4 minute read

12 Het dagboek van Ellen

Het dagboek van Ellen

Ellens ouders verhuizen voor een half jaar naar het buitenland om in een vluchtelingenkamp te gaan werken en Ellen moet mee. Een jaar lang in een ver land, met een vreemde taal en andere gewoontes … zonder haar hartsvriendinnen. Ellen baalt! Tot ze op een dag Ezra ontmoet, een meisje uit het kamp …

Woensdag 1 oktober

Na school kwam mama mij ophalen, zoals altijd. ‘Ik moet nog even iets afgeven bij het vluchtelingenkamp’, zei ze. Ze parkeerde haar auto weer op dezelfde plaats. Zo gauw ze weg was, glipte ik naar buiten. Daar stond ik in de brandende zon bij het hek. Wat een fluthek, dat gaas hield nog geen konijntje tegen. Ik zocht die kier in het doek en riep in mijn beste Engels: ‘Hello!’ Meteen verschenen die droevige, donkere OGEN weer. ‘Hello’, zei ik, deze keer wat minder zeker. Toen werd de kier groter. Een hoofd stak naar buiten, een bruin gezicht met zwarte OGEN. Om het lange, zwarte haar was losjes een ivoorkleurige doek geknoopt. Ze droeg ook een tuniek in die kleur. Het is een meisje, ging het door me heen. Zie je wel, dat had ik toch goed aangevoeld. Ze keek me vragend aan, alsof ze met me wilde praten. Maar zou ze me verstaan? Ik wees naar mezelf en zei ‘Mie is Ellen.’ Toen wees zij naar zichzelf en zei: ‘Mie is Ezra.’ En even leek het of er een glimlach op haar gezicht zou verschijnen. Maar in plaats daarvan kwam mama. ‘Wat doe jij buiten de auto? Dat is veel te heet. Kom, we gaan naar huis.’ Ik stapte in en keek naar de tent. Er was geen spoortje meer te zien van Ezra.

Vrijdag 3 oktober

Ik moet steeds aan Ezra denken. Ze is, denk ik, zo oud als ik. Ongeveer. Er is iets bijzonders met haar. In haar OGEN zag ik dat ze bang en verdrietig was. Maar zoals ze daar stond, leek ze sterk, alsof ze van plan was om het te winnen van angst en verdriet.

Ik heb het gevoel dat er iets speciaals tussen ons is, maar ik weet nog niet wat. En ik kan het ook niet uitleggen. Maar ik wil haar terugzien, dat is zeker. Ik zeg voorlopig niets tegen mama. En ook niet tegen papa. Zij willen niet dat ik in de buurt van het kamp kom. Daar heersen allerlei ZIEKTES. Besmettelijke nog wel. Ik wil graag iets voor Ezra meenemen. Maar wat? Waar zou ze blij mee zijn? Papa en mama praten wel over het kamp. Sinds we hier zijn, praten ze veel meer over hun werk dan thuis. En nu ik Ezra ontmoet heb, let ik beter op wat ze vertellen. Dat zijn geen vrolijke verhalen. Elke dag komen er nieuwe vluchtelingen bij, soms met wel duizend tegelijk. De TENTEN staan dicht bij elkaar, precies op het punt waar de stad eindigt en de WOESTIJN begint. Er moest water komen en toiletgebouwen, heb ik van papa en mama gehoord. Sommige vluchtelingen hadden nog tijd om snel wat kleren, potten en pannen bij elkaar te graaien voor ze ervandoor gingen. Anderen moesten rennen voor hun leven en droegen alleen de kleren die ze aanhadden. Zo zijn ze hier terechtgekomen. Er is weinig water in het kamp voor al die mensen. Soms kunnen ze heel even douchen. Dan wassen ze snel hun kleren die gelukkig heel vlug drogen in de zon.

Zaterdag 4 oktober

Papa roept dat we naar de SOEK gaan. Vivian zei dat het daar leuk is. De SOEK is een soort overdekte markt in het hartje van de stad. Je kunt er van alles kopen. Make-up, kruiden, prachtige stoffen, te veel om op te noemen. Misschien vind ik daar wel iets voor Ezra.

In de auto, op weg naar de SOEK, zei ik tegen papa en mama: ‘Het is vandaag dierendag. Maar is er ook een kinderdag?’ ‘Jazeker’, zei papa en dat was geen grapje. De Internationale Dag van de Rechten van het Kind. Mama moest even spieken op haar iPhone voor ze wist wanneer het was: 20 november. Die dag is er om iedereen eraan te herinneren dat kinderen speciale rechten hebben. ‘Daarin staat dat kinderen elke dag heel lang mogen opblijven’, grapte ik. Iedereen keek me verbaasd aan. Grapjes waren ze niet meer van me gewend. Ik keer er zelf ook van op.

Toen las mama van haar iPhone de kinderrechten voor.

Kinderen hebben recht op onderwijs; op hun eigen geloof en cultuur; ze hebben recht op een naam; en op een nationaliteit; op een eigen mening; op een veilig en gezond leven; op bescherming tegen kinderarbeid; op bescherming tegen mishandeling en geweld; op bescherming bij een oorlog; ze hebben het recht om te spelen; om op te groeien bij familie; ze hebben recht op veilig drinkwater; een goede gezondheidszorg en ze hebben recht op goede zorgen als ze gehandicapt zijn. Al die rechten gelden voor alle kinderen over de hele wereld.

Toen mama klaar was met voorlezen, was het stil in de auto. Volgens mij dachten we allemaal aan de kinderen in het vluchtelingenkamp. En ik dacht natuurlijk aan Ezra. Zij had dezelfde rechten als ik. Toch zat zij in dat kamp en ik … ik was een echte GELUKSVOGEL.

schrijver en tekenaar Hetty van Aar

This article is from: