3 minute read

4 De jongen die steeds viel

De jongen die steeds viel

Een rare naam

TimTom heeft geen geluk. Zijn vader heet Twan Tuimel en zijn moeder Tineke. Allemaal namen met een T. Daarom noemden ze hun zoon TimTom. Eerst vond TimTom zijn naam heel gewoon. Maar op een dag begon de ellende. ‘Wat heb jij een rare naam’, riep Mieke, zomaar op het schoolplein. ‘TimTom Tuimel is een kruimel’, schreeuwde Jaap. Iedereen lachte. ‘TimTom, die is stom’, gilde Robin. Toen is het gebeurd.

Zijn naam was opeens een rare naam. Een pestnaam. TimTom wil niet meer zo heten. ‘Ik wil een nieuwe naam’, zegt hij op een ochtend aan tafel. ‘Waarom?’ vraagt zijn moeder. ‘Omdat TimTom stom is.’ ‘Wat een onzin. Wat is er mis met TimTom?’ vraagt zijn vader. ‘Het is een pestnaam. Ik wil een andere naam.’ ‘Dat kan niet’, antwoordt zijn moeder. ‘Een naam is voor je hele leven. Die kun je niet zomaar wegdoen. En wij vinden TimTom leuk.’ ‘Vanaf nu heet ik Daan’, zegt TimTom. ‘Jakkes, wat vreselijk.’ Zijn moeder kijkt alsof ze iets vies ziet. ‘Geen sprake van’, zegt zijn vader. ‘Jij blijft TimTom.’

‘Daan’, zegt TimTom nog een keer. TimTom zwijgt tot het tijd is om naar school te gaan. Hij staat op, doet zijn jack aan en vertrekt. ‘Dag, TimTom’, roept zijn moeder nog. TimTom draait zich niet om. Hij zwaait niet. Hij roept niet: ‘Dag mam, tot straks.’ Hij zegt alleen heel zacht: ‘Ik heet Daan.’

Onderweg komt hij Lisa tegen. ‘Hoi, TimTom’, roept Lisa. ‘Ik heet niet meer TimTom’, zegt hij. ‘Voortaan heet ik Daan.’ Lisa kijkt hem aan. Haar ogen zijn net sterren. Ze twinkelen en schitteren. TimTom wil er wel blijven naar kijken. ‘Daan?’ vraagt Lisa verbaasd. ‘Daan …’ Het lijkt net of ze zijn nieuwe naam proeft. ‘Hoe smaakt Daan?’ wil hij vragen. Maar hij is bang voor het antwoord. Stel je voor dat Lisa ‘vies’ zegt. Daarom zegt hij niets. ‘Goed, Daan’, zegt Lisa na een tijdje. TimTom zucht opgelucht.

Dan gebeurt er iets vreemds. Hij struikelt over niks en valt.

Haar twinkelogen kijken verbaasd op hem neer. Vlug krabbelt hij overeind. ‘Je hand bloedt’, zegt Lisa. TimTom kijkt naar zijn hand. De binnenkant is geschaafd. Hij verstopt zijn hand achter zijn rug. Intussen zijn ze bij het huis van Rian. Lisa gaat op het hekje zitten wachten op haar vriendin.

Soms wacht TimTom ook. Maar vandaag heeft hij geen zin. ‘Ik ga vast’, zegt hij en hij loopt door.

Vlak bij school haalt Jaap hem in. ‘Hé, TimTom’, roept Jaap en hij geeft hem een duw. Ik heet niet langer TimTom, denkt TimTom. Dus hij heeft het niet tegen mij. Hij doet of hij niks hoort. ‘Hé, ben je doof?’ roept Jaap keihard in zijn oor. Nu kan hij niet meer doen alsof hij niets heeft gehoord. Hij wrijft met zijn bloedende hand over zijn toeterend oor. Zijn hart bonkt. Hij haalt diep adem en zegt: ‘Ik heet Daan.’ Verbaasd staart Jaap hem aan. Dan barst hij in lachen uit. ‘Daan!’ roept hij gierend. ‘Da-ha-ha-haan.’ TimTom haalt de schouders op en loopt door. Zijn wangen gloeien. Ze zijn vast vuurrood. Gelukkig kan Jaap dat niet zien. Die staat nog steeds voorovergebogen van het lachen.

Op het schoolplein heeft TimTom geluk. De pestbende is er nog niet. Hij loopt zo tot bij de deur. Straks, als de bel gaat, kan hij vlug naar binnen glippen. Hij blijft heel stil staan. Jaap komt nu ook het schoolplein op, samen met Robin. ‘Daar staat Dààn!’ toetert hij over het schoolplein. Iedereen kijkt naar hem. TimTom tekent met de punt van zijn schoen een onzichtbaar rondje op een tegel. ‘Daantje!’ gilt Robin. Opeens zakt TimTom door zijn ene knie. Met zijn andere been tekende hij net een kruisje en daardoor valt hij. Knal. Hij ligt languit voor de schooldeur.

‘Ik ben gevallen’, vertelt TimTom, ‘en ik heet niet meer TimTom. Voortaan heet ik Daan.’ Juf kijkt bezorgd. Ze voelt aan zijn hoofd. ‘Er is niks met mijn hoofd’, zegt hij vlug. ‘Ik wil gewoon een andere naam.’ ‘Jammer’, antwoordt juf. ‘Ik vind TimTom juist zo leuk.’

schrijver Thea Dubelaar tekenaar Aimée de Jongh

This article is from: