halfopen ogen van lekkere prooien dromen.

Lees het versje voor en bespreek de illustraties. Stel vragen die peilen naar hun leesbegrip.

Of maken katers dan legers en wordt de strijd aangebonden tegen blaffende, grommende, harige en woeste honden. Of trekken we ons vredevol terug bij onze bazen, lekker liggen rollen zonder bijten of blazen, op tijd brokken in potten en water in kommen, tegen de gordijnen en trappen opklimmen. Of blijven we toch liever in allerlei kleuren: mensen die elkaar soms pesten, bevechten of het beste wensen. Moeten we van poezen wel iets opsteken? Of houden we het liever bij berenstreken?

Oefening 27 Ik schrijf de woorden in het meervoud of in de juiste vorm. middelbaar –school –zit –vak –klaslokaal

scholen

middelbare

zitten vakken

In de

we voor de verschillende

klaslokalen kunnen

bollebozen

slimme

in andere kun –slim –bolleboos –uur –debatteer –vonnis –vel –oorlog –ver –werelddeel Op tv _________________ __________________ _________________________ ____________ en

uren debatteren

vonnissen

over de

vellen oorlogen

verre

in ____________ ___________________________ trap –pedaal –span –vlug –arriveer –kun –regenvlaag We

werelddelen trappen

en

pedalen

hard op de

. Zo

ons in om zo sneller of

arriveren

we op tijd schuilen voor 7

kunnen regenvlagen

spannen vlugger

te

Wie tijd heeft, maakt ook de opgave met de blauwe achtergrond.

71 Spelling 6 Kijker 1 – Les 11-12 Woorden met open en gesloten lettergrepen 12 KIJKER 1 Les 12 6 a b c a b c 18
Focus
Woorden met open en gesloten lettergrepen
72 Spelling 6 Kijker 1

Focus Vergeet-mij-nietjes

Vergeet-mij-nietje 1: woorden als banaan

Lesdoelen

1 De kinderen weten wat vergeet-mij-nietjes en onthoudwoorden zijn.

2 De kinderen kunnen reflecteren over onthoudwoorden en een moeilijk stukje aanduiden.

3 De kinderen weten wat leenwoorden zijn.

4 De kinderen kunnen woorden als banaan schrijven.

5 De kinderen kunnen de katten- en berenafspraak toepassen bij het schrijven van het meervoud van leenwoorden.

6 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

7 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van onthoudwoorden.

8 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van onthoudwoorden.

Spelling 6 Kijker 2 – Les 13-14 Vergeet-mij-nietje 1

73 6 KIJKER 2

Lesdoelen

Lesdoelen 1, 3, 4

Overkoepelende lesdoelen 1, 4, 7, 8, 10, 11, 14, 16-18

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal

Werkkatern 1 Pagina 13 Oefening 28 en 29

Pagina 40, 49 en 50 Pictogram afspraak- en onthoudstrategie Affiche katten en beren Woordenboek

Extra aanbod

Scheurblok

Tot en met oefening 20 /

Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten

Vergeet-mij-nietje 1 12 Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Situering Wat ging vooraf?

De vergeet-mij-nietjes zijn pakketjes onthoudwoorden. In het vierde leerjaar zijn er 5 vergeet-mij-nietjes, in het vijfde leerjaar 11 en in het zesde leerjaar 16. Woorden als banaan komen vanaf het tweede leerjaar aan bod en maken nu deel uit van vergeet-mij-nietje 1. Het zijn leenwoorden waarbij we niet verdubbelen na de korte klinker. De korte klinker onderlijnen we en de enkele medeklinker plaatsen we rood en vet (enkel vet als de woorden in de roze zone van het werkkatern staan). Als pictogram gebruiken we een banaan.

Wat volgt? In les 13 en 14 worden woorden als banaan geoefend door over te schrijven, alfabetisch te schikken en samenstellingen te maken.

74 6 KIJKER 2 Les 13 Spelling
6 Kijker 2 – Les 13-14 Vergeet-mij-nietje 1

Lesplan

Je neemt het schema van de katten- en berenafspraak door in het Loepje. Vervolgens ga je meteen door naar de woorden als banaan. Je herhaalt dat we bij deze woorden niet verdubbelen na een korte klinker.

1Loepje p. 40, 49 en 50

De grote moeilijkheid is het herkennen van een leenwoord. Is het een leenwoord, ja of nee? Als je twijfelt, dan zoek je op hoe het woord geschreven wordt. Soms zal er in een gewone woordenboek vermeld staan waar het woord vandaan komt.

Instructie

2WK p. 13 oef. 28

De woorden die opgelijst staan, zijn ofwel woorden met een kattenstukje ofwel woorden als banaan en dus leenwoorden. Wanneer schrijf je een dubbele medeklinker? Wanneer niet? Welke woorden hebben een kattenstukje? Welke woorden zijn leenwoorden? Bespreek nog eens beide afspraken voor de kinderen starten.

– Wanneer je één medeklinker hoort na een korte klinker, schrijf je de medeklinker dubbel. Dit is de kattenafspraak. Dit is een woord met een kattenstukje. – Leenwoorden zijn een uitzondering op de kattenafspraak. Wanneer je één medeklinker hoort na een korte klinker en de medeklinker enkel schrijft, dan is het een leenwoord. De leenwoorden onthouden we. Het zijn onthoudwoorden.

De kinderen schrijven de woorden pas op de lijnen wanneer het invullen van de medeklinkers gecorrigeerd werd.

Correctie

Per woord bespreek je of het om een kattenwoord of een leenwoord gaat. Je schrijft de woorden op het bord. De kinderen corrigeren met een groene balpen.

De kinderen krijgen daarna tijd om de woorden op de juiste lijn te schrijven. Jij voert hierna nog een correctie uit.

De woorden die ze fout hadden, schrijven ze als huistaak opnieuw op een schrijvertje. Ook hier categoriseren ze de woorden: woorden met een kattenstukje of leenwoorden.

Instructie

In deze oefening gaat het enkel om leenwoorden. Je leest de zin en je gaat op zoek naar het juiste leenwoord dat in de zin past.

Correctie

Corrigeer klassikaal. De kinderen lezen om de beurt een zin. Ze corrigeren met een groene balpen.

Jij corrigeert op kopieerfouten. De foutief overgeschreven woorden laat je opnieuw schrijven op een schrijvertje.

75 6 Spelling 6
Les 13-14 Vergeet-mij-nietje 1 KIJKER 2 Les 13
Kijker 2 –
3
WK p. 13 oef. 29

20 Focus Vergeet-mij-nietje 1: woorden als banaan

13

woordenhamster.

oefenen met behulp van de

de kinderen de leenwoorden

Indien er tijd over is, laat je

een korte klinker.

als banaan. Het zijn leenwoorden

woordenlijst. Dit is het pictogram van woorden

het woord opzoeken in de

Bespreek de eerste twee woorden

50

10 Koppigheid is een eigenschap.

9 De verwarmt de kamer.

radiator karakter macadam

8 Kinderen wettig aannemen is

apart adoptie

7 We gaan elk afzonderlijk of bij de dokter.

6 In onze klas is iemand uit Ethiopië wiens ouders hebben aangevraagd.

asiel

Marokkanen Arabisch

5 De komen oorspronkelijk uit een land.

4 Trek twee evenwijdige of lijnen.

3 Ze lopen een

marathon parallelle

2 Het toilet en de zijn beide

lavabo sanitair

1 en zijn twee landen.

Canada Japan

A r abisch –k a r akter –m a r athon –M a r okkanen –p a r allelle

waarbij we niet verdubbelen na Spelling 6 Kijker 2 – Les 13-14 Vergeet-mij-nietje 1

a d optie –a p art –a s iel –C a n a d a –J a p an –l a v a b o –m a c a d am –r a d iator –s a n itair –

Ik schrijf de woorden op de juiste plaats. Bij woorden als b a n aan verdubbel ik niet.

kameel, Amerika rammel, kammen

en die enkele medeklinker aangeduid worden.

de manier waarop de korte klinker

Laat hen aandacht besteden aan

m of mm ra el –ka eel –A erika –ka en

mm m m mm

kabaal, kabouter krabben, verdubbelen

b of bb ka aal –kra en –verdu elen –ka outer

b bb bb b

kapot, kapitein rapport, knipogen

p of pp ka ot –ka itein –ra ort –kni ogen ______________________________________

p p pp p

katoen, natuur nattere, schatten

tt t t tt

t of tt na ere –ka oen –na uur –scha en ______________________________________

banaan, almanak pannetje, dunnere

de juiste lijn.

schrijven ze de woorden op

medeklinkers in. Na de correctie

n of nn ba aan –pa etje –alma ak –du ere

n nn n nn

salade, salamander smallere, vervallen

De kinderen vullen eerst de

l ll l ll

l of ll sa ade –sma ere –sa amander –verva en

De leenwoorden op de rode lijn, de andere woorden op de zwarte lijn.

Ik vul aan. Ik schrijf de woorden nog eens over.

Oefening 28

Les

11 Weet jij dat een synoniem is voor asfalt? KIJKER 2

a b c a b c

76
6
Oefening 29
13
samen. Bij twijfel kunnen de kinderen

Situering

Wat ging vooraf?

Extra aanbod

Woorden als banaan maken deel uit van vergeet-mij-nietje 1 en werden in de vorige les opgefrist. Het is leerstof die sinds het tweede leerjaar aan bod komt. Het zijn leenwoorden waarbij we niet verdubbelen na de korte klinker.

Wat volgt? In les 15 volgt een klein evaluatiemoment van de woorden als banaan. Spelling

77 6 KIJKER 2 Les 14
Lesdoelen Lesdoelen 1-5 Overkoepelende lesdoelen 1-4, 8, 10-12, 14-18
Extra
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Loepje
materiaal Werkkatern 1 Pagina 14 Oefening 30 en 31 (*) Pagina 48, 49 en 50 Pictogram onthoudstrategie
Scheurblok Overschrijf-
Woordenhamster Woordenlijsten
Vergeet-mij-nietje
Multimedia
kaartjes
Tot en met oefening 20 /
1 12
Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
1
6 Kijker 2 – Les 13-14 Vergeet-mij-nietje

Lesplan

1Als opwarmertje laat je de klas het alfabet opzeggen. Elk kind zegt één letter en je gaat de klas rond. Geef een tik op het bord als teken om van richting te veranderen. Wanneer je aan de letter ‘Z’ komt, begin je opnieuw.

Laat de kinderen hun Loepje erbij nemen op pagina 48. Herhaal nog eens wat leenwoorden zijn. Het zijn woorden uit een andere taal. Ik moet ze onthouden omdat ze niet altijd onze spellingafspraken volgen.

Loepje p. 48

Bespreek de woorden apart en apparaat.

apart à part apparaat ad parare

Schrijf apart op het bord. Apart is een leenwoord. Het is een woord uit het Frans. Schrijf à part op het bord. Dit betekent ‘elk zijn deel’. Daarom schrijven we apart met één medeklinker, ondanks de a een korte klinker is. We negeren de kattenafspraak omdat het een leenwoord is.

Schrijf apparaat op het bord. Apparaat is ook een leenwoord. Het is een woord uit het Latijn. Schrijf ad parare op het bord. Dit betekent ‘om iets te maken’.

In plaats van adparare maakt men er apparare van en gebruiken we het woord apparaat. Je zou kunnen stellen dat het een kattenstukje is, ondanks het woord uit het Latijn komt. Het helpt dus om te weten waar het woord vandaan komt. Zo kun je je de schrijfwijze gemakkelijker herinneren.

Instructie

Deze oefening bevat heel veel woorden als banaan. Jullie schikken ze alfabetisch.

Correctie

WK p. 14 oef. 30

3

4WK p. 14 oef. 31 (*)

Lees de woorden genummerd voor. De kinderen corrigeren elkaars oefening door met een groene balpen getallen 1 tot en met 24 voor de woorden te plaatsen. Op die manier zie je wie fouten maakte.

Schrijf de woorden ‘banaan’, ‘kanon’ en ‘ananas’ onder elkaar op het bord. Zeg dat dit leenwoorden als banaan zijn, duid de enkele medeklinker aan in het rood en onderstreep de korte klinker. Vraag aan drie kinderen om van deze woorden het meervoud op te schrijven.

banaan bananen kanon kanonnen ananas ananassen

Vraag aan de kinderen wat hen opvalt. Bij het schrijven van meervouden van bepaalde leenwoorden, krijg je kattenof berenstukjes. Vraag aan een kind om de kattenstukjes aan te duiden en aan een ander kind om de berenstukjes aan te duiden.

Instructie

In de volgende zinnen gaan jullie de woorden in het meervoud of de juiste vorm schrijven. Denk aan de leenwoorden en aan de mogelijke katten- of berenstukjes.

Correctie

Corrigeer klassikaal met behulp van een bordschema. Duid de katten- en de berenstukjes aan met een kleur. De kinderen gebruiken een groene balpen. Dit is een signaaloefening en dient als vertrekpunt voor differentiatie.

78 6 KIJKER 2 Les 14
2
Spelling 6 Kijker 2 – Les 13-14 Vergeet-mij-nietje 1

Oefening 30 Ik schik de woorden als banaan alfabetisch. a p art –C a n a d a –p a r allel –carn a v al –g a r age –l a v a b o –t a b ak –l a b or a t orium –m a c a d am –m a c a r oni –r a d iator –s a l aris –s a n itair –a b onnement –A r abisch –a s iel –J a p an –a t omen –k a r akter –M a r okkanen –r a b arber –a d optie –m a r athon –pl a n eten

Indien er tijd over is, laat je de kinderen de woorden als banaan oefenen met behulp van de woordenhamster.

Marokkanen parallel planeten rabarber radiator salaris sanitair tabak dure

garage Japan karakter laboratorium lavabo macadam macaroni marathon

apparaten kamelen

hoge

poten kanonnen

raketten bommen

schieten met een klein allerlei

atomen parasolletje fabels

sigaretten planeten amuseren hete

over het roken van Saturnus en andere zich

op

Oefening 31 Ik schrijf de juiste vorm van de woorden. Ik denk aan de k att enstukjes en de b er enstukjes . duur –apparaat kameel –hoog –poot kanon –raket bom –atoom parasol fabel –sigaret planeet amuseer heet –radiator

radiatoren parallellogrammen varen

kanalen wonen

aan zee parallellogram vaar –kanaal woon –paleis

paleizen Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met de blauwe achtergrond.

twee

op in Fout? abonnement adoptie apart Arabisch asiel atomen Canada carnaval

20 Focus Vergeet-mij-nietje 1: woorden als banaan

79 14 KIJKER 2 Les 14 6 a b c a b c
Spelling 6 Kijker 2 – Les 13-14 Vergeet-mij-nietje 1
80 Spelling 6 Kijker 2

Focus

Woorden op d en t

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen eenlettergrepige woorden op d en t correct schrijven.

2 De kinderen kennen de verlengingsafspraak. ‘D of t aan het eind van een woord? Ik maak het woord langer, dan hoor ik het.’

3 De kinderen weten bij welke woorden ze de verlengingsafspraak moeten toepassen.

4 De kinderen kunnen woorden (zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord) op d en t langer maken.

5 De kinderen kennen de begrippen enkelvoud en meervoud.

6 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

7 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden op d en t.

8 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden op d en t.

9 De kinderen kunnen moeilijke woorden op nd en nt schrijven.

10 De kinderen kunnen moeilijke woorden op d schrijven die niet of moeilijk langer te maken zijn.

11 De kinderen weten wat werkwoorden zijn.

12 De kinderen vinden de persoonsvorm in een zin.

81 Spelling 6 Kijker 2 – Les 15 Woorden op d en t 6 KIJKER 2

Lesdoelen

Lesdoelen 1-4, 10-12

Overkoepelende lesdoelen

1-6, 8-12, 14, 16-18, 20

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern

Werkkatern 1

Pagina 15 Oefening 32 en 33 (*)

Scheurblok

Loepje Extra materiaal

Pagina 26 en 27

Pictogram afspraak- en onthoudstrategie

Extra aanbod

Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten

Tot en met oefening 21 8 Woorden op d 2 Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

In les 4 en 6 in Kijker 1 werden de woorden op d en t en de verlengingsafspraak herhaald. De letters d en t worden in het rood aangeduid.

In les 15 worden de woorden op d die moeilijk te verlengen zijn, herhaald. Deze moeilijke woorden op d zijn eveneens te oefenen met behulp van de woordenhamster.

In Kijker 3 en 4 komen woorden op d en t terug bij het schrijven van verkleinwoorden.

82 6 Spelling 6
Kijker 2 – Les 15 Woorden op d en t KIJKER 2 Les 15

Lesplan

Je neemt het Loepje erbij. Wanneer je een woord hoort op d of t, moet je het woord langer maken om te weten of je d of t moet schrijven. We herhalen dit even … Je zegt een grondwoord en je duidt een kind aan om de verlengingsafspraak hardop toe te passen. Je schrijft de woorden op het bord.

1Loepje p. 26 en 27

WK p. 15 oef. 32 2

3WK p. 15 oef. 33 (*)

Overschrijfkaartje 8

baard soldaat steeds taart bewoond gereed beroemd verkort alfabet stoet afgeleid bod

Wanneer je aan de derde kolom komt, zullen de kinderen merken dat de woorden niet of nauwelijks langer te maken zijn. Niet alle woorden kunnen we langer maken. Bij sommige woorden lukt het wel, als we het grondwoord vinden. Zoals ‘raadsel’ van de stam ‘raad’ en het werkwoord ‘raden’ komt.

Overloop de moeilijke woorden, hun betekenis en hun herkomst. Het is soms interessant te weten waar woorden vandaan komen. Dat noemen ze de etymologie van een woord. Geef enkele voorbeelden.

Instructie

Deze oefening gaat over moeilijke woorden op d. In de oefening worden ze gebruikt in zegswijzen.

De kinderen mogen per twee werken. Wanneer ze twijfelen, laten ze de zin open.

Correctie

Corrigeer klassikaal. De kinderen vullen aan met hun groene balpen. Fout geschreven woorden worden onderaan in de gele zone opnieuw geschreven.

Instructie

Ik dicteer vier zinnetjes en jullie schrijven ze op. Let goed op en denk aan de verlengingsafspraak.

Leg bij de zwakke spellers het overschrijfboekje omgekeerd op de hoek van de bank. Dicteer erg rustig zodat de kinderen de tijd hebben om de beslissing te nemen om een kijkje te nemen naar de schrijfwijze van het woord. Als ze kijken, plaatsen ze een kruisje in het werkkatern bij het overgeschreven woord.

Correctie

Voer de correctie achteraf uit.

Dit is een signaaloefening en dient als vertrekpunt voor differentiatie.

83 6 Spelling
op d en t KIJKER 2 Les 15
6 Kijker 2 – Les 15 Woorden
2

3 4

de bank.

overschrijfboekje op de hoek van

Leg bij de zwakke spellers het

moeilijk te verlengen zijn.

Het zijn woorden die niet of

De kinderen mogen samenwerken. Deze woorden zijn ook terug te

1 2 27 8

Ik luister goed. Ik schrijf de zinnen op. Fout?

Langs kanalen staat een zeldzaam kruid.

Ananassen en bananen zijn benodigdheden voor fruitsalade.

Wie asiel vraagt moet geduld hebben.

Hij heeft verstand van apparaten.

De kapitein is een slimmerd.

Oefening 33

15 Heel nieuwsgierig zijn. Trappelen van .

SIGNAAL oefening

14 Je kans niet laten voorbijgaan. Eb en wachten op niemand.

13 Hij is erg vuil. Hij is zo zwart als .

12 Je werkt beter met goed materiaal. Goed is het halve werk.

11 Het lukt niet, je geraakt altijd maar achterop. verder van huis raken.

Steeds gereedschap roet vloed ongeduld

10 De waarheid of het gevaar niet willen zien. Je kop in het steken.

9 Hoe ouder je wordt, hoe wijzer je wordt. Het komt met de jaren.

8 Iets niet begrijpen of voor een staan.

tuintje wieden, maar je eigen niet zien.

7 Kritiek geven, maar je eigen fouten niet zien betekent hetzelfde als andermans

6 Tegen de dood kun je niets doen. Er is geen tegen gewassen.

5 Hij kan dat wel aan. Je kunt hem om die sturen.

4 Erg veel verdienen of verdienen als water.

3 Van een ander kwaad spreken of zwart maken.

2 Hij ziet het niet meer zitten. De zakt hem in de schoenen.

1 Hij is erg gehaast. Hij zit in tijd .

nood moed iemand geld boodschap kruid

noo d –krui d –raa d sel –onkrui d –verstan d –zan d

gel d –ieman d –moe d –boo d schap –vloe d –roe t –ongedul d –stee d s –geree d schap –

Ik schrijf de woorden op d of t op de juiste plaats.

een figuurlijke betekenis.

uitdrukkingen. Het zijn zinnen met

Dit zijn spreekwoorden of

84 Spelling 6 Kijker 2 – Les 15 Woorden op d en t 15 KIJKER 2
15 6 a b c a b c 21 Focus
d
t
Les
Woorden op
en
Oefening 32
onkruid raadsel verstand zand
vinden bij de woordenhamster.

Focus

Vergeet-mij-nietjes

Vergeet-mij-nietje 2: woorden op b

Lesdoelen

1 De kinderen weten wat vergeet-mij-nietjes en onthoudwoorden zijn.

2 De kinderen kunnen reflecteren over onthoudwoorden en een moeilijk stukje aanduiden.

3 De kinderen kunnen woorden op b schrijven.

4 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

5 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van onthoudwoorden.

6 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van onthoudwoorden.

Spelling 6 Kijker 2 – Les 16 Vergeet-mij-nietje 2

85 6 KIJKER 2

Lesdoelen

Lesdoelen 1, 3, 6

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 11, 14, 16-18

Leermiddelen

Werkkatern 1 Pagina 16 Oefening 34, 35 en 36

Basisaanbod

Pagina 49 en 51 /

Extra aanbod

Tot en met oefening 22 / Vergeet-mij-nietje 2 13 Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Situering

Wat ging vooraf?

In het zesde leerjaar zijn er 16 vergeet-mij-nietjes. In deze les komt vergeet-mij-nietje 2 aan bod. De meeste woorden op b zijn al gekend uit de vorige leerjaren.

Wat volgt? De leerstof zou na deze les gekend moeten zijn. De woorden op b komen enkel sporadisch aan bod in de volgende Kijkers.

86 6 Spelling 6 Kijker 2 – Les 16 Vergeet-mij-nietje 2
2
16
KIJKER
Les
Werkkatern Loepje Extra materiaal
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten

Lesplan

Neem het Loepje op pagina 49 erbij. Vertel nogmaals dat leenwoorden woorden zijn waarbij geen spellingsafspraken gelden. Daarom onthouden we ze. We ordenen ze in 16 groepjes om het eenvoudiger te maken. We noemen ze ‘vergeet-mij-nietjes’, zoals het paarse bloempje.

1Loepje p. 49 en 51

2

WK p. 16 oef. 34

3

WK p. 16 oef. 35

4

WK p. 16 oef. 36

In deze les zullen we woorden op b oefenen. We zouden ze kunnen verlengen om te horen of we een b of p moeten schrijven, maar omdat veel van deze woorden moeilijk te verlengen zijn, onthouden we ze.

Vraag naar voorbeelden van woorden op b.

Vergeet-mij-nietje 2, woorden op b, staat op pagina 51. Lees samen met de kinderen het versje. Vraag aan de kinderen om enkele moeilijke woorden te verklaren, zoals kebab (leenwoord uit Turkije, gegrild vlees), kwab, zeerob (zeehond), slib, blub, schub, lab (afkorting van ‘laboratorium’), prefab (komt van ‘prefabricated’, wat ‘vooraf gebouwd’ betekent) …

Instructie

Schik de woorden alfabetisch.

Correctie

Lees de woorden genummerd voor. De kinderen schrijven met een groene balpen de getallen voor de woorden. Zo zien ze meteen waar het fout ging.

Instructie

Lees de zinnen en vul de juiste woorden op b in. Daarvoor kijk je naar oefening 34.

Correctie

De kinderen lezen om de beurt een zin hardop. Je schrijft de woorden op het bord en de kinderen corrigeren met een groene balpen.

De fout geschreven woorden worden in de gele zone opnieuw geschreven.

Instructie

Kleef de woorden aan elkaar en schrijf de samenstellingen op.

Correctie

Corrigeer achteraf.

87 6 Spelling 6
2 – Les 16 Vergeet-mij-nietje 2 KIJKER 2 Les 16
Kijker

22

Focus Vergeet-mij-nietje 2: woorden op b

clu b + speler noord + zee + kra b ben

zee + ro b ben varkens + ri b betjes

vakantie + jo b

school + bie b

Ik schrijf enkele samenstellingen .

Fout?

schoolbieb vakantiejob zeerobben varkensribbetjes clubspeler noordzeekrabben Indien er tijd over is,

een schrijvertje schrijven.

bedenken met deze woorden.

laat je de kinderen zinnen

10 Een dun gebogen been van je borstkas is een

schub rib

9 Een biedt vissen bescherming. Ze hebben er heel veel.

8 Een zeehond of een _______________________ is een zoogdier.

7 De kreeft en de zijn schaaldieren.

krab rob

Laat ze de zinnen op Spelling 6 Kijker 2 – Les 16 Vergeet-mij-nietje 2

6 Welk werk doe je of welke heb je?

5 Wie nuchter zijn vrienden vervoert, is .

bob job

4 Boeken leen je in de of in de

3 We zijn lid van een sport .

eb web club bib bieb

2 Een spin weeft een om insecten te vangen.

1 Vloed is hoog water en is laag water.

Ik vul de zinnen aan. Ik gebruik de woorden van oefening 34.

Oefening 35

51 bib bieb bob club eb job krab rib rob schub web

kra b –schu b –clu b –bi b –ri b –bie b –e b –ro b –we b –jo b –bo b

Ik schik de woorden op b alfabetisch.

Oefening 34

88 16 KIJKER 2
6 a b c a b c
Les 16
Oefening 36

Focus

Woorden met ei en ij

1 De kinderen kunnen woorden schrijven met ei.

2 De kinderen kunnen woorden schrijven met ij.

Lesdoelen

3 De kinderen kennen de ei-woorden van het zesde leerjaar.

4 De kinderen weten dat we de woorden met ei onthouden. De andere woorden schrijven we met ij.

5 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

6 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden met ei of ij.

7 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden met ei of ij.

8 De kinderen kunnen woorden schrijven met de achtervoegsels heid of teit.

Spelling 6 Kijker 2 – Les 17-20 Woorden met ei en ij

89 6
KIJKER
2

Lesdoelen

Lesdoelen 1, 3, 4

Overkoepelende lesdoelen 1, 2, 10, 12, 14, 16-18, 21

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal

Werkkatern 1 Pagina 17 Oefening 37

Scheurblok

Pagina 42 e.v. Pictogram onthoudstrategie Bijlage woorden met ei en ij

Extra aanbod

Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten

Tot en met oefening 25 / Woorden met ei 6 Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

De focus werd opgebouwd doorheen de leerjaren. Vanaf het derde leerjaar werkt Verrekijker met het ei-verhaal, een verhaal over Romeinen. De kinderen weten dat we de woorden met ei van trein veel oefenen en onthouden. De andere woorden worden met ij van ijsje geschreven. De tweektekenklank ei wordt in het bruin weergegeven.

Vier lessen worden besteed aan woorden met ei en ij. In les 18 komen achtervoegsels heid en teit aan bod en in les 19 komt de tweetekenklank ei voor in persoonsvormen en homoniemen.

90 6 Spelling 6 Kijker
KIJKER
2
Les 17-20 Woorden met ei en ij
2 Les 17

Lesplan

1Geef de kinderen vooraf de huistaak om het ei-verhaal te lezen.

Vraag aan de kinderen om het ei-verhaal heel kort in eigen woorden te vertellen. Wat weten de kinderen meer, in vergelijking met het verhaal uit het vijfde leerjaar? Stel enkele vragen die peilen naar hun leesbegrip en bespreek enkele illustraties in het Loepje.

– Wanneer speelt het verhaal zich af? Hoeveel jaar geleden was dit?

– Wie zijn de hoofdrolspelers?

Loepje p. 42 e.v.

– Zijn Julia en Titus gelukkig? Waarom wel/niet?

– Wat is het beroep van hun vader? Wat deed hij zoal?

– Wat zijn heirbanen?

– Waarom vinden de eekhoorntjes hun eikels niet meer terug?

In het ei-verhaal staan alle woorden die je schrijft met een ei van trein. Zo weet je dat je de andere woorden met de ij van ijsje schrijft.

Vertel dat er in de tekst soms een oranje bol staat. Die woorden zijn alleen voor kinderen die de andere woorden al goed kennen. Dit zijn uitbreidingswoorden die niet alle kinderen moeten kennen.

Alle ei-woorden kun je oefenen met de woordenhamster. Jullie zullen zien dat de tweetekenklank ei van trein steeds aangeduid wordt in het bruin.

Instructie

In deze oefening zullen we 28 ei-woorden in de juiste zin schrijven. Jullie mogen samenwerken met je buurjongen of -meisje.

Correctie

Wanneer de meeste kinderen klaar zijn, start je aan de correctie. Je laat de zinnen voorlezen. Je herhaalt het in te vullen woord. De kinderen corrigeren en/of vullen aan met een groene balpen.

Indien er tijd over is, laat je de kinderen de ei-woorden verder inoefenen met behulp van de woordenhamster.

Spelling 6 Kijker 2 – Les 17-20 Woorden met ei en ij

91 6
KIJKER 2 Les 17
2 WK p. 17 oef. 37 2

25 Focus Woorden met ei en ij

17

laat ze dan wachten met invullen.

ze het gebruikt hebben.

Laat ze het woord aankruisen als

42

26 Mama en papa met een straf.

met de handen tot aan de grond.

25 In de turnles we de benen en we

24 Onze hond komt , misschien wil ze geaaid worden.

23 Mijn buurman is bij het leger.

kapitein vleien spreiden reiken

22 Heb je gereedschap of voor dat zware ?

21 In Rome wonen

dreigen Indien er tijd over is, laat je

20 Je moet niet zo geniepig of doen.

19 Om die voeten proper te maken of te gebruik ik zeep.

18 Ik was mijn vuile voeten buiten in een water.

teil reinigen heimelijk Romeinen gerei karwei

de woordenhamster.

inoefenen met behulp van

de kinderen de ei-woorden verder

17 De wielrenners rijden holderdebolder over stroken .

16 Hij is koppig of .

15 Heb jij nooit de drang of de om te snoepen?

14 Rond de weide staat een met prikkeldraad.

13 We beklimmen een pad naar de top van een berg.

steil omheining neiging eigenzinnig kasseien

12 Langs de oever van een rivier staat stokstijf een

2 – Les 17-20 Woorden met ei en ij

11 De Romeinen legden heel wat wegen of aan.

10 De beeldhouwer kapt in steen met een

9 Elektrische toestellen hebben nodig.

8 We wandelen rond een groot gebied of

7 Dat paard is erg wild. Het begint te

6 Een hert met een groot kan gevaarlijk zijn.

5 Dat zijn breekbare kopjes.

4 Zaterdag en zondag noemen we het

3 Opa heeft geschuurd, nu moet hij nog .

2 De bootjes op en neer op de golven.

hevig .

beitel deinen domein dreigen dweilen eigenzinnig elektriciteit gerei gewei heimelijk heirbanen kapitein karwei kasseien neiging omheining porseleinen reiger reiken reinigen Romeinen schreien spreiden steigeren steil teil vleien weekeinde 1 De jongen valt met zijn fi ets. Hij heeft pijn en moet

schreien deinen dweilen weekeinde porseleinen gewei steigeren domein elektriciteit beitel heirbanen reiger

Ik schrijf de ei -woorden op de juiste plaats.

Oefening 37

92
KIJKER 2 Les 17 6 a b c a b c
De kinderen kunnen samenwerken. Als de kinderen twijfelen, Spelling 6 Kijker

Lesdoelen

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Extra aanbod

De focus werd opgebouwd doorheen de leerjaren. Vanaf het derde leerjaar worden de woorden met ei gekaderd aan de hand van een eiverhaal over Romeinen. De kinderen weten dat we de woorden met ei van trein veel oefenen en onthouden. De andere woorden worden met ij van ijsje geschreven. In de vorige les werd een groot deel van de ei-woorden van het zesde leerjaar opgefrist.

Dit is de tweede les over de ei-woorden. In deze les komen achtervoegsels heid en teit aan bod en in les 19 komt de tweetekenklank ei voor in persoonsvormen en homoniemen.

Spelling 6 Kijker 2 – Les 17-20 Woorden met ei en ij

93 6 KIJKER 2 Les 18
Lesdoelen 1, 3, 6, 8 Overkoepelende lesdoelen 1-3, 11, 12, 14-18, 20, 21
Extra
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Loepje
materiaal Werkkatern 1 Pagina 18 Oefening 38, 39 en 40 Pagina 42 e.v. Pictogram onthoudstrategie
Scheurblok Overschrijf-
Woordenhamsters Woordenlijsten
Woorden
Multimedia
kaartjes
Tot en met oefening 26 9
met ei 6
Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Lesplan

1Loepje p. 42, 43 en 44

In het ei-verhaal over Julia en Titus komen grondwoorden aan bod. Van heel wat grondwoorden bestaan eveneens afleidingen. Geef enkele voorbeelden zoals eind en oneindig, eigen en eigenaar, leid en opleiding … Aan heel wat woorden kunnen achtervoegsels gekleefd worden, zoals ‘tje’ wanneer we van grondwoord ‘schaar’ een verkleinwoord maken. We kennen twee achtervoegsels met tweetekenklank ei van trein, namelijk ‘heid’ en ‘teit’.

Neem het Loepje erbij. Speel klassikaal een spelletje. Ik heb een ei-woord in gedachten. Het woord staat op één van deze pagina’s. Jullie stellen om de beurt een vraag om meer over het woord te weten te komen. Wie denkt te weten over welk woord het gaat, mag een gokje doen door zijn/haar hand in de lucht te steken.

Je denkt bijvoorbeeld aan ‘kleinigheid’. De kinderen stellen vragen zoals ‘Telt het woord drie woorddeeltjes of lettergrepen?’, ‘Begint het woord met de letter s?’, ‘Eindigt het woord op heid?’, ‘Is het woord een voorwerp?’ …

Instructie

2

WK p. 18 oef. 38

Overschrijfkaartje 9

In deze oefening moet je eerst zes woorden met achtervoegsel teit in de juiste zin schrijven. Vervolgens ga je op zoek naar synoniemen: woorden die hetzelfde betekenen. Het zijn eveneens woorden met achtervoegsel teit.

Correctie

Instructie

In deze oefening maak je woorden met achtervoegsel heid.

De kinderen corrigeren elkaars oefening met behulp van het overschrijfkaartje en een groene balpen. Je laat de kinderen om de beurt een opgave hardop lezen. 3

WK p. 18 oef. 39

Correctie

Bespreek klassikaal de woorden. Schrijf ze op het bord. De kinderen corrigeren met hun groene balpen.

Instructie

Jullie hebben eerst woorden met achtervoegsel teit gevormd, daarna woorden met achtervoegsel heid. Nu gaan jullie afleidingen maken van grondwoorden met ei.

Correctie

WK p. 18 oef. 40 2

Laat de kinderen om de beurt een zin hardop lezen. De kinderen corrigeren met een groene balpen. De foutief geschreven woorden laat je achteraf opnieuw schrijven op een schrijvertje.

