Ieder zijn plek
Leerkracht
1 Deze bundel is bedoeld als een ‘Eerste Hulp Bij Oefeningen’bundel. Je kan die leerkrachtgestuurd en leerlinggestuurd inzetten.


Leerkrachtgestuurd: je gebruikt de tips zelf om de leerlingen op weg te helpen. Jij houdt de tipsbundel bij en beslist wie welke tip wanneer krijgt.
Leerlinggestuurd: de leerling beslist wanneer hij/zij in de tipsbundel gaat kijken. Je legt de bundel op een vaste plaats zodat de leerlingen zelfstandig kunnen doorwerken.
2 De leerling krijgt de afbeelding van het werkblad uit zijn boekje en kan naast de moeilijke oefening de tip(s) raadplegen.
3 Hij/zij gaat na het lezen van de tip verder aan de slag. Indien nodig volgt er nog een tweede of derde tip.
Leerling
1 Deze bundel is een hulp wanneer je vast zit bij een oefening.
2 Zoek de bladzijde uit het werkboek en kijk naar de oefening waar je vast zit.
3 Lees de eerste tip. Die helpt je een stapje verder.
4 Soms heb je nog meer tips en krijg je nog wat extra uitleg.
5 Wanneer je het overzicht achteraan in het werkboekje aanvult, geef je bij ‘ik kon het alleen’ het bolletje een andere kleur bij de bladzijdes waar je de tips gebruikt hebt.
Een huis in de straat
1 Wie woont in welk huis? Lees en los op. Trek lijnen.
Mijn huisnummer is 2 meer dan de helft van
Ik woon in het huis met een nummer dat de som is van de huisnummers van Anas en Bo.
Lees eerst alle tekstballonnen.
Los eerst alle tekstballonnen op vooraleer je begint te verbinden.
Als je 2 T wegneemt van 1 H, dan vind je mijn huisnummer.
Mijn huisnummer is een oneven getal met 2 gelijke cijfers dat groter is dan 20 maar kleiner dan 50.
Als je van Lies' huisnummer 4 E en 5 T wegneemt, dan weet je waar ik woon.
Doe 5 bij het huisnummer van Lies. Deel dat getal door 4.Nu weet je waar ik woon.
Van Rune en Beau kan je meteen uitrekenen wat hun huisnummer is. Begin bij hen.
Zoek in welke tekstballonnen Rune en Beau nog voorkomen en gebruik hun huisnummer om verder te rekenen.
Het huisnummer van Luka en Mac vind je pas als laatste.
Je mag meer dan één keer dezelfde naam noteren.
2 Je weet waar iedereen woont. Lees de zinnen. Vul de zinnen aan met de passende namen.
Er is maar één huisnummer (getal) dat het dubbel is van een ander huisnummer (getal).
Er zijn drie tientallen kleiner dan 40.
weet dat haar huisnummer dubbel zo groot is als dat van Als je de tientallen kleiner dan 40 optelt, krijg je het huisnummer van Het huisnummer van is precies 1 E en 6 T minder dan 100. De huisnummers van en verschillen precies 4 T. De huizen van en hebben een even nummer.
Huisnummers (getallen) die precies 4 T verschillen, hebben evenveel eenheden.
Even huisnummers (getallen) kan je delen door twee.
De bouwdoos
Titus droomt ervan om later zijn eigen huis te bouwen. Hij oefent nu alvast wat met kleine blokken. Hij speelt er uren mee en tovert de gekste bouwsels tevoorschijn.
1 Titus heeft een doos met zestig gelijke blokjes in vijf kleuren. Van elk kleur zijn er precies even veel blokjes. Hij gebruikt van een kleur telkens alle blokjes. Noteer bij elk bouwsel het aantal blokjes. Welk(e) bouwsel(s) heeft Titus gemaakt? Kleur het ✓ groen indien wel of het ✗ rood indien niet.
Reken eerst uit hoeveel blokjes er van elke kleur zijn.
Sommige blokjes kan je niet zien, maar moet je wel meetellen.
Als er een blokje te veel of te weinig werd gebruikt, heeft Titus het bouwsel niet gemaakt.
blokjes blokjes blokjes blokjes blokjes
2 Titus neemt twintig blokjes uit de doos en bouwt er een muurtje mee.
Dit weet je:
• Er zijn tien en samen, maar van de zijn er meer.
• Noteer wat kan. Je krijgt al één oplossing.
9 1
• Er zijn twee keer zoveel als
• Er is één minder dan Er zijn vier meer dan Kleur het muurtje van Titus in. Zorg voor het juiste aantal blokjes per kleur.
De groene blokjes worden niet gebruikt.
Schrijf enkel de splitsingen van tien op waarbij in het rode blokje het grootste getal staat.
Gezien er twee keer zoveel rode als gele blokjes zijn, moet rood wel een even getal zijn.
Lees de zinnen samen. Kijk welke mogelijkheid van blauw – rood je hier kan invullen, zodat ook geel klopt.
Als je het aantal gele blokjes kent, zoek dan als laatste het aantal roze blokjes.
Controleer het aantal blokjes door de blauwe, gele, rode en roze blokjes samen te tellen.
Er zijn meerdere juiste manieren om het muurtje van Titus in te kleuren.
3 Kleur de blokjes die Titus heeft gebruikt.
Start vanuit het vooraanzicht.
3 Kleur de blokjes die Titus heeft gebruikt.
Dit ziet Titus als hij van voor kijkt. Dit ziet hij als hij van rechts kijkt. Dit als hij van boven kijkt. van voor van links van boven van voor van rechts van links
4 Nu andersom. Je weet wat Titus bouwde. Kleur wat hij ziet. vooraanzicht aanzicht rechts bovenaanzicht
Kleur wat je al zeker weet.
3 Kleur de blokjes die Titus heeft gebruikt.
Vul aan vanuit de andere aanzichten.
Start vanuit het vooraanzicht.
Niet alle vakjes moeten gekleurd worden. Sommige vakjes blijven wit.
Beeld je in dat Titus rechts van het bouwwerk staat.
vooraanzicht aanzicht rechts bovenaanzicht
Beeld je in dat Titus boven het bouwwerk vliegt.
Dit ziet Titus als hij van voor kijkt. Dit ziet hij als hij van rechts kijkt. Dit boven van voor van links van voor van rechts
4 Nu andersom. Je weet wat Titus bouwde. vooraanzicht
4 Nu andersom. Je weet wat Titus bouwde. Kleur wat hij ziet.
van voor van rechts van links
van voor van links van boven
Dit ziet Titus als hij van voor kijkt. Dit ziet hij als hij van rechts kijkt. Dit als hij van boven kijkt.
3 Kleur de blokjes die Titus heeft gebruikt.