
3 minute read
12 Vos en Haas – Eerlijk delen
Vos en Haas
Eerlijk delen
Haas staat in de keuken. Ze doet meel in een kom. Ze zet de boter op het aanrecht.
'Zeg Haas', zegt Vos dan. 'Ik vind het eigenlijk ook.' 'Wat vind je?' vraagt Haas een beetje bits. 'Dat van Pluim. Wat ze zegt over die koekjes. Ze heeft gelijk. Jouw koekjes zijn altijd zo klef', zegt Vos luid.
Haas is woest. De tranen springen in haar ogen. Ze rukt haar schort los en gooit hem naar Vos. 'Bak dan zelf maar koekjes!' gilt ze. Met een knal gooit ze de deur achter zich dicht.
Op het aanrecht staat de kom met meel. Het pakje boter ligt ernaast. Maar wat heb je nog meer nodig om koekjes te bakken?
Melk? Zout? Suiker? Nootjes en chocola? Eieren en kaas?
Of moet er iets anders doorheen?
'Het kookboek!' valt het Vos opeens in. 'In het kookboek staat vast een recept voor koekjes.' Vos kijkt bij de K van Koekjes. Hij vindt het meteen.
- vijf eetlepels meel - één volle eetlepel bruine suiker - een snufje kaneel - een halve lepel koude boter - een theelepel honing 'Zo moeilijk kan het niet zijn', mompelt Vos. 'Als Haas het kan, dan kan ik het ook.
Gewoon doen wat in het boek staat.
Kinderspel. '
Vos bindt de schort voor. Hij haalt diep adem en begint. Hij doet de suiker bij het meel. Het gaat best. Nu de kaneel nog. En daarna de boter. Eerst snijdt Vos de boter in kleine stukjes. Hij gooit de stukjes één voor één bij het meel. Dan roert hij alles met een houten lepel door elkaar. Het wordt een dikke brij. 'Zou het al naar koek smaken?' vraagt Vos zich af. Hij proeft een hapje. Mmm! Lekker!

'Verdeel in stukjes zo groot als een noot', leest Vos. Hij krabt zich op zijn kop. Een sliert deeg blijft plakken aan zijn oor.


'Maar wat voor een noot? Een hazelnoot? Een okkernoot? Een kokosnoot?
Ik verdeel het deeg gewoon in vieren!' roept hij uit. En hij somt op: 'Een koekje voor mij en een koekje voor Haas. Plus een koekje voor Uil en een koekje voor Piep. Dat zijn vier koekjes. Hoe kan dat nu?
Er liggen maar drie koekjes op de bakplaat! En toch heb ik het deeg in vieren verdeeld', piekert Vos.
'Eén deel voor mij en één deel voor Haas. Plus één deel voor Uil en één deel voor Piep. Dat is toch vier?'
Vos rekent en telt. Dan snapt hij het. 'Ik at één deel op. En 4 – 1 = 3.
Eén koekje voor Vos. Eén koekje voor Haas. Eén koekje voor Uil.
Voor Piep is er niets meer. Dat is niet eerlijk. Als Piep niets krijgt, dan Uil ook niet', zegt Vos. Dus eet hij het koekje van Uil gewoon op.
De keuken vult zich met een heerlijke geur. Dan loopt de eierwekker af. Vos haalt de bakplaat uit de oven. Even proeven, denkt hij.
'Ik moet toch weten of mijn koekjes goed zijn.'
Maar het smaakt verrukkelijk. Opeens komt Haas de keuken in. 'Zijn de koekjes klaar?' Vos verslikt zich van de schrik.

Hij wijst naar het aanrecht. Daar ligt één koekje op.
'Eén koekje maar?' vraagt Haas verbaasd. 'En waar is de rest?' Vos bloost.
'Ik … eh … Het deeg was zo lekker en eh …' bekent hij. Haas snapt het al. 'We zullen het laatste koekje eerlijk delen', belooft Vos. 'Jij de helft en ik de helft.'
Hij breekt het koekje netjes in tweeën. Haas proeft ervan. 'Heerlijk!'
schrijver Sylvia Vanden Heede tekenaar Thé Tjong-Khing