94 6 KIJKER 2 Les 18
4
Spelling 6 Kijker 2 – Les 17-20 Woorden met ei en ij

Indien er tijd over is, laat je de kinderen de ei-woorden verder inoefenen met behulp van de woordenhamster.

skaart

18

activiteit

Oefening 38 Ik schrijf de woorden met teit op de juiste plaats. mentali teit –activi teit –agressivi teit –puber teit –nationali teit –creativi teit actief

op de bouwwerf. creatief

Er is een enorme

Laat de kinderen gedurende de les gerust hun Loepje erbij halen.

creativiteit nationaliteit agressiviteit

Om kunstenaar te zijn, moet je veel

hebben. nationaal

Wie van ons heeft de Belgische

? agressief

op het voetbalveld. puber

puberteit mentaliteit seksualiteit

In het secundair onderwijs komen we in de

. mentaal

majesteit elektriciteit

In onze club is er een gezonde seksuali teit –elektrici teit –identi teit –kwali teit –majes teit –reali teit over het geslachtsleven

identiteit

Er is te veel

hoogheid stroom

kwaliteit realiteit

bekwaamheid werkelijkheid

een

Oefening 39 Ik maak woorden met het achtervoegsel heid . bezorgd

gezondheid overheid

gezond over

vrijheid spaarzaamheid

vrij spaarzaam

fierheid verstrooidheid

fi er verstrooid

bezorgdheid

Besteed aandacht aan het pictogram van de lijmstift. We vormen woorden, bijvoorbeeld afleidingen, door een achtervoegsel toe te voegen.

wijsheid eigendom

wijs Oefening 40 Ik maak afl eidingen met grondwoord eigen en achtervoegsels aardig , lijke , zinnig , dom en aar . Die grond is zijn

De kinderen kunnen samenwerken.

. Hij is dus

. Hij is vreemd of

eigenaar eigenaardig

zijn. De angst voor pijn is soms erger dan de

, maar hij kan ook koppig of

pijn. Ik maak afl eidingen met grondwoord eind en achtervoegsels je , elijk , eloze en igen . Willen we een

eigenzinnig eigenlijke eindje eindigen

wandelen? Zal het beginnen of zal het

eindeloze eindelijk

vlakte. Nu zijn we

? Ze trekken door een

thuis. 9 45

Focus Woorden met ei en ij

Laat de zwakke spellers eerst de afleidingen op een schrijvertje schrijven.

95 18 KIJKER 2 Les
6 a b c a b c 26
Spelling
6 Kijker 2 – Les 17-20 Woorden met ei en ij

Lesdoelen

Lesdoelen 1, 3, 4, 6

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 8-11, 14, 16-18

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern

Werkkatern 1 Pagina 19 Oefening 41 en 42

Loepje Extra materiaal

Pagina 42 e.v. Pictogram afspraak- en onthoudstrategie

Extra aanbod

Scheurblok

Tot en met oefening 27 10

Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten

Woorden met ei 6 Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

De focus werd opgebouwd doorheen de leerjaren. De kinderen herhaalden in de vorige twee lessen de ei-woorden, hun afleidingen en woorden met achtervoegsels heid en teit.

Dit is de derde les over de ei-woorden. In deze les komt de tweetekenklank voor in persoonsvormen en homoniemen.

96 6 Spelling 6
KIJKER 2
Kijker 2 – Les 17-20 Woorden met ei en ij
Les 19

Lesplan 1

De tweetekenklank ei komt ook voor in werkwoorden en in persoonsvormen. De werkwoorden met ei van trein zullen we onthouden, de andere schrijven we met ij van ijsje. Als je twijfelt, kun je steeds terugkijken in de woordenlijst in je Loepje.

Vraag naar voorbeelden van werkwoorden met een ei of ij. Laat de kinderen de werkwoorden op het bord schrijven. Duid de tweetekenklank aan. Suggereer indien het niet goed vlot. Denk aan reizen, rijden, kijken, strijden, bevrijden, snijden, eisen, bereiden …

werkwoorden met ei werkwoorden met ij reizen rijden eisen kijken bereiden strijden bevrijden snijden ik reis, juf Ellen reist ik rijd, Tomas rijdt

Laat per werkwoord een kind de stam en de stam+t-vorm zeggen. Als onderwerp bij de stam+t-vorm gebruiken ze een naam vanuit de klas.

Instructie

We oefenen het schrijven van werkwoordsvormen met ei of ij. In de linkerkolom vul je de juiste tweetekenklank in: ei of ij. Herkent iemand de vorm van het werkwoord? Het is de infinitief.

2WK p. 19 oef. 41

Overschrijfkaartje 10

Daarna schrijven jullie de persoonsvorm. Naar welk zinsdeel kijken jullie om de persoonsvorm te vormen? Naar het onderwerp. Herhaal dat de persoonsvorm en het onderwerp de beste maatjes zijn: ze kunnen niet zonder elkaar. Als het onderwerp van getal verandert, verandert meestal ook de persoonsvorm.

Correctie

Het is aangewezen om de oefening klassikaal te corrigeren. Schrijf de infinitief en het vervoegde werkwoord als persoonsvorm op het bord. De kinderen corrigeren met een groene balpen.

3Sommige woorden met een ‘ei’-klank kunnen geschreven worden met de ei van trein of de ij van ijsje. In dat geval staan beide woorden in het woordenboek. We horen hetzelfde, maar we schrijven iets anders. Schrijf lijden en leiden op het bord en duid de tweetekenklanken aan. Deze woorden, waarbij we hetzelfde horen maar iets anders schrijven, zijn homoniemen. De woorden hebben een verschillende betekenis. Schrijf ‘Ik lijd pijn.’ en ‘Ik leid het hondje naar de tuin.’ op het bord. Bespreek de verschillende betekenis.

lijden Ik lijd pijn.

leiden Ik leid het hondje naar de tuin.

Instructie

Links zien jullie telkens twee woorden die hetzelfde klinken, maar die je anders schrijft. We maken deze oefening samen. We lezen de zinnen en schrijven dan de woorden op de juiste plaats. Wanneer het om werkwoorden gaat, schrijf je de persoonsvorm.

WK p. 19 oef. 42

Correctie

Corrigeer achteraf op kopieerfouten.

Spelling 6 Kijker 2 – Les 17-20 Woorden met ei en ij

97 6 KIJKER 2 Les 19
4

27 Focus Woorden met ei en ij

19

Fout?

spellers apart. Begeleid deze oefening.

Neem indien mogelijk de zwakke

de persoonsvorm invullen.

Wil je als dessert?

ei s ij s Ik dat je luistert.

eis ijs

Het brooddeeg dankzij de gist.

r ei zen r ij zen Mijn oom naar Zuid-Frankrijk.

We kijken naar de omgeving.

w ei de w ij de De koeien grazen in de .

Mama een heerlijke spaghetti.

ber ei den ber ij den Wie dat wilde paard?

Hoe hoog staat het van het water?

p ei l p ij l Hij schiet met een op het doel.

De monitor de groep naar de bestemming.

leidt pijl peil berijdt bereidt weide wijde reist rijst

van de woordenhamster.

verder inoefenen met behulp

de kinderen de ei-woorden

Als er tijd over is, laat je

l ij den l ei den Mijn vriend heeft pijn. Hij pijn.

Ik kies het woord dat in de zin past.

Oefening 42

17-20 Woorden met ei en ij

Bij een werkwoord schrijf ik de persoonsvorm. Homoniemen : dezelfde uitspraak,

een andere schrijfwijze en betekenis!

pl ten De advocaat voor de beklaagde.

ei pleit lijdt

bevr den Een merel is verstrikt. Ik het vogeltje.

ij bevrijd

ij bestrijdt

bestr den Hij zijn grootste vijand.

ei weigert

w geren De man met de politie mee te gaan.

sch den De omheining beide gronden.

ei scheidt

aanduiden vooraleer ze Spelling 6 Kijker 2 – Les

ij ontbijten

ontb ten Morgen we in ons hotel.

verl den Oma ons met een lekker ijsje.

ei verleidt

ij Twijfel

10 ei eindigt

tw felen jij aan de waarheid?

r den Mijn vriend op zijn nieuwe fi ets.

ij rijdt

ndigen Vandaag de vakantie.

Ik vul aan met ei of ij en schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Oefening 41

98
KIJKER 2 Les 19 6 a b c a b c
Laat alle kinderen het onderwerp

Lesdoelen

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Extra aanbod

De focus werd opgebouwd doorheen de leerjaren. De kinderen herhaalden in de vorige lessen de ei-woorden, hun afleidingen en woorden met achtervoegsels heid en teit.

Dit is de vierde les over de ei-woorden. In deze les vullen de kinderen afleidingen, samenstellingen en persoonsvormen aan met ei of ij. Spelling

99 6 KIJKER 2 Les 20
Lesdoelen 1-7 Overkoepelende lesdoelen 1-3, 7, 10, 11, 14, 16-18, 20, 21
Extra materiaal
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Loepje
Werkkatern 1 Pagina 20 Oefening 43 Pagina 42 e.v. Pictogram afspraak- en onthoudstrategie
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
27 11 Woorden
ei
Multimedia
Tot en met oefening
met
6
Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
ei en ij
6 Kijker 2 – Les 17-20 Woorden met

Lesplan

De kinderen moeten heel goed weten dat de woorden in het ei-verhaal met een ei van trein worden geschreven. Alle andere woorden worden met een ij van ijsje geschreven. Deze woorden staan in de woordenlijst van het Loepje, omdat het onthoudwoorden zijn.

1Loepje p. 42 e.v.

2

WK p. 20 oef. 43

Overschrijfkaartje 11

Zeg een woord met tweetekenklank ei/ij. Laat de kinderen het woord opzoeken in de woordenlijst van het Loepje. Wanneer ze het woord terugvinden, maken ze een bepaalde beweging dat hoort bij de tweetekenklank in het woord.

– Laat ze de beweging van een trein maken als het woord met ei geschreven wordt.

– Laat ze denkbeeldig likken aan een ijsje als het woord met ij geschreven wordt.

Schrijf de woorden telkens op het bord.

Instructie

universiteit bakkerij nationaliteit bescheiden gelijktijdig teisteren

In deze oefening komen tal van woorden en zinnen aan bod waarin de tweetekenklank ei ontbreekt. Jullie moeten de woorden aanvullen met de ei van trein of de ij van ijsje.

Laat de zwakke spellers het overschrijfkaartje omgekeerd op de hoek van de bank leggen. Ze kijken bij twijfel en plaatsen een kruisje bij het woord dat ze overgeschreven hebben.

Correctie

Laat de kinderen zelfstandig corrigeren met behulp van een overschrijfkaartje en groene balpen. De foutief geschreven woorden worden in de gele zone geschreven.

100 6 KIJKER 2 Les 20
Spelling 6 Kijker 2 – Les 17-20
ei en ij
Woorden met

Indien er tijd over is, laat je de kinderen de ei-woorden verder inoefenen met behulp van de woordenhamster.

ei

oml

spookrijders

Oefening 43 Ik vul aan met ei of ij . Ik schrijf de woorden over. spookr

ders

ij

ding onverm

ij

omleiding ij

Deze oefening kunnen de kinderen zelfstandig afwerken.

zw

onvermijdelijk

delijk

zwijgzaam ei

gzaam porsel

ij

t

porselein

n

tijdelijk ei

delijk r

ij

v

reiniging

niging

ei

vijandig ij

andig woest

woestijnen

onbesch

nen

onbescheiden ei

den breuken herl

ei

herleiden

den

eigenaardig ei

genaardig w

ij

sp

weigeraars

geraars

spijkers ij

kers c

ij

bevr

cijferen

feren

bevrijding ij

ding enerz

ij

anderz

enerzijds

anderzijds ij ij

ds

ds Fout? gel

vrijetijdsactiviteiten ei ij

kz

ei

kt

gelijkzijdige ij ij

dige driehoeken vr

dsactivit

et

elektriciteitsprijzen ij ei

ten elektricit

tspr

zen tap

tr

tapijtreiniger ei

niger ber

ij

Indien de kinderen twijfelen, nemen ze een kijkje in hun Loepje. Opgelet: bij afleidingen of samenstellingen moeten ze op zoek gaan naar het grondwoord. Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met de blauwe achtergrond.

dingsw

d in de fi le l

ij

ding. De wachtt

bereidingswijze ij

ze Fout? 1 We r

ei

den via een oml

ndeloos. 2 Je moet niet alt

ij ei rijden, omleiding, wachttijd, lijkt, eindeloos ij

felen. Dat is een vervelende

ij

d zo tw

genschap. 3 De zw

nt op de brug en k

ij

n versch

ei altijd, twijfelen, eigenschap ij

ei

gzame kapit

kt naar de horizon. 4 Tegen de avond dr

ij zwijgzame, kapitein, verschijnt, kijkt ij

ei drijven, zeilboten

ven tal van z

lboten de haven binnen. Fout? 11

Focus Woorden met ei en ij

101 20 KIJKER 2 Les
6 a b c a b c 27
20
Spelling 6 Kijker 2 – Les 17-20 Woorden met ei en ij
102 Spelling 6 Kijker 2

Focus

Vergeet-mij-nietjes

Vergeet-mij-nietje 3: woorden op sie, tie en zie

Lesdoelen

1 De kinderen weten wat vergeet-mij-nietjes en onthoudwoorden zijn.

2 De kinderen kunnen reflecteren over onthoudwoorden en een moeilijk stukje aanduiden.

3 De kinderen kunnen woorden op sie, tie en zie schrijven.

4 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

5 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van onthoudwoorden.

6 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van onthoudwoorden.

Spelling 6 Kijker 2 – Les 21-22 Vergeet-mij-nietje

103 6 KIJKER 2
3

Lesdoelen

Lesdoelen 1, 3, 4, 6 Overkoepelende lesdoelen 1-3, 7, 11, 12, 14-18, 20

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Extra aanbod

In het zesde leerjaar zijn er 16 vergeet-mij-nietjes. De kinderen kennen vergeet-mij-nietje 1 en 2, namelijk woorden als banaan en woorden op b. De woorden sluiten aan bij de onthoudstrategie. Het pictogram van het paarse bloempje wordt gebruikt. Woorden op sie, tie en zie (vergeet-mijnietje 3) kennen de kinderen vanuit het vijfde leerjaar.

In deze les en de volgende les is het de beurt aan vergeet-mij-nietje 3: woorden op sie, tie en zie. In les 23 komt vergeet-mij-nietje 4 aan bod: woorden met th en in les 24 oefenen de kinderen vergeet-mij-nietje 6: woorden met wr.

104 6
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 21 Oefening 44 en 45 Pagina 49 en 52 Pictogram onthoudstrategie
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 29 12 Vergeet-mij-nietje 3 14 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Spelling 6 Kijker 2 – Les 21-22 Vergeet-mij-nietje 3 KIJKER 2 Les 21

Lesplan

1Loepje p. 49 en 52

Heel vaak is het zo dat we niet altijd schrijven wat we horen. We moeten de schrijfwijze van heel veel woorden onthouden. Dit is niet zo eenvoudig. Daarom gaan we ze ordenen in 16 groepjes. We benoemen ze als ‘vergeet-mij-nietjes’, zoals het paarse bloempje. Wijs naar het paarse bloempje in het Loepje naast de oefeningen in het werkkatern. Jullie hebben al enkele lessen geleden geoefend op woorden op b, zoals slib, krab, bieb … Dit was ook een vergeet-mij-nietje. In deze les gaan we oefenen op woorden op sie, tie en zie. Dit is vergeet-mij-nietje 3.

Schrijf 4 woorden op het bord. Spreek ze om de beurt traag uit en vraag aan de kinderen wat ze horen. Schrijf dit op.

politie Ik hoor ‘sie’. discussie Ik hoor ‘sie’. televisie Ik hoor ‘zie’. ruzie Ik hoor ‘zie’.

Alweer een voorbeeld dat je niet altijd schrijft wat je hoort. Vertel dat woorden op zie eigenlijk hoorwoorden zijn. Je schrijft wat je hoort. De andere zijn onthoudwoorden. Er zijn vier woorden die we ook bij dit vergeet-mij-nietje oefenen. Het zijn woorden waarbij we ‘z’ horen, maar s schrijven. Dit zijn asiel, diesel, museum en visum. Ze staan niet hier in het Loepje, maar elders. asiel diesel museum visum

Instructie

Dit is geen eenvoudige oefening. Daarom zoeken we samen naar de eerste twee woorden en werken jullie daarna per twee verder. Jullie gaan op zoek naar woorden op tie. Die schrijf je in de hokjes. Per hokje schrijf je maar één letter. Wat merk je op aan de woorden? Ze worden steeds langer. Maak twee of meer opgaven samen. Zorg dat iedereen de oefening begrijpt. Geef twee tips: – Van veel werkwoorden kun je een woord op tie maken. (publiceren publicatie, presteren prestatie …)

– Er zijn heel wat samenstellingen mogelijk. Lees de hint goed, dan vind je stukjes van de samenstelling.

Correctie

Corrigeer klassikaal met behulp van een overschrijfkaartje en groene balpen. Jij doet achteraf een tweede correctie. Geef als huistaak om de woorden op tie op een schrijvertje te schrijven.

Instructie

Deze oefening is heel wat eenvoudiger. Jullie schrijven de woorden op sie en woorden met s als z correct over.

Correctie

WK p. 21 oef. 45

Laat de kinderen elkaars oefening corrigeren. Ze gebruiken een groene balpen. Jij doet achteraf een tweede correctie.

Spelling 6 Kijker 2 – Les 21-22 Vergeet-mij-nietje

105 6
3 KIJKER 2 Les 21
2 WK
44
p. 21 oef.
Overschrijfkaartje 12 2
3

29

Focus Vergeet-mij-nietje 3: woorden op sie, tie en zie

21

verbeelding of fanta sie vi s um mu s eum

museum

fantasie visum

het besluit of de conclu sie die s el

conclusie diesel

de kijkkast of de televi sie a s iel

Ik schrijf de woorden over.

televisie asiel

verder naar de volgende.

in met een potlood.

als kladpapier. Ze vullen de letters

Laat hen een schrijvertje gebruiken

maar s schrijven.

zijn woorden waar we z horen,

De woorden in de tweede kolom

Oefening 45

8 aandachtig zijn, zich concentreren

7 iets organiseren 15 het informeren van reizigers

6 voetbalcom… 14 het combineren van getallen

5 repareren 13 het injecteren van brandstof

4 opereren 12 het demonstreren van dansen

3 agenten 11 de jaarlijkse vakantie van de bouwvakkers

2 de ruimte tussen twee woorden 10 het publiceren van een boek

10 11 12 13 14 15 1 een land 9 het verstand

r e i z i g e r s i n f o r m a t i e

g e t a l l e n c o m b i n a t i e

b r a n d s t o f i n j e c t i e

d a n s d e m o n s t r a t i e

b o u w v a k v a k a n t i e

b o e k p u b l i c a t i e

9

i n t e l l i g e n t i e

8

c o n c e n t r a t i e

7

o r g a n i s a t i e

6

c o m p e t i t i e

5

r e p a r a t i e

De kinderen kunnen samenwerken.

waarmee ze een samenstelling kunnen maken.

spellers de woorden in de zin

Onderstreep bij de zwakke

woorden. Als ze twijfelen, gaan ze Spelling 6 Kijker 2 – Les 21-22 Vergeet-mij-nietje 3

op tie voluit op een schrijvertje te schrijven.

