Natuur om de hoek

Page 1

Natuur om de hoek beleid, ontwerp, gebruik en perspectief van recreatiegebieden sinds 1965


Amsterdamse Bos (Rob Croes / Nationaal Archief, 1973) 2


Natuur om de hoek

beleid, ontwerp, gebruik en perspectief van recreatiegebieden sinds 1965

3


Interviews gebruikersonderzoek Almeerderhout 2018 (Foto: Vincent van Hoven)


Voorwoord Natuur in en bij de stad biedt veel voordelen: je kunt er wandelen, fietsen en zitten, het bergt water, verlaagt de temperatuur in de (te hete) zomer, het vangt fijnstof op. Staatsbosbeheer richt zich daarom in toenemende mate op het beheer van groengebieden in stedelijke regio’s en hecht er belang aan dat de bewoners kunnen beschikken over een goede groenstructuur. Om natuur dichtbij te brengen, voor een goed woonmilieu en een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Staatsbosbeheer beschouwt een goed functionerend groen netwerk als een nutsvoorziening: ieder huis aansluiten op het groen; oftewel een voorziening waar bewoners recht op hebben. Dat vergt dat gebieden duurzaam en toekomstbestendig ingericht en beheerd moeten kunnen worden. Het voorliggende onderzoek richt zich op de geschiedenis en huidige betekenis van groene recreatiegebieden bij de stad. Het onderzoek leidt tot een handreiking voor het bepalen

van de toekomst van deze gebieden. Dit onderzoek past in een bredere verkenning van de RCE (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) naar de architectuur, stedenbouw, landschapsarchitectuur en kunst in de openbare ruimte van de periode Post 65 (dus van na de Wederopbouwperiode). Het onderzoek is gefinancierd door de RCE vanuit het Programma Erfgoed en Ruimte (2017-2018). De aanleg van deze stedelijke recreatiegebieden is een typerende ontwikkeling van die periode. Voor de RCE is het van belang om deze gebieden te inventariseren, duiden en waarderen. Het vormt een basis om aanknopingspunten te hebben voor toekomstig beheer en ontwikkeling. Het onderzoek is uitbesteed aan de Vereniging Deltametropool i.s.m. Urban Synergy en maakt onderdeel uit van het programma Groene Metropool van Staatsbosbeheer. In dit onderzoek wordt bekeken of de oorspronkelijke doelen gehaald zijn. Op basis daarvan kan vervolgens

bekeken worden op welke wijze deze gebieden bijdragen aan de kwaliteit van een toekomstbestendig groen netwerk en hoe zij bij kunnen dragen aan de meervoudige behoeften van deze tijd. Na de oplevering van deze publicatie wordt er voor een aantal gebieden in de Randstad door middel van ontwerpmatig onderzoek verkend op welke wijze een nieuwe slag naar de toekomst gemaakt zou kunnen worden vanuit de bestaande kwaliteiten van deze gebieden en met het oog op nieuwe behoeften. Daarbij is de verstedelijkingsopgave voor de komende periode een belangrijke factor. Deze uitwerkingen gebeuren in samenwerking met de desbetreffende provincies en andere partijen. Staatsbosbeheer bedankt eenieder die bijgedragen heeft aan het voorliggende resultaat.

An van Veen, Staatsbosbeheer (projectleider)



Inhoud

9 11 13 15 17 19 21

24

Inleiding 1. Samenvatting en bevindingen - 1.1 Recreatiegebieden sinds 1965 - 1.2 Gebruik en waardering - 1.3 Succesfactoren - 1.4 Toekomstperspectieven - 1.5 Focusgebieden Tijdlijn

2. Geschiedenis en beleid sinds 1965 32 - 2.1 Recreatie 34 - 2.2 De recreant 36 - 2.3 Recreatiegebieden 38 - 2.4 Ruimtelijk recreatiebeleid sinds 1965 31

3. Toekomstperspectieven 58 - 3.1 Stadsbos 60 - 3.2 Nutsbos 62 - 3.3 Oerbos 55

4. Biografie van vier focusgebieden Planhistorie, ontwerp en gebruik 70 - 4.1 Waterlandse Bos (Almere) 80 - 4.2 Purmerbos (Purmerend) 90 - 4.3 Abtswoudse Bos (Midden-Delfland) 100 - 4.4 Nieuw Wulven (Utrecht) 67

111 128

Fotowedstrijd Bronnen


Doorkijkje in het Purmerbos Inzending voor de fotowedstrijd, door Monique Peters


Inleiding Aan heel Nederland is gepland en ontworpen, vaak ook met de beleving van de gebruiker en recreant in het achterhoofd, al was dat niet altijd de hoofdzaak. Wie alle ruilverkavelingen, landinrichtingen, natuur- en groenstructuurprojecten zou meetellen, kan Nederland zien als één groot recreatiegebied, ook al is niet elk stukje toegankelijk. Dit onderzoek richt zich specifiek op de gebieden die voortkwamen uit drie nationale beleidsprogramma’s sinds 1965: Groene Sterren, Randstadgroenstructuur en Recreatie om de Stad; en in het bijzonder de gebieden die momenteel in eigendom of beheer zijn bij Staatsbosbeheer. Deze gebieden hebben de laatste halve eeuw een sleutelrol gespeeld in de ontwikkeling van verschillende vormen van recreatie in West Nederland. Als buffer hebben zij bovendien bijgedragen aan de relatief compacte verstedelijkingsstructuur, waarbij groen en open landschap nooit ver weg zijn. Na 50 jaar ontwikkeling en gebruik is een herijking van deze gebieden op zijn plaats. De inrichting en beplanting is volgens Staatsbosbeheer en de betrokken provincies vaak toe aan vernieuwing. In het bosbeheer stelt de impact van de essentaksterfte beheerders op veel plaatsen ook voor stevige omvormingsopgaven. De maatschappij en de recreanten in het bijzonder zien we niet meer als maakbaar. Zij hebben diversere en soms ook andere behoeften, waar de gebieden functioneel (nog) niet bij aansluiten. De mobiliteit van de recreant is toegenomen waardoor de keuze mogelijkheden voor bezoek aan recreatiegebieden zijn toegenomen. Ook klimaatverandering en het toenemende belang van landschap in het stedelijke vestigingsklimaat kunnen nieuwe eisen stellen aan de groenstructuren in en om de stad. De Groene Sterren werden vanaf de jaren zestig aangelegd als openluchtrecreatiegebieden om de groeiende druk van massarecreatie op te vangen en de Rijksbufferzones te versterken. De Randstadgroenstructuur werd in de jaren tachtig het model voor een landschappelijke contramal van de steden in West-Nederland, met daarin multifunctionele landinrichtingsprojecten, die naast recreatie ook houtproductie, natuurdoelen en bufferfunctie beoogden. De RodS gebieden werden in de jaren 2000

uitgevoerd aan de stadsranden, met daarin o.a. nog niet gerealiseerde delen van de Randstadgroenstructuur, als inhaalslag omdat het recreatieve netwerk achterbleef bij de voortschrijdende verstedelijking. In 2010 werd het Rijksrecreatiebeleid beëindigd. Er is een nieuw genre gebied ontstaan, het jonge ‘Polderbos’, dat nog steeds in ontwikkeling is, maar waarover we in dit onderzoek toch al uitspraken proberen te doen. Het doel van dit onderzoek is het duiden van het stelsel van naoorlogse (groot)stedelijke recreatiegebieden in West Nederland, wat betreft hun totstandkoming, huidige waarde en gebruik, en mogelijke toekomsten. Recreatiegebieden, als middel (of zelfs een nutsvoorziening) die de leefkwaliteit in de steden kan garanderen in de komende decennia, zijn namelijk een steeds belangrijker voorwaarde voor het welzijn en de welvaart van Nederland. Naast het bieden van een toekomstperspectief, dient dit onderzoek ook om aanknopingspunten te geven voor de doorontwikkeling van vier door Staatsbosbeheer aangedragen focusgebieden: het Waterlandse Bos (onderdeel Almeerderhout), Purmerbos, Abtswoudse Bos en Nieuw Wulven. In dit onderzoek zoeken we antwoorden op de volgende vragen: - Wat beoogde het naoorlogse beleid van (Rijks)recreatiegebieden en was het succesvol? (1.1) - Hoe ervaren gebruikers de gebieden en hoe verhoudt zich dat tot het beeld dat experts ervan hebben? (1.2) - Wat waren succesfactoren in de totstandkoming van de recreatiegebieden? (1.3)

- Welke generieke toekomstperspectieven voor de lange termijn zijn denkbaar voor de gebieden? (1.4) - Welke specifieke aanbevelingen kunnen we geven voor het doorontwikkelen van de vier focusgebieden, vanuit hun geschiedenis en huidige betekenis? (1.5) Deze publicatie bevat de resultaten van een ruimtelijke en gebruiksanalyse van recreatieterreinen die door Staatsbosbeheer worden beheerd, een historische analyse van de totstandkoming van deze gebieden (beleid, ontwerp en realisatie) en drie toekomstperspectieven voor de recreatiegebieden, gebaseerd op een workshop met experts over de mogelijke doelstellingen, karakters, strategieën en verdienmodellen. Ook bevat de publicatie een cultuurhistorische plananalyse van de vier focusgebieden en een kwalitatief gebruikersonderzoek in diezelfde gebieden. De publicatie eindigt met de opgaven en aanbevelingen voor de vier focusgebieden. In de publicatie vallen twee elementen visueel op: de tijdlijn van recreatiegebieden en de inzendingen van een fotowedstrijd in de vier focusgebieden. Leeswijzer De snelle lezer treft voorin de publicatie alle bevindingen en conclusies aan. Wie meer tijd heeft kan verder lezen in twee blokken: hoofdstukken 2 en 3 gaan in op het totale stelsel van Post 65 recreatiegebieden, terwijl hoofdstuk 4 zich richt op de vier focusgebieden. De twee blokken zijn afzonderlijk leesbaar.

9



1. Samenvatting en bevindingen De naoorlogse recreanten recreëerden om te ontspannen in het weekend en vakanties, vanaf de jaren tachtig gingen ze dat ook doen om de beleving (consumeren van ervaringen), en nu is recreatie onderdeel van ons dagelijks leven. Sinds de jaren negentig is recreatie ook steeds sterker verbonden met lifestyle en identiteit, en is zij door nieuwe Nederlanders diverser geworden. Recreatie is sinds 1965 van een monothematische activiteit, geconcentreerd in tijd en ruimte, veranderd tot iets wat je altijd en overal doet – ook op de fiets naar je werk, en heeft dus een divers netwerkkarakter gekregen. Trends in recreatie zijn cumulatief: elke periode komen er opties bij (geo-caching en bootcampen), maar wat we een eeuw geleden deden doen we straks ook nog steeds (wandelen, fietsen en paardrijden). De huidige inrichting van recreatiegebieden lijkt maar beperkt in te spelen op bovenstaande trends. De huidige kwaliteiten en gebruik van de vier focusgebieden leveren een genuanceerd beeld op van de intrinsieke kwaliteiten van elk uniek ontwerp, de individuele ervaringen in het hier en nu, en wat je anno 2020 al zou kunnen doen. Op lokaal niveau spelen ook gevoelens van NIMBY (liever geen verandering in mijn achtertuin). Het blijken boeiende gebieden te zijn, die door velen gewaardeerd worden. Tegelijkertijd leiden de verstedelijking, het veranderende recreatiepatroon, klimaatverandering en druk op de ruimte tot nieuwe, multifunctionele, eisen. (De Metropoolregio Amsterdam verwacht in de

Monitor Recreatie & Toerisme 2016 bijvoorbeeld 35% meer recreatie tot 2040, grotendeels het gevolg van de voortgaande verstedelijking. Ook de grote ambities op gebied van klimaat en economische concurrentiepositie zijn stevig verankerd in de nieuwe visies en strategieën van provincies (Landschapspark Zuidvleugel bijvoorbeeld) en het Rijk (bijvoorbeeld de Nationale Omgevingsvisie), en dientengevolge ook in de programma’s van Staatsbosbeheer (Groene Metropool) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (zoals in de beleidsbrief Erfgoed Telt en Landschap als Vestigingsvoorwaarde).

Tussen die twee werelden zit een reëel spanningsveld. De vraag voor de doorontwikkeling van de recreatiegebieden is dan ook hoe met de actuele kwaliteiten van het specifieke gebied, aangevuld met nieuwe ingrepen, een antwoord kan worden geboden op de grote uitdagingen van de toekomst, zoals die nu worden benoemd in het maatschappelijke debat.

Recreatie in Diemen (foto: Rene Passet)

11


Recreatiegebieden Staatsbosbeheer per programma Focusgebieden Post 65 recreatiegebieden in eigendom en/of beheer bij Staatsbosbeheer Recreatie om de Stad Randstadgroenstructuur Groene Sterren Overige gebieden in eigendom en/of beheer bij Staatsbosbeheer Natuur Netwerk Nederland Geestmerambacht Waarderhout

Eilandspolder

Purmerbos Twiske Houtrakbos

Almeerderhout (incl. Waterlandse Bos)

Diemerbos Zwaansbroek Venneperhout

Gagelbos Leidschendammerhout

Bieslandse Bos

Balijbos

Abtswoudse Bos Oostvoornse Meer

Bernisse

Nieuw Wulven IJsselbos

Rottemeren

Midden-Delfland Brielse meer

Loetbos Lekkerkerk

Recreation Oude Maas

Waalbos

Alblasserbos

Hollandsche Biesbosch De Elzen

0

Tull en ‘t Waal

Lingezegen

Zuidelijke Randpark

Valckesteyn

Grevelingen

Bentwoud

5

10

20 KM


1.1 Recreatiegebieden sinds 1965 Het rijksrecreatiebeleid beoogde de leefbaarheid van de steden in West Nederland op peil te houden en te voorkomen dat de steden aan elkaar zouden groeien. Hierin is het voor een groot deel geslaagd. De Post 65 recreatiegebieden liggen tussen de grote steden en aan de stadsranden, waardoor ze nog steeds een strategische positie innemen. Na de angst voor de metropool en het aaneengroeien van steden, die blijkt uit de nota’s ruimtelijke ordening vanaf eind jaren vijftig, heeft Nederland nu het model van een uiteengelegde metropool omarmd (zie REOS en NOVI), die door de nabijheid van groen een hoge kwaliteit van leven kan bieden. Van extensieve gebieden voor openluchtrecreatie met bufferfunctie, is het denken over de recreatiegebieden gegroeid richting een multifunctionele nutsvoorziening voor onder andere gezondheid, klimaatregulering, houtproductie, natuurontwikkeling en biodiversiteit. Ze functioneren echter nog niet als zodanig. Het rijksrecreatiebeleid is weliswaar in 2010 gestopt, met bijbehorende financiële problemen in het beheer. Toch zijn er in de toekomst relevante rijkskaders voor recreatiegebieden mogelijk, zoals bevorderen van een gezonde levensstijl en klimaatadaptatie. Maar voordat we naar de toekomst kijken, evalueren we eerst

of het ingezette beleid van toen de doelstellingen heeft gehaald. Hebben de recreatiegebieden opgeleverd wat men beoogde en beloofde? Groene Sterren (uitvoering vanaf 1965) Het bufferzonebeleid is een groot succes gebleken. Hoewel het beleid in 2010 is afgeschaft zijn veel van de gebieden nog altijd vrij van bebouwing en heeft een aantal momenteel een provinciale status (zoals Bijzonder Provinciaal Landschap Midden-Delfland). Het verstedelijkingsbeleid uit de 2e Nota Ruimtelijke Ordening kon niet voorkomen dat er in West Nederland een grote suburbanisatie plaatsvond en steden dichter naar elkaar toe groeiden. De Groene Sterren als grootschalige openlucht recreatiegebieden zijn tot op de dag van vandaag druk bezocht. Hun aanvankelijke disconnectie met het omliggende landschap werd in latere ontwerpen opgelost. De bereikbaarheid laat door hun ligging op afstand van het stedelijk gebied te wensen over. De gebieden worden continu (her)ontwikkeld als recreatieve hotspots van de toekomst. Randstadgroenstructuur (uitvoering vanaf 1985) De integrale visie van multifunctioneel gebruik en bijbehorende inrich-

ting van de ‘stedelijke contramal’ is een relevant concept gebleken, net als de strategie van de overheid om meer naar de behoeften uit de maatschappij te luisteren. Om meer maatwerk te kunnen leveren werden inrichting en beheer al deels overgeheveld naar de provincies, terwijl door geldgebrek de uitvoering behoorlijk werd versoberd. Dit laatste heeft de kwaliteit negatief beïnvloed. Ondanks de sterke visie op de schaal van de Randstad kwam de groenstructuur in de regio niet altijd goed tot zijn recht, door ontbrekende verbindingen en niet anticiperen op de snel oprukkende verstedelijking. De locatiekeuze werd in veel gevallen grotendeels door pragmatiek bepaald. Zo werden bijvoorbeeld gebieden verworven waar nog grond te koop was en waar een andere functie, zoals een vuilstort, het gebied voor andere functies ongeschikt maakte. De verbinding met de stad is hierdoor niet altijd optimaal. Waar die keuze wel vanuit een regionale strategie werd genomen, zoals bij het Waterlandse Bos, Bieslandse Bos / Balij en het Alblasserbos, is de integratie met het stedelijk weefsel beter geslaagd. De beoogde natuurwaarde is nog in ontwikkeling, maar wordt vooral in de natte gedeelten ook nu al als goed beoordeeld. De gewenste

Landschapstypen Post 65 recreatiegebieden, in eigenom en/of beheer bij Staatsbosbeheer Focusgebieden

Droogmakerijen | Zeekleipolders | Stroomrug-en komontginningen Duinen en duinontginningen | Heideontginningen en bossen | Kampontginningen met plaatselijke essen | [niet ontgonnen landschappen] Hoofdtypes landschap op basis van Histland (RCE)

Lossontginningen | Rivierterrasontginningen Veenkoloniën | Veenontginningen

13


Som van alle sterren, RGS en RodS gebieden in beheer bij Staatsbosbeheer overig grondgebruik

open ruimte

Verhoudingen van het Polderbos Grondgebruik van alle Groene Sterren, Randstadgroenstructuur en RodS gebieden opgeteld. Ondanks onderlinge verschillen per gebied zijn ze gemiddeld vergelijkbaar met het Amsterdamse Bos.

bos

verhouding Amsterdamse Bos

1:1:1

UNIEKE JAARLIJKSE BEZOEKER

TOTAAL AANTAL BEZOEKEN PER JAAR UNIEKE JAARLIJKSE BEZOEKER

Alle recreatiegebieden in Noord-Holland

4,07 per TOTAAL AANTAL unieke BEZOEKEN PER JAAR bezoeker

Alle recreatiegebieden in Noord-Holland

water

odenakker

boomkwekerij

fruitkwekerij

os: gemengd bos

spoorbaanlichaam

heide

opulieren

basaltblokken, steenglooiing

bos: griend

verig

akkerland

infra

4,07 per unieke bezoeker

4,46 per unieke bezoeker

Post65 recreatiegebieden in Noord-Holland aanlegsteiger

Gebruik zand

boomgaard

4,46 per unieke bezoeker

Post65 recreatiegebieden in Noord-Holland

bos: loo�os

TOP RECREATIEGEBIEDEN 8.3 TOP RECREATIEGEBIEDEN

Strand Bergen/Egmond/Schoorl

8.3

8.1

PRIMA RECREATIEGEBIEDEN 8.1

Noordwijk

Abtswoudse Bos

Nieuw Wulven

Noordwijk

Waterlandse Bos

Nieuw Wulven

7.7Purmerbos

7.5

TREND

Wester en Bussemerheide

Abtswoudse Bos 7.9

7.3

TREND

Wester en Bussemerheide

7.9

7.7

Strand Bergen/Egmond/Schoorl

PRIMA RECREATIEGEBIEDEN

Waterlandse Bos

Purmerbos ‘t Twiske

‘t Twiske

7.5

7.3

Diemerbos

Pettemerduinen Pettemerduinen Diemerbos

7.1

7.1

6.9

6.9

6.7

6.7 Gemiddeld rapportcijfer

Gemiddeld rapportcijfer 100.000

100.000

300.000

500.000

Aantal unieke 500.000 bezoekers per jaar700.000 300.000

700.000

900.000

900.000

1.100.000

1.100.000

1.300.000

Aantal unieke bezoekers per jaar Focusgebieden

Focusgebieden Post65 gebieden Overige gebieden

1.300.000

1.500.000

1.500.000

Brondata: 176 recreatiegebieden Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland, 2014-2017 (NBTC-NIPO); N.B.: Gebieden met onbekend rapportcijfer zijn op het gemiddelde van 7.8 geplaatst; Aantal bezoeken is niet bekend voor Zuid-Hollandse gebieden,2014-2017 (NBTC-NIPO); Brondata: 176 recreatiegebieden Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland, Overige gebieden daarom is gekozen voor unieke als vergelijking; N.B.: Gebieden met onbekend rapportcijfer zijnbezoekers op het gemiddelde van 7.8 geplaatst; Geen gegevens beschikbaar uit Utrecht, Gelderland en Flevoland. Post65 gebieden

Aantal bezoeken is niet bekend voor Zuid-Hollandse gebieden, daarom is gekozen voor unieke bezoekers als vergelijking; Geen gegevens beschikbaar uit Utrecht, Gelderland en Flevoland.

Gebruik en waardering van recreatiegebieden in Nederland, bewerking Vereniging Deltametropool


houtproductie viel tegen op de vochtige poldergrond: ondanks de groei is het hout daar vaak niet rendabel te oogsten. In Oostelijk en Zuidelijk Flevoland was de houtproductie echter een stuk hoger dan verwacht. Het doel van recreatief medegebruik is op lokale schaal goed geslaagd. De gebieden zijn aantrekkelijk gebleken voor bezoekers met het motief ‘er even tussenuit’. Een belangrijk doel, het ontlasten van de grote recreatieve trekkers zoals de kust, werd niet gehaald, omdat de ingerichte gebieden minder unieke kwaliteiten bezitten (zie ook succesfactoren 1.3). Recreatie om de Stad - RodS (uitvoering vanaf 2004) Recreatiebossen en nog niet gerealiseerde delen van de Randstadgroenstructuur werden in het RodS programma gebundeld, verworven en ingericht, naar de ideeën uit de tijd van de Nota Ruimte, waarin voor elke nieuwe woning ook een hoeveelheid groen van 75 vierkante meter nodig werd geacht. Het RodS beleid maakte (wat betreft het aantal hectares) een redelijk succesvolle inhaalslag om de recreatieve infrastructuur aan de stadsranden van de Nederlandse

metropool beter op orde te krijgen. In gebieden met hoge verstedelijkingsdruk verliep de verwerving van grond moeizaam, waardoor gebieden kleiner uitpakten dan gepland. Door het abrupte einde van de RodS in 2010 vielen ook hier financiële gaten in uitvoering en beheer. In lijn met de Randstadgroenstructuur gebieden functioneert de RodS niet als bestemming, maar meer als achtertuin van de aangrenzende wijken. De bufferfunctie van deze stadsrandbossen is sterk, maar de verbinding met de aangrenzende wijken laat soms te wensen over. De planners zochten actief naar mogelijke trekkers in het gebied, zoals een golfbaan, kanoverhuur, pannenkoekenhuis of mountainbike route, die mensen naar het gebied zouden trekken. Later zou het noodzakelijke verdienmodel hierachter ook een belangrijke reden worden voor het zoeken naar deze combinaties. Decentralisatie (vanaf 2010) De recreatiegebieden worden door gemeenten en provincies gezien als een belangrijke schakel in het garanderen van leefkwaliteit in de stad, die door de toenemende verstede-

lijking en de concurrentie om talent tussen stedelijke regio’s onderling steeds groter wordt (Nefs e.a., 2017). Concepten als Groene Metropool, Groen als Nutsvoorziening, Ringpark Utrecht en Landschapspark Zuid-Holland bevestigen dit. Ook zullen de gebieden antwoorden moeten bieden op de grote ruimtelijke opgaven van de komende tijd, waaronder de energietransitie en klimaatadaptatie. De in dit onderzoek uitgevoerde kaartanalyse laat zien dat er een grote overlap is tussen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de Post 65 recreatiegebieden, in beheer bij Staatsbosbeheer. De voormalige Groene Sterren zijn verbonden met grote natuurgebieden, zoals de Biesbosch. De Randstadgroenstructuur en RodS gebieden raken vrijwel allemaal aan de fijnmazige delen van het NNN, waardoor ze deze versterken en er tegelijk gebruik van maken. In interviews bij het ministerie LNV en Staatsbosbeheer noemde men het NNN ook wel het ‘grootste recreatiegebied van Nederland’.

1.2 Gebruik en waardering De Post 65 recreatiegebieden zijn in hun landgebruik en recreatief gebruik vrij normale stukjes Nederland. Gemiddeld liggen zowel de waardering als het aantal bezoekers iets onder het gemiddelde van Nederlandse recreatiegebieden. De waardering ligt vooral in hun functionele waarden, zoals nabijheid t.o.v. stadsbewoners, en minder in de voorzieningen en landschappelijke kwaliteit. Net als de vooroorlogse recreatiegebieden, zoals het Amsterdamse en Kralingse Bos, bestaan de Post 65 recreatiegebieden samen genomen uit een derde water, een derde bos en een derde open landschap, hoewel die verhouding in de gebieden onderling sterk verschilt. Hun ruimtelijke typologie, het jonge Polderbos, wordt onder experts en een deel van de gebruikers nog ondergewaardeerd ten opzichte van oudere landschapstypen: zolang de rijen geplante bomen nog herkenbaar zijn is het geen ‘echt bos’. Het aantal bezoekers en hun waardering zijn de meest gebruikte graadmeters van een succesvol

recreatiegebied. In de kaartanalyse en vergelijkende grafiek is gebruik gemaakt van gegevens van NBTCNIPO, betreffende 176 recreatiegebieden in Utrecht en Noord- en Zuid-Holland. De Post 65 gebieden kennen, net als andere recreatiegebieden, een grote spreiding in bezoekersaantallen en een kleine spreiding in rapportcijfers. Op beide criteria bevinden de Post 65 gebieden zich gemiddeld iets onder het normale (rapportcijfer 7,5 in plaats van 7,8). Uit de vergelijkende grafiek blijkt dat hogere waardering leidt tot iets meer bezoekers. In de grafiek zijn twee clusters van recreatiegebieden te onderscheiden: - ‘Top recreatiegebieden’ met een

hoog gemiddeld cijfer (rond de 8) én een hoog bezoekersaantal; - ‘Prima recreatiegebieden’ met een iets lager cijfer (rond de 7,7) en dito bezoekersaantal, een categorie waar de meeste recreatiegebieden in vallen, ook onze vier focusgebieden. In de vier focusgebieden (Waterlandse Bos, Purmerbos, Abtswoudse Bos en Nieuw Wulven) is een kwalitatief gebruikersonderzoek gehouden in de vorm van interviews met bezoekers. Op basis van deze interviews was de verwachting dat Post 65 gebieden meer terugkerende bezoekers zouden hebben dan andere recreatiegebieden, omdat we tijdens het gebruikersonderzoek ter plaatse vooral

15


Bezoekersaantal en -dichtheid Unieke bezoekers (per jaar) < 50 000 50 000 - 150 000 150 000 -200 000 250 000 - 500 000 > 500 000

Bezoekersdichtheid (per ha)

Geestmerambacht

150

Waarderhout

300 500

Eilandspolder

700 1000

Purmerbos Twiske Houtrakbos Almeerderhout (incl. Waterlandse Bos)

Diemerbos

Zwaansbroek Venneperhout

Gagelbos Leidschendammerhout Bieslandse Bos

Oostvoornse Meer

Abtswoudse Bos

Midden-Delfland

Bernisse

16

Nieuw Wulven

Bentwoud IJsselbos

Rottemeren

Brielse Valckesteyn meer

Grevelingen

Balijbos

Waalbos Recreation Oude Maas

Lingezegen

Loetbos Lekkerkerk

Zuidelijke Randpark

Alblasserbos Hollandsche Biesbosch De Elzen

0

5

Tull en ‘t Waal

10

20 KM


wijkbewoners tegenkwamen die de gebieden meerdere keren per week bezochten voor een ommetje of om de hond uit te laten. Dit blijkt echter niet te kloppen met bestaande gebruiksonderzoeken (NBTC-NIPO met achtergrondinformatie van Staatsbosbeheer), waarin voor RodS gebieden gemiddeld wel een 10 – 20% hogere bezoekfrequentie naar voren komt, maar lang niet zo uitgesproken. Gemiddeld is bij Noord-Hollandse Post 65 gebieden de verhouding tussen het totaal aantal bezoeken en het aantal unieke bezoekers in 2016 ongeveer gelijk aan het gemiddelde van alle recreatiegebieden in Noord-Holland, inclusief Vondelpark en de Duinen (ongeveer 4 op 1). In de focusgebieden lag het aantal bezoekers dat meer dan 50 keer per jaar terugkomt tussen de 2 en 8 %. Het gebruikersonderzoek in de vier focusgebieden betrof alleen Randstadgroenstructuur en RodS gebieden. Op basis daarvan valt niets te zeggen over de Groene Sterren. Uit de interviews komt een duidelijk gebruikersprofiel naar voren dat grotendeels klopt met andere gebruikersonderzoeken (NBTC-NIPO met achtergrondinformatie van Staatsbosbeheer). De Randstadgroenstructuur en RodS gebieden fungeren

meer als achtertuin dan bestemming, met ‘er even tussen uit, uitwaaien’ en ‘de gedachten op nul zetten’ als belangrijkste activiteit, gevolgd door sport. In Nieuw Wulven wordt ook natuurstudie genoemd, waarschijnlijk vanwege de actieve milieu werkgroep. Verblijf is bij de geïnterviewden beperkt tot de speelplekken en -bossen of hondenstranden. De herkomst van de geïnterviewden is net als in de overige bezoekersonderzoeken vooral lokaal en het bezoek kort (een uurtje). Voor een dagje uit kiest men vaak andere bestemmingen. Georganiseerd collectief gebruik in de Post 65 gebieden neemt toe, zoals hardloopwedstrijden, Halloweenwandelingen, paddenstoelen zoeken en bootcampen. Vooral de basiskwaliteiten worden gewaardeerd door de geïnterviewde gebruikers: nabijheid, rust, een boservaring en ruimte voor honden en kinderen. In de interviews waardeerden de bezoekers de recreatiebossen hoger naar mate er meer en verschillende routes af te leggen zijn. Daarnaast worden afwisseling in open en gesloten, doorzicht en de ervaring van seizoenen belangrijk gevonden. Dit maakt het bos volgens de geïnterviewden ‘natuurlijk’, en niet zozeer de diversiteit in beplanting, dikke krom-

me bomen of bomen die niet in een rijopstelling staan (zoals in eerdere gebruikersonderzoeken naar voren kwam). De geïnterviewde gebruikers maakten zich in de recreatiebossen zorgen over conflictsituaties met andere gebruikersgroepen, bijvoorbeeld qua veiligheid bij gemengde paden voor racefietsers en wandelaars, behoefte aan rust versus evenementen, en contact met uitwerpselen van honden en paarden. Concluderend voor het gebruik zijn de Post 65 gebieden een geslaagde aanvulling in het recreatielandschap. De Randstadgroenstructuur en RodS gebieden hebben een eigen positie tussen stadsparken, klassieke stadsbossen (zoals het Haagse Bos) en publiekstrekkers als de duinen en de Heuvelrug. De gebieden hebben een eigen gebruiksprofiel en voorzien in de aantoonbare behoefte aan recreatieruimte dicht bij huis. In het rijksrecreatiebeleid werd uitgegaan van een verzorgingsgebied in een straal van vijf kilometer. In de praktijk blijkt de herkomst van gebruikers vaak dichterbij te liggen, in de omliggende woonwijken. Het doel om een alternatief te bieden voor bezoek aan natuurgebieden (vooral de duinen) en daarmee ook recreatieve druk af te leiden, is derhalve niet behaald.

1.3 Succesfactoren In het huidige stelsel van Post 65 gebieden zijn (vergelijkbaar met andere recreatiegebieden) schaal, ligging, uniciteit, bereikbaarheid en het ontwerp belangrijke succesfactoren. Uit interviews blijkt dat de bekendheid van de gebieden bij de gebruiker ook van belang is voor de waardering: een kans voor marketing. Schaal, ligging en uniciteit Uit de kaartanalyses blijkt dat grote gebieden vaak ook meer bezoekers trekken. Dat gebeurt echter niet recht evenredig: kleinere gebieden hebben vaak een grotere dichtheid van gebruikers per hectare. Grotendeels kan dat worden verklaard uit hun ligging nabij de stad, terwijl de grote gebieden verder weg liggen. Niet voor niets noemen bezoekers van de Waterlandse Bos en het Abtswoudse Bos nabijheid als (belangrijkste) kwaliteit. Bij de grote gebieden is het makkelijker een uniek aanbod van recreatieve voorzieningen of landschapskenmerken te organiseren, waardoor sommi-

ge recreatiegebieden, zoals ’t Twiske, als bestemming kunnen concurreren met het Vondelpark of het strand. Bereikbaarheid De kaartanalyse toont aan dat de Randstadgroenstructuur en RodS gebieden op korte afstand van OV zijn gelegen en soms dichtbij snelwegafslagen. De ‘last mile’ is in veel gevallen een probleem. Bij de organisatie van grote evenementen zoals in Spaarnwoude zet men daarom evenementenbussen en OV fietsen in. Als men eenmaal in auto of OV zit gaat uniciteit ook een belangrijkere rol spelen: waarom dan niet meteen

doorreizen naar een regionale topbestemming als het strand? Vooral de Groene Sterren zijn slecht bereikbaar via OV en weg en zouden vanuit hun uniciteit juist het meeste baat hebben bij regionale bereikbaarheid. De bereikbaarheid vanuit het stedelijk gebied is een relevante ontwerpopgave, die tot toename in het gebruik kan leiden. Op de kaart valt op dat er een groot verschil is in de invloedssferen van de verschillende recreatiegebieden. Sommigen kunnen binnen een kwartier fietsen door wel een half miljoen inwoners worden bereikt, zoals Midden-Delfland. Binnen een

17


Verzorgingsgebied Inwoners binnen 1200 meter afstand [15 minuten

]

< 10 000 10 000 - 30 000 30 000 -60 000 60 000 - 180 000 > 180 000

Inwoners 3600 meter afstand [15 minuten

]

Geestmerambacht

< 50 000

Waarderhout

50 000 - 100 000 100 000 -200 000

Eilandspolder

200 000 - 300 000 > 300 000

Purmerbos Twiske Houtrakbos

Almeerderhout (incl. Waterlandse Bos)

Diemerbos

Zwaansbroek Venneperhout

Gagelbos Leidschendammerhout Balijbos Bieslandse Bos Abtswoudse Bos Oostvoornse Meer

Brielse meer

Valckesteyn

Nieuw Wulven

Bentwoud

Midden-Delfland Zuidelijke Randpark Waalbos

Tull en ‘t Waal Lingezegen

Loetbos Lekkerkerk

Alblasserbos

Bernisse Grevelingen

IJsselbos

Rottemeren

Recreation Oude Maas

Hollandsche Biesbosch De Elzen

0

5

10

20 KM


kwartier lopen bereikt echter slechts een derde van dat aantal inwoners dit gebied, terwijl andere gebieden grotere bevolkingsconcentraties direct binnen handbereik hebben. Wanneer we alle gebieden samen nemen, vallen 3,03 miljoen inwoners binnen de invloedssfeer van 15 minuten fietsen (een buffer van 3.600 meter rond de gebieden), waarvan 1,21 miljoen binnen 15 minuten lopen (1.200m). Dat geeft aan dat de gebieden gemiddeld zeer dicht bij de woongebieden liggen. De verklaring voor de onderlinge verschillen per gebied is dat woongebieden niet altijd direct grenzen aan de recreatiegebieden, maar ervan gescheiden worden door (bundels van) infrastructuur, bedrijventerreinen of – bij de Groene Sterren – landbouwgebieden.

Ontwerp Hoewel we nog niet kunnen spreken van een ontwerptraditie, zijn de vier onderzochte focusgebieden in ieder geval een nieuw en deels door experts en gebruikers ondergewaardeerd genre, dat je het ‘Polderbos’ zou kunnen noemen. Het ontwerp gaat uit van de verkavelingsstructuur van de ondergrond, meestal veen of klei. Het ontwerp benut de tijd die het bos nodig heeft om tot wasdom te komen als ontwikkelprincipe. Het ontwerpinstrumentarium varieert door de perioden heen, maar altijd is sprake van zonering voor differentiatie van gebruikersgroepen en variatie in grootte en beplanting van bospercelen. De focusgebieden zijn als ontwerp gelaagd, met structuren uit de ondergrond, geschiedenis en soms in artistieke interventies. De maatvoering van de bospercelen is voor de geïnterviewden bepalend voor de kwaliteit. Het Abtswoudse

Bos wordt bijvoorbeeld door de kleine percelen niet als aaneengesloten bos ervaren, het Purmerbos en Nieuw Wulven wel. Vorm is ook belangrijk: door de opbouw van Nieuw-Wulven, met de entree in het smalste gedeelte, heeft de bezoeker de ervaring dat het bos steeds groter wordt en je verder van de bewoonde wereld bent. Over de vormgeving van de inrichting en inrichtingselementen is het lastiger conclusies te trekken, omdat de Post 65 gebieden in deze studie niet zijn vergeleken met andere soorten gebieden. Bovendien is vaak op de inrichting bezuinigd en is deze niet conform het originele ontwerp gerealiseerd. Soms is geïnvesteerd in een bijzonder paviljoen of kunstwerk, maar de terugkerende bezoekers uit het gebruikersonderzoek staan niet positief tegenover zulke ‘spectaculaire dingen’. Ze komen voor de rust en willen liever geen ‘hele volksstammen in hun bos hebben rondlopen’.

1.4 Toekomstperspectieven

De recreatiegebieden van de toekomst bevorderen nog steeds de leefkwaliteit van de stad, door meerdere functies te vervullen als achtertuin van de wijk, als schakel tussen stad en cultuurlandschap, en als leverancier van ecosysteemdiensten. Ze zijn geen eenheidsworst, maar maatwerk. In het huidige debat omtrent het metropolitane landschap en de ruimtelijke opgaven die daarin een plek moeten krijgen, is het idee van een puur op recreatie toegerust gebied achterhaald (Zie Spot On – Het Landschap als Vestigingsvoorwaarde, 2017; Het Volgende Landschap, 2018; Energie & Ruimte, 2017). Meerdere doelen realiseren op dezelfde vierkante meter – of dit nu een woonwijk, bedrijventerrein of recreatiegebied is, volgt ook onvermijdelijk uit de nieuwe Nationale Omgevingsvisie (2019) en vele regionale visies. De recreatiegebieden van de toekomst zijn, net als de Randstadgroenstructuur, geschakeld met elkaar en met grotere landschappen. Ze beogen meerdere maatschappelijke doelen, waaronder het economisch vestigingsklimaat, gezondheid, klimaatadaptatie, CO2 opslag en energieproductie. Die nieuwe rollen vergen ook een betere regionale inbedding: het Abtswoudse Bos is in potentie een stepping stone naar Midden Delfland, waar burger en voedselproducent elkaar treffen, terwijl Nieuw Wulven samen met

onderdelen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie een grootschalig cultuurhistorisch recreatiegebied kan vormen. Bovenstaande plaatst ons echter ook in een spanningsveld. Aan de ene kant treffen we een pleidooi c.q. een trend om recreatiegebieden meerdere maatschappelijke doelen te laten dienen: het recreatiegebied als collectieve voorziening. Aan de andere kant zien we de grote betekenis van de Post 65 recreatiegebieden in het dagelijkse gebruik: het recreatiegebied als parochiale voorziening, dat wil zeggen voor een bepaalde groep mensen. Per gebied zal gezocht moeten worden naar een vorm van evenwicht tussen het vergroten van de parochiale betekenis voor de wijkbewoner en het collectieve belang van bijvoorbeeld energietransitie of CO2 opslag. In dit spanningsveld hebben we in een workshop met experts en betrokkenen drie scenario’s ontwikkeld:

Stadsbos achtertuin van het woonlandschap, met ruimte voor (groeps)activiteiten en fijnmazige stad-landverbindingen, gefinancierd uit belastingen en huuropbrengsten van faciliteiten. Gebruiker voelt zich thuis, culturele processen zijn dominant; Nutsbos voorportaal van het cultuurlandschap, militair of productief landschap, modern of historisch. Leerzame kijk op voedsel- en energievoorziening en productie van biobased materialen, zoals hout, met hun eigen verdienmodel. Gebruiker is te gast, mix van natuurlijke en culturele processen; Oerbos onderdeel van de deltanatuur met hotspots van voorzieningen, daartussen struinen met beperkt comfort en de vrijheid van wildkamperen. Extensieve ecosysteemdiensten, zoals CO2 vastleggen en waterbeheer, financieren het beheer. Gebruiker gaat op avontuur, natuurlijke processen zijn dominant.

19


Regionale bereikbaarheid Focusgebieden Post 65 recreatiegebieden in eigendom en/of beheer bij Staatsbosbeheer Randstadgroenstructuur Recreatie om de Stad Groene Sterren Snelwegen

PTAL - in 6 categorieën

Geestmerambacht

zeer slecht

Waarderhout

slecht matig Eilandspolder

voldoende goed zeer goed

Purmerbos

Twiske

Public Transport Accessibility Level (PTAL) is een methode om het toegangsniveau

Houtrakbos

van een gebied tot het openbaar vervoer te beoordelen. De beoordeling is afhankelijk van de afstand van elk punt tot de dichtstbij-

Almeerderhout (incl. Waterlandse Bos)

Diemerbos

zijnde halte van het openbaar vervoer en de

Zwaansbroek

servicefrequentie bij die haltes. Het resultaat Venneperhout

is een cijfer van 1-6: van extreem slechte toegankelijkheid tot uitstekend.

Gagelbos Leidschendammerhout Bieslandse Bos

Abtswoudse Bos Oostvoornse Meer

Brielse meer

Bernisse

IJsselbos

Rottemeren

Midden-Delfland

Valckesteyn

Nieuw Wulven

Bentwoud

Balijbos

Loetbos Lekkerkerk

Lingezegen

Zuidelijke Randpark Recreation Oude Maas

Alblasserbos Waalbos

Hollandsche Biesbosch

Grevelingen De Elzen

20

0

Tull en ‘t Waal

5

10

20 KM


n

1.5 Focusgebieden

Uit het onderzoek naar de vier focusgebieden (Waterlandse Bos, Purmerbos, Abtswoudse Bos en Nieuw Wulven) blijkt ten eerste dat het Polderbos een culturele daad van formaat is. Ten tweede worden de vier gebieden gekenmerkt door het spanningsveld tussen het algemeen belang als collectieve voorziening en het gebruik door specifieke bevolkingsgroepen (de parochiale betekenis). Ode aan het Polderbos De vier focusgebieden zijn in grote lijnen tussen 1980 en 2000 ontworpen en aangelegd, alle in de polders of droogmakerijen van laag West-Nederland. Het Polderbos is een nieuw type bos, nauwelijks vergelijkbaar met de archetypische bossen op de hoge zandgronden van Nederland. De aanleg van Polderbossen in een landschap dat van oudsher niet bosrijk is, is een culturele daad van formaat. Bij het ontwerp en de aanleg van Polderbossen is de tijdsfactor of liever de groeifactor van doorslaggevend belang. Het duurt decennia voordat bossen tot wasdom komen en de opgave is dat groeiproces te ontwerpen en om al in een vroeg stadium een boservaring te bieden. Dat betekent dat de Polderbossen van de vier focusgebieden nog aan het begin staan van hun ontwikkeling. Een tweede kenmerk van de Polderbossen is dat het ontwerp zich baseert op de aanwezige kavelsloten. De kavelsloten vormen als het ware de lijnen waarop het ontwerp getekend is en dicteren het ritme van het Polderbos. De kavelsloten begrenzen de bospercelen en bieden lange zichtlijnen naar het omringende cultuurlandschap. De Polderbossen zijn op meer of minder door pragmatisme ingegeven locaties ontworpen. Het pragmatisme heeft als gevolg dat de structurele verbindingen met het stedelijk gebied en het omliggende cultuurlandschap niet optimaal zijn. Het Waterlandse Bos is de uitzondering. Het ontwerp van de stedelijke ruimte en de groene ruimte van Almere zijn vanaf het begin nauw met elkaar verweven. Van de vier focusgebieden is het Waterlandse Bos het mooiste voorbeeld van een traditioneel Polderbos. Het is ook het oudste en meest volgroeide bos van de vier. De ontwerpen voor de overige drie focusgebieden bouwen niet alleen zorgvuldig voort

op de aanwezige landschappelijke structuur, maar in deze gebieden is ook een kunstmatige laag aan het ontwerp toegevoegd. Deze nieuwe laag intensiveert de ‘bosbeleving’ en geeft uitdrukking aan de recreatieve betekenis van het Polderbos. In het Purmerbos dramatiseert het ontwerp met verblijfsruimten de randen van de bospercelen met het oversteken van de kavelsloten. De ontwerper van Nieuw Wulven tekent een autonoom recreatiebos met een eigenzinnig stelsel van paden, verschillend per bosdeel. Het ontwerp van het Abtswoudse Bos ten slotte doorbreekt de strenge kavelstructuur door het toevoegen van een meanderende open ruimte en door het toevoegen van een (paden) raster met bijzondere objecten op de snijpunten. Dat puntraster is nooit uitgevoerd, maar tekent de toenmalige ontwerpopvattingen van de ontwerpers. In de loop der jaren komt er nóg een culturele laag over de Polderbossen in de vorm van kunsttoepassingen, een uiting van de toenemende betekenis van de Polderbossen als een stedelijke voorziening. Binnen het boscomplex Almeerderhout zijn de recreatieve voorzieningen en cultuur naast elkaar gelegd in plaats van over elkaar heen: stadslandgoed De Kemphaan, het Museumbos en het Kathedralenbos. Het Waterlandse Bos kan in de luwte hiervan rustig doorgroeien als Polderbos. In het Abtswoudse Bos ligt het land-art project Moeder Aarde, een particulier initiatief dat tegelijk met het bos is aangelegd. In het Purmerbos is, ook op particulier initiatief, een poëzieroute door het bos aangelegd. En in Nieuw Wulven vertelt een veelheid aan objecten over de rijke geschiedenis van het gebied. De vier focusgebieden zijn vier voorbeelden van het type Polderbos, waar in de loop der jaren betekenislagen aan zijn toegevoegd. De regionale en lokale betekenis van de verschil-

lende Polderbossen zijn sinds de aanleg veranderd en daarmee ook het toekomstperspectief. Het is de vraag of bij het herijken van de Polderbossen opnieuw een betekenislaag moet worden toegevoegd, of dat de Polderbossen eerst maar eens tot wasdom moeten komen. Daar is geen generiek antwoord op te formuleren. Het is maatwerk. Nut en noodzaak Het ontwerp van de vier focusgebieden diende verschillende doelen: – houtproductie; – recreatiemogelijkheden voor de regio; – ontlasten van andere (recreatie) gebieden; – natuurontwikkeling; – buffer tussen stad en waardevol cultuurlandschap, c.q. geleding van stedelijk gebied. Van deze doelen heeft de houtproductie in de loop der tijd aan betekenis ingeboet, door groeiende aandacht voor de natuurfunctie en complexe exploitatie omstandigheden. Ook als collectieve, recreatieve voorziening voldoen de focusgebieden maar zeer beperkt. In het aanbod van recreatiebossen/gebieden hebben ze immers te weinig aantrekkingskracht om een regionale bestemming te zijn. De focusgebieden worden gebruikt door specifieke groepen (omwonenden, hondenbezitters, vlinderliefhebbers, kinderen, hardloopclubs). Sociologisch gezien hebben de gebieden daarmee een ‘parochiale’ betekenis. De aantrekkingskracht is ook te gering om bezoekers uit andere recreatiegebieden weg te trekken. De betekenis van de focusgebieden voor natuurontwikkeling hebben we niet onderzocht en blijft in dit onderzoek een vraagteken. Enkel als buffer tussen en geleding van stedelijke gebieden voldoen de focusgebieden aan hun oorspronkelijke doel en zijn zij nog steeds van algemeen belang. 21


Interviews in het Abtswoudse Bos (foto: Urban Synergy) 22


Het is de vraag of de parochiale betekenis van de focusgebieden voldoende is om ze een toekomstperspectief te bieden, of dat de recreatiebossen juist als een collectieve voorziening versterkt moeten worden. Ook op die vraag is geen eensluidend antwoord te geven. Een toekomstperspectief zal zich moeten verhouden tot de veranderende context per gebied.

Aanbevelingen Waterlandse Bos, Almere Het Waterlandse Bos is van de vier focusgebieden het buitenbeentje. Het is geen op zichzelf staand recreatiebos, maar maakt deel uit van het grotere geheel van Boswachterij Almeerderhout. De meerkernige opzet van Almere, waarbij de tussenliggende groengebieden voor scheiding en verbinding zorgen, betekent dat het ontwerp voor het stedelijk gebied en het ontwerp voor de buitenruimte van Almere gelijk optrekken. Het Waterlandse Bos heeft zich binnen het Almeerderhout rustig als bos kunnen ontwikkelen, omdat de intensieve recreatie zich concentreert rond De Kemphaan en kunst en cultuur in het Museumbos en Kathedralenbos. Het Waterlandse Bos heeft een betekenis als uitloopgebied voor de bewoners van Almere Haven, en in de toekomst mogelijk voor Oosterwold. Wij zien de toekomst van het Waterlandse Bos vooral als een wandelbos waar je niets hoeft dan er alleen te zijn en te dwalen. Geen educatie, geen geschiedenis, geen cultuur, geen pret, geen vermaak, geen bordjes, geen pijlen. Gewoon een tof bos om van het bos zelf te genieten, een bos dat omvang en kwaliteiten genoeg heeft om er speciaal voor naar toe te gaan. Purmerbos, Purmerend Het Purmerbos valt uiteen in twee delen. Het noordelijke deel heeft vooral betekenis als stadsbos, als uitloop voor het stedelijk gebied. In het zuidelijke deel ligt de nadruk op natuurontwikkeling en natuurontdekking. Die tweedeling is met zijn contrastrijke complementariteit bijzonder waardevol en het behouden waard. Het noordelijke deel heeft een toekomstperspectief als stadsbos, een recreatiebos voor de bewoners van Purmerend. Dat vraagt om uitstekende

verbindingen met het stedelijk gebied en een aantal strategisch geplaatste voorzieningen. In dit perspectief heeft de golfbaan ten noorden van het Purmerbos potentieel voor een fraaie woningbouwlocatie. Als het Purmerbos vooral een betekenis heeft als stadsbos, ligt het voor de hand dat de stad Purmerend een forse bijdrage levert aan het beheer en onderhoud. Het zuidelijke deel van het Purmerbos blijft in onze ogen een bijzonder extensief gebruikt gebied, waar de nadruk ligt op natuur en natuurbeleving en wellicht waterberging. En verder heeft het Purmerbos vooral tijd nodig. Najaarsstormen en essentaksterfte hebben behoorlijk huisgehouden en het proces van bosvorming ernstig verstoord. Wij stellen voor om het Purmerbos vooral tijd te gunnen en tien jaar zo weinig mogelijk te doen, anders dan regulier beheer en onderhoud. Abtswoudse Bos, Delft Het Abtswoudse Bos valt in verschillende delen uiteen, begrensd door zware infrastructuur. Het is een flinke opgave om van de drie delen van het Abtswoudse Bos één geheel te maken. Wij pleiten ervoor om dat ook niet te willen, maar de drie delen afzonderlijk van een perspectief te voorzien. We stellen voor om het westelijke deel te zien als een stadspark dat langzaam uitloopt in het cultuurlandschap van Midden-Delfland: een stadspark als voorportaal van Midden-Delfland. De betekenis als stadspark kan verhoogd worden door programmatisch aan te sluiten op het bestaande sportpark of door de verbinding te leggen tussen voedselproductie in Midden-Delfland en voedselconsumptie in Delft. Het middendeel kan twee kanten op. De ene kant is het uitbuiten van de geïsoleerde ligging en dit deel verder ontwikkelen als een ‘geheim’ bos. De andere mogelijkheid is het aansluiten bij de bestaande camping en dit gebied verder ontwikkelen voor (geprivatiseerde) verblijfsrecreatie. Voor het oostelijke deel ligt het voor de hand om het culturele profiel verder uit te bouwen in aansluiting op het vestigingsklimaat voor de TU en de Technopolis.

Nieuw Wulven, Houten / Bunnik Nieuw Wulven heeft als recreatiebos veel concurrentie in zijn nabije omgeving. Recentelijk heeft Staatsbosbeheer daarom het initiatief genomen om Nieuw Wulven als bestemming aantrekkelijker te maken door de aanleg van een nieuwe entree voor auto’s en de bouw van een eenvoudige horecagelegenheid. De kansen voor Nieuw Wulven liggen echter ook elders. De succesvolle introductie van de geschiedenis als thema in het speelbos en het project Time Traveler kunnen verder uitgebouwd worden. Wij stellen voor om het hele gebied van Fort Vechten tot Nieuw Wulven, inclusief Castellum Fectio als recreatiegebied op te vatten. Nieuw Wulven is dan het zuidelijke toegangsportaal van dit productie- en cultuurlandschap. De bezoeker maakt hier op verschillende manieren kennis met de rijke geschiedenis van het gebied. Dat vraagt om strategische allianties, het aantrekkelijk maken van verbindingen (door bijvoorbeeld witte fietsen) en het toevoegen van schakelende elementen. De reconstructie van (een deel van) de tankgracht boven Nieuw Wulven is zo’n element.

23


Recreatiegebieden in Nederland

Maatschappelijke context

1900

1935

5 miljoen inwoners 1 miljoen stedelingen 89% groene druk (<19 jaar t.o.v. de rest) 12% grijze druk (>65 jaar t.o.v. de rest) 1% niet-nederlanders werkweek gemiddeld 61 uur beurscrisis 1929

Trends in recreatie

Recreatie als medisch advies

Patiënten Alkmaar kamperen in de duinen (1930)

Beleid

Oprichting Staatsbosbeheer (1899) Woningwet (1901)

Streekplannen (vanaf ca. 1930)

Eerste Rijkswegenplan (1927)

Uitbreidingsplan Amsterdam (AUP, 1935) Recreatie is “een element van de grootste betekenis in het maatschappelijk leven”

ONTWERPPRINCIPES

Ontwerp, realisatie en beheer

- werkverschaffingsprojecten i.c.m. grondwerk havens e.d. - hoge capaciteit - verhouding 1:1:1 bos, open ruimte en water

Kralingse Bos (1911-1953) Amsterdamse Bos (1927-1964)

24


1950

1965

1970

babyboom 11 miljoen inwoners 4 miljoen stedelingen 72% groene druk 19% grijze druk 2% niet-nederlanders werkweek gemiddeld 42 uur

TRENDS ACTIVITEITEN WOII

Recreatie als ontspanning

Amsterdammers in het Vondelpark (1955)

barbecuen bermtoerisme dagcamperen bioscoop concours hippique fietsen honduitlaten kanoën Koninginnedag kermis paardrijden picknicken pretpark (oude stijl) rusten scouting / padvinders softdrugs stoeterij strandtent varen vissen voetbalclubevents maatschappelijk werk vogels kijken wandelen zonnebaden

Bermtoerisme

(jaren zestig) paaltjesroutes wandelen

1965: START RIJKSBELEID RECREATIEGEBIEDEN

onder het nieuwe Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (CRM) 1965-1982

Massarecreatie Sloterplas (1967)

*

Recreatie als evenement

Woodstock in het Kralingse Bos (1970)

Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (CRM)

Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij - later: Voedselkwaliteit (LNV) 1935-2010

Nota Westen des Lands (1958)

Schrikbeeld metropolen met gebrek aan groen en recreatieruimte

Wet Ruimtelijke Ordening (1965)

2e Nota Ruimtelijke Ordening (1966)

Basisplan Rotterdam (1946)

Beheersen stedelijke groei Groeikernen Bufferzones tussen Stadsgewesten Groene Sterren (openluchtrecreatie) Nationale landschappen en parken

Eerste Nota RO (1960)

Stedelijke parken en wandelingen

Groene Sterren Recreatie

Spaarnwoude (1963-ca. 1975)

DOELSTELLING

Bufferzone Houtproductie Natuurdoelen Landschap

ONTWERPPRINCIPES

- routing met bestemmingen en rondjes - goede ontsluiting - bestaande landschap benutten in elementen, percellering, dichtgegroeide sloten e.d. - geen vaste verhouding landgebruik, vaak zwemplas

Klimaat (CO2, waterberging, koeling)

25


1975

1980

1985

economische crisis: toename gebruik recreatiegebieden

Recreatie als uitje Picknicken aan de IJsselmeerdijk bij Durgerdam (1973)

19

14 miljoen inwoners 4 miljoen stedelingen 43% groene druk 21% grijze druk 4% niet-nederlanders werkweek gemiddeld 38 uur

Recreatie als verblijf Dagkamperen in het Amsterdamse Bos (1973)

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VRO

Natuurbeleidsplan (LNV, 1990)

Voorbereiding Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

3e Nota RO (1973-1985) Landinrichtingswet Financiële regeling agrarisch natuurbeheer en grote openluchtrecreatie

Structuurschema Groene Ruimte (LNV, 1983) Strategisch Groen Projecten Bufferzones

Meerjarenplan bosbouw (1984) Vierde Nota RO (VROM, 1988)

Verstedelijkingsnota 1976

Natuur bij de Sta xxxx

Structuurschets stedelijke gebieden 1985 In beheer bij Staatsbosbeheer

ONTWERPPRINCIPES Rijksbufferzone Openlucht recreatiegebied

Beheer Inrichting Verwerving

- regionaal systeem van open ruimtes en verdichte groenstructuren - integrale benadering natuur, recreatie, bos- en landbouw - benutten cultuurhistorische elementen zoals boerderij of ruïne - 1:1:1 open ruimte en water versus bos (100 ha beheermodel Arcadis) - km wandelpaden vastgelegd

DOELSTELLING Recreatie Bufferzone Houtproductie Natuurdoelen Landschap Klimaat (CO2, waterberging, koeling)

Purmerbos (1987)

Rijksfinanciering Decentrale financiering NB. Verworven gronden eigendom Staatsbosbeheer 26

+ evenementen


990

1995

stedelijke renaissance

2000

2005

dotcom crisis festivallisering

TRENDS ACTIVITEITEN

agri-experience/agritainment Arcade (videospelhal) bark parks (springtoestellen en drinkbakken voor de hond, bankjes voor het baasje) buitenspelen: buitensportcentrum, golfbaan, ontsnappingspel, skihelling, maneges, kartbaan, klimwand, quad crossen boerencamping Disneyficering / themapark (drag)racen (illegaal op de Maasvlakte) eatertainment edutainment festival / dancefeest / gaypride fungebouwen: megabioscoop, kinderparadijs, partycentra, woon- en tuincentra, multifunctionele leisure centers funshoppen / shoppertainment geocaching (schatzoeken) hardlopen historische stadscentra loungen (bv langs de snelweg) multitainment nordic walking survival / dropping vakantiewoning / vakantiepark / vakantiedorp (zand)sculpturenpark vaartocht (bv Forteiland IJmuiden)

Recreatie met betekenis

Picknick bij een hunnebed, archeologisch reservaat Strubben-Kniphorstbos (ca. 2003)

OM)

ad

Nota Ruimte (VROM, 2004)

Visie Stadslandschappen (LNV, 1995) Verbeteren leefbaarheid stedelijk gebied

Richtlijn groenvoorziening 75m2 per woning in uitleggebieden.

Nota ‘Natuur voor Actualisatie Vierde Nota RO Mensen, Mensen voor Natuur’ (2000); Vijfde - Vinac (VROM, 1997) Nota (2001); Strategisch Groen (in RodS) en Regionaal Groen (niet in RodS) Structuurnota Groene Ruimte (2002) Verschuiving aandacht van 4e Nota Extra - Vinex houtproductie en natuur naar (VROM, 1993) recreatie Concurrentiepositie economie Oplossing woningbouw en milieuproblematiek Samenwerking Rijk, provincies en steden Groenvoorzieningen aan de rand van de steden Bufferzones

Recreatie om de Stad (RodS, ca. 2004)

Nog niet gerealiseerde gebieden uit RGS Delen bufferzonebeleid Strategisch Groen projecten en Vinac. Staatsbossen en Recreatiebossen

Groen in en om de Stad (GIOS, 1999)

Meerjaren Programma’s Vitaal Platteland (LNV, 2004-2013)

Verklaring G30 steden aan Rijk Hogere leefkwaliteit Samenhang stad-land ‘Rood voor groen regeling’

Kader RodS

Randstadgroenstructuur

Recreatie

In beheer bij Staatsbosbeheer Recreatie

Houtproductie Natuurdoelen

RGS werkgebied

Landschap

10 personen/ha (intensieve delen 40 personen/ha)

Rijksfinanciering Decentrale financiering NB. Rijk 100% verwerving in bufferzone

+ evenementen

Bufferzone

Landinrichtingsproject

Beheer Inrichting Verwerving

DOELSTELLING

ONTWERPPRINCIPES

Klimaat (CO2, waterberging, koeling)

- trekkerfunctie in gebied integreren (golfbaan, plas, etc.) - lokale poldergrid volgen bij beplanting - geen vaste verhouding landgebruik, vaak multifunctioneel bos - fasering bos (van 2/3 populieren naar duurzaam bos)

27


2010

financiële crisis

2015

2018

2020

groeiende trek naar de stad; versnelde vergrijzing 17 miljoen inwoners 6 miljoen stedelingen 38% groene druk 31% grijze druk 6% niet-nederlanders (50% in G4 steden) werkweek gemiddeld 34 uur

TRENDS ACTIVITEITEN bootcampen bushcraften glamping GPS wandeling hardloopgroepen hondenuitlaatservice (recreatie voor de hond) mountainbiken role playing game slagline yoga

Recreatie als trance Dance Valley festival, Spaarnwoude (2008)

*

Tussen 1900 en 2000 zijn we per week gemiddeld 27 uur minder betaald gaan werken; en zijn we (vanaf 1950) 28 uur per week meer TV gaan kijken. Niet iedereen neemt dus meer tijd voor buitenrecreatie. (Max Roser, 2007; Mediadata TV Worldwide, 2013)

TRENDS ACTIVITEITEN Tiny houses faciliteiten kinderfeestjes erop uit in de wilde natuur

2010: EINDE RIJKSFINANCIERING RECREATIEGEBIEDEN.

Ruimtelijke ordening opgesplitst onder verschillende ministeries; in 2014 opheffing Dienst Landelijk Gebied (DLG) en BBL (nu onder RVO)

Omgevingsbeleid Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)

Landbouw en natuur onder Economische Zaken (EZ)

Beleidsnota RodS 8 mei 2008

Inrichting ca. 6.500 ha tot 2013

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012)

Groen en recreatie onderdeel van ‘quality of life’, belangrijk voor concurrentiepositie stedelijke regio’s. De Decentralisatie recreatie, EHS, bufferzones, nationale parken en landschappen Grondkostensubsidies verdwijnen.

Ministerie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)

Nieuwe opdracht Staatsbosbeheer (LNV, 2014)

Realiseren Deltanatuur, Nationale Parken en Groene Metropool Rijksfinanciering hiervoor ontbreekt grotendeels

Natuurnetwerk Nederland (EZ, 2013) EHS wordt in 2013 NNN Per 2014 (met terugwerkende kracht in 2011) overgedragen aan provincies

om de Stad

Nationale Omgevingsvisie

Recreatie in het Kabinetsperspectief NOVI oktober 2018: “Een transitie van de landbouw is de komende decennia onvermijdelijk, waarbij landbouw weer in verbinding komt met mens, dier en omgeving. Door het samenbrengen van verbonden belangen (zoals voedselproductie, energie, economie, cultuur en recreatie) kan de toekomst van het landelijk gebied worden gewaarborgd (meer combinaties van belangen).”

Programma Groene Metropool

Stimuleert ontmoeting tussen stedeling en natuur Per 2017 neemt Staatsbosbeheer het beheer over van 7 natuur- en recreatieschappen in Zuid-Holland en Zeeland, waaronder ook RodS gebieden

Decentraal recreatiebeleid DOELSTELLING

In beheer bij Staatsbosbeheer

Recreatiegebied Agrarisch cultuurlandschap NNN

RodS inrichtingsproject NNN

Bufferzone Houtproductie Natuurdoelen Landschap

20 personen/ha (intensieve delen 40 personen/ha)

Klimaat (CO2, waterberging, koeling)

Beheer Inrichting Verwerving

Rijksfinanciering Decentrale financiering 28 NB. Staatsbossen en nog te realiserenn RGS in RodS

Recreatie

Beheer Inrichting Verwerving

Tekort (indicatie)

Decentrale financiering

+ evenementen + verdiencapaciteit + stadslandbouw


2030

2050

meer niet-nederlanders

18 miljoen inwoners (CBS, 2018) ca. 7 miljoen stedelingen ca. 30% groene druk ca. 35% grijze druk ca. 10% niet-nederlanders (ca. 60% in G4 steden) werkweek gemiddeld ca. 28 uur

Toekomstig beleid leefomgeving en aantrekkelijk vestigingsklimaat Toekomstig beleid landbouw, natuur en recreatief (mede)gebruik

Nederland CO2 neutraal (Klimaat akkoord Parijs, 2015; Energie-akkoord, 2016) Vliegtaks?

Nederland Circulair (’Nederland Circulair in 2050’, 2016) Temperatuurstijging Nederland met ca. 1 graad Zeespiegelstijging ca. 1 meter (IPCC, 2018)

Omgevingswet en Omgevingsvisies (ca. 2021)

Mogelijke Rijksrol bij recreatiegebieden is kaderstelling m.b.t. gezondheid en klimaat.

“Groen als nutsvoorziening”

Globale ontwikkelscenario’s recreatiegebieden:

Stadsbos

achtertuin van het woonlandschap, met ruimte voor (groeps)activiteiten en fijnmazige stad-landverbindingen, gefinancierd uit belastingen en huuropbrengsten van faciliteiten. Gebruiker voelt zich thuis, culturele processen zijn dominant;

Nutsbos

voorportaal van het cultuurlandschap, militair of productief landschap, modern of historisch. Leerzame kijk op voedsel- en energievoorziening en productie van biobased materialen, zoals hout, met hun eigen verdienmodel. Gebruiker is te gast, mix van natuurlijke en culturele processen;

Oerbos

onderdeel van de deltanatuur met hotspots van voorzieningen, daartussen struinen met beperkt comfort en de vrijheid van wildkamperen. Extensieve ecosysteemdiensten, zoals CO2 vastleggen en waterbeheer, financieren het beheer. Gebruiker gaat op avontuur, natuurlijke processen zijn dominant.

29


30


2. Geschiedenis en beleid sinds 1965

Binnen één eeuw werd vrijetijdsbesteding buitenshuis (recreatie) voor iedereen beschikbaar, werden er door de overheid plekken voor aangewezen en ingericht, ontwikkelde recreatie zich tot een commerciële sector en een belangrijke factor in het landschapsontwerp. Het resultaat is een stelsel van recreatiegebieden die, hoewel ze niet meer in handen van het Rijk zijn, een belangrijke rol kunnen gaan spelen in het leefbaar houden van de nog altijd groeiende steden van Nederland. De geschiedenis van de rijksrecreatiegebieden sinds 1965 in de meest verstedelijkte delen van Nederland is op het eerste gezicht complex, met elkaar overlappende beleidsprogramma’s en tientallen overheidsinstanties, waaronder Staatsbosbeheer, Dienst Landelijk Gebied, Werkgroep Randstadgroenstructuur, Bureau Recreatieschappen, Inspectie Landinrichting, Consulentschap Openluchtrecreatie, Consulentschap Bos- en landschapsbouw, naast de betrokken ministeries en provincies. Bij nader inzien blijkt het ook een tamelijk overzichtelijke geschiedenis, als je het op persoonlijk vlak beschouwt. Een

kleine groep landschapsontwerpers en beleidsmakers zette de lijnen uit, en een klein aantal academici deed er onderzoek naar, de meesten aan de Wageningen Universiteit. Hierdoor komen in een zelfde periode weinig uiteenlopende meningen voor. Bij uitvoering en beheer is uiteraard een groot aantal mensen betrokken. De traditie is in feite een onderdeel van een uitgebreidere, die van de grote naoorlogse landinrichtingen en ruilverkavelingen van Nederland, waarin je overigens ook vaak dezelfde namen tegenkomt. Henk van Blerck doet daar momenteel onderzoek naar met steun van Staatsbosbeheer:

‘Het Groene Maatpak’. Het resultaat hiervan is overduidelijk uniek in de wereld. Dit hoofdstuk bekijkt in vogelvlucht het ontstaan van recreatie, de recreant en recreatiegebieden in Nederland en zoomt vervolgens in op drie beleidsprogramma’s: Groene Sterren, Randstadgroenstructuur en Recreatie om de Stad.

31


2.1 Recreatie Vrije tijd en activiteiten om die mee in te vullen bestaat uiteraard al eeuwen, in de bovenlaag van de maatschappij die zich daarmee kon onderscheiden van het klootjesvolk, zoals Thornstein Veblen in 1899 beschrijft in The Theory of the Leisure Class. De geschiedenis van de Europese tuin- en parkontwerpen vindt hier haar oorsprong. Eind negentiende eeuw worden in veel steden parken en publieke wandelingen aangelegd om ook een groeiende middenklasse te bedienen. In Amsterdam en Rotterdam is de behoefte hieraan in het interbellum al zo groot dat flinke bossen worden aangelegd, het Kralingse Bos (200 ha) en het Amsterdamse Bos (1.000 ha), tevens werkverschaffingsprojecten. Ons verhaal begint op het moment dat iedereen toegang krijgt tot vrije tijd en massaal de stad uit trekt om daarvan te genieten, na de Tweede Wereldoorlog. Die massale beweging werd met een even grootschalig beleidsprogramma beantwoord, in de tijdsgeest van toen: de maakbare samenleving. Over de moderne definitie en trends van recreatie alleen al is een groot onderzoek mogelijk. We maken hier vooral gebruik van het proefschrift over recreatieve landschappen van Marlies Brinkhuijsen (2008) en het boek Pret! van Tracy Metz (2002), en input van John van den Berg (2019). Brinkhuijsen beschrijft de ontwikkeling van recreatie begin 20e eeuw vanuit de behoefte om naar buiten te gaan, weg uit de vervuilde binnensteden, naar de vrije natuur. Dat ligt ook het dichtst bij de strikte betekenis van re-creatie als activiteit om jezelf te herstellen en opnieuw op te bouwen van rond de vorige eeuwwisseling, herkenbaar in de boeken van Henri Thoreau. Vanaf de jaren zestig associeert men recreatie vooral met vrijheid: vrijheid van de dagelijkse beslommeringen en taken, én vrijheid om dingen te doen (Goodale & Godbey. 1988). Na 1980 komt de focus te liggen op beleving en ervaringen (Beeho & Prentice, 1997). De consumptiemaatschappij zorgde voor een groter aanbod aan leisure activiteiten (Mommaas et al, 2000), maar ook bij Natuurmonumenten is (natuur)beleving centraler komen te staan met o.a. laarzenpaden. De oudere activiteiten bleven wel steeds naast de nieuwere bestaan, zoals de blijvend populaire basisactiviteiten wandelen en fietsen (resp. driekwart en tweederde van de mensen doen dit weleens, volgens onderzoeken van o.a. Martin Goossen). Toerisme defi-

32

nieert Brinkhuijsen overigens als een vergelijkbare activiteit als recreatie, maar dan meerdaags en verder weg van huis (2008). Parallel aan de nieuwe activiteiten en locaties ontwikkelt zich ook een recreatieve terminologie. Zo werd in de jaren zestig bermtoerisme populair en het dagkamperen, terwijl in de vercommercialisering van de recreatieve sector skihellingen ontstonden en onder invloed van digitale technieken later geocaching en GPS wandelingen. In de figuur hiernaast hebben we getracht deze evolutie inzichtelijk te maken, zonder volledig te zijn, in een lexicon van buitenrecreatie in drie fasen. Er blijkt een interessant contrast te bestaan tussen ‘normale’ dagrecreatie en de meer exotische verblijfsrecreatie zoals bij Centerparcs (‘Palmen in de Polder’) en pretparken, zowel de oude als de Efteling, moderne als Six Flags en hedendaagse zoals de nog te realiseren Tony’s, een Willy Wonka-achtige combinatie van een hightech chocoladefabriek te Zaandam met een circus, achtbaan en een publiek park. In de eerste categorie blijft de bezoeker in het Nederlandse landschap, terwijl men in de andere ineens terecht kan komen in een Mediterrane setting of een fantasiewereld. De ontwerpers van recreatiegebieden hebben bewust ingezet vanuit een cultureel perspectief, in tegenstelling tot het marketing perspectief van de private sector. De aantrekkingskracht is niet noodzakelijk minder: Tony’s verwacht een half miljoen bezoekers per jaar te trekken, het Amsterdamse Bos trekt er zes miljoen. Uiteindelijk gaat ook het cultuurlandschap meedoen met een eigen marktpositie van zijn belevingswaar-

de, expliciet verwoord in de Nota Belvedere (LNV, VROM, OCW, V&W, 1999). Dit levert een spannend evenwicht op tussen behoud, ontwikkeling en thematisering, waarbij het informele het weleens aflegt tegen het op geld berekende. Metz noemt hierbij als voorbeeld ‘edutainment’ van de Waterlinie (2002). Die zogenaamde ‘commodificatie’ van het landschap geldt ook voor het landbouwgebied. Metz schrijft in 2002: “Het landelijk gebied is juist in toenemende mate een groen decor voor hedendaags vermaak, het wordt verpakt en vermarkt en ter consumptie aangeboden, hoe ‘authentieker’ hoe beter. […] Trokken we van oudsher naar buiten voor onze rust, nu willen we in die rust iets beleven. Zelfs als we thuis achter de computer zitten kan het beleven van de natuur doorgaan, dankzij de webcams van Natuurmonumenten die ons 24 uur per dag op de hoogte houden van het wel en wee van de nestelende aalscholvers in het Naardermeer.” Die beleving van natuur is een cultureel fenomeen op zich. Uit ons gebruikersonderzoek blijkt dat de gebruikers hun recreatiebossen zien als natuur, zij het dat deze nog iets moet doorgroeien om wilder te worden: “oerbos”. Flux landscape architecture deed voor toenmalig Rijksbouwmeester Yttje Feddes een onderzoek naar Human Nature, over de betekenis van de Ecologische Hoofdstructuur voor de mens. Ook filosofen als Matthijs Schouten houden zich al jaren met de definitie en beleving van natuur als cultureel fenomeen bezig. “Vooral in het Staatsbos is er wat te beleven. Met 240.000 hectare heeft Staatsbosbeheer vijf procent van Nederland in beheer. Het najaarsnum-


mer van het magazine Onverwacht Nederland biedt tientallen activiteiten, zoals een snertwandeling in Limburg, een paddenstoelenarrangement in samenwerking met een hotel in Schoorl, de opening van een speelbos in Brabant en bij schemering vleermuizen zoeken in de bunkers in de duinen.” (Metz, 2002) Samenvattend zou je kunnen zeggen dat de eerste moderne recreanten vooral recreëerden om zich te ontspannen, vanaf de jaren tachtig doen ze dat ook voor de beleving en anno 2019 is recreatie onderdeel geworden van ons dagelijkse leefpatroon, waarin o.a. door communicatietechnologie minder onderscheid bestaat tussen wonen, werken, leren en leisure. Trends in recreatie zijn cumulatief: elke periode komt er iets bij, maar wat we een eeuw geleden deden, paardrijden bijvoorbeeld, doen we ook nog steeds.

Recreëren en gezondheid: kamperen in de duinen, 1930 (Regionaal archief Alkmaar)

—— Trends in recreatie zijn cumulatief: elke periode komt er iets bij, maar wat we een eeuw geleden deden doen we ook nog steeds.

Cumulatief lexicon van recreatie (buitenshuis) barbecuen bermtoerisme dagcamperen bioscoop concours hippique fietsen honduitlaten kanoën Koninginnedag kermis paardrijden picknicken pretpark (oude stijl) rusten scouting / padvinders softdrugs stoeterij strandtent varen vissen voetbalclubevents maatschappelijk werk vogels kijken wandelen zonnebaden

1965

2000

2018

agri-experience/agritainment Arcade (videospelhal) bark parks (springtoestellen en drinkbakken voor de hond, bankjes voor het baasje) buitenspelen: buitensportcentrum, golfbaan, ontsnappingspel, skihelling, maneges, kartbaan, klimwand, quad crossen boerencamping Disneyficering / themapark (drag)racen (illegaal op de Maasvlakte) eatertainment edutainment festival / dancefeest / gaypride fungebouwen: megabioscoop, kinderparadijs, partycentra, woon- en tuincentra, multifunctionele leisure centers funshoppen / shoppertainment geocaching (schatzoeken) hardlopen historische stadscentra loungen (bv langs de snelweg) multitainment nordic walking survival / dropping vakantiewoning / vakantiepark / vakantiedorp (zand)sculpturenpark vaartocht (bv Forteiland IJmuiden)

bootcampen bushcraften glamping GPS wandeling hardloopgroepen hondenuitlaatservice (recreatie voor de hond) mountainbiken role playing game slagline yoga

Op basis van Metz (2002), Brinkhuijsen (2008) en interviews met experts

33


2.2 De recreant Naast de recreatieve activiteiten zijn ook de recreanten zelf geen stabiele factor. Vóór WO II groeit de bevolking al hard, van vijf naar negen miljoen, en neemt het aandeel kinderen snel af. Wanneer het rijksrecreatiebeleid start in 1965, zit Nederland op de top van de babyboom met elf miljoen inwoners. Een steeds groter deel van de bevolking woont in de stad: in 1900 woont minder dan een kwart en in 2018 al ruim een derde van de zeventien miljoen Nederlanders in een plaats met meer dan honderd duizend inwoners. In diezelfde tijd is de bevolking diverser geworden (van één naar zes procent niet-Nederlandse achtergrond, in de grote steden is dit ongeveer vijftig procent). Deze groepen blijken recreatiegebieden anders te gebruiken, organiseren er meer picknicks en andere familie- en groepsactiviteiten, soms ook met muziek. Het huidige massale gebruik van het Vroesenpark en andere groengebieden in Rotterdam door barbecuers, festivalbezoekers en andere levensgenieters is afgekeken van de gebruikers met Surinaamse, Turkse en andere afkomst, die dat al langer deden. En we zijn flink minder gaan werken: de gemiddelde werkweek duurde in 1900 zo’n 61 uur, in 2018 nog maar 34 uur. Die 27 uur extra vrije tijd besteden we overigens maar voor een klein deel aan buitenrecreatie. Media in brede zin (van muziek luisteren tot

de krant lezen, Netflix of TV kijken, sociale media en gamen) zijn het grootste tijdverdrijf geworden. In 2016 besteedden we gemiddeld 61 uur per week aan media, waarvan 22 uur kijken (OCW in Cijfers – Media Tijdsbesteding, 2016), deels onder werktijd! In Nederland is rond de eeuwwisseling een einde gekomen aan de groei van de hoeveelheid vrije tijd, terwijl het recreatief gedrag wel diverser is geworden. Dat heeft geleid tot een zap-cultuur, waarbij de belevingswaarde en het spektakel steeds belangrijker worden (Metz, 2002). In plaats van uitpuffen in het weekend na een week noeste (fabrieks)arbeid, is de recreant nu 24/7 bezig met recreatie tussen de bedrijven door, stelt ook Sylvia Karres vast in een rapport over Groene Sterren in Zuid-Holland (2005). Ook is er een steeds sterker

verband met recreatieve activiteit en de individuele identiteit en lifestyle (Deats & Lenker, 1999; Giddens, 1991), terwijl andere bouwstenen van identiteit, zoals religie en afkomst, minder belangrijk worden. Dat betekent dus dat het traditionele klassenonderscheid verdwijnt (Mommaas, 2002). Dat bleek ook in de recente TV serie Rotterdammers in het Groen, waarin bioloog Kees Moeliker recreatieve gebruikers interviewt en observeert alsof het een diersoort betreft (RTV Rijnmond, 2018). Inwoners uit het sjieke Hillegersberg, in bezit van een mooie tuin, slepen hun barbecue toch mee naar het Vroesenpark om daar samen met Rotterdammers van diverse pluimage hun dag door te brengen, want “dat is veel gezelliger”.

18

100 % Demografische

16

90 % 80 %

14

70 %

12

60 % 10

groene druk (%)

Inwoners van Nederland (miljoenen)

8

40 % 6

30 %

Stedelingen

4

2

grijze druk (%)

20 %

niet-nederlands (%)

10 %

0

0% 1900

34

50 %

1910

1920

1930

1940

1950

1960

1970

1980

1990

2000

2010

Bron: CBS Statline, 2018 Stedelingen wonen in gemeenten met meer dan 100 duizend inwoners; Groene druk is het percentage jongeren tot 18 jaar t.o.v. de rest van de bevolking;

ontwikkeling van Nederland sinds 1900 Stedelingen wonen in plaatsen met meer dan 100.000 inwoners; Groene druk is het percentage jongeren tot 18 jaar t.o.v. de rest van de bevolking; Grijze druk is het percentage ouderen vanaf 65 jaar t.o.v. de rest van de bevolking; Het percentage niet-Nederlanders ligt nu in de grote steden veel hoger, rond 50%. Bron: CBS Statline, 2018 (bewerking Vereniging Deltametropool)


IJsselmeerdijk nabij Durgerdam 1973, Rob Mieremet

Recreëren met betekenis: hunebed Strubben-Kniphorstbos, archeologisch reservaat Anloo (20529522, RCE)

In 2011 maakte fotograaf Shane McMillan een kanoreis door Berlijn (Berlin Paddelreise) 35


2.3 Recreatiegebieden Landschappen zijn soms speciaal aangelegd en ingericht voor recreatieve doeleinden. De buitenplaatsen zijn daarvan een vroeg voorbeeld. Daarnaast zijn ook veel bestaande landschappen vanwege hun schoonheid recreatieve landschappen geworden, zoals Toscane. Hierin worden dan bepaalde aanpassingen gedaan om de stromen recreanten te faciliteren, zoals ontsluiting, uitkijkpunten, parkeerplaatsen, informatieve programma’s en verbinding met dienstencentra. Deze leisurisering beperkte zich niet tot natuurlijke landschappen, maar vindt ook plaats in binnensteden, industriële gebieden en het platteland (Brinkhuijsen, 2008). De strikte scheiding tussen wonen, werken en recreatie in tijd en ruimte was in de jaren negentig voorgoed verleden tijd, terwijl lifestyles steeds diverser werden en activiteiten meer gefragmenteerd (Zukin, 1991; Boelens, 2005). Elk landschap kon dus in principe worden ‘vermarkt’ en ten dienste gesteld aan leisure. De recreatiebossen van ons onderzoek zijn alle speciaal voor de recreatiefunctie ontworpen, maar een aantal is wel in het ontwerp, beheer en gebruik verbonden met het omliggende landschap, of dit nu stedelijk, natuurlijk of agrarisch is. In het onderzoek Landschapsplan Nederland (2011) onderscheiden Jonas Papenborg en Van der Togt zes categorieën van ontworpen terreinen van Staatsbosbeheer: bossen, ontspanningslandschappen, historische herontwikkelingen, natuurreservaten, ruilverkavelingen en landinrichtingen. De focus ligt daarmee anders dan in ons onderzoek. Van de tien onderzochte gebieden in Landschapsplan Nederland zijn er twee een recreatiebos. Eén komt overeen met onze Post 65 gebieden: het Noorderpark bij Utrecht Overvecht (het Gagelbos). Uniek voor Nederland is vanaf de jaren twintig de aanpassing van of compleet nieuw ontwerp voor grootschalige rurale landschappen, waarin recreatief gebruik vaak een rol speelde. Brinkhuijsen noemt het voorbeeld van het Landinrichtingsplan Haarzuilens, bij Utrecht, waar in een plattelandsgebied van 1.000 ha een recreatieve infrastructuur van ca. 450 ha is geïntegreerd, bestaande uit een recreatiegebied, recreatiebos, staatsbos, natuurontwikkeling en groene verbindingen. 36

Het ontwerpinstrumentarium varieert door de perioden heen, maar vrijwel altijd is sprake van een zonering voor differentiatie tussen groepen gebruikers en keuze voor drukkere en rustige zones binnen een recreatiegebied. In de 20e eeuw was die variatie trouwens nog klein, want de behoeften van bevolkingsgroepen met een andere culturele achtergrond (muziek en barbecue), en jeugd op zoek naar avontuur, bleven in het ontwerp meestal buiten beeld (Brinkhuijsen, 2008, p34). Het ontwerp heeft zich vrijwel altijd gericht op het vormgeven van een landschap dat in contrast staat met de drukke stadsomgeving, met gebruik van historische en natuurlijke elementen uit het landschap voor de (illusionaire) ervaring van ‘idylle’ en ‘wildernis’. Veel voorkomende ontwerpelementen in recreatiegebieden zijn paden, weiden, picknickplaatsen, dagkampeerplekken, ATB routes, trimbanen, speelplekken, surfstranden, en privaat uitgebate voorzieningen zoals maneges, golfbanen en kanoverhuur. Multifunctionaliteit werd vaak toegepast door ontwerpers, bijvoorbeeld elementen waar je ook op kon zitten, om teveel toevoegingen in het strakke polderlandschap te voorkomen. Uiteindelijk werden vaak toch door de beheerder bankjes en bordjes geplaatst, terwijl de afwezigheid van educatief bedoelde verwijzingen - van wat je wel en niet moet doen - ook juist prettig is als je de stad uit gaat (Strootman, 2004). Het evenwicht tussen comfort en vrijheid blijft tot vandaag cruciaal in het ontwerp van recreatiegebieden. Samen met de groeiende voetafdruk van de steden neemt ook het areaal recreatiegebieden in Nederland toe. In de verstedelijking van Nederland sinds de jaren dertig worden stadsuitbreidingen langs tram- en spoorwegen ontwikkeld, en later de satellietsteden of groeikernen, gekoppeld aan recreatieve groengebieden.

In de planning van de Vinex-wijken kwam deze koppeling voor het laatst formeel voor. Tussen 1993 en 2000 werd zelfs bijna 15% van het landbouwareaal bij de stadsrand getransformeerd naar parken, bossen en sportvoorzieningen (MNP, 2005). Karakteristieke open landschappen verdwijnen, ten gunste van wijken, bedrijventerreinen, infrastructuur en groenvoorzieningen. De huidige woningbouwopgaven zijn niet meer vanuit rijksbeleid gekoppeld aan aanleg van groen. Het afromen van gebiedsontwikkelingen voor het realiseren van groen is in het huidige bestel lastiger dan ooit. De recreatieve groenvoorzieningen in de Randstad kregen vanaf de jaren vijftig al hoge urgentie, omdat de open polders ongeschikt werden geacht voor recreatie. De belangrijkste projecten die dit destijds moesten oplossen waren Elementen van Formaat, Groene Sterren, Randstadgroenstructuur, Strategische Groenprojecten, Staatsboswachterijen en, als een afrondingsoperatie van dat geheel, het programma Recreatie om de Stad. Er ontstond een nieuw type bos: het Polderbos.


Het eerste grote Europese muziekfestival in Europa na Woodstock, Kralingse Bos, 1970

—— Inwoners uit het sjieke Hillegersberg, in bezit van een mooie tuin, slepen hun barbecue mee naar het Vroesenpark om daar samen met Rotterdammers van allerlei pluimage hun dag door te brengen, want “dat is veel gezelliger”.

Dance Valley, Spaarnwoude, 2015

37


2.4 Ruimtelijk recreatiebeleid sinds 1965 De maatschappelijke veranderingen zoals beschreven in 2.1 t/m 2.3 hebben continu geleid tot aanpassingen in het beleid. We richten ons nu specifiek op het beleid van Groene Sterren, Randstadgroenstructuur en Recreatie om de Stad. We maken hierbij o.a. gebruik van de uitkomsten van een belangrijke ANWB conferentie over Stadsgewestelijke Groenstructuren uit 1979, het onderzoek Landschapsplan Nederland (2011) door Jonas Papenborg en Remco van der Togt, opnieuw het onderzoek van Brinkhuijsen, en interviews met Marten Meijer (LNV), Rien van den Berg, Harry Boeschoten en Robert Graat (Staatsbosbeheer). Het recreatiebeleid begon in de grote steden. Het uitbreidingsplan Amsterdam (AUP, 1935) noemde recreatie “een element van de grootste betekenis in het maatschappelijk leven”. Het Amsterdamse Bos en het Kralingse Bos waren toen in aanleg met de klassieke verhouding 1:1:1 tussen wateroppervlak, bos en open weides. Na WO II ging het Rijk zich bemoeien met recreatiebeleid. Het eerste recreatiebeleid van de Rijksdienst voor het Nationale Plan (RNP) was breed ingestoken, met o.a. behoud van natuur en erfgoed, dagrecreatie, sport, waterrecreatie, volkstuinen en recreatieve paden voor wandelaars, fietsers en automobilisten. De opkomst van sociaal georiënteerde massale recreatievoorzieningen leidde tot een conceptuele breuk tussen natuur en recreatie: recreëren kon nu ook buiten de natuur, die bovendien niet was toegerust op de massale stroom recreanten. Het concept van een bos met voorzieningen werd ook weer onderdeel van de ontwerpen (door o.a. Van Eesteren) voor de westelijke tuinsteden in Amsterdam.

38

Brinkhuijsen onderscheidt de volgende naoorlogse perioden van recreatief beleid: Jaren 1960 - massarecreatie als onderwerp in het ruimtelijke ordeningsbeleid; 1970-1980 - beleidsconcept van gedeeld recreatief gebruik; Late jaren 1980-1990s - Natuur voorop, met ‘rambling’ concept voor leisure (struinen); Huidige tijd - ontwerp gericht op recreatie. Papenborg en van der Togt onderscheiden op basis van Duchhart (2007) de volgende naoorlogse periodes in het recreatieve landschapsontwerp: 1940-1965 - Naoorlogse efficiëntie: Natuurbescherming en landschapsverzorging, hoge mate van functionaliteit en nieuwe vormen van ontwerp zoals de inrichting van Walcheren en de Noordoostpolder; 1965-1980 – Landschapsbouw: voortkomend uit landschapsverzorging, denken in systemen, uitbouw van theorie en wetenschap en het idee van historische continuïteit; 1980-1992 – Landschapsarchitectuur: door welvaartsgroei gedreven vrijheid in het (postmoderne) ontwerpen aan het landschap, kritiek op de zakelijkheid van de landschapsbouw; 1992-heden - Doorontwikkeling van de landschapsarchitectuur: na het verlies van de integrale benadering in de voorgaande periode komt dit karakter weer terug in concepten als de casco-benadering.

Deze indeling zal globaal ook terugkomen in onze paragrafen hieronder, waarbij we ons richten op de naoorlogse rijksprogramma’s van Groene Sterren, Randstadgroenstructuur en Recreatie om de Stad, en wat er gebeurde nadat het rijksrecreatiebeleid abrupt tot een einde kwam in 2010. In dit jaar begint een nieuwe periode, waarin de provincies de leiding hebben in het beleid van recreatiegebieden. De locatiekeuze voor de recreatiegebieden kwam opvallend genoeg vaak niet primair voort uit de recreatieve kwaliteit. ANWB voorzitter Bloemers beklaagt zich hierover tijdens zijn evenement over Stadsgewestelijke Groenstructuren in 1979. Het valt hem op dat woningbouwinvesteringen in de stadsrand en recreatievoorzieningen samen optrekken, maar hiernaast blijkt ook de oliecrisis een grote rol te spelen: “Niet de gewijzigde inzichten betreffende de situering van recreatieve voorzieningen in de stadsrand liggen eraan ten grondslag, maar het streven naar beperking van de mobiliteit


in verband met de verwachte blijvende aard van de energieschaarste. Dat geldt dan ook voor de openluchtrecreatie. Men is op grond van genoemd motief bereid de hogere kosten van het situeren van recreatieve voorzieningen in de stadsrand in plaats van in de landelijke gebieden te accepteren.” Daarnaast is ook de pragmatiek van het aankoopbeleid vrij banaal: “Vaak nog krijgen gebieden pas een recreatieve functie nadat zij aanvankelijk voor een ander doel aan hun oorspronkelijke gebruik waren onttrokken, bijvoorbeeld voor het winnen van zand of het storten van puin. […] Puinheuvels kan men wel aanpassen aan de recreatie, maar heeft men wel altijd nagegaan of er behoefte bestaat aan een mini-heuvellandschap om in te wandelen?” (1979) Het is trouwens de vraag of een organisatie als ANWB zich nog met dit soort planningsdiscussies bezighoudt anno 2019. In De Kampioen zijn recreatiegebieden in ieder geval nauwelijks nog een onderwerp. Na de angst voor de metropool en het aaneengroeien van steden, die blijkt uit de nota’s ruimtelijke ordening vanaf eind jaren vijftig, heeft Nederland nu het model van een uiteengelegde metropool omarmd (zie REOS en NOVI), die door de nabijheid van groen een hoge kwaliteit van leven kan bieden. Van extensieve gebieden voor openluchtrecreatie met bufferfunctie, is het denken over de recreatiegebieden gegroeid richting een multifunctionele nutsvoorziening voor onder andere gezondheid, klimaatregulering, houtproductie, natuurontwikkeling en biodiversiteit. Ze functioneren echter nog niet als zodanig. Het rijksrecreatiebeleid is weliswaar in 2010 gestopt, met bijbehorende financiële problemen in het beheer. Toch zijn er in de toekomst relevante rijkskaders voor recreatiegebieden mogelijk, zoals bevorderen van een gezonde levensstijl en klimaatadaptatie. Maar voordat we naar de toekomst kijken, evalueren we eerst of het ingezette beleid van toen de doelstellingen heeft gehaald. Hebben de recreatiegebieden opgeleverd wat men beoogde en beloofde?

Bermtoerisme in de jaren dertig (boven) en zestig (beneden)

39


2.4.1 Groene Sterren – massarecreatie De Nota Westen des Lands en Recreatieruimte in het westen des lands (1958) roepen in het snel groeiende Nederland het schrikbeeld op van metropolen als Londen en Parijs, met hun (toenmalige) gebrek aan groen en recreatieruimte. Er worden gebieden aangewezen waar een tekort aan recreatie en teveel aan stedelijke druk zou kunnen ontstaan. De 2e Nota Ruimtelijke Ordening (1966) heeft als doel de stedelijke groei en de druk op landschap en natuur te beheersen, door het aanwijzen van groeikernen en bufferzones tussen Stadsgewesten, met daarin grootschalige locaties voor openluchtrecreatie, de Groene Sterren en Elementen van Formaat. Nationale Landschappen en Parken werden ingesteld om bijvoorbeeld het Groene Hart open te houden. De Groene Sterren werden uitgevoerd vanaf 1965. Een bekend voorbeeld van een Groene Ster is Spaarnwoude (jaren zestig, 2.750 ha), dat zich heeft “ontwikkeld tot een soort bloemlezing van wat er tegenwoordig allemaal in de multifunctionele groene ruimte te halen valt. […] Inmiddels staat hier ‘s lands eerste skihelling, er zijn maneges en klimwanden, je kunt er skeeleren, modelvliegen, een dagje kamperen en als vanouds fietsen en wandelen. Het best bewaarde geheim van Spaarnwoude is het stukje struin-

ANWB voorstel Parkway, 1961

40

natuur. […] Spaarnwoude is bij een breder publiek vooral bekend door de grote dance-feesten als Dance Valley.” (Metz, 2002, p185) De grote bouwopgave na WO II maakte de weg vrij voor een normatieve top-down planningscultuur, die zich ook ging richten op grootschalige ruilverkaveling en landinrichtingsprojecten, die vanaf eind jaren vijftig ook de realisatie van grote openluchtrecreatiegebieden bevatten (Brinkhuijsen, 2008). Het beheer kwam in handen van Recreatieschappen die mede werden gefinancierd door de steden. De vondst van gasreserves in Groningen (1959) droeg sindsdien bij aan de realisatie van rijksprogramma’s, waaronder rijkswegen en recreatievoorzieningen, en daarmee aan het algemene idee van maakbaarheid. Vrije tijd en de auto droegen sinds de jaren zestig bij aan een vlucht uit de stad op zaterdagen en feestdagen, die zich uitte in bermtoerisme en uitjes naar kust, bos en hei. De bestaande landschappen konden deze massale toeloop niet aan en men zag noodzaak om grote openluchtrecreatiegebieden aan te gaan leggen (Structuurschets voor de ruimtelijke ontwikkelingen van de openluchtrecreatie, RNP 1964, met o.a. Groene Sterren). In 1965 werd het Rijksdepartement voor Recreatie van het ministerie van Onderwijs

Kunsten en Wetenschappen (OKW) verplaatst naar het nieuwe ministerie van Cultuur Recreatie en Maatschappelijk werk (CRM). Als reactie op het bermtoerisme nam de ANWB in 1961 het initiatief voor een Parkway Landschap tussen Amsterdam en Rotterdam, in de buurt van het tracé van de nooit gerealiseerde snelweg A3. Deze werd uitgewerkt door de ontwerpers Bijhouwer, Vallen en recreatie expert Zaaijer, als een lint van bossen, picknick plekken en andere voorzieningen. Het plan werd niet gerealiseerd. De gebieden werden functioneel benaderd met berekening van opnamecapaciteit. Ze werden bedacht als recreatieve eilanden in het platteland, met voorzieningen in de open plekken en aan de plassen, met gescheiden activiteiten. De keuzevrijheid in het ontwerp werd beperkt door de wetenschappelijk onderbouwde standaardopzet (met normen wat betreft de ruimte voor bepaalde typen gebruik, tijdsbesteding en ruimtelijke oplossingen voor gebruikersgroepen) die gevolgd moest worden om voor financiering in aanmerking te komen (Steenhuis, 2004). Grote gebieden volgden de succesformule van het Amsterdamse Bos (1:1:1) met geclusterde voorzieningen. Later kwam meer aandacht voor de keuze door de gebruiker in o.a. het routenetwerk. De terreinen kennen een duidelijke toegevoegde landschapsarchitectonische laag, zoals het Lingebos of ‘t Twiske, met een uitgesproken vorm of functie die niet eerder in dat gebied voorkwam. Andere ontwerpers van de ‘Wageningse School’ zoals Harry de Vroome, Hans Warnau en Frans Maas, kozen ervoor zoveel mogelijk aan te sluiten bij het bestaande


of vroegere landschap, waarbij juist het doel was dat de gebruiker zou denken dat het altijd zo geweest was (Papenborg & Van der Togt, 2011; Steenhuis e.a., 2009). Staatssecretaris Wallis de Vries van CRM relateerde de recreatiegebieden heel direct aan het naoorlogse verlies aan kwaliteit van de leefomgeving. “Zo zagen we in de beginjaren van deze versterkte verstedelijkingsprocessen hoge bebouwingsdichtheden met weinig groene ruimten en met een weinig aantrekkelijk leefmilieu binnen deze bebouwing. […] in de huidige tijd zien we daarentegen juist een enorme toename van het ruimtebeslag voor woningbouw, verkeer, kantoren etc. Hierdoor ontstaat een extra bedreiging voor de nog resterende groene ruimte rond de stedelijke gebieden.” (ANWB, 1979) Hij benadrukte daarom ook het belang om samen met o.a. de provincies en gemeenten de randstedelijke groenstructuur te plannen en richtte hiervoor een stuurgroep in. Het grote financiële probleem werd in die tijd al zichtbaar, het ‘discrepantiespook’ (ANWB, 1979). De afdeling Landschapsbouw bij Staatsbosbeheer, conceptueel de tegenhanger van stedenbouw, krijgt een steeds grotere rol en wordt wetenschappelijker. De ruimte voor vrij ontwerp is beperkt. In de jaren tachtig kwam er kritiek op die rigide wetenschappelijke benadering (Visser, 1997). Succes Het bufferzonebeleid is een groot succes gebleken. Hoewel het beleid in 2010 is afgeschaft zijn veel van de gebieden nog altijd vrij van bebouwing en heeft een aantal momenteel een provinciale status (zoals Bijzonder Provinciaal Landschap Midden-Delfland). Het verstedelijkingsbeleid uit de 2e Nota Ruimtelijke Ordening kon niet voorkomen dat er in West Nederland een grote suburbanisatie plaatsvond en steden dichter naar elkaar toe groeiden. De Groene Sterren als grootschalige openlucht recreatiegebieden zijn tot op de dag van vandaag druk bezocht. Hun aanvankelijke disconnectie met het omliggende landschap werd in latere ontwerpen opgelost. De bereikbaarheid laat door hun ligging op afstand van het stedelijk gebied te wensen over. De gebieden worden continu (her)ontwikkeld als recreatieve hotspots van de toekomst.

Groene Sterren: Grote openluchtrecreatie voorzieningen in Rijksbufferzones. Uitvoering vanaf 1965

Randstadgroenstructuur: Landinrichtings- en bosprojecten in de landschappelijke Contramal van de Randstad. Uitvoering vanaf 1985

Recreatie om de Stad: Uitvoeringsprogramma van nog niet uitgevoerde delen van de Randstadgroenstructuur en andere recreatiegebieden, veelal in de stadsranden. Uitvoering vanaf 2000

41


—— “De brei van beleid doet er uiteindelijk niet meer toe, het gaat om het ontwikkelen van langetermijn gebiedsprojecten door de beleidsprogramma’s heen. De samenwerking tussen overheden is weliswaar goed verlopen in gebieden zoals Rhoon/Poortugaal. Maar als de samenwerking tussen de Rijksdiensten bij groengebieden beter was verlopen, zou er meer zijn gerealiseerd.” - Rien van den Berg

Structuurschema Groene Ruimte, 1983

Randstadgroenstructuur, 1987-1988

42


2.4.2 Randstadgroenstructuur – stedelijke contramal Het maakbaarheidsdenken sloeg in de jaren zeventig om in pessimisme, ingegeven door werkloosheid, groeiend milieubewustzijn en de waarschuwingen van de Club van Rome over ‘grenzen aan de groei’ (1972). Men stapte af van de functionele stad uit de jaren zestig en ging binnensteden en het platteland beschermen. Waar de Tweede Nota RO in 1966 nog sprak over gebundelde deconcentratie, ging de Derde in 1976 uit van stadsgewesten met daarin geïntegreerde groenstructuren (Zonneveld, 1991). De Randstadgroenstructuur werd uitgevoerd vanaf 1985. Nota Landelijke Gebieden (1977) labelde het platteland naast de landbouwfunctie ook voor recreatiedoeleinden. Het verweven van landbouw met natuurbeheer en recreatie werd toen ook mogelijk door de vervanging van de Ruilverkaveling door de Landinrichtingswet en financiële arrangementen voor agrariërs. In het Advies Landschapsbouw (LNV, 1977) werd de focus verlegd van het beheer van bestaande landschappen naar de creatie van nieuwe, waarin de gewenste functies konden worden verweven (Brinkhuijsen, 2008). Dit gold zeker ook voor de aanleg van recreatieve landschappen zoals multifunctionele staatsbossen nabij de steden, voor zowel geleding, extensieve recreatie, bosbeleving, natuur en houtproductie (Interview Rien van den Berg, 2018). Het Structuurschema Groene Ruimte (LNV, 1983) met daarin Strategisch Groen Projecten en Bufferzones, en het Meerjarenplan Bosbouw (1984), vormden samen met de Derde Nota (1976) de voorbereiding van de Randstadgroenstructuur. Wijers, directeur van de Rijks Planologische Dienst, noemt het belang van de samenhang tussen de geledingsfunctie (structuur en beleving van stad en land) en nutsfunctie (landbouw, recreatie etc.) van open ruimte (ANWB, 1979). Hij stelt dat de stadsrand in werkelijkheid vaak veel complexer is dan dit geledingspatroon van groene vingers, veel rafeliger. De groenstructuur kan plaats bieden aan passende stedelijke functies, en landelijke functies veilig stellen. Al met al wordt de groenstructuur een voor de leek niet meer te bevatten planologisch concept met zeer hoge abstractie en dubbelzinnigheid: “het totaal aan ‘groene’ ruimten binnen een stadsgewest, dat bij een hoge graad van verstedelijking als

contramal van het te verstedelijken gebied kan worden beschouwd.” In tegenstelling tot de Groene Sterren is bij de Randstadgroenstructuur recreatie niet het primaire doel. De Randstadgroenstructuur wordt bedacht als de ruimtelijke samenhang tussen landschap, natuur, recreatie en landbouw, in een systeem van grote open ruimtes versus aaneengesloten verdichte groenstructuren. In Zuid-Holland gaat het om 49 in te richten gebieden (Randstadgroenstructuur Zuid-Holland, 1988). Het artikel ‘Randstedelijk groen – over gemeentegrenzen heen kijken’, in vakblad Recreatie en Toerisme (Werkgroep Openluchtrecreatie TH Delft, 1985), pleit voor een sterkere samenhang tussen grootstedelijke groenstructuren en een plan op regionale schaal. De recreant wordt hierbij niet vergeten, want in steden als Rotterdam is door de economische recessie in de jaren tachtig het gebruik van groengebieden toegenomen voor recreatie en sport, omdat Nederlanders moesten bezuinigen op hun vrijetijdsbesteding. Sommige gebieden aan de stadsrand of daarbuiten liggen echter te ver van de wijken die ze het hardst nodig hebben. Opvallend is ook dat nog geen twintig jaar na de Nota Westen des Lands, die bol stond van de angst dat het te druk zou worden in de Randstad, het beleid erop gericht wordt om de overloop uit de Randstad naar Brabant en Gelderland sterk te verminderen. Daartoe moet het woon- en leefmilieu in de Randstad aantrekkelijker worden, onder ander door de realisering van de Randstadgroenstructuur. Consulent Landschapsbouw in Zuid-Holland Rien van den Berg is kritisch op die Derde Nota, waarin het gebied van de Zuidvleugel een

betrekkelijk ongestructureerde vlek lijkt, met uitzondering van de bufferzones die tussen Rotterdam en Delft en tussen Den Haag en Leiden zijn aangewezen. “Zonder doelbewuste landschapsbouw bestaat grote kans dat deze ongestructureerde vlek werkelijkheid wordt.” (ANWB, 1979; Interview Rien van den Berg, 2018) Van den Berg stelt voor de rode en groene planningscircuits te integreren, roept ontwerpers op meer aandacht te schenken aan de meest dynamische en onzekere delen van de stedelijke zones, waarvoor nog concepten en landschappelijke kaders ontbreken. Daarnaast is bestuurlijke samenwerking tussen overheden en departementen nodig, net als coördinatie bij de grondverwerving. Agrariërs zouden als beheerder meer bij de plannen betrokken moeten worden, net als de gebruikers. Zijn kritiek is 40 jaar later nog grotendeels actueel. Tijdens de economische crisis van de jaren tachtig wordt flink bezuinigd, terwijl de kosten van de recreatiegebieden juist hoog opliepen, waardoor men commerciële activiteiten begint te introduceren als verdienmodel. In de cascobenadering, die in de jaren tachtig wordt ontwikkeld (De Bruijn e.a.), werd extensieve recreatie gezien als deel van het laagdynamische landschap (natuur en waterbeheer), terwijl intensieve recreatie werd ingedeeld bij de hoogdynamische (en dus flexibeler te gebruiken) landbouwgebieden. In 1988 introduceert LNV de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het Natuurbeleidsplan. Aanvankelijk was de bedoeling dat deze ook een recreatieve functie zou hebben, maar de natuurfunctie kreeg de overhand, waardoor in de te transformeren landbouwgebieden vooral habitats werden gecreëerd voor geplande

43


dierensoorten, niet voor mensen. Op het platteland werd recreatie door ontwerpers gezien als een gast, met extensief gebruik zoals fietsen of vissen. Intensieve massarecreatiegebieden met bijbehorende voorzieningen pasten niet in het beeld van het rustige onaangetaste platteland en werden als apart complex vormgegeven, als park of tuin, niet als landschap. Langzaamaan voltrekt zich ook een verschuiving van de functionele aanpak en cascobenadering richting narratieven en het ‘lezen van het landschap’ door de gebruiker, en spreekt men meer over landschapsidentiteit. De factor tijd en democratische besluitvorming worden niet alleen gezien als onderdeel van het landschap, maar ook als middel ingezet tijdens het ontwerpproces. Bureaus als DS landschapsarchitecten verruilen de tekentafel voor workshops met de gebruikers om het eigenaarschap van het ontwerp te versterken (Meeus, 1986). De Schetsschuit van DLG is een ander voorbeeld. Staatsbosbeheer verliest zijn centrale positie op het gebied van regionaal ontwerp en dit gat wordt gevuld door bureaus als H+N+S, Vista en Bosch & Slabbers, elk met hun eigen insteek (Papenborg & Van der Togt, 2011). Adriaan Geuze laat zich inspireren door spontaan gebruik door recreanten, zoals crossen en surfen op de Maasvlakte (Geuze, 1993). Door het beleid van de compacte stad kwamen plekken zonder duidelijke bedoeling en functionele inrichting - waar spontaniteit nog mogelijk is en je de illusie hebt in de wilde natuur te zijn - ver weg te liggen (Bosch en Slabbers, 1999). Men zoekt naar struin- of zwerfnatuur, maar die blijkt lastig te realiseren dicht bij de stad en in de veengebieden - moerasrecreatie komt niet van de grond in de plannen. De rol van de markt in ruimtelijke ontwikkelingen neemt toe. Daarom worden in de Vierde Nota (VROM, 1989) criteria voor ruimtelijke kwaliteit opgesteld, gevolgd door criteria voor landschapskwaliteit in de Nota Landschap (LNV, 1992). De Vierde Nota Extra - Vinex (VROM, 1993) richt zich op versterken van de concurrentiepositie van de Nederlandse economie, met oplossingen voor woningbouw en milieuproblemen. Er wordt samenwerking gezocht tussen Rijk, provincies en steden bij groot-

44

stedelijke thema’s zoals OV, woningbouw en groenvoorzieningen aan de rand van de steden. De bufferzones krijgen in de Vinex een gecombineerde doelstelling met recreatie, natuur en houtproductie. Tijdens een studiedag aan de TUDelft in 1998 pleit P.E. de Jongh (LNV) voor meer samenhang tussen stad en land. “Naarmate de grenzen tussen stad en land vervagen en de onderlinge samenhang groter wordt, is het noodzakelijk om de groene en recreatieve componenten in het stedelijk gebied als onderdeel van de totale omgevingskwaliteit mee te nemen.” Dit vraagt om nieuwe economische arrangementen in het landelijk gebied, een wisseling van landbouweconomie naar economie van de groene ruimte, van ecologisch natuurbeleid naar natuur voor de samenleving. Het betekent ook de vergroening van de steden zelf. In de studiedag wordt ook kritisch gekeken naar de recente Vinex uitleglocaties. In plaats hiervan zou er meer aandacht moeten komen voor herstructurering van de bestaande stad met verdichting en een kwaliteitsimpuls, zoals “toerusting van de stadsranden met ‘recreatiegroen’ dat doordringt in de stad zelf, zodat dit op korte afstand beschikbaar is voor wandelaar en fietser. […] Juist zo’n kwaliteitsslag kan Nederland extra aantrekkelijk maken als vestigingsplaats voor nieuwe, schone, economische activiteiten. De afgelopen jaren wordt in toenemende mate de kwaliteit van de leefomgeving als vestigingsfactor een zwaarder gewicht toegekend.” (1998, p66) Metz schetst in 2002 het beeld van een omgeving waarin pret overal tegenwoordig is, als een ‘recronomisch’ landschap, waartegen de kaders van de ruimtelijke ordening nog niet zijn opgewassen. “De grens aan het bezoek aan een populaire plek of een hot evenement lijkt vooral te worden bepaald door een optelsom van de capaciteit van de accommodatie, de beschikbare hoeveelheid overwerkuren bij de politie en de omvang van het parkeerterrein.” Een mogelijke oplossing hiervoor ligt in het voorstel van Dirk Sijmons met ANWB en WNF (1995) om de strikte scheiding tussen stad/platteland en recreatie/ natuur op te heffen en te streven naar een Groene Metropool, die ons ook economisch geen windeieren zou leg-

gen. Grote aaneengesloten groengebieden zoals het Groene Hart zouden daarin, in een nieuwe vorm met meer recreatie en minder openheid, van groot belang kunnen zijn. Succes De integrale visie van multifunctioneel gebruik en bijbehorende inrichting van de ‘stedelijke contramal’ is een relevant concept gebleken, net als de strategie van de overheid om meer naar de behoeften uit de maatschappij te luisteren. Om meer maatwerk te kunnen leveren werden inrichting en beheer al deels overgeheveld naar de provincies, terwijl door geldgebrek de uitvoering behoorlijk werd versoberd. Dit laatste heeft de kwaliteit negatief beïnvloed. Ondanks de sterke visie op de schaal van de Randstad kwam de groenstructuur in de regio niet altijd goed tot zijn recht, door ontbrekende verbindingen en niet anticiperen op de snel oprukkende verstedelijking. De locatiekeuze werd in veel gevallen grotendeels door pragmatiek bepaald. De verbinding met de stad is hierdoor niet altijd optimaal. Waar die keuze wel vanuit een regionale strategie werd genomen, zoals bij het Waterlandse Bos, Bieslandse Bos / Balij en het Alblasserbos is de integratie met het stedelijk weefsel beter geslaagd. De beoogde natuurwaarde is nog in ontwikkeling, maar wordt vooral in de natte gedeelten al goed beoordeeld. De gewenste houtproductie viel tegen op de vochtige poldergrond, in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland was de houtproductie echter een stuk hoger dan verwacht. Het doel van recreatief medegebruik is op lokale schaal goed geslaagd. De gebieden zijn aantrekkelijk gebleken voor bezoekers met het motief ‘er even tussenuit’. Een belangrijk doel, het ontlasten van de grote recreatieve trekkers zoals de kust, werd niet gehaald, omdat de ingerichte gebieden minder unieke kwaliteiten bezitten. —— “Ook in de jaren 70 zag men de beheerskosten wel aankomen, maar de bosaanleg werd doorgezet omdat het belang groot was, in de verwachting dat er door de ontstane waarden voldoende middelen voor goed beheer zouden komen.” - Rien van den Berg


De Telegraaf kondigt de aanleg van haar bos in Diemen aan (1994)

45


2.4.3 Recreatie om de Stad - multifunctionele stadsrandbossen Vrijetijdsbesteding is uitgegroeid tot een van de grootste economische sectoren, met wereldwijd een enorme ruimtelijke impact. In 2000 gaven huishoudens jaarlijks een kwart van hun budget eraan uit (Mommaas, 2000). De vrijetijdseconomie levert zelfs meer werkgelegenheid op dan de zakelijke dienstverlening. Terwijl de sector professionaliseerde en groeide is het recreatiebeleid gedecentraliseerd en kennis versnipperd geraakt. De RodS wordt vanaf 2000 uitgevoerd. In de voorgaande periode was recreatie enigszins naar de achtergrond verdreven in het ontwikkelen van groenstructuren met natuurwaarden en productie van hout. In de Nota Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur (2000, LNV) verandert dit perspectief. “Natuur moet aansluiten bij de wensen van mensen en goed bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar zijn […] Natuur heeft behalve een intrinsieke waarde ook belevings- en gebruikswaarde.” Dit gaat ook op voor het platteland: in 2001 is voor de helft van de Nederlanders de belangrijkste functie van het platteland niet langer de voedselproductie, maar het bieden van rust, ruimte en recreatie (NIPO, 2001). Tracy Metz formuleert het in 2002 zo: “Een boerderij is niet meer alleen de plek waar melk of aardappels worden geproduceerd, nee, je kunt er ook vakantie houden, of een vergadering, of een dag aan poldersport doen, of je paard stallen, of een balletstudio bezoeken, of je kind je bejaarde moeder laten verzorgen.“ In 2000 leverde recreatie en toerisme op het platteland (agri-experience) ca. 6 miljard gulden op, volgens Hans Mommaas. Bij de nadruk op de mens komt ook de invloed van individualisering in een stroomversnelling. De Vijfde Nota noemt de ‘parochialisering’, het claimen van de openbare ruimte door specifieke groepen onder uitsluiting van anderen. Metz schrijft in 2002: “In Noord-Holland is een wandelpad speciaal voor lesbische wandelaarsters; door het hele land kan zo langzamerhand iedere skeeler, fietser, wandelaar, hardloper en ruiter gebruik maken van een eigen stelsel van paden.” Recreatieve belangenvereniging Recron krijgt van terreinbeheerders vanaf die tijd meer meldingen van conflicten tussen typen recreanten dan negatieve effecten van recreanten op de

46

natuur. De hondenbezitters zijn een bekende ‘parochie’. Op verschillende plekken zijn ‘bark parks’ ingericht, gefaciliteerd met springtoestellen en drinkbakken voor de viervoeters, en bankjes voor de baasjes. Ook in de beleidsdocumenten rond 2000 verschuift de aandacht terug naar mens en stad (Vinac, 1997; Vijfde Nota, 2001; Structuurnota Groene Ruimte, 2002; Wet inrichting landelijk gebied, 2006). De Visie Stadslandschappen (LNV, 1995) gaat over het verbeteren van het stedelijk leefklimaat. Nota Ruimte (VROM, 2004) bevat een richtlijn voor de groenvoorziening van uitleggebieden (75m2 per woning). Een cruciaal programma voor dit onderwerp wordt Recreatie om de Stad (RodS), waarvan het kader wordt gevormd door de Meerjaren Programma’s Vitaal Platteland (LNV, 2004-2013). RodS neemt de nog niet gerealiseerde gebieden uit de Randstadgroenstructuur over, delen van het bufferzonebeleid, Strategisch Groen Projecten en Vinac. Het programma omvat ook Staatsbossen en Recreatiebossen van Staatsbosbeheer. Het ontwerp voor de RodS gebieden werd niet van bovenaf opgelegd, maar decentraal door DLG en provincies bepaald. De ontwerpprincipes tijdens de RodS richten zich vooral op de omgang met de stad, bijvoorbeeld in het Utrechtse Noorderpark / Gagelbos door aan de stadsrand intensievere zones aan te leggen met voorzieningen, terwijl aanplant van bomen zorgde voor hoge opnamecapaciteit van recreanten én de hoogbouw van Overvecht uit het zicht onttrok. Er werd gedacht aan routes voor ommetjes en inzetten van gebiedsdelen als poort naar extensievere landschappen. Later kwamen er ook betere toegangen vanuit de woonwijken (Papenborg & Van der

Togt, 2011). Toch ging het RodS beleid zelf vooral over het realiseren van hectares binnen een bepaald budget en doelstelling (interview met Marten Meijers, 2018). Naast de basisinrichting werd ook een recreatieve publiekstrekker gezocht of een bijzonder pad. Tot 2013 zou ca. 6.500 ha worden ingericht (Beleidsnota RodS, 8 mei 2008). De intensieve recreatiegebieden werden beheerd door de recreatieschappen en gefinancierd door de provincies; extensieve gebieden werden beheerd door Staatsbosbeheer, gefinancierd door LNV. De doelstelling van RodS was “het opheffen van de nog bestaande tekorten aan dagrecreatiemogelijkheden en het voorkómen van nieuwe tekorten”, door realisatie van gebieden, verbindingen en plaatsen voor dagrecreatie in de stedelijke omgeving, die aansluiten bij de regionale recreatiebehoefte, met een gemiddelde opvangcapaciteit minstens 20 personen per dag per hectare. De oppervlakte van een specifieke voorziening moet in een redelijke verhouding staan ten opzichte van de oppervlakte van het totale recreatiegebied. Voor specifieke voorzieningen mag een prijs worden gevraagd. Horeca moet passend zijn bij de uitstraling en het recreatief gebruik van het gebied. “Nieuwe bebouwing, verblijfsrecreatie, maatschappelijke instellingen als zorgboerderijen, passantenhavens en overige voorzieningen zijn toegestaan mits zij een substantiële bijdrage leveren aan de realisatie van de dagrecreatieve behoefte en daarmee leiden tot een structureel bezoek aan het recreatiegebied”. Woningen, hotels, pretparken en jachthavens maken zelf geen onderdeel uit van RodS. De bouw van nieuwe woningen kan wel van belang zijn voor de financiering van RodS


(bijvoorbeeld rood voor groen). Ook ‘innovatieve recreatie’, recreatieaanbod waar nog niet direct vraag naar is, is toegestaan. Verschillende onderdelen van de RodS werden in de uitvoering en het beheer versoberd, maar niet in alle gebieden op dezelfde manier: soms vervielen gedeeltes van secundaire en tertiaire paden, werd minder onderbeplanting bij de bomen gerealiseerd, en leidde versobering in het beheer tot minder benutten van het uitzicht (Benjamin Starink, 2003, WUR). Staatssecretaris Bleker beëindigt per 20-10-2010 (bijzondere datum!) het RodS beleid. Succes Het RodS beleid maakte (wat betreft het aantal hectares) een redelijk succesvolle inhaalslag om de recreatieve infrastructuur aan de stadsranden van de Nederlandse metropool beter

op orde te krijgen. In gebieden met hoge verstedelijkingsdruk verliep de verwerving van grond moeizaam, waardoor gebieden kleiner uitpakten dan gepland. Door het abrupte einde van de RodS in 2010 vielen ook hier financiële gaten in uitvoering en beheer. In lijn met de Randstadgroenstructuur gebieden functioneert de RodS niet als bestemming, maar meer als achtertuin van de aangrenzende wijken. De bufferfunctie van deze stadsrandbossen is sterk, maar de verbinding met de aangrenzende wijken laat soms te wensen over. De planners zochten actief naar mogelijke trekkers in het gebied, zoals een golfbaan, kanoverhuur, pannenkoekenhuis of mountainbike route, die mensen naar het gebied zouden trekken. Later zou het noodzakelijke verdienmodel hierachter ook een belangrijke reden worden voor het zoeken naar deze combinaties.

—— “Goede kwaliteit is alleen mogelijk met goede regelgeving en middelen. In de praktijk kwamen de bedragen door geldgebrek uit op 60% van de norm. De recreatiegebieden zijn voor de leefbaarheid in de stad en het vestigingsklimaat steeds belangrijker, maar zonder opkopen van (voormalige) bufferzones is dat lastig te realiseren.” - Marten Meijers (LNV)

Investering RodS* Kosten

Oppervlakte (ha)

Taakstelling per 1-1-1994

bron

14.563 Meerjarenprogramma Vitaal Platteland

Verwerven Verworven per 1-1-2014

10.335 Natuurmeting op Kaart 2014

Restanttaakstelling per 1-1-2014

4.228 Meerjarenprogramma Vitaal Platteland

Normkosten per ha Kosten verwerving restant

80.000

gebaseerd op Grondprijsmonitor DLG

338.240.000

Inrichten**

Natuurmeting op Kaart 2014; t.a.v. de kwaliteit de afspraken uit het BO Rijk-

Ingericht per 1-1-2014

7.410 provincies d.d. 8 mei 2008

Restanttaakstelling per 1-1-2014

7.153 Meerjarenprogramma Vitaal Platteland

Normkosten per ha Kosten inrichting restant

21.750

gebaseerd op rapport Normkosten inrichting

155.577.750

Beheer*** Normkosten intensief beheer per ha per jaar

4.918

rapport Normkosten beheer en afspraken

Normkosten extensief beheer per ha per jaar

3.229

(tabel d.d. 18 april 2008)

Kosten beheer per jaar

49.671.046

Rijk-provincies over financiering beheer

*) Met het beëindigen van de financiering van het rijksbeleid voor recreatie op 20-10-2010 is het aan provincies en gemeenten of zij verantwoordelijkheid willen nemen voor het beleid en de uitvoering van RodS. Provincies en gemeenten zijn niet gebonden aan de rijkstaakstelling en het rijksbeleid ten aanzien van RodS. Taakstelling en normkosten zijn dan ook slechts van toepassing als zouden provincies en gemeenten de rijkstaakstelling en het rijksbeleid volledig uitvoeren. **) Naast de 7.410 ha ingericht is 957 ha fysiek onderhanden (d.w.z. een deel van de restantkosten is reeds gemaakt). Van de 7.410 ha is niet bekend in hoeverre deze oppervlakte conform het in 2008 vastgestelde beleidskader RodS is ingericht. Mogelijk moet nog een kwaliteitsimpuls plaatsvinden (d.w.z. extra restantkosten). ***) De jaarlijkse kosten beheer zijn de kosten na afronding van de RodS-taakstelling; de jaren ervoor zijn de kosten voor

Bron: Marten Meijers (LNV)

beheer minder en lopen jaarlijks op.

47


2.4.4 Abrupte decentralisatie – startpunt Groene Metropool De krantenberichten waren niet mild eind oktober 2010. Na de veelbesproken brief van Staatssecretaris Bleker van 20 oktober was het recreatiebeleid in één klap geen rijksverantwoordelijkheid meer, net als het landschap. “Bleker legt de plattelandsontwikkeling feitelijk stil”, zegt de Drentse gedeputeerde Rein Munninksma in de Volkskrant op 2 november. In dezelfde krant: “Op landgoed Haarzuilens, nabij de nieuwe woonwijk Leidsche Rijn, heeft Udo Hassefras, beheerder van Natuurmonumenten, maar een protestbord geplaatst: Haarzuilens, geniet ervan zolang het nog kan.” “Terwijl het een feestdag had moeten zijn, vorige week, toen de eerste 140 van de geplande 400 hectare van het nieuwe, groene recreatiegebied Wielrevelt, werden opgeleverd. De rest van het project, dat werd vastgelegd bij de ontwikkeling van de Leidsche Rijn, is in gevaar nu de nieuwe regering het beleid voor recreatiegebieden om de stad wil schrappen.” Het Natuurnetwerk Nederland (NNN), opvolger van de Ecologische Hoofdstructuur, zou in 2014 (met terugwerkende kracht in 2011) ook nog gedecentraliseerd worden. De provincies gingen ermee aan de slag, maar allen op hun eigen manier en zonder de rijksmiddelen voor het beheer. In het geval van het NNN werd de versobering van kabinet Rutte I in het volgende kabinet nog deels ongedaan gemaakt. Maar voor de Nationale Landschappen, bufferzones en RodS werd niets geregeld. Dat beleid werd soms op provincieniveau overgenomen (zoals buffers in Noord-Holland en de herijking in Zuid-Holland) en in veel gevallen viel het weg. Recreatie is niet langer een rijksverantwoordelijkheid, maar wordt gedeeld tussen overheden, boeren, maatschappelijke organisaties en ondernemers uit de lokale en mondiale leisure industrie. Afgezien van de schok paste het wel in de planologische tijdsgeest, de ontwikkelingsplanologie van de Nota Ruimte (2004) waarin veel partijen meedoen in ruimtelijke ontwikkelingen, met instrumenten zoals ‘rood-voor-groen’, en waarin bouwprojecten natuur- en recreatieve ontwikkelingen mogelijk maken. De nota markeerde de overgang van het compacte stad denken naar de netwerkstad, waarin ook landelijk wonen mogelijk werd. De transformatie van het platteland werd gezien als een combinatie van

48

industrialiseren en verbreden van de landbouw (recreatie en natuurbeheer als nevenfunctie). Het is ironisch dat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012) toegankelijk groen en recreatiemogelijkheden expliciet worden genoemd als onderdeel van ‘quality of life’, die van groot belang wordt geacht voor de concurrentiepositie van stedelijke regio’s. De verantwoordelijkheid voor afstemming van verstedelijking en groene ruimte wordt desondanks gedecentraliseerd en de grondverwervingssubsidies van het Rijk verdwijnen. Recreatiegebieden kwamen door de decentralisatie tussen wal en schip terecht, stellen Robert Graat en Harry Boeschoten van Staatsbosbeheer (interview oktober 2018). Staatsbosbeheer krijgt als uitvoerende dienst van LNV in 2014 een nieuwe drieledige opdracht (helaas grotendeels zonder financiering): het realiseren van Deltanatuur, Nationale Parken Nieuwe Stijl en het ontwikkelen van programma Groene Metropool. Groene Metropool stimuleert de ontmoeting tussen stedeling en natuur, door gebieden nabij de stad anders te gebruiken en in te richten. Programmadirecteur Boeschoten ziet het groen graag als nutsvoorziening: “net zoals ieder huishouden het recht heeft om te worden aangesloten op het systeem van water, energie en internet, zou het voor de kwaliteit van leven en gezondheid ook logisch zijn om aangesloten te zijn op het groennetwerk.” Het beheer van verschillende recreatieve voorzieningen nabij de grote steden past goed in deze strategie. Per 2017 neemt Staatsbosbeheer het beheer over van zeven natuur- en recreatieschappen in Zuid-Holland en Zeeland, waaron-

der ook RodS gebieden. De laatste tien jaar zijn recreatiegebieden veranderd in focus, van aanbodgericht naar vraaggericht, aansluitend bij de stedelijke gebruiker. De routenetwerken zijn belangrijker geworden, in plaats van de bestemming en attractiewaarde (interview Graat en Boeschoten, 2018). Horeca werd eerst aan de markt overgelaten, maar is nu deel van het pakket en verdienmodel van Staatsbosbeheer zelf. Er wordt geïnvesteerd in programmering i.s.m. andere partijen. Begeleiden en vermaken zijn onderdeel van de organisatie geworden, zie de Boswachters Publiek, excursies, overnachting en paalkamperen. Ook komen vrijetijdsondernemers op, die onrendabele recreatiegebieden overnemen en met nieuwe programmering en verdienmodellen weer houdbaar maken. Soms gaat het om verblijfsrecreatie, zoals Landal bij de Reeuwijkse Plassen. Maar door slim ticketbeleid en betaald parkeren kunnen ook dagrecreatieve gebieden geld opleveren, ondervond Leisurelands directeur Erik Droogh (zie Spot On, 2017). Na ca. 15 jaar worden veel Randstadgroenstructuur en RodS gebieden opnieuw tegen het licht gehouden. Hun functionele levensduur is voorbij. Leefstijlen van omwonenden worden bekeken en het lokaal bestuur heeft meer invloed tegenwoordig. Ook het bosbouwaspect staat ter discussie. Bij de Randstadgroenstructuur was een houtproductie van 6 m3 per hectare per jaar gewenst, uitgewerkt in 75% snelgroeiende en 25% langzaam groeiende boomsoorten. Veel gebieden zitten rond de eerste oogst: 15-20 jaar na aanplant bij populieren en wilgen (Starink, 2003). Hoewel bezoekers een gemengd duurzaam bos mooier vinden, is er bij Staats-


Beschikbaarheid groen om de stad, 1996 - 2008

Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (https://www.clo.nl)

—— “Voor het echte natuurgevoel hoef je niet naar de Veluwe. Dat kun je ook onder de rook van Amsterdam vinden, bij het eindpunt van lijn 9”

Beschikbaarheid groen om de stad, 1996-2008, fietsen (Compendium voor de Download figuur [3] Leefomgving) [/figuurgroep]

- Vrienden van het Diemerbos

Groen om de stad moet dichtbij en toegankelijk zijn Beschikbaarheid groen om de stad, 1996 - 2008

Voor het recreatief gebruik van groen om de stad is het belangrijk dat het groen nabij de woning is Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (https://www.clo.nl) en dat er ook kan worden gefietst of gewandeld. Als aangenomen wordt dat een fiets- of wandeltocht vanuit de woning meestal een uur duurt, bedraagt daarmee het grootste bereik vanuit de woning (hemelsbreed) 2,5 kilometer voor wandelen en 7,5 kilometer voor fietsen. De mogelijkheid om te fietsen en te wandelen is verder afhankelijk van de dichtheid aan paden en wegen en de mate van beschutting die wordt geboden door het groen. Zo zijn de mogelijkheden om te wandelen en fietsen in open agrarische gebieden veel kleiner dan in natuurgebieden. In parken zijn deze mogelijkheden juist veel groter.

Toets hoeveelheid groen om de stad Pagina 3 van 7

Beschikbaarheid groen om de stad, 1996-2008, wandelen (Compendium voor de Leefomgving) Download figuur [2]

49


bosbeheer toch discussie over nieuwe houtproductie, ingegeven vanuit de vraag naar lokaal geproduceerd hout, het verdienmodel en het vastleggen van CO2. Die productiebossen komen echter waarschijnlijk niet in de stadsrand terecht maar in verder weg gelegen locaties. De in dit onderzoek uitgevoerde kaartanalyse laat zien dat er een grote overlap is tussen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de Post 65 recreatiegebieden, in beheer bij Staatsbosbeheer. De voormalige Groene Sterren zijn verbonden met grote natuurgebieden, zoals de Biesbosch. De Randstadgroenstructuur en RodS gebieden raken vrijwel allemaal aan de fijnmazige delen van het NNN, waardoor ze deze versterken en er tegelijk gebruik van maken. Tijdens de interviews bij het ministerie LNV en Staatsbosbeheer noemde men het NNN ook wel het ‘grootste recreatiegebied van Nederland’. De decentralisatie leidde op sommige plekken ook tot lokaal draagvlak en initiatief. Het Diemerbos startte in 2008 bijvoorbeeld met de uitvoering van een nieuwe fase, waarin het bos en de voorzieningen beter worden afgestemd op de gebruikers. De doorontwikkeling van het Diemerbos is een goed antwoord op de noodzakelijke verdichting van de stad, en voor behoud van de leefkwaliteit van de 600 duizend bezoekers uit het nabijgelegen Amsterdam Zuid-Oost en IJburg. Toen de financiering in 2010 ineens wegviel, sloegen regionale en lokale organisaties de handen ineen (stichting Vrienden van Diemerbos) om de realisatie door te laten gaan (Graat, 2018). Ambities De recreatiegebieden worden door gemeenten en provincies gezien als een belangrijke schakel in het garanderen van leefkwaliteit in de stad, die door de toenemende verstedelijking en de concurrentie om talent tussen stedelijke regio’s onderling steeds groter wordt (Nefs e.a., 2017). Concepten als Groene Metropool, Groen als Nutsvoorziening, Ringpark Utrecht en Landschapspark Zuid-Holland bevestigen dit. Ook zullen de gebieden antwoorden moeten bieden op de grote ruimtelijke opgaven van de komende tijd, waar-

50

onder de energietransitie en klimaatadaptatie. Heel Nederland, inclusief de recreatiegebieden, ziet er in de Nationale Omgevingsvisie (2019) nóg multifunctioneler uit.

—— “Met de natuur bij de stad gebieden heeft Staatsbosbeheer goud in handen als het gaat om het creëren van draagvlak voor de natuur en het verbeteren van het imago. Helaas hebben juist de natuurgebieden bij de stad te maken met een slecht imago. De jonge aanplant van bomen met de strakke en oude verkavelingsstructuur maken dat de gebieden vaak als saai en eentonig worden beschouwd. De gebieden missen een eigen karakter. Daarnaast hebben veel gebieden te maken met de invloed van de grote steden. Illegale vuilstort en vernielingen zijn activiteiten die aan de rand van de stad steeds vaker voor doen.” (uit Een doorkijk naar natuur bij de stad, 2004, door Sander Muns en Marion Bilius, Staatsbosbeheer regio West)

Ringpark Utrecht , Provincie Utrecht 2018

Landschapspark Zuidvleugel, marco.broekman en Provincie Zuid-Holland, 2017


recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Ongeveer tweederde van het beoogde areaal recreatiegebied om de steden is verworven en een derde deel is ook ingericht. Het huidige tempo van verwerving en inrichting is te laag om het doel op tijd te realiseren.

h9

Recreatie

h9

Recreatie

Recreatie om de stad (PBL, 2009) Download figuur [2] Areaal recreatiegroen per provincie Download data (xls) [3]

Totaal Per huishouden Recreatiegroen om de stad: wat is gerealiseerd?Nationaal gemiddelde Groningen Groningen Areaal recreatiegroen per provincie Friesland Drenthe Totaal Overijssel Gelderland Flevoland Groningen Utrecht Friesland Noord-Holland Drenthe Zuid-Holland Overijssel Zeeland Gelderland Noord-Brabant Flevoland Limburg Utrecht Noord-Holland 0 Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Privaat 0 Publiek

40

80

Friesland Pagina 1 van 4 Drenthe Per huishouden Overijssel Gelderland Nationaal gemiddelde Flevoland Groningen Utrecht Friesland Noord-Holland Drenthe Zuid-Holland Overijssel Zeeland Gelderland Noord-Brabant Flevoland Limburg Utrecht

120

160 Noord-Holland 0

1000

2000

ha (x 1000)Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg 40

80

120

EHS

160

3000 m2

0

1000

2000

3000 m2

ha (x 1000)

Privaat Figuur 9.2

Publiekgroenvoorzieningen per provincie. Huidige EHS

Groenvoorzieningen per landsdeel Huidige groenvoorzieningen per provincie.

Figuur 9.2

Totaal areaal recreatiegroen 300

ha (x 1000)

Groenvoorzieningen per landsdeel Totaal areaal recreatiegroen

200 300

ha (x 1000)

Per huishouden 1600

1200 1600 800

100 200

1200 400

0

800 0

100

0

m2

Per huishouden 2 m Nationaal gemiddelde

Nationaal gemiddelde Randstad

Randstad

Overgangszone

Overgangszone

Overig Nederland

Overig Nederland

Randstad

Overgangszone

Overig Nederland

Overgangszone

Overig Nederland

400

0

EHS publiek Randstad privaat EHS

Groenvoorziening per provincie en landsdeel (RPB, MNV en CPB, 2006) publiek

Figuur 9.3

Huidige areaal recreatiegroen per landsdeel.

privaat

51


Groene Sterren

(v.a. 1958) Openluchtrecreatie Overheid bepaalt gebruik

Rijksbufferzone Openlucht recreatiegebied

Randstad Groenstructuur (v.a. 1985) Multifunctionele landinrichting stedelijke contramal Overheid biedt keuze

Landinrichtingsproject

RGS werkgebied

10 personen/ha (intensieve delen 40 personen/ha)

Recreatie om de Stad

(v.a. 2004) Fysieke inrichting recreatiegebieden nabij stadsrand Overheid luistert naar gebruikers (leefstijlen)

Decentrale ontwikkeling

(v.a. 2010) Groen als metropolitane nutsvoorziening Overheid ontwikkelt en beheert in samenspraak met gebruikers e.a.

RodS inrichtingsproject

NNN

20 personen/ha (intensieve delen 40 personen/ha)

Recreatiegebied Agrarisch cultuurlandschap NNN


Beheer Beheer Inrichting Inrichting Verwerving Verwerving

DOELSTELLING DOELSTELLING Recreatie Recreatie Bufferzone Bufferzone Houtproductie Houtproductie Natuurdoelen Natuurdoelen Landschap Landschap

Rijksfinanciering Rijksfinanciering Decentrale Decentrale financiering financiering

Klimaat Klimaat , waterberging, , waterberging, koeling) koeling) (CO2(CO 2

NB. Verworven NB. Verworven gronden gronden eigendom eigendom Staatsbosbeheer Staatsbosbeheer

Beheer Beheer Inrichting Inrichting Verwerving Verwerving

DOELSTELLING DOELSTELLING Recreatie Recreatie

+ evenementen + evenementen

Bufferzone Bufferzone Houtproductie Houtproductie Natuurdoelen Natuurdoelen Landschap Landschap

Rijksfinanciering Rijksfinanciering Decentrale Decentrale financiering financiering

Klimaat Klimaat , waterberging, , waterberging, koeling) koeling) (CO2(CO 2

NB. Rijk NB. 100% Rijk 100% verwerving verwerving in bufferzone, in bufferzone, anders anders 75% 75% Beheer Beheer Inrichting Inrichting Verwerving Verwerving

DOELSTELLING DOELSTELLING Recreatie Recreatie

+ evenementen + evenementen

Bufferzone Bufferzone Houtproductie Houtproductie Natuurdoelen Natuurdoelen Landschap Landschap

Rijksfinanciering Rijksfinanciering Decentrale Decentrale financiering financiering

Klimaat Klimaat , waterberging, , waterberging, koeling) koeling) (CO2(CO 2

NB. Staatsbossen NB. Staatsbossen en nog en te nog realiserenn te realiserenn RGSRGS in RodS in RodS Beheer Beheer Inrichting Inrichting Verwerving Verwerving

DOELSTELLING DOELSTELLING Recreatie Recreatie

+ evenementen + evenementen + verdiencapaciteit + verdiencapaciteit

Bufferzone Bufferzone Houtproductie Houtproductie Natuurdoelen Natuurdoelen Landschap Landschap

Tekort Tekort (indicatie) (indicatie) Decentrale Decentrale financiering financiering

Klimaat Klimaat , waterberging, , waterberging, koeling) koeling) (CO2(CO 2

+ stadslandbouw + stadslandbouw



3. Toekomstperspectieven

Uit het onderzoek naar de recreatiegebieden sinds 1965 blijkt enerzijds de beleidsambitie op nationaal, regionaal en lokaal niveau, om recreatiegebieden meerdere maatschappelijke doelen te laten dienen. Anderzijds blijft het voor de individuele gebieden en haar gebruikers van belang om maatwerk te leveren, blijkt uit de analyse van de focusgebieden. Om in dit spanningsveld te komen tot een toekomstperspectief voor de Post 65 recreatiegebieden is een workshop met experts en betrokkenen van dit onderzoek georganiseerd. Naar aanleiding van deze workshop zijn twee reflecties geschreven, door Miranda Reitsma en Eric-Jan Pleijster.

Daarnaast zijn drie scenario’s ontwikkeld voor de toekomst van Post 65 recreatiegebieden. Alle drie richten zich op een andere doelstelling, ander type gebruik en gebruikers, én een andere manier van beheer en financiering.

De scenario’s zijn bedoeld als verkenning van een breed veld van mogelijkheden op lange termijn, als hulpmiddel bij het ontwerpend onderzoek dat hierna zal plaatsvinden. Het zijn geen pasklare oplossingen voor een specifiek gebied.

55


Het grote verhaal als kapstok Miranda Reitsma, stedenbouwkundige Welke ruimtelijke opgave kunnen we verwachten voor de recreatiegebieden in het algemeen? Miranda Reitsma constateert dat de onderzochte generatie recreatiegebieden ad hoc tot stand is gekomen, los van de maatschappelijk-culturele onderlegger van het gebied. Bij het aanpassen en uitbreiden van de recreatiegebieden zou een betere positionering moeten plaatsvinden in het ontwerpproces. Men maakt in feite nieuw landschap, dat in de beleving een integraal onderdeel kan vormen van het omliggende cultuurlandschap. In de recente structuurvisie van Purmerend is dat al wel waar te nemen. Een voorbeeld van een sterk landschappelijk programma is Ruimte voor de Rivier, dat is een stevige kapstok voor allerlei ontwikkelingen, waaronder ook recreatiegebieden. Ook op andere locaties zou je naar dergelijke grote verhalen kunnen zoeken. In de stadsranden is het cruciaal om toegankelijkheid te organiseren van stad en land. En neem mobiliteit (OV, fiets) goed mee bij het opschalen van het gebruik in een gebied. De uitkomsten van de prijsvraag Brood & Spelen laten zien dat er nieuwe landgoederen mogelijk zijn voor voedsel- en energieproductie, in combinatie met nieuwe vormen van recreatief gebruik. De Engelse botanische tuinen zijn daarvan ook een goed voorbeeld. De recreatiegebieden van Nederland lenen zich hiervoor, zie de Tuinen van West in Amsterdam. In de discussies tijdens de workshop komt een duidelijk dilemma naar boven, tussen het blijven faciliteren van het huidig gebruik van de ommetjes aan de ene kant, en een intensievere programmering waarmee het recreatiebos een volwaardiger onderdeel van de stad zal worden aan de andere kant. Voor de ruimtelijke opgave per gebied betekent dat soms scherpe keuzes maken, én goede zonering aanbrengen variërend tussen rustige en drukke gedeeltes.

Sfeerbeelden van de workshop Toekomstperspectieven Post 65 Recreatiegebieden

56


De mogelijkheid van een Hollandse wildernis Eric-Jan Pleijster, landschapsarchitect Al sinds de 19e eeuwse ontwerpen van Central Park en Prospect Park in New York door Frederic Law Olmsted, beschreef men al de noodzaak van een groene omgeving in en nabij de stad, die het dagelijkse leven gezond en dragelijk kon houden. Het ervaren van de natuur was hierin het centrale idee, ook al ging het om ontworpen en aangelegde gebieden. De literatuur uit die tijd staat ook bol van verwijzingen naar sublieme natuurervaringen en het op jezelf aangewezen zijn. De vraag is of zoiets ook mogelijk is in Nederland. De schaal van het Nederlandse rivierengebied, gelijk aan de Grand Canyon, suggereert wellicht van wel. Toch maakt de platte topografie en inrichting van Nederland de ervaring wel heel anders. Waarom zijn onze recreatiegebieden zo ingericht als ze zijn? En bieden ze in voldoende mate de bijzondere ervaringen en keuzevrijheid/beweegvrijheid die volgens de historie vaste kernwaarden van dit soort gebieden zijn? Struinen langs de rivieren zou toch al een heel natuurlijke ervaring kunnen opleveren, ware het niet dat daarvoor de nodige paden over privaat terrein ontbreken. In China, waar de verstedelijking veel harder is gegaan dan hier, heeft men ook gekozen voor een stevige top-down strategie van natuurbescherming en aanleg van recreatieve voorzieningen. In een parkproject in Shenzhen, ontwerpen door Lola Landscape, worden geënsceneerde routes aangelegd, die stad verbinden met voorzieningen en verschillende landschappen, uiteindelijk tot in de wilde natuur. De ontwikkelingen van nieuwe sporten, en de verbetering van biodiversiteit met behulp van boomkwekerijen maken een belangrijk onderdeel uit van het park.

57


3.1 Stadsbos Het Stadsbos is als recreatiegebied integraal onderdeel van het woonlandschap, waarin je je thuis voelt. De gebieden leveren de kwaliteit van een traditionele achtertuin, maar dan beter, met zowel gedeelde voorzieningen van hoog niveau als ruimte voor eigen activiteiten in groepen of alleen.

Karakter De beste mogelijke achtertuin biedt ruimte voor tuinieren, evenementen, een balletje trappen en goed gefaciliteerd sporten. Hij is een verlengstuk van het wijk- en gezinsleven, tijdens de picknick, het zondagochtendkrantje en de vrijdagmiddagborrel. In aanleg en beheer zijn culturele processen dominant.

Strategie Stad-landverbindingen naar deze gebieden moeten fijnmazig en zo kort mogelijk worden aangelegd, en dichtheid van aangrenzende woongebieden vergroot. Er wordt gezoneerd in functionele ruimten met intensief beheer, zoals sportvelden; vrijere gebieden voor semiprivaat gebruik, waarin buurtbewoners en verenigingen een rol vervullen in gebruik, inrichting en beheer (zie het voorbeeld van de Broekpolder bij Vlaardingen), en extensievere zones.

Financiering Het stadsbos produceert leefkwaliteit, gezondheid en pret, en wordt daarom betaald door de gebruikers, via de gemeentebelastingen en individuele extra’s. Zo kunnen evenementen en privaat gebruik voor kamperen, vuurtje stoken, hutten bouwen, openlucht workshops e.d. huurinkomsten opleveren. Percelen zijn eenvoudig te boeken en betalen via een app, vergelijkbaar met het reserveren van een cricketveld in een Londens park.

Toepasbaar op focusgebieden: Purmerbos en delen Abtswoudse Bos

—— “Een plek die wordt beheerd met kunde en bezieling komt tot leven, dat levert waarde op. Je zou niet moeten beknibbelen op zoiets als Staatsbosbeheer. Voor strategisch groen zou het rijk moeten blijven bijdragen.” - Rien van den Berg

58


Inrichting en gebruik direct gekoppeld in burgerinitiatief Park Tempelhof, Berlijn (foto: Yvonne Rijpers)

Klauterwoud en Slootjesdag in Vlaardingen, door gebruikers i.s.m. gemeente tot stand gekomen recreatiegebied op voormalige woningbouwlocatie. (foto’s: Federatie Broekpolder)

59


3.2 Nutsbos Het Nutsbos is een schakel tussen de stad en het productieve cultuurlandschap. De recreant is te gast in een (modern of historisch) nutslandschap, met het gevoel van toegankelijkheid maar ook dat er hard gewerkt wordt. De functionaliteit van het cultuurlandschap wordt zichtbaar gemaakt voor de gast, die er wat leert over de geschiedenis van ons land en onder de indruk raakt van het vernuft. Het recreatief medegebruik van dit soort gebieden is al een beproefde strategie sinds de Randstadgroenstructuur.

Karakter De productielandschappen zelf zijn zeer divers, o.a. landbouwgebieden (voedsel en biobased materialen), energielandschappen, watermanagement (drinkwaterproductie, berging, dijken, gemalen etc.), bosbouw (Polderbossen, grienden) en industriële landschappen (Maasvlakte, Westland, Botlek). Het is een mengvorm van natuurlijke en culturele processen.

60

Strategie De recreatiegebieden die grenzen aan de productielandschappen kunnen door de productie worden gethematiseerd, en in de gebieden zelf kan ook ruimte worden gemaakt voor productie in combinatie met recreatief gebruik (bijvoorbeeld een fietsroute langs verschillende typen land- en bosbouw). Een goede routing en informatievoorziening is van belang om het landschap te begrijpen en ervaren, bijvoorbeeld wat betreft ontginnings- en militaire structuren. De gebieden zijn daarmee een opmaat naar het omliggende landschap. Voor het Abtswoudse bos ligt een grote kans als schakel tussen stad en agrarisch landschap, met mogelijk invulling als stadslandbouwgebied. Nieuw Wulven kan samen met Fort Vechten en Castellum Fectio een groot cultuurhistorisch recreatiegebied vormen en wordt zo onderdeel van de omgeving.

Financiering Het Nutsbos produceert naast betekenisvolle ervaringen ook verhandelbare producten. Het wordt dan ook beheerd vanuit het eigen verdienmodel, evt. in combinatie met (EU) subsidies op duurzame productie en nevenactiviteiten zoals beschreven in het (nieuwe) Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB), bijvoorbeeld een Landwinkel, educatie en zorg op het erf.

Toepasbaar op focusgebieden: Abtswoudse Bos en Nieuw Wulven


Brabant aan Zee - biobased economy en extensieve struinrecreatie (beeld: Studio Marco Vermeulen)

Philips Fruittuin - boomgaard, landwinkel en horeca nabij Strijp S (beeld: Philips Fruittuin)

Evenement en fauna op Vuurtoren-eiland (beeld: Stelling van Amsterdam)

61


3.3 Oerbos De gebruiker van het Oerbos laat het cultuurlandschap en de stad achter zich en gaat op ontdekking in de deltanatuur, is er daardoor even helemaal uit, maar zonder in het vliegtuig te hoeven stappen. Hiervoor bestaat in het verstedelijkte en aangeharkte Nederland een groeiende behoefte. Ruimte voor bushcraft, paddenstoelen plukken en fikkie stoken.

Karakter De onderlegger en natuurlijke conditie van het deltalandschap bepaalt het karakter, met verschillen in hoogte, nat-droog, oud-nieuw, zoet-zout. De gebruiker geniet van puntsgewijze voorzieningen en moet daartussen struinend de eigen route bepalen. Het gebied is niet altijd comfortabel en schuurt een beetje: sommige delen zijn alleen begaanbaar met laarzen en je komt af en toe een dood dier tegen. Natuurlijke processen zijn hier dominant.

Strategie Geconcentreerd aanleggen van voorzieningen bij entree en midden in het gebied. Vol inzetten op klimaatadaptatie, waterberging, biodiversiteit, filtering van fijnstof, vastleggen van CO2 en productie van zoet water. Het oerbos heeft een bepaalde schaal nodig, die kan worden bereikt door gebieden te verweven en koppelen met grotere landschappen. Het dagelijkse ommetje moet ook mogelijk blijven.

Financiering Het oerbos levert een scala aan ecosysteemdiensten die te gelde kunnen worden gemaakt in regelingen met overheden, verzekeringsmaatschappijen e.d. (zie de TEEB-stad methodiek, die al veelvuldig in Nederland wordt toegepast). Hieronder vallen ook besparingen op bijvoorbeeld ziektekosten en CO2 uitstoot omdat de gebruikers minder ver hoeven te reizen naar de ‘wilde’ natuur (evt. in combinatie met een vliegtaks te financieren). Doordat het Oerbos minder traditionele paden en inrichting kent kunnen ook de beheerkosten lager liggen.

Toepasbaar op focusgebieden: Waterlandse Bos en delen Abtswoudse Bos

62


Wadlopen in het Verdronken Land van Saeftinghe (foto: VVV Zeeland)

Laarzenpad Naardermeer (foto: Natuurmonumenten)

Schönefelder Südgelände, verwilderd gebied, toegangsprijs 1 euro, Berlijn

63


Interviews gebruikersonderzoek Almeerderhout 2018 (Foto: Vincent van Hoven)

64


Biografie van vier focusgebieden planhistorie, ontwerp en gebruik

65



4. Focusgebieden: planhistorie, ontwerp en gebruik Uit de vier focusgebieden (Waterlandse Bos, Purmerbos, Abtswoudse Bos en Nieuw Wulven) blijkt ten eerste dat het Polderbos een culturele daad van formaat is. Ten tweede worden de vier gebieden gekenmerkt door het spanningsveld tussen het algemeen belang als collectieve voorziening en het gebruik door specifieke bevolkingsgroepen (de parochiale betekenis). In de volgende paragrafen lichten we deze twee lijnen toe. Per focusgebied volgt daarna de planhistorie, gebruik en aanbevelingen.

Ode aan het Polderbos De vier focusgebieden zijn in grote lijnen tussen 1980 en 2000 ontworpen en aangelegd, allen in de polders of droogmakerijen van laag West-Nederland. Het Polderbos is een nieuw type bos, nauwelijks vergelijkbaar met de archetypische bossen op de hoge zandgronden van Nederland. De aanleg van Polderbossen in een landschap dat van oudsher niet bosrijk is, is een culturele daad van formaat. Bij het ontwerp en de aanleg van Polderbossen is de tijdsfactor of liever de groeifactor van doorslaggevend belang. Het duurt decennia voordat bossen tot wasdom komen en de opgave is dat groeiproces te ontwerpen en om al in een vroeg stadium een boservaring te bieden. Dat betekent dat de Polderbossen van de vier focusgebieden nog aan het begin staan van hun ontwikkeling. Een tweede kenmerk van de Polderbossen is dat het ontwerp zich baseert op de aanwezige kavelsloten. De kavelsloten vormen als het ware de lijnen waarop het ontwerp getekend is en dicteren het ritme van het Polderbos. De kavelsloten begrenzen de bospercelen en bieden lange zichtlijnen naar het omringende cultuurlandschap. De Polderbossen zijn op meer of minder door pragmatisme ingegeven locaties ontworpen. Het pragmatisme heeft als gevolg dat de structurele verbindingen met het stedelijk gebied en het omliggende cultuur-

landschap niet optimaal zijn. Het Waterlandse Bos is de uitzondering. Het ontwerp van de stedelijke ruimte en de groene ruimte van Almere zijn vanaf het begin nauw met elkaar verweven. Van de vier focusgebieden is het Waterlandse Bos het mooiste voorbeeld van een traditioneel Polderbos. Het is ook het oudste en meest volgroeide bos van de vier. De ontwerpen voor de overige drie focusgebieden bouwen niet alleen zorgvuldig voort op de aanwezige landschappelijke structuur, maar in deze gebieden is ook een kunstmatige laag aan het ontwerp toegevoegd. Deze nieuwe laag intensiveert de ‘bosbeleving’ en geeft uitdrukking aan de recreatieve betekenis van het Polderbos. In het Purmerbos dramatiseert het ontwerp met verblijfsruimten de randen van de bospercelen met het oversteken van de kavelsloten. De ontwerper van Nieuw Wulven tekent een autonoom recreatiebos met een eigenzinnig stelsel van paden, verschillend per bosdeel. Het ontwerp van het Abtswoudse Bos ten slotte doorbreekt de strenge kavelstructuur door het toevoegen van een meanderende open ruimte en door het toevoegen van een (paden) raster met bijzonder objecten op de snijpunten. Dat puntraster is nooit uitgevoerd, maar tekent de toenmalige ontwerpopvattingen van de ontwerpers.

In de loop der jaren komt er nóg een culturele laag over de Polderbossen in de vorm van kunsttoepassingen, een uiting van de toenemende betekenis van de Polderbossen als een stedelijke voorziening. Binnen het boscomplex Almeerderhout zijn de recreatieve voorzieningen en cultuur naast elkaar gelegd in plaats van over elkaar heen: stadslandgoed De Kemphaan, het Museumbos en het Kathedralenbos. Het Waterlandse Bos kan in de luwte hiervan rustig doorgroeien als Polderbos. In het Abtswoudse Bos ligt het land-art project Moeder Aarde, een particulier initiatief dat tegelijk met het bos is aangelegd. In het Purmerbos is, ook op particulier initiatief, een poëzieroute door het bos aangelegd. En in Nieuw Wulven vertelt een veelheid aan objecten over de rijke geschiedenis van het gebied. De vier focusgebieden zijn voorbeelden van het type Polderbos, waar in de loop der jaren betekenislagen aan zijn toegevoegd. De regionale en lokale betekenis van de verschillende Polderbossen zijn sinds de aanleg veranderd en daarmee ook het toekomstperspectief. Het is de vraag of bij het herijken van de Polderbossen opnieuw een betekenislaag moet worden toegevoegd, of dat de Polderbossen eerst maar eens tot wasdom moeten komen. Daar is geen generiek antwoord op te formuleren. Het is maatwerk.

67


Nut en noodzaak Het ontwerp van de vier focusgebieden diende verschillende doelen: – houtproductie; – recreatiemogelijkheden voor de regio; – ontlasten van andere (recreatie) gebieden; – natuurontwikkeling; – buffer tussen stad en waardevol cultuurlandschap, c.q. geleding van stedelijk gebied. Van deze doelen heeft de houtproductie in de loop der tijd aan betekenis ingeboet, door groeiende aandacht voor de natuurfunctie en complexe exploitatie omstandigheden. Ook als collectieve, recreatieve voorziening voldoen de focusgebieden maar heel beperkt. In het

aanbod van recreatiebossen/gebieden hebben ze immers te weinig aantrekkingskracht om een regionale bestemming te zijn. De focusgebieden worden gebruikt door specifieke groepen (omwonenden, hondenbezitters, vlinderliefhebbers, kinderen, hardloopclubs). Sociologisch gezien hebben de gebieden daarmee een ‘parochiale’ betekenis. De aantrekkingskracht is ook te gering om bezoekers uit andere recreatiegebieden weg te trekken. De betekenis van de focusgebieden voor natuurontwikkeling hebben we niet onderzocht en blijft in dit onderzoek een vraagteken.

lijke doel en zijn zij nog steeds van algemeen belang. Het is de vraag of de parochiale betekenis van de focusgebieden voldoende is om ze een toekomstperspectief te bieden, of dat de recreatiebossen juist als een collectieve voorziening versterkt moeten worden. Ook op dat spanningsveld is geen eensluidend antwoord te geven. Een toekomstperspectief zal zich moeten verhouden tot de veranderende context per gebied.

Enkel als buffer tussen en geleding van stedelijke gebieden voldoen de focusgebieden aan hun oorspronke-

Gebruik en waardering Het aantal bezoekers en hun waardering zijn de meest gebruikte graadmeters van een succesvol recreatiegebied. In de vier focusgebieden hebben we een kwalitatief gebruikersonderzoek gehouden in de vorm van interviews met bezoekers. We kwamen tijdens het gebruikersonderzoek vooral wijkbewoners tegen die de gebieden meerdere keren per week bezochten voor een ommetje of om de hond uit te laten. Op basis van deze interviews was de verwachting dat Post 65 gebieden meer terugkerende bezoekers zouden hebben dan andere recreatiegebieden. Dit blijkt echter maar deels te kloppen met bestaande gebruiksonderzoeken. Daaruit is op te maken dat in Noord-Hollandse Post 65 gebieden de verhouding tussen het totaal aantal bezoeken en het aantal unieke bezoekers in 2016 vrijwel gelijk is aan het gemiddelde van alle recreatiegebieden in Noord-Holland, inclusief Vondelpark en de Duinen (ongeveer 4 op 1). In de focusgebieden lag het aantal bezoekers dat meer den 50

68

keer per jaar terugkomt slechts tussen de 2 en 8 %. Uit de interviews komt een duidelijk gebruikersprofiel naar voren dat grotendeels klopt met andere gebruikersonderzoeken. De gebieden fungeren meer als achtertuin dan als bestemming, met ‘er even tussen uit, uitwaaien’ en ‘de gedachten op nul zetten’ als belangrijkste activiteit, gevolgd door sport. In Nieuw Wulven noemen bezoekers ook natuurstudie, waarschijnlijk vanwege de actieve milieu werkgroep. Verblijf is bij de geïnterviewden beperkt tot de speelplekken en -bossen of de hondenstranden. De herkomst van de geïnterviewden is net als in overige bezoekersonderzoeken vooral lokaal en het bezoek kort (een uurtje). Voor een dagje uit kiest men vaak andere bestemmingen. Georganiseerd gebruik voor specifieke bevolkingsgroepen neemt toe, zoals hardloopwedstrijden, Halloweenwandelingen, paddenstoelen zoeken en bootcampen.

De geïnterviewde gebruikers waarderen vooral de basiskwaliteiten: nabijheid, rust, een boservaring en ruimte voor honden en kinderen. In de interviews waardeerden de bezoekers de recreatiebossen hoger naar mate er meer en verschillende routes af te leggen zijn. Daarnaast worden afwisseling in open en gesloten, doorzicht en de ervaring van seizoenen belangrijk gevonden. Dit draagt volgens de geïnterviewden bij aan de natuurbeleving. De bezoekers zien het recreatiebos op basis dáárvan als natuur, en niet op basis van de diversiteit in beplanting, dikke kromme bomen of bomen die niet in een rijtje staan, zoals in eerdere gebruikersonderzoeken juist naar voren kwam. De geïnterviewde gebruikers maken zich in de recreatiebossen zorgen over botsingen met andere gebruikersgroepen, bijvoorbeeld qua veiligheid bij gemengde paden voor racefietsers en wandelaars, behoefte aan rust versus evenementen en contact met uitwerpselen van honden en paarden.


Focusgebieden Van vier Post 65 gebieden – alle vier recreatiebossen - hebben we de planhistorie en het ontwerp geanalyseerd en een kwalitatief gebruikersonderzoek uitgevoerd: het Waterlandse Bos (Almere, Flevoland), Purmerbos (Purmerend, Noord-Holland), Abtswoudse Bos (Delft, Zuid-Holland) en Nieuw Wulven (Houten / Bunnik, Utrecht). De bevindingen vormen de basis voor de herijking van deze vier gebieden en vormen de input voor het formuleren van de ruimtelijke opgaven voor de toekomst van Post 65 recreatiebossen in het algemeen. Per focusgebied wordt eerst de planen ontwerphistorie uiteengezet en afgesloten met een kaartenreeks van de huidige ruimtelijke opbouw van het gebied. Daarna volgen de belangrijkste uitkomsten van het gebruikersonderzoek, ondersteund door een belevingskaart, een factsheet en een fotoserie door de gebruikers van het betreffende gebied. Deze fotoserie is het resultaat van een fotowedstrijd die speciaal voor dit onderzoek is georganiseerd. De cultuurhistorische analyse is volgens een vast stramien opgebouwd: - Initiatief, oorspronkelijke opgave en doel; - Veranderende context en doelstelling (o.a. in beleidsnota’s); - Situatie vóór realisatie; - Opeenvolgende ontwerpen en realisaties, positie t.a.v. bestaande landschap, geschiedenis en nieuwe elementen.

In de kaartenreeks demonteren we de huidige ruimtelijke opbouw per focusgebied in verschillende lagen, waaronder de context, de toegankelijkheid van het gebied en het aanwezige (cultuur)programma. Het kwalitatieve gebruikersonderzoek brengt door middel van interviews en een fotowedstrijd in de vier focusgebieden de relatie tussen gebruiker en recreatiebos in kaart. De interviews betreffen een momentopname en zijn uitgevoerd in de herfstvakantie van 2018 van woensdag 24 oktober tot en met zaterdag 27 oktober. Op deze grotendeels druilerige dagen troffen we vooral de lokale bezoekers aan die de gebieden voor een ommetje of wandeling met de hond bezoeken. De volgende onderwerpen kwamen in de interviews aan de orde:

Waterlandse bos

Waterlandse bos

- Gebruikersprofiel (waar komt men vandaan en wat komt men doen); - Bereikbaarheid; - Waardering (totale gebied en specifieke plekken); - Verbeterpunten; - Op kaart intekenen van plekken en persoonlijke routes. Om het gebruikersonderzoek een groter bereik te geven, hebben via een flyer en via sociale media gebruikers gevraagd foto’s en persoonlijke verhalen in te zenden over de recreatiebossen. Door de vele inzendingen (ca. 40 per gebied) voor deze fotowedstrijd is extra inzicht verkregen in het gebruik en de waardering van de recreatiebossen. Deze verhalen van de recreatiebossen zijn gespiegeld aan eerder uitgevoerde gebruikersonderzoeken naar de algemene waardering van recreatiegebieden en de betreffende focusgebieden (NTBC-NIPO).

Purmerbos

Abtswoudse bos

Nieuw Wulven 1993

Purmerbos

Abtswoudse bos

Nieuw Wulven

Jaar initiatief

1976

1984

1968

Jaar ontwerp

1974 - 1979

1984

1984

1995

Projectburo Almere,

Gemeente Purmerend,

Grontmij (nu Sweco),

Provincie Utrecht, Annelies

Hans Laumanns (1974) en

Toon. de Groot i.s.m. SBB,

Servaas van Dusseldorp

Camping (1990)

Christian Zalm (1975-1979)

Wenda Stoffel

en Hans van Kempen

Dienst Landelijk Gebied,

Ontwerper

Marcel Eekhout Jaar aanleg Jaar herziening

1974 - 1994

1987

2001 - 2002

1998

2005

1989, 2001, 2011

2011

2006

Buro Nieuwe Gracht

Staatsbosbeheer (1989)

Bosch & Slabbers

Dienst Landelijk Gebied,

Wenda Stoffel (2001)

landschapsarchitecten

Stephan Hermens

Parklaan

Ontwerper

landschapsarchitecten, Alex Droog (2011) 1419

262

265

106

Unieke bezoeken

Oppervlak (ha)

340.000

224.000

125.000

83.000

Bezoeken

2.029.800

1.014.000

1.411.250

864.030

Bezoekers dichtheid

239,61

854,96

471,7

783,02

Inwoners op 5 min. loopafstand

189.672

87.036

125.015

95.741

Inwoners op 15 min. fietsafstand

59.514

28.083

17.079

15.554

69


4.1 Waterlandse Bos (Almere) Het Waterlandse Bos is van de vier focusgebieden het buitenbeentje. Het is geen op zichzelf staand recreatiebos, maar maakt deel uit van het grotere geheel van Boswachterij Almeerderhout. De meerkernige opzet van Almere, waarbij de tussenliggende groengebieden voor scheiding en verbinding zorgen, betekent dat het ontwerp voor het stedelijk gebied en het ontwerp voor de buitenruimte van Almere gelijk optrekken. FACTSHEET GEBRUIKERSONDERZOEK Dag van de interviews: Vrijdag 26 oktober 2018 Aantal interviews: 22 Aantal ingezonden foto’s: 11 Aantal bezoekers per jaar: 340.000

Het Waterlandse Bos heeft zich binnen het Almeerderhout rustig als bos kunnen ontwikkelen, omdat de intensieve recreatie zich concentreert rond De Kemphaan en kunst en cultuur in het Museumbos en Kathedralenbos. Het Waterlandse Bos heeft een betekenis als uitloopgebied voor de bewoners van Almere Haven, en in de toekomst mogelijk voor Oosterwold. Wij zien de toekomst van het Waterlandse Bos vooral als een wandelbos waar je niets hoeft dan er alleen te zijn en te dwalen. Geen educatie, geen geschiedenis, geen cultuur, geen pret, geen vermaak, geen bordjes, geen pijlen. Gewoon een tof bos om van het bos zelf te genieten, een bos dat omvang en kwaliteiten genoeg heeft om er speciaal voor naar toe te gaan. De strategie bij het plannen en ontwerpen van de buitenruimte van Almere blijkt robuust en goed te werken. Voorstellen in nauwe samenhang met het plannen en ontwerpen van het stedelijk gebied, en visies om het Waterlandse Bos te verbinden met hoog-dynamische en grootstedelijke ontwikkelingen halverwege de jaren negentig sterven

70

een zachte dood. Almere richt haar blik op het westen, naar Schiphol en Amsterdam. Het oosten, met het Waterlandse Bos, kan in de luwte verder groeien. Met de gestage groei van Almere komt het Almeerderhout steeds meer binnen het stedelijk gebied te liggen. Het Almeerderhout wordt steeds meer een stedelijke voorziening, een stadsbos, wat tot uitdrukking komt in de betekenis van De Kemphaan als ‘stadslandgoed’. Ook het Museumbos met zijn kunsttoepassingen maakt duidelijk dat het Almeerderhout een stadsbos, een stedelijke voorziening is. De concentratie van intensieve recreatie (en educatie) rond De Kemphaan zorgt voor recreatieve rust en planstilte in het Waterlandse Bos. Het Waterlandse Bos heeft een kleinschalig karakter met een gevarieerd bosbeeld: kleine bospercelen (0,5 ha) met daartussen jonge aanplant (ingeplant in het seizoen 1980/1981) en enkele open plekken. De basis voor het ontwerp zijn de diepe kavelsloten en de tracering van de hoofdstructuur

Reden: Hond uitlaten en wandelen Aankomst: lopend Waar vandaan: Almere Haven en sommigen Almere Hout Hoe vaak: meerdere keren per week Tijd: een uur tot meer dan een uur Route: meestal geen vaste route Activiteiten: wandelen, hardlopen, spelen, fietsen, walnoten zoeken Grootste kwaliteit: rust, dichtbij, ruimte, bosrijk, honden loslopen Positieve plekken: water, route door het bos, open plekken, schapen Negatieve plekken: pad langs kanaal, plekken waar verkeer is, kale plekken waar is gekapt Aandachtspunten: bomen terugplanten, weinig zitplekken, meer variatie in bomen Typering: bos met open plekken, ‘familiebos’, dichtbij woongebied, ruimte Doen: wandelen, even buiten de stad zijn

voor langzaamverkeer. Dat laatste om al vanaf het begin de verbindingen met het stedelijk gebied goed voor elkaar te hebben. De aandacht voor tijd en proces komt op elk schaalniveau tot uitdrukking. Bijvoorbeeld in de manier waarop de Lange Wetering, oorspronkelijk een afwateringskanaal, is ontworpen als recreatievaart. En dat is wat het Waterlandse Bos bijzonder maakt. In snel tempo, onder hoge druk en met veel onzekerheden ontworpen en aangelegd, zonder de zorgvuldigheid en subtiliteiten van het landschapsontwerp uit het oog te verliezen.


4.1.1 Plangeschiedenis Initiatief Het Projectbureau Almere is verantwoordelijk voor ontwerp en uitvoering van Almere. ‘De buitenruimte van Almere’ (1976) is een van de eerste publicaties van het Projectburo. Men noemt het Waterlandse Bos als onderdeel van de centrale buitenruimte die het stadscentrum van Almere verbindt met het Gooimeer, ontworpen als een opeenvolging van meer en minder intensief gebruikte bospartijen, afgewisseld door landbouwgronden; en als stiltegebied met het accent op natuurontwikkeling. De A6, de snelweg van het vaste land naar Lelystad en verder, ligt in dit plan nog aan de noordwest kant van Almere, zodat de bedachte opeenvolging van bos en open agrarische ruimten ook daadwerkelijk gestalte kan krijgen. De latere N305 ligt ten zuiden van het Waterlandse Bos, tussen het bos en Almere-Haven. Het Waterlandse Bos vormt zo een geheel, van de Hoge Vaart tot aan Almere-Haven. De bosaanleg in het Waterlandse Bos, onderdeel van het grotere

Almeerderhout, is in eerste instantie gebeurd vanuit het oogmerk een wervend milieu te scheppen voor de nieuwe polderbewoners. In tweede instantie is gedacht aan een verlichting, noodzakelijkerwijs op de lange termijn, van de druk op bosgebieden in het Gooi (Hosper, 1976). In het productieproces van de stad Almere volgen denken, tekenen en maken elkaar in een bijzonder snel tempo op, en niet noodzakelijker wijze in die volgorde. Al in 1974 is het Waterlandse Bos grotendeels ingeplant met kleine bosvakken vanaf 0,5 ha (SBB, 2002). Het ontwerp structuurplan buitenruimte Almere uit 1979 laat twee belangrijke veranderingen zien. De A6 loopt nu tussen het Waterlandse Bos en het centrumgebied van Almere en het Weerwater, en de latere N305 splitst de grote aaneengesloten bospartijen in twee delen, terwijl een hoofdstructuur voor langzaamverkeer het bos verbindt met de rest van Almere. De tweede verandering is de

introductie van landschapsontwikkelingszones tussen de A6 en de Lange Wetering en langs de Hoge Vaart. Deze zones zijn bestemd voor intensiever gebruik en een incidentele bijzondere bestemming met een meer aan de stedelijke cultuur gerelateerd programma (bijvoorbeeld de latere ‘ruïne van Almere’). Daarbuiten is het nog steeds stedelijk programma in een extensief gebruikt bos meer gerelateerd aan de buitenruimte, bijvoorbeeld rond De Kemphaan en het Museumbos. De Hoge Vaart krijgt nu een belangrijke betekenis als de verbinding met het centrum van Almere door de hierlangs gelegen hoofdroute voor langzaamverkeer. De opeenvolging van bospartijen en agrarische gronden tussen het Centrum van Almere en het Gooimeer heeft door deze veranderingen haar continuïteit verloren. Het Waterlandse Bos komt geïsoleerd te liggen ten opzichte van het centrumgebied. Aan de andere kant sluit het bos beter

In de opzet van de buitenruimte van Almere ligt het accent van Waterlandse Bos op natuurontwikkeling (Hosper, 1976)

71


aan op de woongebieden van Almere-Haven. Hier is ook voorzien in een volkstuinencomplex. Het ontginningsbedrijf De Kemphaan zal volgens dit plan uitgroeien tot een centrum voor natuureducatie (RIJP, 1979). De betekenis van de buitenruimte van Almere was niet een reeks van groene parkjes, maar zou een “bijzondere, stedelijke, ruimte” zijn, die ook stedelijk programma’s zou entameren en opnemen. Het Polderbos als middel om het raamwerk van de groenstructuur vorm te geven was logisch (en praktisch) want het sloot aan op de cultuur van de landschapsvorming in de Flevopolders. Een belangrijk gegeven in het ontwerp is de factor tijd: de onzekerheid van de toekomstige ontwikkelingen en nog onbekende programma’s, en het feit dat beplanting veel tijd nodig heeft om tot wasdom te komen (informatie Christian Zalm). Het buitenruimteconcept als ruimtelijk beeld en landschap krijgt een uitdrukking in een bosachtig landschap, dat veranderingen kan opnemen of weerstaan, waarin plaatselijk andere al aanwe-

zige landschappelijke elementen zijn opgenomen (kanalen, Gooimeerranden/stranden, natuurgebieden, landbouwgebieden). Het Bestemmingsplan Almeerderhout uit 1983 benoemt in de toelichting het dilemma van het ontwikkelingsperspectief van het nog jonge bos en het tegemoetkomen aan een grote diversiteit aan gebruikswensen, en het introduceert zonering als oplossing. De doelen die aan de inrichting van het Almeerderhout ten grondslag liggen, zijn het ontwikkelen van een vrij natuurlijk bos, het produceren van hout, natuureducatie en -informatie, recreatie en beheren van landbouwgebieden uit productieve en uit landschappelijke, recreatieve en educatieve overwegingen. Het Waterlandse Bos krijgt de bestemming ‘bos’ met de kwaliteiten die een bos kan bieden: rust, stilte, rijkdom aan flora en fauna. De doorgaande (langzaamverkeer)routes liggen langs de randen en langs de Lange Wetering ligt een recreatieve bestemming met een kleine jachthaven (RIJP, 1983).

Het Waterlandse Bos wordt doorsneden door de (nieuwe) Waterlandseweg. Het ligt in de luwte van de landschapsontwikkelingszones (RIJP, 1979)

72

Veranderende context In 1996 is het Almeerderhout een van de strategische projecten uit het Ruimtelijke ontwikkelingsperspectief Almere 2015, als onderdeel van het strategische project Stadscorridor. De Stadscorridor brengt aan weerszijden van de A6 uiteenlopende losse elementen in een nieuw verband, en fungeert als bindmiddel voor het groeiende Almere: stedenbouwkundig, door een relatie te leggen tussen stadsdelen, maar ook maatschappelijk, door flexibel ruimte te bieden aan initiatieven. Dit betekent een omslag in het denken, met het Amsterdamse Bos als referentie. Almeerderhout wordt herdoopt tot Stadspark Almerebos en krijgt een gezicht en een adres aan de A6. Het wordt een grootstedelijke hoogwaardige voorziening die ruimte schept in het stedelijk gebied. De uitbreiding van het Weerwater richting Almeerderhout vergroot de samenhang tussen de gebieden aan weerszijden van de A6. Stadspark Almerebos biedt ruimte aan vele functies met een lokale, regionale en soms nationale betekenis


en heeft de potentie door te groeien tot een recreatief-toeristische trekker van formaat. Tegelijkertijd vormt het een aantrekkingskracht, een vestigingsvoorwaarde voor de hoogwaardige bedrijven in de stadscorridor (BVR, 1996). Dezelfde omslag vindt plaatst in de notitie Van Staatsbos naar Stadsbos (Staatsbosbeheer, 2002), zij het op een wat lager ambitieniveau. Het stelt voor het Almeerderhout verder te ontwikkelen als hét grote bos van Almere en zo haar identiteit te versterken. Daartoe zullen de aanwezige scheidslijnen, dan wel de effecten ervan, geminimaliseerd moeten worden. Verder stelt de notitie dat het belangrijk is om markante plekken toe te voegen. Dit vergroot de herkenbaarheid en de oriëntatie. Binnen de kaders van Het Grote Bos kunnen afzonderlijke delen een eigen karakter krijgen. In 2005 blijkt het met de hoogdynamische stedelijke ontwikkelingen in Almeerderhout alleszins mee te vallen. Almere blijft echter groeien en met de voorgenomen aanleg van de

woonwijken Almere Hout en Overgooi en het bedrijfsterrein Stichtsekant, komt het Almeerderhout midden in het stedelijk gebied te liggen. Het ontwikkelingsplan Boswachterij Almeerderhout (2005) noemt dan ook als belangrijkste doel het tot een geheel verbinden van de verschillende onderdelen van het Almeerderhout, zodat het ook daadwerkelijk als een stadsbos kan functioneren en als zodanig herkenbaar is. Het ontwikkelingsplan neemt duidelijk afstand van de ambitieuze plannen in voorgaande jaren. Voor wonen, werken en grootschalige toeristische attracties, die het bos alleen gebruiken als decor of grote inbreuk plegen op het openbare karakter, is in het gebied geen plaats. Het plan ziet weinig heil in grootschalige ingrepen, vanuit de gedachte dat de beste garantie voor kwaliteit ligt in het oud laten worden van het nog jonge bos. De belangrijkste betekenis van het gebied ligt in de uitloop vanuit de stad en natuurgerichte en routegebonden recreatie, te midden van een aaneengesloten bos. Betere verbindingen met de stedelijke omgeving

en andere groengebieden, oversteekbaarheid van de Waterlandseweg en betere verbinding met het Weerwater zijn randvoorwaardelijk. De recreatieve voorzieningen zijn geconcentreerd in De Kemphaan en het Kasteel van Almere, die de ruimtelijke zwaartepunten vormen, terwijl de gebieden daarbuiten rustig blijven (Bureau Nieuwe Gracht, 2005). Het ontwikkelingsplan voorziet slechts enkele bescheiden ingrepen, zoals kortsluiting van een verbinding voor langzaamverkeer, visuele afsluiting van het tracé van de Oude Waterlandseweg door de aanplant van boomgroepen en houtwallen, het realiseren van een ecologische inrichting langs de oostelijke oever van de Lange Wetering en het benutten van het kwelvenster in het meest zuidelijke deel van het Waterlandse Bos voor lokale vernatting en natuurontwikkeling. Verder laat men het bos met rust. In 2009 wordt de ontwikkelingsvisie vastgelegd in Bestemmingsplan Boswachterij Almeerderhout.

Het Waterlandse Bos heeft een bosbestemming en langs de Lange Wetering recreatie met een fietspad (RIJP, 1983)

Almeerderhout als een strategisch project voor de ontwikkeling van Almere (BVR,1996)

73


Situatie Het Waterlandse Bos is aangelegd op het tabula rasa van de Zuidelijke Flevopolder, in de driehoek Waterlandseweg, Oude Waterlandseweg (Waterlandsetocht) en de Lange Wetering. Het landschap wordt bepaald door de diepe evenwijdige kavelsloten. Het gebied loopt van noord naar zuid langzaam af en kent kwel uit het Gooimeer. Dit deel van de polder, tussen Hoge Vaart en Gooimeer, verkeerde rond 1985 in de fase van rijping: verkaveld, gedraineerd en ingezaaid met landbouwgewassen door het ‘grootlandbouwbedrijf’ RIJP. Niet elke kavel was al voldoende draagkrachtig om (machinaal) te beplanten, waardoor bij de start van de aanplant van het Almeerderhout gekozen moest worden welke kavels wel ingeplant konden worden en welke nog moesten wachten.

Ontwerp en realisatie Projectburo Almere, onder aanvoering van Dirk Frieling en Teun Koolhaas, was verantwoordelijk voor de planontwikkeling en -uitvoering van Almere. De Projectgroep Buitenruimte, onder aanvoering van Alle Hosper, werkte op structuurniveau aan de buitenruimte. Op inrichtingsniveau ontwikkelde Staatsbosbeheer samen met de ontwerpers van het Projectburo Almere de bosplannen (assortimentskeuzen en bosstructuur; de bosbeheerplannen). Het Waterlandse Bos is in hoofdzaak ontworpen door Hans Laumanns (1974) en Christian Zalm (1975-1979). Het is paradoxaal dat de meest geplande stad van Nederland het minste van haar (ontwerp)geschiedenis overlaat. Het is niet gelukt ontwerptekeningen van het Waterlandse Bos te achterhalen. De beschrijvingen van het Waterlandse Bos leunen dan ook sterk op de informatie van Christian Zalm. Het Waterlandse Bos kende geen concreet programma maar zou (stads)bosfuncties kunnen opnemen.

Het plan laat een compact bos zien, met een tracé voor langzaamverkeer van Almere-Haven langs de Lange Wetering naar de Hoge Vaarten daar aansluitend op een langzaamverkeersverbinding van/naar Almere-stad. Een afslag van deze route gaat richting het centrum van Almere. De routes hebben een ruim profiel met een laanbeplanting. Het Waterlandse Bos heeft een kleinschalig karakter met een gevarieerd bosbeeld: kleine bosvakken (0,5 ha) met daartussen jonge aanplant (ingeplant in het seizoen 1980/1981) en een enkele open plek. Het ontwerp gaat uit van het bosbeeld als vormmiddel, dat in de loop der tijd verandert. De snelgroeiende populieren zijn bijvoorbeeld benut om de structuur van het plan verticaal zichtbaar te maken, en die van het (bestaande) landschap, zoals de structuurbepalende Hoge Vaart. Na deze eerste bosmassa van 0-7 jaar toonde het bos zich als geheel, doordat de andere bossoorten het verschil inhaalden (toelichting Christian Zalm).

Kweldruk in het zuidelijk deel van het Waterlandse Boswacht (bureau Nieuwe Gracht, 2005)

74

Almeerderhout en Waterlandse Bos worden langzamerhand omsloten

Stadsbos Almeerderhout, hecht verbonden met het stedelijk gebied. Waterlandse Bos

door stedelijk gebied (bureau Nieuwe Gracht, 2005)

ligt in de relatieve luwte van de ontwikkelingen (bureau Nieuwe Gracht, 2005)


Het ontwerp voor de Lange Wetering is een goed voorbeeld van hoe aan de rand van het Waterlandse Bos de factor tijd concreet vorm krijgt. Het ontwerp bestaat uit een kanaaltracé en een kanaalprofiel, dat enerzijds recreatief benut kan worden en anderzijds de grens vormt tussen het te ontwikkelen stadsgebied en Almeerderhout. Het dwarsprofiel bestaat uit een strook met een route voor langzaamverkeer grenzend aan de bosrand van het Waterlandse Bos, een verdiepte oeverstrook, het kanaal en de oever aan de overkant. Het profiel past zich lokaal aan, waar aan de strook (recreatieve) functies worden toegevoegd. De breedte van het kanaal is opgerekt om ruimte te bieden voor de recreatievaart. Het lengteprofiel is gestrekt over de grootste lengte. Het knikt een paar keer en verkort daarmee de ruimte en schaal.

een groene ruimte ontworpen die dienst doet als ‘pleisterplaats’ in de leegte van de dan nog kale polderruimte. Een jaar na de realisatie van het kanaal, is hier een Almeerse roeivereniging neergestreken, bereikbaar vanuit Almere-Stad. Inmiddels is ook de recreatievaart op gang gekomen, is er een woonmilieu ontstaan van woonboten aan de stedelijke rand van Almere-Stad. De ontwerpstrategie die prioriteit gaf aan verbindingen tussen stad en ommeland, om de buitenruimte (maatschappelijke) betekenis te geven, is hier goed geslaagd. Sinds de aanleg van het Waterlandse Bos zijn er buiten onderhoud en beheer nauwelijks (ontwerp)ingrepen gedaan. Om het Waterlandse Bos als een Polderbos goed op waarde te schatten, laten we een van de landschapsarchitecten aan het woord, Christian Zalm.

Bij de Hoge Vaart sluit de route voor langzaamverkeer aan op de verbinding Almere-Stad en Almeerderhout / Cirkelbos met een brug over het kanaal. Aan de Almere-Stad kant is

Ontwerpmatige benadering van het Polderbos Christian Zalm, landschapsarchitect

In de beginfase van de ontwikkeling (van het stedelijk gebied) moet het ruimtelijk raamwerk duidelijk, eenvoudig en aanwezig zijn. Hierin zit het besef opgesloten dat het bos wat je nu plant, de eerste drie jaar slechts zichtbaar is als “een veld van ruigtekruiden en distels”, en pas jaren daarna geleidelijk als bosaanplant zichtbaar wordt. En na 7 jaar is er pas een landschappelijke contour zichtbaar (van snelgroeiende populieren). Deze temporele benadering van het ontwerp, voor een deel ook al te zien in de “gewone” Polderbossen, heeft de landschapsarchitectuur in Nederland een andere inhoud en status gegeven. Geen eindplannen, maar ontwikkelingsplannen en ruimtelijke ontwikkelingsstrategieën, ook op ontwerpniveau. Dat is ook noodzakelijk door de keuze van “Bos”. Er is in Almere niet overwogen om andere landschapstypen te introduceren. Niet op de schaal van de stad als geheel. De Polderbossen zien er in de eerste ontwikkelingsfase “mechanisch” uit en passen in het technische landschap van de polder (rechtlijnigheid, strenge verkaveling). Zeker in het Almeerse (stadsbouwers) volgden steeds opnieuw discussies over dat beeld, dat niet strookte met ieders beeld van een echt bos. Kunnen de bomen niet wat “natuurlijker” worden geplant; uit de rij of in golven. En wat grotere bomen? Wij gingen uit van de differentiërende werking van de tijd. Door groei en beheer wordt het bos steeds “slordiger”. Maar ook de stedelijke ontwikkeling zou een ander gebruik en een ander beeld van het bos tot gevolg hebben.

75


4.1.2 Huidige situatie Context

0

1 km

2 km

Almeerderhout is een groene structuur ten oosten van Almere Haven en ten westen van het in ontwikkeling zijnde Oosterwold. Dit recreatiegebied bestaat uit meerdere stadsbossen, waaronder het Waterlandse Bos. Voor dit bos is het gebruikersonderzoek uitgevoerd. Het Waterlandse Bos grenst in het zuidwesten aan de wijk De Grienden (Almere Haven) en in het noordoosten door de N305, de Waterlandseweg. Via het noordwesten is een verbinding naar Almere Stad.Het dichtstbijzijnde intensieve recreatiedeel is rondom stadslandgoed De Kemphaan, het Buitencentrum van Almeerderhout. Hier wordt door de gebruikers van het Waterlandse Bos soms gebruik gemaakt, wanneer zij bijvoorbeeld behoefte hebben aan een horecagelegenheid.

Topografie

Occupatie

0

76

0,5 km


Kavelstructuur

0

Inrichting, open en gesloten

0,5 km

In grove lijnen is de oorspronkelijke kavelstructuur te herkennen in de opzet

Het Waterlandse Bos is een relatief dicht bos met hier en daar open

van het Waterlandse Bos. Daarbinnen zijn allerlei (struin)paden te vinden

plekken. De variatie in beplanting wordt gewaardeerd door de bezoekers.

welke niet raken aan de oorspronkelijke kavelstructuur.

Sommige geïnterviewden zijn heel specifiek over bepaalde plekken waar bepaalde beplanting groeit en/of waar een bepaalde mate van ‘mystiek’ te vinden is. Daarbij waarderen zijn ook de vele paden door het bos.

Toegankelijkheid en routes

Programma en cultuur

Het Waterlandse Bos is goed bereikbaar voor lokale gebruikers. De

Het feit dat er in het Waterlandse Bos geen (horeca)voorzieningen

geïnterviewden komen voornamelijk uit de aangrenzende wijk De Grienden

aanwezig zijn, versterkt volgens de geïnterviewden de beleving om

(Almere Haven). Vanuit die wijk is het Waterlandse Bos bereikbaar via

buiten de stad te zijn. Zij waarderen echter wel de voorzieningen die in

meerdere fiets-, ruiter- en voetpaden. Lokale gebruikers vertelden dat het

de nabijheid gelegen zijn, zoals rondom De Kemphaan. Hier zijn allerlei

voor bezoekers van buitenaf lastig is om toegang/parkeerplek te vinden

voorzieningen te vinden, net name met een nadruk op dieren en natuur.

om bij het bos te komen. Fietspad Wandelpaden Wandelpaden gras Ruiterpad Speelplekken Boomvakken Open vakken Water Bankjes

77


4.1.3 Gebruik - ‘ons stadsbos’ Gebruikersprofiel In Almeerderhout zijn de meeste interviews afgenomen in het Waterlandse Bos. In de middag werden de interviews in het Kathedralenbos al vrij snel afgebroken vanwege stortbuien, waardoor op deze plek slechts twee gebruikers (hondenbezitters) zijn geïnterviewd. Vanwege deze lage hoeveelheid respondenten is het Kathedralenbos in dit onderzoek verder buiten beschouwing gelaten. Het gebruik van het Waterlandse Bos is gevarieerd. Er wordt gewandeld, de hond wordt uitgelaten, er wordt paard gereden, hardgelopen en het is een doorgaande fietsroute. Kinderen komen hier niet om te spelen, en de minder mobiele ouderen komen hier ook niet omdat er weinig rustplekken zijn, vertellen de geïnterviewden. Bereikbaarheid Het Waterlandse Bos wordt door velen lokaal gebruikt. De recreanten komen voornamelijk vanuit de wijk De Grienden in Almere Haven. Veel geïnterviewden geven aan dat ze bewust hier zijn gaan wonen vanwege de komst van een nabijgelegen bos. Daarnaast is het gebied een veelgebruikte plek als doorgangsgebied naar de stad, onder andere vanuit Almere Haven. Waardering Het Waterlandse Bos in Almeerderhout wordt van de in dit onderzoek onderzochte focusgebieden het meest gekenmerkt als een ‘stadsbos’. Het merendeel van de geïnterviewden ervaart het Waterlandse Bos als een plek om even buiten de stad te zijn. De rust wordt dan ook hoog gewaardeerd. Dit sluit aan op de conclusie van de Samenvatting Bezoekersonderzoeken (Graat, 2017) dat bezoekers van recreatiebossen (in tegenstelling tot parken/recreatiegebieden) de ‘stadse reuring en drukte’ zouden ontwijken om zich expres buiten de stadse sfeer begeven. Daarop sluit aan dat de geïnterviewden het erg waarderen dat zij tijdens hun verblijf in het gebied nauwelijks anderen tegenkomen. Ook het feit dat er geen (horeca)voorzieningen in het Waterlandse Bos aanwezig zijn, versterkt volgens de geïnterviewden de beleving om buiten de stad te zijn. 78

4.1.4 Aanbevelingen

De geïnterviewden geven aan wel de nabijheid van de Kemphaan te waarderen zodat ze op een moment toch gebruik zouden willen maken van een horecagelegenheid, het Stadslandgoed dat net buiten het Waterlandse Bos gelegen is bezoeken. Verder worden de variatie in beplanting, de aanwezigheid van open plekken in het bos en de aanwezigheid van de vele paden goed gewaardeerd. Door sommige geïnterviewden werden bepaalde plekken ‘mystiek’ genoemd, vanwege de mogelijkheid tot het beleven van de seizoenen, het blijven hangen van mistbanken en de mysterieuze groei van beplanting. Ook elementen zoals een bomenlaan met geurende bomen in het voorjaar en een wilgentunnel worden positief beleefd.

Het Waterlandse Bos heeft zich binnen het Almeerderhout rustig als bos kunnen ontwikkelen, omdat de intensieve recreatie zich concentreert rond De Kemphaan en kunst en cultuur in het Museumbos en Kathedralenbos. Het Waterlandse Bos heeft een betekenis als uitloopgebied voor de bewoners van Almere Haven, en in de toekomst mogelijk voor Oosterwold. Wij zien de toekomst van het Waterlandse Bos vooral als een wandelbos waar je niets hoeft dan er alleen te zijn en te dwalen. Geen educatie, geen geschiedenis, geen cultuur, geen pret, geen vermaak, geen bordjes, geen pijlen. Gewoon een tof bos om van het bos zelf te genieten, een bos dat omvang en kwaliteiten genoeg heeft om er speciaal voor naar toe te gaan.

Verbeterpunten De enige plek die door meerdere geïnterviewden negatief werd gewaardeerd is het Waterlandsepad. Dit pad, waar voorheen een N-weg liep, wordt als ‘saai, open en te kaal’ aangemerkt. De essentaksterfte in het Waterlandse Bos werd door de gebruikers benoemd als onderdeel van de negatieve beleving van het recreatiebos. Er is angst voor een kaalslag en de aangroei duurt lang. Er worden ook kansen gezien voor een gevarieerde ‘terugplant’. Dit past mooi bij negatieve waardering van eentonigheid in dit gebied.

—— “Mooie hoge bomen” ——“Ontstressen in de natuur” - gebruikers Waterlandse Bos


Belevingskaart bezoekers

Gebruikersonderzoek (Foto: Vincent van Hoven)

79


4.2 Purmerbos (Purmerend) Het Purmerbos is misschien wel een van de mooiste voorbeelden van een Polderbos uit de Randstads-groenstructuur. En ook een mooi voorbeeld om van de nood een deugd maken. Het Purmerbos is aangelegd op de plek waar groeikern Purmerend eerst een woonwijk had getekend. Na afloop van het groeikernenbeleid zocht en vond de gemeente Purmerend een nieuwe bestemming als recreatiebos. FACTSHEET GEBRUIKERSONDERZOEK Dag van de interviews: Woensdag 24 oktober 2018 Aantal interviews: 30 Aantal ingezonden foto’s: 73 foto’s Aantal bezoekers per jaar: 224.000

Het Purmerbos is het enige bosgebied van omvang in de regio en heeft daarmee ook een regionale betekenis. Deze betekenis komt concreet tot uitdrukking in een fietspad dat het Purmerbos verbindt met Edam. De laatste jaren komt de regionale betekenis in negatieve zin tot uiting. Purmerend heeft zich verbonden aan een nieuwe woningbouwopgave voor de Metropool Amsterdam (10.000 woningen). Het Purmerbos is gedeeltelijk in beeld als nieuwe woningbouwlocatie. Ontworpen als een productiebos met recreatief medegebruik, is het Purmerbos een mooi en intelligent compositorisch spel met open en dichte bosvakken, bosvakken met snelle groeiers en duurzame bomen. Dat ontwerp is aangevuld met een ‘belevingslaag’. Aanvullende beplanting versterken het gevoel in een bos, in de natuur rond te wandelen en geven vorm aan het recreatief medegebruik van het productiebos. Het robuuste eerste ontwerp, op basis van de rationele verkavelingsstructuur van de droogmakerij de Purmer, blijft in de loop der jaren overeind. Latere 80

ontwerpen versterken of herstellen het oorspronkelijke ontwerp en geven vorm aan de toenemende betekenis van het bos voor de recreatie. En het Phoenixpad voegt een nieuwe, stedelijke culturele laag toe aan het Purmerbos. Het Purmerbos is uiteindelijk vooral een stadsbos. Met het groeien van Purmerend is de recreatieve betekenis, als uitloopgebied voor de woonwijken, toegenomen.

Reden: hond uitlaten Aankomst: voornamelijk auto, sommige lopend vanuit de wijk Hoe vaak: meeste meerdere keren per week Tijd: meeste zijn er minstens een uur, meeste 1,5 uur Route: meeste hebben geen vaste route Activiteiten: Wandelen, bankje zitten, picknicken, hardlopen, bootcamp, speeltuin, Grootste kwaliteit: Honden uitlaten, rust, ruimte, mensen ontmoeten. Positieve plekken: Rand van het bos, oerbos, kleine paadjes, kabouterbos Negatieve plekken: Verharde paden, plekken waar agressieve honden zijn, plekken met hangjongeren en rotzooi Aandachtspunten: Monotoon, weinig kleine paden, achterstallig onderhoud, snelle fietsers Typering: rust, groen, aangelegd, niet spannend, hondenlosloopgebied, niet echt bos Doen: lekker actief bezig zijn, mensen ontmoeten, flora en fauna


4.2.1 Plangeschiedenis Initiatief In 1972 heeft Purmerend als groeikern nog een ferme taak om mee te helpen het woningtekort van de Amsterdamse agglomeratie op te lossen. Daarvoor maakt zij een structuurplan dat vorm geeft aan die grote ambitie. Purmerend voorziet een uitbreiding in de Purmer ter weerszijden van de Westerweg en verwerft forse grondposities. Rondom de stedelijke uitbreidingsgebieden zijn groene randen getekend. Een groenzone verbindt de groene rand met het vernieuwde centrumgebied van Purmerend (struktuurplan, 1972). Na het aflopen van het groeikernenbeleid in de jaren 1980 blijft de gemeente Purmerend zitten met haar grondposities, wat enorm drukt op de begroting. Zij stelt vervolgens alles in het werk om haar grond kwijt te raken. In 1981 formuleert zij de behoefte aan 200-300 ha bos in verband met het grote tekort aan recreatief groen voor Purmerend. Voor de realisatie daarvoor doet de

gemeente een beroep op de rijksregeling voor bijdragen aan werkgelegenheid in de bosbouw 1984-1985. Door langdurige procedures loopt dat beroep spaak. De realisatie lukt uiteindelijk via de regelingen van de Randstadgroenstructuur. De gronden worden overgedragen aan het Rijk (Principe-besluit, 1984). In het principebesluit stellen B&W voor het voorkeursmodel van het bos (1984) uit te breiden met ca. 40 ha ten zuiden van de Purmerbuurt. Het geldende bestemmingsplan laat daar ruimte voor recreatieve elementen zoals een trekkerscamping, lig- en speelweiden, picknickplaatsen, wandel- en fietspaden. Dit intensiever recreatief gebruik sluit goed aan op de bestaande woonwijken. Ondertussen werkt Staatsbosbeheer aan de concretisering van de Randstadgroenstructuur voor Noord-Holland, in het rapport ‘Bijdrage van bos aan de Randstadgroenstructuur. In Noord-Holland (1984) wordt onder andere de Purmer aangewezen als een locatie voor een nieuw bos.

Groeikern Purmerend heeft grote behoefte aan een uitloopgebied, er zijn goede groeiverwachtingen voor het bos en er zijn geen beperkingen i.v.m. natuurwetenschappelijke waarden. Het gaat hier om een multifunctioneel bos, dat wil zeggen een productiebos met recreatief medegebruik en natuurwaarden. Het recreatief medegebruik van het productiebos komt tot uiting in afwisseling langs de paden en plekken om even in de luwte te zitten. De recreatieve waarde van het bos zelf ligt in de wandelmogelijkheden en de omlijsting die het bos kan bieden voor verblijfsrecreatie (Staatsbosbeheer, 1984). Veranderende context Het Recreatiebasisplan Waterland (Staatsbosbeheer, 1989) plaatst het Purmerbos in een regionale context. Recreatiegebieden aan de randen van Waterland moesten Waterland zelf rustig houden. De recreatieve betekenis van het Purmerbos komt tot uiting in een netwerk van wandel-, fiets-, en ruiterpaden en ligweiden, dagcamping en toeristisch

Locatie voor een nieuw bos in de Purmer volgens de Randstad-

Het structuurplan uit 1972 toont de groeikern Purmerend in volle glorie.

groenstructuur Noord-Holland

Het latere Purmerbos is nog bestemd als woongebied

(Staatsbosbeheer,1984)

1972Purmerend, 1972) Struktuurplcn Purmerend (gemeente

81


kampeerterrein, zitgelegenheid en parkeeraccommodatie. De Structuurvisie Purmerend 2005-2020 (2006) plaatst het Purmerbos uitdrukkelijk in de stedelijke (groen)structuur, als onderdeel van een groengordel verbonden met groenvoorzieningen in de stad. Het bos wordt gezien als een stedelijke voorziening. Het toevoegen van een stadscamping in het noordelijk deel en het verbeteren van de verbindingen met de stad, vergroten die betekenis. Het Purmerbos verbindt Purmerend met het cultuurlandschap van de Purmer (BVR, 2006). Regiovisie Waterland 2040 (2008) onderstreept de betekenis van het Purmerbos als stedelijke voorziening. Het krijgt een upgrade door een grotere variatie in groen, meer recreatieve en culturele gebruiksmogelijkheden, kleinschalige toeristische functies (horeca) en een beperkt aantal bosvilla’s. De intensivering van de recreatieve voorziening vinden vooral plaats in het noordelijk deel. Het zuidelijk deel wordt juist aangewezen als mogelijk woningbouwlocatie na 2020.

Recreatieplan Waterland (actualisatie 2012) neemt het Purmerbos op in de recreatieve hoofdstructuur om de grootste recreatiedruk op te vangen in de randen van de steden rond Waterland. Een netwerk van routes voor fiets, paard, voet en skate verbindt de recreatiegebieden in de hoofdstructuur. Het landelijk gebied van Waterland blijft zo behouden voor de rust-, natuur- en cultuur-minnende recreant. Het Purmerbos krijgt een betekenis voor intensieve dagrecreatie (Vista, 2012). In 2017 presenteert de gemeente de notitie Ruimte voor Purmerend, vooral ingegeven door de toezegging om 10.000 woningen te realiseren voor Metropoolregio Amsterdam. In eerste instantie kijkt de gemeente naar een verdichting van het stedelijk gebied, waaronder de golfbaan ten noorden van het Purmerbos en uitbreiding aan de zuidkant van Purmerend. Het Purmerbos krijgt hierdoor het karakter van een stadsbos. En hiermee is de cirkel gesloten: het Purmerbos, ooit aangelegd op overbodige

woningbouwlocaties, dreigt opnieuw woningbouwlocatie te worden (Gemeente Purmerend, 2017). Situatie Het Purmerbos wordt aangelegd in droogmakerij De Purmer, tussen de Westerweg en de Middentocht. De Purmer, in 1622 drooggemalen, is in gebruik genomen als landbouwgebied vanaf twee lengte-assen, de Oosterweg en de Westerweg. Daartussen loopt de belangrijkste watergang, de Westertocht. De sporen van de droogmakerij zijn nog overal te vinden: de rationele opzet, de regelmaat van de kavels, de tochten en vaarten, de ringvaart, de verdiepte ligging ten opzichte van zijn omgeving en het monumentale karakter van de Oosterweg en Westerweg. Ook het ensemble van de Westerweg met zijn laanprofiel, sloten aan weerszijden en (monumentale) stolpboerderijen, is cultuurhistorisch waardevol. Het zuidelijk deel van de locatie ligt lager en heeft last van kwelwater uit de Ringvaart.

De Structuurvisie uit 2006) verbindt het Purmerbos met het centrum en de woonwijken en benoemt de knelpunten daarin (BVR, 2006)

De kansenkaart 2040 ziet het Purmerbos als een stadsbos. Delen ervan worden bestemd voor woningbouw.(gemeente Purmerend, 2017)

82

Het Purmerbos als gebied voor dagrecreatie aan de rand van het Waterlands (Vista, 2012)


Ontwerp en realisatie Het eerste ontwerp van het Purmerbos werd gemaakt door Toon de Groot bij de gemeente Purmerend, bijgestaan door Wenda Stoffel, landschapsarchitect bij Staatsbosbeheer. De eerste ontwerpen zijn hieronder beschreven op basis van een interview met Wenda Stoffel en haar persoonlijk archief. Na de acceptatie van het voorkeursmodel in 1984 is het ontwerp verder uitgewerkt. Het stuk grond tussen de Purmerenderweg en de Molentocht was intussen toegevoegd aan het plangebied, dicht bij al gerealiseerde woonwijken. Het bestemming laat intensievere recreatie toe. Dit deel is als eerste aangelegd. Het bosontwerp laat zich leiden door de rationele verkavelingsstructuur van de Purmer. De Middentocht in het oosten vormt een rechte boswand, zodat het bos als massa goed zichtbaar is. Het bos wordt bewust onderbroken door een deel agrarisch gebied, om het westelijk deel van de Purmer landschappelijk vorm te geven en de beleving op afstand te intensiveren. Daarom heeft het bos

ook distantie tot de Purmerringvaart. Het noordelijke deel krijgt een recreatief programma, het zuidelijke meer nadruk op natuurwaarden. Tegen de Purmerringvaart, waar veel kwel optreedt, is een plas-dras gebied ontworpen. De bosvakken worden begrensd door de aanwezige kavelsloten. Om en om zijn de kavelsloten gehandhaafd en vaak ook verbreed voor de afwatering. De tussenliggende kavelsloten krijgen geen onderhoud en zullen in de loop der tijd ‘verlanden’. De gehandhaafde en verbrede kavelsloten met schouwpaden bieden steeds doorzicht op de Purmer. Met de verschillende bosvakken wordt een compositorisch spel gespeeld van open bos, bos met ondergroei (horsten), duurzaam bos en snelgroeiend bos. Het dichte, duurzame bos ligt vooral aan de kant van de Westerweg om daar de indruk van bosmassa te creëren. De open, snelgroeiende bossen liggen vooral aan de oostkant. De keuze van bomensoorten en hun ‘omloopsnelheden’ garandeert in de loop der tijd de gewenste dynamiek in de compositie van de bosvakken.

Er worden zware primaire paden gepland ten behoeve van de houtproductie. De secundaire recreatieve paden leiden naar open plekken, of naar uitzichtpunten aan de rand van het bos. Ze lopen meestal langs de rand van de afzonderlijke bosvakken en over de schouwpaden van de kavelsloten. Eén uitzichtpunt biedt een panorama op de Purmer. De tertiaire paden zijn dwaalpaden door de bosvakken zelf. Midden in de vier bosdelen liggen grotere open ruimtes voor verblijfsrecreatie. Het ontwerp laat het profiel van de Westerweg en de bebouwing met erf intact, een herinnering aan het agrarisch verleden van het Purmerbos. Vanaf de Westerweg hebben de vier bosdelen steeds één bijna monumentale entree met een bescheiden parkeerplaats, waarvandaan de bezoeker langs een kavelsloot met laanbeplanting het bos in loopt. Vlak na de start van de aanleg in 1987 maakt Staatsbosbeheer een beheervisie voor het Purmerbos (1989). Het is een nauwkeurige uitwerking van het ruimtelijk ont-

Locatie Purmerbos in 1990 (topotijdreis.nl)

Vaarten, tochten en bebouwingslint als cultuurhistorische waarden

Eerste ontwerp van het Purmerbos (1985). Verschillende tinten groen

(www.purmerend.nl/kaarten/erfgoed)

geven de mate van transparantie aan (collectie Wenda Stoffel)

83


werp uit 1984 op de beplanting en de gewenste bostypen, uitgezet over tientallen jaren. Zoals bij alle staatsboswachterijen in de Randstadgroenstructuur gaat de visie uit van een multifunctioneel karakter in elk deel van het bos: houtproductie, recreatie, belevingswaarde en natuurwaarde. Houtproductie neemt qua oppervlakte de belangrijkste plaats in, met zowel snelgroeiende soorten voor de papier- en vezelindustrie als langzaam groeiende bomen voor zaag- en kwaliteitshout. Paden bieden recreatiemogelijkheden en de afwisseling van beplantingstypen verhogen de belevingswaarde: lanen, houtwallen, solitairen, beplanting langs de rand van de paden, wel of geen ondergroei. De natuurwaarden zitten in de ondergroei en komen in het bijzonder tot ontwikkeling in het zuidelijk deel van het Purmerbos. De recreatieve druk is hier veel minder en kwelwater maakt dit gebied minder geschikt voor houtproductie. Naast de ‘routegebonden’ recreatie zijn er enkele plekken voor ‘plaatsgebonden’ recreatie gereserveerd

bij de toegangspunten en een uitzichtpunt over de Purmer. In het noorden van het bos is een open ruimte gereserveerd voor intensievere vormen van recreatie, zoals dagcamping, speel- en ligweiden en een educatiecentrum. Naast de bosbouwkundige uitwerking is de beheervisie een operatie om de beheerkosten te minimaliseren. Dit gaat vooral ten koste van de recreatieve voorzieningen in de vorm van paden en verblijfsplekken, terwijl de nadruk veel meer komt te liggen op de exploitatie van het productiebos. Zo vervalt langs de Middentocht een brede grasstrook met bomen. De grasstrook blijft onbeplant, of het aangrenzende plantvak wordt vergroot. De schouwpaden langs de kavelsloten worden smaller gemaakt en rechtgetrokken, zij springen niet meer heen en weer over de sloten. De open ruimten waar de secundaire paden vaak in eindigen zijn vervallen, terwijl de grenzen van de bosvakken zijn rechtgetrokken. Ook zijn de tertiaire dwaalpaden en een deel van de

=Z“ anäam__ ;‚\\.

‚‘

‚-f€_r— —

secundaire paden vervallen. De laatste zijn vervangen door grasstroken die de ruimtelijke opzet nog enigszins in stand houden. In de toekomst zijn deze grasbanen weer gemakkelijk geschikt te maken voor fiets- en of ruiterpaden. In 2001 ontwerpt Wenda Stoffel, nu met haar eigen bureau, een aanvullende inrichting voor het Purmerbos. Op regionaal niveau (actualisering van het Recreatiebasisplan van Waterland en Streekplanherziening Purmerend West) is het tekort aan dagrecreatieve voorzieningen een aanleiding. Het Purmerbos is volgens de bezoekers nogal saai (Stad, Land en Waterland, Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam, 1998). En ook de ontwikkeling van het bos zelf geeft aanleiding voor een update: de snel groeiende populieren waaruit het bos grotendeels bestaat, zullen gedund moeten worden en vervangen door een volgende generatie bomen (Stoffel, 2001). In de multifunctionele bossen uit de Randstadgroenstructuur, zoals het Purmerbos, verschuift de aandacht

\\

Aïìe\mahoeve \

‘ . I

}Ì\ââ_rìeêîòey_e

\\"\

LEGENDAS HOUTPRODUKTIE

EVT.

PRIMAIR

PRIMAIR

RECREATIE

UITBREIDING RECREATIE-KNOOPPUNT

(op lange termijn)

NATUURONTWIKKELING

PRIMAIR

BELEVINGSASPEKTEN

PRIMAIR

landbouw en vissen;

staatsbosbeheer Nobrd-Holland

"aam:

__

'_'*’

N-H

"

S

89.201

ägb

PURMERBOS ZONERING HOOFDPUNKTIES

basis: schaal:

1225.000

top.krt. gew.

gew.

98W-

96W-

blad: bladen:

De verdeling in hoofdfuncties houtproductie, recreatie, natuur en beleving volgens de beheersvisie uit 1989.Houtproductie is dominant (Staatsbosbeheer, 1989)

84

-

Toevoeging van recreatieve elementen in de aanvullende inrichting (Stoffel, 2001)


van houtproductie naar recreatie, belevingswaarde en natuurwaarde. Dit betekent ruimte voor andere bomen dan populieren, en struiken. Ondertussen is ook de stadsuitbreiding aan de overkant van de Westerweg afgerond. Hierdoor zal het recreatieve gebruik van het Purmerbos toenemen. Het aanvullend ontwerp betreft in hoofdzaak een forse opknapbeurt van het oorspronkelijke ontwerp. Beplantingselementen die sinds de aanleg zijn afgestorven, worden opnieuw aangelegd, bijvoorbeeld de laanbeplanting bij de entrees en de boomgroepen in de open ruimten. Het Purmerbos krijgt hiermee weer een zekere grandeur. Het brengt ook weer elementen terug die in de rationalisatie van het beheer sinds 1989 waren vervallen, zoals de tertiaire dwaalpaden. De belevingswaarde wordt vergroot door intensiever met randbeplanting en ondergroei te werken. Een verhard en doorlopend skeeler- en fietspad, een manege en een speelbos vergroten tot slot de recreatieve mogelijkheden (Stoffel, 2001).

In 2002 benadert de Purmerendse poëziekring Phoenix de gemeente met het idee een poëzieroute aan te leggen in het Purmerbos. Kunstenares Mirjam Bakker krijgt de opdracht deze route te ontwerpen. De route volgt dwaalpaden door de bosvakken. Onderweg vindt je gedichten van middelbare scholieren en van dichters van de poëziekring, in verschillende wijze vormgegeven in cortenstaal. Om de zoveel tijd worden er nieuwe gedichten toegevoegd. Naast de gedichten zijn er vogelhuisjes, letters, silhouetten van vogels en andere objecten. Het is een speurtocht om alles te ontdekken. De ingangspoort bij het begin van de route is helaas gemolesteerd. Een beeld van de Phoenix markeert het einde van de route (Staatsbosbeheer, 2006). Het Phoenixpad legt een extra culturele laag over het Purmerbos. Het is een uitdrukking van de toenemende betekenis van het Purmerbos als een stadsbos. De visie Purmerbos 2020 heeft als doel het versterken van de lokale en regionale recreatieve betekenis van

het Purmerbos (Parklaan e.a., 2011). De ontwerpingrepen zijn eerder versterkingen dan aanpassingen van het bestaande. Zo krijgen de entrees een laanbeplanting (allure) en eindigen in een open plek met afwijkende beplanting en een contrasterende vormgeving (variatie). Een eenvoudig voetpad verbindt de twee delen van het Purmerbos. De recreatieve mogelijkheden worden vergroot door meer en betere paden en door het toevoegen van kleinschalige horeca midden in het bos. De beleving van de waterlopen wordt geïntensiveerd door de introductie van paden langs het water, bruggen en door recreatieve activiteiten te verbinden aan het water. Ook is een nieuwe bosvijver met speelweide ontworpen.

De schets Stadsbos in de Polder verstevigt de betekenis van het Purmerbos als een stedelijke voorziening (Parklaan, 2011)

85


4.2.2 Huidige situatie Context

0

1 km

2 km

Het Purmerbos ligt ten oosten van de stad Purmerend en is onderdeel van de Purmer. Aan de oostzijde van het Purmerbos is er dan ook zicht op het open landschap. Het uitzicht hiernaar wordt als erg positief ervaren. Ten Noorden van het Purmerbos ligt een golfbaan. Het Purmerbos is een uniek gebied in de omgeving, omdat er geen bossen nabij liggen en honden vrij mogen loslopen.

Topografie

0

86

0,5 km

Occupatie


Kavelstructuur

0

Inrichting, open en gesloten

0,5 km

De kavelstructuur is direct doorgetrokken in het bos. Er zijn brede sloten

Het Purmerbos heeft een weinig gevarieerd bomenbestand. De nadruk op de

met omliggend open gebied die de bosvakken geleden.

productie van hout is zichtbaar. In combinatie met de rationele kavelstructuur die is doorgevoerd is het nauwelijks variërend. Er is maar een klein gedeelte dat natuurlijk aandoet. Sommige delen zijn open door de (noodgedwongen) bomenkap. Deze plekken zijn niet gebaseerd op een ontwerp, en zo wordt het ook ervaren.

Toegankelijkheid en routes

Programma en cultuur

Er zijn vier toegangen naar het Purmerbos, waarvan twee die goed

Er is speelnatuur en een hondenstrandje in het Purmerbos. De speelnatuur

verbonden zijn met de wijk en over een parkeerplaats beschikken. Er zijn

is een ‘kabouterbos’ waar hutten gebouwd kunnen worden, en kabouters

verharde paden die voor fietsers gebruikt worden die door het gebied gaan,

worden afgebeeld. Bij het hondenstrandje, kunnen honden het water in. Er

en onverharde paden. Het gebied wordt met name bezocht met de auto.

is dus niet een uitgebreid programma in het Purmerbos. Dit wordt door de geïnterviewden niet als een groot probleem ervaren. Ze komen immers de

Fietspad

hond uitlaten.

Wandelpaden Wandelpaden gras Ruiterpad Speelplekken Boomvakken Open vakken Water Bankjes

87


4.2.3 Gebruik - ‘het honden uitlaatgebied van Waterland’ Gebruikersprofiel De meeste geïnterviewde bezoekers van het Purmerbos zijn inwoners van Purmerend of hondenbezitters uit de regio. Vele kennen elkaar en de honden dan ook van gezicht of van een kort praatje. De minimale concurrentie in de omgeving versterkt dit. Hardlopen, spelen, bootcamp en picknick als doel van het bezoeken van het Purmerbos zijn in mindere mate genoemd. Over het algemeen komen de bezoekers meerdere keren per week. De meeste bezoekers lopen een flinke ronde van zo’n 1,5 uur, met name in het noordelijke deel van het Purmerbos. De geïnterviewden geven aan dat in het weekend en met mooi weer het aantal bezoekers diverser is, zoals families (naar het kabouterbos) en hardlopers. Hondenbezitters zijn de overheersende doelgroep van dit recreatiebos. We hebben hier veel meer hondenbezitters gesproken dan in de andere onderzoeksgebieden. De geïnterviewden noemen het Purmerbos dan ook het ‘hondenuitlaatgebied van Waterland’. Bereikbaarheid De bezoekers komen voornamelijk uit Purmerend (en dan voornamelijk van de aan het Purmerbos grenzende wijken) en uit Ilpendam. Een enkeling komt uit de verdere omgeving. De bereikbaarheid van het gebied wordt hoog gewaardeerd, omdat er een grote parkeerplaats ligt bij de entree en er diverse verbindingen zijn met de wijk. Veel geïnterviewden hebben de auto gebruikt om in het gebied gekomen. Dit kan te maken hebben met het druilerige weer, het overige deel kwam lopend vanuit de wijk. Waardering De bezoekers zijn positief over het Purmerbos. Zij waarderen het meeste het contrast tussen het dichte bos en vanuit daar het weidse zicht op de landerijen met koeien en Hollandse wolkenpartijen. De kleine kronkelende wandelpaadjes door de wat dichtere bosdelen worden ook een aantal keer genoemd. De ingezonden foto’s laten vooral de lange lijnen zien, het contrast tussen de rand van het bos en de polder en de vele doorkijk-

88

4.2.4 Aanbevelingen

jes naar de Purmer. Met name de hondenbezitters zijn tevreden, omdat het een ideaal gebied is om met de hond los te lopen, aanwezigheid van een grote parkeerplaatsen en een strandje waar honden het water in kunnen. Een specifieke plek die als positief wordt ervaren is het ‘oerbos’ in het midden van het gebied, dat wordt omschreven als oud, verdicht en met gevarieerde beplanting. Uit de inzendingen van de fotowedstrijd blijkt dat er een stijgende lijn zit in de waardering voor het bos. Veel inzenders kunnen zich nog herinneren dat het net aangeplant was en zien na al die jaren eindelijk een dicht bos ontstaan. ‘We zien het bos veranderen van een productiebos naar een recreatiebos’ In het Purmerbos is opvallend vaak aangegeven dat mensen het goede onderhoud waarderen. Bereikbaarheid Het samenvattende bezoekersonderzoek (Graat, 2017) concludeert dat in veel jonge recreatiebossen de saaie en eentonige uitstraling een aandachtspunt is. Ook in de interviews werd het bos als saai en eentonig ervaren, vooral de rechtlijnige paden. In het Purmerbos zijn - vermoedelijk door die eentonigheid - weinig kenmerkende plekken benoemd. Andere aandachtspunten die worden genoemd, zijn de hangjongeren en de gevaarlijke snelheid van fietsers.

Het noordelijk deel van het Purmerbos heeft vooral betekenis als stadsbos, als uitloop voor het stedelijk gebied. In het zuidelijke deel ligt de nadruk op natuurontwikkeling en natuurontdekking. Die tweedeling is met zijn contrastrijke complementariteit bijzonder waardevol en het behouden waard. Het noordelijk deel heeft een toekomstperspectief als stadsbos, een recreatiebos voor de bewoners van Purmerend. Dat vraagt om uitstekende verbindingen met het stedelijk gebied en een aantal strategisch geplaatste voorzieningen. In dit perspectief heeft de golfbaan ten noorden van het Purmerbos potentie als een fraaie woningbouwlocatie. Als het Purmerbos vooral een betekenis heeft als stadsbos, ligt het voor de hand dat de stad Purmerend een forse bijdrage levert aan het beheer en onderhoud. Het zuidelijk deel van het Purmerbos blijft in onze ogen een bijzonder extensief gebruikt gebied, waar de nadruk ligt op natuur en natuurbeleving en wellicht waterberging. En verder heeft het Purmerbos vooral tijd nodig. Najaarsstormen en essentaksterfte hebben behoorlijk huisgehouden en het proces van bosvorming ernstig verstoord. Wij stellen voor om het Purmerbos vooral tijd te gunnen en tien jaar zo weinig mogelijk te doen, anders dan regulier beheer en onderhoud.

—— “Ik kom hier vaak alleen, maar maak vaak een praatje met wat mensen hier of we lopen samen even een stukje op” —— “Het bos is uitstekend onderhouden” —— “Waarom ik hier kom? Voor de hond!” - gebruikers Purmerbos


Belevingskaart bezoekers

Gebruikersonderzoek (Foto: Urban Synergy)

89


4.3 Abtswoudse Bos (Midden-Delfland) Het Abtswoudse Bos is gepland als recreatiebos in het kader van de reconstructie van Midden-Delfland in de tweede helft van de vorige eeuw. Het doel was om recreatieve voorzieningen vooral aan randen van Midden-Delfland te situeren om het waardevolle cultuurlandschap in het midden rustig en open te houden. Dat is gelukt. Ondertussen is de context drastisch veranderd. Midden-Delfland en dus ook het Abtswoudse Bos ligt in een bijzonder dynamisch stedelijk gebied met vele ruimteclaims. FACTSHEET GEBRUIKERSONDERZOEK Dag van de interviews: Donderdag 25 oktober 2018 Aantal interviews: 38 Aantal ingezonden foto’s: 26 foto’s Aantal bezoekers per jaar: 125.000

Vele visies zijn in de loop der jaren al de revue gepasseerd. De kern blijft hierbij hetzelfde, het behoud en de versterking van Midden-Delfland als een open, cultuurhistorisch bijzonder waardevol gebied in het midden van de Zuidvleugel van de Randstad. Het ontbreken van goede verbindingen is in alle visies door de jaren heen een gemeenschappelijk en steeds terugkerend thema: verbindingen tussen het Abtswoudse Bos en het stedelijk gebied, verbindingen over spoor, Delftsche Schie en A13, verbindingen door het bos tussen Delft en Midden-Delfland, en verbindingen met de Rotterdamse Agglomeratie, verbindingen met grote landschappelijke structuren buíten Midden-Delfland (Rottemeren, kust, Nieuwe Waterweg).

90

Het ontwerp voor het Abtswoudse Bos is voor een beperkt deel gerealiseerd. Juist datgene wat het zou kunnen onderscheiden, namelijk het toevoegen van een puntraster, is tussen het ontwerp en de uitvoering op onnavolgbare wijze gesneuveld. Dat maakt het bos niet minder aantrekkelijk. De padenstructuur die losgezongen is van het stramien van de nog steeds zichtbare kavelsloten, de meanderende open ruimte met de suggestie van een kreek, de verrassende vergezichten op Midden-Delfland, het kunstwerk Moeder Aarde op een grote open weide en ook de trein die af en toe door het blikveld raast, het zijn allemaal elementen die het Abtswoudse Bos tot een bijzonder en gevarieerd wandelbos maken. En omdat het bos geen productiebos hoefde te zijn, is de bosaanplant van aanvang gevarieerder dan het doorsnee Polderbos.

Reden: voornamelijk wandelen/ hond uitlaten (enkeling hardlopen, nordic walking etc.) Aankomst: voornamelijk lopend Waar vandaan: Meeste direct naast het gebied (Tanthof delft), verder een enkeling uit delft of de verdere omgeving Hoe vaak: meerdere keren per week Tijd: een paar uur Route: Heuvels water uitzicht Activiteiten: wandelen, hardlopen, socialiseren, boot Grootste kwaliteit: Water, rust, nabijheid, moeder aarde, honden loslopen Positieve plekken: tussendoorpaadjes, plek bij schapen, Kemphaan, water, bruggetjes, open plekken in de bossen Negatieve plekken: Ontmoeten verkeer Aandachtspunten: snelle fietsers, gevaarlijk Typering: achtertuin, afwisseling in open en gesloten Doen: Andere mensen ontmoeten


4.3.1 Plangeschiedenis Initiatief De provincie Zuid-Holland en de betreffende gemeenten belasten de Stichting Onderzoek Midden-Delfland (SOMD) in 1964 met het concretiseren van Midden-Delfland als bufferzone en het maken van de herinrichtingsplannen (Midden-Delfkrant 1977). In een planschets begin jaren zeventig wordt de opzet duidelijk: het midden van Midden-Delfland blijft als cultuurhistorisch bijzonder waardevol landschap een agrarisch gebied, maar aan de noord- en zuidrand, tegen het stedelijk gebied aan, komen meer of minder intensieve recreatiegebieden. Het latere Abtswoudse Bos heeft drukke en minder drukke gebieden. In 1977 neemt de tweede kamer de Reconstructiewet Midden-Delfland aan. Een begeleidende kaart geeft een globale indruk van de grenzen en de te onteigenen gronden, die voor recreatie worden bestemd. Na een Structuurschets in 1980 volgt het opstellen van de daadwerkelijke re-

constructieplannen in drie deelgebieden: Lickebaert, Gagel en Abtswoude. De zonering voor het programma (1984) in het Deelgebied Abtswoude laat het beoogde programma voor het Abtswoudse Bos zien: het accent ligt op het realiseren van een recreatiebos met tegen de stad aan een meer intensief recreatief gebruik. Het duurt nog tot 1996 tot het deelplan vastgesteld wordt en men begint met de uitvoering.

laatste gebeurt door de realisatie van zogenaamde poorten, concentratiepunten van verkeer, horeca, recreatie en ondernemerschap. Deze markeren de entree naar Midden-Delfland en fungeren als transferium en informatiepunt. De TU Delft en Midden-Delfland ontmoeten elkaar in bedrijventerrein Technopolis. Daarnaast omvat de visie het verbeteren van de routes tussen stad en land (Gemeente Midden-Delfland, 2005).

In 2008 loopt de Reconstructiewet Midden-Delfland af. Dat betekent het einde van de planluwte in de voorafgaande decennia. Alle opties liggen weer open. Met alle betrokken partijen maakt de gemeente Midden-Delfland daarom in 2005 de Gebiedsvisie Midden-Delfland. De kaartloze visie richt zich op het behoud en de versterking van het cultuurlandschap van Midden-Delfland en het versterken van de verbindingen met het omringende stedelijke gebied. Dat

Het Landschapsontwikkelingsperspectief uit 2009 werkt de gebiedsvisie verder uit. De gebiedsvisie besteedt nauwelijks aandacht aan de dan al gerealiseerde recreatiegebieden als het Abtswoudse Bos en dan nog in negatieve zin: “Bossen horen niet thuis in Midden-Delfland, hooguit aan de randen als invulling van een recreatieve vraag en om bebouwing en noodzakelijke infrastructuur aan het oog te onttrekken.” (Slabbers, 2009)

Indelingsplan uit 1968 met zonering van het recreatiegebied Midden-Delfland-Oost. Abtswoudse Bos valt in categorie I (druk) en II (Jong, 1975)

Programmatische zonering van Midden-Delfland (Oostwaard, 2010)

91


Veranderende context In 2010 verschijnt de visie Science Port Holland, een initiatief van de TU Delft en de gemeenten Delft en Rotterdam. Deze visie illustreert de druk vanuit het stedelijk gebied van de Zuidvleugel van de Randstad op Midden-Delfland. Tot dan toe is alle (beleids)energie gericht op het behoud van het cultuurhistorische landschap als bufferzone. De recreatiegebieden, waaronder het Abtswoudse Bos roepen door hun ligging een halt toe aan de stedelijke uitbreidingen en bieden en passant recreatieve voorzieningen aan de stadsbewoner. De visie Science Port Holland verbindt de Technopolis van de TU Delft via een biotechpark met polder Schieveen, een ontwikkelgebied rond Rotterdam Airport en de medische campus van de Erasmusuniversiteit tot een geheel. De nabijheid van de universiteiten maakt het gebied interessant voor de vestiging van innovatieve bedrijven. Het gebied tussen de Schie en de A13 omvat het oostelijke deel van het Abtswoudse Bos dat betekenis krijgt als etalage en proefgebied ten behoeve van de

nieuwe bedrijvigheid in Science Port (www.ggau.net). De notitie Perspectief op het landschap in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH, 2015) gaat nog een stap verder en benoemt Midden-Delfland als een belangrijke vestigingsvoorwaarde. Het vormt onder de naam Hof van Delfland het ‘central park’ van deze metropool. Midden-Delfland krijgt dan ook stevige groene randen als onderscheid met het bebouwde gebied. Monumentale lanen maken het park toegankelijk en zorgen voor de verbindingen met en tussen de verschillende stedelijke gebieden, bijvoorbeeld de Delftsche Schie en de Abtswoudseweg. Dwars door het Abtswoudse Bos loopt een doorgaande fietsroute (West8, 2015). Het Bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Delft uit 2015 voorziet juist een toenemende recreatieve betekenis van het Abtswoudse Bos voor de stad. Daarom wil zij de landschappelijke kwaliteiten en identiteiten versterken, de recreatieve programmering vergroten en de

toegankelijkheid verbeteren. Het plan brengt een differentiatie aan tussen de verschillende delen: tussen A4 en Abtswoudseweg open weidelandschap met vergezichten diep Midden-Delfland in, vervolgens tot aan de Delftsche Schie een recreatiebos naast de woonwijk Tanthof en tussen de Schie en de A13 intensievere en meer culturele vormen van recreatie in aansluiting op het bestaande Art Center en Technopolis. De nota Omgangsvormen met een landschap van stand; Gebiedsbeschrijving landschap Midden-Delfland (Feddes, 2016) bewandelt de middenweg en bepleit onder andere een onderscheid tussen agrarisch beheer, natuurbeheer, bosbouwkundig beheer en intensief parkbeheer. Hierdoor krijgen de recreatiegebieden die in Midden-Delfland in de loop der jaren zijn gerealiseerd een sterkere eigen identiteit. Het Abtswoudse Bos krijgt in deze visie de betekenis van Stadslandgoed met een intensief recreatief, cultureel programma. Het is dat niet alleen maar voor de Delftenaren, maar een

Perspectief voor de Abtswoudse Polder als schakel tussen stad en cultuurlandschap (Slabbers, 2009)

92

Midden-Delfland als het Central Park van de metropool Den Haag –

Abtswoudse Bos als onderdeel van het vestigingsklimaat van

Rotterdam met stevige randen (West8, 2015)

Science Port Holland (www.ggau.net)


bestemming voor de regio. Een brug over de Delftsche Schie is daarvoor een randvoorwaarde.

het Abtswoudse Bos op de grens ligt van een kleidek en het lager gelegen veen.

Situatie Het Abtswoudse Bos is aangelegd ten zuiden van Delft, tussen de woonwijk de Tanthof en de Mantjeskade. Aan de westzijde vormt het historische lint van de Abtswoudseweg de begrenzing, aan de oostzijde de A13. Van noord naar zuid lopen de spoorlijn Delft - Rotterdam en de Delftsche Schie door het gebied, met als resultaat dat het bos in drie sterk gescheiden stukken is verdeeld. De basis is het slagenlandschap met smalle, lange kavels die afwateren op de Schie, en agrarische bebouwing langs de linten van de Abtswoudseweg en de Delftsche Schie. Langs de Schie, de ontginningsbasis, staan nog een aantal historische boerderijen (rijksmonument). In het oostelijk deel liggen een aantal boerderijen op oude kreekruggen, die overal in Midden-Delfland iets boven het maaiveld uitsteken.Naast de kreekruggen is op de hoogtekaart ook goed te zien dat

Verbindingen in Midden-Delfland. Het Abtswoudse Bos als stadslandgoed (Feddes, 2016)

Locatie Abtswoudse Bos in 1990

Abtswoudse Bos op de overgang van hoger en

(www.topotijdreis.nl)

lager (blauw). In het oostelijk deel is een kreekrug herkenbaar (www.ahn.nl)

De geologische ondergrond en archeologische vindplaatsen (Stichting MDIM, 2014)

93


Ontwerp en realisatie Het eerste ontwerp voor het Abtswoudse Bos uit 1984 is gemaakt door Steven Dusseldorp en Hans van Kempen bij Grontmij. Het ontwerp omvat alle recreatiegebieden in het deelgebied Abtswoude van het reconstructiegebied Midden-Delfland, ook die boven Vlaardingen en Schiedam, inclusief een aantal verbindingen. De ontwerpbenadering is bij alle gebieden hetzelfde, zij het met andere middelen uitgevoerd. Het Abtswoudse Bos is in de zonering gekenschetst als een omvangrijk bosgebied, het gedeelte tussen de Delftsche Schie en de A13 als gebied voor dagrecreatie (interview Dusseldorp en Van Kempen, 2018). Het ontwerp ontleent zijn structuur uit drie lagen: geomorfologie, occupatie en de nieuwe functies. De geomorfologie komt tot uitdrukking in de meanderende open ruimte, die verwijst naar de grens van kleidek en veen en het kleine hoogteverschil daartussen. Dit zorgt voor continuïteit tussen de deelgebieden aan

weerszijden van spoor en Delftsche Schie. Een waterloop accentueert de grens. De occupatielaag vinden we terug in de richting van kavelsloten, om-en-om gedempt, die de bosvakken begrenzen en in het vrijhouden van de bebouwingslinten langs de Abtswoudseweg en de Delftsche Schie. De nieuwe recreatieve functie komt tot uitdrukking in een raster dat over het gebied gelegd is, soms in de vorm van paden, soms in de vorm van grasbanen. Op de snijpunten van het raster staat een bescheiden object. Dat laatste is geïnspireerd op het prijsvraagontwerp van Bernard Tschumi voor Parc de la Villette in Parijs (1983). De vormstructuren liggen onbemiddeld over elkaar heen, zodat steeds verrassende combinaties ontstaan. In de visie van de ontwerpers vergroot dat de belevingswaarde voor de bezoeker en biedt het de bezoeker houvast om zich te hechten aan het bos. Langs het spoor zien we een schuine snede die de grens vormt tussen het recreatiebos en een sportterrein. Aan de zuidkant fragmenteert het bos in

Recreatiegebieden in deelplan Abtswoude met elk een eigen vormentaal (collectie Hans van Kempen)

94

losse vakken. Dat kadert het uitzicht op het open landschap van het Midden-Delfland op een steeds andere manier in (Dusseldorp, 1985). De aanleg van het Abtswoudse Bos is 15 jaar later, rond 2000 gestart. Het is onduidelijk wat er tussen het ontwerp en de uitvoering is gebeurd. De hoofdopzet van kavelsloten, bosvakken en een meanderende open ruimte, is gebleven. Het (punt)raster is niet gerealiseerd en de grens met de sportvelden is netjes rechthoekig aangelegd. De ‘fragmentatie’ aan de zuidzijde is strakgetrokken. De suggestie van een kreek in de meanderende open ruimte wordt deels teniet gedaan door het water uit te breiden tot een vijver in het zuidelijk deel. Kunstenares Edith Kieser benadert in 1996 het uitvoeringsburo van de Reconstructie Midden–Delfland: “In dit bos zou een plek moeten ontstaan die als oriëntatiepunt dient, aanzet tot een aanschouwelijke belevenis […] en ook als “natuurlijk” te ervaren zal zijn.” Zij stelt voor een enorm mensfiguur te realiseren als ’land art’. Landschapsarchitect Wenda Stof-


fel wordt gevraagd het ontwerp te begeleiden en in te passen. Midden in het bos, omsloten door een meander van het water ligt nu een grote weide, met radiaal geplante essen. Midden in deze ruimte ligt de suggestie van een vrouwenlichaam van zo’n 4-5 meter hoog. Het pad over de ledematen is besloten, vanaf het hoofd is er een prachtig uitzicht over Midden-Delfland en in het midden ligt een ronde vijver, ‘de bron van leven’ (interview Stoffel). De directe aanleiding voor het herontwerpen van het Abtswoudse Bos in 2011 is de voorgenomen aanleg van een 380 kV en 150 kV leiding door het gebied, voor het Recreatieschap Midden-Delfland een mooie gelegenheid het bos te actualiseren. Bosch Slabbers landschapsarchitecten maken een ontwerp, dat van het Abtswoudse Bos (weer) een deel van Midden-Delfland moet maken, door het toepassen van meer openheid (weiland met koeien, zichtlijnen en verbindingen naar het open agrarisch landschap, meer water en minder bos). De meanderende beek wordt

verbreed en Moeder Aarde wordt een eiland in het water. Het ontwerp erkent de drie delen van het bos met elk unieke kenmerken en perspectieven, in tegenstelling tot het oorspronkelijk ontwerp. Het ontwerp baseert zich op het bestaande landschap van Midden-Delfland, met daarin nieuwe en bestaande recreatieve elementen. Dat geldt vooral voor het westelijke deel, terwijl het oostelijke deel zich richt op een programmatische aansluiting bij Technopolis. Culturele voorzieningen in de vorm van land art projecten bieden een passend uitloopgebied. En in het tussenliggende gedeelte wordt aansluiting gezocht bij de stad in de vorm van stadslandbouw (Bosch, 2011). Op het eerste gezicht is niet veel van dit ontwerp gerealiseerd. De 300 en 150 kV leidingen zijn ingegraven en het tracé is weer netjes aangeheeld.

Land art krijgt maat en schaal in het Abtswoudse Bos (collectie Wenda Stoffel)

Masterplan uit 2011 voorziet een ander perspectief voor de verschillende delen van het Abtwoudse Bos (Bosch Slabbers, 2011)

Uitsnede Abtswoudse Bos, een raster met bosvakken en een meanderende

Het schetsontwerp voegt het westelijk deel van het Abtswoudse Bos toe

open ruimte (collectie Hans van Kempen)

aan het landschap van Midden-Delfland (Bosch Slabbers, 2011)

95


4.3.2 Huidige situatie Context

0

1 km

2 km

Het Abtswoudse Bos ligt ten zuiden van Delft, grenzend aan de wijk Tanthof. Het recreatiebos is ten oosten en westen begrensd door twee historische bebouwingslinten. Het gebied wordt van noord naar zuid doorsneden door een spoorlijn (Delft-Rotterdam) en een waterloop (de Schie). Het gebied wordt door de geïnterviewde gebruikers gezien als onderdeel van het grotere recreatienetwerk van Midden-Delfland. De beleving en waardering van het Abtswoudse Bos wordt voor velen mede bepaald door de ligging in (en daarmee de zichten op) het veenweidegebied van Midden-Delfland. Zoals aangegeven op de kaart liggen in de nabije omgeving van het Abtswoudse Bos een aantal andere recreatiegebieden van vergelijkbare schaal (m.n. rond Delft, maar ook ten noorden van Schiedam).

Topografie

Occupatie

0

96

0,5 km


Kavelstructuur

Inrichting, open en gesloten

0

0,5 km

De oorspronkelijke kavelstructuur is in het ontwerp grotendeels behouden

De inrichting van het Abtswoudse Bos wordt gekenmerkt door de

en met name zichtbaar als grenzen van de bosvakken. De kavelsloten

afwisseling in open en gesloten gebieden. Dit komt op drie niveaus tot uiting.

zijn om-en-om gedempt. Daaroverheen is een duidelijk afwijkende

Ten eerste worden de relatief kleine gesloten bosvakken begrensd door

ontwerplaag toegevoegd met een eigen vormentaal. Door het behouden

smalle lange open ruimtes in lijn met de oorspronkelijke kavelstructuur. Ten

van de kavelstructuur worden de bosvakken als smal ervaren, waarvan de

tweede staat de som van de gesloten bosvakken als ‘geheel bos’ in contrast

gebruikers benoemden dat dit afbreuk doet aan de ervaring als een ‘echt

met de meanderende open ruimte van water en oevers. En tot slot biedt

bos’.

het Abtwoudse Bos als geheel een contrast met het aangrenzende open veenweidelandschap van Midden-Delfland.

Toegankelijkheid en routes

Programma en cultuur

De meest dominant gebruikte route door het Abtswoudse Bos is de

In het Abtswoudse Bos zijn een aantal voorzieningen te vinden. De grootste

doorgaande route van Rotterdam naar Schipluiden. Vanuit de wijk Tanthof zijn er diverse toegangen tot het Abtswoudse Bos via fiets- en wandelpaden. Deze padenstructuur slingert door het gebied en heeft enkele aansluitingen op hoofdroutes naar Rotterdam, Delft en Schipluiden. De verbinding tussen de gebieden onderling is slecht door het spoor en de Schie die het gebied doorkruisen.

is het sportpark met daaraan grenzend het terrein van de kynologenclub. Hier is ook ruimte voor parkeren. Andere plek waar geparkeerd kan worden is aan de oostrand nabij de Schieweg. Verder zijn er nog een camping en kanoverhuur te vinden. Er is één kunst-gerelateerde voorziening, namelijk Moeder Aarde, tevens uitkijkpunt.

Fietspad Wandelpaden Wandelpaden gras Ruiterpad Speelplekken Boomvakken Open vakken Water Bankjes

97


4.3.3 Gebruik - ‘mijn achtertuin’ Gebruikersprofiel Het Abtswoude Bos is een plek waar bezoekers komen voor een wandeling, rust, beweging, het genieten van het (omliggende) landschap en om anderen te ontmoeten. Er komen hier verschillende doelgroepen, zoals hondenbezitters (de hond mag hier loslopen), wandelaars, hardlopers, (race)fietsers en kinderen. De meeste geïnterviewden bezoeken het gebied meerdere keren per week tot elke dag. Bereikbaarheid De bezoekers van het Abtswoudse bos wonen voornamelijk in Tanthof, de wijk direct grenzend aan dit recreatiebos. Men komt over het algemeen dan ook lopend en een deel van de bezoekers ziet het gebied zelfs als ‘hun achtertuin’. Men gebruikt het Abtswoudse Bos vaker om te ontmoeten dan de andere recreatiebossen. De geïnterviewden bezoeken meerdere keren per week het gebied. Toch blijkt uit ‘Bezoek aan recreatiegebieden in Zuid-Holland 2013-2014’ (Van der Most en De Vries, 2014) dat 46% van de bezoekers het Abtswoudse Bos slechts één keer per jaar bezoekt. Enkele geïnterviewden gebruikten het gebied als recreatief doorgangsgebied op hun weg door Midden-Delfland of dagelijkse woon-werkverbindingen tussen Delft en Rotterdam. Het Abtswoudse Bos kan als bovenlokaal gebied worden aangemerkt, aangezien dit recreatiebos onderdeel uitmaakt van het grotere recreatienetwerk van Midden-Delfland. De beleving van het Abtswoudse Bos is voor enkele gebruikers daarmee onderdeel van de beleving van het meer regionaal bekende en gebruikte veenweidegebied van Midden-Delfland. De nabijheid is de belangrijkste factor bij de waardering van de bereikbaarheid. Vanuit de wijk zijn er diverse toegangen. In eerdere onderzoeken komt naar voren dat 65% van de recreanten eerder naar een recreatiegebied zal gaan dat niet aansluit op het wensenpakket, maar wel vlakbij ligt, dan naar een gebied dat verder weg ligt en wel aansluit op de wensen (Goossen en de Boer, 2008).

98

Waardering De variatie in open stukken en gesloten bosdelen wordt over het algemeen goed gewaardeerd. De meanderende waterpartijen worden door nagenoeg alle geïnterviewden benoemd als favoriete plek. Men kan over bruggetjes lopen en heeft mooie doorzichten door het riet en de eilandjes in het water. De verhoogde belevingswaarde door waterpartijen blijkt overigens universeel voor recreatiegebieden (Goossen en de Boer, 2008). Verder wordt het aanwezige hoogteverschil als aantrekkelijk gezien. Moeder Aarde, de heuvelpartij in de vorm van een vrouwenlichaam, wordt daardoor als positief gewaardeerde plek aangewezen. De ingezonden foto’s verbeelden met name de afwisseling in natuurtype zoals gesloten bosdelen, rijke oeverbeplanting en de kronkelende fijne padenstructuur. Verbeterpunten Hoewel de eerder genoemde open stukken en gesloten bosdelen goed worden gewaardeerd, vindt een enkeling dat het bos door het regelmatige ritme van losse bosvakken juist onnatuurlijk aandoet, wat negatief gewaardeerd wordt. Het sluit niet aan op het beeld dat veel bezoekers hebben van een ‘bos’. Deze bevinding sluit aan op de onderzoeksresultaten van de Samenvatting Bezoekersonderzoeken (Graat, 2017). Verder noemen bezoekers als aandachtspunt een aantal keren het doorgaande fietspad dat het gebied doorkruist. Dit levert gevaarlijke situaties op. Het fietsen en wandelen, wat de twee belangrijkste activiteiten in dit gebied zijn (Van der Most en De Vries, 2014), zijn niet optimaal op elkaar afgestemd. Er wordt dan ook vaak door de geïnterviewden aangegeven dat dit tot gevaarlijke situaties leidt.

4.3.4 Aanbevelingen Het Abtswoudse Bos valt in verschillende delen uiteen, begrensd door zware infrastructuur. Het is een flinke opgave om van de drie delen van het Abtswoudse Bos één geheel te maken. Wij pleiten ervoor om dat ook niet te willen, maar de drie delen afzonderlijk van een perspectief te voorzien. We stellen voor om het westelijke deel te zien als een stadspark dat langzaam uitloopt in het cultuurlandschap van Midden-Delfland. Een stadspark als voorportaal van Midden-Delfland. De betekenis als stadspark kan verhoogd worden door programmatisch aan te sluiten op het bestaande sportpark of door de verbinding te leggen tussen voedselproductie in Midden-Delfland en voedselconsumptie in Delft. Het middendeel kan twee kanten op. De ene kant is het uitbuiten van de geïsoleerde ligging en dit deel verder ontwikkelen als een ‘geheim’ bos. De andere mogelijkheid is het aansluiten bij de bestaande camping en dit gebied verder ontwikkelen voor (geprivatiseerde) verblijfsrecreatie. Voor het oostelijke deel ligt het voor de hand om het culturele profiel verder uit te bouwen in aansluiting op het vestigingsklimaat voor de TU en de Technopolis.

—— “Het is heerlijk om snel buiten de stad in de natuur te zijn” ——“Ik ga geregeld naar het park achter ons huis!” ——“Al die kleine eilandjes met rondom water maakt het Abtswoudse Bos zo heerlijk om te wandelen” ——“We liepen over de heuvel van Moeder Aarde. Dat geeft ons heel even een beetje vakantiegevoel, want we wandelen graag in de bergen.” ——“Het uitzicht verandert steeds en blijft boeiend” - gebruikers Abtswoudse Bos


Belevingskaart bezoekers

Gebruikersonderzoek (Foto: Urban Synergy)

99


4.4 Nieuw Wulven (Houten) Nieuw Wulven is tot stand gekomen in het kader van de Randstadgroenstructuur en was dan ook in eerste instantie een multifunctioneel bos, dat wil zeggen een productiebos met recreatief medegebruik en natuurwaarden. FACTSHEET GEBRUIKERSONDERZOEK Dag van de interviews: Zaterdag 27 oktober 2018 Aantal interviews: 30 Aantal ingezonden foto’s: 40 foto’s Aantal bezoekers per jaar: 83.000

In de initiatieffase is Nieuw Wulven expliciet in een regionale context geplaatst. Dat gebeurt op verschillende niveaus: - Ruimtelijk: geleding van stedelijk gebied en structurele bestendiging van de noordelijke stadsrand van Houten, onderdeel van een kring van recreatiegebieden rond de stad Utrecht; - Recreatief: vergroten van het recreatief potentieel van Utrecht-Oost en verlichten van de recreatieve druk op Amelisweerd; - Ecologisch: verbindingszone en overgangszone tussen het stedelijk gebied en het bijzonder waardevolle landschap van de Kromme Rijn. Van de regionale ambities voor Nieuw Wulven is nog weinig terecht gekomen. Dat heeft onder meer te maken met de bijzonder slechte bereikbaarheid. Tegelijkertijd kent Nieuw Wulven forse regionale concurrentie. Amelisweerd bestond al en in de loop der jaren is daar Fort Vechten en Castellum Fectio bijgekomen. Op lokale schaal is Nieuw Wulven wèl een bestemming, dankzij het speelbos en een groot rustig wandelgebied. Het ontwerp voegt zich op het eerste gezicht in de landschapsarchitectonische traditie van zorgvuldig 100

ontwerpen op basis van wat er is. De bestaande kavelstructuur komt terug in de richting en begrenzing van de bosvakken. De waterpartij in het noorden grijpt terug op het meanderen van de Kromme Rijn. Bij nadere beschouwing is Nieuw Wulven een mooi voorbeeld van de trend in de landschapsarchitectuur in de jaren negentig om een extra laag van kunstmatige (vorm)elementen toe te voegen. Het ontwerp wordt als een culturele, eigentijdse daad zichtbaar. In het ontwerp voor Nieuw Wulven zien we dat terug in de getrapte noordrand en de gebogen bosgrens. In de bosvakken komt dat tot uitdrukking in de eigenzinnige loop van de paden, de beweging van de bezoeker door het bos. Voor een groot deel is dit ontwerp ook uitgevoerd en nog steeds zichtbaar. In de tweede fase van aanleg, tien jaar later, doet de historie als een belangrijke thematiek haar intrede. Nieuwe vormelementen zijn nu gerelateerd aan de geschiedenis van Nieuw Wulven en haar omgeving: wallen als de contouren van een Romeins fort, eigenzinnige grondlichamen als uitzichtpunt over het schootsveld van de Nieuwe Hollandse Waterlinie naar Fort Vechten. In Nieuw Wulven zijn nog twee extra lagen over het gebied gelegd: het

Reden: wandelen hardlopen hond uit laten, paardrijden (verteld ook kinderfeestjes, meer kinderen, scholen) Aankomst: Auto, lopend, fiets Waar vandaan: Voornamelijk Houten, sommige aan de rand van houten (dicht bij entree), maar ook rest Houten, verder ook uit IJsselstein, Utrecht, Zeist, ’t Gooi Hoe vaak: voornamelijk meerdere keren per week, sommige een keer per week, of nog minder Tijd: Gemiddeld een uur (minder dan Purmerbos) Route: Activiteiten: wandelen, zitten op bankjes, voedsel plukken, hardlopen, vogels spotten, hond uit laten Grootste kwaliteit: dwalen door de afwisselend ingerichte in bospercelen Positieve plekken: veel goed gewaardeerde plekken zoals, de heuvel met uitzicht, de speelplaatsen, smalle paadjes door het bos, de plekken met reeën, water waar ooit de Rijn liep Negatieve plekken: Verbrede paden, weg terug van wandeling (asfalt en zicht op auto’s) Aandachtspunten: sommige delen zien er aangeplant uit, verbinding Houten noord, last van voertuigen, voorzieningen wc’s horeca Typering: bosgebied, aangelegd, afwisseling (activiteiten), wandelgebied Doen: rust door geen horeca Andere gebieden: er worden veel andere gebieden genoemd, o.a. Verdronken Bos, Panbos, Amelisweerd en Zeisterbos.


speelbos en het kunstproject Time Traveler. Beide ingrepen verdiepen de cultuurhistorische betekenis van Nieuw Wulven. Op twee totaal verschillende manier verwijzen het speelbos en de Time Traveler op een onnadrukkelijke wijze naar de rijke geschiedenis van dit gebied en haar omgeving. Ze bieden fysieke en mentale ruimte om zelf in of met de geschiedenis te spelen.

4.4.1 Plangeschiedenis Initiatief In 1991 besluit de provinciale Stuurgroep Randstadgroenstructuur tot de aanleg van Staatsboswachterij Houten Noord. De locatie, in het landinrichtingsproject Groenraven-Oost, kwam eerst in beeld na het schrappen van een geplande boslocatie ten westen van Nieuwegein. In het zoekgebied, grofweg tussen Houten en Bunnik, is uiteindelijk voor de huidige locatie van Nieuw Wulven gekozen. De inhoudelijke argumenten voor deze keuze zijn het vrij houden van Fort Vechten, het handhaven van de sterke boerenbedrijven in het noordelijk deel (en daarmee het openhouden van het Kromme Rijnlandschap) en het aansluiten op de aanwezige populierenbosjes en biezenvelden (waterzuivering) in het zuidelijk deel (interview Annelies Camping, 2019). Nieuw Wulven wordt onder de naam ‘Houten Noord’ genoemd in de nota Actualisering Randstadgroenstructuur Stadsgewest Utrecht 1993, met als hoofdfunctie extensief recreatief medegebruik, naast het versterken van de geledingszone tussen Houten en Utrecht en het verbeteren van de ecologische verbindingszones tussen Houten,Utrecht en Bunnik. De houtproductie is als functie opvallend afwezig. Het rapport vraagt speciale aandacht voor de landschappelijke inpassing van Fort Vechten en het afstemmen en integreren van de extensieve recreatieve functies van de boslocatie Nieuw Wulven en Fort Vechten. Aan het einde van 1993 wordt de eerste ontwerpschets verwacht (provincie Utrecht, 1993). In 1996 publiceert de Landinrichtingscommissie Groen-raven Oost het rapport Herinrichting Groenra-

ven-Oost, dat het nieuwe bos regionale betekenis toeschrijft als deel van een groene geleding ten oosten van de stad Utrecht, en als stabiele structuur in het overgangsgebied tussen stad en platteland. Tevens zou Nieuw Wulven een deel van de recreatieve druk op Amelisweerd kunnen verminderen. “Naast een natuurfunctie, houtproduktiefunctie en een landschappelijke functie krijgt dit bos een belangrijke recreatieve functie. In dit bos worden fiets-, wandel- en ruiterpaden aangelegd. Het bosgebied Nieuw Wulven krijgt een eigentijdse vormgeving waarin oude patronen herkenbaar zijn.” Belangrijk toevoeging is een recreatieve (fiets)verbinding met de Marsdijk en vandaar verder naar Fort Vechten en Amelisweerd (Landinrichtingscommissie, 1996). Het kaartbeeld uit deze provinciale nota bevestigt de regionale betekenis van Nieuw Wulven als buffer en als recreatiebos. Nieuw Wulven ligt niet alleen ten noorden van Houten, maar ook in de oostelijke stadsflank van Utrecht, als deel van een ring van groengebieden om de stad.

Veranderende context Nieuw Wulven komt in een ander daglicht te staan door de toenemende belangstelling voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW) en de erkenning als bijzonder belangrijk erfgoed. Onder het dominante credo ‘behoud door ontwikkeling’ verschijnen studies naar de mogelijkheden van het behoud en herstel van de NHW door het ontwikkelen van het omliggende landschap. Nieuw Wulven ligt in de zogenoemde Enveloppe 4 van de NHW, het gebied Rijnauwen – Vechten. Het gebied ten noorden van Houten ligt aan de buitenzijde van de verdedigingsgordel en diende destijds als inundatiegebied. Later werd bekend dat wat eerst onschuldige kavelsloten leken, in feite deel uitmaakten van een tankgracht aan de buitenkant van de NHW. Die tankgracht vormt de noordelijke begrenzing van Nieuw Wulven. De publicatie ‘Nieuwe Hollandse Waterlinie: een landschap met een geheim’ (Gessel, 2005) geeft Nieuw Wulven opnieuw die betekenis in actuele vorm: waterberging bij heftige regen en zoetwaterbuffer bij langdu-

Randstadgroenstructuur Stadsgewest Utrecht 1991. De locatie van Nieuw Wulven als nieuw aan te leggen bos (collectie Annelies Camping)

101


rige droogte. Fort Vechten wordt het WaterlinieMuseum, en Nieuw Wulven vormt de verbindende schakel tussen het fort, de Waterlinie en Houten. Sinds 2005 is er veel meer bekend geworden over de Romeinse legacy in de omgeving van Nieuw Wulven. Dat krijgt concreet vorm in de aanduiding van een Romeins fort, Castellum Fectio, dat naast het huidige Fort Vechten lag. In 2010 maakt Parklaan landschapsarchitecten het landschapsplan voor Castellum Fectio. De hoofdas van het Castellum sluit aan op de fietsroute door Nieuw Wulven. In hetzelfde jaar tekent hetzelfde bureau een plan om de tankgracht die in het begin van de vorige eeuw aan de buitenkant van de NHW is aangelegd, aan de vergetelheid te onttrekken (interview Marcel Eekhout, 2018). De gemeente Houten constateert in haar Ruimtelijke Agenda (2014) dat de oorspronkelijke opzet van Nieuw Wulven als een regionaal recreatiebos niet van de grond is gekomen, want negentig procent van de bezoekers komt uit Houten. Als verklaring noemt de gemeente dat er geen commerciële recreatieve voorzieningen in het bos zijn en dat

het bos slecht per auto bereikbaar is. Aan dat laatste gaat de gemeente, samen met Staatsbosbeheer en de provincie, wat doen in de vorm van een nieuwe aansluiting op de Rondweg. Samen met het vergroten van de recreatieve mogelijkheden moet dit ervoor zorgen dat Nieuw Wulven als regionaal recreatiebos een rol van betekenis gaat spelen en overbelaste gebieden als Amelisweerd gaat ontlasten (gemeente Houten, 2016). Hiermee keert Nieuw Wulven weer terug naar de oorspronkelijke doelstelling. Het grote verschil is echter dat het, door het wegvallen van de rijksfinanciering, zelf middelen voor beheer en onderhoud moet opbrengen. In 2015 doet Staatsbosbeheer een open oproep aan ondernemers om in Nieuw Wulven een horecagelegenheid te realiseren om het recreatieve aanbod te versterken. In de regio bevindt zich al een sterke recreatief aanbod, zoals Laagraven, Amelisweerd en Fort Vechten. Nieuw Wulven zou binnen die context een eigen identiteit moeten krijgen.

Situatie Nieuw Wulven is gerealiseerd ten noorden van Houten, tussen de rondweg en de Mastwetering, op het grondgebied van de gemeenten Bunnik en Houten. De waterloop Zijlgraaf vormt de gemeentegrens. In het westen ligt de spoorlijn Utrecht – Den Bosch, en in het noorden Fort Vechten en de A12. In het gebied liggen een paar populierenbossen en verder weidegebied met op regelmatige afstand kavelsloten. Het maakt deel uit van de komgronden in het eeuwenoude cultuurlandschap. Hier en daar zijn onregelmatigheden herkenbaar die zijn terug te voeren op het meanderen van de Kromme Rijn in de Romeinse tijd. De hoogtekaart laat ook duidelijk zien dat Nieuw Wulven lager ligt dan zijn omgeving. Ontwerp en realisatie Eind jaren tachtig maakt Annelies Camping bij de provincie Utrecht de eerste ontwerpschets voor Nieuw Wulven. Zij speelde ook een doorslaggevende rol bij het bepalen van de locatie. Uit de schets valt af te lezen dat het recreatiebos in samenhang met de hoofdas en het schoots-

Tankgracht (groen) tussen Nieuw Wulven en

Locatie Nieuw Wulven in 2000

Fort Vechten (collectie Marcel Eekhout)

(www.topotijdreis.nl)

Landinrichtingsplan Groenraven-Oost 1998. Het ontwerp van Nieuw Wulven is ingetekend (Brons, 2009)

Nieuwe Hollandse Waterlinie, Rijnauwen – Vechten: inunda-

Reconstructie van voormalige rivierlopen

tiegebieden, schootsvelden en accessen (Gessel, 2005)

(collectie Marcel Eekhout)

102


veld van Fort Vechten is ontworpen. De bosmassa’s reageren hierop, en daarnaast zijn de kavelsloten en kavelrichtingen duidelijk te herkennen als basis voor het bosontwerp. Verschillende bosvakken, afgewisseld met open ruimten, scanderen het nieuwe bos en zorgen ervoor dat er een intensieve wisselwerking is tussen bos en cultuurlandschap. De belangrijkste vormingreep is een monumentale water-as loodrecht op de kavelrichting, die eindigt in het midden van een cirkelvormig pad. Kruislingse paden begrenzen verschillende invullingen: water, bos en weide. De schets laat een verandering zien in het landschapsontwerp: de zakelijke traditie van de ruilverkaveling- en landinrichtingsprojecten is losgelaten en nieuwe vormelementen doen hun intrede. De eerste ontwerpschetsen worden in een later stadium, 1995, verder uitgewerkt door Marcel Eekhout (DLG). Daarna startte hij met collega Alex Droog het bureau Park-laan Landschapsarchitecten in 's-Hertogenbosch. Ook de ontwerpopgave voor Nieuw Wulven is een multifunctioneel bos: productie – recreatie – na-

tuur. Productiebos is op dat moment de hoofdzaak, waarbij recreatie en natuur in het kielzog volgen. Het recreatief medegebruik komt vooral tot uitdrukking in de aanleg van wandelpaden, niet in voorzieningen. In verband met de grotere aandacht voor natuurwaarden ligt de nadruk in de loop der jaren steeds minder op houtproductie. De hoofdpaden in Nieuw Wulven zijn nog wel berekend op de doorgang van bosbouwmachines (interview Marcel Eekhout, 2018).

contrastrijke delen van een balletstuk van Jan Fabre, dat Marcel Eekhout zag tijdens het Springdance Festival (Utrecht, 1995). De verschillende kenmerken komen tot uitdrukking in de padenstructuur en de beplantingskeuze in de verschillende bosvakken (interview Marcel Eekhout, 2018): Het Boogbos, het meest westelijke en rustige deel, een droog-vochtig eikenen essenbos (inspiratie: vloeiende bewegingen, zwierige, lichte kleding, pirouetten) kenmerkt zich door gebogen paden. Aan de noordkant is een voormalige sprang van de Kromme Rijn ontgraven ter herinnering aan en explicitering van het historische landschap van rivieren, oeverwallen en komgronden. De ontgraving voegt tevens extra natuurwaarden toe aan Nieuw Wulven.

In het ontwerp voor Nieuw Wulven zien we een duidelijk onderscheid aan weerszijden van de Zijlgraaf. In het noordelijke deel hebben de bosvlakken een grote maat, in het zuiden zijn ze veel kleiner. Daar vormen de aanwezige kavelsloten de begrenzingen van de bospercelen. In beiden delen worden de hoofdrichtingen bepaald door de richting van de kavelsloten. Die hoofdrichting verandert op de Zijlgraaf. De hoekverdraaiing wordt daar geaccentueerd door de Zijlgraaf uit te graven tot een scherende vijver. Het ontwerp van de verschillende bosvakken is geïnspireerd op de

In het Kamerbos in het midden (inspiratie: staccato en heel transparant, voile met doorzicht) liggen de rechte hoofdpaden op een dijklichaam, waardoor je verder kunt kijken en de afstand tot het natte bos en de lage ligging ervaarbaar wordt. De hoofdpaden volgen hun eigen richting, onafhankelijk van de ondergrond.

Nieuw Wulven ligt lager dan zijn omgeving.

Cultuurhistorische elementen rond

Nieuwe Hollandse Waterlinie, Nieuw Wulven

Een voormalige rivierarm is ook goed herken-

Nieuw Wulven (LOS, 2016)

in het inundatieveld (Gessel, 2005)

baar (www.ahn.nl)

Schetsontwerp Nieuw Wulven ca. 1990

Globaal ontwerp Nieuw Wulven

(collectie Annelies Camping)

(Landinrichtingscommissie, 1996)

103


Vanaf het meest noordelijke pad is het agrarisch gebied zichtbaar tussen de (rij) bomen. Het Dwaalbos in het oosten (inspiratie: scherven, in het ballet werd met stapels borden gegooid) is een vochtig essenbos. Het kenmerkt zich door het ontbreken van een heldere padenstructuur of wel door fragmentatie en dolen. Soms zijn de bewegingen gehoekt, soms gebogen. Het Drasbos ten zuiden van de Zijlgraaf (inspiratie: chaos) is het meest lage en natte gedeelte van Nieuw Wulven, een bos van elzen en wilgen. In dit gebied lagen al enkele populierenbossen. Deze zijn aangevuld met verschillende bosvakken en een pad met allerlei scherpe hoeken en vreemde bochten zonder directe aanleiding of wetmatigheid. In het Entreebos aan de oostzijde van Nieuw Wulven zijn de bosvakken ontworpen als een transparante boomweide (als veilig welkom) van kers, een referentie naar de vele boomgaarden in het Kromme Rijngebied. In Nieuw Wulven zijn twee doorgaande fietsroutes ontworpen, een van Houten naar het Noorden (Fort Vechten en Amelisweerd) en een naar het

Ontwerp tweede fase Nieuw Wulven (gekleurd) (collectie Stephan Hermens)

104

oosten (Kromme Rijngebied). Aan de noordkant en de oostkant is er een entree voor bezoekers die met de auto komen. Rond 2000 begint de uitvoering van het ontwerp voor Nieuw Wulven aan de Bunnikse zijde. Het is onduidelijk wat er in de vijf jaar tussen het ontwerp en de aanleg is gebeurd, in hoeverre het ontwerp nog verder is uitgewerkt of is uitgekleed. Eekhout is hier niet meer bij betrokken. In 2006 heeft Stephan Hermens een actualisatie gemaakt van het ontwerp voor Nieuw Wulven. Stephan Hermens werkte van 1992 – 2015 bij DLG. De directe aanleiding voor de actualisatie is de voorgenomen start van de aanleg van de tweede fase, het Houtense deel van Nieuw Wulven en het Entreebos. In de tien jaar tussen het eerste en het tweede ontwerp is er veel bekend geworden over de Romeinse legacy en de Nieuwe Hollandse Waterlinie in (de omgeving van) het plangebied. Nieuw Wulven moet zich opnieuw verhouden tot dit erfgoed. De belangrijkste ingreep van het ontwerp voor de tweede fase van

Nieuwe Wulven is het vergraven van de Zijlgraaf tot het ruimtelijk structurerend element van het bos. Onder deze zone ligt een hoge druk gastransportleiding. Een deel van de zuidelijke oever wordt vervolgens ingericht als een plas-drasgebied. De gedolven grond is gebruikt om de contouren van een Romeins fort aan te geven, als een veilige omwalde kinderspeelplaats. Een ander deel van de grond is gebruikt voor de oostelijke entree: een plateau met een bomengrid van 5x5, waar het toegangspad diagonaal doorheen snijdt (interview Stephan Hermens, 2018). Hermens ontwerpt het bos ten zuiden van de Zijlgraaf veel meer als een dynamische afwisseling van bosvakken en open ruimtes. In het hele plan zijn de paden vloeiender gemaakt. Het vergrote bewustzijn van de omgeving van Nieuw Wulven leidt in het ontwerp tot zichtlijnen richting Fort Vechten en de omliggende komgronden, versterkt door een grondlichaam van ca. 5 meter hoog als uitzichtpunt. Halverwege de jaren 1990 introduceert Staatsbosbeheer het speelbos als nieuw speerpunt van haar beleid. Het is idee is om jongeren op een


aantrekkelijke wijze in aanraking te brengen met natuur. Op gezamenlijk initiatief van de gemeenten Bunnik en Houten en Staatsbosbeheer is Nieuw Wulven benoemd als locatie voor een speelbos. De uitwerking en het ontwerp is uitbesteed aan Sigrun Lobst van bureau Aardrijk. Het ontwerp voor het speelbos uit 2006 voegt zich in de kaders van fase twee van Nieuw Wulven. Het vormt een extra thematische laag, geïnspireerd op de Romeinse geschiedenis van de locatie en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het ontwerp sluit aan op het speelfort en breidt het thema van de Romeinen uit met een notenakker. Aan de andere kant van het fort wordt een bosvak bestemd tot verdwaalbos (Lobst, 2008). De belangrijkste ingreep in het ontworpen bos is de introductie van een langzaam stromende, pittoresk slingerende beek in een van de bosvakken, met eilandjes, vlotten, dammen en bruggetjes. “Geen betere plek dan een inundatieveld van de NHW om spelenderwijs de kracht van water te ontdekken”. En langs de Zijlgraaf is een deel van het plas-drasgebied

omgevormd tot een ‘eilandenrijk’ met spannende bruggetjes. In 2009 krijgen Eric Klarenbeek (met Maartje Dros & Sergio Davila) de opdracht van Centrum Beeldende Kunst Utrecht om een overkoepelend kunstplan te maken voor het Speelbos, waarbij verblijven en oriënteren centraal staan. Dat krijgt in het ontwerp de vorm van een collectie van objecten, die over het gebied verspreid zijn en verwijzen naar o.a. de Romeinen en de NHW (Gemeente Houten, 2011). Een serie houten banken vertelt als tijdlijn het verhaal van het gebied. Twee granieten navigatiestenen plaatsen Nieuw Wulven in het middelpunt van de wereld en geven als een ‘schatkaart’ de plaats van alle objecten aan. Bij de oostelijke entree is een vergroting van een Romeins masker geplaatst, dat dichtbij is opgegraven. Een betonnen periscoophuisje en schietmuur verwijzen naar de NHW. En een hut refereert aan een middeleeuwse nederzetting, gevonden bij archeologisch onderzoek. In 2015 doet Staatsbosbeheer een

open oproep aan ondernemers om in Nieuw Wulven een horecagelegenheid te realiseren en het recreatieve aanbod te versterken. De Stichting Natuurlijke Recreatie mag haar plannen verder uitwerken, voor horeca en (gratis) recreatieve voorzieningenbij het speelbos. Het speelbos krijgt zo meer betekenis als bestemming. Een nieuwe entree versterkt de bereikbaarheid van Nieuw Wulven voor bezoekers met een auto. Een relatief bescheiden parkeerplaats ligt op de plek van de huidige notenakker (Staatsbosbeheer, 2018). Het nieuwe ontwerp geeft Nieuw Wulven een kern.

Schetsontwerp Speelbos (Lobst, 2008)

Time Traveler, Nieuw Wulven in het centrum van de wereld

Nieuwe toegang en nieuwe voorzieningen voor Nieuw Wulven

en de geschiedenis (www.maartjedros.nl)

(Staatsbosbeheer, 2018)

105


4.4.2 Huidige situatie Context

0

0,5 km

1 km

Nieuw Wulven ligt ten noorden van Houten, grenzen aan de wijk Houten Noord-Oost. Nieuw Wulven wordt door de geïnterviewden gezien als één van de vele mogelijkheden in de nabije omgeving om te recreëren. Ieder van deze recreatiegebieden heeft een eigen karakteristiek in relatie tot wat er al dan niet te doen is en de sfeer die er ervaren wordt. Richting het noorden ligt Fort Vechten. Hoewel dit op loopafstand ligt wordt een combinatiebezoek nauwelijks gemaakt.

Topografie

Occupatie

0

106

0,5 km


Kavelstructuur

Inrichting, open en gesloten

De hoofdrichtingen in het ontwerp volgen de oorspronkelijke

De inrichting van Nieuw-Wulven wordt gekenmerkt door een grote open

kavelstructuur. In het deel ten noorden van de Zijlgraaf zijn grotere kavels

as die nagenoeg loodrecht op de open kavelstructuur staat. Vervolgens

dan in het deel ten zuiden daarvan. De kavelstructuur in Nieuw Wulven

zijn er meer organische paden die de bosvakken indelen. De bosvakken

is open met smalle watertjes. Hierdoor zijn er doorzichten naar het open

hebben verschillende karakters. Er wordt gespeeld met open en gesloten

omliggende landschap. In westen begrensd door spoorlijn (Utrecht - Den

bosvakken, maar vooral ook met verschillende beplantingen. Rustplekken

Bosch), ten noorden en oosten agrarisch gebied en in het zuiden wordt het

zijn nauwkeurig uitgezocht met open vergezichten. Het zuidelijke gedeelte

gebied begrensd door de rondweg van Houten.

van Nieuw Wulven wordt gekenmerkt door een helofytenfilter, en wordt als

0

0,5 km

minder interessant ervaren door de bezoekers.

Toegankelijkheid en routes

Programma en cultuur

Hoewel Nieuw Wulven aan de rand van Houten ligt wordt de verbinding

Nieuw Wulven kenmerkt zich als een gevarieerd gebied voor jong en oud.

verhinderd door de Rondweg. Er zijn twee moeilijk vindbare fiets- en

Er is een uitgebreide speelvoorziening voor kinderen, maar ook de rust en

wandeldoorgangen, en een lastig vindbare autoroute. Door Nieuw Wulven

ruimte voor de echte natuurliefhebber. Verder heeft het gebied een rijke

lopen twee doorgaande fietsroutes. De ene van Houten naar het noorden

geschiedenis. Het is een gebied met Romeinse archeologische vondsten en

en de andere naar het oosten. Deze routes worden gebruikt als route naar

in het Noorden van ligt een restant van de Oude Rijn.

de stad Utrecht te gaan. Fietspad Wandelpaden Wandelpaden gras Ruiterpad Speelplekken Boomvakken Open vakken Water Bankjes

107


4.4.3 Gebruik – ‘rustig wandelgebied met rijke natuur’ Gebruikersprofiel De activiteiten van de bezoekers in Nieuw Wulven zijn erg gevarieerd. Ze wandelen, genieten van uitzicht op een bankje, plukken voedsel, spotten vogels en spelen. Tijdens de interviews komt het gebruik door gezinnen minder naar voren, maar van de geïnterviewden kregen we regelmatig te horen dat er veel kinderen komen, bijvoorbeeld met een kinderfeestje of activiteit van de buitenschoolse opvang.

4.4.4 Aanbevelingen Verbeterpunten De bezoekers noemen als specifiek aandachtspunt dat de gemaaktheid van het bos zichtbaar is in de verbrede paden en de geasfalteerde weg. De plannen voor de vestiging van horeca in het gebied wordt door een klein deel van de geïnterviewden als negatief beoordeeld. Men komt hier voor de rust en men vreest voor een verhoogde druk op de natuur.

Bereikbaarheid Nieuw Wulven ligt in een omgeving met veel mogelijkheden om te recreëren. Bezoekers van dit gebied noemen dan ook een hele lijst met andere gebieden waar ze ook recreëren, zoals het Verdronken Bos, het Panbos, Amelisweerd en het Zeisterbos. Ze geven aan dat ze op basis van gemoedstoestand kiezen voor een gebied. Hebben ze zin in rust, afwisseling, ‘echt’ bos of pannenkoeken. Toch wordt dit recreatiebos goed bezocht. Dit heeft te maken met de nabijheid van een woonwijk, maar ook omdat het hier rustig is. Deze beleving sluit aan bij het algemene onderzoek naar recreatiemotieven van Van der Most en De Vries (2015), waar de wens van rust hoog scoort. Waardering De geïnterviewden zijn zeer positief over het huidige Nieuw Wulven. Naast de rust waardeert men hier ook de afwisseling in beplanting en paden. Men kan helemaal verdwijnen in het bos en prachtige plekken tegenkomen, zoals een uitkijkheuvel, smalle paadjes en de restanten van de Oude Rijn. Hoewel Nieuw Wulven het jongste gebied is van de focusgebieden, wordt hier de natuurwaarde het hoogst beleefd, vooral de afwisseling in natte en droge natuur en de rijkdom aan diersoorten. Voor de fotowedstrijd zijn veel dieren ingestuurd.

Nieuw Wulven heeft als recreatiebos veel concurrentie in zijn nabije omgeving. Recent heeft Staatsbosbeheer daarom het initiatief genomen om Nieuw Wulven als bestemming aantrekkelijker te maken door de aanleg van een nieuwe entree voor auto’s en de bouw van een eenvoudige horecagelegenheid. De kansen voor Nieuw Wulven liggen echter ook elders. De succesvolle introductie van de geschiedenis als thema in het speelbos en het project Time Traveler kan verder uitgebouwd worden. Wij stellen voor om het hele gebied van Fort Vechten tot Nieuw Wulven, inclusief Castellum Fectio als recreatiegebied op te vatten. Nieuw Wulven is dan het zuidelijke toegangsportaal van dit productielandschap. De bezoeker maakt hier op verschillende manieren kennis met de rijke geschiedenis van het gebied. Dat vraagt om strategische allianties, het aantrekkelijk maken van verbindingen (door bijvoorbeeld witte fietsen) en het toevoegen van schakelende elementen. De reconstructie van (een deel van) de tankgracht boven Nieuw Wulven is zo’n element.

—— “Het voelt als een oneindig groot bos” ‘’Ik geef dit gebied echt een dikke tien, zeg dat maar tegen Staatsbosbeheer’’ ‘’Ik heb de burgemeester een brief gestuurd, dat ik bang ben dat het hier te druk wordt door de horeca die er komt’’ ‘’Wat een leuk speelgebied is hier gekomen, ik wilde dat mijn kinderen nu jong waren!’’ ‘’Nieuw Wulven vind ik een bijzondere plek, omdat het in de loop der jaren van saaie wandelplek is uitgegroeid naar een wandelgebied voor de natuurliefhebber’’ “Uitrazen met zowel kind als hond” - gebruikers Nieuw Wulven

108


Belevingskaart bezoekers

Gebruikersonderzoek (Foto: Urban Synergy)

109



Fotowedstrijd


Almeerderhout

“We wonen vlakbij de Waterlandseweg en beleven veel plezier aan de schaapskudde die daar in de zomermaanden rondtrekt. Daar hoeven wij dus ècht niet voor naar Drenthe.”

“Ik woon in Almere Stad en wandel graag met mijn hond Floris in de bossen van Almere. Op veel plekken mag hij los lopen wat voor hem en mijzelf ontzettend leuk en fijn is, hij kan dan echt genieten en rennen! “

112


“Stadslandgoed De Kemphaan. Een plek waar ik graag kom.”

113


Purmerbos

“De lange, rechte in rijen geplaatste populieren geven het bos een mysterieus gezicht in de mist, vooral als er dan een paar ook nog half geknakt en afgebroken zijn. Zo wordt door mensen aangelegde natuur ineens toch bijzonder.”

“Wij gaan wekelijks met onze hond Toon naar het Purmerbos. Heerlijk loslopen. Toon neemt even de tijd om op de foto te gaan, waarna hij weer vrolijk verder loopt.” 114


“Ook dit is het Purmerbos! Als je langs de buitenkant loopt heb je echt het idee dat je op het platteland bent. Het is daar heerlijk wandelen, met of zonder hond.”

115


“Uitkijkend over de weilanden van De Purmer geeft het bos Purmer een krans van rust waarachter de drukke stad Purmerend zich verschuilt.”

116


“Dit is in het stukje bos wat erg lijkt op een stukje oerbos. Vrij donker met weinig of geen lage begroeiing. Ik vind het een van de mooiste stukjes van het Purmerbos.”

“Dagelijks maken wij gebruik van het Purmerbos om er met onze hond te wandelen. Wij zijn blij met deze faciliteit dicht bij Purmerend. En tijdens het wandelen levert het mooie plaatjes op.”

117


“Het Purmerbos is voor ons en niet te vergeten de hond een unieke wandelen uitlaatplek.”

“Een jong bos, een dynamisch bos en dus altijd iets nieuws te zien.”

118


“Tussen twee touwen over het water balanceren in het Purmerbos. We genoten van deze prachtige herfstdag gewoon in ons eigen stadje.”

“Purmerbos, een klein stukje bos vlak bij huis. Ik beweeg me graag langs de buitenranden of de kleine paadjes dwars door het gebied, omdat die iets wilder zijn dan de recht toe recht aan paden. Door de rechte lijnen is goed te zien dat het een aangelegd bos is.”

119


Abtswoudse Bos

“Zo dichtbij de stad en toch alleen kunnen zijn in de natuur is fantastisch!”

“Ons bos om de hoek waar we in alle jaargetijden komen.”

120


“Elke dag ziet het bos er anders uit. Deze foto is vanuit ons raam genomen toen er twee regenbogen te zien waren.” 121


“Ik kan er niet genoeg van krijgen als ik er op de fiets doorheen kruis, gebruikmakend van de routes die naar diverse omliggende gemeentes en recreatiegebieden leiden. Genieten van elk jaargetijde.”

“Alf genoot zichtbaar van dit mooie Abtswoudsepark. Hier mocht hij loslopen, rennen en snuffelen waar hij maar wilde. Er waren tot zijn vreugde veel andere honden in het park waar hij even mee kon kennismaken en kon spelen en rennen.” 122


“Het karakter van het Abtswoudse Bos: natuur vlakbij de stad. Ik wandel hier veel en graag, het is heerlijk om snel buiten de stad in de natuur te zijn, en er is altijd wel wat te zien qua vogels, planten, en mooie luchten.”

123


Nieuw Wulven

“Mooie natuur en uitzicht. Onze hond (en wij) geniet(en) vrijwel elke dag van een heerlijke wandeling hier.”

“Muis. Als je goed kijkt in het gras en tussen de bladeren kom je van alles tegen. Deze muis was net zo nieuwsgierig als ik! Snel een foto kunnen maken voor hij weer vertrok. Wat hebben we toch een mooi Nieuw Wulven zo vlakbij!” 124


“Een gevarieerd bos met een rijke biodiversiteit op loopafstand van mijn huis waar ik uren kan ronddwalen, mijn hoofd leegmaken en genieten van de rust, de natuur, het vogelkoor, de koekoek, de blauwborst, vlinders, libellen en de rijke flora. Even alleen met de natuur om mij heen.”

“Nieuw Wulven is voor ons het uitlaat gebied voor onze honden (en kinderen). Ze kunnen hier heerlijk uitrazen!“

125


Waterlandse Bos, Almeerderhout (foto: Vincent van Hoven)

126


127


128


Bronnen Geschiedenis, beleid en gebruik Post 65 recreatiegebieden algemeen ANWB (1979). Stadsgewestelijke Groenstructuren. Artikelen van

Mentzel, M. (1985). ‘Randstedelijk groen – over gemeentegrenzen heen

conferentie

kijken’, in vakblad Recreatie en Toerisme (Werkgroep Openluchtrecreatie TH Delft,

Beeho & Prentice (1997). Conceptualizing the experience of heritage

Metropoolregio Amsterdam (2016). Monitor Recreatie & Toerisme

tourists: a case study of New Lanark World Heritage Village. Tourism Management 18(2): 75-87.

Metz, Tracy (2002). Pret! Leisure en landschap. Nai Uitgevers

Boelens, L. (2000). Nederland netwerkenland: een inventarisatie van de

Milieu en natuur planbureau – MNP (2005). Natuurbalans 2005. Bilthoven,

nieuwe conditie van planologie en stedebouw. Rotterdam, NAi Uitgevers.

Milieu en Natuur planbureau: 198.

Brinkhuijsen, Marlies (2008). Landscape 1:1 – a study of designs for leisure

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2019). NOVI –

in the Dutch countryside. Proefschrift Wageningen Universiteit

Nationale Omgevingsvisie. Den Haag, 2019.

Deats & Lenker (1999). Aging and identity: a humanities perspective.

strategie (REOS)

(2017) Uitvoeringsprogramma van de Ruimtelijk Economische OntwikkelPrager / Greenwood Pub Group. Ministeries van LNV, VROM, OCW en V&W (1999). Nota Belvedere Feddes & Nefs (2018). Het volgende landschap. Stichting Landschapstriënnale en Vereniging Deltametropool

Ministerie van LNV (1995). Visie Stadslandschappen: Discussienota. Den haag, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit.

Flux landscape architecture (2014). Human Nature. Bureau LINT, Den Haag, i.o.v. College van Rijksadviseurs

Mommaas, H. (2000). De culturalisering van stad en land. Van ruimtelijke ordening naar ruimtelijke vormgeving. Stedebouw & Ruimtelijke Ordening 5:

Geuze, Adriaan (1993). Accelerating Darwin. Nederlandse landschapsar-

7-13.

chitectuur tussen traditie en experiment. G. Smienk. Amsterdam, Thoth: 2-22.

NBTC-NIPO (2014-2017). Gebruikersonderzoek recreatiegebieden Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht

Giddens, A. (1991). Modernity and self-identity: self and society in the late modern age. Cambridge, Polity.

Nefs, Merten - red. (2017). Spot On – het landschap als vestigingsvoorwaarde. Vereniging Deltametropool

Goodale & Godbey (1988). The evolution of leisure: historical and philosophical perspectives. Venture Publishing.

OCW in Cijfers – Media Tijdsbesteding, 2016

Goossen & de Boer (2008). Recreatiemotieven en belevingssferen in een

Provincie Zuid-Holland (1988). Randstadgroenstructuur Zuid-Holland

recreatief landschap; Literatuuronderzoek. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1692, i.o.v. Ministerie van VROM.

RPB (1983). Recente denkbeelden inzake de Randstadgroenstructuur. Rijksplanologische Dienst Publikatie ‘83(2)

Graat, Robert (2018). Diemerbos, stadsbos in ontwikkeling RTV Rijnmond (2018). Rotterdammers in het Groen. Serie van vijf TV Graat, R. en M. de Vries (2016). Bezoekersonderzoek natuur- en recrea-

documentaires, i.s.m. Voor de Buis, Natuurhistorisch Museum en Vereniging

tiegebieden Noord-Holland 2016. NBTC-NIPO Research, i.o.v. Provincie

Deltametropool

Noord-Holland en TBO (terreinbeheerdersoverleg). Papenborg & van der Togt (2011). Landschapsplan Nederland. Graat, R. (2017). Samenvatting Bezoekersonderzoeken. Waardering en beleving Randstadbossen. Versie 22 maart 2017.

Provincie Zuid-Holland (2014). Randstad-Groenstructuur (1975-1991). In: Dansen met de provincie: 40 jaar gebiedsontwikkeling in de provincie

Jongh, P. (1998). Studiedag Groenstructuur TUDelft in 1998.

Zuid-Holland. Deel 1 p20 (interview met Rien van den Berg)

Karres & Van Veen (2005). Vijf Sterren – wat kunnen we leren van vijf

Sijmons, Dirk i.s.m. ANWB en WNF (1995). Groen Ha rt? Groene Metropool!

grote recreatiegebieden in Zuid-Holland. Provincie Zuid-Holland, i.o.v.

Recreatie en natuur in de Randstad van morgen. Utrecht, H+N+S

provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit Slabbers, S. (1999). De paden af, de lanen uit… : een ontwerpverkenning naar Meeus & Vroom (1986). Critique and Theory in Dutch Landscape Architec-

de mogelijkheden van struinnatuur. Den Haag, i.o.v. Ministerie van LNV

ture. Landscape and urban planning 3: 277-302. Starink, Benjamin (2003). Wat de mensen weten - een evaluatie van functievervulling en bosontwikkeling van vier recent aangelegde bossen in Noord-Holland. Wageningen Universiteit 129


Steenhuis, M. (2004). Jan Kalff, landschapsarchitect in de naoorlogse

Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Ontwerp-Structuurplan Buitenruimte

stedenbouw. Wageningen: Blauwdruk

Almere. Almere 1979 Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, almeerderhout; plan tot regeling der

Steenhuis & Hooijmeijer (2009). Maakbaar landschap: Nederlandse land-

bebouwing en der bestemming van gronden. Almere/Lelystad 1983

schapsarchitectuur 1945-1970. Rotterdam: Nai Publishers Staatsbosbeheer, van Staatsbos naar Stadsbos. Almere 2002 Strootman, B. (2004). Inzicht in Nederland Fietsland 2004. Amersfoort, Stichting Landelijk Fietsplatform.

Staatsbosbeheer, Werkplan Almeerderhout; Samen Werken aan het Stadsbos van de Toekomst. Zeewolde 2017

Van der Most, K. en M. de Vries (2014). Bezoek aan recreatiegebieden in Zuid-Holland 2013-2014. NBTC-NIPO Research, i.o.v. Koepelschap Buitenstedelijk Groen, juni 2014.

Purmerbos

Van der Most, K. en M. de Vries (2015). Bezoek aan Utrechtse recrea-

Burgemeester en wethouders, Brief aan gemeenteraad: Principe-besluit tot

tiegebieden 2014-2015. NBTC-NIPO Research, i.o.v. Provincie Utrecht,

aanleg van een bos in de Purmer-Zuid. Purmerend, 25 juni 1985

november 2015. BVR adviseurs (i.o.v. gemeente Purmerend), Structuurvisie Purmerend 2005 Veblen, Thornstein (1899). The Theory of the Leisure Class.

2020. Purmerend 2006

Visser, R. (1997). Een halve eeuw landschapsbouw: het landschap van de

Gemeente Purmerend, struktuurplan purmerend 1972, Purmerend 1972

landinrichting. Blauwdruk. Gemeente Purmerend, Groenkoers, visie en beleid op hoofdlijnen voor het Zonneveld, W. (1991). Conceptvorming in de ruimtelijke planning. Amster-

groen van Purmerend. Purmerend 2014

dam, Planologisch en Demografisch Instituut. Gemeente Purmerend, ruimte voor Purmerend ( de ruimtelijke omgevingsaZukin, S. (1991). Landscapes of power: from Detroit to Disney World. Ber-

genda van Purmerend richting 2040). Purmerend, 2017

keley, University of California Press. Parklaan en BUITEN (i.o.v. Staatsbosbeheer en gemeente Purmerend), www.federatiebroekpolder.nl/

Purmerbos 2020; Stadsbos in de Polder. Purmerend, 2011

https://gruen-berlin.de/natur-park-suedgelaende https://philipsfruittuin.nl/

RBOI (i.o.v. Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland), Ontwerp

https://www.grensregio.eu/projecten/grenspark-groot-saeftinghe

Regiovisie Waterland 2040; Vitaal met karakter. Purmerend, 2008

https://www.toronto.ca/city-government/accountability-operations-customer-service/long-term-vision-plans-and-strategies/

Reijndorp, Arnold, Like Bijlsma en Ivan Nio, Atlas Nieuwe Steden; De verste-

ravine-strategy/

delijking van de groeikernen. Amsterdam 2012

Compendium voor de Leefomgeving – ‘Recreatiegebied om de stad’ (2009) en

Staatsbosbeheer, landelijke gebieden en kwaliteitszorg noord-holland,

‘Beschikbaarheid groen om de stad 1996 – 2008’. Gepubliceerd op (htt-

bijdrage van bos aan de randstadgroenstruktuur in noord-holland. Haarlem

ps://www.clo.nl)

1984

FOCUSGEBIEDEN Waterlandse Bos

Staatsbosbeheer, Bos en Landschapsbouw Noord-Holland, Purmerbos beheervisie. Haarlem 1989 Staatsbosbeheer, Het Purmerbos heet u welkom; Polderbos aan de rand van Purmerend voor de recreant en houtproductie. Driebergen 1997

Bureau Nieuwe Gracht (i.o.v. Staatsbosbeheer en Gemeente Almere), Ontwikkelingsplan Boswachterij Almeerderhout. Utrecht 2005

Staatsbosbeheer, Het Phoenixpad in het Purmerbos; een beeldende poëzieroute van 1642 stappen. Purmerend, 2006

BVR, Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie Almere 2015. Almere 1996 Starink, Benjamin, Wat de mensen willen; Een evaluatie van functievervulling Doorn, Noël van en Rob van Leeuwen (red.), Alle Hosper landschapsarchi-

en bosontwikkeling van vier recent aangelegde bossen in Noord-Holland.

tect 1943-1997. Rotterdam 2003

Haarlem 2003

Gemeente Almere, Structuurplan Almere 2010. Almere 2003

Stoffel, Wenda (i.o.v. Staatsbosbeheer), Aanvullende inrichting Purmerbos. Haarlem 2001

Horlings, Harma en Anita Blom, De groene horizon; Vijftig jaar bouwen aan het landschap van de Flevopolder. Bussum 2018

Vista (i.o.v. Landschap Waterland), Recreatieplan Waterland. Purmerend 2003

Hosper, ir A.G. en drs. J.A. Wezenaar, de buitenruimte van Almere, Almere 1976

Vista (i.o.v. Landschap Waterland), Recreatieplan Waterland actualisatie 2012. Purmerend 2012

Reijndorp, Arnold, Like Bijlsma en Ivan Nio, Atlas Nieuwe Steden; De verstedelijking van de groeikernen. Amsterdam 2012 130


www.purmerend.nl/kaarten/erfgoed/ (cultuurhistorischewaardenkaart www.mirjambakker.nl (Phoenixpad)

Nieuw Wulven

www.uitenbeeldinbeeld.nl/Purmerend/Phoenixpad1.htm (Phoenixpad) Brons + partners (i.o.v. Landschap Erfgoed Utrecht), Landschapsontwikke-

Abtswoudse Bos

lingsplan Kromme Rijngebied. De Bilt 2009 Gemeente Bunnik, Bestemmingsplan Buitengebied Bunnik. Bunnik 2011

Bosch Slabbers Landschapsarchitecten (i.o.v. , Recreatieschap Midden-Delfland), Gebiedsontwikkeling Midden-Delfland; Abtswoudse- en

Gemeente Houten, Landschapsbeleidsplan. Houten 2002

Ackerdijkse bos. Schiedam 2011 Gemeente Houten i.s.m. CBKU, Speelbos Nieuw Wulven Houten; natuurlijk Brinkman, Marlous, Kunst met de Natuur; De waardering en beleving van

spelen voor kinderen. Houten 2011

Moeder Aarde. Master Thesis Geo-communicatie Universiteit Utrecht, 2012

Gemeente Houten i.s.m. CBKU, Time Traveler;Speelbos Nieuw Wulven Houten. Houten 2011

Dusseldorp, ir S.M.H. van en J.C.T. van Kempen, Recreatie in Midden-Delfland; Vormgeving van een reconstructiegebied. In: plan maandblad voor

Gemeente Houten, Toekomstagenda Houten 2025. Houten 2014

ontwerp en omgeving (1985)9, pp. 35-40. Gemeente Houten, provincie Utrecht, Ruimtelijke Agenda Houten 2016. Feddes, Yttje, Martijn Noordermeer en Esther ven der Tuin (Feddes/Olthof

Houten 2016

landschapsarchitecten) (i.o.v. Gemeente Midden-Delfland), Omgangsvormen met een landschap van stad; gebiedsbeschrijving landschap

Gessel, Michael van, Tineke Blok en Bram Breedveld (samenst. en red.) (i.o.v.

Midden-Delfland. Midden-Delfland, 2016

Stimuleringsfonds voor Architectuur en projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie), Nieuwe Hollandse Waterlinie; Landschap met een

Gemeente Midden-Delfland, Gebiedsvisie Midden-Delfland® 2025. Mid-

geheim. Rotterdam 2005

den-Delfland, 2005 Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Hoofdrapport watergebiedsGemeente Delft, Bestemmingsplan Buitengebied. Delft 2015

plan Groenraven-Oost en Maartensdijk. Utrecht 2008

Huisman, Eric,Scienceport Holland opgericht. In: Delta (2010)05, pp. 3

Landinrichtingscommissie Groenraven-Oost, Herinrichting Groenraven-Oost; Voorontwerpplan I Milieu-effectrapport. Utrecht 1996

Jong, Arie de, bufferzones en midden-delfland. skriptie THDelft 1975 Lobst, Sigrun, Speelnatuurgebied Nieuw Wulven; Projectbeschrijving maart Kieser, Edith, PROJEKT “MENSELIJK SYMBOOL” IN EEN NIEUW AAN

2008, 2008

TE LEGGEN BOS. Rotterdam z.j. (1996) LOS stadomland (i.o.v. Gemeenten Bunnik, Houten en Wijk bij Duurstede), Midden-Delfkrant, extra editie najaar 1977

Vanuit kwaliteit verder werken (natuurlijk); Ontwerpomgevingsvisie Kromme Rijngebied. Vught 2016

Oostwaard, Alex van, Tuinieren in de Hof van Delfland; visie en proces op regionaal niveau. Masterscriptie Planologie UvU 2010

provincie Utrecht, Actualisering Randstadgroenstructuur Stadsgewest

Programmabureau Hof van Delfland (red.), Hof van Delfland 2025; een

Utrecht 1993; Projectbeschrijving eerste fase. Utrecht, 1993

mooi, vitaal en verbonden Metr0politaan Landschap. Delft 2010. met redactionele bijdragen van Steven Slabbers, Stijn Koole (bureau

Staatsbosbeheer, Bos Nieuw Wulven zoekt ondernemer(s); Informatiebro-

Bosch-Slabbers), Gemma van der Ploeg, Eric Spaans (KaapZ)

chure over de kansen in Nieuw Wulven voor buitengewone ondernemers. Amersfoort 2015

Slabbers, Steven, Stijn Koole, Gemma van der Ploeg en Jan Griffioen (red.) (i.o.v. Gemeenten MiddenDelfland, Delft, Schiedam, Vlaardingen, Maas-

Staatsbosbeheer, Nieuwe Impuls voor recreatiegebied Nieuw Wulven.

sluis, Rotterdam-Overschie en het

Amersfoort 2018

Hoogheemraadschap van Delfland), Ontwerp Landschapontwikkelingsperspectief Midden-Delfland® 2025. , 2009

Stuurgroep Recreatie om de Stad Utrecht, Utrecht Buiten; Samen voor een regionaal park

Stichting Midden-Delfland is Mensenwerk, Historie en landschap van

rond de stad. Utrecht 2017

de Kerkpolder, het zuidelijk deel van de Lage Abtswoudsche Polder, het westelijk deel van de Zuidpolder van Delfgauw en de Akkerdijksche Polder,

aardrijk-sigrunlobst.nl/ (speelbos)

Schipluiden 2014

docplayer.nl/19961759-Speelnatuurgebied-nieuw-wulven-projectbeschrijving-maart-2008.html (speelbos)

West8 (i.o.v. Metropoolregio Rotterdam Den Haag), Perspectief op het

www.ericklarenbeek.com/#public (time traveller)

landschap van de MRDH., Rotterdam 2015

www.maartjedros.nl/#ontwerp (time traveller)

www.ggau.net/html/GG71.html (Science Park Holland)

131


Metropoolregio Amsterdam

Geestemerambacht Vanaf: 1962 Jaarlijks bezoekersaantal: 201.000 Oppervlak: 206ha

Post 65 recreatiegebieden, in beheer bij Staatsbosbeheer (2018). Schaal 1:250.000

Bos

Waarderhout Vanaf: 1986 Jaarlijks bezoekersaantal: 30.000 Oppervlak: 59ha

Eilandspolder Vanaf: 1990 Jaarlijks bezoekersaantal: ? Oppervlak: 6ha

Water Gras (open weide) Infrastructuur Akkerland Zand Overig

‘t Twiske Vanaf: 1964 Jaarlijks bezoekersaantal: 510.000 Oppervlak: 650ha

Houtrakbos Vanaf: 1985 Jaarlijks bezoekersaantal: 115.000 Oppervlak: 181ha

Zwaansbroek Vanaf: 2003 Jaarlijks bezoekersaantal: 320.000 Oppervlak: 238ha

Venneperhout Vanaf: 2003 Jaarlijks bezoekersaantal: 55.000 Oppervlak: 238ha


Purmerbos Vanaf: 1987 Jaarlijks bezoekersaantal: 224.000 Oppervlak: 244ha

Almere Hout Vanaf: 1992 Jaarlijks bezoekersaantal: 340.000 Oppervlak: 1.419ha

Diemerbos Vanaf: 1990 Jaarlijks bezoekersaantal: 141.000 Oppervlak: 226ha


Zuid-Holland

Post 65 recreatiegebieden, in beheer bij Staatsbosbeheer (2018). Schaal 1:250.000

Bos Water Gras (open weide) Infrastructuur Akkerland Zand

Midden-Delfland Vanaf: 1965 Jaarlijks bezoekersaantal: 481.000 Oppervlak: 408ha

Overig

Oostvoornse Meer Vanaf: 1984 Jaarlijks bezoekersaantal: 180.000 Oppervlak: 493ha

Brielse meer Vanaf: 1950 Jaarlijks bezoekersaantal: 180.000 Oppervlak: 493ha

Bernisse Vanaf: 1979 Jaarlijks bezoekersaantal: 134.000 Oppervlak: 445ha Grevelingen Vanaf: 1971 Jaarlijks bezoekersaantal: 441.000 Oppervlak: 2808ha


Leidschendammerhout Vanaf: 1990 Jaarlijks bezoekersaantal: 81.000 Oppervlak: 148ha

Balijbos/Bieslandse bos Vanaf: 1985/1978 Jaarlijks bezoekersaantal: 122.500 Oppervlak: 298ha

Bentwoud Vanaf: 1993 Jaarlijks bezoekersaantal: 178.000 Oppervlak: 724ha

Rottemeren Vanaf: 1967 Jaarlijks bezoekersaantal: 263.000 Oppervlak: 940ha

Abtswoudse Bos Vanaf: 1985 Jaarlijks bezoekersaantal: 125.000 Oppervlak: 265ha

Loetbos Lekkerkerk Vanaf: 1950Jaarlijks bezoekersaantal: 137.000 Oppervlak: 152ha

Zuidelijke Randpark Vanaf: 1960 Jaarlijks bezoekersaantal: 94.000 Oppervlak: 170ha Valckesteyn Vanaf: 1987 Jaarlijks bezoekersaantal: ? Oppervlak: 142ha

Waalbos Vanaf: 2015 Jaarlijks bezoekersaantal: ? Oppervlak: 185ha

Alblasserbos Vanaf: 1988 Jaarlijks bezoekersaantal: ? Oppervlak: 60ha

Oude Maas Vanaf: ? Jaarlijks bezoekersaantal: 206.000 Oppervlak: 348ha

Hollandsche Biesbosch Vanaf: 1994 Jaarlijks bezoekersaantal: 111.7000 Oppervlak: 3005ha

De Elzen Vanaf: 1989 Jaarlijks bezoekersaantal: ? Oppervlak: 188ha


Utrecht en Gelderland

Post 65 recreatiegebieden, in beheer bij Staatsbosbeheer (2018). Schaal 1:250.000

Bos Water

Noorderpark (incl. Gagelbos) Vanaf: 1998 Jaarlijks bezoekersaantal: 110.000 Oppervlak: 141ha

Gras (open weide) Infrastructuur Akkerland Zand Overig

Nieuw Wulven Vanaf: 1998 Jaarlijks bezoekersaantal: 83.000 Oppervlak: 106ha

IJsselbos Vanaf: 1980 Jaarlijks bezoekersaantal: 37.000 Oppervlak: 27ha

Tull en ‘t Waal Vanaf: Jaarlijks bezoekersaantal: 46.000 Oppervlak: 72ha


Lingezegen` Vanaf: 1993 Jaarlijks bezoekersaantal: ? Oppervlak: 7ha


Winter in het Purmerbos Inzending voor de fotowedstrijd, door Francis Bok

138


colofon Rotterdam, maart 2019 Deze publicatie kwam tot stand in opdracht van Staatsbosbeheer en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De publicatie is vrij beschikbaar via www.deltametropool onder Creative Commons voorwaarden (Naamsvermelding & Gelijk Delen).

Met dank aan de bibliotheek van Staatsbosbeheer en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Hans Vink en Petra Tensen); en de geodata-afdeling van Staatsbosbeheer (Anne de Groot). We hebben geprobeerd alle beeldmakers te achterhalen.

Onderzoek Vereniging Deltametropool Merten Nefs, projectleider Ana Luisa Moura Paul Gerretsen Urban Synergy Laura de Bonth Dirk Verhagen Jolanda de Jong Marit Haaksma CULTUUR en RUIMTE Sjoerd Cusveller

Begeleidingscommissie Staatsbosbeheer An van Veen, projectleider Robert Graat Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Frank Altenburg Anita Blom

Provincies Gielijn Blom & Hans Heupink (Zuid-Holland) Susan Wiltink (Utrecht)

Experts en interviews John van den Berg, Rien van den Berg, Harry Boeschoten, Nelleke Den Boon, Seline Geijskes, Harma Horlings, Jan Janse, Jaco Polderman en Guus Verhorst (Staatsbosbeheer) Marlies Brinkhuijsen (Wageningen Universiteit) Annelies Camping (Provincie Utrecht) Marcel Eekhout (Bureau Parklaan) Servaas Dusseldorp, landschapsarchitect Stephan Hermens (RVO) Marten Meijers (Ministerie van LNV) Hans van Kempen (Los stad om land) Jonas Papenborg (Flux Landscape) Eric-Jan Pleijster (Lola Landscape) Miranda Reitsma (Reitsma Stedebouw) Wenda Stoffel, landschapsarchitect Christian Zalm, landschapsarchitect


Vereniging Deltametropool Museumpark 25 3015 CB Rotterdam Postbus 600 3000 AP Rotterdam +3110 737 0340 www.deltametropool.nl secretariaat@deltametropool.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.