INHOUDSTAFEL met prio-overzicht
tot 100 (automatisatie) p. 113


oriëntatie: maquette en plattegrond p. 119 Les 21 MK
Les 24 en 25
LEGENDE
nieuw/geven
geven indien tijd
kan weggelaten worden
relaties: evenwijdigheid en loodrechte stand p. 123
outro OF outro problemen oplossen p. 141
Dit is ofwel nieuwe leerstof ofwel zeker te geven omdat het lang geleden is, nog te weinig ingeoefend werd ...
Deze leerstof werd reeds gezien, maar dient veel herhaling en dus indien mogelijk nog te geven.
Deze leerstof werd reeds gezien of is slechts een aanzet (a) en moet dus niet bereikt zijn dit schooljaar.



LESDOELEN
TOEPASSINGEN
LES 1 Intro
dKadeKa e de 3 3
1 De kinderen ervaren de nood om nieuwe wiskundige leerinhouden te ontdekken en te verkennen.

2 De kinderen tonen de bereidheid om zich nieuwe wiskundige leerinhouden eigen te maken.
3 De kinderen kunnen verwoorden wat ze al weten, kennen of kunnen met betrekking tot een wiskundig onderwerp en wat ze nog dienen te leren, te verwerven …
4 De kinderen durven hun bevindingen voorstellen aan elkaar.
LESMATERIALEN - Kabas en/of werkboek Kaap 1 p. 1
- afbeelding 1 intro: verbouwing

- timer
- A3-blad en stiften per groepje van vier leerlingen
LEERLIJN Deze les is een introles.
VOOR DE LES
Voorzie voor elk groepje een A3-blad en stiften.
LESVERLOOP
Welkom in het derde leerjaar! Net als in het eerste en tweede leerjaar stappen we ook nu op een schip en beleven we met de kapitein en de kadetten tal van rekenavonturen. Klaar om samen op pad te gaan? Laat ons eens kijken wat er op dit moment te beleven valt op het schip waarmee we een heel schooljaar zullen meevaren …
Projecteer afbeelding 1 intro aan het bord.
Laat de leerlingen vertellen wat ze zien. (ladder, elektriciteitsdraden, onafgewerkte muren …) Besluit samen dat men deze kamer aan het verbouwen is.
Pols bij de leerlingen wie thuis al eens verbouwingen gehad heeft. Laat hen verwoorden wat de voor- en nadelen zijn van verbouwingen.
Moedig ook leerlingen die nog nooit verbouwingen meegemaakt hebben aan om deel te nemen aan het gesprek. Ook zij kunnen voor- en nadelen bedenken.

De kapitein vindt dat het schip verouderd is. Hij wil een aantal ruimtes verbouwen. Vooral de keuken, de woonkamer, de badkamer en de kajuiten hebben nood aan een opknapbeurt. Alvorens de kadetten aan het werk te zetten, wil de kapitein weten wat er in de vier ruimtes opgeknapt moet worden. Hij wil de kadetten ook een lijstje geven met materiaal dat ze moeten aankopen.
Stel voor om de kapitein een handje te helpen. Verdeel de leerlingen in groepjes van vier. Geef elk groepje een A3-blad en stiften. Laat hen er ook hun werkboek bijnemen op p. 1.
Licht de opdracht toe: Bekijk met jullie groepje in jullie werkboek de ruimtes die de kapitein wil opknappen. Kies samen één ruimte uit. Bespreek wat nog goed is in de ruimte en wat moet opgeknapt worden. Noteer zowel de goede punten als de verbeterpunten beknopt op jullie flap (A3-blad). Denk vervolgens na over de materialen die nodig zullen zijn om de opknapwerken uit te voeren. Brainstorm samen en maak op jullie flap een materialenlijstje.
Toon de leerlingen hoe ze hun A3-blad makkelijk kunnen indelen. Verdeel het blad in twee. Teken in het ene deel twee kolommen waarin de goede punten en de verbeterpunten genoteerd kunnen worden. Noteer eventueel een plus- en minteken boven de kolommen. Gebruik het andere deel van het blad voor het materialenlijstje.
Laat de leerlingen in groepjes aan de slag gaan. Visualiseer de tijd met een timer. Breng blitzbezoekjes aan de verschillende groepjes. Observeer hun werkwijze, ga in op vragen en stuur bij waar nodig. Stel richtvragen of opper een idee wanneer je merkt dat het groepsproces dreigt stil te vallen.
Laat elk groepje de gemaakte flap voorstellen aan de klasgroep. Zorg ervoor dat elk groepslid aan het woord komt. (Voorbeeld: groepslid 1 vertelt over de goede punten, groepslid 2 vertelt over de verbeterpunten, groepslid 3 licht het materialenlijstje toe en groepslid 4 geeft aan hoe het groepswerk verlopen is.)
Beluister de presentaties van de leerlingen aandachtig. Laat de leerlingen, aan de hand van de verbeterpunten die ze zelf per ruimte opsommen, ervaren dat ze binnen de kaap nog verschillende leerinhouden moeten aangeleerd krijgen alvorens ze de kadetten kunnen helpen bij het renoveren. Dat kun je doen door richtvragen te stellen en verbanden te leggen met ‘Kaap in zicht’.
Ruimte 1: de kajuit
Verbeterpunt: Eén van de sporten van de ladder van het stapelbed is stuk.
Richtvragen: Hoe kunnen we de sport herstellen? Hoe weten we hoe lang de sport moet zijn?
Link met ‘Kaap in zicht’: We leren hoe we moeten meten in meter, centimeter én decimeter.
Verbeterpunt: Het behangpapier komt los van de muren. We moeten ofwel opnieuw behangen ofwel schilderen.
Richtvragen: Hoe weten we hoe lang de repen behangpapier moeten zijn? Hoe weten we hoeveel verf er nog in de potten zit?
Link met ‘Kaap in zicht’: We leren hoe we moeten meten in meter, centimeter én decimeter. We leren ook hoe we moeten meten in liter, centiliter én deciliter
Verbeterpunt: De verlichting hangt niet meer goed vast aan het plafond. We moeten met spijkers alles opnieuw vasthangen.
Richtvragen: Er zitten hier en daar nog spijkers in de gereedschapskisten. Hoe weten we hoeveel spijkers we nog hebben en hoeveel spijkers we nog extra nodig hebben?
Link met ‘Kaap in zicht’: we herhalen hoe we vlot kunnen optellen en aftrekken tot 100.
Ruimte 2: de badkamer
Verbeterpunt: Er zijn een aantal tegels gebarsten in de badkamer. We moeten de vloer opnieuw betegelen.
Richtvragen: Hoe berekenen we hoeveel tegels we nodig hebben voor een hele vloer?
Link met ‘Kaap in zicht’: We moeten hiervoor de maaltafels opnieuw opfrissen.
Ruimte 3: de keuken
Verbeterpunt: De kastdeur hangt scheef. We moeten de kastdeur weer recht hangen.
Richtvragen: We kunnen dit niet op het zicht doen. Hoe weten we of de kastdeur echt recht hangt?
Link met ‘Kaap in zicht’: We hebben hiervoor de meetkundige begrippen ‘evenwijdig’ en ‘loodrecht ’ nodig. We dienen daarenboven te leren hoe we een geodriehoek moeten gebruiken.
Ruimte 4: de woonkamer
Verbeterpunt: De kamer is niet netjes geschilderd. Er moet opnieuw geschilderd worden.
Richtvragen: Hoe weten we hoeveel verf er nog in de potten zit?
Link met ‘Kaap in zicht’: We leren hoe we moeten meten in liter, centiliter én deciliter.
Verbeterpunt: De boekenkast heeft kapotte planken.
Richtvragen: Hoe kunnen we de planken herstellen? Hoe weten we hoe lang de planken moeten zijn?
Link met ‘Kaap in zicht’: We leren hoe we moeten meten in meter, centimeter én decimeter.
Verbeterpunt: We moeten de boeken weer verdelen over de planken eens die hersteld zijn.
Richtvragen: We moeten de boeken op gelijke wijze verdelen over de planken van de boekenkast. Hoe kunnen we dit aanpakken?
Link met ‘Kaap in zicht’: We frissen hiervoor de deeltafels opnieuw op.
Hang de gemaakte flappen op in de klas. Je kunt er doorheen de Kaap, bij het aanbrengen van bepaalde leerstofonderdelen, naar verwijzen. (zie ‘Kaap in zicht’)
Breng de kaart met een bestemming op onder de aandacht.
Leg de leerlingen uit dat de kaart een zelfevaluatie-instrument is dat bij elke herhalingsles gebruikt zal worden:
Bij elke herhalingsles maken we even de tijd om ons af te vragen ‘Ging het goed?’, ‘Ken ik het?’, ‘Ben ik klaar voor de toets die volgt?’

We overlopen bij getallenkennis, bewerkingen, meten en metend rekenen en meetkunde de oefeningen. Ieder van jullie mag voor zichzelf inschatten hoe goed hij of zij de oefeningen al onder de knie heeft. Het inschatten gebeurt door een kruisje op de kaart te zetten.
Als je een kruisje dicht bij of op de bestemming plaatst, geef je aan dat je de oefeningen goed beheerst en klaar bent voor de toets.
Als je een kruisje halverwege de weg naar de bestemming in het water zet, geef je aan dat je nog wat moeite ervaart tijdens het oefenen en je je nog moet voorbereiden voor de toets.
Als je een kruisje op het begin van de weg naar de bestemming, op het eerste eiland tekent, geef je aan dat je de oefeningen helemaal niet beet hebt en dat je nog veel extra oefenkansen nodig hebt.
Op het kopieerblad ‘onthoudkaart’ staat de belangrijkste leerstof van deze Kaap opgesomd. Druk het kopieerblad af, plastificeer en gebruik het als bladwijzer in het werkboek. Doe dat zeker voor de spoor 1-leerlingen en ga na welke spoor 2-leerlingen hier ook gebruik van zouden maken. Spoor 3-leerlingen zijn in staat om de leerstof zelf op te zoeken in hun Sloep, indien nodig.
KAAP IN ZICHT
De kapitein en de kadetten gaan in deze Kaap het schip volledig opknappen.
Wil je weten hoe vlot de kadetten kunnen optellen en aftrekken met spijkers? Dat leer je in les 3.
Wil je mee promoties uitrekenen in de doe-het-zelfzaak? Dat leer je in les 4.
Wil je leren hoe je een kajuit kan opmeten in m, dm of cm? Dat leer je in les 5 en 6.
Wil je helpen bij het berekenen van het aantal tegels in de badkamer? Dat leer je in les 8.
Wil je weten hoeveel verf 1 l, 1 dl of 1 cl is? Dat leer je in les 10 en 11.
Wil je ontdekken hoe de deeltafels je kunnen helpen bij het vullen van kasten? Dat leer je in les 15 en 18.

Wil je je steentje bijdragen bij het metsen van een rekenmuurtje? Dat leer je in les 19.
Wil je leren om een plattegrond te maken van een ruimte op het schip? Dat leer je in les 20.
Wil je controleren of de planken in de kast evenwijdig zijn of loodrecht staan? Dat leer je in 21.
LESDOELEN
BEWERKINGEN - HOOFDREKENEN
LES 4 Optellen en aftrekken tot 100 met brug
dKadeKa e de 3 3
1 De kinderen kunnen optellingen en aftrekkingen tot 100 met brug oplossen, noteren en verwoorden volgens de standaardprocedure.
2 De kinderen weten dat de volgorde van de termen geen invloed heeft op de som en kunnen dit toepassen bij optellingen tot 100 met brug.
3 De kinderen kunnen begrippen als 'som', 'verschil', 'vermeerderen', 'verminderen', 'meer dan', 'minder dan', 'bijdoen', 'wegdoen' ... correct gebruiken.
LESMATERIALEN - concordantie


- digitaal bordschema
- Kabas en/of werkboek Kaap 1 p. 6-7
In deze les kunnen de leerlingen adaptief aan de slag met Kai op Kabas.
- poster: optellen en aftrekken: rekentaal
- afbeelding 1: promotie
- instructievideo TE + TE tot 100 met brug
- instructievideo TE - TE tot 100 met brug
- Sloep p. 27
- MAB-materiaal (tientallen en eenheden) per leerling
- wisbord, stift en uitwisser per leerling
- kladschrift
LEERLIJN Wat ging vooraf?
K1 L3 Optellen en aftrekken tot 100 zonder brug
Wat volgt?
K1 L8 Optellen en aftrekken tot 100
VOOR DE LES
In deze les hebben de leerlingen een aantal vaardigheden nodig. Ze moeten vlot kunnen splitsen tot 10. Ook het aanvullen en weghalen tot op een tiental moet goed gekend zijn.

Bekijk aan de hand van de voorkennistest welke leerlingen nog moeite hebben met deze vaardigheden. Voorzie voor hen een preteachingmoment waarin het splitsen tot 10 en het aanvullen en weghalen tot op een tiental herhaald worden.
Bekijk op voorhand welke leerlingen per twee zullen samenwerken tijdens de instructiefase. Streef naar heterogeniteit binnen de duo’s (bijvoorbeeld: combinatie van spoor 1 met spoor 3). Indien nodig, kun je tijdens deze lesfase enkele leerlingen van plaats laten wisselen.
LESVERLOOP
Promotie gespot!
Een van de kadetten heeft in een reclamefolder van een doe-het-zelfwinkel een promotie ontdekt die goed van pas zal komen bij de opknapwerken op het schip.
Projecteer afbeelding 1 en bespreek samen de promotie.
Wat staat er in promotie? (planken)
Wat houdt de promotie juist in? (Als je 25 planken koopt, krijg je er 7 gratis).
Wijs de leerlingen erop dat er in de promotie een som staat, namelijk 25 + 7. Laat hen de som onderzoeken.
Is deze som een optelling tot 100 zonder brug, zoals we vorige les herhaald hebben? (nee)
Hebben jullie die soort sommen al leren oplossen? (ja)
Wie kent de naam van die soort sommen? (optelling tot 100 met brug)
Verwoord het lesdoel:
In deze les gaan we aan de slag met optellingen en aftrekkingen tot 100 met brug. Jullie leerden het optellen en aftrekken tot 100 met brug al in het tweede leerjaar. Vandaag herhalen we die oefeningen. Ook de rekenbegrippen die we vorige les opgefrist hebben, zullen we in deze les gebruiken.
2. 1 Instructiefase
2.1.1 Optellen met brug (TE + E)
Los met de leerlingen de som uit de reclamefolder op.
Bij de aankoop van 25 planken, krijg je er 7 gratis. Hoeveel planken zijn dat samen? Noteer beide getallen op het bord.
Laat de leerlingen de getallen op hun bank voorstellen met MAB-materiaal Laat hen vervolgens nadenken welk bewerkingsteken er tussen de getallen 25 en 7 moet komen. (plusteken) Refereer hierbij naar het rekenbegrip ‘samen’.
Los samen met de leerlingen de oefening op. Laat hen ontdekken dat ze 25 eerst moeten aanvullen tot het volgende tiental en daarom 7 moeten splitsen in 5 en 2.
Hanteer volgende verwoording: Ik splits 7 in 5 en 2. 25 plus 5 is 30 en 30 plus 2 is 32.
Noteer de bewerking op het bord
TE + E = (T + E =)
25 + 7 = (30 + 2 =) 32
2.1.2 Optellen met brug (TE + TE)
Een andere kadet ontdekt in de reclamefolder nog een tweede promotie. Bij aankoop van een doosje van 45 schroeven, krijg je een doosje van 38 schroeven gratis. Hoeveel schroeven zijn dat samen?

Noteer beide getallen op het bord en plaats er een plusteken tussen.
Laat de leerlingen de getallen op hun bank voorstellen met MAB-materiaal
Los samen met de leerlingen de oefening op.
Herhaal de steunzin voor optellingen: Het eerste getal houden we heel, het tweede getal doen we er in stapjes bij. We doen eerst de tientallen erbij en dan de eenheden. Let op de verwoording wanneer de eenheden erbij gedaan worden: We doen eerst bij tot het volgende tiental, dus we doen vijf eenheden erbij. Nadien doen we er de drie overgebleven eenheden ook bij.
Noteer de bewerking op het bord.
2.1.3 Aftrekken met brug (TE - E)
De kadetten hebben de 32 planken uit de reclamefolder gekocht. 5 planken willen ze gebruiken om het dek van het schip te herstellen. Hoeveel planken blijven er over?
Noteer beide getallen op het bord.
Laat de leerlingen het getal 32 op hun bank voorstellen met MAB-materiaal
Laat hen vervolgens nadenken welk bewerkingsteken er tussen de getallen 32 en 5 moet komen. (minteken) Los samen met de leerlingen de oefening op.
Laat hen ontdekken dat ze vanaf 32 eerst moeten terugtellen tot het vorige tiental (30) en daarom 5 moeten splitsen in 2 en 3.
Let op de verwoording: We doen eerst weg tot het tiental, dus we nemen 2 eenheden weg. Daarna moeten we nog 3 eenheden wegdoen. Dat lukt niet … We ruilen 1 tiental voor 10 eenheden. We hebben nog altijd 30, maar kunnen nu wel 3 eenheden wegdoen.
Noteer de bewerking op het bord
2.1.4 Aftrekken met brug (TE - TE)
De kadetten hebben ook de 83 schroeven uit de reclamefolder gekocht. 39 schroeven gebruiken ze om de planken op het dek vast te zetten. Hoeveel schroeven blijven er over?
Noteer beide getallen op het bord en plaats er een minteken tussen. Laat de leerlingen het getal 83 op hun bank voorstellen met MAB-materiaal.
Los samen met de leerlingen de oefening op.
Let op de verwoording: We nemen eerst de tientallen weg. We nemen 3 tientallen of 30 weg. Dan trekken we de eenheden eraf. We nemen 9 eenheden weg, eerst 3 en dan nog eens 6.
Herhaal eveneens de steunzin voor aftrekkingen: Het eerste getal houden we heel, het tweede getal doen we in stapjes weg. We doen eerst de tientallen weg en dan de eenheden.
Noteer de bewerking op het bord
partnerwerk 3
Afsluiter

partnerwerk
2.1.5 Optellen en aftrekken met brug
Noteer een optelling (TE + TE) en een aftrekking (TE - TE) op het bord: 47 + 14 en 62 – 28.
Laat de oefeningen oplossen per twee.
Start met de optelling en laat de leerlingen de getallen eerst leggen met MAB-materiaal.
Herinner hen er nogmaals aan dat bij een optelling de termen van plaats verwisseld mogen worden.
Laat hen de oplossing met tussenstappen noteren op hun wisbord en vraag om nadien de oplossingsstrategie onderling te bespreken.
Wijs hen op het belang van het correct gebruiken van de rekenbegrippen.
Pak de aftrekking op dezelfde manier aan.
Breng hier nogmaals onder de aandacht dat de getallen bij een aftrekking niet verwisseld mogen worden.
2.2 Inoefenfase
Laat de leerlingen de oefeningen maken in het (digitale) werkboek
Spoor 1-leerlingen maken oefening 1 samen met de leerkracht.
3.1 Bedenk je eigen promotie
Geef volgende instructie:
Bedenk per twee een promotie die in de reclamefolder van de doe-het-zelfzaak gebruikt zou kunnen worden. De promotie moet een optelling tot 100 met brug zijn. (TE + E of TE + TE)
Bepaal welk voorwerp jullie in promotie gaan aanbieden. Noteer hoeveel voorwerpen de klanten moeten kopen en hoeveel voorwerpen ze er gratis bij krijgen. Noteer de promotie als een som op je wisbord. Los de som vervolgens ook op met je duopartner.
Loop tijdens het bedenken van de promotie en het oplossen en nabespreken van de oefeningen rond in de klas en breng blitzbezoekjes aan alle duo’s.
Ga in op vragen en stuur bij waar nodig.
Beluister, indien er nog tijd over is, enkele zelfbedachte promoties en los de bijhorende sommen klassikaal op aan het bord.
3.2 Verankering
Veranker het lesdoel en koppel terug naar de doelstellingen uit de instap: Wat hebben we vandaag geleerd? Laat de leerlingen kort verwoorden.
Wanneer de leerlingen tijdens het zelfstandig oefenen thuis of in de klas nog nood hebben aan extra ondersteuning kunnen ze de instructievideo's over het optellen en aftrekken tot 100 met brug bekijken.
Indien nodig, kunnen spoor 1-leerlingen gebruikmaken van MAB-materiaal

dKadeKa e de 3 3
Welke getallen zitten achter de dieren verstopt? Reken uit. Los vervolgens de bewerkingen op.






Stimuleer de leerlingen om tussenstappen te noteren in hun kladschrift. Zo vermijd je dat ze gaan gokken naar de oplossing door een willekeurig antwoord in te kleuren.
Spoor 3-leerlingen kunnen de tussenstappen na enkele oefeningen verkorten of achterwege laten.

Spoor 1-leerlingen dienen de tussenstappen consequent uit te schrijven. Zij kunnen, indien nodig, ook gebruikmaken van MAB-materiaal

Laat de leerlingen de woorden die verwijzen naar de bewerking markeren.

3 4





Kleur het juiste antwoord. Kijk goed naar het teken. Maak tussenstappen in je kladschrift.
van elke rekenzin een bewerking en los op.
DIFFERENTIATIE EN ORTHODIDACTISCHE TIPS
Laat de leerlingen de materiële handeling uitvoeren zolang als nodig. Begeleid:
- kinesthetisch:
· echt wegdoen, wegnemen, minder maken;
· echt bijdoen, erbij leggen, meer maken.
- verbaal:
· Het eerste getal houden we heel, het tweede doen we er in stappen bij / af.
· Als we de brug over de T maken, dan doen we eerst bij tot T, we splitsen, en doen dan de rest erbij.
- visueel:
· Teken de staafjes.
· Schrijf de procedure / teken de brug. Herhaal telkens opnieuw.
Volg of de leerlingen omkeringen maken. Schrap dat niet zomaar als fout. Schrijf het getal er juist bij, bijvoorbeeld 37. Benoem het getal: 30 en 7. Leg nadruk op de ‘-ig’ in dertig. Markeer de T groen en de E geel.
Blijf de steunzinnen herhalen. Geef als tip dat de leerlingen na elke oefening even een vinger- en hoofdfitness moeten houden, waardoor ze opnieuw sneller kunnen doorwerken aan de volgende oefeningen. Hierdoor zijn er korte momenten van ontspanning en kan er opnieuw een inspanning geleverd worden.
Laat de leerlingen optellen en aftrekken met brug tot 100 automatiseren. Laat hen voor elkaar superlange optellingen of aftrekkingen maken.
Maak eventueel gebruik van volgend differentiatiemateriaal:

- scheurblok Kaap 1 p. 3
- Meer oefenaanbod op de gamehoek van Kaap 1!
- Oefenblaadje: Optellen en aftrekken tot 100 met brug
- Kaap 8: B3 Hoofdrekenen: optellen tot 100
B4 Hoofdrekenen: aftrekken tot 100
B5 Hoofdrekenen: optellen en aftrekken tot 100
- Knal: Optellen en aftrekken tot 100 met brug
- Krak: Smakelijk (3e leerjaar)
Onderweg (3e leerjaar)
Buitengewoon natuurlijk (3e - 4e leerjaar)
Aan de slag! (3e - 4e leerjaar)
LESDOELEN
METEN EN METEND REKENEN
dKadeKa e de 3 3
LES 6 Meetcircuit: schatten en meten met decimeter
1 De kinderen kunnen de meetinstrumenten correct gebruiken bij metingen van lengte.
2 De kinderen kunnen een vooropgestelde lengte vooraf schatten in dm en de schatting vergelijken met het meetresultaat.
3 De kinderen kunnen hun schat- en meetresultaat correct lezen en noteren in dm.
4 De kinderen kennen en gebruiken de referentiemaat voor 1 dm.
5 De kinderen kennen de lengtemaat en het symbool voor decimeter (dm).
6 De kinderen kunnen hun schatting beoordelen als goed of minder goed.
LESMATERIALEN - concordantie


- digitaal bordschema
- Kabas en/of werkboek Kaap 1 p. 10-11
In deze les kunnen de leerlingen adaptief aan de slag met Kai op Kabas.
- poster: lengte: km, m, dm en cm
- afbeelding 2: maateenheden
- instructievideo decimeter
- Sloep p. 54
- bordlatten van 1 meter en meetlatten van 30 centimeter
- stroken (gekleurd) papier (2 dm, 5 dm en 8 dm)
- stuk touw (13 dm)
- krijt
LEERLIJN Wat ging vooraf?
K1 L5 Schatten en meten met de meter en centimeter
GO! en KathOndVla hebben de decimeter in het tweede leerjaar reeds beknopt geïntroduceerd. De decimeter is nieuwe leerstof voor OVSG.
Wat volgt?
K3 L4 Meetles lengte: meter, decimeter en centimeter
VOOR DE LES
Bepaal hoe je het meetcircuit gaat aanpakken. Houd voor ogen dat het belangrijk is dat de leerlingen doordacht gaan schatten en meten. Overweeg volgende opties:
Klassikaal meetcircuit:
Alle leerlingen participeren gelijktijdig per twee aan het meetcircuit. Hierbij is het aangeraden om een extra (zorg)leerkracht of ‘meet-ouder’ in te schakelen zodat alle duo’s begeleid kunnen worden. Voorzie voor de meetopdrachten voldoende materiaal.
Meetcircuit met de helft van de klasgroep: Indien het niet mogelijk is om een extra leerkracht in te schakelen, wordt de klas best in twee groepen verdeeld.
De ene groep werkt zelfstandig in het werkboek op p. 11.
De andere groep voert de meetopdrachten per twee uit bij de leerkracht. Daarna wisselen de groepen om.
Voorzie tijdens het meetcircuit voldoende bordlatten van 1 meter en meetlatten van 30 centimeter
Voorzie eveneens stroken gekleurd papier: een strook van 2 dm (strook 1), een strook van 5 dm (strook 2) en een strook van 8 dm (strook 3).
Zorg ook voor een touw met een lengte van 13 dm. Schat in hoeveel strokensets en touwen je best voorziet om het meetcircuit vlot te laten verlopen.
Bepaal op voorhand waar je de afsluiter van de les laat doorgaan (in de klas, op de speelplaats, in de turnzaal …).
LESVERLOOP
Meter en centimeter - herhaling
De kadetten zijn nog steeds opmetingen aan het doen in de kajuit van de kapitein. Bij sommige voorwerpen twijfelen ze of ze de lengte in meter of centimeter moeten schrijven.

Projecteer enkele foto's uit de kajuit van de kapitein aan het bord (afbeelding 2). Bespreek klassikaal welke maateenheid het best past bij elke prent:
- Met welke maateenheid drukken we de lengte van het bed van de kapitein het best uit? (m)
- Met welke maateenheid drukken we de breedte van de rug van het boek het best uit? (cm)
- Met welke maateenheid drukken we de lengte van de spiegel het best uit? (m)
- Met welke maateenheid drukken we de lengte van de pantoffel het best uit? (cm)
Verwijs bij de bespreking regelmatig naar de poster met referentiematen van 1 meter en 1 centimeter die je vorige les met de leerlingen opgehangen hebt in de klas.
Verwoord het lesdoel: De lengtematen ‘meter’ en ‘centimeter’ kennen we intussen. Vandaag leren we een lengtemaat die kleiner is dan een meter en groter is dan een centimeter. We maken kennis met de decimeter
2. 1 Instructiefase
2.1.1 Verband tussen meter, decimeter en centimeter Fris de leerinhouden van de vorige les op. Toon de bordlat
Welke lengte heeft deze bordlat? (1 m)
Noteer in de eerste kolom op het bord: 1 meter = 1 m.
De bordlat is verdeeld in kleine blokjes, waar we onze duimnagel kunnen op leggen. Wat is de lengte van dit kleine blokje op de bordlat? (1 cm)
Noteer in de derde kolom op het bord: 1 centimeter = 1 cm.
Hoeveel centimeter kan er in een meter? (100 cm)
Noteer dit op het bord in de kolom van de meter.
Breng vervolgens een nieuwe lengtemaat aan.
Kan je in de klas een lengte tonen van meer dan 1 cm en minder dan 1 m? (voorbeeld: schrift …)
Geef de leerlingen voldoende tijd om voorbeelden te zoeken. Bespreek ze kort.
Toon dan terug de bordlat.
Op de bordlat zien we na 10 blokjes van 1 cm telkens een streepje staan. Wat is de afstand tot aan een streepje? (10 cm)
Deel de leerlingen mee dat een afstand van 10 centimeter voortaan 1 decimeter is.
Pols bij de leerlingen of ze kunnen raden wat de bijhorende afkorting is (dm).
Noteer de afkorting in de middelste kolom op het bord.
Vul de kolommen nog verder aan door een laatste vraag te stellen:
Hoeveel keer kan 1 decimeter in 1 meter? (10 keer)
Verwijs eventueel naar deci (= een tiende deel). Dus een decimeter is een tiende deel van een meter.
Je bordschema ziet er nu als volgt uit.
100 cm = 10 dm
Stel herhalingsvragen:
Hoeveel keer kan 1 centimeter in 1 decimeter? (10 keer)
Hoeveel keer kan 1 decimeter in 1 meter? (10 keer)
Ondersteun telkens met de bordlat.
Breng alle inzichten samen in een herleidingstabel via een bordschema.
We leerden over 1 meter. Waar kan ik dit schrijven in de tabel?
(In de kolom van meter: daar schrijven we de 1.)
Hoeveel decimeter kan er in 1 meter? (10 dm)
(In de kolom van meter schrijven we de 1 en we vullen aan in de kolom van decimeter met een 0 1 m = 10 dm.)
Hoeveel centimeter kan er in 1 meter? (100 cm)
(In de kolom van meter schrijven we de 1 en we vullen aan tot de kolom van centimeter met een 0 1 m = 100 cm.)

We leerden over 1 decimeter. Waar kan ik dit schrijven in de tabel?
(In de kolom van decimeter: daar schrijven we de 1.)
Hoeveel centimeter kan er in 1 decimeter? (10 cm)
(In de kolom van decimeter schrijven we de 1 en we vullen aan tot de kolom van centimeter met een 0 1 dm= 10 cm.)
We leerden over 1 centimeter. Waar kan ik dit schrijven in de tabel?
(In de kolom van centimeter: daar schrijven we de 1.)
2.1.2 Referentiemaat voor 1 decimeter
Laat de leerlingen brainstormen welk deel van hun lichaam een afstand van ongeveer 1 decimeter heeft. Beluister hun ideeën en deel hen vervolgens mee dat de afstand tussen de buitenste hoeken van onze ogen ongeveer 1 decimeter is.
Laat de leerlingen nameten bij elkaar met een meetlat
Verwijs naar de referentiemaat voor 1 decimeter op de poster.
Hang de poster met de referentiematen van de lengte op in de klas. Die kan als steun gebruikt worden tijdens de meetlessen.
2.2 Inoefenfase

2.2.1
Meetcircuit
Vraag de leerlingen om hun werkboek te nemen op p. 10.
Leg hen uit dat er in hun werkboek verschillende voorwerpen opgelijst staan waarvan ze met hun duopartner de lengte moeten schatten en meten.
Bespreek de verschillende kolommen die bij de oefening horen. Benadruk het belang van eerst schatten en dan meten.
Leg de meetlatten en bordlatten op een centraal punt in de klas. Maak met de leerlingen afspraken over het gebruik van de materialen. (Voorbeeld: materialen die je niet meer nodig hebt, terugbrengen naar het centrale punt).
Verdeel de leerlingen in duo’s. Waak erover dat de koppels voldoende heterogeen samengesteld zijn. (Voorbeeld: combinatie van spoor 1 en spoor 3). Verdeel de duo’s vervolgens over de verschillende meetposten van het meetcircuit. Bespreek met hen in welke richting ze dienen door te schuiven. Laat de leerlingen tot slot aan de slag gaan.
Breng tijdens de inoefenfase blitzbezoekjes aan de verschillende duo’s. Begeleid hen, observeer of er voldoende aandacht besteed wordt aan het schatten, ga in op vragen en stuur bij waar nodig.
De toelichting bij de leskern is van toepassing als er gekozen wordt voor een klassikaal meetcircuit per twee.
Als je ervoor kiest om de klas in twee groepen te verdelen, geldt bovenstaande toelichting steeds voor de helft van de klas. De andere helft gaat aan de slag in het werkboek op p. 11. Halverwege de les worden de rollen omgedraaid.
Afsluiter
BEWEGING
3.1 Meter, decimeter of centimeter
Neem je klas mee naar de speelplaats of de turnzaal. Teken drie grote cirkels op de grond met daarin ‘m’, ‘dm’ en ‘cm’. Zorg dat de cirkels groot genoeg zijn zodat de leerlingen er samen in kunnen staan.
In de turnzaal kun je niet met krijt op de grond tekenen. Je kunt wel matten leggen waarop de leerlingen kunnen verzamelen. De ‘m’, ‘dm’ en ‘cm’ kun je op post-its noteren.
Straks zeg ik een zin waarin de lengtemaat ontbreekt. Jullie denken eerst na en bepalen of de zin moet aangevuld worden met ‘meter ’, ‘decimeter ’ of ‘centimeter ’. Vervolgens gaan jullie in de juiste cirkel/op de juiste mat staan.
1) De schoolbus is 12 lang. (meter)
2) Mijn schoen is 36 lang. (centimeter)
3) De bordlat is 1 lang. (meter)
4) De lessenaar is 5 lang. (decimeter)
5) De gom is 4 lang. (centimeter)
6) Het bed is 2 lang. (meter)
7) De verfborstel is 2 lang. (decimeter)
8) Het huis is 9 hoog. (meter)
9) De deur is 7 breed. (decimeter)

10) Mijn pink is 5 lang. (centimeter)
Wil je de afsluiter liever in de klas laten doorgaan? Dat kan! Laat de leerlingen naast hun stoel op de grond zitten als ze vinden dat de zin aangevuld moet worden met centimeter.
Laat ze op hun stoel zitten als ze vinden dat de zin aangevuld moet worden met decimeter. Laat ze op hun stoel staan als ze vinden dat de zin aangevuld moet worden met meter.
3.2 Verankering
Veranker het lesdoel en koppel terug naar de doelstellingen uit de instap: Wat hebben we vandaag geleerd? Laat de leerlingen kort verwoorden.
De opgaven bij oefening 1 zijn zo gekozen dat de te meten voorwerpen zeker voorhanden zijn in een reguliere klassetting. Je kunt de opdrachten echter makkelijk aanpassen wanneer ze niet zouden stroken met het klaslokaal waarin jij lesgeeft.
Duo’s die sneller klaar zijn, kunnen de tempo-oefeningen maken.
METEN EN METEND REKENEN LES 6 Meetcircuit: schatten en meten met decimeter
Dit is altijd : 1 m 1 dm 1 cm

1
Schat en meet na.
Ik schat: Ik kies een meetinstrument: Ik meet: Mijn schatting was:
persoonlijk antwoord
2 dm
1. de lengte van strook 1 bordlat goed meetlat minder goed
persoonlijk antwoord
2. de lengte van strook 2 bordlat goed meetlat minder goed
5 dm
3. de lengte van strook 3 bordlat goed meetlat minder goed
persoonlijk antwoord
persoonlijk antwoord
4. de lengte van het touw bordlat goed meetlat minder goed
persoonlijk antwoord
8 dm eigen meting



5. de breedte van de deur bordlat goed meetlat minder goed

persoonlijk antwoord
6. de lengte van het boek bordlat goed meetlat minder goed
persoonlijk antwoord
7. de hoogte van de lessenaar bordlat goed meetlat minder goed
Ik schat: Ik kies een meetinstrument: Ik meet: Mijn schatting was:

persoonlijk antwoord
1. de lengte van jouw voet bordlat goed meetlat minder goed
2. (Kies hier zelf iets om te schatten en te meten.)






persoonlijk antwoord persoonlijk antwoord Kadet_3_Kaap_1_Werkboek.indd

13 dm eigen meting eigen meting eigen meting eigen meting




bordlat goed meetlat minder goed
dKadeKa e de 3 3
Lees en vul de zinnen aan. Kies uit: m, dm of cm
De klas is 9 lang
Mijn potlood is 1 en 2 lang
Deze grote fles water is 3 hoog
De bank is halve meter of 5 hoog Kleur de juiste maateenheid
DIFFERENTIATIE EN ORTHODIDACTISCHE TIPS
Als je merkt dat de spoor 1-leerlingen worstelen met het schatten, mag je deze stap achterwege laten. De lesfocus ligt op het correct leren meten.
Leerlingen die de lengtemaat ‘decimeter ’ nog moeilijk vinden, kunnen in de klas of thuis naar de instructievideo kijken.
Laat de leerlingen een meetlint van 1 meter inkleuren. De eerste tien centimeter kleuren ze afwisselend wel en niet (eerste centimeter wel, tweede centimeter niet ...).

De resterende negen decimeter kleuren ze op dezelfde manier (één decimeter wel, één decimeter niet ... zoals een bordlat).
Daag de leerlingen uit. Hoe groot zou onze turnzaal zijn? Laat hen op onderzoek gaan!
Maak eventueel gebruik van volgend differentiatiemateriaal:
- Meer oefenaanbod op de gamehoek van Kaap 1!
- Oefenblaadje: Meter, decimeter en centimeter
- Krak: Smakelijk (3e leerjaar)
Onderweg (3e leerjaar)
Buitengewoon natuurlijk (3e - 4e leerjaar)
Aan de slag! (3e - 4e leerjaar)



HERHALING
LES 12
LESDOELEN Getallenkennis
1 De kinderen kunnen getallen tot 100 aflezen, situeren en plaatsen op een getallenas en op een honderdveld.
2 De kinderen kennen het verschil tussen even en oneven getallen.
3 De kinderen kunnen getallen tot 100 met elkaar vergelijken en ordenen van klein naar groot en omgekeerd.
4 De kinderen kunnen een getal tot 100 interpreteren als een aanduiding voor een hoeveelheid, een code en een bewerking.
Bewerkingen
5 De kinderen kunnen optellingen en aftrekkingen tot 100 zonder brug oplossen, noteren en verwoorden volgens de standaardprocedure.
6 De kinderen kunnen optellingen en aftrekkingen tot 100 met brug oplossen, noteren en verwoorden volgens de standaardprocedure.
7 De kinderen weten dat de bewerking tussen haakjes eerst moet worden uitgevoerd en passen dit toe in oefeningen op optellen en aftrekken van natuurlijke getallen tot 100.
8 De kinderen kunnen het product van de maaltafels van 2, 4, 5, 8 en 10 vinden.
Meten en metend rekenen
9 De kinderen kunnen beoordelen of de lengte van een realistisch voorbeeld uit te drukken is in meter of in centimeter.
10 De kinderen kunnen beoordelen of de inhoud van een realistisch voorbeeld uit te drukken is in liter of in centiliter.
11 De kinderen kunnen inhouden rangschikken van minder naar meer en omgekeerd.
12 De kinderen kunnen een vooropgestelde lengte vooraf schatten in m, dm en/of cm en de schatting vergelijken met het meetresultaat.
13 De kinderen kunnen een vooropgestelde inhoud vooraf schatten in l, dl en/of cl en de schatting vergelijken met het meetresultaat.
LESMATERIALEN


- Kabas adaptief met Kai en/of kopieerblad 5A en 5B (getallenkennis), 5C en 5D (bewerkingen) en 5E en 5F (meten en metend rekenen) (spoor 1) of 6A en 6B (getallenkennis), 6C en 6D (bewerkingen), 6E en 6F (meten en metend rekenen) (spoor 2) of 7A en 7B (getallenkennis), 7C en 7D (bewerkingen), 7E en 7F (meten en metend rekenen) (spoor 3)
- correctiesleutels kopieerblad 5-7
- Bij de kopieerbladen van spoor 1 en 2 is er een verwijzing naar de bijhorende instructievideo’s. De leerlingen kunnen de instructievideo’s bekijken ter ondersteuning.
- Bij alle kopieerbladen is er een verwijzing naar de Sloep. Leerlingen kunnen de Sloep gebruiken ter ondersteuning.
- MAB-materiaal voor spoor 1-leerlingen
- strook met een lengte van 2 dm
- fles met een inhoud van 2 l
- groene, rode en zwarte alcoholstift
- (digitale) timer
- kladschrift
LEERLIJN Deze les is een herhalingsles.
De leerinhouden van les 2 tot en met les 11 van Kaap 1 worden herhaald.
VOOR DE LES
Voor leerlingen die de herhalingsles digitaal maken: Zorg ervoor dat elke leerling op een digitaal medium kan oefenen.
Voor leerlingen die de herhalingsles op papier maken: Kopieer voor elke leerling de kopieerbladen van het juiste spoor.
Bepaal of het noodzakelijk is om voor de spoor 1-leerlingen nog een moment van verlengde instructie te voorzien.
Voorzie voldoende correctiesleutels zodat de leerlingen hun werk zelf kunnen controleren.
Voor de doe-opdrachten: Voorzie een papieren strook met een lengte van 2 dm en een fles met een inhoud van 2 l Breng op de fles 3 strepen aan: een groene ter hoogte van 1 l, een rode ter hoogte van anderhalve l en een zwarte ter hoogte van 2 l. Zet dit materiaal klaar op de instructietafel.
LESVERLOOP
Deze les is een herhalingsles. Laat de leerlingen onmiddellijk aan het werk gaan. Het is de bedoeling dat ze veel oefenen. Verzamel eventueel de spoor 1-leerlingen aan de zorgtafel voor een moment van verlengde instructie en een begeleide herhaling.

2.1 Inoefenfase
Voor leerlingen die de herhalingsles op papier maken: Bespreek kort de verschillende oefeningen en laat spoor 2- en spoor 3-leerlingen zelfstandig aan het werk gaan. Spoor 1-leerlingen neem je apart om te begeleiden tijdens het oplossen van de oefeningen.
Spreek vooraf een werktijd af en laat die zien op de timer. Stimuleer de leerlingen zo om hun tijd te plannen.
Als de leerlingen klaar zijn, dan mogen ze hun oefeningen corrigeren aan de hand van de correctiesleutels
Voor leerlingen die de herhalingsles digitaal maken: Geef aan hoelang de leerlingen op hun digitaal medium kunnen oefenen. Visualiseer indien mogelijk de tijd.
Voor de doe-opdrachten: Nodig de leerlingen één voor één uit aan de instructietafel. Laat hen de doe-opdrachten uitvoeren die horen bij hun spoor. Begeleid en stuur bij, waar nodig.
Het is zinvol om tijdens de herhalingsles de zorgleerkracht of een andere collega te laten ondersteunen in je klas. Op die manier kan de ene leerkracht de doe-opdrachten begeleiden. De andere leerkracht kan verlengde instructie geven, ingaan op vragen …
Zelfevaluatie
Voor leerlingen die de herhalingsles op papier maken: In de herhalingslessen staat er bij ieder domein na de laatste oefening op het kopieerblad een kaart met een bestemming op. Die kaart is bedoeld als zelfevaluatiemoment. Het dient om even stil te staan bij de vragen: ‘Ging het goed?’, ‘Ken ik het?’, ‘Ben ik klaar voor de toets die volgt?’. De leerling overloopt de oefeningen van dat domein en maakt voor zichzelf een schatting hoe goed hij die oefeningen kan.
- Een kruisje dicht bij/op de bestemming: ‘Ik kan deze oefeningen vlot, ik ben klaar voor de toets!’
- Een kruisje halverwege de weg naar de bestemming, in het water: ‘Ik heb nog wat moeite, ik moet mij nog wat voorbereiden op de toets.’
- Een kruisje op het begin van de weg naar de bestemming, op het eerste eiland: ‘Ik heb nog moeite met dit domein en oefen nog verder in.’
Voer dit zelfevaluatiemoment begeleid uit. Laat de leerlingen bewust de afweging maken waar ze denken te staan. Je kunt hun zelfevaluatie in een andere kleur bevestigen of aanpassen eens je de oefeningen verbeterd hebt.

Voor leerlingen die de herhalingsles digitaal maken: Ook digitaal kan een leerling voor zichzelf inschatten hoe goed de oefeningen binnen een domein lukten.
DIFFERENTIATIE EN ORTHODIDACTISCHE TIPS VOOR LEERLINGEN DIE DE HERHALINGSLES OP PAPIER MAKEN
Geef spoor 1-leerlingen meer tijd voor het oplossen van de oefeningen, indien nodig.
Oefening 1 Laat de leerlingen de tientallen van de te positioneren getallen markeren. Deze tientallen geven aan in welke rij van het honderdveld de leerlingen moeten zoeken. Geef ook de tip om de eerste kolom van het honderdveld onmiddellijk te vervolledigen. Dat vergemakkelijkt het zoeken eveneens.
Oefening 3 Leerlingen die nog worstelen met even en oneven getallen kunnen de eenheden markeren. Zo weten ze op welk deel van het getal ze zich moeten concentreren.
Oefening 5 Leerlingen die nog moeite hebben met de functies van getallen kunnen hun Sloep erbij nemen. Ze kunnen eveneens de instructievideo bekijken wanneer ze meer uitleg nodig hebben.
Oefening 8 Herhaal bij het rekenen met haakjes de steunzin. Die steunzin kunnen de leerlingen terugvinden op hun onthoudkaart. Bij leerlingen die systematisch vergeten om eerst de haakjes uit te rekenen kan de opgave tussen de haakjes gemarkeerd worden.
Oefening 10 tot en met 12
Herinner de leerlingen aan de referentiematen. Die zijn terug te vinden op de onthoudkaart en hangen eveneens op in de klas.
Oefening 1 Geef leerlingen die onvoldoende vlot hun weg vinden in het honderdveld de tip om ankerpunten aan te brengen. (voorbeeld: kolom van 5, 15 … invullen)
Oefening 3 Wijs er de leerlingen op dat er verschillende antwoordmogelijkheden zijn bij deze oefening.
Oefening 4 Laat de leerlingen bij het rangschikken de getallen doorstrepen die ze reeds gebruikt hebben.

Oefening 5 Leerlingen die nog moeite hebben met de functies van getallen kunnen hun Sloep erbij nemen. Ze kunnen eveneens de instructievideo bekijken wanneer ze meer uitleg nodig hebben.
Oefening 6 Laat de leerlingen de steunzin bij optellen en aftrekken opzoeken op hun onthoudkaart. Leerlingen die nog moeite hebben met het optellen en aftrekken tot 100 zonder brug kunnen tussenstappen noteren in hun kladschrift.
Maak er de leerlingen op attent dat in de derde kolom verschillende bewerkingstekens door elkaar gebruikt worden. Markeer de bewerkingstekens indien nodig.
Oefening 7 Leerlingen die twijfelen aan de standaardprocedures kunnen de voorbeeldoefening op hun onthoudkaart erbij nemen.
Oefening 8 Herhaal bij het rekenen met haakjes de steunzin. Die steunzin kunnen de leerlingen terugvinden op hun onthoudkaart. Bij leerlingen die systematisch vergeten om eerst de haakjes uit te rekenen, kan de opgave tussen de haakjes gemarkeerd worden.
Oefening 10 en 11 Moedig de leerlingen aan om de zinnen met de nodige aandacht te lezen. Geef hen de tip om een mentale voorstelling te maken van wat ze gelezen hebben. Hierbij is het belangrijk dat de leerlingen de juiste referentiematen kunnen oproepen. Die zijn terug te vinden op de onthoudkaart.
Laat spoor 3-leerlingen dadelijk zelfstandig aan het werk gaan.
Laat hen doordacht en planmatig werken:
- WAT? Wat moet ik doen? Ik lees de opdracht goed en analyseer.
- HOE? Hoe ga ik dit doen? Ik maak vooraf een plan van hoe ik het zal oplossen.
- IK DOE. Doorloop alle stappen en voer de opdracht uit.
- IK CONTROLEER. Voer de stappen van de controle uit.
Oefening 1 en 3
Laat leerlingen die de oefeningen moeilijk vinden het honderdveld in hun Sloep erbij nemen.
Oefening 4 Geef de leerlingen de tip om de uitkomsten onder de rekenzinnen te noteren alvorens te vergelijken.
Oefening 7 Adviseer de leerlingen om de symbolen eerst apart uit te rekenen. Als de getallen achter de symbolen allemaal gekend zijn, kunnen ze aan de slag gaan met de bewerkingen.
Oefening 9 Geef de leerlingen de tip om de producten onder de symbolen in het rooster te noteren.
Oefening 10 en 11 Moedig de leerlingen aan om de zinnen met de nodige aandacht te lezen. Geef hen de tip om een mentale voorstelling te maken van wat ze gelezen hebben. Hierbij is het belangrijk dat de leerlingen de juiste referentiematen kunnen oproepen. Die zijn terug te vinden op de onthoudkaart.
Oefening 12 Laat de leerlingen naast elke rekenzin de inhouden noteren. Dat zal het vergelijken vergemakkelijken.
LESDOELEN
GETALLENKENNIS
LES 16 Getalbegrip tot 1 000 (D en H)
dKadeKa e de 3
1 De kinderen kunnen honderdtallen tot 1 000 lezen en schrijven.
2 De kinderen kunnen doortellen en terugtellen met sprongen van 100 tot 1 000.
3 De kinderen kunnen een met MAB-materiaal voorgestelde hoeveelheid tot 1 000 (D en H) benoemen en noteren.
4 De kinderen kunnen de begrippen 'honderdtal (H)' en 'duizendtal (D)' correct gebruiken.
5 De kinderen kunnen honderdtallen tot 1 000 noteren in een positietabel.
LESMATERIALEN - concordantie


- digitaal bordschema
- Kabas en/of werkboek Kaap 1 p. 29-30
In deze les kunnen de leerlingen adaptief aan de slag met Kai op Kabas.
- poster: getallen tot 1 000 in de positietabel
- afbeelding 4: getallenas tot 1 000
- afbeelding 5: positietabel duizendtal
- instructievideo getallen tot 1 000 in de positietabel
- Sloep p. 6
- doos met 1 000 voorwerpen (knopen, kralen, rietjes, moeren …) per vier leerlingen of klassikaal
- wisbord, stift en uitwisser per leerling
- MAB-materiaal (10 honderdvelden en 10 tientallen) per vier leerlingen
- bordset MAB-materiaal (10 honderdvelden en 1 kubus van 1 000)
- (digitale) timer
LEERLIJN Wat ging vooraf?
K1 L13 Getalbegrip tot 100
Wat volgt?
K2 L2 Getalbegrip tot 1 000 (D, H en T)
1
Instap groepswerk
VOOR DE LES
Voorzie voor elke groep van vier leerlingen een doos met 1 000 voorwerpen (knopen, kralen, rietjes …)
Als je in het thema wil blijven, kun je hier kiezen voor een set werkmaterialen (bijvoorbeeld een doos met 1 000 moeren, verkrijgbaar in een doe-het-zelfzaak).

De doos kan later nog gebruikt worden in het hoekenwerk (bijvoorbeeld moeren per 100 aan een snoer rijgen).
Indien je niet voor elke groep een doos met 1 000 voorwerpen kunt voorzien, kun je kiezen voor één klassikale doos.
LESVERLOOP
Hoeveel moeren zitten in de doos?
Verdeel de leerlingen in groepjes van vier.
Vraag de leerlingen te schatten hoeveel moeren er in hun doos zitten. Laat hen in groep nadenken en overleggen. Vraag om het groepsantwoord te noteren op een wisbord. Laat ze het bordje op jouw signaal in de lucht steken.
Bespreek eerst de gevonden antwoorden en de wijze waarop de groepjes het schatten aangepakt hebben. Onthul vervolgens het juiste getal. Er zitten 1 000 moeren in de doos.
Verwoord het lesdoel:
In deze les maken we kennis met de honderdtallen en het getal 1 000. We leren nieuwe getallen lezen, schrijven en leggen met MAB-materiaal. We zullen ze ook op de getallenas en in de positietabel leren plaatsen.
2 Kern
onderwijsleergesprek partnerwerk
2.1 Instructiefase
2.1.1 Het getal 1 000 met MAB-materiaal
Behoud de groepjes van vier.
Geef elke groep MAB-materiaal
Bouw samen met de leerlingen het getal 1 000 op door tien honderdveldjes op elkaar te leggen. Verwoord wat je doet en tel met sprongen van 100.
Ik neem één honderdveld, dit is 100.
Ik neem een tweede honderdveld, nu heb ik 200.
Ik neem een derde honderdveld, nu heb ik 300.
Laat de leerlingen ook de honderdveldjes op elkaar leggen. Laat hen de opbouw tot 1 000 in hun groepje verwoorden.
Vertel de leerlingen dat de tien honderdveldjes vervangen kunnen worden door een rode kubus van 1 000.
Leg de kubus van 1 000 naast de stapel met honderdveldjes.
Laat de leerlingen concluderen dat 1 000 gelijk is aan 10 honderdtallen
onderwijsleergesprek / klassikaal oefenen
BEWEGING
2.1.2 Getal 1 000 situeren op de getallenas
Vraag de leerlingen om achter hun bank te staan.
Geef volgende opdracht:
Op mijn teken gaan we samen springen en tellen met sprongen van 100.
- Spring van 0 tot 1 000 met sprongen van 100: 0, 100, 200 …
- Spring van 1 000 tot 0 met sprongen van 100: 1 000, 900, 800 …
onderwijsleergesprek / klassikaal oefenen
Vertel dat jullie de sprongen ook op een getallenas kunnen aanduiden.
Projecteer afbeelding 4 of teken een getallenas op het bord.
Situeer alle sprongen van 0 tot 1 000 samen met de leerlingen op de getallenas. Werk chronologisch.
Focus de aandacht van de leerlingen op de schrijfwijze van 1 000.

Bespreek de getallenas vervolgens:
- Welk honderdtal ligt tussen 400 en 600? (500)
- Welk honderdtal komt net voor 1 000? (900)
- Welk honderdtal komt net na 700? (800)
2.1.3 De positietabel
Projecteer afbeelding 5 of teken een positietabel met D, H, T en E aan bord waarvan de kleuren er zijn, maar de letters niet in de kolommen geschreven staan.
Benoem de gekende kolommen en noteer de bijhorende letters H, T en E. Herinner de leerlingen aan de steunzin ‘Hanna Tuimelt Eens’.
Focus op de nieuwe kolom.
Vertel dat dit de kolom van de duizendtallen is. Noteer het eveneens op het bord. Vertel ook hoe de steunzin zal aangevuld worden: ‘Dolfijn Hanna Tuimelt Eens’. (Dolfijn= Duizendtal / Hanna= Honderdtal / Tuimelt = Tiental / Eens = Eenheid). Noteer de steunzin naast de positietabel.
3 Afsluiter
klassikaal oefenen TIP
1 D = 1 duizendtal = 1 000
‘Dolfijn Hanna Tuimelt Eens’.
Noteer klassikaal enkele getallen in de positietabel op het bord. (voorbeeld: 400, 700, 200 en 1 000) Bespreek klassikaal. Besteed extra aandacht aan het getal 1 000.
2.2 Inoefenfase
Laat de leerlingen de oefeningen maken in het (digitale) werkboek.
Spoor 1-leerlingen maken de basisoefeningen bij oefening 3 en 4 maken ze samen met de leerkracht.
3.1 Getallendictee
Dicteer enkele getallen: 200 – 600 – 800 – 1 000 – 400 Laat de leerlingen de getallen op hun wisbord noteren. Vraag om na elk getal op jouw teken het wisbord in de lucht te steken zodat je de antwoorden onmiddellijk kunt controleren.
Je kunt ook een spoor 3-leerling inschakelen om nog enkele getallen te dicteren aan de klasgroep.
3.2 Verankering
Veranker het lesdoel en koppel terug naar de doelstellingen uit de instap: Wat hebben we vandaag geleerd? Laat de leerlingen kort verwoorden.

























DIFFERENTIATIE EN ORTHODIDACTISCHE TIPS
Laat de leerlingen de getallen leggen met MAB-materiaal Maak een positietabel op A3-formaat en lamineer die. Laat de leerlingen de getallen in MAB hier opleggen.
Laat de leerlingen de sprongen van 100 bewegend inoefenen (voorbeeld: door- en terugtellen op de trappen in het naar boven en beneden gaan.)
Maak eventueel gebruik van volgend differentiatiemateriaal:

- scheurblok Kaap 1 p. 10
- Meer oefenaanbod op de gamehoek van Kaap 1!
- Oefenblaadje: Getalbegrip tot 1 000 (D en H)
- Krak: Smakelijk (3e leerjaar)
Onderweg (3e leerjaar)
Buitengewoon natuurlijk (3e - 4e leerjaar)
Aan de slag! (3e - 4e leerjaar)



LESDOELEN
MEETKUNDE
LES 21 Meetkundige relaties: evenwijdigheid en loodrechte stand
1 De kinderen kunnen evenwijdigheid en loodrechte stand in vlakke figuren herkennen en beschrijven.
2 De kinderen kunnen de begrippen ‘evenwijdig’ en ‘loodrecht’ correct gebruiken.
3 De kinderen kunnen een geodriehoek gebruiken om evenwijdigheid en loodrechte stand te controleren.
4 De kinderen kunnen een geodriehoek gebruiken om evenwijdige en loodrechte lijnen te construeren.
LESMATERIALEN - concordantie


- digitaal bordschema
- Kabas en/of werkboek Kaap 1 p. 38-39
In deze les kunnen de leerlingen adaptief aan de slag met Kai op Kabas. Let op: de oefeningen kunnen de leerlingen niet digitaal maken. Gebruik hiervoor het blanco werkboekblad op Kabas als je verder volledig digitaal werkt.
- afbeelding 6: boekenkast
- instructievideo evenwijdige, snijdende en loodrechte lijnen
- instructievideo evenwijdige lijnen met geodriehoek tekenen
- instructievideo loodrechte lijnen met geodriehoek tekenen
- Sloep p. 71-73
- geodriehoek per leerling
- tekenpotlood per leerling
- 9 tandenstokers per leerling
- grote geodriehoek om aan bord te gebruiken
- grote tekenbladen of achterzijde van een rol behangpapier/inpakpapier
LEERLIJN Wat ging vooraf?
In het tweede leerjaar zijn de begrippen ‘evenwijdig’ en ‘loodrecht’ reeds aangebracht. Ook het ontdekken en aanduiden van evenwijdigheid en loodrechte stand in de directe omgeving, in ruimtefiguren en vlakke figuren kwam reeds aan bod.
In het leerplan van het GO! staan evenwijdigheid en loodrechte stand niet expliciet vermeld bij de eerste graad. De lessen in het tweede leerjaar zijn optioneel.
Wat volgt?
K2 L17 Meetkunde: vormleer: punten, lijnen, vlakken en hoeken.
VOOR DE LES
Voor GO!-scholen:
Ga na bij je collega van het tweede leerjaar of de lessen rond evenwijdigheid en loodrechte stand gegeven zijn en in hoeverre de leerlingen de bijhorende begrippen kennen. Bepaal op basis van deze informatie hoelang je bij de instap van de les moet stilstaan.
Voor alle scholen:
Voorzie voor elk groepje van vier leerlingen een groot stuk papier. Dat kan een groot tekenblad zijn of de achterzijde van een stuk behangpapier, inpakpapier … Teken op elk papier 16 lijnen. Zorg ervoor dat de lijnen ver genoeg uit elkaar staan.
LESVERLOOP
Evenwijdig en loodrecht
De kapitein is fier op zijn kadetten. Ze hebben een gloednieuwe boekenkast in elkaar getimmerd. Willen jullie het resultaat zien?
Toon of projecteer afbeelding 6 aan het bord.
Laat de leerlingen vertellen wat ze van de kast vinden.
Laat hen de kast ook beschrijven (gemaakt uit hout, verschillende vakjes, veel lijnen …)

Vertel de leerlingen dat jullie de lijnen van de kast van naderbij zullen bekijken. Duid enkele evenwijdige lijnen aan en bespreek.
Wat kunnen jullie over deze lijnen vertellen? (Het zijn rechte lijnen, ze lopen naast elkaar, ze zullen elkaar nooit snijden …)
Koppel aan deze eigenschappen het begrip ‘evenwijdig’.
Laat de leerlingen per twee nog een paar evenwijdige lijnen zoeken in de kast.
Duid vervolgens enkele lijnen aan die loodrecht op elkaar staan en bespreek.
Wat kunnen jullie over deze lijnen vertellen? (Het zijn rechte lijnen, ze snijden elkaar, ze staan recht op elkaar …)
Koppel aan deze eigenschappen het begrip ‘loodrecht ’.
Laat de leerlingen per twee nog een paar loodrechte lijnen zoeken in de kast.
Blijf lang genoeg bij de instap stilstaan wanneer evenwijdigheid en loodrechte stand nieuwe leerstof zijn. Als je merkt dat de leerlingen meer inoefenkansen nodig hebben, kun je ze evenwijdige en loodrechte lijnen laten zoeken in de klas, op de speelplaats …
Verwoord het lesdoel: Jullie kunnen evenwijdige en loodrechte lijnen vlot herkennen. In deze les leren we de lijnen ook tekenen met een geodriehoek
2.1.1 De delen van een geodriehoek Bespreek met de leerlingen de verschillende delen van de geodriehoek. Wijs elk onderdeel aan op de grote geodriehoek. Geef elke leerling ook een eigen geodriehoek zodat de delen van dichtbij bekeken kunnen worden.

rechte hoek


loodlijn
tekenzijde evenwijdige lijnen
- tekenzijde: deze kant gebruiken we om zelf lijnen te tekenen.
- loodlijn: deze lijn gebruiken we om een loodrechte stand te tekenen.
- rechte hoek: met deze hoek controleren we of lijnen loodrecht zijn.
- evenwijdige lijnen: deze lijnen gebruiken we om evenwijdige lijnen te tekenen.
2.1.2 Evenwijdige en loodrechte lijnen tekenen met een geodriehoek Verdeel de leerlingen in groepjes van vier. Laat hen plaatsnemen aan een bank. Leg op elke bank een groot stuk papier met lijnen en een stappenplan om met een geodriehoek te werken (werkboek p. 38).
Overloop het stappenplan klassikaal en demonstreer aan het bord hoe een evenwijdige lijn en een loodrechte lijn getekend moeten worden.
Ga na of de leerlingen het stappenplan begrepen hebben. Laat hen de stappen met eigen woorden uitleggen aan een groepslid.
Geef vervolgens de opdracht voor het groepswerk. Jullie gaan op het groot stuk papier vier lijnen tekenen. Bij twee lijnen tekenen jullie met de geodriehoek een evenwijdige lijn. Bij de overige twee lijnen wordt een loodrechte lijn getekend. Volg steeds het stappenplan. Wanneer jullie klaar zijn, controleren jullie elkaars werk met de geodriehoek.
Benadruk dat de leerlingen steeds met een tekenpotlood moeten werken en dat nauwkeurigheid belangrijk is.
Geef het startsein voor het groepswerk. Breng blitzbezoekjes aan de verschillende groepjes. Observeer hoe de leerlingen hun geodriehoek hanteren en de lijnen construeren. Stuur bij waar nodig.
2.2 Inoefenfase
Laat de leerlingen de oefeningen maken in het werkboek
Spoor 1-leerlingen maken de basisoefeningen bij oefening 3 en 4 samen met de leerkracht.
3.1 Zelf een kast ontwerpen
Geef aan elke leerling 9 tandenstokers
Geef volgende opdracht:
Ik daag jullie uit om met 9 tandenstokers zelf een kast (2D) te ontwerpen met evenwijdige en loodrechte lijnen.
Iedereen start met 2 tandenstokers die loodrecht op elkaar staan. De andere tandenstokers mogen jullie een plaats naar keuze geven in jullie ontwerp.
Als alle tandenstokers een plaats gekregen hebben, tonen jullie je ontwerp aan je duopartner.
Bespreek samen hoeveel evenwijdige en loodrechte lijnen jullie zien.
Teken aan het bord hoe de leerlingen de eerste twee tandenstokers tegenover elkaar moeten positioneren
Laat de leerlingen vervolgens van start gaan met de opdracht.
Breng blitzbezoekjes bij de verschillende duo’s en observeer hoe creatief ze aan de slag gaan met evenwijdige en loodrechte lijnen.
Enkele mogelijke creaties
Neem foto’s van de eindproducten. De foto’s kunnen na de les geëtaleerd worden op de thematafel of in hoekenwerk gebruikt worden om de leerinhouden op te frissen.

3.2 Verankering
Veranker het lesdoel en koppel terug naar de doelstellingen uit de instap: Wat hebben we vandaag geleerd? Laat de leerlingen kort verwoorden.
MEETKUNDE LES 21 Meetkundige relaties: evenwijdigheid en loodrechte stand
f g
J H K I
rechte f staat loodrecht/ recht op elkaar op rechte g lijnstuk JK is evenwijdig/ even wijd aan elkaar/ even ver van elkaar met lijnstuk HI
Evenwijdige lijnen
1 Kies één van de evenwijdige lijnen op je geodriehoek.
2 Leg deze lijn gelijk met de getekende lijn op je blad.
3 Teken zelf een lijn met potlood langs de tekenzijde van de geodriehoek.
Loodrechte lijnen tekenen
1 Leg de loodlijn van de geodriehoek precies op de getekende lijn op het blad.
Kadet_3_Kaap_1_Werkboek.indd


1 2 3 4 5
Kleur in elke vlakke figuur twee lijnen die evenwijdig zijn.
bijvoorbeeld:
Kleur in elke vlakke figuur twee lijnen die loodrecht op elkaar staan.
Teken bij elke lijn een evenwijdige lijn. Gebruik je potlood en geodriehoek.
Teken loodrechte lijnen. Gebruik je potlood en geodriehoek.
Geef de kaders de juiste kleur
twee lijnen die elkaar nooit snijden de letter L en T
j k
f


evenwijdig loodrecht
j d 38 8/11/2022 11:27 39



13 66
8/11/2022 11:27
DIFFERENTIATIE EN ORTHODIDACTISCHE TIPS
Gebruik een grote geodriehoek of een geodriehoek met een handvat voor leerlingen met extra ondersteuningsnoden.
Leerlingen die moeite hebben met het stappenplan of die nood hebben aan extra uitleg kunnen in de klas of thuis de instructievideo’s bekijken.
Maak eventueel gebruik van volgend differentiatiemateriaal:

- scheurblok Kaap 1 p. 13
- Meer oefenaanbod op de gamehoek van Kaap 1!
- Oefenblaadjes: Evenwijdigheid/loodrechte stand
- Kaap 8: MK7: Meetkundige relaties: evenwijdigheid en loodrechte stand
- Krak: Smakelijk (3e leerjaar)
Onderweg (3e leerjaar)
Buitengewoon natuurlijk (3e - 4e leerjaar)
Aan de slag! (3e - 4e leerjaar
LESDOELEN Getallenkennis
1 De kinderen kunnen getallen tot 100 lezen en schrijven.
2 De kinderen kunnen honderdtallen tot 1 000 lezen en schrijven.
3 De kinderen kunnen getallen omzetten in symbolen en omgekeerd.
4 De kinderen kunnen getallen tot 100 vergelijken met elkaar en ordenen.
5 De kinderen kennen het verschil tussen even en oneven getallen.
6 De kinderen kunnen honderdtallen tot 1 000 noteren in een positietabel.
7 De kinderen kunnen in een gegeven reeks getallen een patroon herkennen en de rij vervolledigen.
8 De kinderen kunnen van een gegeven getal tot 100 de naburige tientallen en het dichtstbijzijnde tiental bepalen.
9 De kinderen kunnen getallen tot 100 correct splitsen.
Bewerkingen
10 De kinderen kennen alle maal- en deeltafels paraat.
11 De kinderen kunnen optellingen en aftrekkingen tot 100 oplossen, noteren en verwoorden volgens de standaardprocedure.
12 De kinderen weten dat de bewerking tussen haakjes eerst moet worden uitgevoerd en passen dit toe in oefeningen op optellen en aftrekken van natuurlijke getallen tot 100.
Meten en metend rekenen
13 De kinderen kunnen hun schat- en meetresultaat correct lezen in kg, g, m, cm of dm, l, cl of dl en noteren met één maateenheid.
14 De kinderen kennen en gebruiken de referentiematen voor 10 kg, 1 kg, 100 g, 10 g, 1 g, 1 m, 1 dm, 1 cm, 10 l, 1 l, 1 dl en 1 cl.

15 De kinderen kunnen inhouden rangschikken van minder naar meer en omgekeerd.
Meetkunde
16 De kinderen kunnen een geodriehoek gebruiken om evenwijdige en loodrechte lijnen te construeren.
LESMATERIALEN

- Kabas: Toets Kaap 1 les 23
- kopieerblad 14
- stuk touw van 8 dm
- fles met inhoud van een halve liter
- zak aardappelen van 5 kg
- MAB-set voor elke spoor 1-leerling
- potlood en geodriehoek per leerling
- kladschrift
- scorelijst Kaap 1 les 23

Puntenverdeling
Verwijzing naar de bijhorende lessen
Nummer van lesdoel
1 per juist meetresultaat De schatting wordt niet gequoteerd.
1 per juist antwoord
0,5 per juist antwoord
Puntenverdeling
1 per juist antwoord
Kaap 1 les 5 Kaap 1 les 6 Kaap 1 les 10 Kaap 1 les 11 Kaap 1 les 17
Kaap 1 les 5 Kaap 1 les 6 Kaap 1 les 10 Kaap 1 les 11 Kaap 1 les 17
Kaap 1 les 10 Kaap 1 les 11
Verwijzing naar de bijhorende lessen
Kaap 1 les 21
Oefening
Meten en metend rekenen
13
10 Lengte, inhoud en gewicht schatten en nameten in m, dm, cm, l, dl, cl, kg en g
14
11 De referentiematen voor 1 l, 1 dl, 1 cl, 1 m, 1 dm, 1 cm, 1 kg, 100 g en 1 g

15
Nummer van lesdoel
16
12 Inhouden rangschikken
Oefening
13 Evenwijdigheid en loodrechte stand
Meetkunde
Geef een automatisch gedifferentieerde taak voor de lesdoelen waarop de leerlingen minder goed scoren.
TIP
LESVERLOOP
Vertel de leerlingen dat ze tijdens deze les een toets gaan maken.
Voor leerlingen die de evaluatieles op papier maken: Deel de toetsbladen uit en vraag hen om onmiddellijk hun naam en de datum op de bladen te noteren. Overloop de toets klassikaal.
Lees de vragen voor en bied de leerlingen de kans om onduidelijkheden te melden en vragen te stellen. Geef, waar het kan, ook didactische tips mee.
Het is niet de bedoeling dat de leerlingen op dit moment van de les reeds antwoorden noteren. Raad hen wel aan om goed te luisteren naar jouw uitleg en om met potlood jouw tips bij de vragen te noteren. Dit is leren leren!

Voor leerlingen die de evaluatieles digitaal maken: Overloop de toets klassikaal door de oefeningen digitaal te projecteren en te openen. Lees de vragen voor en bied de leerlingen de kans om onduidelijkheden te melden en vragen te stellen. Geef, waar het kan, ook didactische tips mee.
Het is niet de bedoeling dat de leerlingen op dit moment van de les reeds antwoorden noteren. Raad hen wel aan om goed te luisteren naar jouw uitleg en om in hun kladschrift tips bij de vragen te noteren. Dit is leren leren!
Algemene tips
Geef de leerlingen ook enkele algemene tips mee.
- Duid alle opdrachten met een markeerstift aan.
- Lees de opgave grondig voordat je start met invullen/oplossen.
- Blijf rustig als je het antwoord niet onmiddellijk weet.
- Werk niet te snel.
- Overkijk je toets goed als je klaar bent: heb je alles ingevuld, kloppen alle oplossingen?
DIDACTISCHE TIPS
Oefening Didactische tips
Getallenkennis
1 Herhaal elk getal twee keer.
2 Geef de leerlingen van spoor 1 een setje MAB-materiaal die ze tijdens de toets zullen mogen gebruiken.

3 Raad de leerlingen aan om de getallen die ze gebruikt hebben te doorstrepen.
4 Laat de leerlingen het woord ‘even’ markeren.
5 Geef de leerlingen het advies om eerst de sprong te zoeken en te noteren en dan pas de rij te vervolledigen.
Bewerkingen - Hoofdrekenen
Oefening Didactische tips
8 Noteer bij elke oefening de tussenstappen. Herhaal zowel voor de bewerkingen zonder haakjes als voor de bewerkingen met haakjes de steunzinnen.
9 Herinner de leerlingen eraan dat je bij een maaloefening de factoren van plaats mag verwisselen. Bij een deeloefening mag dit niet.
Meten en metend rekenen
Oefening Didactische tips
12 Raad de leerlingen aan om de maatgetallen die ze gebruikt hebben te doorstrepen.
Meetkunde
Oefening Didactische tips
13 Gebruik je geodriehoek en je potlood om te tekenen. Werk bij deze oefening zeer nauwkeurig. Controleer je werk nadat je getekend hebt.
DOE-OPDRACHTEN EN LUISTEROPDRACHTEN
De schat-en meetoefening met l, dl, cl, m, dm, cm , kg en g voeren de leerlingen individueel uit bij de leerkracht. Dat geldt ook voor de tekenopdracht bij evenwijdige en loodrechte lijnen.
TIP Deze opdrachten kunnen ook op een ander moment uitgevoerd worden.
FOUTENANALYSE
Getallenkennis
Oefening Veel voorkomende fouten Remediëring
1 De leerlingen verwisselen bij het noteren de T en E van plaats.
Laat de leerlingen de getallen die ze genoteerd hebben luidop lezen zodat ze zelf merken dat hun notatie fout is. Bespreek bij anderstalige kinderen hoe de getallen in hun thuistalen gelezen en geschreven worden. In veel talen worden de getallen geschreven zoals we ze horen. Besteed aandacht aan de gelijkenissen en de verschillen tussen de thuistaal en het Nederlands.
2 De leerlingen wisselen de T en de E van plaats of tellen fout.
3 De leerlingen rangschikken in de foute volgorde.
Laat de leerlingen concreet MAB-materiaal gebruiken en luidop tellen.
Laat de leerlingen de getallen naleggen met MAB-materiaal.
De leerlingen kunnen de tientallen en eenheden in de getallen ook groen en geel kleuren, zoals in de positietabel. Geef hen het advies bij het rangschikken eerst naar de T te kijken en dan naar de E.
4 De leerlingen verwarren de begrippen even en oneven.
5 De leerlingen herkennen het patroon niet/vinden de sprong niet.
Herhaal samen met de leerlingen de bijhorende regels.
Geef de leerlingen het advies om zich eerst te focussen op 2 getallen. Bij deze twee getallen dienen ze na te gaan hoeveel er bijgekomen of weggenomen is. De leerlingen kennen de sprong, maar zetten de rij niet correct verder.
6 De leerlingen vullen de positietabel foutief in.
Laat de leerlingen een (lege) getallenas tot 100 gebruiken als hulpmiddel.
Herhaal dat de leerlingen de positietabel van links naar rechts moeten invullen. Laat hen de waarde van het eerste cijfer van het getal bepalen en in de overeenkomstige kleur van de positietabel kleuren.

(voorbeeld: 700 de 7 krijgt een blauwe kleur, de kleur van de honderdtallen)
7 De leerlingen noteren het vorige en volgende getal in plaats van het vorige en volgende tiental.
De leerlingen noteren verkeerde tientallen.
Herhaal met deze leerlingen het begrip tientallen.
Laat de leerlingen het honderdveld gebruiken om te controleren tussen welke twee tientallen een opgegeven getal ligt.
Bewerkingen - Hoofdrekenen
Oefening Veel voorkomende fouten Remediëring
8 De leerlingen maken rekenfouten of fouten tegen de standaardprocedure.
Laat de leerlingen de doorrekenmethode herhalen.
Laat de leerlingen de instructievideo’s opnieuw bekijken.
De leerlingen maken tekenfouten (ze wisselen + en – om)
De leerlingen rekenen de bewerking tussen haakjes niet als eerste uit.
9 De leerlingen maken fouten bij dezelfde maaltafel.
Laat het bewerkingsteken markeren.
Laat de leerlingen de steunzin opzoeken in het onthoudboekje.
Laat de leerlingen de maaltafeloefeningen omdraaien.
Laat de leerlingen de maaltafels herhalen aan de hand van de flitskaarten. Laat de leeralingen de maaltafelliedjes opnieuw beluisteren. Maak gebruik van het Knalboekje 'maaltafels'.
De leerlingen maken fouten bij dezelfde deeltafel.
Laat de leerlingen de deeltafels herhalen aan de hand van de flitskaarten. Laat de leerlingen de deeltafelliedjes opnieuw beluisteren. Maak gebruik van het Knalboekje 'deeltafels'
Meten en metend rekenen
Oefening Veel voorkomende fouten Remediëring
10 De leerlingen schatten fout, maar meten en wegen juist.
Het juist kunnen meten krijgt prioriteit.
De leerlingen meten en/of wegen fout. Laat het handelen bij deze leerlingen niet los. Voorzie voor deze leerlingen extra kansen in hoekenwerk, bij de zorgleerkracht …
11 De leerlingen maken fouten bij de referentiematen.
Laat de leerlingen de instructievideo’s opnieuw bekijken. Geef hen eveneens de tip om de referentiematen op te zoeken op hun onthoudkaart of in hun Sloep.
12 De leerlingen rangschikken de maateenheden in de foute volgorde.
Maak de koppeling tussen de maateenheden en de referentiematen zodat de leerlingen makkelijker kunnen inschatten wat meer of minder inhoud heeft.

Meetkunde
Oefening Veel voorkomende fouten Remediëring
13 De leerlingen werken onnauwkeurig. Laat de leerlingen hun eigen werk controleren met de geodriehoek en vervolgens verbeteren.
De leerlingen slagen er niet in om een evenwijdige en/of loodrechte lijn te tekenen.
Laat de leerlingen het stappenplan uit het werkboek erbij nemen. Bied de leerlingen voldoende oefenkansen op grote vellen papier.
Laat de leerlingen de instructievideo opnieuw bekijken.



LESDOELEN
TOEPASSINGEN
LES 24 EN 25 Thematische outro
dKadeKa e de 3 3
1 De kinderen kunnen de criteria voor een boekenkast met hun eigen woorden uitleggen.
2 De kinderen kunnen op basis van enkele vooropgestelde criteria een boekenkast schetsen.
3 De kinderen kunnen op basis van enkele vooropgestelde criteria een prototype van een boekenkast maken met kosteloos materiaal.
4 De kinderen kunnen bij het uitvoeren van de taken zowel de leiding nemen als onder leiding van een klasgenoot werken.
5 De kinderen tonen de bereidheid om hun creatie af te toetsen aan de vooropgestelde criteria.
LESMATERIALEN - Kabas en werkboek Kaap 1 p. 40
- timer
- kladschrift en tekenpotlood per duo
- kosteloos materiaal (karton, piepschuim, lege flessen, kaasdoosjes …)
- hechtingsmateriaal (strips, plakband, touw …)

- enkele scharen en breekmesjes

- per duo een meetlat van 30 cm en een geodriehoek
- enkele gewichtjes van 100 gram (of eventueel enkele halve appels)
LEERLIJN Deze les is een outroles. Je kan ook de outroles problemen oplossen aanbieden als alternatief.
VOOR DE LES
Deze les geef je best in twee delen, gespreid over twee dagen. Voorzie de eerste dag een les van 25 minuten waarbij de leerlingen kunnen brainstormen over de boekenkast en kunnen bepalen welke kosteloze materialen ze nodig hebben. Voorzie de tweede dag een les van 75 minuten om een prototype van de boekenkast te maken en uit te testen.
Voorzie voldoende kosteloos materiaal en hechtingsmateriaal. Verzamel alles op een centrale plek in de klas. Je kan ook aan de leerlingen vragen om specifieke materialen die nodig zijn voor het ontwerp van hun kast van thuis mee te brengen.
LESVERLOOP
De kadetten hebben een hele Kaap geklust. Alle verbouwingswerken zijn achter de rug. Alle ruimtes zijn ingericht. Alleen in de leeskamer van het schip is er nog een probleem. De kapitein heeft te veel boeken. Er ontbreekt een boekenkast. Jammer genoeg is er geen budget meer om een nieuwe kast te kopen. Hoe kan dit probleem worden opgelost?
Vraag aan de leerlingen hoe zij het probleem zouden aanpakken. Beluister hun suggesties en stel richtvragen waar nodig.
Kom samen tot het idee om een boekenkast te ontwerpen met kosteloos materiaal.
2.1 De criteria voor de boekenkast
Laat de leerlingen hun werkboek nemen op p. 40. Overloop en bespreek samen de criteria waaraan de boekenkast voor de kapitein moet voldoen. Blijf, indien nodig, stilstaan bij bepaalde rekenbegrippen. Leg eventueel verbanden met de geleerde referentiematen. (Voorbeeld: één plank in de boekenkast moet 100 gram kunnen dragen, dat is het gewicht van een halve appel.)
2.2 Brainstormronde
Laat de leerlingen per twee brainstormen over de kast die ze zullen ontwerpen met kosteloos materiaal Herinner hen aan de criteria uit het werkboek en moedig hen aan om hun creativiteit te gebruiken. Wijs de leerlingen erop dat de kast er zeker niet hoeft uit te zien als een traditionele boekenkast.
Vraag de duo’s om een schets te maken in hun kladschrift. Laat hen een lijstje maken van de kosteloze materialen die ze zullen nodig hebben om een prototype van de kast tot stand te brengen.
Beëindig hier het eerste deel van de outro.
Vraag de leerlingen om tegen de volgende les het kosteloze materiaal mee te brengen dat ze nodig hebben om het ontwerp van de kast uit te voeren. Voorzie zelf ook voldoende kosteloos materiaal en hechtingsmateriaal

2.3 Boekenkast maken
Laat de leerlingen op basis van hun schets per twee een prototype uitwerken van hun boekenkast. Breng de criteria uit het werkboek nog even onder de aandacht. Moedig de leerlingen aan om bij het maken van de kast regelmatig af te toetsen of hun ontwerp nog voldoet aan de gestelde voorwaarden.
Leg eventueel de link met de heuristiek die achteraan in de Sloep opgenomen is:
- Wat is het doel?
- Hoe ga ik op weg?
- Ik vaar.
- Ik controleer.
Gebruik je in je klas (een variant van) de beertjes van Meichenbaum? Die kunnen ook nu ingezet worden:

- Wat moet ik doen?
- Hoe ga ik het doen?
- Ik doe mijn werk.
- Ik kijk na.
Maak enkele concrete afspraken over het gebruik van het materiaal en de werktijd. Visualiseer deze eventueel met een (digitale) timer. Laat de leerlingen per twee aan de slag gaan. Loop rond in de klas. Breng blitzbezoekjes aan de duo’s. Observeer hun werkwijze, ga in op vragen, doe suggesties en stuur bij waar nodig.
Begeleid het werk met een breekmes. Zorg ervoor dat de leerlingen veilig werken zodat ze zichzelf of elkaar geen pijn doen.
De boekenkasttest
Vraag de leerlingen om hun werkplek netjes te maken en het prototype van hun boekenkast tentoon te stellen op hun bank.
Nu is het moment aangebroken dat we zullen controleren of alle kasten aan de criteria van de kapitein voldoen. We doen samen de boekenkasttest. We controleren alle criteria. Als jullie kast voldoet, mogen jullie in het werkboek het duimpje kleuren dat omhoog wijst.
Als jullie kast niet voldoet, kleuren jullie het duimpje dat naar beneden wijst. Het is niet erg als jullie kast niet aan alle criteria voldoet. Jullie inzet en creativiteit zijn minstens even belangrijk!
Overloop samen de vooropgestelde criteria.
Criterium 1: Laat de leerlingen tellen of hun boekenkast uit minstens twee planken bestaat.
Criterium 2: Laat de leerlingen de planken van de boekenkast meten met een meetlat (lengte: minstens 2 dm – breedte: minstens 1 dm)
Criterium 3: Laat de leerlingen met een geodriehoek controleren of de planken van de boekenkast evenwijdig zijn.
Criterium 4: Laat de leerlingen aan de hand van een gewichtje van 100 gram of aan de hand van een halve appel controleren of elke plank van de boekenkast 100 gram kan dragen.
Stel de prototypes van de boekenkasten enige tijd tentoon in de klas. Nodig andere klassen uit om een kijkje te komen nemen of zet foto’s van de creaties op de socialemediapagina van de klas.



TOEPASSINGEN
LES 24 EN 25 Outro problemen oplossen
LESDOELEN Getallenkennis
1 De kinderen kunnen doortellen en terugtellen tot 100 met sprongen.
2 De kinderen kennen het verschil tussen even en oneven getallen.
dKadeKa e de 3
3 De kinderen kunnen passende rekentaal als '(net) voor', '(juist) na', 'tussen', 'boven', 'onder', 'naast', ... correct gebruiken.
Bewerkingen
4 De kinderen kennen alle maal- en deeltafels paraat.
5 De kinderen kunnen optellingen en aftrekkingen tot 100 oplossen, noteren en verwoorden volgens de standaardprocedure.
Meetkunde
6 De kinderen kunnen evenwijdigheid en loodrechte stand in figuren herkennen en aanduiden.
7 De kinderen kunnen een methodegebonden heuristiek gebruiken bij het oplossen van vraagstukken.
LESMATERIALEN - concordantie


- kopieerblad 1A en 1B (spoor 1), kopieerblad 2A, 2B en 2C(spoor 2) of kopieerblad 3A, 3B en 3C (spoor 3)
- Correctiesleutels kopieerblad 1 - 3
- (digitale) timer
- geodriehoek voor spoor 2 en 3
LEERLIJN Deze les is een outroles waarbij het oplossen van problemen centraal staat. Je kunt deze outroles als alternatief aanbieden voor de thematische outroles.
naar de bijhorende lessen
les 9
les
les
les
Nummer van het lesdoel
4 en 7
Nummer en inhoud van het probleem
naar de bijhorende lessen
Kaap 1 les 15 Kaap 1
les 18
les 18
en 7

8. Doortellen tot 100 met sprongen (zelfstandig) Kaap 1 les 2 Kaap 1 les 7
Verwijzing
Nummer van het lesdoel
Kaap 1
1. Maaltafels tot 10 14
Kaap 1 les 2
2. Rekenbegrippen ‘net voor’, ‘net na’ en ‘tussen’
Optellen tot 100 met brug
Aftrekken tot 100 met brug


VOOR DE LES
Kopieer voor elke leerling de kopieerbladen van het juiste spoor. Voorzie voldoende correctiesleutels zodat de leerlingen hun werk zelf kunnen controleren.
LESVERLOOP
Laat de spoor 2- en spoor 3- leerlingen onmiddellijk zelfstandig aan het werk gaan. Spreek met hen af wat ze kunnen doen wanneer ze moeilijkheden ervaren bij het oplossen van een probleem (hulp vragen aan een andere leerling, een bron raadplegen, het probleem even open laten tot de leerkracht hulp kan bieden …)
Verzamel de spoor 1-leerlingen aan de zorgtafel voor een moment van verlengde instructie.
2.1 Inoefenfase
Voor spoor 1-leerlingen
Spoor 1-leerlingen neem je apart om te begeleiden tijdens het oplossen van de problemen. Maak de oneven problemen steeds samen met de leerlingen. Sta als leerkracht model en gebruik, waar mogelijk, de heuristiek om problemen op te lossen. De even problemen zijn qua opbouw en moeilijkheidsgraad identiek aan de oneven problemen. Ze zijn optioneel. Ze kunnen gezien worden als een kans om spoor 1-leerlingen zelfstandig te laten oefenen.

Voor spoor 2- en spoor 3-leerlingen
Laat spoor 2- en spoor 3-leerlingen zelfstandig aan de slag gaan. Breng hen blitzbezoekjes wanneer de spoor 1-leerlingen zelfstandig aan het werk zijn. Observeer hoe ze de problemen oplossen, ga in op vragen en stuur bij waar nodig.
Spreek vooraf een werktijd af en laat die zien op de timer. Stimuleer de leerlingen zo om hun tijd te plannen.
Als de leerlingen klaar zijn, dan mogen ze hun oefeningen corrigeren aan de hand van de correctiesleutel
3.1 Reflectiegesprek
Voorzie voldoende tijd om met de leerlingen terug te blikken op de les. Reflecteer enerzijds over het product. Pols bij de leerlingen of ze erin slaagden om de problemen correct op te lossen. Laat hen bij bepaalde problemen aan elkaar uitleggen hoe ze te werk gegaan zijn en of het al dan niet effectief was. Reflecteer anderzijds ook over het proces. Laat de leerlingen verwoorden hoe ze het oplossen van de problemen ervaren hebben. Laat hen vertellen wat hen al dan niet hielp om een bepaald probleem op te lossen.