Geef als huistaak om de woorden

4

o p e r a t i e

3

p o l i t i e

2

12 52 n a t i e

Ik zoek woorden op tie en vul het rooster in. 1

s p a t i e

Oefening 44

106
KIJKER
6
a b c
2 Les 21
a b c
Dit zijn geen eenvoudige

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Extra aanbod

De kinderen weten wat vergeet-mij-nietjes zijn. In de vorige les werden de woorden op sie, tie en zie herhaald en uitgebreid.

In deze les worden de woorden op sie, tie en zie verder ingeoefend en maken de kinderen woorden op tie waarbij ze vertrekken vanuit werkwoorden.

107 6 KIJKER 2 Les 22
Lesdoelen Lesdoelen 1-5 Overkoepelende lesdoelen 1-4, 10, 11, 14, 16-18, 20, 21
Werkkatern Loepje Extra materiaal
52 Pictogram
Leermiddelen Basisaanbod
Werkkatern 1 Pagina 22 Oefening 46 en 47 Pagina
onthoudstrategie
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot
29 13 Vergeet-mij-nietje 3 14 Multimedia
en met oefening
Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Spelling 6 Kijker 2 – Les 21-22 Vergeet-mij-nietje 3

Lesplan

Hoe je een woord schrijft, hangt dikwijls af van de herkomst van dat woord. Illustreer dit.

Ik wil het woord ‘station’ schrijven. Ik hoor ‘sj’, maar ik weet dat ik niet mag schrijven wat ik hoor.

Ik weet wel dat ‘station’ van het woord ‘statie’ komt.

1Loepje p. 52

2WK p. 22 oef. 46

Overschrijfkaartje 13

3

WK p. 22 oef. 47

statie station natie nationaal nationaliteit

En dat is een woord op tie. In het afgeleide woord schrijven we dan ook een t.

Instructie

Deze oefening bestaat uit twee stappen.

Correctie

Corrigeer eerst klassikaal stap 1 vooraleer de kinderen aan stap 2 starten. Corrigeer mondeling en laat de kinderen een groene balpen gebruiken.

Stap 2 kunnen de kinderen corrigeren aan de hand van een overschrijfkaartje. Indien er fouten werden gemaakt, kun je de kinderen de woorden laten nummeren.

Instructie

Van werkwoorden kunnen we zelfstandige naamwoorden maken. Geef enkele voorbeelden, zoals filmen, film, huilen, huilbui, spelen, speelgoed, bladeren, blaadje …

Bij veel werkwoorden bekomen we zelfstandige naamwoorden op tie. In deze oefening krijgen jullie de werkwoorden. Je leest de zin en je vult het juiste woord op tie in.

Maak deze oefening geleid. Schrijf de woorden op het bord. De kinderen volgen mee met een blauwe balpen.

Correctie

Kijk achteraf of er kopieerfouten werden gemaakt.

Laat de kinderen de woorden op tie oefenen met de woordenhamster.

108 6 KIJKER 2 Les 22
Spelling 6 Kijker 2 – Les 21-22 Vergeet-mij-nietje 3

Indien je tijd tekort komt in deze les, kun je het alfabetisch schikken meegeven als huistaak.

Indien je tijd over hebt, kun je de woorden op tie laten oefenen met behulp van de woordenhamster.

Corrigeer de eerste kolom vooraleer de kinderen starten aan de tweede kolom.

defensie

agressie explosie

asiel fantasie

conclusie station

defensie expressie

depressie televisie

diesel nationaal

discussie depressie

explosie conclusie

expressie diesel

fantasie asiel

museum discussie

nationaal agressie

station traditie

televisie museum

Oefening 46 Ik zoek woorden die hetzelfde betekenen. Ik schrijf de synoniemen in de eerste kolom. In de tweede kolom schik ik de woorden alfabetisch. conclu sie –mu s eum –discus sie –tradi tie –agres sie –sta tio n –depres sie –defen sie –a s iel –explo sie –die s el –televi sie –na tio naal –fanta sie –expres sie alfabetisch verdediging ontploffi ng verbeelding aankomst treinen uitdrukking beeldscherm van de staat, van het land verdrietig of neerslachtig besluit brandstof toevlucht van gedachten wisselen geweld gebruikelijk, gewoonte tentoonstellingsruimte Oefening 47 Ik maak van de werkwoorden zelfstandige naamwoorden op tie . opereren

De kinderen gebruiken een schrijvertje wanneer ze de woorden alfabetisch schikken.

De

is geslaagd. combineren

Dit is een geleide oefening.

van cijfers. repareren

Dat fi etsslot heeft een

van dat toestel? illustreren

Wie zorgt voor de

Dat is een mooie informeren

over de stad Hasselt? presteren

traditie operatie combinatie reparatie illustratie informatie prestatie evaluatie concentratie

Waar vinden we

We zagen een hele mooie

van onze club. evalueren

van spelling. concentreren

Morgen krijgen we een toets of een

Leren vraagt een goede 13

Vergeet-mij-nietje 3: woorden op sie, tie en zie

Besteed aandacht aan het pictogram van de lijmstift: een afleiding vormen door het achtervoegsel tie te gebruiken.

109
3
KIJKER 2 Les 22 6 a b c a b c
Spelling 6 Kijker 2 – Les 21-22 Vergeet-mij-nietje
22
Focus
29
110 Spelling 6 Kijker 2

Focus

Vergeet-mij-nietjes

Vergeet-mij-nietje 4: woorden met th

Lesdoelen

1 De kinderen weten wat vergeet-mij-nietjes en onthoudwoorden zijn.

2 De kinderen kunnen reflecteren over onthoudwoorden en een moeilijk stukje aanduiden.

3 De kinderen kunnen woorden met th schrijven.

4 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

5 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van onthoudwoorden.

6 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van onthoudwoorden.

111 6 KIJKER 2
Spelling 6 Kijker 2 – Les 23 Vergeet-mij-nietje 4

Lesdoelen

Lesdoelen 1-3

Overkoepelende lesdoelen 1-4, 7, 10, 11, 14-19

Leermiddelen Basisaanbod

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Extra aanbod

De kinderen weten wat vergeet-mij-nietjes zijn. Ze kennen de woorden van vergeet-mij-nietje 1 (woorden als banaan), 2 (woorden op b) en 3 (woorden op sie, tie en zie). Woorden met th (vergeet-mij-nietje 4) kennen de kinderen vanuit het vijfde leerjaar.

In les 23 komt vergeet-mij-nietje 4 aan bod: woorden met th en in les 24 oefenen de kinderen vergeet-mij-nietje 6: woorden met wr.

112 6 KIJKER 2 Les 23
Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 23 Oefening 48 en 49 Pagina 49 en 53 Pictogram onthoudstrategie
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 30 / Vergeet-mij-nietje 4 15 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Spelling 6 Kijker 2 – Les 23
4
Vergeet-mij-nietje

Lesplan

We kennen nu drie vergeet-mij-nietjes. De welke? We hebben geoefend op leenwoorden als banaan, woorden op b en op woorden op sie, tie en zie. We gaan het in deze les hebben over vergeet-mij-nietje 3, namelijk woorden met th.

1Loepje p. 49 en 53

Laat de kinderen het Loepje erbij nemen.

We leren leenwoorden met t/h, terwijl we ‘t’ horen. De meeste woorden komen uit het Grieks. In het Grieks bestaat de letter thèta (Ø) en die schrijven we als t/h. Er zijn twee uitzonderingen.

– Het woord ‘thuis’ is een Nederlands woord. Het komt van de oude uitdrukking ‘Hij is te huus.’ – Het woord ‘thee’ komt uit het Maleis: ‘teh’.

woorden met th thuis thee thermos bibliotheek apotheek kathedraal thema

Alle andere woorden met th komen uit het Grieks. Je kunt woorden beter onthouden als je hun herkomst kent.

– Het woord ‘thermos’ betekent warmte. – Het woord ‘theek’, zoals in bibliotheek, betekent verzameling. – Het woord ‘kathedraal’ betekent zetel.

Woorden met t/h onthouden we. Je vindt alle woorden met t/h op pagina 53 in het Loepje. De woorden met een oranje bol mag, maar moet je niet kennen.

Instructie

In deze oefening vullen jullie de zinnen aan met woorden met th. De woorden waaruit je kunt kiezen, staan bovenaan.

Correctie

2WK p. 23 oef. 48

Loepje p. 53

De kinderen corrigeren elkaars oefening met behulp van het Loepje. Ze gebruiken een groene balpen.

Jij doet achteraf een tweede correctie. De foutief geschreven woorden schrijven de kinderen opnieuw in de gele zone. Dit is een huistaak.

Instructie

Hier ga je op zoek naar het passende woord met t/h. Je gebruikt dezelfde woorden als in oefening 48.

WK p. 23 oef. 49

De kinderen kunnen het tweede deel van de oefening, het overschrijven van de woorden, doen als huistaak.

Correctie

Corrigeer achteraf.

Als er tijd over is, kun je de kinderen een scheurblokoefening laten maken.

113 6 KIJKER 2 Les 23
3
Spelling 6 Kijker 2 – Les 23 Vergeet-mij-nietje 4

30

Focus Vergeet-mij-nietje 4: woorden met th

23

th ema th eater

thema theater

th ermosfl es me th ode

thermosfles methode

ka th edraal mara th on

kathedraal marathon

apo th eek biblio th eek

apotheek bibliotheek

Ik schrijf de woorden met th over.

dit meet de temperatuur dit houdt koffi e warm

thermometer thermosfles

synoniemen gaat.

Vertel dat het hier vaak om

de kinderen doen als huistaak.

Het overschrijven kunnen

toneel geen koffi e

theater thee

belangrijke kerk 40 kilometer lopen

kathedraal marathon

de blauwe achtergrond.

de opgaven met

afkomstig zijn uit het Grieks.

verklaar enkele moeilijke woorden.

Lees de woorden hardop en

53

Ik zoek woorden met th .

Oefening 49

Hij liep vol ijver, zo

De winnaar was wel blij verrast.

anders springt de

apotheek

waar je medicijnen koopt waar je boeken leent

bibliotheek

de kinderen de oefening te laten corrigeren.

en gaan ze verder. Benut het om

Als ze twijfelen, vullen ze niks in

Hopelijk wordt het voor de lopers niet heter,

dit jaar de ?

Veertig kilometer lopen, wie won

en dansen doe je in een .

medicijnen in de

voelt zich daar Boeken vind je in de ,

Zelfs een muis

en thee drinken uit de ?

Of wil je liever picknicken in het bos

Drink je koffi e of ?

thee thermos thuis bibliotheek discotheekapotheek marathon thermometer enthousiast

Ga je mee op café?

en th ousiast

vinden in het Loepje.

Dit versje is ook terug te

Fout?

Herhaal dat deze woorden Spelling 6 Kijker 2 – Les 23 Vergeet-mij-nietje 4

apo th eek –th ee –th ermos –disco th eek –th uis –th ermometer –mara th on –biblio th eek –

Ik vul de versjes aan.

Oefening 48

114
KIJKER 2 Les 23 6 a
a b c
b c
Wie tijd heeft, maakt ook

Focus

Vergeet-mij-nietjes

Vergeet-mij-nietje 6: woorden met wr

Lesdoelen

1 De kinderen weten wat vergeet-mij-nietjes en onthoudwoorden zijn.

2 De kinderen kunnen reflecteren over onthoudwoorden en een moeilijk stukje aanduiden.

3 De kinderen kunnen woorden met wr schrijven.

4 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

5 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van onthoudwoorden.

6 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van onthoudwoorden.

115 6 KIJKER 2
Spelling 6
– Les 24
6
Kijker 2
Vergeet-mij-nietje

Lesdoelen

Lesdoelen 1-4, 6

Overkoepelende lesdoelen

Leermiddelen

1-3, 7, 11, 12, 14, 16-18, 20

Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Situering

Wat ging vooraf?

Extra aanbod

De kinderen weten wat vergeet-mij-nietjes zijn. Ze kennen de woorden van vergeet-mij-nietje 1 (woorden als banaan), 2 (woorden op b), 3 (woorden op sie, tie en zie) en 4 (woorden met th). Woorden met wr (vergeet-mijnietje 6) kennen de kinderen vanuit het vijfde leerjaar.

Wat volgt? In les 24 oefenen de kinderen vergeet-mij-nietje 6: woorden met wr.

116 6 Spelling 6 Kijker 2 – Les 24 Vergeet-mij-nietje 6 KIJKER 2 Les 24
Basisaanbod Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 24 Oefening 50 en 51 Pagina 49 en 55 Pictogram onthoudstrategie
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 32 14 Vergeet-mij-nietje 6 17 Multimedia

Lesplan

We schrijven niet altijd wat we horen. Daarom maken we enkele afspraken, zoals de kattenafspraak of de afspraken om persoonsvormen correct te schrijven. Soms lukt het maken van een afspraak ook niet, dan onthouden we de woorden. Vergeet-mij-nietjes, groepjes woorden met speciale klanken of lettergroepjes, moeten we onthouden. We kennen de eerste vier vergeet-mij-nietjes:

1Loepje p. 49 en 55

– Vergeet-mij-nietje 1: woorden als banaan Hierbij verdubbelen we niet na een korte klinker. Het zijn woorden uit een andere taal waarbij we onze kattenafspraak niet toepassen.

– Vergeet-mij-nietje 2: woorden op b We weten niet of het eindletter p of b is. Omdat er weinig woorden op b zijn, onthouden we die.

– Vergeet-mij-nietje 3: woorden op sie, tie en zie Je hoort ‘sie’, maar je schrijft t/ie of s/ie. Je hoort ‘zie’, maar je schrijft s/ie of z/ie.

Je schrijft niet altijd wat je hoort, daarom onthouden we deze woorden.

Je hoort ‘vr’, maar je schrijft vr vrouw vrees vriend

Je hoort ‘vr’, maar je schrijft wr wroeten wrevel wrikken wringen

– Vergeet-mij-nietje 4: woorden met th Dit zijn vooral woorden uit het Grieks. We horen ‘t’, maar we schrijven t/h.

In deze les leren we het vergeet-mij-nietje 6: woorden met wr. Je hoort ‘vr’, maar je schrijft wr.

Vraag naar voorbeelden van woorden met vr. Schrijf dan enkele woorden met wr op het bord. Vraag naar de betekenis.

Laat een kind het tekstje in het Loepje op pagina 55 lezen. In het verhaal staan meestal grondwoorden. Natuurlijk schrijf je de afleidingen ook met wr.

Instructie

In deze zin vullen jullie het juiste woord met wr in. Je mag hiervoor in je Loepje kijken. Tussen de haakjes staat een hint, zoals de klinkers van het woord.

Correctie

WK p. 24 oef. 50 Loepje p. 55

Corrigeer klassikaal aan de hand van een bordschema. De fouten duiden de kinderen aan met een groene balpen.

Instructie

Jullie gaan per twee op zoek naar de juiste samenstelling. Schrijf de samenstellingen in de zinnen.

Correctie

Vraag vijf kinderen aan het bord om de samenstellingen op het bord te schrijven. Laat ze twee kleuren gebruiken om de woorden aan te duiden. De kinderen corrigeren met een groene balpen.

Jij doet achteraf een tweede correctie. De fout geschreven woorden worden in de gele zone geschreven als huistaak.

117 6 KIJKER 2 Les 24
2
3 WK p. 24 oef. 51 Overschrijfkaartje 14 2
Spelling 6 Kijker 2 – Les 24 Vergeet-mij-nietje 6

kijkje nemen in het Loepje.

Auteur Erik Billiaert Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge –RPR 0405 108 325

KB D/2015/0147/314 –NUR 191

© Copyright die Keure, Brugge 32

Focus Vergeet-mij-nietje 6: woorden met wr

Fout?

te wrijven. Daardoor ontstaat immers

60 2 9 789048 622702 Indien er tijd over is, kunnen de

de woordenhamster.

oefenen met behulp van

kinderen de woorden met wr

5 Sommigen kunnen vuur maken door twee stokjes hout hard tegen elkaar

4 De maffi abaas wou zich wreken. Hij plande een

3 De tennisser heeft een ontsteking in het

wrattenzwijn ellebooggewricht wraakactie wrijvingshitte

2 Het wroet in de grond op zoek naar iets eetbaars.

1 Hoog in de bergen lag het uitgebrande .

Ik maak samenstellingen elleboog –helikopter –wratten –wraak –gewricht –zwijn –wrijving+s –actie –wrak –hitte

Oefening 51

24 KIJKER 2 Les 24

wroeten helikopterwrak

14 Varkens (**oe***) in de grond op zoek naar iets eetbaars.

13 Met veel moeite kon hij de steen (los**i**en)

12 Een gezond compostvat zit vol wormen die (**ie***en) .

11 Mama is misnoegd, niet tevreden of (**e*elig)

10 De elleboog is een (ge******) .

9 Noor heeft spijt of (**oe*ing)

8 Klaas moet over zijn pijnlijke spieren (**ij***) .

7 Hij is op zoek naar vergelding of (**aa*)

wreken wraak wrijven wroeging gewricht wrevelig wriemelen loswrikken

6 Die man wou zich (**e***) voor wat hem was aangedaan.

5 Ik heb een gevoel van wraak. Ik koester (**o*)

4 Je doet me pijn. Je bent (**ee*)

3 Die melk smaakt zurig of (**a**)

2 Op zijn neus heeft hij een dikke (**a*)

55 14 Eerste druk 2015/394 –Bestelnummer 60 1021 501 –ISBN 978 90 4862 259 7

wrak wrat wrang wreed wrok

1 De brandweer sleept het (**a*) van de kapotte auto weg.

samen. De kinderen mogen gerust een Spelling 6 Kijker 2 – Les 24 Vergeet-mij-nietje 6

Vind ik het woord niet of twijfel ik aan de schrijfwijze, dan zoek ik het op in mijn Loepje.

Ik schrijf woorden met wr .

Oefening 50

118
6
c
a b c a b
De kinderen kunnen samenwerken. Maak de eerste twee opgaven

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.