Groeten uit België








Leerkracht
1 Deze bundel is bedoeld als een ‘Eerste Hulp Bij Oefeningen’bundel. Je kan die leerkrachtgestuurd en leerlinggestuurd inzetten.


Leerkrachtgestuurd: je gebruikt de tips zelf om de leerlingen op weg te helpen. Jij houdt de tipsbundel bij en beslist wie welke tip wanneer krijgt.
Leerlinggestuurd: de leerling beslist wanneer hij/zij in de tipsbundel gaat kijken. Je legt de bundel op een vaste plaats zodat de leerlingen zelfstandig kunnen doorwerken.
2 De leerling krijgt de afbeelding van het werkblad uit zijn boekje en kan naast de moeilijke oefening de tip(s) raadplegen.
3 Hij/zij gaat na het lezen van de tip verder aan de slag. Indien nodig volgt er nog een tweede of derde tip.
Leerling
1 Deze bundel is een hulp wanneer je vast zit bij een oefening.
2 Zoek de bladzijde uit het werkboek en kijk naar de oefening waar je vast zit.
3 Lees de eerste tip. Die helpt je een stapje verder.
4 Soms heb je nog meer tips en krijg je nog wat extra uitleg.
5 Wanneer je het overzicht achteraan in het werkboekje aanvult, geef je bij ‘ik kon het alleen’ het bolletje een andere kleur bij de bladzijdes waar je de tips gebruikt hebt.
Antwerpse diamanten












In de Antwerpse diamantwijk, gelegen nabij het Centraal Station en de Zoo van Antwerpen, wordt elk jaar voor zo’n 25 miljard euro aan diamanten gekocht en verkocht. Er is ook een diamantmuseum te bezoeken.
1 Zoek de ontbrekende waarden op de diamanten. Schrijf passende getallen in de lege vakjes.













Neem kladpapier om berekeningen te noteren.
Zoek eerst de getallen in de blauwe vakken, want die heb je nodig om het getal in de gele ster te vinden.
Om tot de oplossingen te komen, vermenigvuldig je de juiste getallen met elkaar zoals in het voorbeeld. Voor het linkse blauwe getal vermenigvuldig je de twee bovenstaande linkse getallen. Voor het middelste blauwe getal vermenigvuldig je de bovenstaande drie middelste getallen. Voor het rechtse blauwe getal vermenigvuldig je de twee bovenstaande rechtse getallen. Voor de ster vermenigvuldig je de drie blauwe getallen in het midden.
Je vermenigvuldigt om een getal eronder te vinden, je deelt om een getal erboven te vinden.
Vertrek vanuit het getal in de ster.
10 000 : 50 = 200. Overloop de delers van 200 en kies de delers die hier passen. Minstens één deler moet sowieso een tienvoud zijn (er zijn hier twee juiste oplossingen).
Vertrek vanuit het getal helemaal in het midden. 100 : 10 = 10. Overloop de delers van 10 en kies de delers die hier passen (er zijn hier twee juiste oplossingen).
Vertrek vanuit het getal in de ster.
22 400 : 10 = 2240. Overloop de delers van 2240 en kies de delers die hier passen. Minstens één deler moet sowieso een tienvoud zijn.
Vertrek vanuit het getal helemaal in het midden. 36 : 4 = 9. Overloop de delers van 9 en kies de delers die hier passen (er zijn hier twee juiste oplossingen).
Een klein land
België is niet zo groot, in enkele uren rijd je zelfs makkelijk van de ene naar de andere kant van het land. In één dag zou je makkelijk van provinciehoofdstad naar provinciehoofdstad kunnen rijden. Als je niet te veel in de file moet staan tenminste.
Start met de provinciehoofdstad die je zeker weet liggen (je eigen provinciehoofdstad).
1 Hoe staan de provinciehoofdsteden in deze tabel gerangschikt? Kleur wat past.
van noord naar zuid van west naar oost volgens het aantal letters van veraf naar dichtbij alfabetisch eerst de Vlaamse dan de Waalse
2 Plaats op het kaartje hiernaast het nummer van elke provinciehoofdstad (dat vind je in de tabel naast de naam) op de juiste plaats. Houd rekening met de afstanden in de tabel en denk logisch na.
Als er nog provinciehoofdsteden zijn die je zeker weet liggen, duid die dan eerst aan.
Kijk in de afstandstabel om te weten welke provinciehoofdstad het dichtst bij de jouwe ligt. Kijk dan op de kaart en zet het juiste nummer op de juiste plaats.
Vergelijk de onderlinge afstanden tussen de provinciehoofdsteden met de tabel om een idee te krijgen van waar de steden ten opzichte van elkaar kunnen liggen.
3 De afstanden in de tabel zijn rijafstanden in kilometer. Als je nu net als een vogel tussen twee steden zou kunnen vliegen in één rechte lijn (in vogelvlucht) en dan de vliegafstanden zou noteren in de tabel, wat zou er dan gebeuren met alle getallen? Kleur wat past.
Alle getallen worden groter. Alle getallen worden kleiner.
Alle getallen blijven hetzelfde. Alle getallen worden op 0 gezet.
4 Bekijk de afstandstabel en los op.
Sommige vakjes zijn zwart gekleurd. Waarom staan daar geen getallen?
De afstand van Gent naar Leuven is km.
Van Namen naar Brugge is het km rijden.
Over de route Hasselt – Waver heen en terug doe je km.
Van Bergen naar Luik, over Antwerpen is km. en liggen het verst van elkaar.
Tussen en zit het minste afstand.
De stad ligt net niet even ver van Aarlen als van Brugge.
De provinciehoofdsteden van Limburg en Oost-Vlaanderen liggen km van elkaar.
Als je vertrekt in Hasselt en alle Vlaamse provincies doorkruist van oost naar west, dan leg je in totaal een afstand af van km.
Een koppel uit Waver beslist om dit jaar op reis te gaan in eigen land. Ze willen elke dag een andere provinciehoofdstad bezoeken. Elke avond keren ze terug naar huis om in hun eigen bed te slapen. Naarmate de trip vordert, willen ze steeds een kleinere afstand moeten afleggen.
De eerste dag rijden ze naar
Op dag vijf bezoeken ze
Ze eindigen met een uitstapje naar en zullen dan in totaal km op de teller hebben staan!
Maak gebruik van de tabel en de kaart om de vragen op te lossen. Controleer oefening 2 met de correctiesleutel voor je aan oefening 4 begint.
Verdubbel het getal dat in de tabel bij beide provinciehoofdsteden staat.
Tel de afstand tussen Bergen en Antwerpen op bij de afstand tussen Antwerpen en Luik.
Kijk even terug naar de kaart van België. Welke nummer heb je genoteerd in de provincie Limburg? Welk nummer heb je genoteerd in de provincie Oost-Vlaanderen?

Kijk opnieuw naar de kaart. Je doorkruist vijf Vlaamse provincies. Hoe groot is de afstand tussen de eerste en tweede provinciehoofdstad die je doorkruist? Tel dit getal op bij de afstand tussen de tweede en derde provincie. Ga zo verder. Je eindigt in West-Vlaanderen.
Orden alle getallen in de kolom of de rij van Waver van groot naar klein.
Om de totale afstand te berekenen, tel je alle getallen op die in de kolom of de rij van Waver staan. Verdubbel dat getal.
1 Teken de omtrek van onderstaande meetkundige figuren in de aangegeven kleur. Als je meerdere mogelijkheden hebt om dezelfde figuur te tekenen, beperk je dan tot één. Gebruik een lat. Teken in het kunstwerk links de kleine figuren en in het kunstwerk rechts de grote figuren.
Nog dit: teken steeds de gevraagde figuur in een ‘zuivere’ vorm. Als je bv. een parallellogram moet tekenen, kies dan voor een figuur die enkel een parallellogram is en niets meer. Teken dan bv. geen vierkant (terwijl een vierkant natuurlijk ook een parallellogram is).
• Het kleinst mogelijke vierkant en het grootst mogelijke vierkant in het blauw
• De kleinst mogelijke ruit en de grootst mogelijke ruit in het rood
• De kleinst mogelijke rechthoek en de grootst mogelijke rechthoek in het groen
• Het kleinst mogelijke parallellogram en het grootst mogelijke parallellogram in het bruin De kleinst mogelijke rechthoekige driehoek en de grootst mogelijke rechthoekige driehoek in het roze
• Het kleinst mogelijke rechthoekige trapezium en het grootst mogelijke rechthoekige trapezium in het oranje
2 Lees en kleur de juiste figuren in het kunstwerk. Let op, bij het inkleuren mag geen enkele figuur een andere overlappen.
• In het kunstwerk kun je op twee manieren een gelijkbenig trapezium tekenen. Twee keer even groot, maar ook twee keer anders van vorm. Kleur in het kunstwerk hiernaast twee verschillende gelijkbenige trapeziums paars
• Je vindt ook twee verschillende soorten kleine gelijkbenige driehoeken: opnieuw anders van vorm, maar wel met dezelfde oppervlakte. Kleur in het kunstwerk hiernaast twee verschillende kleine gelijkbenige driehoeken zwart
• Ten slotte zijn er ook twee verschillende soorten grote gelijkbenige driehoeken (andere vorm, dezelfde oppervlakte). Kleur in het kunstwerk hiernaast twee van deze verschillende grote gelijkbenige driehoeken oranje
Een vierkant heeft vier gelijke zijden en vier rechte hoeken.
Een ruit heeft vier gelijke zijden.
Een rechthoek heeft twee paar evenwijdige zijden en vier gelijke (rechte) hoeken.
Een parallellogram heeft twee paar evenwijdige zijden.
Een rechthoekige driehoek heeft één rechte hoek en twee scherpe hoeken.
Een trapezium heeft één paar evenwijdige zijden. De figuren mogen elkaar niet overlappen. Je mag dus niet over een andere figuur kleuren.

Als je alle figuren gekleurd hebt, mag geen enkel vlak in het kunstwerk nog wit zijn.
Een gelijkbenig trapezium heeft één paar evenwijdige zijden en één paar gelijke zijden.
Een gelijkbenige driehoek heeft twee gelijke zijden.