4 minute read

2 Ga je mee naar Toejeweetwel?

Ga je mee naar Toejeweetwel?

De woorden die kwijt waren

Er waren eens drie broers: Bas, Boris en Bram. Op een nacht brak een hevig onweer uit.

De volgende ochtend bleek dat de broers, door de schrik en de klappen, een heleboel gewone woorden niet meer wisten. Ze waren zelfs hun eigen naam vergeten. Zulke harde klappen waren het geweest.

Dus toen Bas wilde zeggen dat het tijd was om te ontbijten, zei hij: ‘Zullen we … eh… ah… ah… en … gloegloe?’

En toen Boris wilde zeggen dat het tijd was om de koeien te melken en de eieren bij de kippen vandaan te halen, zei hij: ‘Zullen we … eh… psspsspss … en … pplf?’

Bram besloot te gaan zoeken naar de woorden die ze kwijt waren, want als je iets kwijt bent moet je het gaan zoeken. Daar zit niets anders op. Hij groette zijn broers, liep de boerderij uit, langs de kapotte boom en door het weiland.

Toen zag hij een vrouw lopen en hij vroeg: ‘Weet u misschien wat ahah is en gloegloe en psspsspss en plff?’ Maar het enige wat die vrouw antwoordde, was: ‘Huh? … Nah… pff.’

Toen Bram aan de andere kant van het dorp was, wist hij nog steeds de gewone woorden niet.

Hij zag een deftig wit huis staan. Het was een soort restaurant, maar ook een soort club. Je moest lid zijn om binnen te mogen. Je liet je pasje zien, je zei het wachtwoord, en als dat allemaal goed was, mocht je erin. ‘Weet u misschien wat ahah is en gloegloe en psspsspss en plff?’

De portier zei: ‘Wilt u misschien … eh… eten?’ ‘Eten!’ riep Bram. ‘Ja!’ Eten! Eén woord had hij terug. Nu moest hij het goed onthouden. Eten eten eten eten eten eten eten eten eten. Eten.

‘Het spijt me,’ zei de portier, ‘maar dit is geen gewoon restaurant. Dit is Club Bram-de-Brave-Broer.’ ‘Bram!’ riep Bram. ‘Zo heet ik! Nu weet ik het weer! Bram Bram Bram Bram! Ik heb twee woorden terug: Bram eten Bram eten!’

Verder kwam hij niet. Maar hij mocht toch al niet naar binnen. Hij had geen pasje.

Hij liep weer door. Een eindje verderop ging hij op een steen zitten en herhaalde hij hardop de woorden die hij weer wist: ‘Bram eten Bram eten Bram eten Bram eten.’ Opeens voelde hij dat iemand op zijn schouder tikte. Hij draaide zich om en zag een meisje staan. ‘Heet jij Bram?’ vroeg ze. ‘Ja,’ zei Bram, ‘en dat wist ik niet meer.’ ‘Wou je graag eten? Je zit zo stom de hele tijd ‘Eten eten eten’ te zeggen.’ ‘Ja, graag’, zei Bram. Hij wou altijd wel eten. Vooral veel lekkere dingen en even geen gebakken eitjes.

Zo kwam het dat hij meeliep met dat meisje. Alleen om iets te eten. En toen hij daar in de kamer zat, zag hij iets liggen dat hij heel goed kon gebruiken. Het was een boek met allemaal plaatjes. Onder elk plaatje stond het woord dat erbij hoorde.

‘O!’ riep Bram, ‘Mag ik dat boek alsjeblieft meenemen? Dan kan ik mijn broers helpen, want die weten de gewone woorden niet meer.’ ‘Jawel hoor,’ zei het meisje, ‘ik had dat boek alleen maar nodig toen ik zes was. Maar weet je wat? Je mag het lénen, want dan kom je een keertje langs om het terug te brengen en dat vind ik gezellig.’

Bram ging naar huis en zei tegen zijn broers: ‘Jongens, het probleem is opgelost. Ik weet de gewone woorden weer.’ ‘Hoef nie’, zei Bas. ‘Nie meer nodig’, zei Boris. Ze keken Bram aan. Ze zagen dat Bram een boek had meegenomen. ‘Nie meer nodig,’ zei Boris nog een keer, ‘moe je droes?’ Hij wees naar de koffiepot. ‘Dat heet geen droes,’ zei Bram, ‘dat is koffie. Kijk maar, het staat hierin, zie je? Dit heet koffie, koffie.’

Maar opeens begreep hij dat zijn broers nieuwe woorden hadden bedacht. Ze hadden dus helemaal niet op hem gewacht. En hij kon niet eens meer gewoon met zijn broers práten …

Toen Bram dat begreep, werd hij erg bedroefd. Hij ging er helemaal krom van staan, zo bedroefd was hij. En hij liep de boerderij uit zonder zijn hoofd te stoten, zo bedroefd was hij. Helemaal krom liep hij langs de kapotte boom het weiland over, het dorp door, tot hij opnieuw bij het meisje was.

Daar probeerde hij weer rechtop te staan. ‘Hier heb je het boek terug’, zei hij tegen het meisje. ‘Mijn broers hebben niet op me gewacht. En nu voel ik me vreselijk alleen …’ Het meisje keek hem aan en zei: ‘………………………………………………………………………………………… ……………………………………… ehm.’ En daarna zei ze: ‘……………………………………………………………… …………………………….ehm.’

‘Wou je wat zeggen?’ zei Bram. ‘Als je het woord niet weet, kun je toch in het boek kijken?’ ‘Mjaaa…’ zei het meisje, ‘… maar wat ik wou zeggen, staat toevallig niet in dat boek …’ En met een rood hoofd bekende ze dat ze Bram eigenlijk wel heel erg soort van hoe-zeg-je-dat vond. En Bram zei dat hij haar ook veel, veel meer je-weet-wel vond en zo, zeker als hij haar vergeleek met zijn broers, en dat hij wel zo vaak langs zou willen komen dat het leek op blijven.

schrijver en tekenaar Joke van Leeuwen

This article is from: