Verrekijker Spelling 5 - Kijker 1 en 2 - Handleiding

Page 1

Focus

Hoorwoorden en samenstellingen Lesdoelen

1 De kinderen kunnen met losse letters woorden maken.

2 De kinderen hebben inzicht in de opbouw van woorden.

3 De kinderen kunnen hoorwoorden schrijven.

4 De kinderen kunnen horen of er vooraan of achteraan in een woord één of twee medeklinkers staan.

5 De kinderen kunnen woorden schrijven met complexe medeklinkerclusters vooraan: spr, str, sch, schr …

6 De kinderen kunnen woorden schrijven met complexe medeklinkerclusters achteraan.

7 De kinderen kunnen woorden schrijven op a, o, u en ee.

8 De kinderen weten dat de tweetekenklanken ng en nk nooit uit meer dan twee tekens of letters bestaan.

9 De kinderen kunnen woorden schrijven met ng en nk.

10 De kinderen weten dat de meertekenklanken nooit veranderen.

11 De kinderen kunnen woorden met meertekenklanken schrijven.

12 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

13 De kinderen kennen de begrippen enkelvoud en meervoud.

14 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van hoorwoorden.

15 De kinderen kennen het stappenplan om samenstellingen correct te schrijven.

16 De kinderen kunnen nadenken over de afzonderlijke woorden in een samenstelling en andere focussen toepassen.

17 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van hoorwoorden.

18 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven met een dubbele medeklinker.

19 De kinderen kunnen samenstellingen met een koppelteken schrijven.

20 De kinderen kunnen het pictogram van samenstellingen herkennen en interpreteren.

Door de eerste lessen heen gaan kinderen leren luisteren naar woorden. Woorden hardop herhalen, goed uitspreken … Spellen is op de eerste plaats luisteren. Ook een afspraak vertrekt van goed kunnen luisteren!

23 Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden 5 KIJKER 1

Lesdoelen

Lesdoelen 2-6, 8, 9, 12, 15-18, 20

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 10-12, 14, 16-18

Leermiddelen

Situering

Wat ging vooraf?

Extra aanbod

Wat volgt?

De kinderen weten dat goed luisteren belangrijk is om woorden correct te schrijven. Ook voor een afspraak- of onthoudstukje is dat zo. De meeren tweetekenklanken aai, ooi, oei, eeuw, ieuw, uw, ng en nk sluiten aan bij de hoorstrategie. Het is een eenmalige klank-letterkoppeling die moet gemaakt worden. Eenmaal ze weten dat de klanken met deze letters worden geschreven, kunnen ze geen fouten meer maken. Voor het correct schrijven van samenstellingen kennen ze een stappenplan. Die luidt als volgt: ‘Ik hoor een samenstelling. Ik verdeel de samenstelling en denk na over elk woord. Ik kleef de woorden terug aan elkaar.‘

In de volgende drie lessen worden hoorwoorden met meertekenklanken (aai, ooi, oei, eeuw en ieuw) en tweetekenklanken (uw, ng en nk) geoefend. Zowel grondwoorden, afleidingen als samenstellingen komen aan bod.

24 Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden 5
Loepje Extra
Pictogram
Basisaanbod Werkkatern
materiaal Werkkatern 1 Pagina 1 Oefening 1 en 2 Pagina 3, 4 en 5
hoorstrategie en samenstellingen
Scheurblok Overschrijf-
Woordenhamster Woordenlijsten / / / 1
kaartjes
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!
KIJKER 1 Les 1

Lesplan

Laat je kinderen hun Loepje van het vijfde leerjaar erbij halen. De kinderen kennen het ondertussen. Herhaal de betekenis van de naam en de kaft, sta hier langer bij stil als je nieuwe kinderen in de klas hebt.

1Loepje p. 3, 4 en 5

Een loep gebruik je om op verkenning te gaan, om nieuwe dingen te zoeken, te ontdekken en te leren. Zoals je in de natuur met een loep naar een insect of plant kijkt om alles goed te bestuderen, zullen we in spelling het woord goed bestuderen. Wat vinden jullie achteraan in het boekje? Laat ze bladeren. In deze woordenlijst staan alle onthoudwoorden van het vijfde leerjaar. Bespreek de manier waarop de woorden zijn gerangschikt (alfabetisch).

Laat een kind het sonnet op pagina 3 voorlezen. In het Loepje en in het werkkatern zie je veel kleuren. Ze duiden aan wat in een woord belangrijk en moeilijk is. Dit gedicht (sonnet) staat vol afspraakwoorden. Stimuleer de kinderen om enkele afspraken toe te lichten (katten-, beren- en verlengingsafspraak).

Bespreek nu pagina 4 in het Loepje. Dit schema omvat alle letters die we gebruiken in een woord. De letters kun je verdelen in twee groepen, namelijk? Klinkers en medeklinkers. Wie kan me de klinkers opnoemen? A, e, o, u en i. Lettercombinaties zoals ei, oe, eu en ui krijgen ook de letter K. Vraag of elke klank aan één letter te koppelen is. Vraag eventueel kinderen aan het bord om de klank die jij uitbrengt, te schrijven. Zo wordt opnieuw bevestigd dat klanken soms uit één teken, twee tekens of meer dan twee tekens bestaan.

Met klanken maken we dus woorden. En we gaan meteen een stapje verder: met woorden maken we samenstellingen. Vraag naar voorbeelden. Je herhaalt nog eens de belangrijke stappen bij het schrijven van een samenstelling. Ik hoor de samenstelling. Ik verdeel de samenstelling in woorden en ik denk na over elk woord.

Ik kleef daarna de woorden weer aan elkaar. Illustreer dit met het voorbeeld meisjesstemmen. 2

WK p. 1 oef. 1

Instructie

WK p. 1 oef. 2

2

We zullen meteen het schrijven van samenstellingen oefenen. Hoe verdeel je herfstkleuren? In herfst en kleuren. Je schrijft die woorden op en je voegt ze weer samen. Opgelet! Vergeet geen letter.

Correctie

Je corrigeert achteraf.

Instructie

Bij deze oefening werken jullie samen. Ga op zoek naar de passende samenstelling. Je gebruikt een woord uit de eerste roze zone en uit de tweede roze zone.

Correctie

Verbeter klassikaal aan de hand van een bordschema. Een groene balpen gebruiken jullie om zelf te corrigeren. Laat je dan nog fouten staan, dan corrigeer ik met rood. Als je zelf flink verbetert, zal er dus weinig rood in je werkkatern staan! De fout geschreven woorden schrijven jullie opnieuw in de gele zone.

De kinderen kunnen ook schrijvertjes gebruiken om een dictee te oefenen (al dan niet met een klasgenoot), om fout geschreven woorden opnieuw te schrijven (als er geen gele zone is), om mee te nemen naar huis en extra te oefenen, om de woorden van de woordenhamster te noteren …

25 5 KIJKER 1 Les 1 Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden
3

met de blauwe achtergrond.

met een witte achtergrond. Wie

De kinderen mogen samenwerken. Alle kinderen maken de opgaven

op voorhand te melden.

Je hoeft dat niet

De woorden in de eerste kolom

Maak twee opgaven klassikaal.

Fout? Ik schrijf het woord opnieuw.

in twee groepen.

geschreven woorden opnieuw te schrijven.

De gele zone dient om foutief

8 We zullen onze klas

7 In ons hoofd hebben we twee

borst herfst koorts ruitjes dans bieten hersen op 1 Opa had pijn in de .

5 Mijn tante kijkt graag naar .

4 We maken sommen in een

3 Mama heeft op haar lip een .

2 21 september is de eerste

6 De boer was tevreden over de dag streek fi lms oogst splitsen helften blaasje schrift

tijd heeft, maakt ook de opgaven Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden

Ik vorm samenstellingen en ik schrijf die op de juiste plaats.

=

bankkaart borststreek herfstdag koortsblaasje ruitjesschrift dansfilms bietenoogst hersenhelften opsplitsen

bankkaart = +

ringgracht bank kaart DK_HER_VK5_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 1 4/06/15 10:01

alle mogelijkheden doorlopen.

per woord uit de eerste roze zone

Bespreek achteraf de strategie:

=

ringgracht = ___________________ +

=

springkasteel ring gracht

springkasteel = ___________________ +

=

broodtrommel spring kasteel

broodtrommel = ___________________ +

=

angstdroom brood trommel

angstdroom = ___________________ +

herfstkleuren angst droom

=

herfstkleuren = ___________________ +

5 herfst kleuren

Ik verdeel de samenstellingen en ik kleef de woorden terug aan elkaar.

Oefening 1

Naam Klas 1

26
KIJKER
5 a b c a b c
1 Les 1
Focus Hoorwoorden
Oefening 2
staan in de juiste volgorde.

Lesdoelen

Lesdoelen

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 10, 11, 15, 16, 17, 20

Leermiddelen Basisaanbod

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Extra aanbod

De kinderen kennen de hoorstrategie. Ze weten wat samenstellingen zijn en welk stappenplan ze moeten volgen om correct de woorden aan elkaar te schrijven.

In de volgende twee lessen worden hoorwoorden met meertekenklanken (aai, ooi, oei, eeuw en ieuw) en tweetekenklanken (uw, ng en nk) geoefend. In les 4 volgt een korte evaluatie.

27 KIJKER 1 Les 2 5
Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden
2, 3, 10, 11, 12, 14-17, 20
Werkkatern Loepje Extra materiaal
1
4
11, 12 en 14 Pictogram hoorstrategie
Werkkatern
Pagina 2 Oefening 3 en
Pagina
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten / 1 / 2 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

1Loepje p. 11, 12 en 14

Je bespreekt kort pagina 11, 12 en 14 in het Loepje. Je hangt de drie pictogrammen van de spellingstrategieën aan het bord.

– Woorden die je kunt schrijven door alleen goed te luisteren.

Je geeft telkens een paar voorbeelden. Dit soort woorden oefenen we deze week.

– Woorden die je alleen kunt schrijven als je de afspraak kent.

Dit jaar zullen we erg veel oefenen op het schrijven van werkwoorden. Om die correct te schrijven, hebben we afspraken nodig.

– Woorden met een onthoudstukje, zoals de ei-woorden.

In het vijfde leerjaar zijn er heel veel woorden met een onthoudstukje. Die woorden vind je achteraan in het Loepje.

In deze les herhalen we de meertekenklanken: aai, ooi, oei, eeuw en ieuw. Dat zijn klanken die uit meer dan twee tekens of letters bestaan. Jullie weten dat die nooit veranderen. Schrijf ‘nieuw’, ‘nieuws’ en ‘nieuwsbericht’ op het bord. Vraag een kind om de woorden voor te lezen. Vraag een tweede kind aan het bord om de meertekenklank aan te duiden en nog eens over te schrijven. Vraag een derde kind om het grondwoord, de afleiding en de samenstelling aan te duiden.

nieuw nieuws nieuwsbericht ieuw ieuw ieuw grondwoord afleiding samenstelling

Instructie

Waarom kunnen we dit verhaaltje niet lezen? De meertekenklanken ontbreken. Die vullen jullie in.

De woorden laat je als huistaak nog eens overschrijven. Wie problemen heeft met het schrijven van de meertekenklanken, kun je extra laten oefenen op een schrijvertje.

Correctie

Laat ze elkaars oefening verbeteren met behulp van een overschrijfkaartje en een groene balpen. Geef wat meer uitleg over de overschrijfkaartjes. In het overschrijfboekje zitten tal van overschrijfkaartjes. Deze horen bij de oefeningen in het werkkatern. We kunnen een overschrijfkaartje gebruiken om de oplossingen en dus de woorden over te schrijven. Ik zeg wanneer dit mag of moet. We kunnen een overschrijfkaartje ook gebruiken om je eigen oefening of elkaars oefening te corrigeren.

Laat ze aandacht besteden aan het pictogram in het werkkatern. Laat ze het juiste overschrijfkaartje erbij nemen.

Je kunt de tekst laten voorlezen door één van de kinderen.

Instructie

Ga per twee op zoek naar de passende samenstelling. In deze samenstellingen komen meertekenklanken voor. Jullie mogen samenwerken.

Correctie

Corrigeer achteraf. Laat de fout geschreven woorden opnieuw schrijven in de gele zone.

28 Lesplan
2
3 WK p. 2 oef. 4 2
KIJKER 1 Les 2 Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden 5

De woorden worden overgeschreven als huistaak.

De gele zone dient om foutief geschreven woorden opnieuw te schrijven.

Oefening 3

Ik vul aan met de juiste klank. Ik kies uit aai , ooi , oei , eeuw , ieuw en uw .

Ik schrijf de woorden nog eens over. Mijn vriend Seppe is voetballer. Ik ga regelmatig kijken naar wedstrijden. Vandaag spelen ze met gloedn

e shirts. Ik ben ben

ieuw

d naar wie zal winnen. De match begint met een fr

e schop van Ahmed. De keeper kijkt verstr

ieuw aai ooi

aai uw

gloednieuwebenieuwd fraaieverstrooid oersaai zenuwachtigduwen ruw schreeuwen vermoeid geknoeilawaai koeienvlaaien voetbaltornooi zenuwcellen ooievaarsnesten gloednieuwe handboeien zilvermeeuwen hooikoorts

d en laat de bal uit zijn handen glippen. Goal! Maar gauw verwatert de match en wordt het oers Beide ploegen lijken zen

en de anderen weg tot plots een tegenstander r

achtig. Sommige spelers d

tegen de grond gaat. De supporters schr

en. De scheidsrechter grijpt in. Op het eind zijn onze spelers verm

uw uw eeuw oei

oei aai

, maar weinig actie. Gelukkig is de match ten einde. Gewonnen, maar niet met eer! Oefening 4 Ik maak samenstellingen en ik schrijf ze op de juiste plaats. ooievaars –koeien –zenuw –zilver –gloed –hooi –hand –voetbal –nesten –tornooi –vlaaien –boeien –meeuwen –nieuwe –cellen –koorts 1 In de wei ligt het vol met 2 Ons team doet mee aan een 3 In ons lichaam zijn er duizenden

d. Er is gekn

met de bal en veel law

. 4 Daar zijn

boven op die palen. 5 Ik rijd op een

fi ets. 6 De agent doet hem

aan. 7 Tegen de waterlijn rusten tientallen

. 8 Je moet zo niezen! Je hebt toch geen

? Fout? 1

Bij deze oefening werken ze samen. Wanneer je een zwakke klas hebt, kun je het verhaal eerst voorlezen. Leg uit wat dit pictogram betekent en hoe ze er het juiste overschrijfkaartje bij nemen.

Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met de blauwe achtergrond.

29 Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden 2 KIJKER 1 Les 2 5 a b c a b c Focus
Hoorwoorden

Lesdoelen

Lesdoelen 2, 3, 8-12, 14

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 10, 11, 14, 15-20

Leermiddelen

Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Extra aanbod

De kinderen oefenden twee lessen op het schrijven van afleidingen en samenstellingen van hoorwoorden, bijvoorbeeld met meertekenklanken aai, ooi, oei, eeuw en ieuw en tweeklanken uw, ng en nk.

Les 3 is een herhalingsles. Het schrijven van hoorwoorden met meer- en tweetekenklanken is dan gekend. Tweetekenklanken ng en nk komen later aan bod bij werkwoordspelling.

In les 4 volgt een korte evaluatie.

30 KIJKER 1 Les 3 5
Basisaanbod Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 3 Oefening 5 en 6 Pagina 4 en 14 Pictogram hoorstrategie
Scheurblok
Woordenhamster Woordenlijsten
Overschrijfkaartjes
Tot en met oefening 5 2 / 2 Multimedia
Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden

Lesplan

Je neemt het Loepje erbij en je bespreekt de woorden met ng en nk. Er zijn drie belangrijke opmerkingen waarbij je even moet stilstaan.

– De ng en nk zijn tweetekenklanken. Je schrijft ze met twee tekens of letters.

– Let op voor samenstellingen: eerst verdelen en dan weer aan elkaar kleven. Bespreek de samenstellingen ‘bankkaart‘ en ‘stinkkaas’.

1Loepje p. 4 en 14

– Als je twijfelt, maak dan het woord langer. Bijvoorbeeld ‘de boot zinkt’, ‘boten zinken’.

tweetekenklanken

meertekenklanken

2WK p. 3 oef. 5

Overschrijfkaartje 2

3WK p. 3 oef. 6

Instructie

ng

aai, ooi, oei nk eeuw, ieuw uw

Bespreek nog even het verschil tussen tweetekenklanken en meertekenklanken. Sta stil bij de tweetekenklank ‘uw’, die steeds wordt geoefend samen met ‘eeuw’ en ‘ieuw’. Vermeld ook dat voor een w steeds een u komt. We kennen geen woorden die enkel eindigen op een w. De letters u en w horen samen.

In deze oefening gaat het over woorden met meertekenklanken. Je moet het woord in de juiste vorm zetten zodat het in de zin past. Met de zwakke spellers kun je afspreken dat het overschrijfboekje omgedraaid op de hoek van de bank mag liggen. Wanneer ze twijfelen, mogen ze een kijkje nemen. Ze plaatsen een kruisje in het werkkatern bij het woord dat ze gekopieerd hebben.

Correctie

Laat de kinderen elkaars oefening corrigeren met behulp van een overschrijfkaartje en een groene balpen.

Instructie

Het gaat niet meer over meertekenklanken, maar over tweetekenklanken.

Jullie moeten op zoek gaan naar het woord dat past in de zin. Jullie vullen het woord in.

Correctie

Laat de kinderen zelfstandig corrigeren met behulp van een bordschema en een groene balpen. Fout geschreven woorden schrijven ze opnieuw met een blauwe balpen in de gele zone.

4Je deelt het scheurblok uit. Voor de meeste kinderen is dit niet nieuw. Ze werken er al mee sinds het tweede leerjaar. Je geeft uitleg over de figuurtjes speurder en spion. Je vertelt dat niet iedereen even snel kan lopen, zwemmen, rekenen … Hoe meer je oefent, hoe beter iets gaat. Je hoeft niet steeds de moeilijkste of de gemakkelijkste oefeningen te maken.

Soms zal ik zeggen welke oefeningen je moet maken, soms mag je kiezen. Soms begin je met een oefening van de speurder en werk je achteraf aan een oefening van de spion die iets moeilijker is.

De kinderen kunnen vanaf nu werken in hun scheurblok … – wanneer ze tijd over hebben. – als huistaak. – tijdens de differentiatieweek.

Ze werken tot een bepaalde oefening en niet verder. De nummer van de oefening staat steeds onderaan het werkkatern vermeld.

31 KIJKER 1 Les 3 Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden 5

achtergrond.

de opgaven met de blauwe

Wie tijd heeft, maakt ook

begrippen.

Verklaar eventueel moeilijke

linkerkolom hardop lezen.

Laat enkele kinderen de

2 14

Fout?

10 Een schip dat olie verscheept, is een

indringer tanker

9 Die ______________________________ kwam binnen langs de achterdeur.

8 Er is een bandiet of een bij die overval ontsnapt.

7 Het is pas of gebeurd.

6 België is een

5 Wat is het begin of de van het leven?

4 Om te printen of te drukken heb je nodig.

3 Bij een zware val kun je je breken.

_____________________________ de slachtoffers.

2 We brengen een hulde aan de soldaten en we

1 Wist je dat een ________________ een mannelijk paard is?

hengst herdenken enkels inkt oorsprong koninkrijk onlangs gangster

koni nk rijk –i nk t –onla ng s

ga ng ster –e nk els –he ng st –indri ng er –oorspro ng –herde nk en –ta nk er –

Ik schrijf de woorden met ng of nk in de zinnen.

Oefening 6

het sneeuwt onder Straks zullen we nog

ik draai rond Je moet niet zo

geschreven woorden opnieuw te schrijven.

De gele zone dient om foutief

Lees de in te vullen woorden Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden

of verankeren …

zoals herdenken, vernauwing

Verklaar moeilijke woorden,

ik vernieuw Die mensen hun huis.

ik duw zo mogen

ik waarschuw De juffen ons dat we niet

schaduw Die bomen werpen allerlei

spiksplinternieuw Sam heeft schoenen aan.

weidespreeuw Ik ben bang van een zwerm

lawaaipapegaai Die mannen zijn echt .

torenkraai Daar vliegt een troep

torenkraaien lawaaipapegaaien weidespreeuwen spiksplinternieuwe schaduwen waarschuwen duwen vernieuwen ronddraaien ondersneeuwen

Ik schrijf de juiste vorm in de zinnen.

KIJKER 1 Les 3

a b c a b c Focus Hoorwoorden 5

van meertekenklanken: deze veranderen nooit.

boodschap bij het schrijven

Herhaal de belangrijkste

32
3 5
Oefening 5
vooraf hardop.

Lesdoelen

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Extra aanbod

In de voorbije drie lessen werden hoorwoorden, afleidingen en samenstellingen geoefend. De twee- en meertekenklanken die aansluiten bij de hoorstrategie werden uitgebreid herhaald.

De leerstof zou gekend moeten zijn. Woorden met twee- en meertekenklanken worden verder opgenomen binnen twee andere focussen: het schrijven van woorden met open en gesloten lettergrepen en het schrijven van werkwoorden.

33 KIJKER 1 Les 4 5
Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden
Lesdoelen 2, 3, 7-12, 15-17, 20 Overkoepelende lesdoelen 1-3, 11, 12, 14, 15, 17, 20
Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina
Pagina 14 Pictogram hoorstrategie
Leermiddelen Basisaanbod
4 Oefening 7 en 8 (*)
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 5 3 / 1 en 2 Multimedia
Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Lesplan

Geef als huistaak om de woorden in de woordenzoeker te zoeken en op een schrijvertje te schrijven.

Instructie

1WK p. 4 oef. 7 2

De kinderen leggen hun zoekresultaten samen. Gebruik jullie woorden vanuit de woordzoeker om correcte samenstellingen te vormen die passen in de zinnen. Laat ze gissen waarom bepaalde letters in een kleur staan. De samenstelling begint met die letter.

Correctie

Je schrijft ondertussen de samenstellingen op het bord. De kinderen corrigeren en vullen aan met een blauwe balpen. Corrigeer achteraf op kopieerfouten.

Instructie

We hebben zoveel geoefend op de hoorwoorden dat ik denk dat jullie nu klaar zijn voor een dictee.

2WK p. 4 oef. 8 (*)

Overschrijfkaartje 3

Zwakke spellers kun je het overschrijfboekje geven om omgekeerd op de hoek van de bank te leggen. Ze plaatsen een kruisje bij het woord waarbij ze hulp nodig hadden.

Je leest de zin volledig, je herhaalt stuk per stuk, elk stuk tweemaal. Ten slotte lees je de zin nog eens helemaal.

Correctie

De kinderen corrigeren elkaars dictee met hun overschrijfkaartje en groene balpen. Je voert achteraf een tweede correctie uit. De fout geschreven woorden kun je opnieuw laten schrijven op een schrijvertje.

Dit is een signaaloefening. Aan de hand van deze oefening weet je welke kinderen de hoorwoorden (met twee- en meertekenklanken) onder de knie hebben en bij welke kinderen je kunt differentiëren.

34 Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden 5
KIJKER 1 Les 4

Oefening 7 Ik zoek eerst alle woorden in de woordenzoeker. Ik schrijf ze op een schrijvertje. Met die woorden maak ik samenstellingen . De samenstelling begint met de rode letter uit de opgave. p l a n k

p a a r d e n

angstdroom pingpong visvangst linksvoetig ingang linksaf surfplank kerststronk engelengezang springpaarden winkelversiering oogwenk stinkzwam nijptang Hoelang

i g s z

De kinderen zoeken de woorden vooraf als huistaak. De kinderen schrijven ze op een schrijvertje.

i n i n

r

k k n n v

l

l n w b e p w j g h o e s p i g i a z r a p w e n k t o n e n n a i m l s t

r o n k

s a f g s e e

i v

i

g g i n a n g s t

s n k n d r o o m g a n g

n l

t g s g v e r s

e r

i

l

i n k

1 een n a chtmerrie 2 een s p elletje 3 de gevangen v is 4 niet rechtsvoetig, maar ( l ) 5 de u i tgang en de i o o g e v o e t

i n g e e s u r

r t a n g l a n g a f d r u k 6 niet rechtsaf, maar ( l )

f s t

gaan 7 Hij gleed op het water op een ( s ) 8 Op het k erstfeest genieten we van een lekkere 9 Luister naar h e t

van het kinderkoor. 10 Op die weide s taan enkele mooie 11 De etalage is mooi versierd. W at vind je van de

? 12 O nmiddellijk was hij er, in een 13 Een slecht geurende paddenstoel i s een

. 14 Je trekt n agels uit met een 15 Mama vraagt aan papa: ( h ) ‘

moet je nog werken?’ 16 De politie neemt v an de dief een

Dit is een moeilijke oefening. Stimuleer de kinderen om samen te werken.

vingerafdruk bankstel

. 17 Ik kocht een ( b )

in de nieuwe meubelzaak. Oefening 8 Ik luister goed. Ik schrijf de zinnen op. 1 _____________________________________________________________________________ 2 _____________________________________________________________________________ 3 _____________________________________________________________________________ 3

De leeuwen vangen een ree. Ze genieten van hun nieuwe prooi. We springen op een boomstronk en we zwaaien naar pa. In de herfststorm zinkt het schip.

Tips bij het dictee: –Sta vooraan in de klas. –Spreek luid en duidelijk. –Overdrijf lichtjes. –Dicteer rustig. –Herhaal elk stuk tweemaal. –Lees elke zin ten slotte vlot.

35 Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden 4
a b c a b c Focus
5
KIJKER 1 Les 4 5
Hoorwoorden
SIGNAAL
oefening
36 Spelling 5 Kijker 1

Focus

Woorden op d en t

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen eenlettergrepige woorden op d en t schrijven.

2 De kinderen kennen de verlengingsafspraak. ‘D of t aan het eind van een woord? Ik maak het woord langer, dan hoor ik het.’

3 De kinderen weten bij welke woorden ze de verlengingsafspraak moeten toepassen.

4 De kinderen kunnen woorden (zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord) op d en t langer maken.

5 De kinderen kennen de begrippen enkelvoud en meervoud.

6 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

7 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden op d en t.

8 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden op d en t.

9 De kinderen kunnen moeilijke woorden op d schrijven die niet of moeilijk langer te maken zijn.

10 De kinderen weten wat werkwoorden zijn.

11 De kinderen vinden de persoonsvorm in een zin.

37 5 Spelling
t KIJKER 1
5 Kijker 1 – Les 5-8 Woorden op d en

Lesdoelen

Lesdoelen 1, 2, 4, 6-8

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 10, 11, 14, 15-18

Leermiddelen

Basisaanbod

Pagina 23

Pictogram afspraakstrategie Bijlage woorden op d en t

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 5 Oefening 9 en 10

Extra aanbod

Tot en met oefening 6 / / 3

Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Woorden op d en t en de verlengingsafspraak worden al in het tweede leerjaar geïntroduceerd. ‘Eindletter d of t? Ik maak het woord langer, dan hoor ik het.’ De kinderen kennen de analogiewoorden ‘baard’ en ‘taart’ en de bijbehorende illustratie. De letters worden in het rood aangeduid.

De volgende drie lessen gaan over het integreren van woorden op d en t in samenstellingen. Ook worden moeilijke woorden op d en t, woorden die men niet gemakkelijk kan verlengen, geoefend. Een kleine evaluatie volgt in les 8.

38 5 Spelling 5 Kijker 1 – Les 5-8 Woorden op d en t KIJKER 1 Les
5
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten

Lesplan

De verlengingsafspraak bij woorden op d en t werd aangeleerd in het tweede leerjaar en in het derde en vierde leerjaar herhaald bij grondwoorden en afleidingen.

– Je herhaalt in het Loepje de afspraak.

– Je vertrekt van de analogiewoorden baard en taart.

1Loepje p. 23

– Je vergeet zeker niet te vermelden dat we persoonsvormen niet langer maken, voor persoonsvormen hebben we andere afspraken.

– Je herhaalt nog eens het belangrijke stappenplan bij het schrijven van samenstellingen: verdelen, nadenken over de woorden en opnieuw aan elkaar kleven.

– Ten slotte verwijs je naar woorden op d die je moeilijk langer kunt maken. Die woorden komen in deze les nog niet aan bod. Bv. geld of iemand.

– Je blijft langer stilstaan bij de betekenis van de termen grondwoord en afleiding.

We zullen samen afleidingen maken van het grondwoord blind.

Je schrijft blind op het bord. Op welke letter eindigt dit woord? Is het een woord zoals baard of een woord zoals taart? Maak duidelijk dat het om de laatste letter van deze analogiewoorden gaat.

2WK p. 5 oef. 9

Wie kan hier een stukje toevoegen zodat er een afleiding ontstaat? Suggereer indien nodig (bv. Wie kan die b… man helpen? Ik word ... door de zon. Ik vertrouw jou …).

Blind is het grondwoord en de overige woorden zijn afleidingen. We hebben stukjes toegevoegd: vooraan of achteraan. Deze stukjes zijn voorvoegsels of achtervoegsels.

Instructie

Deze afleidingen komen ook aan bod in het eerste deeltje van oefening 9. We lezen de zinnen en vullen de juiste woorden in.

blind blinde blindst blindelings verblind

Nu gaan jullie zelf op zoek naar de afleidingen van de volgende twee grondwoorden. De stukjes die jullie aan het grondwoord kunnen plakken, staan vermeld.

Correctie

Laat ze per twee de oefeningen bekijken en aanvullen met een blauwe balpen. Jij verbetert achteraf. De fout geschreven woorden kunnen opnieuw geschreven worden op een schrijvertje.

Instructie

Bij de volgende oefening ontbreken de letters d en t. Jullie moeten de juiste letter invullen. Jullie schrijven de woorden nog niet over.

Correctie

3WK p. 5 oef. 10

Laat elke zin door een kind voorlezen. Hij of zij zegt telkens de t van taart of de d en baard. Houd telkens de passende prent in de lucht. Een fout corrigeren ze met een groene balpen.

39 5 KIJKER 1 Les 5
De kinderen schrijven de woorden over met een blauwe balpen. Dat kunnen ze doen als huistaak als er geen tijd meer is. Spelling 5 Kijker 1 – Les 5-8 Woorden op d en t

6

Focus Woorden op d en t

5

Fout?

achtergrond.

paard, paarden, nood, nodig …).

enkele voorbeelden (rond, ronde,

verlengen. Geef voor ze starten

Geef als tip om het woord te

laatste minuut wedstrijd doelpunt

5 In de laa ste minuu ___ van de we strij ___ maakten ze nog een doelpun

t t d d t

sportblad interessant veldrijders

met behulp van het bordschema.

De eerste opgave maak je samen

t d t d

4 In een spor bla ___ staat een interessan ___ artikel over onze vel rijders.

verbaasd beeldscherm

3 Ik keek verbaas ___ naar een fi lmpje op het beel scherm.

d d

honderdduizend strand boot gestrand

kijken naar een enorme boo , gestran ___ op een klip.

t d

d d d

beest wild kist vliegveld

1 Het bees werd wil in een kis op het vliegvel _____________________________________________________________________________ 2 Wel honder duizen mensen stonden op het stran te

de opgaven met de blauwe Spelling 5 Kijker 1 – Les 5-8 Woorden op d en t

t d t d

Ik vul eerst aan met d of t en schrijf dan de woorden over.

Oefening 10

3 De egel heeft zich

(evt. als huistaak).

pas over na de klassikale correctie

De kinderen schrijven de woorden

2 Twee dikke honden, maar wie is het ?

1 Een cirkel is een

rondje rondst gerond

rond en de woordstukjes je , st , ge

23 blinde blindelings blindst verblind

3 Die mensen leken wel slaven. Ze werden aangepakt.

2 Een puppy is een klein

honden hondje honds

1 Twee blaffen achter een draad.

hond en de woordstukjes en , s , je

3 Ik werd door het felle licht.

2 Wie is het van allemaal?

1 Twee mensen volgden de gids .

blind en de woordstukjes ver , st , elings , e

Ik maak een afgeleid woord van het grondwoord.

Oefening 9

afleiding te gebruiken.

om de termen grondwoord en

Stimuleer hen tijdens de correctie

40
KIJKER
5
a
c
1 Les 5
a b c
b
Wie tijd heeft, maakt ook

Lesdoelen

Lesdoelen 1-4, 6, 8, 9

Overkoepelende lesdoelen 1-4, 8, 10-12, 14, 16-18

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 6 Oefening 11 en 12

Pagina 23 en 24 Pictogram afspraak- en onthoudstrategie

Extra aanbod

Tot en met oefening 8 / Moeilijke woorden op d 3

Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Woorden op d en t en de verlengingafspraak worden in het tweede leerjaar geïntroduceerd. In les 5 werden de verlengingsafspraak en de termen grondwoord en afleiding herhaald.

In les 7 en 8 wordt opnieuw de verlengingsafspraak geïntegreerd in samenstellingen. Woorden die moeilijk te verlengen zijn, komen eveneens aan bod. In les 8 volgt een kleine evaluatie aan de hand van een dictee.

Spelling 5 Kijker 1 – Les 5-8 Woorden op d en

41 5 KIJKER 1 Les 6
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
t

Lesplan

1Je herhaalt de stappen bij het schrijven van samenstellingen en je illustreert dat met de woorden ‘honderdduizend’ en ‘badhanddoek’. Enkele kinderen komen aan het bord en schrijven de woorden in verschillende kleuren zodat de structuur duidelijk is. Bespreek de woorden en duid de dubbele medeklinker aan.

Instructie

2WK p. 6 oef. 11

2

3Loepje p. 24

In deze oefening gaat het over samenstellingen waarin de letters d of t ontbreken. Kijk goed en verdeel de samenstelling. Denk per woord goed na en vul dan de ontbrekende letter in. Als je twijfelt, maak je het woord langer. Jullie schrijven de samenstellingen nog niet in de zin.

De kinderen mogen hulp vragen aan hun buurjongen of -meisje wanneer het niet vlot.

Correctie

Verbeter de oefening klassikaal met behulp van een bordschema. De kinderen corrigeren de letters met een groene balpen en schrijven de samenstellingen met een blauwe balpen in de zinnen. Doe achteraf een tweede correctie. Fout geschreven samenstellingen kunnen opnieuw in de gele zone geschreven worden.

In het Loepje bekijk je samen met de kinderen de woorden die je moeilijk langer kunt maken. Veel van die woorden oefende je al in het vierde leerjaar. Je gaat in op de etymologie. Dit zijn weetjes die ervoor zorgen dat de woorden beter onthouden worden.

iemand niemand komt van ieder en man komt van nee (ontkenning) en iemand reeds steeds komt van rede komt van stede (standvastig, duurzaam) antwoord komt van ant (nu anti of ont) en woord Het betekent letterlijk tegenwoord. boodschap komt van bode (gezant, iemand die brieven van de koning rondbracht) en schap raadsel voedsel komt van raden en achtervoegsel sel komt van voeden en achtervoegsel sel gereed komt van rede, reeds Het voorvoegsel ge benadrukt de volledigheid (verleden tijd), zoals in de ‘ik heb’- en ‘ik ben’vorm zeldzaam komt van zelden en zien (later zaam) vloed komt van vloeien (zoals draad bij draaien)

Verwijs naar de illustratie die te zien is bij oefening 13 van les 7. Wat zien jullie op de tekening? Het meisje verkoopt haar fiets. Verschillende meisjes willen de fiets kopen. Ze stellen elk een bedrag voor. Hoe noem je dit? Elk meisje wil een b… doen. Vertel waar het woord ‘bod’ vandaan komt, van het werkwoord bieden. Waarop kunnen mensen nog een bod doen? Als ze bijvoorbeeld een huis of een kunstwerk willen kopen. Als je weet waar een woord vandaan komt, ken je ook de reden waarom je een d schrijft.

Verwijs ook specifiek naar de woorden met achtervoegsel ig.

42 5 KIJKER 1 Les 6
Spelling 5 Kijker 1 – Les 5-8 Woorden op d en t

4WK p. 6 oef. 12

Instructie

In oefening 12 vind je spreekwoorden. Wie kan me vertellen wat een spreekwoord is?

Geef enkele voorbeelden, zoals twee linkerhanden hebben, de kat uit de boom kijken …

De spreekwoorden in de oefening bevatten allemaal moeilijke woorden op d. Waarom denken jullie dat deze woorden iets moeilijker zijn om te schrijven?

De woorden kun je niet of moeilijk langer maken. Laat de zinnen hardop lezen en ga klassikaal op zoek naar de in te vullen woorden. Schrijf ze telkens op het bord.

Correctie

Corrigeer achteraf. Er is enkel kans op kopieerfouten. Je kunt de (fout geschreven) woorden opnieuw laten schrijven op een schrijvertje.

43 5 KIJKER 1 Les 6
Spelling 5 Kijker 1 – Les 5-8 Woorden op d en t

algemene wijsheid of uitdrukking.

10 Wie de heeft, heeft de toekomst.

9 Zo’n lange rij! Het hele is aan het wachten.

8 Iemand bedriegen is iemand in de ogen strooien.

7 Dat begrijp ik niet. Dat gaat mijn te boven.

6 Mama heeft een engelen

geduld verstand zand alfabet jeugd

in de schoenen.

5 Ze heeft zin om op te geven, want de zakt haar

4 Ik wil niet dat je mensen maakt.

3 Hij kan het van de bomen schudden.

geld zwart moed

2 Ik moet naar het toilet. Ik moet een kleine doen.

1 Je bent mijn redder in

een ‘spreekwoord’. Dat is een Spelling 5 Kijker 1 – Les 5-8 Woorden op d en t

Je maakt die samen met

Dit is een geleide oefening.

om hulp vragen.

hun buurmeisje of -jongen

te verlengen. Bij twijfel kunnen ze

te verdelen (/) en elk grondwoord

de kinderen. Geef als tip om de samenstelling

Maak de eerste opgave samen.

24 d d

gel d –zwar t –moe d –boo d schap –gedul d –noo d –verstan d –jeug d –zan d –alfabe t

Ik schrijf de woorden op de juiste plaats.

Oefening 12

Fout?

d t aardkorst nood boodschap

aar kors Hoe dik is de ?

d t duizendpoot

duizen poo De vrouwelijke bewaakt de eieren.

wil vreem Hij voelde zich in die stad.

d d wildvreemd

d d landbouwgrond

lan bouwgron In die streek is er vruchtbare .

spo goe koop Die reis was

t d spotgoedkoop

d d noordoostenwind

noor oostenwin Er is een gure .

han boeien De agent deed hem de om.

d handboeien

d d badstad

ba sta Oostende blijft de grootste .

angs aanjagen Het onweer was

t d angstaanjagend

afschei savon We vieren de

afscheidsavond

Ik vul eerst aan met d of t en schrijf dan de samenstellingen over.

Oefening 11

de kinderen de woorden over.

Bij de klassikale correctie schrijven

44
KIJKER
5
6
1 Les 6
a b c a b c Focus Woorden op d en t 8
Sta stil bij de betekenis van

Lesdoelen

Lesdoelen 1, 9

Leermiddelen Basisaanbod

Extra aanbod

Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

In de vorige twee lessen werden woorden op d en t herhaald.

De verlengingsafspraak werd geoefend in grondwoorden, afleidingen en samenstellingen.

De woorden op d die je moeilijk kunt verlengen, werden uitgebreid.

In les 8 worden er verder oefeningen gemaakt op samenstellingen en eindigt de focus met een kleine evaluatie. Spelling 5 Kijker 1

45 5 KIJKER 1 Les 7
Overkoepelende lesdoelen 1-4, 8, 10-12, 14, 16, 17, 20, 21
Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 7 Oefening 13 Pagina 23 en 24 Pictogram onthoudstrategie Afdekkaartje
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
Tot en met oefening 8 4 Moeilijke woorden op d 3
t
– Les 5-8 Woorden op d en

Lesplan

1WK p. 7 oef. 13

Overschrijfkaartje 4

Je kunt de kinderen meteen zelfstandig aan het werk zetten.

Instructie

Deze oefening gaat opnieuw over de woorden op d die je moeilijk langer kunt maken. Wat kun je in dit geval doen? Het woord opzoeken in de woordenlijst van het Loepje. Benadruk het belang van de opzoekstrategie. Het moet op elk moment mogelijk zijn (ook buiten de spellinglessen) om een woordenboek of de woordenlijst van het Loepje erbij te nemen.

Correctie

De kinderen corrigeren hun oefening met behulp van het overschrijfkaartje en een groene balpen.

Na een tweede correctie kun je de fout geschreven woorden opnieuw laten schrijven op een schrijvertje als huistaak.

2Hang het pictogram van de onthoudstrategie aan het bord. Vraag aan de kinderen of ze enkele onthoudwoorden kunnen bedenken (zoals ei- of au-woorden).

Hoe meer we deze woorden oefenen, hoe beter we ze zullen onthouden.

De bedoeling is dat we nooit vergeten hoe deze woorden geschreven worden.

Je geeft uitleg over de woordenhamster. We zullen oefenen met deze oefenblaadjes. Je houdt er eentje in de lucht. De kinderen gebruiken een schrijvertje om de woorden op te schrijven en een afdekkaartje om de woorden in de linkerkolom te verbergen.

Ze oefenen in de klas, op een vrij moment of thuis. De oefenbladen zijn gemaakt voor de woorden met een onthoudstukje.

Je laat nu de kinderen de moeilijke woorden op d oefenen in de klas.

46 5 KIJKER 1 Les 7
Spelling 5 Kijker 1 – Les 5-8 Woorden op d en t

Bespreek deze illustratie als instap van les 6. Vertel dat ze op zoek moeten gaan naar de oorsprong van het woord (bod komt van bieden).

Oefening 13 Ik probeer de woorden in te vullen zonder te kijken. Als ik het niet weet, zoek ik onderaan. 1 Mama geeft (g)

geld

om naar de winkel te gaan. 2 Wat is er mis met gezond (verst)

4

? 3 Om iemand te redden, moet je veel (m)

verstand moed voedsel

hebben. 4 Het (voe) __________________________ van de konijnen moet aangevuld worden. 5 De kinderen spelen in het (z)

Deze oefening zou vlot moeten verlopen. De kinderen kunnen zelfstandig werken.

. 6 Bedrijven uit andere landen zijn (buitenl)

bedrijven. 7 Kun je dat (raa)

oplossen? 8 We gaan naar de winkel om een (b) 9 Bedrijven van bij ons zijn (binnenl)

bedrijven. 10 Ik verkoop mijn fi ets. Wie doet een (b)

? 11 Ik sta al klaar. Ik ben al (ger) 12 Bij ruzie gebruiken die mensen veel te veel (gew) 13 Ben je nog niet klaar? Mijn (ged)

raakt op. 14 Je bent er al of je bent er (r)

. 15 Ik ben in een jeugdbeweging. Ben jij ook (l)

? 16 Iedereen is weg. Er is (n)

zand buitenlandse raadsel boodschap binnenlandse bod gereed geweld geduld reeds lid niemand

thuis. 17 De jongeren komen samen in een (j)

De kinderen mogen hulp vragen aan hun buurjongen of -meisje bij twijfel.

huis. 18 Die mensen hebben veel honger. Ze hebben (n)

aan voedsel. 19 Die auto is niet nieuw. Hij is (tweedeh) 20 Die vogel zie je niet veel. Hij is (ze) 21 Er wordt gebeld. Er staat (ie)

jeugd nood tweedehands zeldzaam iemand steeds

voor de deur. 22 Kris is altijd of (st) _______________________________ op tijd voor zijn afspraken. 23 Het water van de zee komt op. Het is (vl)

vloed

verstan d –geree d –zan d –jeug d –li d –vloe d

binnenlan d se –bo d –gewel d –tweedehan d s –noo d –ree d s –stee d s –voe d sel –raa d sel –

gel d –ieman d –nieman d –zel d zaam –moe d –boo d schap –gedul d –buitenlan d se –

47 7 KIJKER 1 Les 7 5 a b c a b c Focus
op d en t 8
Woorden
Spelling 5 Kijker 1 – Les 5-8 Woorden op d en t

Lesdoelen

Lesdoelen 1-4, 6-9

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 8, 10, 11, 14-17, 20

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 8 Oefening 14 en 15 (*)

Pagina 23 en 24 Pictogram samenstellingen

Extra aanbod

Tot en met oefening 8 5 Moeilijke woorden op d 3

Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

In de vorige lessen werden woorden op d of t herhaald.

De verlengingsafspraak werd geoefend in grondwoorden, afleidingen en samenstellingen.

De woorden op d die je moeilijk kunt verlengen, werden meermaals geoefend.

Woorden op d of t worden verder enkel nog geoefend binnen andere focussen.

In Kijker 3 wordt bij het vormen van verkleinwoorden nogmaals aandacht besteed aan woorden op d of t.

48 5 KIJKER 1 Les 8
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
Spelling 5 Kijker 1
Les 5-8 Woorden op d en t

Lesplan

1Hang het pictogram van samenstellingen aan het bord. Herhaal het schrijven van samenstellingen met behulp van het stappenplan:

– Ik hoor een samenstelling.

– Ik denk na over elk woord. Als een woord eindigt op d of t, moet ik het woord langer maken.

– Ik kleef de woorden weer aan elkaar.

Vertel dat de kinderen moeten opletten voor een dubbele medeklinker: als het eerste woord eindigt op dezelfde letter als de eerste letter van het tweede woord. Illustreer dat met de samenstellingen ‘handdoek’ en ‘zandduin’. Daarom is het zo belangrijk dat je eerst de samenstelling splitst. Je denkt na over elk woord en je vergeet geen letters.

Instructie

In deze oefening vind je samenstellingen waarbij er enkele letters ontbreken. Vul de letter d van baard of de t van taart in. Je hoeft de woorden nu nog niet aan elkaar te kleven.

2WK p. 8 oef. 14

Correctie

Duid tijdens het maken van de oefening enkele kinderen aan die elk twee tot drie samenstellingen op het bord schrijven. Ze gebruiken verschillende kleuren om de opbouw van de samenstelling duidelijk te maken. Als iedereen klaar is en alle woorden op het bord staan, bespreek je klassikaal de antwoorden. De kinderen corrigeren met een groene balpen en schrijven de samenstellingen op. erna de woorden met een blauwe balpen. Corrigeer achteraf op fouten. De kinderen schrijven de foutief gekopieerde woorden opnieuw in de gele zone.

Instructie

We hebben heel wat geoefend op het schrijven van woorden op d en t. Let goed op bij grondwoorden, afleidingen, samenstellingen en woorden die je moeilijk langer kunt maken. We zullen een kort dictee maken.

3WK p. 8 oef. 15 (*)

Overschrijfkaartje 5

Lees elke zin vlot, daarna in stukken waarbij je elk stuk tweemaal herhaalt en je sluit af door de zinnen nog eens vlot te lezen.

Geef de zwakke spellers de kans om het overschrijfboekje omgekeerd op de hoek van de bank te leggen. Wanneer ze een kijkje nemen, plaatsen ze een kruisje bij het woord dat ze gekopieerd hebben.

Correctie

De kinderen verbeteren elkaars oefening met behulp van een overschrijfkaartje en groene balpen.

Na een tweede correctie laat je de foutief geschreven woorden opnieuw schrijven in de gele zone.

Dit is een signaaloefening. Aan de hand van deze oefening weet je welke kinderen de woorden op d en t onder de knie hebben en bij welke kinderen je verder kunt differentiëren.

49 5 KIJKER 1 Les 8
Spelling 5 Kijker 1 – Les 5-8 Woorden op d en t

–Sta vooraan in de klas.

aan het dictee.

Veeg het bord af als je begint

zelfstandig werken.

verlopen. De kinderen kunnen

Een wildvreemd hondje stapt door de Hoofdstraat.

Pak de krant van de grond en doe hem in de haard.

aan je voet te stelpen.

1 ____________________________________________________________________________ 2 3 ____________________________________________________________________________ Fout?

Neem uit de verbanddoos een doekje om het bloed

Ik luister goed. Ik schrijf de zinnen op.

Oefening 15

Fout?

Tips bij het dictee: Spelling 5 Kijker 1 – Les 5-8 Woorden op d en t

23 5 d d

han + d oek = bloe + d ruk =

d handdoek d bloeddruk

lan + d ier = ron + d raaien =

d landdier d ronddraaien

jeug + d room = win + d icht =

d jeugddroom d winddicht

noo + d eur = gewel + d aad =

d nooddeur d gewelddaad

d zandduin d grensstad

Ik let op! zan + d uin = gren s + s ta =

staa s + hoof =

t d staatshoofd

bran + blus + geree schap =

d d brandblusgereedschap

zui + westen + win =

d d zuidwestenwind

maan + lan schap =

d maanlandschap

groo + gron + bezi =

t d t grootgrondbezit

zaterdag + avon + voe + bal =

d t zaterdagavondvoetbal

gel + noo =

d d geldnood

kruis + woor + raa sel =

d d kruiswoordraadsel

boo schappen + man je =

boodschappenmandje

Ik vul eerst aan met d of t , daarna schrijf ik de samenstellingen op.

Oefening 14

KIJKER 1 Les 8

samenstellingen pas op na de correctie.

De kinderen schrijven de

50
5
8
a b c a b c Focus Woorden op d en t 8
Deze oefening zou vlot moeten
Spreek luid en duidelijk.
Overdrijf lichtjes.
Dicteer rustig.
Herhaal elk stuk tweemaal.
Lees elke zin ten slotte vlot. SIGNAAL oefening

Focus

Woorden met open en gesloten lettergrepen

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen zeggen of woorden uit één, twee of meer woorddelen of lettergrepen bestaan.

2 De kinderen weten wat klinkers en medeklinkers zijn.

3 De kinderen kunnen luisteren naar de klinker in het eerste deel van een woord en deze als kort of lang benoemen.

4 De kinderen kunnen luisteren naar het aantal medeklinkers dat volgt op een korte of lange klinker in het eerste deel van het woord.

5 De kinderen kunnen de kattenafspraak toepassen op woorden met twee delen.

6 De kinderen kunnen de berenafspraak toepassen op woorden met twee delen.

7 De kinderen kennen de begrippen verenkelen en verdubbelen.

8 De kinderen kunnen hoorwoorden met twee of meer delen schrijven (woorden als honden, paarden en bloemen).

9 De kinderen kennen de begrippen enkelvoud en meervoud.

10 De kinderen kennen de analogiewoorden: katten, honden, beren, paarden en bloemen.

11 De kinderen kunnen het meervoud schrijven van woorden.

12 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

13 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden met een katten- of berenstukje.

14 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden met een katten- of berenstukje.

15 De kinderen weten wat leenwoorden zijn.

16 De kinderen weten dat de verdubbeling niet geldt voor leenwoorden als banaan.

17 De kinderen kunnen de katten- en berenafspraak toepassen bij het schrijven van het meervoud van leenwoorden.

18 De kinderen kunnen meerlettergrepige woorden met een katten- of berenstukje schrijven.

19 De kinderen herkennen de pictogrammen en linken deze met de correcte afspraak.

9-12 Woorden met open en gesloten

51 5 Spelling 5 Kijker 1 – Les
lettergrepen KIJKER 1

Lesdoelen

Lesdoelen 3-11, 19

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 9-11, 14, 16-18, 20

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 9 Oefening 16 en 17

Pagina 8 en 38 Poster woorden als katten en beren

Extra aanbod

Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Situering

Wat ging vooraf?

De leerstof met betrekking tot open en gesloten lettergrepen kwam uitgebreid aan bod in het tweede, derde en vierde leerjaar. Kinderen hebben geleerd te luisteren naar de klinker (lang of kort) en de medeklinkers (één of twee). Ze kennen de analogiewoorden katten en beren en spreken van het ‘kattenstukje’ en het ‘berenstukje’. Ze kennen de termen ‘verenkelen’ en ‘verdubbelen’. Woorden als banaan kwamen aan bod vanaf het tweede leerjaar. Dit zijn leenwoorden waarbij we de medeklinker niet verdubbelen. Deze woorden situeren zich in vergeet-mij-nietje 1: woorden als banaan.

Wat volgt?

We laten de kinderen op zoek gaan naar de woorden met een kattenen/of berenstukje. Verder wordt de afspraak toegepast op complexere woorden en samenstellingen.

In elke Kijker komt vanaf nu deze focus terug. In deze Kijker besteden we er vier lessen aan.

52
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 10 6 / 5 Multimedia
Spelling 5 Kijker 1 – Les 9-12
lettergrepen 5 KIJKER 1 Les 9
Woorden met open en gesloten

Lesplan

Herhaal wat korte en lange klanken zijn. Geef voorbeelden en laat de kinderen hun hand opsteken wanneer ze het antwoord weten.

Schrijf de voorbeelden op het bord in twee kolommen. Schrijf onder elke kolom de klank.

1Loepje p. 38

– de oo van oren – de e van messen – de i van liggen – de aa van baden – de uu van huren – de u van bussen

2WK p. 9 oef. 16

3WK p. 9 oef. 17

Overschrijfkaartje 6

oren messen baden liggen huren bussen

lange klanken korte klanken berenafspraak kattenafspraak verenkelen verdubbelen

Duid de lange klanken oo, aa en uu aan met groen. Duid de korte klanken e, i en u aan met roze. De medeklinkers die volgen, worden ook aangeduid.

– Ik hoor één medeklinker na de aa, ee, oo of uu. Ik schrijf de klinker enkel.

– Ik hoor één medeklinker na de a, e, i, o of u. Ik schrijf de medeklinker dubbel. Dit zijn twee belangrijke afspraken die we maken. Weet iemand hoe we deze afspraken noemen? De katten- en berenafspraak. Hang de prenten bij de juiste kolom. Laat een kind de afspraken herhalen met behulp van de analogiewoorden katten en beren.

Bekijk de afspraak in het Loepje. Bespreek de termen ‘kattenstukje’, ‘berenstukje’, ‘verenkelen’ en ‘verdubbelen’. De kinderen moeten deze afspraak niet memoriseren, maar wel begrijpen. Ze weten dat het over woorden met twee of meer delen gaat.

Geef nog enkele voorbeelden van woorden met een katten- of berenstukje. Laat de kinderen ze bij de juiste kolom schrijven en het stukje aanduiden. Bv. gesprekken, jagen, potten, vertellen, bekoren, verenigen …

Instructie

Bij deze oefening schrijven jullie de woorden in het meervoud. Herhaal wat een meervoud is, meer dan één. Geef enkele voorbeelden, zoals één pen, twee pennen, één jas, meerdere jassen, één zaag, drie zagen …

Correctie

Verbeter klassikaal en schrijf de meervouden op het bord. De kinderen corrigeren met hun groene balpen. De foutief geschreven woorden worden opnieuw geschreven in de gele zone.

Instructie

We schrijven de woorden in het meervoud of in een andere vorm. Zo passen ze in de zin. We gaan telkens na of er een katten- of berenstukje is.

Het gaat niet steeds om meervouden, bv. hoog en hoge.

Correctie

De kinderen corrigeren de zinnen met behulp van een overschrijfkaartje en groene balpen.

Er is een gele zone waarin de fout geschreven woorden opnieuw kunnen geschreven worden.

53 5 Spelling 5 Kijker 1 – Les 9-12 Woorden
gesloten lettergrepen KIJKER 1 Les 9
met open en

10

Focus Woorden met open en gesloten lettergrepen

9

Ze van Fout?

hoge bomen

zoeken frisse schaduwen

Koeien grazen

koe –graas –zoek –fris –schaduw –hoog –boom in de wei.

laten schrijven.

Maak de eerste opgave samen.

zelfstandig werken.

verlopen. De kinderen kunnen

Deze oefening zou vlot moeten

, en

grommen blaffen bijten

de aan. De honden

wilde honden

Die en

slangen sissen vallen

slang –sis –val –wild –hond –grom –blaf –bijt

op die en

hoge dikke palen

De hun boven

ooievaars maken nesten

ooievaar –maak –nest –hoog –dik –paal

Ik schrijf de passende vorm of het meervoud

Oefening 17

vormen eerst op een schrijvertje Spelling 5 Kijker 1 – Les 9-12 Woorden met open en gesloten lettergrepen

Fout?

een spin een spreuk ik boks een trap een bui ik zweef ik zwem een mens een ring wij wij ______________________ wij een koord een schuur ik smul een meeuw een storm een eend een schot een stad (!)

een klink wij

8 6 spinnen spreuken boksen trappen buien zweven zwemmen mensen ringen koorden schuren smullen meeuwen stormen eenden schoten steden klinken

Ik schrijf het meervoud .

Oefening 16

54
KIJKER 1 Les 9 5 a b c a b c
Je kunt de kinderen de nieuwe

Lesdoelen

Lesdoelen 1-4, 10, 19

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 8, 9, 10, 12, 14, 16, 17, 20

Leermiddelen Basisaanbod

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Extra aanbod

Zoals in les 9 wordt de leerstof met betrekking tot het schrijven van woorden met open en gesloten lettergrepen herhaald. Het gaat vooral over het verdubbelen (kattenafspraak) en het verenkelen (berenafspraak) van klinkers of medeklinkers.

In de komende drie lessen wordt deze focus verder geoefend, uitgebreid en geïntegreerd.

Spelling 5 Kijker 1 – Les 9-12 Woorden met open en gesloten lettergrepen

55 KIJKER 1 Les 10 5
Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern
Pagina
Pagina 38 Poster woorden als katten en beren
1
10 Oefening 18
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
7 / 5 Multimedia
Tot en met oefening 10
Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

WK p. 10 oef. 18

Overschrijfkaartje 7

1Geef als huistaak om dit fabeltje te lezen. Geef informatie over de fabel als teksttype en over Magere Hein of Pietje de Dood.

Jean de La Fontaine was een Franse schrijver. Hij leefde in de 17e eeuw. Hij is vooral bekend om zijn fabels. Wie heeft ooit al van het woord ‘fabel’ gehoord? Een fabel is een kort verhaaltje dat meestal een levensles bevat. Je leert er iets uit. Vaak gaat een fabel over dieren.

Eén van de bekendste fabels van Jean de La Fontaine is ‘La cigale et la fourmi’, de krekel en de mier. In het verhaaltje maakt een krekel de hele zomer muziek terwijl de mier hard werkt. Wanneer het winter wordt, laat de mier de krekel in de steek. ‘Je had ook maar moeten werken’, is dan de boodschap.

In ‘De dood en de houthakker’ is er ook een boodschap. Maak de kinderen nieuwsgierig door de prent klassikaal te bespreken.

Lees het verhaal voor.

Instructie

Lees het fabeltje nu nog eens in stilte. Ga op zoek naar elk woord met een katten- en/of berenstukje. Duid de stukjes aan met twee kleurtjes: roze voor de katten en groen voor de beren. De klinker en de medeklinker(s) worden aangeduid.

2

De kinderen mogen per twee werken.

Correctie

Laat elk kind om de beurt een zin lezen. Haal er de woorden met een katten- en/of berenstukje uit en laat de kinderen de woorden overschrijven in het juiste vak.

Jij schrijft de woorden op het bord.

Doe achteraf een tweede correctie.

2Doe een kleine nabespreking.

– Wie vond het leuk, spannend, moeilijk … – Wie kan me nog eens vertellen waarover het fabeltje juist ging?

– Kennen jullie de boodschap van het verhaaltje? Wanneer je moe of uitgeput bent en het niet meer ziet zitten, dan kan het geen kwaad om even te pauzeren. Daarna vind je vaak de kracht om weer verder te gaan.

Heb je tijd over? Haal het scheurblok erbij.

56 5
Lesplan
Spelling 5 Kijker 1 – Les 9-12 Woorden met open en gesloten lettergrepen KIJKER 1 Les 10

Geef extra informatie over de fabel: een verhaaltje met een moraal. Eventueel ook over Magere Hein of Pietje de Dood. Vroeger geloofde men dat hij je kwam halen als het tijd was om te sterven.

Bespreek klassikaal de prent en voorspel de inhoud van het verhaal.

Vertel dat dit pictogram aangeeft dat het een oefening is op woorden als katten en beren.

Oefening 18 Ik zoek woorden met een k att enstukje of een b er enstukje . Ik schrijf ze in het juiste vak. De dood en de houthakker Gebogen en oud door jaren hard zwoegen, de takken samengebonden op zijn rug, stapte een man zonder veel genoegen door bossen, paden, velden en over de brug. Van moeheid laat hij de zware last vallen. Hij kan niet meer op zijn benen staan. Die vele uren werken lijken zijn leven te vergallen. Zal hij het opgeven? Niet meer verder gaan? Hij vocht in legers, met zijn vrienden soldaten, weinig eten, vuil water, een hard leven. Zij sterven door kogels, bommen en granaten. Hij niet. Hij is toen alleen achtergebleven. Nu is hij afgemat. Komt daar Pietje de Dood? De kromme zeis zwaait, steeds naderbij? Zal hij sterven? Zijn trieste ogen kleuren rood. Zijn dagen zijn geteld. Maar dan keert het tij.

houthakker, takken, bossen, vallen, vergallen, bommen, alleen, kromme, wegtrekken, zeggen, gesprekken, vertrekken, leggen, liggen, volle gebogen, jaren, samengebonden, paden, over, zware, benen, vele, uren, leven, opgeven, legers, soldaten, eten, water, leven, kogels, granaten, achtergebleven, naderbij, ogen, dagen, Magere, laten, tegen, rare, even, slapen, dromen, leven, stromen, fabel

Magere Hein fl uistert: ‘Laten we wegtrekken!’ ‘O goede vriend, wat zal ik tegen je zeggen? Dat zijn rare gesprekken. Ik wil niet vertrekken. Help me het hout op mijn rug te leggen.’ De les van dit verhaal: ben je moe of afgemat? Ga dan even liggen, slapen of dromen. Dan kun je weer met volle moed op pad en voel je nieuw leven door je stromen. een fabel van Jean de La Fontaine Fout?

Lees de tekst eerst zelf voor.

De kinderen duiden de woorden met een kattenen/of berenstukje aan met roze of groen. De kinderen mogen samenwerken.

Voer achteraf een kleine nabespreking uit.

57 Spelling 5 Kijker 1 – Les 9-12 Woorden met open en gesloten lettergrepen
KIJKER 1
5 a b c a b c
10
Les 10
Focus Woorden met open en gesloten lettergrepen
10
38 7

Lesdoelen

Lesdoelen 5-14, 18, 19

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 8-12, 14-18

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 11 Oefening 19 en 20

Pagina 38

Poster woorden als katten en beren Pictogram samenstellingen

Extra aanbod

Tot en met oefening 12 / / 5 Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Zoals in les 9 en 10 wordt de leerstof met betrekking tot woorden met open en gesloten lettergrepen herhaald.

In de volgende les wordt deze focus verder geoefend, uitgebreid, geïntegreerd … Vanaf les 13 komen de leenwoorden (woorden als banaan) aan bod. Deze woorden zijn onthoudwoorden, omdat we niet verdubbelen.

58 KIJKER 1 Les 11 5
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
Spelling 5
lettergrepen
Kijker 1
Les 9-12 Woorden met open en gesloten

Lesplan

Toon de poster van woorden als katten en beren aan de kinderen. Vraag wat er op de prenten gebeurt. Scandeer samen met de klas de zinnen die bij de katten- en berenafspraak horen.

De katten willen lekker kunnen rollen.

1Loepje p. 38

Beren slapen rond grote vuren.

Schrijf deze zinnen op het bord en vraag aan twee kinderen om de katten- en berenstukjes aan te duiden, als het kan in de juiste kleuren.

Herhaal de afspraken in het Loepje.

Instructie

Jullie schrijven alles in het meervoud. Denk goed aan de afspraken van de katten en beren.

Correctie

2WK p. 11 oef. 19

De kinderen corrigeren elkaars oefening met behulp van een bordschema en een groene balpen. Daarna schrijven ze de foutief geschreven woorden opnieuw in de gele zone.

Jullie weten wat een samenstelling is. Wie kan me een voorbeeld geven en het stappenplan toepassen?

Hang het pictogram voor het schrijven van samenstellingen op het bord en bespreek het stappenplan.

3WK p. 11 oef. 20 2

Instructie

Jullie zien oranje en blauwe grondwoorden. Jullie kiezen een oranje woord en gaan op zoek naar het blauwe woord dat erbij past. Let op! Beide woorden moeten in het meervoud gezet worden om bij elkaar te passen. Zo vinden jullie een correcte samenstelling.

De kinderen kunnen samenwerken. Als het nodig is, laat je eerst de kinderen de woorden in het meervoud schrijven op een schrijvertje.

Correctie

Je schrijft de woorden op het bord. Je duidt de kattenstukjes en de berenstukjes aan in de juiste kleuren. Je bespreekt klassikaal de oefening. De kinderen corrigeren met een groene balpen. Als er veel fouten werden geschreven, kun je de kinderen de samenstellingen laten overschrijven op een schrijvertje.

59 5 Spelling 5 Kijker 1 – Les
lettergrepen KIJKER 1 Les 11
9-12 Woorden met open en gesloten

12

Focus Woorden met open en gesloten lettergrepen

11

notenbalken kattenbrokken

bessensappen apenkooien

schapenwolken paardenstallen

balk brok wolk sap kooi stal

schaap bes noot paard aap kat

ogenblikken blokkendozen

muggenbeten vlaggenstokken

rozenstruiken bellenblazen

beet stok struik doos blik blaas

laten schrijven.

meervouden op een schrijvertje

Je kunt de kinderen eerst de

kleur.

klanken, gevolgd door één

een roze kleur en duid de lange

door één medeklinker, aan met

duid de korte klanken, gevolgd

roos mug oog bel vlag blok

meervoud en ik kleef ze aan elkaar. Ik schrijf de samenstelling op.

Ik zoek een oranje woord en een blauw woord die samen horen. Ik zet de woorden in het

Oefening 20

Fout?

avontuur –beleef

portret –maak eenzaam –man antwoord –geef

matras –verkoop gevaar –vermijd gevangenis –bewaak

hoog –berg –beklim

bekwaam –bolleboos

avonturen beleven

antwoorden geven

eenzame mannen

medeklinker, aan met een groene Spelling 5 Kijker 1 – Les 9-12 Woorden met open en gesloten lettergrepen

portretten maken

gevaren vermijden gevangenissen bewaken

matrassen verkopen

hoge bergen beklimmen

bekwame bollebozen

matroos –boot op

matrozen boten

ontsnap –verstop en zich

ontsnappen verstoppen

Ik denk aan de k att enafspraak en aan de b er enafspraak .

Ik schrijf het meervoud.

Oefening 19

60
KIJKER
5 a b c a b c
1 Les 11
De kinderen kunnen samenwerken. Voorzie eventueel een tussenstap:

Lesdoelen

Lesdoelen 5-11, 13, 17-19

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 8-12, 16-18, 20

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal

Werkkatern 1 Pagina 12 Oefening 21 (*)

Pagina 38 Pictogram katten en beren Pictogram samenstellingen

Extra aanbod

Tot en met oefening 12 8 / 5 Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

In voorgaande lessen werd de leerstof met betrekking tot open en gesloten lettergrepen herhaald.

Vanaf les 13 komen de leenwoorden (woorden als banaan) aan bod. We verdubbelen niet na een korte klinker, vandaar dat deze aansluit bij de onthoudstrategie als vergeet-mij-nietje.

Spelling 5 Kijker 1 – Les 9-12 Woorden met open en gesloten lettergrepen

61 KIJKER 1 Les 12 5
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten

Lesplan

Neem het Loepje erbij en bespreek de katten- en berenafspraak. Laat twee kinderen de afspraken nog eens mondeling herhalen.

Geef enkele woorden met een katten- of berenstukje. De kinderen maken het geluid van een kat als ze denken dat er in het woord een kattenstukje zit. De kinderen maken het geluid van een beer (grommen) als ze denken dat er in het woord een berenstukje zit.

1Loepje p. 38

Deze woorden laat je aan bod komen: jagen, mollen, buren, veren, beslissen, hagel, verbeteren, flessen, verkopen, gesprekken, boter, meppen … Eindig met een woord met zowel een katten- als berenstukje: ogenblikken. Schrijf de woorden telkens op het bord en duid het katten- en berenstukje aan.

Instructie

Dit is geen eenvoudige oefening. Jullie lezen enkele zinnen en alle onderstreepte woorden schrijven jullie in het meervoud. Die nieuwe woorden passen in de zinnen.

2WK p. 12 oef. 21 (*)

Overschrijfkaartje 8

Bij de zwakke spellers leg je het overschrijfboekje omgekeerd op de hoek van de bank. Zij nemen een kijkje als ze twijfelen. Ze plaatsen een kruisje als ze gekeken hebben. De heel erg zwakke kinderen mag je laten kopiëren.

Correctie

Corrigeer achteraf. De fout geschreven woorden laat je in de gele zone correct schrijven. Als er veel woorden zijn, laat je ze opnieuw schrijven op een schrijvertje. Als extra opdracht kun je ze de woorden laten schikken: woorden met een kattenstukje, berenstukje, of beide.

Dit is een signaaloefening. De kinderen kennen de katten- en berenafspraak en de kleurencodes roze en groen. Deze oefening is een vertrekpunt voor differentiatie.

Tijd over? Laat de kinderen die klaar zijn de zwakke kinderen helpen en bijsturen.

62 5
KIJKER 1 Les 12 Spelling 5 Kijker 1 – Les 9-12 Woorden met open en gesloten lettergrepen

Let op! In deze les komt een woord voor waarbij we niet verdubbelen na een korte klinker, namelijk banaan. In de volgende les is het de beurt aan deze groep woorden: vergeet-mij-nietje 1.

Als er veel fouten werden gemaakt, laat je de woorden opnieuw schrijven op een schrijvertje.

8

aan de

betalen

binnen en we

Oefening 21 Ik schrijf alle onderstreepte woorden in het meervoud . De zoo Ik kom binnen en betaal aan het loket . In de verte merk ik de ijsbeer op. Hij zwemt en spat met water. Midden in het groen zie ik een wolf en een wolvin We

komen

. In de verte

Dit is geen eenvoudige oefening. Maak de eerste opgave samen. Begeleid, indien mogelijk, de zwakke spellers bij de rest.

loketten merken

ijsberen

zwemmen spatten

we de _____________________ op. Ze en

zien wolven

we een troepje en In een kooi zit een baardaap een banaan te eten. In een donker lokaal wipt een nachtaap van tak naar tak. In

met water. Midden in het groen

wolvinnen kooien

zitten

donkere

baardapen bananen

van tak naar tak.

te eten. In

lokalen wippen

Voor een kraai , een mees of een haagmus moet ik hier niet zijn. Maar een pelikaan is wel de moeite en ook de knobbelzwaan

mezen

nachtapen kraaien

pelikanen knobbelzwanen

of we hier niet zijn. Maar de

Voor

,

haagmussen moeten

zijn wel de moeite en ook de Een wolschaap graast en op een ezel kun je een ritje maken. En dan is er nog het huis van de vissen. Een haai en een walvis vind je er niet. Maar wel de baars , de forel en de schar . Tussendoor eet ik op een bankje een boterham

grazen

vind je er niet. Maar wel ,

Wolschapen

en op ___________________ we een ritje maken. En dan is er nog het huis van de vissen.

ezels kunnen Haaien

boterhammen

en

walvissen baarzen

forellen

scharren eten

en Tussendoor

we op een bankje

. Fout?

De kinderen die klaar zijn, kunnen de andere kinderen helpen.

63 Spelling 5 Kijker 1 – Les 9-12 Woorden met open en gesloten lettergrepen 12 KIJKER 1 Les 12 5 a b c a b c Focus Woorden met open
gesloten lettergrepen 12
en
oefening
SIGNAAL
64 Spelling 5 Kijker 1

Focus

Vergeet-mij-nietjes

Vergeet-mij-nietje 1: woorden als banaan

1 De kinderen weten wat leenwoorden zijn.

Lesdoelen

2 De kinderen kunnen leenwoorden als banaan schrijven.

3 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

4 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van leenwoorden.

5 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van leenwoorden.

6 De kinderen kunnen de katten- en berenafspraak toepassen bij leenwoorden.

65 5 KIJKER 2
Spelling 5
2 – Les 13-15 Vergeet-mij-nietje 1
Kijker

Lesdoelen

Lesdoelen 1, 2, 4

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 10, 11, 14, 16-19, 21

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 13 Oefening 22

Pagina 45 en 46 Pictogram onthoudstrategie en woorden als banaan Afdekkaartje

Extra aanbod

Tot en met oefening 13 / Vergeet-mij-nietje 1 12

Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Situering

Wat ging vooraf?

Kijker 1 startte in les 9 met de focus open en gesloten lettergrepen.

Kijker 2 start met leenwoorden als banaan, waarbij we niet verdubbelen na een korte klinker. Die leerinhoud wordt vanaf het tweede leerjaar geoefend.

Leenwoorden als banaan behoren tot vergeet-mij-nietje 1. De kinderen kennen het concept van de vergeet-mij-nietjes uit het vierde leerjaar.

Wat volgt? De volgende twee lessen gaan ook over leenwoorden als banaan, die ook katten- of berenstukjes kunnen hebben in een afleiding.

66 5 KIJKER 2 Les 13
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
5
1
Spelling
Kijker 2
Les 13-15 Vergeet-mij-nietje

Lesplan

Bespreek met de kinderen de betekenis van een vergeet-mij-nietje. Correct kunnen schrijven is niet eenvoudig. In onze spelling zitten heel veel moeilijkheden. Die moeilijkheden worden geordend. Om ze niet te vergeten, noemen we ze vergeet-mij-nietjes. Bespreek het pictogram van het bloemetje, zodat de kinderen dat voortaan herkennen.

1Loepje p. 45 en 46

Vertel dat vergeet-mij-nietje 1 gaat over woorden als banaan. Herhaal wat leenwoorden zijn.

Vraag een kind om de kattenafspraak te vertellen. Als we na een korte klinker één medeklinker horen, verdubbelen we die. Bij leenwoorden gaan we dat niet doen. Beklemtoon het pictogram van de woorden als banaan. We weten niet altijd wanneer het een leenwoord is of wanneer het een woord van bij ons is. Daarom gaan we ze onthouden. Het zijn er heel wat!

Geef extra voorbeelden uit het Loepje.

Instructie

Jullie lezen de zin en vullen het ontbrekende woord in. De woorden waaruit je kunt kiezen, staan bovenaan. Dit zijn allemaal leenwoorden, waarbij we niet verdubbelen na een korte klinker.

2WK p. 13 oef. 22

Correctie

Laat de kinderen om de beurt een zin hardop lezen. Schrijf de woorden op het bord. De kinderen corrigeren met behulp van een groene balpen. De foutief geschreven woorden worden in de gele zone geschreven.

De kinderen die klaar zijn, kunnen oefenbladen van de woordenhamster erbij halen of een scheurblokoefening maken.

67 5 KIJKER 2 Les 13
Spelling 5 Kijker 2 – Les 13-15 Vergeet-mij-nietje 1

13

Focus Vergeet-mij-nietje 1: woorden als banaan

tweede reeks.

eerste reeks, gaan door met de

De kinderen die klaar zijn met de

en soms in het rood (zie Loepje).

Bij woorden als banaan onder -

Lees de woorden hardop voor.

46

10 Ik laat morgen mijn haren knippen in het kap

9 In liften geraak ik soms in omdat het zo’n kleine ruimte is.

8 is een vechtsport.

Karate paniek salon

7 We stappen op een bergpad naast een diep .

6 Mijn _____________________________ is zonder twijfel viool spelen.

5 Een begint op een nieuwe regel.

alinea talent ravijn

4 Op 1 juli begint de grote

woordenhamster erbij.

oefenblaadjes van de

Als er tijd over is, haal je de

3 Ik hoop dat ik me zal op dat feestje.

2 De is de vastentijd bij de moslims.

1 Jupiter is de grootste van ons zonnestelsel.

planeet ramadan amuseren vakantie

v a k antie –pl a n eet –k a r ate –p a n iek –s a l on –t a l ent –r a m a d an –r a v ijn –a l inea –a m useren

10 Een massa sneeuw die plots de berg af rolt, is een .

9 In onze straat staat een . We laten daar soms een kaarsje branden.

8 Een heeft twee bulten.

kameel kapel lawine

7 De soldaten slapen soms in de

kazerne

Verklaar bij de correctie eventuele moeilijke woorden.

plaatsen we de medeklinker vet Spelling 5 Kijker 2 – Les 13-15 Vergeet-mij-nietje 1

6 Bij onze buren staat in het midden van het grasveld een .

5 Zet je die muziek wat stiller? Je maakt te veel of

trapezium parallellogram lawaai kabaal tuinkabouter

4 Een en een zijn vlakke fi guren.

3 In onze tuin vind je padden, kikkers en

2 Ik zaaide voor het eerst rode .

1 De regelt het verkeer.

agent radijsjes salamanders

r a d ijsjes –k a m eel –k a b aal –p a r allellogram –k a z erne –s a l a m anders

tuink a b outer –a g ent –tr a p ezium –l a w aai –l a w ine –k a p el –

Ik schrijf de woorden op de juiste plaats.

Fout? KIJKER 2 Les

13

van een ander land.

omdat we ze ontleend hebben

zijn op deze spellingafspraak,

leenwoorden een uitzondering

brengen. Herhaal meermaals dat

kunnen deze kinderen in verwarring

kattenafspraak. Woorden als banaan

moeilijkheden hebben bij de

Let op voor kinderen die

a b c a b c

68
5
13
Oefening 22
Bij woorden als b a n aan verdubbel ik niet.
strepen we die korte klinker en

Lesdoelen

Lesdoelen 1-3

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 8, 10-12, 14-17

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 14 Oefening 23 en 24

Pagina 46 Pictogram onthoudstrategie Afdekkaartje

Extra aanbod

Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

In de vorige les herhaalden we de woorden als banaan, waarbij de medeklinker niet dubbel geschreven wordt na een korte klinker. Die leerinhoud wordt vanaf het tweede leerjaar geoefend. Deze woorden maken in het vijfde leerjaar deel uit van vergeet-mij-nietje 1. De enkele medeklinker wordt in het rood aangeduid. De korte klinker wordt onderstreept.

De volgende les gaat ook over leenwoorden als banaan, die ook katten- of berenstukjes kunnen hebben in afleidingen.

Spelling 5 Kijker 2 – Les 13-15 Vergeet-mij-nietje

69 5 KIJKER 2 Les 14
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 13 / Vergeet-mij-nietje 1 12
1

Lesplan

1Hang het pictogram van de onthoudstrategie aan het bord. Vraag aan de kinderen waarvoor die strategie dient. Waarom moeten we van vele woorden onthouden hoe ze geschreven worden? Omdat we niet altijd schrijven wat we horen en afspraken niet altijd toe te passen zijn. Vraag naar voorbeelden van onthoudwoorden. De kinderen zullen denken aan de ei-woorden, ch-woorden, au-woorden …

In de vorige les hebben we het gehad over leenwoorden. Laat een kind in eigen woorden vertellen wat een leenwoord is.

Leenwoorden zijn afkomstig uit een andere taal, we hebben ze overgenomen of geleend. Heel veel woorden die wij dagelijks gebruiken, zijn leenwoorden. Het is belangrijk dat we leenwoorden herkennen, omdat veel van deze woorden onze spellingafspraken niet volgen. Woorden als banaan zijn leenwoorden. Geef voorbeelden zoals ananas, caravan, garage, wagon … Schrijf die op het bord, duid de enkele medeklinker aan in het rood en onderstreep de korte klinker. Onthoudwoorden zullen we pas onthouden als we ze veel lezen en schrijven.

Instructie

In het roze vak zien jullie woorden als banaan staan. We zullen de woorden overschrijven, telkens bij de juiste letter. We kijken daarvoor naar de beginletter.

Correctie

2WK p. 14 oef. 23

Laat de kinderen van werkkatern wisselen. Laat ze om de beurt een leenwoord lezen, in volgorde van het alfabet. De kinderen corrigeren met hun groene balpen.

Instructie

Voor deze oefening mogen jullie samenwerken. We herhalen de woorden als banaan door samenstellingen te vormen. Elk woord mag je maar één keer gebruiken.

WK p. 14 oef. 24 2

Welke samenstelling kun je maken met als eerste woord klas?

Correctie

Laat kinderen die klaar zijn, de samenstellingen op het bord schrijven. Als iedereen klaar is en de samenstellingen op het bord staan, verbeter je klassikaal. De kinderen corrigeren met een groene balpen. De foutief geschreven woorden worden als huistaak op een schrijvertje geschreven.

70 5 KIJKER 2 Les 14
3
Spelling 5 Kijker 2 – Les 13-15 Vergeet-mij-nietje 1

Oefening 23 Ik schrijf de woorden bij de juiste letter van het alfabet sig a r et w a g on v a k antie di a m ant f a m ilie l a b or a t orium m a t eriaal p a r a s ol r a k et a n a n as b a n aan c a r a v an ev a l ueren k a l ender n a t uur t a b el j a l oers

natuur parasol raket sigaret tabel vakantie wagon klasagenda eetcafé brandalarm scheepskapitein Noord-Amerika brandblusapparaat goudfazant kanarievogeltje familiefeest krabsalade watersalamander Laat hen eventueel de samenstellingen eerst op een schrijvertje schrijven. De kinderen mogen samenwerken. Maak de eerste samenstelling klassikaal. Lees de woorden hardop voor en verklaar moeilijke woorden.

Kijker

Focus Vergeet-mij-nietje 1: woorden als banaan

71
KIJKER 2 Les
5 a b c a b c
14
14
13
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Oefening 24 Ik maak met de woorden samenstellingen . Elk woord gebruik ik maar één keer. klas eet brand scheeps Noord- brandblus goud k a n arie f a m ilie krab water Spelling 5
a l arm A m erika app a r aat f a z ant k a p itein feest vogeltje s a l a m ander s a l ade a g enda c a f é ananas banaan caravan diamant evalueren familie jaloers kalender laboratorium materiaal 2 – Les 13-15 Vergeet-mij-nietje 1

Lesdoelen

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Extra aanbod

In de vorige twee lessen leerden we woorden als banaan, waarbij de medeklinker niet dubbel geschreven wordt na een korte klinker. Deze leerinhoud wordt vanaf het tweede leerjaar geoefend. Deze woorden maken in het vijfde leerjaar deel uit van van vergeet-mijnietje 1. De enkele medeklinker wordt in het rood aangeduid. De korte klinker wordt onderstreept.

De kinderen oefenen voortaan de leenwoorden via het scheurblok en de woordenhamster.

72 5 KIJKER 2 Les 15
Lesdoelen 1-6 Overkoepelende lesdoelen 1-3, 8-11, 14, 16-18, 20
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 15 Oefening 25 (*) en 26 Pagina 46 Pictogram afspraak- en onthoudstrategie
Scheurblok Overschrijf-
Woordenhamster Woordenlijsten
kaartjes
Tot en met oefening 15 9 Vergeet-mij-nietje 1 12
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!
Spelling 5 Kijker 2 – Les 13-15 Vergeet-mij-nietje 1

Lesplan

Herhaal dat woorden als banaan ontsnappen aan de kattenafspraak, namelijk het verdubbelen van de medeklinker.

Ik hoor bij banaan één medeklinker na de korte klinker a, ik verdubbel de medeklinker niet.

1Loepje p. 46

2

WK p. 15 oef. 25 (*)

Overschrijfkaartje 9

Maar let op! Wanneer ik banaan in het meervoud schrijf, is er plots wel een berenstukje. Schrijf dat op het bord. Als ik ananas in het meervoud schrijf, is er plots een kattenstukje Schrijf kanaal en kanon op het bord en duid twee kinderen aan om het meervoud op te schrijven. Duid de katten- en berenstukjes aan in de juiste kleur. banaan bananen ananas ananassen kanaal kanalen kanon kanonnen

Instructie

De leenwoorden schrijven jullie in het meervoud. Let op voor de katten- en berenstukjes!

Geef zwakkere spellers het overschrijfkaartje om te gebruiken bij twijfel. Spreek af dat ze een kruisje plaatsen bij een overgeschreven woord.

Correctie

De kinderen corrigeren zelfstandig met behulp van het overschrijfkaartje en hun groene balpen. Jij corrigeert een tweede maal. Als huistaak schrijven de kinderen de foutief geschreven woorden in de gele zone.

Dit is een signaaloefening. Aan de hand van een tweede correctie achteraf kun je deze oefening nemen als vertrekpunt voor differentiatie.

Instructie

3

WK p. 15 oef. 26

Deze oefening maken we samen. We krijgen tal van woorden, waarmee we samenstellingen moeten maken die passen in de zinnen.

Duid per samenstelling twee kinderen aan die de samenstelling op het bord schrijven. Laat hen elk een verschillende kleur gebruiken. Daarna schrijven alle kinderen de samenstelling in het werkkatern.

Correctie

Er is enkel kans op een kopieerfout. Voer achteraf een correctie uit. Bij veel fouten laat je de kinderen de samenstellingen opnieuw schrijven in de gele zone.

73 5 KIJKER 2 Les 15
Spelling 5 Kijker 2 – Les 13-15 Vergeet-mij-nietje 1

15

Focus Vergeet-mij-nietje 1: woorden als banaan

Fout?

volledig geleid.

Lees de woorden hardop voor.

9

9 Sommige katholieken gaan te voet naar

8 Binnenschippers varen op

overschrijfboekje omgekeerd op

Leg bij de zwakke spellers het

7 Val niet over de !

6 Venus en Mercurius liggen tussen de zon en de aarde. Het zijn

5 Hoeveel trekt die locomotief?

4 Overstroming! Hoor, de luiden.

3 Mensen die niets horen, kennen het .

2 Om de brand te blussen heb je nodig.

1 De mensen wonen op een camping in kleine .

k a p ell etjes

wooncaravannetjes blusapparaten dovenalfabet alarmklokken treinwagonnetjes binnenplaneten bananenschillen scheepvaartkanalen bedevaartkapelletjes

klokken –doven –scheepvaart –w a g onn etjes –binnen –app a r at en –schillen –k a n al en –

woon –c a r a v ann etjes –bedevaart –b a n an en –alf a b et –a l arm –blus –trein –pl a n et en –

Ik vorm samenstellingen . Welke samenstelling past in de zin?

Oefening 26

k a n on sig a r et

k a m eel m a t eriaal pl a n eet

a n a n as

b a n aan app a r aat

k a p ot a m useer een tros allerlei huishoud

Oefening 25

wij ons Fout?

woorden opnieuw geschreven.

rijpe een rij timmer acht grote een pakje schoenen

de hoek van de bank. Spelling 5 Kijker 2 – Les 13-15 Vergeet-mij-nietje 1

bananen apparaten ananassen kamelen materialen planeten kanonnen sigaretten kapotte amuseren

Ik schrijf de woorden in het meervoud. Ik denk aan het k att enstukje en het b er enstukje

Hier worden de foutief geschreven

SIGNAAL oefening

a b c a b c

74
5
15 KIJKER 2 Les 15
Deze oefening maak je

Focus

Werkwoordspelling

1

De kinderen weten wat een werkwoord is.

Lesdoelen

2 De kinderen vinden de werkwoorden in een zin.

3 De kinderen weten wat een onderwerp en persoonsvorm is

4 De kinderen vinden het onderwerp en de persoonsvorm in een zin.

5 De kinderen kunnen de ja-neevraag gebruiken om het onderwerp en de persoonsvorm in een zin te vinden.

6 De kinderen weten dat het onderwerp en de persoonsvorm samen horen.

7 De kinderen weten dat een persoonsvorm verschillende vormen heeft, afhankelijk van het getal en de persoon van het onderwerp.

8 De kinderen weten wat een infinitief, stam en uitgang is.

9 De kinderen kunnen de stam van een werkwoord schrijven.

10 De kinderen weten dat de stam de persoonsvorm is in een bevelende zin.

11 De kinderen kunnen de +t-vorm van een werkwoord schrijven.

12 De kinderen weten dat een zin in de tegenwoordige of verleden tijd kan staan.

13 De kinderen herkennen de tijd van een zin: tegenwoordige of verleden tijd.

14 De kinderen kunnen de persoonsvorm schrijven in de tegenwoordige tijd.

15 De kinderen weten wat klankverandering betekent.

16 De kinderen kunnen nagaan of het een werkwoord met of zonder klankverandering is.

17 De kinderen kunnen de persoonsvorm schrijven in de verleden tijd van werkwoorden met klankverandering.

18 De kinderen kunnen de persoonsvorm schrijven in de verleden tijd van werkwoorden zonder klankverandering.

19 De kinderen kunnen werkwoorden schrijven die geen persoonsvorm zijn.

20 De kinderen kunnen de ‘ik heb’- of ‘ik ben’-vorm van werkwoorden schrijven.

21 De kinderen kunnen nagaan of de ‘ik heb’- of ‘ik ben’-vorm eindigt op d of t.

22 De kinderen kunnen werkwoordsvormen gebruiken als bijvoeglijk naamwoord.

23 De kinderen kennen de begrippen enkelvoud, meervoud, persoon, onderwerp, persoonsvorm, werkwoord, infinitief, stam, +t-vorm, wij-vorm, uitgang en klankverandering.

24 De kinderen weten dat het werkwoordschema een hulpmiddel is bij werkwoordspelling.

25 De kinderen kunnen het werkwoordschema interpreteren en gebruiken.

75 5 KIJKER 2
Spelling 5 Kijker 2 – Les 16-19 Werkwoordspelling

Leermiddelen Basisaanbod

Situering

Wat ging vooraf?

Het schrijven van werkwoorden werd zorgvuldig voorbereid. In het tweede leerjaar werd vooral geoefend op het schrijven van de ik-vorm en de +t-vorm. Daarbij werden steeds dezelfde kleuren gebruikt (de stam in het rood en de uitgang in het paars).

In het derde leerjaar werden de termen stam en stam+t-vorm geïntroduceerd. Ook spreken we voor het eerst over een infinitief.

Vanaf het vierde leerjaar werkt Verrekijker systematisch aan de werkwoordspelling.

Er wordt gebruikgemaakt van het werkwoordschema.

Wat volgt?

Gedurende het volledige jaar gaan we verder met de leerlijn werkwoordspelling. In Kijker 2 bespreken we verschillende werkwoordsvormen van werkwoorden met g, ch en meertekenklanken. Vanaf Kijker 3 ligt de klemtoon op de verleden tijd en vanaf Kijker 7 wordt alles geïntegreerd geoefend.

76 5 Spelling 5 Kijker 2 – Les 16-19 Werkwoordspelling KIJKER 2 Les 16
Lesdoelen Lesdoelen 1-6 Overkoepelende lesdoelen 1, 10, 11, 14, 16-18
Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern
Pagina
/
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot
/ / 11 Multimedia
1 Pagina 16 Oefening 27 en 28
25 en 26
Extra aanbod
en met oefening 18
Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Lesplan

1Schrijf de letters b, d, f, h, k, m en p op het bord. Voorzie schrijfruimte na elke letter. Vraag aan de kinderen om in stilte aan werkwoorden te denken die beginnen met één van die letters. Als ze een idee hebben, komen ze in stilte naar het bord en schrijven ze het werkwoord bij de juiste letter. Corrigeer meteen als er een fout op het bord staat. Suggereer als het niet vlot verloopt.

Enkele voorbeelden: bouwen, betalen, duwen, duiken, fietsen, fluiten, huilen, herhalen, kammen, kruipen, metsen, meenemen, prutsen, praten …

Loepje p. 25

Vraag aan de kinderen wat werkwoorden zijn. Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat iets of iemand doet, of wat iets of iemand overkomt of ondergaat.

Neem het Loepje erbij en bespreek de voorbeelden in de zinnen.

Instructie

In het volgende verhaaltje gaan jullie op zoek naar alle werkwoorden. Je onderstreept ze met een lat en een potlood.

Correctie

2WK p. 16 oef. 27

Laat de kinderen om de beurt een zin lezen en de werkwoorden herhalen. Ze gebruiken een blauwe balpen en gommen hun potloodlijnen uit.

Herhaal de leerstof betreffende het onderwerp en de persoonsvorm. Bekijk de definities in het Loepje. Vat samen wat belangrijk is:

3Loepje p. 25

– Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar. Verandert het getal van het onderwerp, dan verandert het getal van de persoonsvorm.

– Het onderwerp bepaalt hoe we de persoonsvorm schrijven.

– Het getal is het enkelvoud of het meervoud.

– We denken aan de ja-neevraag om het onderwerp en de persoonsvorm in een zin te vinden.

Pas dit voorgaande toe op een voorbeeld: ‘Deze avond plukken mijn vader en ik appelen in de tuin.’

Instructie

Nu gaan jullie in de volgende zinnen op zoek naar het onderwerp en de persoonsvorm. Jullie denken aan de ja-neevraag en schrijven die op. Daarna onderlijnen jullie het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal.

4WK p. 16 oef. 28

Correctie

Corrigeer klassikaal en laat de kinderen een groene balpen gebruiken. De potloodlijnen laten ze staan.

Eventueel geef je als huistaak om nieuwe zinnen te formuleren, waarbij het onderwerp van getal verandert.

77 5 Spelling 5 Kijker 2 – Les 16-19 Werkwoordspelling KIJKER 2 Les 16

10 Van mama moet ik fl ink eten!

de blauwe zone.

gaan verder met de tekst in

De kinderen die tijd hebben,

Maak de eerste opgave samen.

Moet ik flink eten van mama?

9 Veel honger heb ik niet.

lekker warm.

8 Beneden in de keuken is het al

7 Ik doe de kleren aan die klaarliggen.

Heb ik niet veel honger?

in de keuken beneden?

klaarliggen? Is het al lekker warm

Doe ik de kleren aan die

6 Daarna moet ik me wassen.

5 Eerst ga ik naar het toilet.

4 Ik kom traag uit bed.

een potlood gebruiken.

Laat hen een lat en

de kinderen meevolgen in stilte.

Lees het verhaaltje voor. Laat

een potlood gebruiken.

Laat hen een lat en

Moet ik me daarna wassen?

Ga ik eerst naar het toilet?

Kom ik traag uit bed?

dezelfde werkwijze.

Herhaal bij het corrigeren steeds

appelsienen persen. ____________________________________________

3 Beneden hoor ik iemand de

2 Dat stoort mama niet.

appelsienen persen?

Hoor ik ze beneden de

Stoort dat mama niet?

1 Ik kijk kwaad naar mama.

het onderwerp en de persoonsvorm . Ik onderstreep steeds het onderwerp

eenmaal en de persoonsvorm tweemaal.

Ik schrijf de ja-neevraag op. Ik onderstreep

Oefening 28

stormt binnen en trekt het deken weg. ‘Opstaan luiwammes, het ontbijt staat op tafel!’

en me nog even in mijn bed draaien op mijn andere zijde. Maar veel tijd krijg ik niet. Mama

Meestal hoor ik dan mijn mama roepen. Het is nu tijd om op te staan. Ik zal nog wat wachten

Eerst laat hij zijn motor wat draaien. Enkele minuten later vertrekt hij.

De buurman laat hem in de tuin om te plassen. Daarna hoor ik hem zijn motor starten.

hond van de buren durft wel eens te blaffen.

25 26 Kijk ik kwaad naar mama?

eieren in te leggen. De zon verschijnt in het oosten. Langzamerhand ontwaakt de hele buurt. De

Die willen zo snel mogelijk een schoorsteen innemen om hun

Hoor je die haan niet kraaien? Kauwen krassen op het dak.

eerste zangvogel te zingen. Ze kwelen de hele buurt wakker.

wakker van het gezang van de merel. De merel begint als

Ik onderstreep alle werkwoorden De ochtendzon valt door de kieren van het gordijn. Ik word

Oefening 27

78 Spelling 5 Kijker 2 – Les 16-19 Werkwoordspelling 16 KIJKER 2 Les 16 5 a b c a b c Focus Werkwoordspelling 18

Lesdoelen

Lesdoelen 3-7, 12, 13

Overkoepelende lesdoelen 1, 10, 11, 14-18, 20

Situering

Wat ging vooraf?

Extra aanbod

Wat volgt?

Het schrijven van werkwoorden werd zorgvuldig voorbereid gedurende de vorige leerjaren.

In les 16 werd het herkennen van werkwoorden en het zoeken van het onderwerp en de persoonsvorm herhaald. We spreken af dat we het onderwerp eenmaal onderlijnen en de persoonsvorm tweemaal.

In les 17 herhalen we opnieuw het vinden van het onderwerp en de persoonsvorm en laten we hen de tijd van een zin herkennen: tegenwoordige of verleden tijd?

In les 18 hebben we het over de drie werkwoordsvormen, namelijk de infinitief, stam en stam+t-vorm. In les 19 bespreken we de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Gedurende het volledige jaar gaan we verder met de leerlijn werkwoordspelling. In Kijker 2 bespreken we de verschillende werkwoordsvormen van werkwoorden met g, ch en meertekenklanken. Vanaf Kijker 3 ligt de klemtoon op de verleden tijd en vanaf Kijker 7 wordt alles geïntegreerd geoefend.

79 5 Spelling 5 Kijker 2 – Les 16-19 Werkwoordspelling KIJKER 2 Les 17
Extra
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Loepje
materiaal Werkkatern 1 Pagina 17 Oefening 29 en 30 Pagina 26 /
Scheurblok Overschrijf-
Woordenhamster Woordenlijsten
kaartjes
Tot en met oefening 21 10 / 11 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Lesplan

1WK p. 17 oef. 29

Overschrijfkaartje 10

Bespreek de gemaakte huistaak van de kinderen. Welke zinnen hebben ze bedacht? Breng er enkele aan het bord en duid kinderen aan om nog eens de ja-neevraag hardop te formuleren. Maak de vergelijking tussen de oorspronkelijke zin en de nieuwe zin. Ze merken dat als het onderwerp van getal verandert (enkelvoud of meervoud), de persoonsvorm dan ook verandert.

Instructie

Bij deze oefening denken jullie aan de ja-neevraag en onderlijnen jullie het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal.

Correctie

De kinderen gebruiken hun overschrijfkaartje en groene balpen om te corrigeren.

Teken twee kolommen op het bord. Schrijf in de linkerkolom ‘gisteren’ en in de rechterkolom ‘nu’. Vraag aan enkele kinderen wat ze gisteren gedaan hebben. Schrijf telkens het onderwerp en de persoonsvorm op. Vraag daarna aan enkele kinderen wat ze op dit moment aan het doen zijn. Schrijf opnieuw telkens het onderwerp en de persoonsvorm op.

2Loepje p. 26

WK p. 17 oef. 30

gisteren nu Joost speelde wij luisteren wij keken (televisie) Evy praat Janne at wij schrijven verleden tijd tegenwoordige tijd

We praten niet altijd over wat er op dit moment aan het gebeuren is. Soms praten we over iets wat eerder gebeurde, soms praten we over iets wat zal gebeuren. Als het over gisteren, vorige week, vorig jaar, twee uurtjes geleden … gaat, spreken we in de verleden tijd. Het gaat over het verleden. Als het over vandaag, nu, dit moment, momenteel … gaat, spreken we in de tegenwoordige tijd, over het heden.

Bespreek de theorie in het Loepje. Lees ook de woorden die je soms gebruikt in de tegenwoordige of verleden tijd.

Instructie

Deze oefening is zoals daarjuist. Jullie denken aan de ja-neevraag en duiden het onderwerp en de persoonsvorm aan. Je denkt ook na over de boodschap. Wanneer speelt het zich af? In het verleden of op dit moment?

Vraag aan de kinderen hoe ze kunnen opmerken over welke tijd het gaat. Jullie kijken hiervoor naar de persoonsvorm. Trek een kringetje rond de juiste tijd.

Correctie

Corrigeer klassikaal de oefening. De kinderen gebruiken hun groene balpen en corrigeren elkaars oefening.

80 5 KIJKER 2 Les 17 Spelling 5 Kijker 2 – Les 16-19 Werkwoordspelling
3

Oefening 29 Ik onderstreep het onderwerp en de persoonsvorm Ik denk aan de ja-neevraag. 1 Ik drink graag een kop chocolademelk. 2 Elke morgen eet ik een potje muesli. 3 Daarna moet ik van mama zeker nog een boterham eten. 4 Mijn vriend duwt op de deurbel. 5 Samen fietsen we elke morgen naar school. 6 ‘Draag je je hesje?’ 7 ‘Jullie dragen toch een helm?’ 8 OK, we zijn ervandoor. 9 ‘He! Krijg ik geen zoen?’ 10 ‘Jaja, mama! Het is al laat, hoor!’ 11 ‘Dan moet je maar vroeger opstaan.’ 12 We fietsen de straat op, langs het kanaal, richting school.

Herhaal bij het corrigeren steeds dezelfde werkwijze.

Wanneer je merkt dat de kinderen het onder de knie hebben, vraag je om enkele zinnen in de andere tijd te plaatsen. Bv. ‘Vandaag regent het pijpenstelen.’

Maak de eerste drie opgaven samen.

Laat de kinderen die hiermee moeilijkheden hebben, de ja-neevragen op een schrijvertje noteren.

t.t. t egenwoordige t ijd v.t. v erleden t ijd 1 Gisteren regende het pijpenstelen.

De kinderen die tijd hebben, gaan verder met de opgaven met de blauwe achtergrond.

t.t.

v.t. 2 We werden toen kletsnat.

t.t.

v.t. 3 Nu schijnt het zonnetje lekker warm.

Laat hen een lat en een potlood gebruiken.

t.t.

v.t. 4 Ik vind het zelfs een beetje te warm.

t.t.

v.t. 5 Ik keek naar het songfestival.

t.t.

v.t. 6 Mijn vader kijkt het liefst naar voetbal.

t.t.

v.t. 7 Mama vindt dat vervelend.

t.t.

Maak de eerste drie opgaven samen. Laat hen een lat en een potlood gebruiken.

v.t. 8 Vorige week gingen we met de klas op uitstap.

t.t.

v.t. 9 We bezochten de dierentuin van Antwerpen.

v.t. 10 Dat was wel een hele belevenis.

t.t.

v.t. 10 26 9/10/17 07:38

t.t. Verrekijker_Spelling_5_Werkboek_Kijker_1en2.indd 17

81 Spelling 5 Kijker 2 – Les 16-19 Werkwoordspelling 17 KIJKER 2 Les 17 5 a b c a b c Focus Werkwoordspelling 21
Oefening 30 Ik zoek het onderwerp en de persoonsvorm . Ik trek een kringetje rond de tijd waarin de zin staat.

Lesdoelen

Lesdoelen 1-9, 11, 23

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 11, 14-18

Leermiddelen

Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 18 Oefening 31 en 32

Pagina 25 e.v. Pictogram afspraakstrategie Poster werkwoordschema

Extra aanbod

Tot en met oefening 21 / / 11 Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Situering

Wat ging vooraf?

Het schrijven van werkwoorden werd zorgvuldig voorbereid door de vorige leerjaren heen.

In les 16 werd het herkennen van werkwoorden en het zoeken van het onderwerp en de persoonsvorm herhaald. In les 17 maakten ze opnieuw kennis met de tijd van de persoonsvorm: vroeger (v.t.) of nu (t.t.).

In les 18 hebben we het over drie werkwoordsvormen, namelijk de infinitief, stam en stam+t-vorm. In les 19 bespreken we de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Wat volgt?

Gedurende het volledige jaar gaan we verder met de leerlijn werkwoordspelling. In Kijker 2 bespreken we de verschillende werkwoordsvormen van werkwoorden met g, ch en meertekenklanken. Vanaf Kijker 3 ligt de klemtoon op de verleden tijd en vanaf Kijker 7 wordt alles geïntegreerd geoefend.

82 5 Spelling 5 Kijker 2 – Les 16-19 Werkwoordspelling KIJKER 2 Les 18
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten

Lesplan

Laat de kinderen hun Loepje erbij halen en bespreek de pagina’s over werkwoordspelling. De kinderen weten op die manier dat die er zijn en wat er juist staat.

– Je kunt ze gebruiken tijdens differentiatiemomenten, om alles nog eens rustig te doorlopen.

1Loepje p. 25 e.v.

– Er staat iets meer informatie dan op het werkwoordschema.

– De ouders en eventuele buitenschoolse hulpverleners weten hoe werkwoordspelling wordt aangeleerd.

We weten al wat werkwoorden zijn. We weten ook wat een onderwerp en een persoonsvorm is en hoe we die kunnen terugvinden. We maken dan van de zin een ja-neevraag. Het eerste deel van de zin is de persoonsvorm en het tweede deel van de zin is het onderwerp.

In de vorige les hebben we herhaald dat een zin in de tegenwoordige of verleden tijd kan geschreven zijn. We weten dit door naar de persoonsvorm te kijken. Het onderwerp en de persoonsvorm horen samen, omdat het onderwerp bepaalt hoe we de persoonsvorm schrijven. De persoonsvorm kent drie vormen: de stam, de +t-vorm en de infinitief.

– De infinitief is de vorm van het werkwoord zoals die in het woordenboek staat.

Je vindt de infinitief door aan wij … nu te denken. Vraag naar voorbeelden. Schrijf ze onder elkaar op het bord.

– De stam is de kortste vorm van het werkwoord. Je vindt de stam door aan ik … nu te denken. Vraag naar de stam van de voorbeelden op het bord. Schrijf nu in het rood. – De +t-vorm is de stam met als uitgang t. Er wordt een letter t aan gekleefd. Je vindt de +t-vorm door aan hij … nu terug te denken. Vraag naar de +t-vorm van de voorbeelden op het bord. Schrijf de stam in het rood en de uitgang in het paars.

infinitief stam +t-vorm wij ... nu ik ... nu hij ... nu drinken onthouden schreeuwen eisen

drink onthoud schreeuw eis

Instructie

Schrijf de stam door aan ik … nu te denken.

2WK p. 18 oef. 31

3

WK p. 18 oef. 32

drinkt onthoudt schreeuwt eist

De eerste die klaar is, brengt vier oplossingen aan het bord en gaat zitten. De tweede die klaar is, schrijft de volgende vier oplossingen op het bord. Zo gaat het verder tot alle oplossingen op het bord staan. Jij controleert uiteraard de oplossingen op het bord.

Correctie

De kinderen corrigeren elkaars oefening met behulp van een groene balpen.

Instructie

Deze oefening is iets ingewikkelder. We zoeken eerst het onderwerp en de persoonsvorm. Daarna schrijven we de drie werkwoordsvormen op: de infinitief, de stam en de +t-vorm.

Correctie

Voer de correctie achteraf uit. De kinderen die veel fouten maakten, laat je de oefening herhalen op een schrijvertje.

83 5 Spelling 5 Kijker 2 – Les 16-19 Werkwoordspelling KIJKER 2 Les 18

Doe de eerste twee opgaven

potlood gebruiken.

Fout?

Dunia verhuist volgende week naar Antwerpen. ik jij

ordenen orden ordent Verrekijker_Spelling_5_Werkboek_Kijker_1en2.indd 18

verhuizen verhuis verhuist

9/10/17 07:38

persoonsvorm verkeerd schreven.

opnieuw schrijven wanneer ze de

onderwerp als de persoonsvorm

Je ordent die woorden in twee kolommen. ik hij

Droom je soms van draken? ik zij

dromen droom droomt

vieren vier viert

ik Tom

Morgen vieren we de verjaardag van mama.

De wonde geneest goed. ik hij

genezen genees geneest

infinitief stam stam + t

Ik schrijf de infinitief , de stam en de + t -vorm van het werkwoord.

Ik lees de zin. Ik onderstreep het onderwerp en de persoonsvorm .

Oefening 32

sport houd

wij zweten wij sporten ik __________________ ik wij geloven wij houden ik __________________ ik

zweet geloof

antwoord spreid

zeg schreeuw

bespreek waarschuw

genees goochel

vind informeer

rust zwijg

27 fiets bied

wij fietsen wij liggen wij rusten wij vinden wij genezen wij bespreken wij zeggen wij antwoorden ik ik ik __________________ ik ik __________________ ik ik __________________ ik wij bieden wij worden wij zwijgen wij informeren wij goochelen wij waarschuwen wij schreeuwen wij spreiden ik ik ik __________________ ik ik __________________ ik ik __________________ ik

lig word

Ik schrijf de stam van het werkwoord.

84
KIJKER 2 Les 18 5 a b c a b c Focus
18
Werkwoordspelling 20
Oefening 31
Laat de kinderen zowel het
samen. Laat hen een lat en een Spelling 5 Kijker 2 – Les 16-19 Werkwoordspelling

Lesdoelen

Lesdoelen 3, 4, 6-9, 11, 14, 23-25

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 9-11, 14, 16-18, 20

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 19 Oefening 33 en 34 (*)

Pagina 27, 30 en 31 Pictogram afspraakstrategie Poster werkwoordschema Bladwijzer

Extra aanbod

Tot en met oefening 21 11 / 11

Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Situering Wat ging vooraf?

Het schrijven van werkwoorden werd zorgvuldig voorbereid door de vorige leerjaren heen.

In les 16 werd het herkennen van werkwoorden en het zoeken van het onderwerp en de persoonsvorm herhaald. In les 17 maakten de kinderen opnieuw kennis met de tijd van de persoonsvorm: vroeger (v.t.) of nu (t.t.).

In les 18 werden de drie werkwoordsvormen (infinitief, stam en stam+t-vorm) herhaald.

Wat volgt?

In les 19 bespreken we de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Gedurende het volledige jaar gaan we verder met de leerlijn werkwoordspelling. In Kijker 2 bespreken we de verschillende werkwoordsvormen van werkwoorden met g, ch en meertekenklanken.

Vanaf Kijker 3 ligt de klemtoon op de verleden tijd en vanaf Kijker 7 wordt alles geïntegreerd geoefend.

85 5 Spelling 5
Les 16-19 Werkwoordspelling KIJKER 2 Les 19
Kijker 2 –
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten

Lesplan

Hang het werkwoordschema op het bord. Herhaal de stappen aan de hand van het voorbeeld ‘Onze hond Anje slaapt in de stal.’

Stap 1

1Loepje p. 30 en 31

Als ik een zin moet schrijven, zoek ik eerst het onderwerp en de persoonsvorm. Stap 2

Ik denk na over de tijd. Staat de zin in de tegenwoordige of de verleden tijd? Stap 3

Ik denk na over de persoon. Anje is een hond. Het is derde persoon en het is enkelvoud. Het gaat enkel over Anje, de hond. Dat betekent dat er na de stam een t hoort. Het is de stam+t-vorm. Wat is de infinitief en de stam van ‘slaapt’?

Schrijf de zin op het bord.

3e persoon enkelvoud ➔ stam+t-vorm infinitief: slapen stam: slaap stam+t-vorm: slaapt

Anje slaapt in de stal. pv.

Je hoort eigenlijk al hoe de persoonsvorm geschreven wordt. Je hoort de stam en je hoort de t achteraan. Spreek ‘slaapt’ traag en duidelijk uit. Het is net zoals de werkwoorden lopen, werken en spelen. Hij loopt, Sam werkt en Kristof speelt. Met het werkwoord rusten hebben we ook geen problemen, daar staat al een t. Ik rust, jij rust, Sebastiaan rust.

De moeilijke werkwoorden zijn antwoorden en vinden. De stam eindigt op een d. Daar hoor je de letter t niet, wanneer het de stam+t-vorm is. Je mag de letter t niet vergeten.

Vertel het trucje dat als ze een moeilijk werkwoord vervangen door werken, ze horen of er een letter t hoort of niet.

Oefen dat in aan de hand van deze voorbeelden: – Beantwoord jij dit briefje? Werk jij? – Kristel antwoordt heel onbeleefd. Kristel werkt.

– Ik vind de weg wel. Ik werk. – Jij vindt jouw sokken niet! Jij werkt.

Instructie

Jullie krijgen de infinitief van het werkwoord. Jullie schrijven de stam en daarna de juiste persoonvorm. Kijk in de tweede kolom goed naar de persoon waarover het gaat. Neem het werkwoordschema in het Loepje of op de bladwijzer erbij.

2WK p. 19 oef. 33

Loepje p. 30 en 31

Correctie

De kinderen lezen om de beurt een persoonvorm en schrijven deze op het bord. Ze corrigeren met een groene balpen. De fout geschreven werkwoordsvormen schrijven ze opnieuw in de gele zone.

86 5 KIJKER 2 Les 19
Spelling 5 Kijker 2 – Les 16-19 Werkwoordspelling

3WK p. 19 oef. 34 (*)

Overschrijfkaartje 11

Instructie

Jullie krijgen de infinitief. Eerst schrijven jullie de stam. Daarna lezen jullie de zin en vullen jullie de persoonsvorm in. Daarvoor moet je het onderwerp kennen.

Correctie

De kinderen corrigeren zelfstandig met behulp van een overschrijfkaartje en een groene balpen.

Dit is een signaaloefening. Aan de hand van een tweede correctie achteraf kun je deze oefening nemen als vertrekpunt voor differentiatie.

87 5 KIJKER 2 Les 19
Spelling 5 Kijker 2 – Les 16-19 Werkwoordspelling

Fout?

onderwerp eenmaal onderlijnen.

Laat hen in de zinnen het

i.p.v. evaluatiemiddel gebruiken.

overschrijfkaartje als hulpmiddel

Laat de zwakke spellers het

Hij de bal het veld in. jij de bal naar mij?

werpt Werp

infi nitief: werpen –stam:

werp

beantwoordt beantwoordt

Robbe een vraag. Jij die vraag correct.

infi nitief: beantwoorden –stam:

beantwoord

af in de volgende les.

Indien nodig, werk je deze oefening

rust rust rust

Ik soms. Mijn vriend even. Opa elke middag.

infi nitief: rusten –stam:

rust

Ik het niet. jij het ook niet? Mama het zeker.

de blauwe zone.

gaan verder met de opgaven in

De kinderen die tijd hebben,

erbij nemen. Maak de eerste opgave samen.

vind Vind vindt

infi nitief: vinden –stam:

vind

De atleet bijzonder snel. jij even naar oma?

loopt Loop

infi nitief: lopen –stam:

loop

Ik schrijf de persoonsvorm in de zinnen.

Ik lees de zin. Ik schrijf de stam van het werkwoord.

Oefening 34

27 11 werk kauw red verlies schrik zie schreeuw raad schud glijd ga houd werkt kauwt redt verliest schrik zie schreeuwt raadt schud glijdt ga houdt

SIGNAAL oefening

hij van mij

glijden gaan houden ik ik ik Tine _____________________ jij

werken kauwen redden verliezen schrikken zien schreeuwen raden schudden ik ik ik ik ik ik ik ik ik hij jij hij

Ik schrijf de stam en de persoonsvorm .

Oefening 33

pa ik _____________________ jij

in het Loepje of op de bladwijzer Spelling 5 Kijker 2 – Les 16-19 Werkwoordspelling

Kaat jij _____________________ ik Fout?

88 19 KIJKER 2 Les 19 5 a b c a b c Focus Werkwoordspelling 21
Laat hen het werkwoordschema

Focus

Woorden met g, ch, gt en cht

1

De kinderen kunnen woorden schrijven met g.

Lesdoelen

2 De kinderen kennen de ch-woorden van het vijfde leerjaar.

3 De kinderen kunnen woorden schrijven met ch.

4 De kinderen kunnen woorden schrijven met cht.

5 De kinderen weten wat een werkwoord en een persoonsvorm is.

6 De kinderen kunnen een persoonsvorm op gt schrijven. Het is de +t-vorm van werkwoorden met een stam op g.

7 De kinderen kunnen enkele moeilijke persoonsvormen schrijven: hij ligt, hij legt en hij zegt.

8 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

9 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden met g, ch of cht.

10 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden met g, ch of cht.

89 5 KIJKER 2
Spelling 5
2 –
gt en cht
Kijker
Les 20-21 Woorden met g, ch,

Lesdoelen

Lesdoelen 2-4, 9, 10

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 14, 16-18

Leermiddelen

Situering

Wat ging vooraf?

Extra aanbod

De focus komt sinds Verrekijker 2 aan bod. De woorden met g horen bij de hoorstrategie. De woorden met ch worden onthouden. Elk jaar komen er enkele woorden bij. In Verrekijker 4 leerden de kinderen er 12, nu zijn dat er 17. Woorden op gt zijn de +t-vorm van werkwoorden met een stam op g. De letter t wordt dus steeds in het paars weergegeven. Woorden op cht zijn woorden waarbij we na een korte klinker cht schrijven. Er zijn drie moeilijke werkwoorden waartegen veel fouten worden gemaakt, namelijk leggen, liggen en zeggen. Om de vervoeging van deze werkwoorden te memoriseren, gebruiken we de prent van de soldaat.

Wat volgt? In deze les en de volgende les bespreken we deze focus.

90 5 Spelling 5 Kijker
Woorden
KIJKER 2 Les 20
2
Les 20-21
met g, ch, gt en cht
Extra
Basisaanbod Werkkatern Loepje
materiaal Werkkatern 1 Pagina 20 Oefening 35 en 36 Pagina 16 en 17 /
Scheurblok Overschrijf-
Woordenhamster Woordenlijsten
Woorden
kaartjes
Tot en met oefening 22 /
met ch 6 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Lesplan

Laat de kinderen het Loepje erbij nemen. Deze pagina’s komen ook voor in het Loepje van het derde en vierde leerjaar. Deze les start dus met een korte herhaling. Laat per rubriek een kind de tekst in de tweede kolom lezen en een tweede kind de tekst in de derde kolom.

1Loepje p. 16 en 17

Geef uitleg bij ‘noch …’ als vorm van ontkenning. Geef enkele voorbeelden zoals lopen noch springen, zout noch zoet, lezen noch rekenen …

Wijs bij ‘loochenen’ op de dubbele o, zoals bij ‘goochelen’. Bij de ch-klank gaan we niet verenkelen. Het is ten slotte een dubbele medeklinker. Vraag naar de betekenis van ‘giechelen’, laat een kind het uitbeelden.

Lees het verhaal met de woorden met ch voor. Stel vragen die peilen naar hun leesbegrip en leesmotivatie.

Instructie

Het verhaaltje uit het Loepje staat hier nogmaals, alleen ontbreken de woorden met c/h. Aan jullie om ze op de juiste plaats te schrijven.

Correctie

2WK p. 20 oef. 35

Loepje p. 17

De kinderen corrigeren zelfstandig met behulp van een groene balpen en het Loepje. Geef als huistaak om alle woorden met ch nog eens op een schrijvertje te schrijven.

Instructie

Schrijf de woorden met c/h/t op de juiste plaats. Jullie mogen samenwerken.

Correctie

WK p. 20 oef. 36 2

Corrigeer klassikaal aan de hand van een bordschema. De kinderen gebruiken hun groene balpen.

Als er tijd over is, haal je er de woordenhamster bij.

5 Kijker 2 – Les 20-21 Woorden met g, ch, gt en cht

91 5
KIJKER 2 Les 20
Spelling
3

kunnen ze samenwerken.

Voor de overige oefeningen

Maak de eerste opgave samen.

hun Loepje gebruiken.

De zwakke spellers kunnen

Focus Woorden met g, ch, gt en cht

10 Op het eiland Lampedusa stranden veel

vluchtelingen

9 De trein rijdt naar de kust.

8 Mijn tante is in van een kindje.

7 In de dikke mist was de boot

6 De man werd beschuldigd.

5 De in onze straat is kapot.

4 De schoot raketten af.

3 Tegen het noodweer ben je soms

2 In de ruimte ben je .

1 Die zandgrond is echt

onzi cht baar –vlu cht elingen –geve cht shelikopter –verwa cht ing

gewi cht loos –verli cht ing –ma cht eloos –ontere cht –onvru cht baar –re cht streeks –

Ik vul de woorden met cht in.

Oefening 36

Hij is in een bedrijf.

werk over zijn prestatie.’ Mijn papa werkt in de haven van Antwerpen.

pochen technicus chemisch onvruchtbaar gewichtloos machteloos gevechtshelikopter verlichting onterecht onzichtbaar verwachting rechtstreeks

Vraag naar de grondwoorden.

met cht hardop lezen.

Laat een kind de woorden

toch Ach giechelt

hij wel erg moe is. ‘ ,’ mama, ‘straks kan papa op het

glimlacht loochenen

Papa . Hij is goed in vorm, maar hij zal niet dat

want ze hebben samen veel getraind. Daar zijn de lopers. We roepen en .

ook niet . Dat is tegenslag of . Hij kan er niet om ,

koorts. Hij zit dicht bij de . De huisarts gaf hem een medicijn. Maar zo’n pil kan

kachel goochelen pech lachen juichen

noch kucht

Hij heeft kracht goesting. Hij is ziek. Hij hoest en en heeft

Mama masseert zijn . Zijn vriend loopt niet mee.

lichaam

het vierde leerjaar.

Papa loopt de tien mijl van Antwerpen. Hij warmt op.

li ch aam –gie ch elt –jui ch en –no ch –te ch nicus

loo ch enen –pe ch –zi ch –glimla ch t –po ch en –ku ch t –

17 zich

a ch –la ch en –ka ch el –to ch –chemis ch –goo ch elen –

Ik schrijf de woorden met ch op de juiste plaats. Als ik twijfel, kijk ik in mijn Loepje.

Oefening 35

woorden kennen de leerlingen uit

noch en technicus. De andere

chemisch, giechelen, loochenen,

De nieuwe woorden met ch zijn:

92 Spelling 5 Kijker 2 –
KIJKER
5 a b c a b c
22
Les 20-21 Woorden met g, ch, gt en cht 20
2 Les 20

Lesdoelen

Lesdoelen 1-7, 9, 10

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 5, 6, 9-11, 14-17, 19-21

Leermiddelen

Extra aanbod

Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Situering

Wat ging vooraf?

In de vorige les werden 17 woorden met ch geoefend en werd de afspraak herhaald voor het schrijven van woorden met cht.

Wat volgt? De leerstof zal enkel nog herhaald worden binnen andere focussen.

Spelling 5 Kijker 2 – Les 20-21 Woorden met g, ch, gt en cht

93 5 KIJKER 2 Les 21
Loepje Extra materiaal
Pictogram
Basisaanbod Werkkatern
Werkkatern 1 Pagina 21 Oefening 37 en 38 (*) Pagina 16 en 17
afspraakstrategie
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
12
Woorden
Tot en met oefening 22
en 13
met ch 6

Lesplan

Om werkwoordsvormen correct te schrijven, hebben we afspraken. We kunnen de infinitief, stam en stam+t-vorm van een werkwoord schrijven. We zullen in deze les oefenen op het schrijven van werkwoordsvormen met de stam op g of ch. Wanneer we een ‘g’ in een werkwoord horen, schrijven we een g, maar werkwoorden met c/h moeten we onthouden.

1Loepje p. 16 en 17

2

WK p. 21 oef. 37

Overschrijfkaartje 12

3

WK p. 21 oef. 38 (*)

Overschrijfkaartje 13

Schrijf de werkwoorden ‘kuchen’ en ‘liggen’ op het bord. Kom geleidelijk, met hulp van de kinderen, tot het onderstaande bordschema. Laat de kinderen de termen werkwoord, infinitief, stam, stam+t-vorm, uitgang, persoon, tegenwoordige tijd … gebruiken.

kuchen kuch ik kuch jij kucht kuch jij ma kucht liggen lig ik lig jij ligt lig jij Janne ligt

Instructie

We oefenen op werkwoorden met een stam op g of ch, maar ook op werkwoorden met twee- en meertekenklanken. Jullie schrijven eerst de stam en daarna de persoonsvorm. Om te weten welke vorm van het werkwoord je moet opschrijven, moet je weten wat het onderwerp is. Het tweede deel van de oefening doe je geleid.

Correctie

De kinderen corrigeren zelfstandig met behulp van het overschrijfkaartje en een groene balpen. Fouten worden opnieuw geschreven op een schrijvertje.

Instructie

We eindigen deze focus (woorden met g, ch, gt en cht) met een klein dictee. Luister goed en denk aan het volgende: – Wanneer ik ‘g’ hoor, schrijf ik g. – Woorden met c/h moet ik onthouden. – Na de a, e, i, o en u schrijf ik c/h/t. – Bij het schrijven van een persoonsvorm denk ik aan de afspraken van werkwoordspelling.

Evaluatie

De kinderen corrigeren elkaars oefening met behulp van het overschrijfkaartje en een groene balpen. Foutief geschreven woorden worden in de gele zone onderaan correct geschreven.

Dit is een signaaloefening. Aan de hand van een tweede correctie achteraf kun je deze oefening nemen als vertrekpunt voor differentiatie.

Als er tijd over is, haal je er de woordenhamster of het scheurblok bij.

94 5 Spelling 5
KIJKER 2 Les 21
Kijker 2 – Les 20-21 Woorden met g, ch, gt en cht
96 Spelling 5 Kijker 2

Focus

Vergeet-mij-nietjes

Vergeet-mij-nietje 2: woorden op sie, tie en zie

Lesdoelen

1 De kinderen weten wat vergeet-mij-nietjes en onthoudwoorden zijn.

2 De kinderen kunnen reflecteren over onthoudwoorden en een moeilijk stukje aanduiden.

3 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

4 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van onthoudwoorden.

5 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van onthoudwoorden.

6 De kinderen kunnen woorden op sie, tie en zie schrijven.

Spelling 5 Kijker 2 – Les 22-24 Vergeet-mij-nietje

97 5
2
KIJKER 2

Lesdoelen

Lesdoelen 1, 2, 5, 6

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 8, 10-12, 14, 16-18

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 22 Oefening 39, 40 en 41

Pagina 45 en 46 Pictogram onthoudstrategie

Extra aanbod

Tot en met oefening 23 / Vergeet-mij-nietje 2 13

Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Woorden op sie, tie en zie is nieuwe leerstof van het vijfde leerjaar. Deze onthoudwoorden maken deel uit van vergeet-mij-nietje 2.

In les 23 oefenen we verder en herhalen we het alfabet. In les 24 worden woorden op tie alfabetisch gerangschikt.

98 5 Spelling 5 Kijker 2 – Les
Vergeet-mij-nietje 2 KIJKER 2 Les 22
22-24
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten

Lesplan

Neem het Loepje erbij. Herhaal wat vergeet-mij-nietjes zijn. We oefenden vergeet-mijnietje 1, namelijk leenwoorden zoals banaan. Nu oefenen we woorden op sie, tie en zie.

1Loepje p. 45 en 46

Dit zijn opnieuw leenwoorden. Het zijn woorden die we geleend hebben en afkomstig zijn uit een andere taal. ‘Politie’ komt van politia, wat in het Latijn overheid betekent. Schrijf politie op het bord. Duid tie aan. We schrijven niet wat we horen. We horen ‘sie’ en we schrijven t/ie.

politie discussie ruzie televisie

Haal het Loepje erbij en laat een kind de voorbeeldzin lezen net onder de titel. Bespreek de vetgedrukte woorden. Vraag telkens naar wat ze horen en wat ze moeten schrijven. Schrijf deze woorden op het bord. Vraag daarna aan enkele kinderen om de woordenrijen te lezen. Vraag naar de betekenis van sommige woorden.

Vele woorden op tie zijn afkomstig van een werkwoord. Bespreek prestatie en presteren. Vermeld een woord op tie en vraag telkens naar het werkwoord. Schrijf sommige voorbeelden op het bord.

evaluatie evalueren infectie infecteren informatie informeren prestatie presteren reactie reageren

Instructie

In het kader staan woorden op tie, zoals politie. Je hoort ‘sie’ en je schrijft t/ie. Je moet ze bij de juiste omschrijving schrijven. Veel woorden zijn synoniemen.

Correctie

WK p. 22 oef. 39

Corrigeer klassikaal door de oplossingen op het bord te schrijven. De kinderen gebruiken hun groene balpen en schrijven de foutief geschreven woorden opnieuw in de gele zone.

Instructie

Zoals al eerder gezegd, komen vele woorden op tie van een werkwoord. Hier krijg je het werkwoord en gaan jullie op zoek naar het naamwoord op tie.

Correctie

WK p. 22 oef. 40

Corrigeer klassikaal door de oplossingen op het bord te schrijven. De kinderen gebruiken hun groene balpen om te corrigeren.

Instructie

Jullie zoeken per twee naar acht samenstellingen. Je neemt een woord uit het eerste kader en je zoekt een woord in het tweede kader dat er bij past.

Correctie

Corrigeer klassikaal door de oplossingen op het bord te schrijven. De kinderen gebruiken hun groene balpen om te corrigeren.

99 5 Spelling 5
Vergeet-mij-nietje 2 KIJKER 2 Les 22
Kijker 2 – Les 22-24
2
3
4
2
WK p. 22 oef. 41

schrijven.

lingen eerst op een schrijvertje

Laat ze eventueel de samenstel -

De kinderen mogen samenwerken.

Focus Vergeet-mij-nietje 2: woorden op sie, tie en zie 23

4 8

protestdemonstratie politieagent

3 7

verkeersinformatie cijfercombinatie

2 6

herfstvakantie blindedarmoperatie

1 5

spatiebalk autoreparatie

auto –blindedarm –cijfer –politie + agent –reparatie –demonstratie –combinatie –

Ik maak samenstellingen. spatie –herfst –verkeer+s –protest –

Oefening 41

operatie –vakantie –balk –informatie

evalueren concentreren

evaluatie concentratie

combineren organiseren

combinatie organisatie

presteren demonstreren

prestatie demonstratie

informeren reageren

Ik maak van de werkwoorden naamwoorden op tie .

10 het bestuur Oefening 40

9 tussen twee woorden

8 een betoging

7 elk krijgt zijn deel

6 een handeling

4 inlichtingen 5 vrije tijd

3 een chirurgische ingreep

2 een ontsteking

46 reparatie infectie operatie informatie vakantie actie portie demonstratie spatie directie informatie reactie

1 een herstelling Fout?

demonstra tie

infec tie –repara tie –vakan tie –spa tie –direc tie –opera tie –ac tie –informa tie –por tie –

Ik zoek het woord waarover het gaat. Ik schrijf het over.

Oefening 39

zone opnieuw geschreven.

woorden worden in deze gele

De foutief geschreven

100 Spelling 5 Kijker 2 – Les 22-24 Vergeet-mij-nietje 2
KIJKER
5
b c
22
2 Les 22
a b c a

Focus Alfabet Lesdoelen

1 De kinderen weten wat het alfabet is en dat het gebruikt wordt om woorden of andere gegevens te rangschikken.

2 De kinderen kunnen zelfstandig het alfabet opzeggen.

3 De kinderen kennen de prenten, de kleuren en het versje als geheugensteuntje voor het alfabet.

4 De kinderen weten wat een woordenboek is.

5 De kinderen weten waarvoor een woordenboek dient.

6 De kinderen kunnen woorden opzoeken in een alfabetische woordenlijst of een woordenboek.

7 De kinderen kunnen woorden alfabetisch rangschikken, rekening houdend met de eerste letter.

8 De kinderen kunnen woorden alfabetisch rangschikken, rekening houdend met de tweede letter.

9 De kinderen kunnen woorden alfabetisch rangschikken, rekening houdend met de derde, vierde, … letter.

101 5
Spelling 5 Kijker 2 – Les 22-24 Alfabet en vergeet-mij-nietjes
KIJKER 2

Lesdoelen

Lesdoelen

Vergeet-mij-nietje 2 (p. 99): 1, 2, 6 Alfabet (p. 103): 2, 3

Overkoepelende lesdoelen 1-4, 8, 11, 12, 14, 17, 18

Leermiddelen

Werkkatern

Werkkatern 1 Pagina 23 Oefening 42 en 43 (*)

Scheurblok

Basisaanbod

Loepje Extra materiaal

Pagina 10, 45 en 46

Poster alfabet Kladblaadje of afdekkaartje Bladwijzer

Extra aanbod

Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten

Tot en met oefening 24 / Vergeet-mij-nietje 2 13

Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Situering

Wat ging vooraf?

Het alfabet is gekend. De kinderen gebruiken een versje, prenten en kleuren als hulpmiddel bij het memoriseren. In les 22 werden woorden op tie geïntroduceerd als vergeet-mij-nietje 2.

Wat volgt? In les 24 oefenen de kinderen het alfabet en woorden op sie. Spelling 5 Kijker 2 – Les 22-24 Alfabet en vergeet-mij-nietjes

102 5 KIJKER 2 Les 23

Lesplan

Je herhaalt wat een vergeet-mij-nietje is. Je bekijkt de woorden op sie. Soms hoor je ‘zie’ maar schrijf je s/ie.

Dit zijn leenwoorden en dus onthoudwoorden. Ga eventueel in op de etymologie.

1Loepje p. 45 en 46

– televisie: ‘tele’ betekent in de verte en ‘visie’ betekent zien – fantasie: dit woord komt van het Grieks ‘phantasia’ – conclusie, depressie en discussie: deze woorden komen van het Franse ‘conclusion’, ‘dépression’ en ‘discussion’

Laat hen bij depressie en discussie aandacht besteden aan het kattenstukje. Vraag aan vijf kinderen om een zin te bedenken waarin het woord voorkomt.

Instructie

Jullie schrijven eerst de vijf woorden op sie over. Daarna gaan jullie elk woord bij het juiste synoniem plaatsen.

Correctie

2WK p. 23 oef. 42

Bespreek de oplossingen. De kinderen gebruiken hun groene balpen. Voer daarna een tweede correctie uit.

3Als herhaling van het alfabet, schrijf je een woord in getallen in plaats van letters op het bord. Elk getal staat voor een letter. Getal 1 is de letter a. Per twee gaan jullie op zoek naar het woord dat op het bord geschreven staat. Jullie gebruiken een kladblaadje. Het eerste duo dat het woord gevonden heeft, steekt in stilte hun vingers in de lucht. Laat het winnende duo het woord op het bord schrijven.

speurder 19 16 5 21 18 4 5 18 spion 19 16 9 15 14 Verrekijker 22 5 18 18 5 11 9 10 11 5 18 fantasie 6 1 14 20 1 19 9 5 paardrijden 16 1 1 18 4 18 9 10 4 5 14 skateboarden 19 11 1 20 5 2 15 1 18 4 5 14 atletiek 1 20 12 5 20 9 5 11

Instructie

Nu we het alfabet opgefrist hebben, zullen we het alfabet schrijven. De kinderen hebben een kladblaadje nodig om sommige opgaven te bedekken.

Correctie

De kinderen corrigeren zelfstandig met behulp van het bordschema, het Loepje of de bladwijzer. Ze gebruiken een groene balpen.

Dit is een signaaloefening. De kinderen die het alfabet vlot opschreven, kunnen zelfstandig aan oefening 44 beginnen. De kinderen die twijfelden en/of een hulpmiddel nodig hadden, moeten meer oefenen. Gebruik de prenten en de steunwoorden uit het Loepje.

103 5 KIJKER 2 Les 23
4 WK p. 23 oef. 43 (*) Loepje p. 10
Spelling 5 Kijker 2 – Les 22-24 Alfabet en vergeet-mij-nietjes

A B R T J K E F U V

R S D E V W I J X Y

Ik dek af wat hierboven staat. Ik vul de ontbrekende letters in.

ga je door met les 24.

Als er tijd over is,

H J K M L N E G

I L M F

A C R T U W D F

B S V E

Ik dek af wat hierboven staat. Ik vul de ontbrekende letters in.

O P Q R S T U V W X Y Z

A B C D E F G H I J K L M N

Ik dek af wat hierboven staat. Ik schrijf alle letters van het alfabet.

O Q R U X Y

P S T V W Z

D H K

nodig om delen van de oefening Spelling 5 Kijker 2 – Les 22-24 Alfabet en vergeet-mij-nietjes

te bedekken. SIGNAAL oefening

A B C E F G I J L M N

Ik vul de ontbrekende letters van het alfabet in.

besluit gedachtewisseling tv verbeelding groot verdriet Oefening 43

conclusie conclusie discussie televisie fantasie depressie

conclusie Ik zoek het woord op sie en schrijf het op.

fantasie discussie

fantasie discussie

televisie depressie

10 televisie depressie

Ik schrijf de woorden op sie over.

Oefening 42

104 23 KIJKER 2 Les 23 5 a b c a b c Focus Alfabet en vergeet-mij-nietje 2
24
T F U H Z C S I D W
De kinderen hebben een kladblaadje

Lesdoelen

Lesdoelen

Vergeet-mij-nietje 2 (p. 99): 1, 6 Alfabet (p. 103): 1-3, 7-9

Overkoepelende lesdoelen 1, 5, 6, 10, 11, 13, 15-20

Leermiddelen Basisaanbod

Bekijk het extra oefenaanbod op Kabas!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

In les 22 werden woorden op tie geïntroduceerd als vergeet-mij-nietje 2. In les 23 werden de woorden op sie ingeoefend en werd het alfabet herhaald.

In les 24 oefenen de kinderen op het alfabet en op woorden op sie. In de andere kijkers komt het alfabetisch rangschikken van onthoudwoorden sporadisch voor.

105 5 KIJKER 2 Les 24
Werkkatern Loepje Extra materiaal
Pagina 10 Poster alfabet Bladwijzer Extra
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
14 Vergeet-mij-nietje 2 13 Multimedia
Werkkatern 1 Pagina 24 Oefening 44
aanbod
Tot en met oefening 24
Spelling 5 Kijker 2 – Les 22-24 Alfabet en vergeet-mij-nietjes

Lesplan

Wie vlot oefening 43 maakte, begint zelfstandig aan oefening 44. Daarna kunnen zij de woordenhamster of het scheurblok erbij halen.

Instructie

Jullie rangschikken de woorden volgens het alfabet.

1WK p. 24 oef. 44

Overschrijfkaartje 14 Loepje p. 10

Correctie

De kinderen corrigeren elkaars oefening met behulp van het overschrijfkaartje en een groene balpen.

De andere kinderen die niet zelfstandig kunnen beginnen aan de oefening, neem je samen. Zij hebben nog hulp nodig bij het memoriseren van het alfabet. Die kinderen oefenen het best met behulp van de prenten en steunwoorden uit het Loepje, ook thuis of met externe hulpverleners.

Bespreek de volledige pagina in het Loepje en laat hen dan de woorden van oefening 44 rangschikken met behulp van de bladwijzer.

106 5 KIJKER 2 Les 24
Spelling 5 Kijker 2 – Les 22-24 Alfabet en vergeet-mij-nietjes

Als er tijd over is, haal je het scheurblok er bij.

Oefening 44 Ik schik de woorden alfabetisch. Ik kijk alleen naar de eerste letter . infectie –reparatie –televisie –spatie –operatie –actie –portie –demonstratie –conclusie 1

infectie

4

reparatie conclusie

7 2

operatie

9

5

spatie demonstratie

8 3

portie

6

De kinderen die oefening 43 vlot vervolledigden, beginnen hier zelfstandig aan. Ze gebruiken eventueel een schrijvertje of scrhijven de woorden eerst met een potlood.

televisie ober

De eerste letter is gelijk, dus ik kijk naar de tweede letter . ogenblikkelijk –oranje –operatie –oneindig –omgekeerd –oud –ober –oceaan –overeind 1

omgekeerd

4

oranje oceaan

7 2

oneindig

5

9

8 3

operatie

oud ogenblikkelijk

De zwakke spellers geef je een bladwijzer waarop het alfabet staat.

6

De tweede letter is gelijk, dus ik kijk naar de derde letter . kanonnen –kachels –kapellen –kaarsen –kamelen –kalender –kabouter –kazerne –karate 1

overeind kaarsen

kalender

4

kapellen kabouter

7 2

kamelen

9

5

24 actie

karate kachels

8 3

kanonnen

6

kazerne kanalen

De derde letter is gelijk, dus ik kijk naar de vierde letter kanon –kandidaat –kanalen –kangoeroe –kantelen –kanjer 1

kanjer kandidaat

kanon kangoeroe

4 2

kantelen Eerste druk

5 3

6 Fout? 14

24 Focus Alfabet en vergeet-mij-nietjes

Bestelnummer 60 1021 415 –ISBN 978 90 4862 253 5 D/2015/0147/308 –Auteur Erik Billiaert Verantwoordelijke uitgever © Copyright die Keure, Brugge

Eerste druk 2015/393 –Bestelnummer 60 1021 401 –ISBN 978 90 4862 242 9 KB D/2015/0147/297 –NUR 191 Auteur Erik Billiaert Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge –RPR 0405 108 325 © Copyright die Keure, Brugge

107
5 a bc a bc
KIJKER 2 Les 24
Spelling 5 Kijker 2 – Les 22-24 Alfabet en vergeet-mij-nietjes
108 Spelling 5

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.