De Ingenieur mei 2021

Page 1

TECHNIEK MAAKT JE TOEKOMST

DE INGENIEUR NR. 5 JAARGANG 133

MEI 2021

DE ROOKMELDERS VAN ONZE PLANEET MEGAHIJSKRAAN

Kanteling KIVI krijgt nieuw elan

|

SNELLAADTECHNIEK

|

OCTROOIBESCHERMING

Andy van den Dobbelsteen: Elke architect wil duurzaam bouwen

|

GROENE PROCESINDUSTRIE

Strijd om data Big tech aast op onze medische gegevens


S AV E T H E D AT E

Samen met het kenniscentrum Mission Zero van De Haagse Hogeschool organiseert KIVI het Symposium:

Van het gas los, maar hoe dan? Ingenieur pak je rol! In de energietransitie valt regelmatig op dat iedereen op iedereen wacht. Ingenieur pak je rol! We hebben je nodig! Hoe dan? Luister naar: Marjan Minnesma (Urgenda), Albert van der Molen (Stedin), de vier lectoren van het kenniscentrum Mission Zero en hun studenten. Discussieer mee en stel je vragen!

Save the date: 1 juni van 13.30 -17.30 uur. Locatie: online Deelname is gratis. Voor het programma en aanmelden ga naar: www.kivi.nl/vanhetgaslos


Redactie Pancras Dijk (hoofdredacteur) Astrid van de Graaf (eindredacteur) Jim Heirbaut Dayinta Perrier

Vormgeving Eva Ooms

Redactieadres Prinsessegracht 23 2514 AP Den Haag Postbus 30424 2500 GK Den Haag TEL. 070 391 9885 E-MAIL redactie@ingenieur.nl WEBSITE www.deingenieur.nl

Sales Celina van den Bank TEL. 06 55 59 01 86 E-MAIL celina.vandenbank@kivi.nl

Technische eindredactie Martine Segers

Druk Drukkerij Wilco, Meppel

Vooraf

De Ingenieur verschijnt twaalf maal per jaar.

Pancras Dijk is hoofdredacteur van De Ingenieur.

© Copyright 2021 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, via internet of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Niet in alle gevallen is na te gaan of er op de illustraties in dit nummer nog copyright rust. Waar er nog verplichtingen zijn tot het betalen van auteursrecht is de uitgever bereid daar alsnog aan te voldoen. ISSN 0020-1146 Abonnementen Leden van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) ontvangen De Ingenieur uit hoofde van hun lidmaatschap. Abonnement voor niet-leden (inclusief btw): magazine: € 128,50 per jaar digitaal: € 69,- per jaar losse nummers: € 15,- (inclusief verzending)

Schaven en schuren ‘Wij mensen innoveren en imiteren, we schaven en schuren en gaan net zo lang door tot we iets bijzonders weten te creëren.’ Zouden we een motto zoeken voor de verhalen in dit blad, dan zou deze terloopse zin uit het nieuwste boek van de Zweedse auteur Johan Norberg een uitstekende kandidaat zijn. Want ook deze maand komt het steeds weer aan op de ingenieurs – jong, oud, man, vrouw – die door te schaven en te schuren iets maken wat er nog niet was, en zo de wereld een beetje beter maken. Uitvinder-ondernemer Jan van der Tempel bijvoorbeeld. Hij staat in de schijnwerpers omdat hij is genomineerd voor een Europese uitvindersprijs. Dankzij de door hem uitgevonden stabiele loopplank gaat buitengaats overstappen van schip op platform nu een stuk veiliger. De studenten van InMotion zetten hun talent en vaardigheden in om de oplaadtechniek van batterijen te verbeteren. Hun stoere, elektrische raceauto is eigenlijk maar een omhulsel voor de innovatie waaraan ze al jaren schaven en schuren: een koelmethode voor accu’s, om die met maximale snelheid te kunnen opladen. Aan de hand van talloze voorbeelden uit heden en verleden toont Norberg in zijn indrukwekkende boek Open aan dat een samenleving pas innovatief kan zijn wanneer ze een werkelijk open karakter heeft. De mens moet het immers hebben van samenwerking. De grootste economische coronaschade, meldde de Wereldbank onlangs, is het gevolg van de toegenomen angst met anderen om te gaan. Laten we hopen dat de verschillende vaccins behalve tegen corona ook tegen die angst een goede remedie blijken te zijn. Opdat we blijven innoveren.

Abonnementen worden tot wederopzegging aangegaan en ten minste voor de vermelde periode. Het abonnement kan na deze periode per maand worden opgezegd. U kunt uw opzegging het beste via onze website doorgeven: www.deingenieur.nl/lezersservice Abonneeservice Ga voor (cadeau)abonnementen, adreswijzigingen en het laten nazenden van niet ontvangen nummers naar het webformulier op de site, te vinden onder het kopje ‘Abonnement en service’. www.deingenieur.nl ADRES Postbus 30424, 2500 GK Den Haag E-MAIL abonneeservice@ingenieur.nl TEL. 070 39 19 850 (bereikbaar op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag van 9 tot 14 uur)

De Ingenieur als pdf Abonnees en leden die De Ingenieur willen downloaden als pdf-bestand, kunnen daarvoor terecht op de website: www.deingenieur.nl/pdf De Ingenieur verschijnt twaalf maal per jaar. Lidmaatschap Koninklijk Instituut van Ingenieurs Het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) is de beroepsvereniging voor hoger opgeleide technici in Nederland. Iedereen die hoger technisch onderwijs volgt, heeft gevolgd of een sterke affiniteit heeft met techniek, kan lid worden van KIVI. Leden ontvangen vanuit het lidmaatschap maandelijks het technologietijdschrift De Ingenieur. Kijk voor meer lidmaatschapsvoordeel op www.kivi.nl. Contributie 2021 Regulier lidmaatschap: € 137,50 30 jaar of jonger: € 40,-* Studentlidmaatschap: € 20,-* Seniorlidmaatschap: € 108,De contributie voor leden in het buitenland is gelijk aan die voor leden woonachtig in Nederland. Een lidmaatschapsjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december. Bij lidmaatschappen die in de loop van het jaar ingaan, wordt de contributie naar rato berekend. Aanmelden voor het lidmaatschap kan via www.kivi.nl/lidworden. * De Ingenieur digitaal

Alleen een open samenleving kan werkelijk innovatief zijn

Opzeggen lidmaatschap Het lidmaatschap wordt jaarlijks automatisch verlengd. Beëindiging van het lidmaatschap kan per het einde van het kalenderjaar. Er geldt een opzegtermijn van ten minste één maand; een schriftelijke opzegging per brief of e-mail dient uiterlijk 1 december in ons bezit te zijn. Na ontvangst van de opzegging en eventueel verschuldigde contributie verstuurt de ledenadministratie een bevestiging. Correspondentieadres Koninklijk Instituut Van Ingenieurs t.a.v. Ledenadministratie Postbus 30424 2500 GK Den Haag TEL. 070 391 98 80 MAIL ledenadministratie@kivi.nl FOTO : ROBERT LAGENDIJK

MEI 2021 • DE INGENIEUR

1


NR. 5 JAARGANG 133

12

MEI 2021

foto : bart van overbeeke

Buigen of barsten De chemische industrie staat onder druk, zowel door het klimaatbeleid als door buitenlandse concurrentie. Maar de vereiste radicaal andere productieprocessen laten vooralsnog op zich wachten. Biedt transformatie van onderaf uit­ komst? Of is toch weer de overheid aan zet?

22 De strijd om onze data

28 Verticale grootmacht

48 Eenheidsoctrooi

Onze medische data zijn geld waard. Multi­ nationals willen ze maar wat graag binnen­ harken. Maar kunnen we onze medische gegevens niet veel beter zelf beheren?

Veel kolossale reactorvaten en schoorstenen zijn toe aan een opknapbeurt. Voor dergelijke zware klussen op grote hoogte is er nu een superliftkraan.

Patentbescherming is in Europa verre van optimaal geregeld. Al jaren ligt er een concreet verbeterplan, maar wanneer komt het er nu werkelijk van?

33 De rookmelders van de aarde Sjoemelen met uitstootgegevens is er aan het einde van dit decennium niet meer bij. Ingenieurs ontwikkelen sa­ tellieten die de uitstoot van broeikas­ gassen scherp in de gaten houden. W W W. D E I N G E N I E U R . N L

FA C E B O O K . C O M / D E I N G E N I E U R . N L

TWITTER: @DE_INGENIEUR

Europese satellieten meten hoeveel broeikasgas er in de atmosfeer vrijkomt. illustratie : esa / ohb I N S TA G R A M . C O M / D E I N G E N I E U R _ K I V I


Rubrieken 4 Nieuws Kunstmatige intelligentie helpt bij onderzoek naar oud manuscript

40 Eureka Een autonome veerboot en andere productontwerpen van morgen

56 Media Lezen, luisteren, gamen en kijken

Columns 27 Podium Vanessa Evers over bètavrouwen

31 Möring

‘Als Clubhouse een wijk was, was het een luxe nieuwbouwwijk waar je om kans te maken op een woning drie keer modaal moet verdienen.’ Dat het nieuwe audioplatform eerst alleen voor iPhone-gebruikers was, is een soort online gentrificatie, zegt filosoof Doortje Smithuijsen (Trouw).

‘Het vakgebied is ineens hysterisch overvraagd, iedereen wil opeens “iets met AI”. Daardoor is er soms weinig ruimte over om een stapje terug te doen.’ Informaticus Cynthia Liem, docent aan de Multimedia Computing-groep van de TU Delft, mist de nuance in de wereld van kunstmatige intelligentie (Delft Integraal).

Van hoofd naar handen

32 Enith Selfie op Mars

39 Jims verwondering Grote wisseltruc

45 Rolf zag iets nieuws De rode knop

Persoonlijk 46 Doelen & drijfveren Andy van den Dobbelsteen maakt energieverbruik inzichtelijk

55 Uit de vereniging De coach en andere KIVI-berichten

59 Q&A Biograaf Dirk van Delft

62 Teamgeest Supersnel laden dankzij InMotion

64 Vragenvuur

GEKNIPT ‘We noemen het resultaat een minihart, zodat mensen zich er een beeld van kunnen vormen.’

De Leidse hoogleraar Christine Mummery beschrijft een in vloeistof zwevend klompje van enkele duizenden cellen dat uit zichzelf samentrekt, gemaakt uit menselijke stamcellen. (Resultaat 2020).

‘Kunstmatige intelligentie is leuk, maar alleen voor getallen, niet voor emoties. Emoties kun je niet in een computer stoppen.’

Casper van Eijck, hoogleraar chirurgie van het Erasmus MC, vindt het zijne van de toegenomen digitalisering in de zorg (De Achterkant van het Gelijk).

FNV-voorzitter Tuur Elzinga

En verder 51 Zien & Doen Welkom, Majesteit!

52 Quote Directeur Miguel Delcour helpt KIVI kantelen

60 Voorwaarts Kolonisatie van de maan

‘Ik heb drie grote liefdes in mijn werk: onderzoek, uitdragen en instituties. In werkelijkheid faal ik in alle drie, maar ik probeer het falen zo gelijk mogelijk te verdelen.’ Natuurkundige en bestuurder Robbert Dijkgraaf (Princeton) komt nog wel eens tijd tekort (De Robbert. Speciale uitgave van het Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde). FEBRUARI 2020 • DE INGENIEUR

3


xxxx p.22

xxxx p.23

xxxx p. 26

ONDER REDACTIE VAN JIM HEIRBAUT

xxxxx p.18

REDACTIE@INGENIEUR.NL

Computer herkent verschillende handschriften in document uit oudheid Wat mensenogen misten, hebben computers nu ontdekt. Een ruim tweeduizend jaar oude Dode Zeerol blijkt niet door één, maar door twee schriftgeleerden te zijn geschreven. Wetenschappers van de Rijksuniversiteit Groningen hebben dit geheim met speciale technieken aan het manuscript ontfutseld. Een doorbraak voor het onderzoek naar documenten uit de Oudheid. Tekst: Jim Heirbaut

Tot nu toe was het bestuderen en analyseren van eeuwenoude handschriften – de paleografie – een deels subjectieve bezigheid. Paleografen bestuderen de vormen van letters, de gebruikte inkt en het soort ondergrond. Die kunnen allemaal aanwijzingen bevatten over wie de auteur was van een document. Hierbij krijgen deze wetenschappers nu hulp van de computer. Met nieuwe computertechnieken kunnen onderzoekers in Groningen van oude handschriften zeggen of die zijn neergepend door één schrijver of door meerdere makers. Hun eerste resultaat boekten ze met een grondige analyse van een van de Dode Zeerollen, een verzameling belangrijke religieuze teksten uit de tweede eeuw voor Christus. Van een rol met teksten over de profeet Jesaja blijkt nu dat die is volgeschreven door twee verschillende mensen. Tot nu toe dachten de meeste paleografen dat hiervoor maar één auteur verantwoordelijk was. Hoe ging het onderzoek in zijn werk? Van de rol bestonden al foto’s van zeer

4

DE INGENIEUR • MEI 2021

hoge resolutie. Daarop was ook direct een probleem te zien. Deze Dode Zeerol is op schapenhuid geschreven die in de loop der tijd een donkerbruine kleur heeft gekregen, terwijl de inkt slechts een fractie donkerder is. ‘Een lastig gegeven als je traditionele computer vision wilt gebruiken’, vertelt Lambert Schomaker, hoogleraar informatica en kunstmatige intelligentie aan de Rijksuniversiteit Groningen. De computer moet pixel voor pixel besluiten of er inkt zit of niet. Omdat het kleurverschil tussen ondergrond en inkt daarvoor te klein is, had het team een andere tactiek nodig om het onderscheid tussen beide te maken. Promovendus Maruf Dhali ontwierp daarom een lerend algoritme, BiNet. Een groep promovendi labelde eerst in verschillende manuscripten handmatig wat ondergrond is en wat inkt. Hiermee was het algoritme te trainen. ‘Na een tijdje kon de computer het klusje zelf uitvoeren’, licht Schomaker toe. Niet alleen door per pixel naar de kleur te kijken maar ook de

visuele context in ogenschouw te nemen. Daarna bleek je de hele collectie betrouwbaar te kunnen binariseren.’ Met het digitale bestand van inkt- en achtergrondpixels – ruim zeven meter aan dichtbeschreven kolommen tekst – begon het eigenlijke onderzoekswerk. Het team liet op deze afbeeldingen traditionele patroonherkenning los, software die de vorm van de letters bepaalt, maar ook hoeken en kromtestralen. Al die parameters samen leveren een soort ‘vingerafdruk’ op van de auteur van een tekst. Iemand die schrijft, is gebonden aan de wetten van de biomechanica, legt Schomaker uit. De grootte van iemands hand, de lengte van de vingerkootjes. ‘De keuze van de pengreep bepaalt welke bewegingen je makkelijk kunt maken bij het schrijven.’ Zo is er een relatie tussen de snelheid van de penpunt op het papier en de kromming van het schrijfspoor. Maakt de pen een scherpe bocht, dan heeft hij een lage snelheid, eigenlijk net als bij autorijden. Je kunt niet met hoge snelheid de bocht om.’ Die kromtestraal bepaalt de software door op elke inktpixel twee lijnen langs het schrijfspoor te leggen. Dat levert vervolgens een kengetal op dat zowel de schuinheid als de rondheid van de letters vastlegt. Toen Dhali de computer deze analyses liet uitvoeren, bleek dat ongeveer halverwege het document een scheiding zat. Er zaten duidelijk verschillen tussen het


Aanbevelingen KIVI voor politiek

Van links naar rechts: afbeelding in grijswaarden van kolom 15 van de Grote Jesaja-rol, de overeenkomstige gebinariseerde afbeelding met BiNet, en de schoongemaakte gecorrigeerde afbeelding. In de rode vakken van de laatste twee afbeeldingen is te zien hoe wordt gecorrigeerd voor de rotatie en de geometrische vervorming om een beter beeld te krijgen voor verdere verwerking. BEELD : POPOVIĆ ET AL ., PLOS ONE , 2021/ CC BY 4.0

eerste en het tweede deel in de vorm van de gebruikte karakters. ‘Ook door een geheel andere methode op de data los te laten zagen we deze scheiding, dus we wisten: hier zit iets’, aldus Schomaker. Kunstmatige ruis

Voor de zekerheid deden Schomaker en zijn mensen nog een extra test. Elke letter werd een klein beetje, op een willekeurige manier, vervormd, een techniek die random morphing heet. ‘De tekst is dan nog wel leesbaar, maar je voegt wat kunstmatige ruis toe.’ Ook nu bleef in de analyse een verschil meetbaar tussen de letters in het eerste deel van het document en in het tweede deel. ‘Daarmee hadden we behoorlijk stevig aangetoond dat er een verschil in stijl zit tussen de twee delen. De verschillen zijn telkens statistisch significant.’ Op basis van deze analyse zijn er twee scenario’s mogelijk, stelt Schomaker. ‘Ofwel er zijn twee mensen betrokken geweest, ofwel die ene schriftgeleerde heeft iets aan zijn hand gekregen, een blessure, waardoor de tweede helft van de tekst er duidelijk anders uitziet. Het eindoordeel daarover is aan de geesteswetenschap.’ Die volgende stap is voor de Groningse geesteswetenschappers onder leiding van paleograaf Mladen Popović. ‘Dit werk is

heel spannend, want het opent een nieuw venster op het verre verleden, dat zicht biedt op de complexe verbanden tussen de schrijvers die de boekrollen maakten’, zegt Popović in een persbericht van de Groningse universiteit. ‘In dit onderzoek vonden we bewijs dat de twee schrijvers van de Jesaja-rol een vergelijkbare stijl gebruikten. Dat wijst erop dat ze eenzelfde schrijfopleiding hebben gevolgd. Onze volgende stap is om andere boekrollen te analyseren en te zien of we daar misschien schrijvers met een andere opleiding vinden.’ De paleografie heeft er nu een nieuwe, objectieve methode bij om extra informatie uit een oude tekst te halen. Daarover is echter niet iedereen in het vakgebied even opgetogen. Schomaker: ‘We hebben dit werk al gepresenteerd op een conferentie en niet elke paleograaf vindt dit leuk. Blijkbaar zien zij ons werk toch als een soort bedreiging, waardoor hun vak minder aanzien krijgt. Maar die angst is echt ongegrond. Zijn biologen soms in aanzien gedaald sinds de uitvinding van de microscoop?’ Fragment van de Grote Jesaja-rol, die in totaal meer dan zeven meter beslaat en 54 dichtbeschreven kolommen tekst. FOTO : PUBLIEK DOMEIN

Technologie is relevant voor vrijwel alle beleidsterreinen van de overheid. Daarom heeft de Raad Wetenschap, Techniek en Maatschappij (RWTM) van KIVI onlangs een reeks aanbevelingen gestuurd aan de informateur en aan de verschillende Tweede Kamerfracties, nu die zich buigen over een regeerakkoord. Volgens de RWTM kan de technologische duiding van KIVI-experts de politici helpen om de feitelijke onderbouwing van hun besluiten te versterken. De nadruk ligt daarbij niet op een politieke invalshoek, maar op de mogelijkheden en beperkingen die de technologie biedt. (PD)

Brein stuurt draadloos computer aan Onderzoekers in de Verenigde Staten hebben een breincomputerinterface gebouwd waarmee een proefpersoon draadloos een computer kan aansturen. Net zo nauwkeurig als een hersenimplantaat dat met draden aan de computer vastzit, maar veel prettiger voor de patiënt. Bij de eerste klinische proeven kregen twee tot aan de nek verlamde proefpersonen het apparaatje geïmplanteerd. Hiermee konden zij typen en een computer besturen. ‘Mensen zitten niet langer fysiek vast aan het apparaat en dat geeft nieuwe mogelijkheden voor het gebruik’, zegt hoofdonderzoeker John Simeral van Brown University. (Bastienne Wentzel)

Lees het laatste technieknieuws op www.deingenieur.nl

MEI

2020 • DE INGENIEUR

5


NIEUWS

Duurzame innovatie groeit minder hard

Er komen minder snel nieuwe technieken beschikbaar op het gebied van duurzame energie dan pakweg tien jaar terug. Dat blijkt uit een nieuwe studie van het Europees Octrooibureau en het Internationaal Energieagentschap. Zij inventariseerden alle uitvindingen wereldwijd die bijdragen aan energiebesparing en de reductie van CO2-uitstoot en waarop octrooi is aangevraagd. Die variëren van een verbeterde windturbine tot bouwmateriaal dat beter de warmte vasthoudt in een gebouw.

Groei vlakt af

Nu nieuwe duurzame technologie minder hard groeit, waarschuwen de onderzoekers dat er een tandje bij moet. Om netto op nul uit te komen met de CO2-uitstoot in 2050 zal bijna de helft van de emissiereducties afkomstig moeten zijn van technologieën die nog niet op de markt zijn, zegt directeur Fatih Birol van het Internationaal Energieagentschap in het rapport. Wereldwijde groei in octrooiaanvragen voor koolstofarme technologieën ten opzichte van het jaar 2000 Koolstofarme energie

500%

Fossiele brandstoffen

Alle technologieën

400% 300% 200% 100% 0%

2000

2002

2004

2006

2008

2010

2012

2014

2016

2018

Sleuteltechnologieën

De afgelopen tien jaar zijn er minder octrooiaanvragen gedaan voor technologieën rond de opwekking van duurzame energie en steeds meer voor sleuteltechnologieën die de energietransitie ondersteunen. Denk hierbij aan smart grids en aan vormen van energieopslag, zoals batterijen. Aantallen octrooifamilies aangevraagd 30.000

Eindgebruiker

Energieopwekking

Sleuteltechnologie

20.000 10.000 0

2000

2002

2004

2006

2008

2012

2014

2016

2018

Waar zijn landen goed in?

De revealed technology advantage-index laat zien waar een land met name op innoveert. Een index groter dan één geeft al een mate van specialisatie weer. 3,0

Europa

Japan

VS

Zuid-Korea

China

2,0 1,0 0

Wind

Offshore

Spoorwegen Zonne-energie (thermisch)

6

DE INGENIEUR • MEI 2021

Waterstof

Batterijen

Elektrische auto’s

CO2 afvangen, Batterijen Zonne- ICT benutten energie (PV) en opslaan Bio-energie Kernenergie Consumentenproducten

Luchtvaart

Andere voertuigen

ICT Spoorwegen

infographic : ymke pas , bron : europees octrooibureau ( eob )/ internationaal energieagentschap ( iea )


Jan van der Tempel voor ‘zijn’ loopbrug, de innovatie die hem mogelijk een belangrijke prijs oplevert. foto : eob

KIVI-erelid in race voor Europese uitvindersprijs Jan van der Tempel is genomineerd voor de Europese Uitvindersprijs. Het KIVI-erelid vond de Ampelmann uit, een veilige en stabiele loopbrug voor op volle zee. Tekst: Pancras Dijk

Steeds vaker bouwen en werken bedrijven op zee. Maar vanaf een schip aan boord gaan van een boorplatform of een windturbine kan riskant zijn. Helikopters of kraanliften kunnen dan uitkomst bieden, maar die hebben maar beperkte capaciteit. En dat niet alleen. Hun inzet is ook prijzig en vaak alleen mogelijk bij relatief goede weersomstandigheden. Jan van der Tempel kwam met een oplossing. Hij ontwikkelde een loopbrug die altijd stabiel blijft: de Ampelmann. Bewegingen van het schip worden gecompenseerd, zodat personen altijd kunnen oversteken. Het systeem werkt bij golven tot vier meter hoog en windsnelheden tot zestig kilometer per uur. De uitvinding uit 2002 levert Van der Tempel nu een nominatie op voor de prestigieuze Innovatieprijs van het Europees Octrooibureau (EOB), in de categorie Industrie. EOB-president António Campinos roemt de ‘innovatieve technische oplossingen’ van Van der Tempel. De uitvinder en ondernemer ‘heeft de veiligheid voor

de mensen die in deze sector werken verhoogd, de efficiëntie verbeterd en de kosten voor operators verlaagd’. Van der Tempel noemt de nominatie een ‘mooie erkenning’ voor zijn werk. ‘Ondernemer werd ik tegen wil en dank, maar uitvinder en ingenieur ben ik altijd gebleven’, zegt hij. De door Van der Tempel ontwikkelde techniek werkt door detectie en monitoring van de bewegingen van het schip. Daarop is een kleine bewegingssensor bevestigd, die weer is verbonden met een krachtig computersysteem dat elke schommeling registreert. Deze gegevens worden doorgegeven aan een platformconstructie met zes hydraulische cilinders die vrijwel direct, met hooguit enkele milliseconden vertraging, hun lengte aanpassen om de beweging te compenseren. Zo blijft het platform volkomen stationair: een veilige loopplank, ook al gaat het schip flink tekeer. Binnen acht uur kan de constructie op een schip worden geïnstalleerd. Het systeem is zo bedacht dat elk onderdeel zijn eigen back-up heeft en mocht het door een storing worden uitgeschakeld, dan gebeurt dat met één minuut vertraging, zodat iedereen op de loopplank zich tijdig in veiligheid kan brengen. De oversteek van schip naar turbine of platform is volgens Van der Tempel dankzij de Ampelmann nu net zo eenvoudig

als het oversteken van de straat – reden waarom hij zijn uitvinding deze naam heeft gegeven: het ‘Ampelmännchen’ is het figuurtje in Duitse voetgangerslichten. Het bedrijf Ampelmann Operations, begonnen als spinoff aan de TU Delft, heeft inmiddels 350 mensen in dienst. In totaal zijn er al meer dan zestig loop-

Hydraulische cilinders compenseren direct elke schommeling planken wereldwijd actief. Maar het innoveren is nog niet klaar. ‘De huidige Ampelmann dateert uit 2007 en was ideaal om het bedrijf mee te starten’, zegt Van der Tempel. De volgende stap is het apparaat energiezuiniger te maken. ‘We zijn nu bezig de Ampelmann te elektrificeren. Het systeem, dat nu nog op diesel draait, blijkt met 90 procent minder energie precies hetzelfde te kunnen presteren.’ De winnaar van de Europese patentprijzen worden op 17 juni bekendgemaakt. Sinds 2018 is Van der Tempel erelid van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI), als erkenning voor zijn nationale en internationale bijdragen aan de offshore-industrie. MEI 2021 • DE INGENIEUR

7


NIEUWS

Boren voor groene stroom Tekst: Jim Heirbaut

Deze glimmende tanden zitten op een boorkop die de vader­ landse energietransitie een flinke stap vooruit gaat helpen. De foto laat een detail zien van de boor­ machine die in en om Beverwijk ondergrondse boringen verricht voor hoogspanningskabels van TenneT. Deze kabels gaan twee nieuwe windparken op zee met het Nederlandse hoogspanningsnet verbinden. Voor de kust verrijzen de wind­ parken Hollandse Kust (noord) en Hollandse Kust (west alpha). Ten noorden van Wijk aan Zee komen de kabels aan land en vervol­ gens volgen de landkabels een zo kort mogelijke route door de gemeenten Heemskerk, Beverwijk en Velsen, om ten slotte op het hoogspanningsstation in Beverwijk te worden aangesloten. De boormachine houdt op een bijzondere manier de juiste koers aan. ‘We leggen op de gewenste boorlijnen gps­trackers, zodat we de positie van de boormachine onder de grond precies kunnen meten’, licht Kim Tomasoa van TenneT toe. ‘Deze informatie wordt gebruikt om de boorkop nauw­ keurig te sturen.’ Op deze manier maakt de boormachine onder de grond een gang van zo’n dertig centimeter doorsnede. Dat is echter pas stap één. Vervolgens wordt op het uiteinde van de boorstangen een zogenoemde ‘ruimer’ ge­ monteerd die – het woord zegt het al – de boorgang een stuk ruimer maakt. ‘Daarvoor trekken we de boorstreng met de ruimer door het boorgat terug naar het intreepunt’, zegt projectmanager Mark de Bruijn van verantwoor­ delijk aannemer NRG. Zo ontstaat de gewenste gang van een meter doorsnede. Het tracé voor de ondergrond­ se stroomkabel van 380 kilovolt is zo’n tien kilometer lang en is opgedeeld in veertig horizontaal gestuurde boringen. Nog tot half mei zijn de boorders bezig in Beverwijk, daarna gaan ze door bij Tata Steel, een paar kilometer naar het westen. 8

DE INGENIEUR • MEI 2021


foto FEBRUARI 2021 • DE I N: Gchris E N I Epennarts UR 9


NIEUWS

Bewoner in eerste 3D-betongeprinte huis Sinds eind vorige maand wordt het allereerste huis in Nederland dat met 3D-betonprinten is gemaakt, bewoond. De gelijkvloerse woning in Eindhoven is de eerste uit Project Milestone, een samenwerking tussen bouwkundig ingenieurs van de TU Eindhoven en bedrijven.

VSL meet massa waterstof op locatie

De vrijstaande woning meet 94 vierkante meter vloeroppervlak, verdeeld over een woonkamer en twee flinke slaapkamers, en heeft de vorm van een zwerfkei. Hiermee willen de makers laten zien wat er allemaal kan met 3D-betonprinten. Het bijzondere huis bestaat uit 24 geprinte betonnen elementen die in de printfabriek in Eindhoven van partner Saint-Gobain Weber Beamix zijn geprint. De elementen zijn vervolgens op de bouwplaats samengebracht en op een fundering gezet. Daarna kreeg het huis een dak en kozijnen en is het verder afgewerkt. Het grootste voordeel van de techniek is de vormvrijheid; ontwerpers zijn niet langer gebonden aan rechte hoeken en standaardafmetingen. Een betonprinter werkt door steeds een laagje betonpasta neer te leggen in het xy-vlak en zo laag op laag te deponeren. Zo ontstaat een driedimensionaal element uit beton, dat dankzij de printtechniek de meest

organische vormen kan hebben. En elke woning mag net weer even anders zijn, de precieze vorm maakt voor de printer niets uit. Behalve deze vormvrijheid belooft 3D-betonprinten ook besparingen op materiaalgebruik en op arbeidskrachten; de machine draait immers grotendeels zelfstandig. 3D-betonprinten is een voorbeeld van de broodnodige digitalisering van de bouw. ‘Andere sectoren hebben in de afgelopen decennia grote sprongen gemaakt in arbeidsproductiviteit, maar de bouw nauwelijks. Metselaars stapelen nog steeds stenen een voor een op elkaar’, zei Theo Salet, hoogleraar concrete structures aan de TU/e, in 2019 in een interview met De Ingenieur. De partners in Project Milestone hopen dat 3D-betonprinten uiteindelijk als duurzame bouwmethode kan bijdragen aan het oplossen van het nijpende woningtekort. (JH)

GIESEN

De doorbraak van de waterstof­ auto laat op zich wachten, maar daar komt mogelijk verandering in. VSL, het Nationaal Metrologisch Instituut, presenteerde eind april een mobiele installatie waarmee tankstationhouders hun waterstof­ pomp kunnen laten kalibreren. Het kalibratieapparaat is voor­ zien van drie tanks. Deze worden gevuld, waarna een uiterst precieze weegschaal het getankte gewicht tot op enkele grammen nauwkeu­ rig kan vaststellen. De tanks zijn daarbij voorzien van draadloze sensoren om druk en temperatuur vast te stellen. Het aantal pompen in Nederland waar particulieren hun waterstof­ auto kunnen voltanken, is nu nog beperkt tot een handvol. Vanwege het ontbreken van een kalibratie­ methode opereren die pomp­ houders noodgedwongen zonder de vereiste certificering. Nu ze die wél kunnen krijgen, zal het aantal waterstoftankstations toenemen, verwacht VSL. (PD) 10

DE INGENIEUR • MEI 2021

foto : bart van overbeeke ; illustratie : matthias giesen


Punt

Een scherpe mening over een actueel onderwerp. Deze maand: Piet Fortuin

Vertrouw uw medewerkers Naar schatting een half miljoen thuiswerkers worden met software gemonitord door de baas. Dat blijkt uit onderzoek van de vakbond CNV onder twaalfhonderd leden. Dat is een slechte zaak. Juridisch gezien mag dit alleen in uitzon­ derlijke gevallen, bijvoorbeeld als er een ernstig vermoeden van misbruik is. Werkgevers kunnen beter een effectief thuiswerkbeleid ontwikkelen, waarin gezondheid en vertrouwen voorop staan. Bij 13 procent van de thuiswerkers houdt de werkgever met software in de gaten of ze wel aan het werk zijn. Fabrikanten van monitorings­ software zien de vraag sinds de coronacrisis dan ook explosief stijgen. Nu deze crisis al meer dan een jaar voortduurt, ontstaan er nieuwe werkverhou­ dingen. Met name in de sectoren waar men voorheen al weinig thuiswerkte of in sectoren waar de monitoring al streng was, houdt de baas ook thuis strikt een oogje in het zeil. Soms gebeurt dat met simpele middelen: een check of iemand wel online aanwezig is, of de laptop wel genoeg wordt aangeraakt. Maar het kan ook verder gaan: het stemgeluid van medewerkers kan worden opgenomen om te horen of zij wel enthousiast genoeg klinken aan de telefoon. Of de software checkt per minuut wat iemand doet. Met name in de callcenterbranche is de monitoring zeer sterk aanwezig. Dit was vóór de coronacrisis al het geval, maar dit is tijdens de crisis nog verder versterkt. Voor veel werkenden is dit een stressvolle situatie, zeker in een tijd waarin veel mensen al vrezen voor hun baan. Werkgevers zouden er beter aan doen om een goed thuiswerkbeleid te ontwikkelen, waarin ze vooral sturen op vertrouwen, een gezonde werkomgeving en op output. Van de werkenden

geeft 28 procent momenteel aan last te hebben van een verslechterde motivatie en creativiteit. Het kan de productiviteit en het werkplezier ten goede komen als dit probleem wordt aangepakt. Daarnaast zou het voor werkgevers meer lonen om te investeren in het welbevinden van hun medewerkers. Maar liefst 60 procent van de thuiswerkers voelt zich eenzamer dan in 2020. Het sluiten van de horeca, winkels en een avondklok dragen daaraan bij. 30 procent van de mensen geeft bovendien aan dat de sfeer op de werkvloer is verslechterd. En dat terwijl de eindstreep nog lang niet in zicht is: het vacci­ neren verloopt traag en de besmettingen lopen steeds weer op. Het gevolg is dat veel thuiswerkers verpie­ teren in een situatie die uitzichtloos lijkt. Als we niet opletten stevenen we af op uitval, mogelijk langdurig. Fysiek zijn er ook veel klachten bij thuiswerkers. 40 procent heeft sinds de coronacrisis last van de schouder, arm of nek. Eenzelfde percentage heeft oogklachten, een logisch gevolg van het vele beeldschermwerken. Juist in deze situatie is het belangrijk dat werkenden af en toe achter hun bureau vandaan komen. Even bewegen. Even naar buiten. Het zou mooi zijn als werkgevers zich aanpas­ sen aan deze nieuwe werkelijkheid en een toe­ komstgericht thuiswerkbeleid ontwikkelen. Ze­ ker nu blijkt dat 70 procent van de thuiswerkers ook na de coronacrisis – deels – wil blijven thuiswerken. Strikte monitoring hoort daar niet bij, wel sturen op output en het creëren van een gezonde werkomgeving. Piet Fortuin is voorzitter van vakbond CNV

Stuur op output en creëer een gezonde werkomgeving

MEI 2021 • DE INGENIEUR

11


De chemische industrie maakt nu nog winst, maar gaat dat in de toekomst ook nog lukken met de veelal verouderde technologie? FOTO : DEPOSITPHOTOS

12

DE INGENIEUR • MEI 2021


Investeren in innovatie is de sleutel tot voortbestaan van de procesindustrie

Buigen of barsten Dit is het tweede deel van een tweeluik over de energietransitie van de procesindustrie

MEI 2021 • DE INGENIEUR

13


ENERGIETRANSITIE T E K S T: T I M O K Ö N N E N

De chemische industrie staat onder toenemende druk, zowel door het klimaatbeleid als door de buitenlandse concurrentie. Radicaal andere productieprocessen zijn nodig om toekomstbestendig te zijn, maar de concurrentiedruk houdt grote langetermijninvesteringen tegen. Biedt transformatie van onderaf uitkomst? Of is toch weer de overheid aan zet? Het perspectief voor de chemische industrie in Nederland voor over een jaar of tien is niet gunstig. De sector zit klem tussen de door de overheid opgelegde CO2reductie en de concurrentie van modernere fabrieken in andere werelddelen. Het is nu tijd om de noodklok te luiden, vindt Henk Akse, directeur van adviesbureau Traxxys voor vernieuwing en verduurzaming in de procesindustrie. Om te overleven zal de industrie haar energie- en materiaalverbruik en de uitstoot van broeikasgassen fors omlaag moeten brengen. Hoewel de meeste fabrieken, die merendeels uit de jaren zestig stammen, hun processen telkens wel wat verbeteren, blijven ze aan de oorspronkelijke opzet vasthouden. ‘Zo was het in 2004, toen ik na een loopbaan in de chemie mijn bedrijf Traxxys begon, en zo is het nu nog’, stelt Aske. ‘Inmiddels is 50 tot 60 procent van de apparatuur afgeschreven. De boel wordt eindeloos in bedrijf gehouden, want in onderhoud zijn we in Nederland erg goed.’ Die manier van werken leidt tot efficientieverbeteringen in de orde van promillen per jaar. De tientallen procenten die nodig zijn, vereisen echt andere processen en nieuwe machines.

DHV. ‘Hoe groot zijn de kosten per dag als de fabriek stil komt te liggen? Wat zijn de emissies als het misgaat en er een noodlozing nodig is?’ Die houding heeft geleid tot een bedrijfscultuur waarin continuïteit en veiligheid onaantastbaar bovenaan staan. Op zich is dat natuurlijk goed, maar het leidt ook tot weerstand tegen nieuwigheden. Akse begrijpt het perspectief van de bedrijven ook wel. ‘De huidige manier van werken is financieel heel succesvol, veilig en betrouwbaar gebleken. Hoe verduurzaam je een bedrijf zonder die kenmerken op het spel te zetten? Dat is het dilemma waarvoor het management staat.’ De hete adem van de aandeelhouders die het hoofdkantoor van een internationaal bedrijf voortdurend in de nek voelt, vormt een tweede grote rem op innovatie. Investeringen moeten snel rendement opleveren, een terugverdientijd van meer dan twee jaar is uitzonderlijk. Ook een fabrieksdirectie die graag wil, krijgt daardoor niet gemakkelijk geld los voor een grote verbouwing. Proefprojecten – veelal met subsidie – zijn er wel, maar als die zijn afgelopen komt er vaak geen vervolg; een bekende frustratie van onderzoekers van kennisinstellingen. Overigens spelen dezelfde problemen ook in andere Europese landen, al is het volgens Akse in Nederland een graadje erger.

De meeste technologie is gewoon voorhanden

Veiligheid en continuïteit Het punt is niet dat er geen nieuwe technologie voorhanden is. ‘Het meeste is er gewoon’, zegt Akse, waarna hij een reeks voorbeelden geeft van commercieel verkrijgbare apparaten die veel energie kunnen besparen en toch in Nederland niet worden toegepast. Zo is er voor het maken van waterstof uit aardgas – een van de processen met de grootste CO2-uitstoot in de wereld – de Catacel SSR-technologie van apparatenbouwer Johnson Matthey. ‘Een paar aanpassingen maken een bestaande installatie al efficiënter, waardoor er significant op gasverbruik en daarmee op CO2 wordt bespaard. Het wordt in veel landen toegepast, ook binnen Europa, maar niet in Nederland.’ Hoe dat komt? De marges per ton product zijn vaak klein, er moet vooral véél worden geproduceerd en de fabriek moet 24 uur per dag doordraaien, antwoordt Akse. Marit van Lieshout kan dat bevestigen. Zij is lector duurzame procesindustrie aan de Hogeschool Rotterdam en senior consultant bij adviesbureau Royal Haskoning14

DE INGENIEUR • MEI 2021

Investeren in innovatie De energietransitie maakt van die stagnatie inmiddels een urgent probleem. Volgens het Klimaatakkoord van 2018 moet de Nederlandse industrie in 2030 maar liefst 59 procent minder broeikasgassen uitstoten dan in 1990, en rond 2050 nagenoeg niets meer. In het eerste deel van dit tweeluik, afgelopen maart in De Ingenieur, viel te lezen dat er veel gebeurt om de industrie de klimaatdoelen te laten halen. Er lopen projecten om de CO2 van grote fabrieken in de bodem van de Noordzee op te slaan, en er zijn veel plannen rondom waterstof als groene energiedrager. Maar CO2-opslag is een tijdelijke oplossing en is bovendien, net als waterstof, niet geschikt voor alle fabrieken. Er moeten dus echt efficiëntere processen komen. Akse: ‘Er zijn een paar bedrijven die het begrijpen en de draai proberen te maken, maar die vormen een minderheid. De rest lijkt vooral te proberen maximale marges te halen totdat iemand het licht uit-


t

Een veeg teken is dat veel fabrieken het grootste deel van hun technische documentatie kwijt zijn: verdwenen bij diverse overnamen. Er zijn nog wel handleidingen die de operators vertellen hoe ze binnen de veiligheidsmarges moeten blijven, maar de achtergrond van die regels is onbekend. Van Lieshout: ‘Een hele generatie is opgegroeid met “zo doen we het”, zonder echt te weten waarom. Het om­ armen van de energietransitie is de enige manier om de sterk verouderde industrie hier aan te pakken.’

t

doet. Hoe kun je niet zien dat innovatie de sleutel is tot je voortbestaan op de lange termijn?’ Een deel van het antwoord is waarschijnlijk dat door de huidige manier van werken het langetermijn­ perspectief een beetje buiten beeld is geraakt. Van Lies­ hout: ‘Het loopt prima, vindt men vaak.’ Op dit moment wordt er immers winst gemaakt. Of de directie beseft wel de noodzaak van verandering, maar het komt nu even niet uit. Het doet een beetje denken aan de kikker in het pannetje water dat heel geleidelijk warmer wordt.

Statische menger van Sulzer. De buizenstructuur zorgt voor intense vermenging van de langsstromende gassen of vloeistoffen, waardoor de reacties efficiënter verlopen. foto : sulzer

MEI 2021 • DE INGENIEUR

15


ENERGIETRANSITIE

Beginnen bij het einde Binnen het kenniscentrum Brightsite, gelegen op het Limburgse industrieterrein Chemelot, wil men technologieontwikkeling voor vergroening van de procesindustrie versnellen door al vanaf het begin met de bouwers en eindgebruikers in gesprek te gaan. Brightsite-directeur Arnold Stokking geeft plasmatechnologie als voorbeeld, een manier om chemische reacties op groene elektriciteit te laten lopen. Een elektrisch veld trekt daarbij de atomen en elektronen van een stof uit elkaar, waarna de atomen nieuwe moleculen vormen. ‘Met plasmatechnologie die nog uit de Tweede Wereldoorlog stamt, maakt chemiebedrijf Ineos in Duitsland acetyleen en waterstof uit aardgas – dat gaat met bruut elektrisch geweld. Daarbij aanhakend werken wij nu aan subtie-

lere methoden, waarmee je ook kunt sturen welke eindproducten er ontstaan. De hoop is onder andere dat we zo in één stap ethyleen kunnen maken, de grondstof voor de plastic polyethyleen die nu nog uit energievretende stoomkrakers moet komen.’ Een andere manier om de CO2-voetafdruk van kunststoffen te verkleinen is de fabriek die Sabic en Plastic Energy op Chemelot aan het bouwen zijn. Die gaat in een zuurstofloze ruimte plasticafval verhitten (pyrolyseren) om er olie van te maken, die dan weer nieuwe grondstof voor plastic vormt. Stokking: ‘We werken ook nog aan andere manieren om plasticafval en biomassa om te zetten. Elk systeem heeft zijn eigen voor- en nadelen, er is geen silver bullet. Het wordt in de transitie én, én, én, maar dan honderd keer.’

De spinning disk-reactor bevat een draaiende schijf die zorgt voor goede menging van een dunne laag vloeistoffen en/of gassen. Links een vloeistof-gasmengsel bij 500 toeren per minuut, rechts bij 3000 toeren. FOTO : CHEMICAL ENGINEERING JOURNAL / TU EINDHOVEN

16

DE INGENIEUR • MEI 2021

Maar hoe kan de procesindustrie over haar eigen schaduw springen en hier echt mee aan de slag gaan? De hoop van Akse is dat de hightech bedrijven die de machines voor die industrie bouwen, de transformatie ‘van onderaf ’ kunnen aanzwengelen. ‘Zij innoveren vaak wél.’ Daarbij denkt hij bijvoorbeeld aan de VDL Groep. Guustaaf Savenije, lid van de hoofddirectie van dit Eindhovense bedrijf, heeft zeker oren naar zo’n rol. Maar dan moet het daar wel de ruimte voor krijgen. ‘Meestal komen klanten bij ons met kant en klare, conventionele ontwerpen’, zegt hij. ‘Die kunnen beter en efficiënter als maakpartijen zoals wij vanaf het begin bij de ontwikkeling worden betrokken. We moeten van de energietransitie een meedenktransitie maken. Die verandering is natuurlijk lastig, want er is altijd iemand die zich bedreigd voelt. Het management moet inzien dat het nodig is.’ Exportproduct Verder is het tijd voor een nationale routekaart voor de transitie, vindt Savenije. ‘De overheid zou daarvoor de regie moeten nemen, in samenwerking met kennisinstellingen en de industrie. De doelen moeten zo ambitieus zijn geformuleerd dat het nog net niet om te lachen is. Vergeet niet: ingenieurs, vooral jonge ingenieurs, vinden de energietransitie om van te smullen. De kennis en de productiefaciliteiten die we zo opbouwen, worden tevens ons exportproduct. Als iedereen meedoet, kunnen we veel in Nederland.’ Om investeringen te stimuleren zou de overheid dan regelmatig als launching customer moeten optreden. Verder pleit Savenije voor garantiestellingen door de overheid om de risico’s van investeerders te verminderen, bijvoorbeeld een minimumprijs voor groene waterstof. Los van het idee van een routekaart vinden ook de andere geïnterviewden veelal dat de overheid de transitie meer moet sturen en meer keuzen moet durven maken. Ze zijn bang dat het ‘eerlijk spreiden’ van subsidies ertoe leidt dat veel projecten uiteindelijk niets tastbaars opleveren. Omdenken Gebrand op tastbare resultaten is ook Arnold Stokking, directeur van Brightsite – een krap twee jaar oud kenniscentrum waarin bedrijven van het Limburgse


Precisiechemie is mogelijk met de modulaire reactor (links) van het op Chemelot bij Geleen gevestigde Chemtrix. Elke plaat bestaat uit twee helften, in één waarvan een stroompatroon naar keuze is gefreesd (onder). FOTO ’ S : CHEMTRIX

Grondstoftransitie Ook het vorig jaar door de TU Eindhoven opgerichte Eindhoven Institute for Renewable Energy Systems (EIRES) wil snel een aantal doorbraaktechnieken marktrijp maken, in dit geval op het gebied van energie. Het ontwikkelen van een electrolyzer – een apparaat om ‘groene’ waterstof te maken – is daarvan een voorbeeld. De electrolyzerindustrie, nu nog klein en alleen in het buitenland aanwezig, staat op de drempel van een explosieve groei. De Nederlandse industrie kan nu nog op die trein sprin-

gen. In het door de provincie Brabant gefinancierde project Dutch Electrolyzer werkt EIRES daarom samen met VDL en onderzoeksinstituut DIFFER aan het opzetten van een electrolyzerproductielijn met behulp van hetzelfde ‘TRL 9 naar 1’-denken als bij Brightsite. ‘Om verder te versnellen willen we de capaciteit niet gaan vergroten door de apparaten zelf steeds groter te maken, maar door meerdere kleine eenheden naast elkaar te zetten’, verduidelijkt Richard van de Sanden, wetenschappelijk directeur van EIRES. ‘Dat hebben we afgekeken van de zonnepanelenen windmolenindustrie, waar het tot een snellere leercurve en lagere kosten heeft geleid. Daarbij helpt ook dat de investeringsdrempel voor een klant lager is, omdat die zijn capaciteit in stappen kan uitbreiden.’

industriegebied Chemelot met andere partijen samenwerken om technologie sneller volwassen te maken. ‘We hebben maar dertig jaar voor de totale transformatie van de procesindustrie, een bizar korte tijd’, zegt Stokking. ‘Alleen al het marktrijp maken van een nieuw soort apparaat kostte tot nu toe vaak al dertig jaar.’ De luxe om kalmpjes de bekende technology readiness level-schaal (TRL) af te lopen van 1 naar 9, dus van lab tot een volwassen technologie, hebben we daarom niet meer, vindt hij. Het risico is te groot dat een idee waarin al veel werk is gaan zitten, alsnog onbruikbaar blijkt. ‘We moeten het omkeren: geen “TRL 1 naar 9”-denken, maar een “TRL 9 naar 1”-denken. Ga uit van het apparaat dat je in de fabriek wilt hebben en stuur de ontwikkeling al vanaf het embryonale stadium bij om daarop uit te komen. Er moet voortdurend overleg zijn tussen de ontwikkelaars en de latere bouwers en gebruikers.’ (Zie enkele voorbeelden in het kader Beginnen bij het einde.)

MEI 2021 • DE INGENIEUR

17


ENERGIETRANSITIE

Een freesmachine van VDL bewerkt een onderdeel voor de deeltjesversneller van CERN in Genève. Dit soort hightech precisiewerk wil VDL ook voor de procesindustrie gaan doen. foto : rgb producties

18

DE INGENIEUR • MEI 2021


Los van alle mooie voorbeeldprojecten doemt er een bredere kwestie op: welke ontwikkeltrajecten kan Nederland het best kiezen om de industriële trans­ formatie te laten slagen? Om dat uit te zoeken heeft de TNO­afdeling Energietransitie een overkoepelend programma opgezet met inbreng van diverse universitei­ ten. ‘De industriële transformatie vormt één geheel met de even grote veranderingen in de energie­infrastruc­ tuur en de landbouw’, zegt wetenschappelijk directeur André Faaij, tevens hoogleraar Energiesysteemanalyse in Groningen. ‘Niet alleen gaan fabrieken onderling steeds meer warmte en stoffen uitwisselen, ze moeten ook hun consumptie en productie gaan afstemmen met de sec­ toren elektriciteit, landbouw, transport en huishoudens. Om haalbare en rendabele transitiepaden te vinden, moeten ook de investeringen in al die sectoren op elkaar worden afgestemd en goed worden getimed.’ Net als Stokking van Chemelot vindt Faaij het jammer dat de transitiediscussie bijna alleen over energie gaat: de grondstoffensector moet net zo grondig op de schop. Faaij: ‘Over een of twee decennia spelen biologische grondstoffen een grote rol. De Europese Unie kan een kwart tot een derde van haar materialen en energie ha­ len uit eigen biomassa, die op een ecologisch en sociaal­ economisch duurzame manier wordt geteeld.’ ‘In plaats van olie uit de grond te halen, maken we die straks uit afval en biomassa. In de bosbouw, de landbouw en de afvalverwerking ontstaan dan nieuwe banen, die de verdwijnende “fossiele” banen vervangen’, vult Stok­ king aan. ‘We moeten daarvoor wel echt naar “systeem­ denken” toe. Wat dat betreft moet het kwartje bij beleids­ makers nog wel vallen.’ Het systeemdenken indachtig wil de recent gelan­ ceerde actieagenda ‘Groene chemie, nieuwe economie’ van het Economisch Netwerk Zuid­Nederland nieuwe processen volwassen maken en productieketens aan el­ kaar knopen, en niet alleen in de zuidelijke regio. Zo’n twintig bedrijven en organisaties doen eraan mee, waar­ onder VDL, kunststofmaker Sabic en agro­industrieel bedrijf Cosun.

t

Energie-infrastructuur Overheden en industrieclusters zullen straks veel infor­ matie nodig hebben om al die transitie­investeringen te coördineren. Die kennis wordt nu al door onderzoekers verzameld. Het project MIDDEN van TNO en het Plan­ bureau voor de Leefomgeving benadert alle relatief grote fabrieken om met de medewerkers de opties voor ver­ groening in kaart te brengen. De meeste rapporten, ge­ schreven per sector, zijn inmiddels te downloaden op de projectwebsite. ‘Wat je ziet is dat veel bedrijven moeten kiezen tussen drie hoofdstromen: elektrificatie, CO2­op­ slag of gebruik van biologische bronnen’, zegt onderzoe­ ker Wouter Wetzels van TNO Energietransitie. ‘Onze informatie kan helpen die keuzen beter met elkaar en met de energie­infrastructuur af te stemmen.’ Want waar straks al die energie vandaan komt, is nog de vraag. ‘Het gebruik van groene energiebronnen, zo­ als windmolens en biomassa, heeft steeds meer gevolgen voor de ruimtelijke inrichting van het land’, zegt Gert Jan Kramer, hoogleraar duurzame energiesystemen aan

MEI 2021 • DE INGENIEUR

19


ENERGIETRANSITIE

de Universiteit Utrecht. ‘Hoe wordt dat straks ingedeeld, wie schikt er in? Er is nog geen goed zicht op de gevolgen van beslissingen. Daardoor is een echte maatschappe­ lijke discussie ook niet goed mogelijk.’ Daar wil het door Kramer geleide Sustainable Industry Lab – een brede samenwerking van onderzoekers, bedrijven en anderen – onder de leus ‘De keuzen en consequenties’ wat aan doen. Het wil daarvoor de mogelijke verander­ trajecten rond het energiesysteem inzichtelijk maken. Als uitgangspunt daarbij worden uiteenlopende beel­ den van het toekomstige industrielandschap gebruikt. ‘Ik verwacht dat die aanpak zal helpen bij het kiezen welke industriële activiteiten Nederland over een paar decennia binnen zijn grenzen wil hebben’, stelt Kramer. Hoe dan ook, een deel van de procesindustrie zal uit Nederland verdwijnen, denkt Ernst Worrell, hoog­ leraar energie, materialen en milieu aan de Universiteit Utrecht: de vraag neemt nu eenmaal af. Het duidelijkst is dat voor de raffinage: ‘Door het elektrisch rijden valt de behoefte aan benzine en diesel weg, dat is een groot deel van de basisafzet. Dat is geen leuk bericht: van de zes raffinaderijen blijven er hoogstens twee over.’ Verder ontkomt de wereld er volgens Worrell simpelweg niet aan om over de hele linie minder te gaan produceren en consumeren. ‘Grondstoffen worden nu eenmaal schaar­ ser. We zullen echt van het groeidenken af moeten.’

Het Duitse Covestro maakt polyurethaan (bekend van purschuim) met CO2 als grondstof. Recente nieuwe toepassingen zijn isolatieschuim, textielvezels en neuzen van sportschoenen.

20

DE INGENIEUR • MEI 2021

Zwalkbeleid De komende jaren komt er veel op de procesindustrie af. En dat moet in goede banen worden geleid. Velen verzuchten dan ook: ‘Laat de overheid eindelijk een stabiel, consequent meerjarenbeleid voeren.’ Zo is te voorkomen dat de industrie kopschuw wordt voor in­ vesteringen en dat veelbelovend techniekonderzoek na


de eerste stadia in de versukkeling raakt. Nederland heeft altijd erg de neiging gehad te zwalken. Volgens Worrell doet de EU dat een stuk beter. ‘De verduurzaming van de staalbedrijven is sterk geholpen door het langjarige EUproject voor staal met minder CO2-uitstoot. Zulke programma’s zijn heel hard nodig. De industriële energietransitie vraagt een totaalaanpak in de stijl van het project dat de Amerikanen in de jaren zestig hadden om mensen naar de maan te brengen.’ Maar alle goede ideeën en bedoelingen ten spijt, de economische realiteit duwt de procesindustrie voortdurend terug in het oude patroon van het ‘geen tijd, we moeten doorstampen’. Daarbij doen de natuurwetten ook een stevige duit in het zakje. Bekeken over de complete productieketen van delfstoffen tot eindproduct, zitten de stappen die de meeste energie vragen bij het maken van basisstoffen vooraan. Denk daarbij aan ruwijzer uit erts halen of korte koolwaterstoffen uit olie. Omdat het niet moeilijk is die stoffen in bulk te produceren, bepaalt het marktmechanisme dat juist hier de winstmarges per ton het laagst zijn. Bij deze sector met veel CO2-uitstoot en de laagste winstmarges is verduurzaming het hardst nodig maar ook net het moeilijkst. Dat maakt bijsturen van de markt door de overheid in feite onontkoombaar. Het Europese emissiehandelssysteem ETS probeert dat ook te doen: om broeikasgassen te mogen uitstoten, hebben grote bedrijven certificaten nodig, die deels gratis worden uitgedeeld. Wie schoner gaat werken, houdt als beloning certificaten over die hij aan anderen kan verkopen. Veel effect heeft het systeem alleen tot nu toe niet gehad, vooral omdat er te veel certificaten in omloop zijn. Maar in de Europese Green Deal, het omvangrijke pakket maatregelen dat Europa in 2050 klimaatneutraal moet maken, zit een aantal stevige verbeterplannen voor ETS, waaronder vermindering van het aantal certificaten. Waarschijnlijk zal het systeem wel gevoelig blijven voor politieke belangen en voor de grillen van de certificatenmarkt.

systeem: vergoeding externe kosten, een idee dat oorspronkelijk uit de bedrijfskunde komt en waarvan de werking lijkt op btw. Biesheuvel: ‘Het principe is dat je belasting verschuldigd bent voor de CO2 die is ontstaan door het maken van je product. Maar de CO2-belasting die je toeleveranciers aan jou hebben doorberekenend, mag je aftrekken. Zo betaalt elk bedrijf per saldo alleen voor zijn eigen CO2-uitstoot.’ Uiteindelijk komen al die CO2-kosten samen in het VEK-deel van de prijs die de consument voor het eindproduct betaalt. Omdat die prijs nu weerspiegelt hoe ‘vies’ of ‘schoon’ de productieprocessen waren, hebben schone fabrikanten een concurrentievoordeel. Voor de boekhouding wil Biesheuvel de computertechnologie blockchain gebruiken – een collectief, fraudebestendig administratiesysteem. Wie niet volgens de regels rapporteert, krijgt automatisch de slechtst mogelijke score of wordt van de markt geweerd. ‘Nederland kan zo’n stelsel desnoods in z’n eentje invoeren.’ Via het ISPT, een onderzoeksinstituut waarbinnen de Nederlandse procesindustrie samenwerkt, overlegt Biesheuvel met andere bedrijven over het systeem. ‘De concullega’s vinden het niet zo’n gek systeem.’ En van elk product de bijbehorende uitstoot bepalen hoeft voor bedrijven ook niet al te lastig te zijn. ‘Bedrijven zijn al gewend allerlei emissies te rapporteren, dus als er eenmaal een vaste rekenmethode is ingevoerd, is het voor hen niet zoveel extra werk’, zegt senior onderzoeker Bettina Kampman van milieu-adviesbureau CE Delft, dat de VEK-systemen heeft onderzocht. De methode moet wel goed doortimmerd zijn, en daarom moet je het ook niet meteen over de hele industrie uitrollen. Begin met de overzichtelijke routes, bijvoorbeeld van olie naar brandstoffen.’

‘Jonge ingenieurs vinden de energietransitie om van te smullen’

Btw-systeem voor CO2 De plasticfabriek van Dow in Terneuzen is een van die bedrijven aan het begin van de waardeketen die ‘tegen de natuurwetten in moeten vergroenen’, zoals Kees Biesheuvel het uitdrukt. De technologie- en innovatiemanager van Dow vindt de CO2-heffing die Nederland vorig jaar heeft ingevoerd nog minder effectief dan ETS. ‘Die heffing zet Nederlandse fabrieken op achterstand tegenover de rest van Europa. Verder is het alleen maar een boete; een positieve prikkel voor wie het goed doet, ontbreekt. Ik ben bang dat bedrijven daardoor massaal voor opslag van CO2 gaan kiezen, zonder nog in nieuwe processen te investeren.’ Biesheuvel werkt daarom aan een marktsysteem om vergroening te belonen, op een minder omslachtige manier dan ETS. Het gaat om het zogenoemde VEK-

Nieuwe spelregels Savenije van VDL heeft nog een radicaler economisch voorstel: ‘Voer een belasting in op materialen en vervuiling en schaf de belasting op arbeid af. Dat stimuleert pas werkgelegenheid.’ Het valt op dat zulke geluiden nu – met de klimaatdoelen op de achtergrond – niet meer alleen komen van mensen die het bedrijfsleven van buitenaf willen veranderen, maar ook uit het bedrijfsleven zelf. Het zou weleens kunnen dat de energietransitie inderdaad niet zonder nieuwe economische spelregels kan. Wie weet, als de komende jaren blijkt dat de industriële transitie weinig opschiet, zal de EU echt aan zulke hervormingen beginnen.

Dit verhaal is tot stand gekomen met financiële steun uit de Frank Biesboer Beurs, genoemd naar de voormalige hoofdredacteur van De Ingenieur en bedoeld om de techniekjournalistiek te stimuleren. MEI 2021 • DE INGENIEUR

21


I N F O R M AT I E T E C H N O L O G I E T E K S T: T O N V E R H E I J E N

Wie moet onze medische data beheren?

De strijd om data Onze medische data zijn geld waard. Multi­ nationals willen ze maar wat te graag binnen­ harken: hun verdienmodel hangt er immers van af. Langzaam komt er een tegenbeweging op gang. Kunnen we onze medische gegevens niet veel beter zelf beheren?

22

DE INGENIEUR • MEI 2021


De meest recente data-analyse toont aan dat twee weken na de tweede vaccindosis de bescherming tegen het coronavirus nog sterker is dan eerder gedacht, stelt De Heer. ‘De effectiviteit van ons vaccin was ten minste 97 procent bij het voorkomen van symptomatische ziekte, ernstige ziekte en overlijden. Dit uitgebreide bewijs uit de praktijk in Israël kan van belang zijn voor landen over de hele wereld wanneer zij hun eigen vaccinatiecampagnes voortzetten.’ Leefstijl Maar de datahonger van Pfizer gaat verder. Het bedrijf heeft grote plannen met het delen (en beheren) van kennis en data. Voor het elektronisch patiëntendossier heeft Pfizer geen belangstelling volgens De Heer, maar voor datagedreven gezondheidszorg des te meer. Dat zal volgens hem de kwaliteit van patiëntenzorg verder verbeteren.

t

In een ongekend tempo worden burgers in Israël gevaccineerd tegen het coronavirus met het Pfizer/BioNTechvaccin. Dat is te danken aan een gelukkig huwelijk tussen Israël en het farmaciebedrijf Pfizer, meent de Israëlische ambassadeur in Nederland, Naor Gilon. ‘Wij hebben Pfizer ervan weten te overtuigen dat we een geweldige proeftuin zijn voor het vaccin. We geven het alle data over wat er met mensen gebeurt na vaccinatie’, zei Gilon onlangs tegen het Algemeen Dagblad. Jan Willem de Heer, woordvoerder van Pfizer Nederland, bevestigt dat Pfizer de ‘geanonimiseerde geaggregeerde surveillancegegevens’ van het Israëlische ministerie van Volksgezondheid ontvangt. Dat betekent niet dat Pfizer toegang heeft tot naar individuen herleidbare data, stelt De Heer. Het Amerikaanse farmaciebedrijf krijgt onder meer de datum waarop eventuele symptomen optraden, de vaccinatiegeschiedenis en data uit de Nationale Medische Gegevensbank. Zo wil het bedrijf inzicht krijgen in het effect van zijn vaccin.

Het beheer van medische data gaat niet altijd goed. Volgens deskundigen ligt er soms data opgeslagen op plekken die niemand zich nog herinnert. beeld : depositphotos MEI 2021 • DE INGENIEUR

23


I N F O R M AT I E T E C H N O L O G I E

Schluss-oprichter Marie-José Hoefmans:

‘Regie medische data moet bij het individu liggen’ De app Schluss moet het individu weer de baas maken over zijn eigen data zoals gezondheidsgegevens. Volgens de makers is het beheer gewaarborgd door de gebruikte techniek en door te kiezen voor een coöperatie zonder winstoogmerk als eigenaar van de app. ‘Met onze app had een datalek zoals recent bij de GGD nooit kunnen gebeuren’, stelt Marie-José Hoefmans, oprichter van Schluss. Zij pleit ervoor dat de controle over medische data volledig terug naar de burgers gaat. Dat geldt ook voor vaccinatiedata. De app Schluss werkt met persoonlijke kluisjes die gedistribueerde versleutelde dataopslag faciliteren. De data wordt versnipperd en elk versnipperd stukje wordt versleuteld. Daarna worden die versnipperde, versleutelde stukjes data over het internet

24

DE INGENIEUR • MEI 2021

verspreid. Alleen de eigenaar van de data heeft de sleutel om de stukjes weer bij elkaar te brengen. Alle gebruikers van de app bepalen zelf aan wie ze hun gegevens ter inzage geven, voor welk doel en voor welke periode. De data zelf blijven in iemands eigen kluis staan. ‘De toestemming voor inzage kun je ook elk moment intrekken of uitbreiden’, stelt Hoefmans. ‘Een partij kan toegang tot (een deel) van jouw data vragen voor een doel en voor een periode. Als jij die toegang voor dat doel verleent, wordt dat in jouw kluis vastgelegd. Ook wordt in een logboek bijgehouden of en wanneer die inzage wordt gebruikt. Bij het Leids Universitair Medisch Centrum loopt momenteel een test voor de opslag van DNA met Schluss. We slaan enorm complexe materie plat met zelfbeheer. Gemakkelijk en veilig.’

Pfizer gelooft ook in het delen van de gegevens van medisch onderzoek met alle deelnemers in een klinische studie. ‘Onderzoekers, deelnemers, regelgevende instanties en andere partijen die handelen in het belang van patiënten, moeten toegang hebben tot die informatie. Ook patiënten willen goed worden geïnformeerd over het onderzoek en de resultaten. Denk bijvoorbeeld aan weefsel dat voor medisch onderzoek wordt verwijderd. Of aan bijwerkingen van een geneesmiddel. Daarbij is het belangrijk dat hun privacy wordt beschermd, de autoriteit van toezichthouders behouden blijft en stimulansen voor nieuw onderzoek worden gehandhaafd.’ Dat klinkt plausibel. Toch is er veel kritiek in de samen leving op de groeiende macht van big tech en big farma. Critici menen dat ze niet meer data moeten verzamelen dan strikt nodig, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van een klinische studie, en zich verre moeten houden van publieke functies omdat hun belangen slechts deels overeenkomen met de belangen van gezonde burgers. In een reactie daarop stelt De Heer dat Pfizer zich inzet voor ‘verantwoordelijk en transparant’ gebruik van persoonsgegevens, aan het bedrijf toevertrouwd door patiënten, klanten en medewerkers. Verder stelt Pfizer resultaten van data-analyses in het openbaar te delen ‘ongeacht of die resultaten nu neutraal, negatief of positief zijn’. Fitness-app Wim de Ridder, voormalig hoogleraar toekomstonderzoek aan de Universiteit Twente en nu werkzaam voor onderzoeksbureau Future Studies, is sceptisch over de claims van Pfizer en vraagt zich af of de Israëlische gegevens door het bedrijf inderdaad zijn geanonimiseerd. De Ridder benadrukt dat het cruciaal is te bekijken wat het doel is van de organisatie die de data beheert. Wil een ICT-bedrijf klanten helpen? Data verzamelen? Computers verkopen? Wil een farmaceutisch bedrijf medicijnen en vaccins verkopen? Mensen gezond oud laten worden? In dat laatste geval moet er ook aandacht zijn voor preventie, vroege signalering, een gezonde leefstijl. Het lijkt niet waarschijnlijk dat een farmaceutisch bedrijf daarvoor gaat strijden, waarschuwt De Ridder. ‘Met winstmaximalisatie als doel, zit je bijna altijd fout.’ Medische data zijn geld waard. Op allerlei fronten is er een harde strijd gaande over wie onze medische data mag beheren. Grote tech- en farmaciebedrijven zouden dat maar wat graag doen. En dat gaat verder dan alleen geanonimiseerde vaccinatiedata. Zo meet verzekeraar a.s.r. hoe vaak klanten bewegen door een veelgebruikte fitness-app te koppelen aan de eigen Vitality-app. Philips ontwikkelt een dataplatform voor het behandelen van patiënten met chronisch hartfalen. Het bedrijf combineert medische gegevens met apparaatmetingen en feedback van de patiënt thuis. Het Engelse GaitQ, een spin-off van Oxford University, ontwikkelt een fitbit voor om de enkel om daarmee data binnen te halen van tien miljoen Parkinsonpatiënten wereldwijd. Allemaal hoogtechnologische en gezondheids-


Israël vaccineerde zijn burgers in een ongekend tempo tegen het coronavirus, met het vaccin van Pfizer/BioNTech. foto : depositphotos

waarde krijgen. Er ontstaan nieuwe ideeën en bevorderende tools. Maar als er één domein is Bij de inzichten. waar onze privacy van het grootste belang is, overheid mag Een goed voorbeeld is de app IRMA, een dan is het wel ons medisch dossier. databeheer digitaal paspoort op je eigen mobiel. PerZijn overheden meer geschikt om het besoonsgegevens staan alleen in de IRMA-app heer van medische data op zich te nemen? vaak niets en zijn beschermd met een PIN. Je laat alleen ‘Die hebben een ander probleem’, zegt datakosten die gegevens van jezelf zien die in een bepaalprofessional Marcel van der Kuil, voorvechter de situatie relevant en nodig zijn. van quantified self, een wereldwijde commuMet name de mix van open data en geslonity die experimenten uitvoert om zelfkennis ten data bezorgt organisaties hoofdbrekens. op te bouwen door persoonlijke data beter te benutten. ‘Beheer gaat over veilig, efficiënt en kosten- Open data zijn vrij te bekijken en te gebruiken. Meesteffectief verzamelen, bewaren en gebruiken van data. al zijn die verzameld voor of door overheidsinstanties, Overheden kunnen die taak vaak niet aan, want beheer gemeenten, provincies, het Rijk, de EU of overheden mag niks kosten en er worden fouten gemaakt’, stelt Van van andere landen. Ook organisaties die worden gefinancierd uit publieke middelen stellen hun data vaak der Kuil. ‘Het datalek bij de GGD is daar een voorbeeld van. beschikbaar. Denk aan woningcorporaties, ziekenGezondheidsgegevens, contactgegevens en het burger- huizen, hogescholen en universiteiten. Gesloten data, servicenummer van miljoenen Nederlanders lekten uit bijvoorbeeld van onderzoeksbureaus of social media, en konden illegaal worden verhandeld. Overheden, maar mag vanwege veiligheid en privacy juist niet worden ook zorginstellingen, missen kennis en ervaring, tijd en gedeeld. Zowel open als gesloten data moet volgens geld om het beheer goed te implementeren: afspraken Van der Kuil beter beschikbaar komen en worden gemaken met alle partijen en risico’s en verantwoordelijk- combineerd. Voor snellere communicatie en snellere besluitvorming. heden duidelijk benoemen.’ Slecht beheer houdt volgens Van der Kuil in dat data ligt opgeslagen op een plek die niemand zich nog herin- Dataminimalisatie nert. ‘Het zwerft ergens rond in folders op het netwerk De deelnemers moeten daarbij de spelregels bepalen, en er zijn geen afspraken gemaakt over de zoek- en vind- vindt Van der Kuil. Dat principe is wellicht ook toe te structuur.’ Alleen met adequaat beheer, in lijn met wette- passen op beheer van de vaccinatiedata. Zo kunnen gelijke regels zoals de Algemene verordening gegevensbe- vaccineerden, nog niet-gevaccineerden, medisch spescherming, kan data goed worden uitgewisseld en extra cialisten en overheden met elkaar afspreken welke

t

MEI 2021 • DE INGENIEUR

25


I N F O R M AT I E T E C H N O L O G I E

Quantified self is een wereldwijde community die experimenten uitvoert om zelfkennis op te bouwen door persoonlijke data beter te benutten. BEELD : QS COMMUNITY

Het Nationale Zorgplatform Om zorgdata beter te delen en beheren, en in handen te houden van Nederlandse burgers, willen zorgverzekeraar Achmea, pensioenuitvoerder APG en UMC Utrecht Het Nationale Zorgplatform (NZp) oprichten. Dat is een publiek gereguleerd techbedrijf voor de zorg, waarin private en publieke partijen zorgdata kunnen beheren en gebruiken voor onderzoek, preventie, vroege signalering en begeleiding. ‘We moeten onze eigen data niet meer gratis weggeven aan Facebook, Google of Apple.’ Dat vindt Gerard van Olphen, scheidend bestuursvoorzitter van pensioenuitvoerder APG en pleitbezorger voor het NZp. ‘We kunnen onze zorgdata gebruiken voor het bundelen van wetenschappelijke kennis, stellen van diagnoses, zien van langetermijneffecten,

26

DE INGENIEUR • MEI 2021

valideren van testprogramma’s en ontwikkelen van behandelmethoden’, zei Van Olphen onlangs in Het Financieele Dagblad. De twee aandeelhouders van het NZp zijn de Nederlandse overheid en een coöperatieve vereniging. Op het platform zelf beschikken de burgers over hun eigen zorgdata via hun persoonlijke zorgadres, een virtuele ruimte met informatie van zorginstellingen over zorguitgaven, doorverwijzingen, langdurige zorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning. Burgers kunnen zelf extra data toevoegen, zoals informatie verkregen via wearables en mobiele telefoon, evenals hun DNA-profiel, persoonlijke gezondheidsonderzoeken en data van e-healthapps voor het vinden van de juiste behandeling.

data wordt beheerd en gedeeld, voor welk doel, wat ermee mag worden gedaan en hoe deelnemers moeten worden geïnformeerd. In Nederland is het beheer van vaccinatiedata momenteel verdeeld over de GGD, huisartsen en ziekenhuizen. Een door burgers beheerd ecosysteem zou beter zijn, stelt Van der Kuil, waarbij blockchain geschikt kan zijn om gegevens vast te leggen. Een blockchain geeft namelijk altijd realtime antwoord op de vraag: ben je gevaccineerd? ‘Als de burger zelf kan beslissen wie zoiets mag weten en wanneer, dan helpt dat enorm, bijvoorbeeld in het kader van dataminimalisatie. Je gebruikt niet meer data dan nodig is om het doel te bereiken. Gevaccineerd of niet? Als er dan toch nog een datalek is, dan ligt er niets of bijna niets op straat’, stelt Van der Kuil. Meer in het algemeen vindt hij dat de burger in elk geval een flinke vinger in de pap moet hebben als het gaat om het beheer van persoonlijke informatie rond DNA, vingerafdrukken en irisscans. Dat zijn bijzondere persoonsgegevens en die zijn door de wetgever ook extra beschermd. Gepersonaliseerde zorg De Ridder van Future Studies plaatst het beheer van medische data in een breder perspectief. Een grote, wereldwijde trend is ‘gepersonaliseerde zorg’, stelt hij. ‘Daarvoor heb je menselijk DNA nodig en dat is de duurste data van dit moment. Alle grote partijen hebben daar belangstelling voor. En allemaal zogenaamd met goede bedoelingen.’ De Ridder vindt dat betrouwbare ecosystemen het beste kunnen worden beheerd door maatschappelijke coöperaties zonder winstoogmerk. Een mooi voorbeeld is Het Nationaal Zorgplatform (zie kader). De coöperatie is de baas en bepaalt wat de doelstelling is en wie mag meedoen. Big tech en big farma moeten niet de ruimte krijgen om het beheer van vaccinatiedata naar zich toe te trekken, vindt De Ridder. ‘Tenzij zij zich volledig committeren aan het doel en alles staven met het patiëntenbelang. De vraag is of ze dat willen. Ik was bijvoorbeeld in gesprek met farmaciebedrijf Roche over onze ideeën. Zij hadden geen belangstelling, ze wilden alle data voor zichzelf houden.’


Podium

Vanessa Evers, hoogleraar social computing and robotics, is sinds 2019 directeur van het Institute of Science and Technology for Humanity in Singapore.

Bètavrouwen De term alleen al geeft me uitslag. Dus er is ook studies en beroepen dan moeten we bereid zijn om die studies en beroepen op de schop te nemen en zoiets als een bètaman? Bètavrouwen, dames in de techniek, women in te herontwerpen zodat rekening wordt gehouden STEM, iedereen vindt het belangrijk. Wereldwijd met interesses, manieren van werken en leren van wordt er een hoop moeite in gestoken om vrou- vrouwen. Dit is een grote investering want eigenlijk wen over te halen technische studies en beroe- weten we niet of en wat voor verschillen er zijn in pen te kiezen, met de nadruk op het onderdeel de behoeften van mannen en vrouwen. Net zoals de ‘overhalen’. Rolmodellen worden opgeroepen hun gezondheidszorg tot voor kort vooral uitging van de plicht te doen, speciale vrouwen-in-de-techniek- mannelijke patiënt als ijkpunt, gaan bètavakken uit dagen worden georganiseerd, miljoenen worden van de mannelijke student. Velen van ons die zich desondanks door een besteed aan propaganda om vrouwen ervan te overtuigen iets te doen waar ze helemaal geen zin bètastudie heen hebben geworsteld, worden als ‘niet normaal’ gezien. in hebben. Zie bijvoorbeeld Mart Het artikel ‘Meiden zijn beter Veel bètavakken Smeets die in een uitin bèta dan jongens, en toch...’ zending van Pauw en in De Ingenieur van september richten zich Witteman tegen mij zei: 2018 rapporteerde dat ‘meiden’ nog steeds op de ‘Je kiest dit vak, je had in het onderwijs gemiddeld iets ook vinoloog kunnen beter presteren in de bètavakken mannelijke student worden of Sanskriet dan jongens. In niet-bètavakken studeren. Je had alles zijn meisjes nog veel beter dan jongens, dus kiezen ze daarvoor want dan heb- kunnen worden, maar wat brengt een vrouw ertoe ben ze minder concurrentie. U kunt de stoom die met robots aan de slag te gaan?’ Geen idee Mart, uit mijn oren komt niet zien: ja natuurlijk, daar- misschien omdat mannen van vlees en bloed dit om kiezen wij – de helft van de bevolking – geen soort uitspraken doen en ik dacht ‘dan maak ik er bètaberoep, omdat we concurrentie met mannen maar een die normaal doet.’ Dit soort opvattingen maken het kiezen van uit de weg gaan. Een ‘conclusie’ die overigens niet werd ondersteund door de resultaten van het on- techniek voor vrouwen niet makkelijker. Het punt is: er is wat aan te doen. Je kunt studies en derzoek. Het mysterie rondom vrouwen in de techniek beroepen zodanig inrichten dat ze aantrekkelijk leeft nog steeds. Het campagnegeld om vrouwen zijn voor mannen én vrouwen. Bij de Universiteit over te halen kan beter worden gestoken in het Twente hebben we bijvoorbeeld de studie creative uitzoeken wat ervoor nodig is om bètavakken en technology, een mix van elektrotechniek, design -beroepen aantrekkelijk te maken voor vrouwen. en informatica die een goede mix studenten trekt, Als het een vak is waarin vrouwen geen zin heb- de master interaction technology doet dat ook. Ik ben er heilig van overtuigd dat het mogelijk is ben, verander het dan. Ik kan u uit eigen ervaring laten weten dat de in- alle bètastudies zodanig te herontwerpen dat een formaticavakken die ik in de jaren negentig volg- diverse groep studenten zich er thuis voelt en zich de niet passender werden door reclames als ‘Een kan ontplooien. Hoe dan? Ja, beste bèta’s, daar slimme meid is op haar toekomst voorbereid!’ Als hebben we veel hulp bij nodig… van de alfa’s en wij echt serieus diversiteit willen in de technische de gamma’s. MEI 2021 • DE INGENIEUR

27


Voor de megahijskraan Focus30 is relatief makkelijk een bouw- en werkplek te vinden op het terrein van een chemische fabriek. illustratie : mammoet


WERKTUIGBOUWKUNDE T E K S T: J U D I T H S T A L P E R S

Nieuwe assemblagetechniek maakt zwaar hijsen op krappe locaties mogelijk

Megahijskraan bouwt zichzelf de hoogte in Veel petrochemische installaties zijn gedateerd en aan een opknapbeurt toe. Maar er is nauwelijks plek om een megahijskraan op te bouwen om vervolgens een torenhoog reactorvat of schoorsteen te kunnen vervangen. Het hijsen transportbedrijf Mammoet komt met een oplossing: een superliftkraan die zichzelf op de bouwplaats in elkaar zet. Voor het hijsen van grote installatieonderdelen zijn enor­ me kranen nodig met een hoogte van honderd meter of meer. Tot nu toe worden de hoofd­ en achtermast van dergelijke kranen ter plekke horizontaal op de grond in elkaar gezet. Daarna worden ze omhoog gehesen. Op een raffinaderij is die vereiste opbouwruimte van 150 bij 30 meter bijna nooit direct beschikbaar. Vaak moeten gebouwen die in de weg staan tijdelijk worden afgebro­ ken. Meestal doorkruist de opbouw ook pijpleidingen die uit veiligheidsoverwegingen moeten worden droog­ gelegd. Dat betekent een gedeeltelijke productiestop voor het bedrijf. De montage en later ook de demontage van zo’n kraan nemen al snel vier weken in beslag. Mammoets nieuwe type mega­ hijskraan Focus30 omzeilt deze obstakels. Voor de opbouw van de masten is dankzij een nieuwe assemblagetechniek slechts een ruimte van dertig bij veertig meter nodig. De montage van de nieuwe hijskraan vindt namelijk plaats bo­ ven op het draaibare wagendeel, de zogenoemde bovenwagen, met een geautomatiseerd opbouwsysteem. De wagen zelf heeft een afmeting van 22 bij 22 meter. De resterende meters rondom zijn nodig voor een veel kleinere hulpkraan en als aanrij­, opslag­ en werkruimte.

katrollen, lieren en kleinere steunmasten al aangebracht. Rondom deze kopmodule komt het opbouwsysteem. Dit systeem hijst de mast zo hoog dat het volgende deel van de hoofdmast eronder past, waarna het nieuwe mastdeel over een rail in het opbouwsysteem schuift. De hoofdmast met jib komt naar beneden en wordt op het nieuwe deel geplaatst. Daarna pakt het opbouwsysteem het nieuwe mastdeel weer onderop vast om vervolgens de hele hoofdmast een slag omhoog te hijsen. Dit proces herhaalt zich voor elk mastdeel. Een supervisor stuurt de werkzaamheden aan, gehol­ pen door de input van camera’s en talrijke sensoren die de krachten meten en locaties aan­ geven. Monteurs bevestigen telkens de delen handmatig aan elkaar. ‘Dit hebben we bewust niet geautoma­ tiseerd omdat we zeker willen zijn dat de koppelingen goed aan elkaar vastzitten. Onze mensen duwen uit­ eindelijk de veiligheidspennen erin. De automatische opbouw neemt hen het zware werk uit handen’, zegt Erik Visser, hoofdingenieur van het Focus30­project. Ook de achter­ mast, die de hoofdmast stabiliteit verleent en waaraan de contragewichten hangen, wordt modulegewijs verticaal opgebouwd via een conventio­ neel hijssysteem achter de hoofdmast langs. Na montage aan de mastvoet klapt hij naar achter uit en kan de ballast worden bevestigd.

Een nieuw mastdeel schuift over een rail in het opbouwsysteem

Tijdwinst Assemblage van de kraan duurt, net als de afbouw, ongeveer tien dagen. ‘De totale tijdwinst is twee tot vier weken’, zegt Jacques Stoof, directeur global market development and innovation bij Mammoet en

t

Sensoren De opbouw van de kraan gaat als volgt. Eerst zet een hulphijskraan de bovenwagen op het onderstel met vier brede poten, vervolgens wordt het eerste mastdeel op de juiste locatie geplaatst met er bovenop het kopstuk van de hoofdmast en de beweegbare kraanarm, de zo­ genoemde jib. Op deze kraanarm zijn alle benodigde

MEI 2021 • DE INGENIEUR

29


WERKTUIGBOUWKUNDE

De mast wordt van onderop automatisch opgebouwd. Monteurs bevestigen de mastdelen nog wel handmatig aan elkaar. foto : mammoet

zoon van de oorspronkelijke bedenker van het verticale opbouwsysteem. De constructie is relatief licht van gewicht. ‘De kunst was het gewicht van de kraan zo laag mogelijk te houden, zodat meer capaciteit voor het hijsen beschikbaar blijft. Voor de hele kraan is bekeken waar met zwaar staal en waar met een lichtere soort kon worden gewerkt’, licht Visser toe. Dankzij een slimme verdeling van het gewicht over de vier brede poten is het niet nodig om de zachte ondergrond onder de stalen vloerplaten te verdichten. Ook dat levert tijdwinst op. De verticale assemblage vereiste een totale revisie van ontwerp en onderdelen. Zo is de kraanarm boven op de mast excentrisch geplaatst om het verticaal hijsen mogelijk te maken en tegelijkertijd operationeel niets aan functionaliteit te verliezen. Verder liggen de hoofdlieren nu aan de voorkant in plaats van achterop in de bovenwagen. Dergelijke veranderingen gaven een heel ander krachtenspel. Dat betekende dat op alle niveaus nieuwe oplossingen moesten worden gevonden, ook in de aandrijf-, besturings- en veiligheidssystemen.

Uit veiligheidsoverwegingen is in de kraan met kleurcodes gewerkt die de functie aangeven: geel staat voor bewegende onderdelen, rood, groen en blauw staan voor de verschillende omloopschijven voor de diverse hijskabels op de kraan. Dit moet het de medewerkers makkelijker maken om met de nieuwe posities van de kabels in dit ontwerp om te gaan. Ook dit is een novum in de kraanwereld. De Focus30 is een bijna 100 procent Nederlands product uit Mammoets eigen R&D-afdeling. De megahijskraan heeft wekenlang tests doorstaan en bezit nu de benodigde keurmerken. Dat de bouwplanning door deze superliftkraan volledig gaat veranderen, daarvan zijn Stoof en Visser overtuigd. Een maandenlange bouwplaats op het fabrieksterrein en een productiestop zijn niet meer nodig. In april is de nieuwe megahijskraan naar het Verenigd Koninkrijk getransporteerd voor zijn eerste klus: het plaatsen van een nieuw reactorvat bij een raffinaderij waar dankzij de nieuwe kraan straks de productie grotendeels gewoon door kan gaan. Daar moet de kraan zich in de praktijk gaan bewijzen.

Kleurcodes waren een novum in de kraanwereld

30

DE INGENIEUR • MEI 2021


Möring

Marcel Möring is schrijver, bekend van romans als In Babylon (1997), Dis (2006), Eden (2017) en Amen (2019).

Een déjà vu? De jaren twintig van deze eeuw beginnen verdraaid veel te lijken op de jaren tachtig van de vorige eeuw. Toen was de werkloosheid zo groot dat wie van school kwam onmiddellijk kon aankloppen bij de sociale dienst. Er waren te weinig woningen, dus jongeren kraakten of bleven bij hun ouders wonen. En tot overmaat van ramp diende zich ook nog een big disease with a little name aan, zoals Prince dat noemde. De werkloosheid is nu niet groot, als je kijkt naar de vaste banen. Maar in de hotel- en recreatiesector zit bijna iedereen al dan niet gesubsidieerd thuis en over de cultuur hoeven we het niet eens te hebben. Aan voldoende huizen ontbreekt het ook en de ziekte kennen we. Gisteren interviewde ik in boekhandel Donner mijn collega Jessica Durlacher over haar nieuwe boek. Donner is de grootste boekhandel van Nederland. Op weg naar het inpandige theater kwam ik niet meer dan vijf klanten tegen. Die winkelden op afspraak. In het theater waren de directeur en een boekverkoper aanwezig. ‘Wij zijn het audiovisuele team’, zeiden ze ginnegappend. Ik grijnsde. Uit herkenning. Het afgelopen jaar ben ik ook het audiovisuele team geweest. Omdat mijn literaire programma in de boekhandel stil kwam te liggen, stapte ik over op online en leerde ik hoe ik video en audio kon afvangen, beeld kon bewerken en film monteren. Ik heb zelfs een begintune voor mijn programma gemaakt. Ik wilde zeggen ‘gecomponeerd’, maar dat gaat te ver. Het was kunst omdat het moet, zeg maar. En dat doet me allemaal ontzettend denken aan de jaren tachtig van de vorige eeuw. De meeste van mijn vrienden konden geen werk vinden en zo vonden cum laude afgestudeerde filosofen zichzelf opnieuw uit als fietsenmaker en werden onderwijzers meubelontwerpers. Niks mis mee. Vooral niet omdat ze op die manier werden gedwongen om te kiezen voor wat ze leuk vonden en konden, in plaats van het sociaal wenselijke traject te volgen van studeren en terechtkomen in een saai baantje. Dat schoot me allemaal te binnen toen mijn zoon Sam vertelde dat een van zijn vrienden in meubeltjes was gaan

handelen. ‘Hij koopt ze op rommelmarkten en bij kringloopwinkels, dan knapt hij ze op en verkoopt ze weer. Hij heeft er meer plezier in dan in zijn werk.’ Die vriend had na zijn afstuderen een halve baan gevonden als eindredacteur bij een krant, voor de andere helft was hij freelance journalist. ‘Maar ik kom niet verder dan halve baantjes en losse klussen’, had hij tegenover Sam geklaagd. ‘Ik kan dit mijn hele leven doen en dat is niet wat ik wil.’ Hij is niet de enige. Een collega van mij koopt omgezaagde stadsbomen op bij Bossen en Plantsoenen, verzaagt ze in plakken die hij schaaft en schuurt en politoert en dan inlegt met koper of brons, waarna hij er tafels en krukjes van maakt. Twee andere collega’s maken collages en borduursels die ze online verkopen. De overeenkomst tussen nu en toen is niet alleen zelfredzaamheid, maar ook dat zogenaamde mensen van ‘het hoofd’ veranderen in mensen van ‘de handen’. En dat is bijzonder in een samenleving die het hoofd stelselmatig hoger acht dan de handen. Ik hoor mijn vrouw de laatste tijd (examenperiode) vrijwel elke dag klagen over ouders die hun kind per se naar de havo willen laten doorstromen, terwijl het mbo een werkelijke opleiding biedt, leuke banen en veel betere lonen. ‘De bedrijven smeken om mensen voor de techniek’, zegt ze. ‘Maar iedereen vindt dat minderwaardig, ze zijn bang voor “vies werk” en dus kiezen ze voor de havo zonder te beseffen dat je daarna nog nergens bent. Dan heb je geen vak geleerd.’ Er wordt een boel gezeurd over de wereld na corona en dat niets meer hetzelfde zal zijn. Ik geloof daar niet zo in. Na de Spaanse Griep, die veel erger was, veranderde er ook niets. En zo kan ik nog wel een paar grote gebeurtenissen noemen die alles op zijn kop zetten waarna alles sneller dan je zou denken terugkeerde naar hoe het was. Maar het zou fijn zijn als in ieder geval een paar mensen weer de waarde leerden kennen van werken met je handen, van technische vaardigheden en het plezier om iets te maken.

Techniek op het mbo zien ze als minderwaardig, ouders sturen hun kinderen liever naar de havo

FOTO : HARRY COCK

MEI 2021 • DE INGENIEUR

31


Enith

Een maandelijkse column in stripvorm door wetenschapsjournalist Enith Vlooswijk.

32

DE INGENIEUR • MEI 2021


SENSORTECHNOLOGIE T E K S T: R O E L V A N D E R H E I J D E N

Satellieten kunnen inzoomen op de uitstoot van individuele fabrieken

De rookmelders van de aarde Sjoemelen met uitstootgegevens is er aan het eind van dit decennium niet meer bij. Ingenieurs ontwikkelen satellieten die de uitstoot van broeikasgassen scherp in de gaten houden. om die opwarming zo ver mogelijk onder de twee graden Celsius te houden. Om dat te halen zou de uitstoot van CO2 tegen 2030 gehalveerd moeten zijn en in 2050 nagenoeg geëlimineerd. Het druppelen moet stoppen. Behoefte aan harde data Maar hoe weet je of dergelijke beloften worden waargemaakt? De uitstoot van broeikasgassen, zoals CO2, methaan en stikstofoxiden, wordt gemonitord op basis van getallen die de landen zelf rapporteren. De ervaring leert dat deze opgaven niet altijd kloppen. Het grootste oliewinningsgebied van de Verenigde Staten, Permian Basin, bleek in 2018 en 2019 bijvoorbeeld twee keer meer methaan uit te stoten dan was opgegeven. Dat

t

Stel, je staat aan de rand van een zwembad waarin omstanders gelijktijdig potjes met inkt laten leegdruppelen. Na een tijdje wachten, is het haast onmogelijk om nog te achterhalen hoeveel inkt iedere persoon in het zwembad heeft gedruppeld. De druppels raken verdund in het zwembadwater dat nauwelijks nog een waarneembaar kleurverschil laat zien. Het zwembad staat hier symbool voor onze atmosfeer waarin we al zo’n tweehonderd jaar op industriële schaal koolstofdioxide (CO2) ‘druppelen’. De concentratie van het broeikasgas is in die tijd gestegen van 0,028 tot 0,041 procent. Dat lijkt niet veel, maar het is voldoende om de aarde merkbaar warmer te maken, ruim een graad. In 2015 spraken bijna alle landen van de wereld in Parijs af

De concentratie CO2 in uitstootpluimen is slechts enkele procentpunten hoger dan de concentratie in de omgeving. foto : depositphotos MEI 2021 • DE INGENIEUR

33


SENSORTECHNOLOGIE

SCARBO laat satellieten in negen richtingen kijken

De PACE-satelliet van NASA waar de spectrometer SPEXone in 2023 op mee gaat. ILLUSTRATIE : NASA GSFC

34

De ingenieurs en wetenschappers betrokken bij de space carbon observatory (SCARBO) hopen in 2026 een twintigtal satellieten te lanceren. Deze relatief kleine satellieten, die rond de honderd kilogram per stuk wegen, meten de uitstoot van koolstofdioxide, methaan en fijnstof van grote bronnen zoals energiecentrales en industriele complexen. De satellietconstellatie kan een bron meerdere malen per dag bemeten. De SCARBO-satellieten combineren een relatief kleine spectrometer (nanoCarb, ontwikkeld in Frankrijk) met een aerosolsensor (SPEX, uit Nederland). Die laatste pikt micrometers grote atmosferische deeltjes op via het licht dat ze polariseren. De aerosolen zorgen voor lichtverstrooiing en beïnvloeden zo de spectroscopische metingen. Om betrouwbare metingen te doen is het daarom belangrijk om de lokale concentratie aerosolen te weten. Die verschilt sterk per regio. Overigens zijn deze

DE INGENIEUR • MEI 2021

deeltjes niet alleen afkomstig uit industriële uitstoot, maar komen ze ook uit de natuur: het opwaaien van ultrafijn woestijnzand, het verdampen van zout zeewater of het ontstaan van roetdeeltjes bij bosbranden. Tijdens testvluchten boven Frankrijk, de Povlakte in Italië, het zuiden van Spanje en Polen keek een prototype van het SPEX-instrument vanuit de buik van een Falcon-20-onderzoeksvliegtuig in negen verschillende richtingen naar de aarde, negen kilometer lager. Vier richtingen schuin naar voren, vier schuin naar achteren en een recht omlaag. De verstrooiing van het licht in verschillende richtingen is een maat voor de concentratie aerosolen in de lucht. De metingen waren uitdagend, laat SRON-onderzoeker Martijn Smit weten. ‘Ons instrument werkt niet door glas heen, daarom moesten we eerst de glasplaat aan de onderkant van het onderzoeksvliegtuig verwijderen’, zegt hij. ‘Om de cabine onder druk te houden moest er

vervolgens een soort koepel om het instrument heen.’ Om de missie betaalbaar te houden willen de ingenieurs gebruikmaken van het satellietplatform waarvan ook Airbus’ OneWeb gebruikmaakt, een constellatie van bijna duizend kleine satellieten voor wereldwijde internetdekking. Het zelf ontwikkelen van een nieuw platform zou veel duurder zijn, zegt Smit. De polarimeter van SCARBO is bijzonder omdat die over vrijwel het gehele zichtbare spectrum de polarisatie van het licht meet. Volgens Smit heeft het instrument zijn nauwkeurigheid bewezen. Polarimetrie is een in de ruimte nog niet veel gebruikte techniek, maar de op dit apparaat gebaseerde spectrometer SPEXone gaat in 2023 al mee op de PACEsatelliet van NASA. Daarbij wordt gekeken of de polarimeter van SCARBO in combinatie met de spectrometer daadwerkelijk nauwkeurigere CO2-metingen oplevert.


kwam aan het licht door metingen van het in Nederland pland. Deze satellietmissie meet de concentratie aeontwikkelde TROPOMI-instrument op de Europese rosolen (kleine deeltjes die in de lucht zweven), CO2 Sentinel-5 Precursor-satelliet. Deze onthulling beves- en methaan. SCARBO en ook de voorgestelde Nedertigde de behoefte aan harde informatie. landse TANGO-missie (twin anthropogenic greenhouse Een flink aantal ingenieurs zit daarom aan de teken- gas observers) kunnen de uitstoot van bijvoorbeeld een tafel om nieuwe satellieten te ontwikkelen die de aard- kolencentrale opmeten. TANGO meet grondpixels van atmosfeer in de tweede helft van dit decennium gaan driehonderd bij driehonderd meter. doorlichten. Deze satellieten meten de gemiddelde concentratie broeikasgassen, maar ook de uitstoot van Verzonken tralie individuele bronnen, zoals energiecentrales of olie- Hoewel er al sinds de jaren zeventig aardobservatieraffinaderijen. Deze ontwikkeling valt niet los te zien satellieten bestaan, zijn er op technisch vlak nog steeds van de global stocktakes, de vijfjaarlijkse inventarisaties flinke verbeteringen mogelijk. Zo worden de instrumenvan de broeikasgasuitstoot die in het Parijsakkoord zijn ten aan boord steeds kleiner en lichter, wat het lanceren afgesproken. In 2023 is de eerste. ‘Op dit moment zijn makkelijker en goedkoper maakt, en tegelijk wint de er nog maar weinig meetdata. Beleidsmakers zijn naar- apparatuur aan precisie. Zo maken steeds gevoeligere stig op zoek naar manieren om de getallen die er zijn – sensoren betrouwbare opnamen van het lichtspectrum, vaak schattingen – te controleren. Satellieten via steeds kleinere lichtopeningen in de satelkunnen die controle uitvoeren’, zegt Anton liet. Uit zo’n spectrum volgt na analyse van Leemhuis, die bij TNO verantwoordelijk is de absorptielijnen de concentratie aanwezige Onafhankevoor de ontwikkeling van satellietinstrubroeikasgassen. Ook die data-analyse verbelijke missies tert en perst een steeds hogere nauwkeurigmenten. Een van de missies waarmee dat kan, is de heid uit de metingen. valideren Copernicus CO2 monitoring mission (CO2M), Het produceren van zo’n lichtspectrum lukt elkaars ook steeds beter binnen de beperkte ruimte die met meerdere satellieten iedere paar dagen van een satelliet. Het bekendst is het prisma, een kaart van de volledige wereldatmosfeer resultaten dat licht van verschillende golflengten uit moet gaan maken. De beoogde precisie is elkaar rafelt op basis van een materiaal met twee bij twee kilometer en de missie moet in een andere brekingsindex dan lucht, zoals 2026 het startschot zijn van een jarenlange glas. Maar het kan ook met een tralie, een patroon van meetreeks van broeikasgassen. Op kleinere schaal is meer inzoomen mogelijk; doorlatende lijnen die kleiner zijn dan de golflengte van relatief laagvliegende constellaties van kleine satellieten het licht. Een simpel voorbeeld daarvan is de kleurrijke kunnen individuele bronnen monitoren. Nederland- weerspiegeling door de putjes in een cd. Het Nederlandse instituut voor ruimteonderzoek se onderzoekers testen momenteel een zogenoemde polarimeter die is voorbestemd voor SCARBO, het SRON ontwikkelde voor het TROPOMI-instrument space carbon observatory dat ook voor 2026 staat ge- een verzonken tralie: voor te stellen als een prisma

Elektrotechnisch ingenieur Rob Wolfs (l) en software-ingenieur Jens Johanson (r) voor het Falcon-20 onderzoeksvliegtuig in Toulouse dat meetvluchten heeft gedaan met SRON’s aerosolsensor SPEX Airborne. SPEX Airborne meet in de atmosfeer kleine stofdeeltjes die metingen van het broeikasgas CO2 kunnen verstoren.De bedoeling is dat SPEX op termijn de ruimte ingaat als onderdeel van de Europese SCARBO-missie. foto ’ s : sron

t

MEI 2021 • DE INGENIEUR

35


SENSORTECHNOLOGIE

TANGO gebruikt satellieten die slechts twintig kilo wegen Ruimtemissie TANGO, de twin anthropogenic greenhouse gas observers, bestaat uit twee satellieten die vlak achter elkaar vliegen. Samen kunnen de satellieten vanaf 2024 gedetailleerde metingen doen aan individuele bronnen van broeikasgassen zoals koolstofdioxide, methaan en NO2. De missie wordt momenteel ontwikkeld door ISISpace, het KNMI, SRON en TNO. De eerste satelliet heeft een spectrometer die de bronnen opspoort van NO2, een gas dat relatief eenvoudig waarneembaar is en een teken van verbranding van fossiele brandstoffen. Deze informatie kan de tweede satelliet helpen om als het ware in te zoomen op bepaalde plekken voor een betrouwbare CO2- en methaanmeting. De combinatie van metingen is belangrijk, zegt Anton Leemhuis van TNO. ‘CO2 is goed gemengd in de atmosfeer en het is moeilijk om pluimen met een verhoogde CO2-concentratie tegen zo’n hoge achtergrond te zien. Het helpt als je precies weet waar je moet meten.’ TANGO moet vanaf een hoogte van zo’n vijfhonderd kilometer uiteindelijk grondpixels van

De satellieten van de TANGO-missie kunnen relatief klein zijn, omdat ze gebruik maken van vrijevormoptiek. ILLUSTRATIE : ISIS , TNO , SRON , KNMI 36

DE INGENIEUR • MEI 2021

driehonderd bij driehonderd meter kunnen onderscheiden. Dat scherpe zicht is mede mogelijk door een truc die is bedacht om bronnen langer in het vizier te houden. Leemhuis: ‘De satellieten bewegen over twee assen zodat ze langer naar een bron kunnen ‘staren’. Hoe langer we een bron zien, des te nauwkeuriger de meting is.’ TANGO kan zo tot wel vijf keer langer naar een bron kijken, overigens nog steeds maar enkele seconden, maar daarmee wordt de satelliet toch tot twee keer gevoeliger. Er komen zo veel meer, ook zwakkere, bronnen in TANGO’s vizier. De satellieten wegen slechts zo’n twintig kilogram per stuk. Dat kan omdat de instrumenten gebruikmaken van zogenoemde vrijevormoptiek, waarbij ontwerpers afstappen van de meer symmetrische vormen van klassieke spiegels en lenzen. ‘Eén stuk vrijevormoptiek kan soms hetzelfde doen als twee of drie stukken klassieke optiek. Je kunt zo efficiënt omgaan met het licht en dezelfde prestatie realiseren in een klein instrument’, zegt Leemhuis. Daarvoor is overigens wel een ingewikkelde optimalisatie nodig, want reflecties zijn moeilijker te voor-

spellen. TNO specialiseerde zich de afgelopen jaren in het maken van dit soort optische componenten. De keuze voor een relatief lage satellietbaan levert volgens Leemhuis twee voordelen op. Er is op vijfhonderd kilometer hoogte nog bescherming van het aardmagnetisch veld, waardoor elektronica minder bescherming nodig heeft voor kosmische straling. Verder kunnen de satellieten aan het einde van hun levensduur verbranden in de atmosfeer. ‘Zie het als het begraven van je missie’, zegt Leemhuis. ‘Het wordt voller in de ruimte, mede door afval van afgedankte satellieten. Bij ruimteorganisaties is er steeds meer aandacht voor wat er ná de missies gebeurt met de satellieten. Opruimen is een pluspunt.’ Met TANGO krijg je waar voor je geld, stelt Leemhuis. ‘Deze missie kost zo’n dertig miljoen euro, terwijl we lokaal preciezere metingen aan bronnen doen dan CO2M, satellieten die een veelvoud van dat bedrag kosten. CO2M hebben we overigens wel ook nodig voor het wereldwijde overzicht van concentraties broeikasgassen, met TANGO zoomen we vervolgens in.’


met daarin een tralie. Een betrokkene zei eerder in De Ingenieur dat de spectrometer hiermee veertig keer kleiner werd. Naarmate de benodigde gevoeligheid voor broeikasgassen hoger wordt – het concentratieverschil tussen industriële uitstootpluimen en de omgeving is slechts enkele procentpunten – spelen steeds meer factoren een rol in de metingen. Bijvoorbeeld de aanwezigheid van aerosolen in de atmosfeer: zwevende deeltjes, slechts micrometers groot, bijvoorbeeld minuscule zand-, roetof zoutkorrels. ‘Deze deeltjes verstrooien een deel van het gereflecteerde zonlicht in allerlei richtingen waardoor je een deel van het signaal van de broeikasgassen mist. Als je daarvoor niet corrigeert dan meet je meer of juist minder CO2 dan er daadwerkelijk is’, zegt onderzoeker Martijn Smit, die bij SRON aan de SCARBO-missie werkt. De afwijking in het CO2-signaal lijkt met minder dan een half procent klein, maar dat is toch funest voor de resultaten gezien de minieme concentratieverschillen die de satelliet moet oppikken. Om de aerosolen in kaart te brengen is een complexe polarisatiemeting nodig. Het instrument dat Smit en collega’s het afgelopen jaar testten aan boord van een vliegtuig kijkt in negen verschillende richtingen naar beneden en bepaalt de polarisatie van het in verschil-

lende richtingen gereflecteerde licht. Dat is een maat voor de concentratie aerosolen. De eerste resultaten zijn bemoedigend, zegt Smit. Hij verwacht dat het instrument uiteindelijk meekan aan boord van de SCARBO-satellieten. Afvalverwerkers Behalve op CO2 jagen veel satellieten op grote bronnen van methaan. Dat gas wordt weliswaar minder uitgestoten, maar is wel een veel krachtiger broeikasgas. Veel winst is waarschijnlijk te boeken door grote methaanvervuilers in de kolen-, gas- en olie-industrie aan te pakken. De Europese Commissie maakte dat vorig jaar tot een speerpunt van het beleid. Waarschijnlijk worden de pijlen uiteindelijk ook op bijvoorbeeld afvalverwerkers gericht, zegt Leemhuis. ‘Uit inventarisatie van emissies blijkt dat dit grote bronnen zijn en satellietbeelden bevestigen dat.’ Wereldwijd werken verschillende partijen aan satellietmissies voor het meten van broeikasgassen. Toch is Leemhuis noch Smit bang voor dubbelingen. Smit: ‘Wat mij betreft is dit alleen maar toe te juichen. Het is belangrijk dat er verschillende onafhankelijke missies zijn die elkaars resultaten valideren. Klimaatverandering is daar belangrijk genoeg voor.’

CO2M-satellieten monitoren elke twee dagen de complete aarde De Copernicus CO2 monitoring mission (CO2M) moet vanaf 2026 met meerdere satellieten wereldwijd de concentratie koolstofdioxide in de atmosfeer in kaart brengen. Elke paar dagen moet iedere plek op aarde met een precisie van twee bij twee kilometer worden gemeten. De Europese Commissie trekt in eerste instantie bijna een half miljard euro uit voor de missie. Zomer vorig jaar werden de eerste contracten getekend. Hoewel er al verschillende onderzoekssatellieten zijn die CO2 meten, zoals het Amerikaanse Orbiting carbon observatory 2 en de Japanse Greenhouse gases observing satellite, moet CO2M het startschot zijn van een langdurige monitoringmissie. Dat betekent dat de satellieten – in tegenstelling tot de onderzoekssatellieten – gegarandeerd opvolging krijgen in het Copernicusprogramma. De satellieten meten koolstofdioxide, methaan, stikstofdioxi-

de en aerosolen, informatie die openbaar wordt. Een polarimeter meet de concentratie aerosolen die de CO2-metingen in gebieden met veel fijnstof beïnvloeden. De metingen van CO2M hebben een hoge precisie en stellen wetenschappers in staat om individuele uitstootbronnen te identificeren. Ook zonder er specifiek op ‘in te zoomen’ zoals de TANGO-missie bijvoorbeeld doet. Dat vergt een

extreem gevoelige spectrometer met een grote kijkhoek. Onder andere deze aspecten maken dit zo’n kostbare ruimtemissie. Dit zijn complexe metingen, zegt Leemhuis. ‘Lastiger dan wanneer je direct naar bronnen kijkt.’ Als de lancering volgens plan verloopt dan is CO2M precies op tijd voor de global stocktake in 2028, een wereldwijde inventarisatie van de uitstoot van broeikasgassen.

Copernicus voor de monitoring van kooldioxide, kortweg CO2M, is een nieuwe Europese satellietmissie om te meten hoeveel kooldioxide er in de atmosfeer vrijkomt, door menselijk toedoen. ILLUSTRATIE : ESA / OHB MEI 2021 • DE INGENIEUR

37


De voordelen van het KIVIlidmaatschap voor ingenieurs

Dalmec tilt uw werk naar een hoger niveau

De Ingenieur Ledenservices

Tiloplossingen op maat voor vrijwel elke tak van industrie. De Dalmec balancers kunnen producten tot 1500 kg opnemen en verplaatsen. Niet alleen om te tillen en te verplaatsen maar ook om te kantelen en te draaien tijdens de handeling. We hebben al meer dan 60.000 systemen gerealiseerd. Neem vrijblijvend contact met ons op voor meer informatie.

Betrouwbare vakinformatie en nieuws Communities in het werkveld Participatie in technisch-maatschappelijke projecten Vergroot je netwerk Persoonlijke ontwikkeling Professionele registratie

sterk in tilwerk Dalmec BV | Duurzaamheidsring 20 | 4231 EX Meerkerk tel. 0345 - 63 60 50 | info@dalmec.nl | www.dalmec.nl

Deelname aan activiteiten Kijk voor meer informatie op www.kivi.nl

Bij Brunel ontwikkel jij je tot de Engineer van de toekomst In een wereld vol geopolitieke uitdagingen heeft Brunel de wereld wat te bieden: onze kennis en kunde. We helpen elke Bruneller het volle potentieel uit zichzelf te halen en nieuwe kennis te ontwikkelen. We doen dit vanuit onze specialistische community’s, waarin we de krachten met onze specialisten, partners en opdrachtgevers bundelen. Deze samenwerking stelt ons in staat een bijdrage te leveren aan actuele transities in de wereld. Binnen Engineering zijn we van alle markten thuis. Van de wereldwijde waterstoftransitie en het aardbevingsgebied in Groningen tot de automotivebranche in het zuiden van het land – je komt er engineers van Brunel tegen. We werken vanuit acht specialismen: • • • •

Maintenance & Assetmanagement Supply Chain, Quality & Logistiek Projectmanagement en realisatie Bouw & Civiel Projectmanagement en realisatie E/W

• • • •

Digital Engineering Product Development Ontwerp & Engineering Bouw & Civiel Ontwerp & Engineering E/W

Meer info? Scan de QR-code!


Jims Verwondering

‘Voorsprong door techniek.’ Echt waar?, vraagt redacteur Jim Heirbaut zich af.

Nieuw, nieuwer, nog nieuwer … Het is een Philips, het is een Sonicare, de nieuwste nog wel. En toch passen verdorie de oude borsteltjes er niet op. Dat ging zo: mijn oude vertrouwde elektrische tandenborstel was er mee opgehouden, dus had ik online een nieuwe besteld. Een die er zoveel mogelijk op leek en ook naar de naam Sonicare luisterde. Ik had immers nog een voorraadje opzetborsteltjes. Het PostNL-busje kwam met het doosje, maar helaas pindakaas: de oude borsteltjes passen er niet op. Poetsen doet mijn nieuwe tandenborstel heerlijk, maar nu zit ik met doosjes vol gloednieuwe, ongebruikte, maar ineens totaal nutteloos geworden opzetborstels. Hetzelfde verhaal bij mijn scheermes. Koop je zo’n nieuwe houder om scheermesjes op te klikken, dan krijg je er een paar mesjes bij. Maar zijn die een jaar later op, dan ontdek je dat de firma Gillette de oude houder heeft uitgefaseerd en een nieuwe ingevoerd, met nog blitsere kleuren, vergezeld van een nieuw ontworpen mesje. En die mesjes zijn niet onderling uitwisselbaar! Je zou zeggen: een scheermesje is toch wel eens uitgeïnnoveerd? Maar nee. Het moet anders, het moet nieuw, het moet ingewikkelder, het moet – vooral – steeds weer een slagje duurder. De kachel moet blijven roken, ook bij miljardenbedrijven als Philips en Gillette. Een product is nooit eens af, klaar, goed genoeg.

De grote omschakeling

De Ingenieur van maart bevat een verhaal met de titel ‘De grote omschakeling’, een onderwerp dat ons allen aangaat. Hoe wordt de energietransitie in de (proces)industrie vormgegeven en in welk tempo? Dit kun je in kaart brengen door de huidige situatie en de toekomstige gewenste situatie in of na 2050 te beschrijven, en vervolgens aan te geven welke trajecten beschikbaar zijn om van het één naar het ander te komen en langs welke tussenstations die voeren. Een dergelijke analyse biedt het artikel niet. Dat is vooral een taak van de industrie zelf. Daarbij blijkt soms dat voor de industrie politiek gewenste kortetermijnoplossingen onwerkbaar zijn, onder meer vanwege de vereiste economische levensduur van installaties. ‘Van het gas af’ klinkt menigeen wellicht goed in de oren,

Mopperend ging ik het internet op, op zoek naar steun bij lotgenoten. Helaas vond ik die morele bijstand niet, maar ik stuitte wel op een stukje techniekgeschiedenis waar de strapatsen van de Philips-Sonicare-clan-van-nu naadloos bij aansluiten. Want dacht u misschien dat dit soort trucjes iets is van de laatste jaren? Niet dus. Bijna een eeuw geleden, in 1924, kwamen de grootste fabrikanten van gloeilampen in Zwitserland bij elkaar om afspraken te maken over de brandduur van hun gloeilampen. Door vooruitgang in materialen en productieprocessen was die ‘te lang’ geworden. Daar moest dringend iets aan gebeuren, anders zouden de verkoopcijfers van de bedrijven in gevaar komen. Dit Phoebuskartel, met ‘leden’ als Osram, General Electric en – jawel – Philips, sprak met elkaar af dat de levensduur van gloeilampen de duizend uur niet mocht overschrijden. Aan ingenieurs de taak ervoor te zorgen dat een peertje tijdig stuk ging. In honderd jaar is er dus weinig veranderd. Bedrijven proberen geforceerd hun omzet op te kloppen, terwijl hun product eigenlijk al prima in orde is. Daar denk ik aan vanavond, als ik mijn tanden sta te poetsen met een tevreden zoemende Philips Sonicare elektrische tandenborstel in mijn mond. En de volgende keer dat ik in de winkel kom, laat ik dat lonkende voordeelpak met opzetborstels maar even in het rek liggen.

maar het is goed om te beseffen dat dat voor de industrie in 2050 geen realiteit kan zijn. Emeritus hoogleraar Vaclav Smil heeft dat reeds in diverse publicaties uiteengezet. Herman van Lochem, Duiven

Boter op ons hoofd Naar aanleiding van het hoofdredactionele voorwoord ‘Haperende vergroening’ in het maartnummer van De Ingenieur wil ik een lans breken voor de industrie. Want waar komt toch die hardnekkige gedachte vandaan dat de industrie de échte vervuiler is, en dat de goedwillende burger en politiek machteloos aan de zijlijn staan? Juist de industrie zal binnen de spelregels proberen iets zo efficiënt mogelijk te doen, anders gaat de omzet naar de concurrent. Er zit wellicht een sterke lobby achter, maar die regels stellen wij zelf op. Als

consument geven wij ze alle ruimte, omdat we blijven kopen en niet op partijen stemmen die de industrie aan banden willen leggen. Er zijn voorbeelden genoeg: demonstreren voor een beter klimaat, maar zonder corona vlogen we nu meer dan ooit. We zijn voor windenergie, maar niet in onze achtertuin. En zaken die de burgers zelf kunnen aanschaffen? De Tesla wordt gekocht vanwege de riante subsidie. Ook zonnepanelen komen er alleen als het financieel gunstig is. Op een paar fanatiekelingen na, vinden we milieuregels nog steeds lastig: de meeste van ons willen het gewoon niet, weten het niet of willen het niet weten. Maar voor een goede afloop helpt het niet als mensen een beeld voorgeschoteld krijgen dat zij hier zelf niet verantwoordelijk voor zijn. Vincent Haag, Den Haag

Reageren op een artikel? U kunt uw reactie, bij voorkeur niet langer dan driehonderd woorden, mailen naar redactie@ingenieur.nl of sturen naar De Ingenieur, postbus 30424, 2500 GK Den Haag. De redactie behoudt zich het recht voor brieven in te korten en te redigeren of te weigeren.

FOTO : ROBERT LAGENDIJK

MEI 2021 • DE INGENIEUR

39


D E

P R O D U C T O N T W E R P E N

V A N

M O R G E N

Autonome pont Fietsers en voetgangers steken voortaan het Kieler Fjord over op een veerboot zonder schipper, als het aan een groep Duitse universiteiten en bedrijven ligt. De vertrektijden van treinen, bussen en trams op elkaar laten aansluiten is niet eenvoudig. Zelfs al werkt het op papier, dan rijden ze in de praktijk vaak nog voor je neus weg. Een nieuwe denkwijze is de vertrektijden gewoon los te laten en de frequentie op te voeren. Bijvoorbeeld door het inzetten van autonome voeren vaartuigen, zoals zelfrijdende bussen en ferry’s. Dat gebeurt in het project Clean autono40

DE INGENIEUR • MEI 2021

mous public transport network (CAPTN), een initiatief van de Christian-Albrechts-Universität in het Duitse Kiel. Een van de onderdelen van het project is het plan om de ongeveer zeventien kilometer lange Kieler Fjord te gaan bevaren met autonome veerboten. Daarbij wordt het vaarschema via kunstmatige intelligentie steeds afgestemd op de actuele vraag. Hiervoor zijn twee futuristische ferry-

concepten ontwikkeld: floating platform en passage. Beide zijn elektrisch aangedreven om stil en emissievrij te varen op bij voorkeur duurzame energie. De ferryvertrekpunten doen tegelijk dienst als docking station: zodra de pont aanmeert, wordt er elektrisch contact gemaakt om de accu’s op te laden. In beide concepten is de romp gescheiden van het passagierscompartiment dat boven het wateroppervlak

zweeft. Het concept is gebaseerd op een catamaran, wat vooral goed te zien is bij het floating platform. Daarbij tillen de twee drijvers de complete passagierscabine als een glazen doos boven het water uit. De vloer is helemaal vlak, zodat rolstoelers of fietsers makkelijk naar binnen kunnen. De ferry’s moeten behalve goed openbaar vervoer bieden ook een toeristische trekpleister worden voor Kiel. (PS) foto : captn


T E K S T: P A U L S C H I L P E R O O R D E N S I J A V A N D E N B E U K E L

Dynamisch online vergaderen

Duurzame 3D-objecten 3D-printen kan een belangrijke aanjager worden voor de circulaire economie. Het belooft efficiëntere ontwerpen, minder afvalproductie en een langere levensduur van producten door hergebruik. De Deense ontwerpers Zeyu Rong en Weibo Sun onderzochten de duurzaamheid van 3D-geprinte objecten en presenteerden hun ontwerp op de digitale tentoonstelling The Mindcraft Project 2021 voor onderzoekend en experimenteel Deens ontwerp. Het duo van de ontwerpstudio 91-92 maakte daarvoor alledaagse objecten zoals een bijzettafel, een schaal en een vaas van honderd procent gerecycled plastic (PET of PETG). ‘We gebruiken slechts één soort materiaal in elk product, geen lijm, metaal of ander stoffen’, zegt Sun. ‘Dit maakt hergebruiken en recyclen van het materiaal veel makkelijker.’ Daarnaast wilden de ontwerpers het oceaanleven vangen in de vorm en textuur van de 3D-objecten. Rong: ‘Met onze objecten willen we mensen herinneren hoe wonderbaarlijk het leven in de oceaan is, en ook dat we dit moeten beschermen.’ Door met verschillende parameters te spelen ontdekten ze een nieuwe printtechniek waarover de ontwerpers nog niet veel kwijt willen. Rong: ‘De textuur is zo organisch en slordig dat het niet meer het uiterlijk heeft van de gebruikelijke 3D-geprinte objecten en het iets anders lijkt.’ 91-92 maakt haar producten overigens enkel op bestelling. (SB) foto : anders sune berg for the mindcraft project ; genki instruments

Online vergaderplatforms maken thuiswerken goed mogelijk, maar veel mensen hebben er na ruim een jaar coronacrisis wel de balen van. In plaats van naar een fysieke vergaderplek te gaan en mensen te spreken, zit je alsmaar achter je beeldscherm. Genki Instruments uit IJsland wil daar enige verlichting in brengen met Wave for Work, een apparaatje waarmee je op afstand basisfuncties van vergader- en presentatieprogramma’s kunt bedienen. Bijvoorbeeld om staand voor een whiteboard een online presentatie te geven. Wave for Work heeft de vorm van een ring en wordt gedragen om de wijsvinger, dus de handen blijven vrij. De ring heeft drie knoppen die met de duim zijn te bedienen en daarnaast heeft de ring bewegingsdetectie: ook met een rollende handbeweging is een actie aan te sturen. De

knoppen en de bewegingsfunctie zijn weer te koppelen aan de bedieningsfuncties van een computerprogramma. Wave for Work werkt in combinatie met programma’s als Zoom, Skype, PowerPoint, Teams en Keynote. Via een display op het computerscherm zijn de bedieningsfuncties toe te wijzen en is te zien welke functies aan de drie knoppen en het handgebaar zijn gekoppeld. Daarnaast geeft een eenvoudig display op de ring ook met een icoon aan welke functie is geactiveerd. Het idee van Genki Instruments is dat je bijvoorbeeld de microfoon en camera bedient, presentaties afspeelt of programma’s opstart, terwijl je door de kamer loopt of op een paar meter afstand staand voor de camera een presentatie geeft. De ring heeft daarvoor een bereik van tien meter. De batterij in de ring houdt het zo’n acht uur lang vol. (PS)

MEI 2021 • DE INGENIEUR

41


EUREKA

Vliegend landingsplatform Elektrische vliegtuigen lanceren vanaf een vliegend platform. Dat moet het mogelijk maken zonder startbaan afstanden tot wel 560 kilometer te vliegen. Voor gebruik in steden moeten vliegende taxi’s geruisloos en emissievrij zijn, en gemakkelijk kunnen landen en opstijgen. Diverse bedrijven ontwikkelen daarom eVTOL-toestellen die geschikt zijn voor electric vertical take-off and landing (eVTOL). Het mechaniek voor verticaal opstijgen en landen is echter zwaar, creëert extra luchtweerstand tijdens horizontaal vliegen en verbruikt veel energie. Terwijl die energie juist nodig is om meer vliegkilometers uit de acculading te halen. Het Amerikaanse bedrijf Talyn Air bedacht daarom een vliegend liftplatform om elektrische vliegtuigen mee te lanceren. Het idee heeft een duidelijke herkomst. Talyn Air is opgericht door ingenieurs afkomstig van SpaceX en Scaled Composites, de ontwikkelaar van ruimtevaartuig SpaceShipTwo dat

42

DE INGENIEUR • MEI 2021

door een draagvliegtuig in de lucht wordt gelanceerd. Vanuit dit idee werd het elektrisch aangedreven liftplatform geboren. Om zowel verticaal als horizontaal te kunnen vliegen heeft het liftplatform acht verticale propellers in paren van twee, twee duwpropellers en vleugels. Bij de start koppelt het autonome liftplatform bovenop aan het vliegtuig, trekt het verticaal de lucht in en brengt het vervolgens op snelheid. Dan neemt de duwpropeller van het vliegtuig het over, koppelt het liftplatform los en landt weer om het eigen accupakket op te laden. Het elektrische vliegtuig biedt plek aan vijf passagiers, haalt een snelheid van 330 kilometer per uur en heeft een bereik van zo’n 560 kilometer. Concurrerende eVTOL-toestellen, bijvoorbeeld met draaibare

of opvouwbare propellers, hebben doorgaans een lagere of vergelijkbare topsnelheid en slechts de helft of nog minder vliegbereik. Het vliegtuig van Talyn Air kan zowel landen op een conventionele landingsbaan of nabij een Talyn Vertiport in de lucht aankoppelen met een liftplatform om verticaal te landen. Het systeem van Talyn Air is interessant, maar er zijn nog wel de nodige horden te nemen. Die liggen enerzijds bij de certificering van zowel het vliegtuig als het autonome liftplatform en anderzijds bij de techniek. Denk alleen al aan technische uitdagingen als het overschakelen van horizontaal naar verticaal vliegen en het aan- en afkoppelen in de lucht waarbij de besturing overschakelt van liftplatform naar vliegtuig en andersom. (PS)

FOTO : TALYN AIR


Leer uit het lab Met gistcellen zijn collageeneiwitten met allerlei verschillende eigenschappen te maken als basis voor imitatieleer.

Voetgangersdetectie Op drukke kruispunten en verkeerspleinen, waar voetgangers, fietsers, scooters, auto’s, bussen en trams zich vermengen, is het soms moeilijk overzicht te houden. Niet alleen voor mensen, maar ook voor auto’s met detectiesystemen. Die kunnen ook te laat reageren als een voetganger bijvoorbeeld plotseling van achter een bus de weg op stapt. Onderzoekers van het Fraunhofer-Gesellschaft ontwikkelen daarom een radarsysteem dat complete verkeerspleinen overziet en individuele auto’s waarschuwt voor overstekende voetgangers. Het systeem is bedoeld voor kritieke punten in de infrastructuur, zoals tramen bushaltes op drukke verkeerspleinen. Daar willen de onderzoekers radarsensoren installeren die via algoritmen mensen kunnen herkennen en hun loop- en rensnelheid kunnen monitoren. Met kunstmatige intelligentie willen ze vervolgens op een betrouwbare manier het gedrag van voetgangers voorspellen. Het systeem moet bijvoorbeeld kunnen voorspellen dat een kind de weg op gaat rennen. Elke seconde neemt het systeem per radarsensor zo’n honderd metingen om de kans op foute waarschuwingen te minimaliseren. Er wordt alleen alarm geslagen als een persoon gedurende een bepaald aantal metingen met een bepaalde snelheid richting de weg beweegt. Dan wordt er een alarmsignaal gestuurd naar de auto’s die zouden kunnen botsen met de voetganger. Dit voorjaar geven de onderzoekers een demonstratie waarbij ze in een grote hal een bushalte nabouwen. Het systeem kan dan op een oppervlakte van twintig bij dertig meter tegelijk acht mensen detecteren en hun gedrag monitoren. De volgende stap is om in plaats van individuele mensen ook de totaalsituatie te monitoren. Het systeem kan dan bijvoorbeeld voorspellen dat als een bal de weg oprolt er waarschijnlijk kort daarna iemand achteraan rent. (PS)

Nadat de Amerikaanse biotechnoloog Andras Forgacs met zijn bedrijf Organovo in 2007 had laten zien dat hij organen kon 3D-printen, kwam al snel de vraag of hij met deze techniek ook vlees of leer kon produceren. Dat was het begin van de spinout Modern Meadow. In de eerste jaren slaagden Forgacs en medeonderzoekers erin leer naadloos te reproduceren met huidstamcellen van koeien, maar goedkoop was het niet. De grootste uitdaging lag in het opschalen en betaalbaar maken van het leer. Dat lukte pas toen ze gingen produceren met gistcellen, micro-organismen die ook worden gebruikt voor de productie van wijn en bier. De gistcellen zijn zodanig aangepast dat ze het eiwitpolymeer collageen produceren, een stof die de huid sterk en elastisch maakt. De onderzoekers combineren opgezuiverd collageen met biopolymeren van planten tot een materiaal dat ze Zoa noemen. Het hele proces

van gist naar leer duurt ongeveer twee weken. Via genetische wijzigingen in de gist kan Modern Meadow de eigenschappen van het collageen aanpassen om het leer stijver, zachter, elastischer of meer ademend te maken. ‘Bij de productie van Zoa komt 80 procent minder CO2 vrij dan bij de productie van echt leer,’ zegt Forgas. ‘Bovendien is er de helft minder fossiele brandstoffen nodig dan voor synthetische materialen.’ Daarnaast is Zoa biologisch afbreekbaar, in tegenstelling tot synthetisch leer dat is gemaakt van polyvinylchloride (pvc) of polyurethaan. Er is inmiddels voor een kleine 45 miljoen euro geïnvesteerd in het bedrijf, onder andere door Tony Fadell, de ontwerper van de iPod. (SB)

(

FOTO : FRAUNHOFER ; MODERN MEADOW

MEI 2021 • DE INGENIEUR

43


EUREKA

Zeefilteraar De Manta moet een zeilboot en afvalverwerkings­ fabriek in één worden. Doel is om er op zee vijf­ tot tienduizend ton plastic per jaar mee op te ruimen. Toen zijn zeilboot tijdens een trans-Atlantische competitie in 2015 ernstig werd beschadigd door het zoveelste drijvende object, was de maat vol voor de Frans-Zwitserse zeiler Yvan Bourgnon. Het jaar daarop richtte Bourgnon de SeaCleaners op, een technisch consortium van vijf onderzoekslaboratoria en twintig bedrijven, die begin dit jaar het ontwerp voor het zeilschip de Manta lanceerde. Net als zijn naamgenoot, de reuzenrog die zich voedt door het filteren van zeewater, haalt de Manta drijvend materiaal groter dan een centimeter uit het water. Verder bevat het schip twee verzamelboten

44

DE INGENIEUR • MEI 2021

die ook in smalle en ondiepe wateren drijvend afval kunnen verzamelen. Via transportbanden komt het afval het schip in, waar de bemanning het handmatig scheidt. Metaal, glas en aluminium worden aan land gerecycled, organisch materiaal gaat terug de zee in. Plastic snippers zet de Manta om in energie. Daarvoor is een omzettingssysteem aanwezig dat drie ton afval per uur kan verwerken. Via de lopende band gaat het versnipperde plastic naar de reactor waar door verhitting (pyrolyse) synthetisch gas ontstaat. Dit syngas drijft een turbine aan die energie opwekt

voor alle systemen van de Manta: de fabriek, de cockpit, de batterijen en de aandrijving. Daarnaast drijven twee windturbines, hydrogeneratoren, 500 vierkante meter zonnepanelen en 1500 vierkante meter zeilen het schip aan. Zo voorziet de boot voor 75 procent in zijn eigen energiebehoefte. Het doel van de Manta is om vijf- tot tienduizend ton plastic per jaar op te ruimen. Daarnaast willen de SeaCleaners met de boot bewustwording en kennis over plasticvervuiling verspreiden. In 2022 begint de bouw van de Manta die een paar jaar later zijn eerste tocht in Zuidoost-Azië zal varen. (SB)

illustratie : synthes 3 d for the seacleaners


Turbineketel Om de klimaatdoelen te halen moet ons land in 2050 van het gas af. Een flinke uitdaging, omdat 90 procent van de huizen in Nederland een cv-ketel heeft. Vincent Wijdeveld en Tijmen de Jong, oprichters van de Delftse startup Tarnoc, bedachten een elektrisch alternatief voor de cv-ketel: de turbineketel. Dat is een warmtepomp die door middel van luchtcompressie warmte uit de buitenlucht haalt. De ketel heeft een afgiftetemperatuur van tachtig graden Celsius, zo’n veertig graden hoger dan bij een standaard warmtepomp, en is daarmee geschikt voor bestaande radiatoren. ‘Daarnaast heb je met onze techniek vijf tot zes keer minder lucht nodig, waardoor er geen buitenunit nodig is’, stelt De Jong. Verder gebruikt het systeem geen milieubelastend koelmiddel en is het in een dag op de bestaande leidingen aan te sluiten. Het hart van het systeem is een geëlektrificeerde turbo. ‘De compressor en de turbine zitten op dezelfde as met een elektromotor in het midden’, vertelt De Jong. De compressor perst buitenlucht samen, waardoor de lucht opwarmt. Deze warmte wordt via een warmtewisselaar afgegeven aan de leidingen in het huis. De afgekoelde lucht drijft tijdens het expanderen de turbine aan en gaat als ijskoude lucht naar buiten. ‘De helft van de cv-ketels in Nederland is te vervangen door een turbineketel.’ Niet alle huizen zijn geschikt, omdat er genoeg ruimte en een aanzienlijke warmtevraag moeten zijn. In maart 2020 won Tarnoc met dit systeem De WarmteWissel, een prijsvraag uitgeschreven door Brabantse woningcorporaties. Inmiddels is de eerste proefopstelling van de turbineketel geplaatst in een leegstaande woning in Tilburg. Als alles goed werkt, plaatst de startup september dit jaar acht ketels in bewoonde huizen. Vanaf volgend jaar wil Tarnoc grootschalig woningen gaan verwarmen. (SB)

Rolf zag een ding

Sommige dingen stralen misschien geen hoogwaardig ingenieurswerk uit, maar getuigen wel van denken als een ingenieur.

De rode knop ‘POOOOOAAAAARRRR’ Beter kan ik het geluid van de inception-hoorn niet op papier zetten. Het is het kenmerkende geluid uit de trailer van de film Inception. Een lage noot van de Franse hoorn, fagot, trombone, tuba en natuurlijk pauken die je tegelijk hoort. Sinds Inception wordt het geluid zo vaak gebruikt in films, en in filmtrailers, dat het een ware meme geworden is. Als nerds ergens van houden, is het van memes. De inception-hoorn werd besproken in een recente aflevering van de podcast Nerdland. Ralph Crutzen, die ik op Twitter volg, kwam erachter dat er een website is met een grote rode knop en als je daar op klikt: POOOOOAAAAARRRR. Ik zag het langskomen, klikte een keer, glimlachte, en net toen ik verder wilde gaan met mijn werk, ging er bij mij een lampje branden. Ik heb zelf nog een grote rode knop liggen! Dat ding heeft minder dan een euro gekost bij de Action en maakt een stom piepje als je erop drukt. Zou het niet cool zijn om die om te bouwen zodat de inception-hoorn afgaat als je erop drukt? Waarom? Nou gewoon: omdat het kan. Het was een project van niets: draad solderen op de simpele elektronica van de rode knop en verbinden met de ‘play’-knop van een MP3-spelerbordje van vier euro, een SD-kaart met het inception-hoorngeluid in het MP3-bordje en klaar. En het was, eerlijk gezegd, het leukste dat ik in het afgelopen coronajaar heb gedaan. Ja, het is mooi dat het online lesgeven aan mijn studenten is gelukt, maar liever geef ik ze weer op campus maakonderwijs. Veel tijd met mijn gezin doorbrengen was prachtig. Maar weer eens een onzinproject in elkaar zetten: ik was tijdens alle corona-ellende vergeten hoe leuk dat was. Ik werd er in het deprimerende coronatijdperk zowaar vrolijk van. Eenmaal klaar vroeg ik me verbaasd af waarom ik niet meer maak? Ik ben toch ‘Rolf, de maker’? In mijn werk ben ik vooral maakdocent en steeds minder zelf maker. Waarom? Omdat ik mezelf ervan heb overtuigd dat ik daar geen tijd voor heb. Te druk met lesgeven. Te druk met onderzoek coördineren. Te druk met me druk maken over corona. Te druk. Maar zoals mijn vader me jarenlang heeft geprobeerd duidelijk te maken: tijd heb je niet, tijd maak je. Dus dat ga ik de komende tijd doen: tijd maken. Tijd maken om te maken. Dat zal u niet per se hier of op YouTube zien: ik ga niet maken omdat het mijn werk is als onderwijzer of columnist. Ik ga simpelweg dingen maken omdat ik er vrolijk van word. Waar wordt u vrolijk van? Rolf Hut is universitair docent aan de TU Delft, maker, spreker en schrijver.

FOTO : TARNOC ; PORTRET : ROBERT LAGENDIJK

MEI 2021 • DE INGENIEUR

45



Doelen & drijfveren

De wereld een beetje beter maken, dat is de ambitie van veel ingenieurs. De duurzaamheidsdoelen van de VN vormen een vaste bron van inspiratie.

KWALITEITSONDERWIJS

B E TA A L B A R E E N DUURZAME ENERGIE

DUURZAME STEDEN EN GEMEENSCHAPPEN

K L I M A ATA C T I E

Andy van den Dobbelsteen is hoogleraar climate design & sustainability aan de TU Delft. Om mensen te wijzen op hun CO2-uitstoot zet hij zowel serieuze als liuchtige middelen in.

‘Alle architecten en bouwers zijn bezig met duurzaamheid’ Tekst: Amanda Verdonk • Foto: Bianca Sistermans

‘Ik studeerde aan de TU Delft en werk er nu al 27 jaar. Eigenlijk merkwaardig, want ik ben snel verveeld. Blijkbaar biedt mijn werk voldoende afwisseling en uitdaging. Tijdens mijn studie civiele techniek was er weinig aandacht voor het milieu; het draaide vooral om staal en beton en hoe je bijvoorbeeld met minder materiaal grotere overspanningen kunt maken. Ik las rapporten van milieu­ wetenschappers en wist dat er iets heftig aan het veranderen was. Bij bouwkunde kwam ik in contact kwam met hoogleraar Jón Kris­ tinsson, een van de pioniers in ecologisch bouwen. Hij was mijn leermeester. We zoch­ ten naar slimme gebouwoplossingen waarbij de genius loci centraal staat: de lokale om­ standigheden zoals het klimaat en de onder­ grond. Hoe kun je zon, wind en biomassa lokaal benutten en de natuur versterken?’ Vliegreizen schrappen ‘Sinds 2010 monitor en bereken ik mijn eigen CO2­uitstoot. Wat bleek? Al mijn prach­ tige besparingen thuis, zoals zonnepanelen installeren, fietsen en vegetarisch eten, wer­ den volledig om zeep geholpen door mijn zakelijke vliegreizen. Ik besloot daarom om in 2020 al mijn vluchten te annuleren. Toen kwam corona en deed iedereen dat,

haha. Maar mijn beleid blijft ongewijzigd; in Europa neem ik de trein en daarbuiten vlieg ik alleen als de reis werkelijk meerwaarde heeft. Sinds kort ben ik duurzaamheids­ coördinator van de TU Delft. In 2019 brach­ ten we onze CO2­uitstoot in kaart en nu investeren we in renovatie van gebouwen, gaan we het warmtenet op de campus voeden met geothermie, en scherpen we ons beleid voor woon­werkverkeer en vliegreizen aan.’ Aquathermie ‘In Friesland is onlangs een project gestart en ik hoop dat dat heel groot gaat worden. We willen huizen langs de Elfstedenroute en daarbuiten voorzien van een warmtepomp die warmte aan het oppervlaktewater ont­ trekt – aquathermie heet dat. We corrigeren daarmee eigenlijk de te hoog opgelopen watertemperatuur als gevolg van klimaat­ verandering en lozingen. Als het water koe­ ler wordt, verbetert de kwaliteit. Nederland heeft een enorm onbenut potentieel aan energie in water. Daar kun je dingen mee doen die met een gasketel en airconditioning onmogelijk zijn. Duurzaam bouwen wordt steeds meer de norm; er is geen architect die er níet mee bezig is. Ook bouwers worden bewuster en gebruiken geprefabriceerde

materialen, waardoor je milieueffecten be­ ter in toom kunt houden en stikstofuitstoot verminderen.’ Energieslaven ‘Ik verwacht dat alle bedrijven, niet alleen in de bouw, binnen vijf jaar verplicht zijn om klimaatrapportages bij te houden met een CO2­boekhouding. Ook burgers zullen meer inzicht in hun uitstoot krijgen, bijvoorbeeld op hun energierekening. Een Nederlander stoot op dit moment zo’n tien tot veertien ton CO2 per jaar uit, maar daar hebben we geen gevoel bij. Ik wil dat op een tastbare manier inzichtelijk maken. Daarom bedacht ik de korte film Energieslaven, waarin je ziet dat roeiers zich het schompes werken om de energie op te wekken die nodig is voor een koffieapparaat, de verwarming of een douchebeurt. Die film is onderdeel van een MOOC, een online cursus over zero energy design. Daarin helpen we mensen staps­ gewijs om een gebouw energieneutraal te maken. Zowel de MOOC als de film is in de prijzen gevallen. Ik wil meer films maken en schrijf ook graag romans. Momenteel werk ik aan een thriller over de academische we­ reld. Naast al mijn serieuze werk vind ik het fijn om er iets lichtvoetigs bij te doen.’ MEI 2021 • DE INGENIEUR

47


Octrooirechters komen nu regelmatig tot een tegenstrijdig oordeel

Waar blijft het Europese eenheidsoctrooi?

Veel rechtszaken over octrooien gaan tegenwoordig over smartphones. foto : depositphotos 48

DE INGENIEUR • MEI 2021


INTELLECTUEEL EIGENDOM T E K S T: M A R T I N E S E G E R S

Patentbescherming is in Europa verre van optimaal geregeld. Er bestaat wel een Europees octrooi, maar dat beschermt een vinding niet automatisch in alle Europese landen. En inbreuk moet in elk land apart worden aangevochten. Al sinds 2013 ligt er een concreet verbeterplan op tafel, maar de invoering daarvan loopt keer op keer vertraging op. Wordt uitstel toch afstel? Lang verwacht en nog steeds niet gekomen: het Europese eenheidsoctrooi. Voorzien van octrooirechtspraak op Europees niveau via een nog op te richten Unified Patent Court (UPC) en met minder kosten voor onderzoeksinstellingen en bedrijven. Het nieuwe octrooi moet die partijen namelijk octrooibescherming geven in meer dan twintig landen voor de prijs van vier. De wens om tot zo’n eenheidsoctrooi te komen, bestaat al tientallen jaren. Het huidige Europese octrooi is in 1977 geïntroduceerd, maar de naam suggereert meer dan het is. Met een Europees octrooi beschermt de uitvinder namelijk niet automatisch zijn innovatie. Een Europees octrooi biedt slechts het recht om daadwerkelijke octrooibescherming aan te vragen – zonder een vinding opnieuw te laten beoordelen – in elk van de 38 landen die de European Patent Convention hebben ondertekend. Daarbij zijn voor elk land een vertaling in de landstaal en het betalen van de nationale octrooitaks een must. En dat kan behoorlijk in de papieren lopen. In landen waar je dat nalaat, is je octrooi niet geldig. Verder moet inbreuk op een octrooi in elk land apart worden aangevochten, waarbij het regelmatig voorkomt dat een bedrijf in het ene land wel gelijk krijgt en in het andere land niet. Hetzelfde geldt als je een octrooi nietig wilt laten verklaren. ‘Ik ken eindeloos veel voorbeelden van tegenstrijdige uitspraken’, stelt advocaat Wouter Pors, gespecialiseerd in octrooirecht en partner bij Bird & Bird. ‘De meeste zaken die nu worden gevoerd gaan over smartphones, over de hardware die daarin zit en hoe die wordt gebruikt. Rechters in verschillende Europese landen komen daarbij regelmatig tot verschillende oordelen.’ Een woordvoerder van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) bevestigt het probleem. ‘Zulke parallelle octrooirechtzaken, met niet altijd een gelijkluidend eindvonnis, komen de rechtszekerheid niet ten goede.’ De invoering van een Europees eenheidsoctrooi en het octrooigerechtshof UPC moet dit soort problemen oplossen. De plannen liggen klaar. Al in 2013 gingen de regeringsleiders van de deelnemende landen akkoord met het verdrag dat dit regelt. Maar hoewel vijftien lan-

den, waaronder Nederland, dit UPC-verdrag inmiddels hebben geratificeerd, is er nog steeds geen vacaturetekst de deur uit voor rechters voor het nieuwe octrooigerechtshof. Dat komt doordat Duitsland het verdrag nog steeds niet officieel heeft geratificeerd, mede omdat een jurist uit Düsseldorf een lange lijst met bezwaren heeft ingediend bij het Duitse Constitutioneel Hof. En zonder Duitsland komt er geen UPC. Ratificatie door de drie landen met de meeste octrooien, te weten Duitsland, Frankrijk en Italië, is volgens de verdragstekst namelijk een voorwaarde voor de inwerkingtreding. Brexit Eind vorig jaar keurde het Duitse parlement het UPCverdrag voor de tweede keer goed. Er stemden 570 van de 631 leden van de Bondsdag voor, een zeer ruime meerderheid dus. De nieuwe stemming was nodig omdat het Duitse Constitutioneel Hof na een jarenlang slepende klachtenprocedure had besloten dat er de eerste keer in 2017 te weinig parlementsleden aanwezig waren voor het goedkeuren van een verdrag dat veranderingen in de Duitse grondwet aanbrengt. Ook al waren de 35 aanwezige Bondsdagleden unaniem voor. Na de tweede stemming zijn de Duitse jurist Ingve Stjerna en de Foundation for Free Information Infrastructure, die eerder ook al bezwaar maakten tegen de oprichting van een Europees octrooigerechtshof, meteen een nieuwe klachtenprocedure gestart. Hierom heeft de Duitse bondspresident de ondertekening van de ratificatiewet opnieuw opgeschort. Onduidelijk is of en zo ja wanneer Duitsland de ratificatie kan afronden. (Bij het ter perse gaan van dit nummer van De Ingenieur had het Duitse hof hierover nog geen uitspraak gedaan.) Als de bezwaarprocedure opnieuw een lang juridisch gevecht oplevert, zou van uitstel wel eens afstel kunnen komen, stelt de patentblog van het bedrijf Kluwer, mede omdat het eenheidsoctrooi toch al minder aantrekkelijk is geworden nu het niet geldig zal zijn in Groot-Brittannië. Vanwege Brexit hebben de Britten, die oorspronkelijk een warm pleitbezorger van het

t

De Britten waren een warm pleitbezorger

MEI 2021 • DE INGENIEUR

49


INTELLECTUEEL EIGENDOM

die waarschijnlijk uiteindelijk meedoen.’ Dat geldt voor alle onderwerpen, van medicijnen tot windmolens. Wel moet Nederland een van de landen zijn waar inbreuk plaatsvindt of waar de inbreukmaker is gevestigd. ‘Ik verwacht dat de Nederlandse divisie belangrijk gaat worden’, stelt Pors. Groot-Brittannië, Duitsland en Nederland hebben volgens hem in Europa de beste reputatie als het om octrooirechtspraak gaat. ‘Nederland is bovendien aantrekkelijk, omdat iedereen hier Engels spreekt. Ik verwacht dan ook dat de divisie in Den Haag veel zaken gaat behandelen; dat bijvoorbeeld ook Italiaanse en Amerikaanse bedrijven hier octrooi-inbreuk gaan aanvechten.’ Ook het ministerie van EZK verwacht dat een lokale divisie in Nederland aantrekkelijk zal zijn voor niet-Europese partijen. ‘Die divisie gaat zeker bijdragen aan een aantrekkelijk vestigings- en innovatieklimaat in ons land.’

Bij het Duitse Constitutioneel Hof is onlangs voor de tweede keer bezwaar aangetekend tegen de ratificatie van het verdrag over het Unified Patent Court. foto : depositphotos

eenheidsoctrooi waren, besloten hun ratificatie van het verdrag terug te draaien. Verder doen Spanje, Polen en Hongarije ook niet mee. Advocaat Pors verwacht echter niet dat de plannen de prullenbak in kunnen. ‘Grote bedrijven en innovatieve mkb-bedrijven die internationaal opereren vinden het jammer dat Groot-Brittannië niet mee doet, maar vinden één procedure voor veel landen tegelijk nog steeds aantrekkelijk.’ Bovendien is zijn inschatting dat het Duitse Constitutioneel Hof uiteindelijk groen licht zal geven. Stjerna is een intelligente man, weet Pors. Hij was een collega van Pors toen deze Duitse jurist bij de Düsseldorfse vestiging van Bird & Bird werkte. ‘Zijn eerste bezwaar tegen het UPC was 160 pagina’s lang. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat hij destijds iets belangrijks over het hoofd heeft gezien en er zijn in de tussentijd geen nieuwe feiten boven water gekomen.’ Pors verwacht dat de bezwaren nog steeds draaien om al eerder ingediende klachten over de afspraken dat rechters geen levenslange aanstelling krijgen, maar een aanstelling voor zes jaar. En over de procedure voor het aanstellen van rechters. ‘In theorie kan het zijn dat het verdrag hiervoor moet worden opgebroken, maar ik acht die kans heel klein, omdat dit geen nieuwe bezwaren zijn.’

Biotechnologie Groot voordeel van de oprichting van een UPC is bovendien dat bedrijven niet meer met rechters te maken krijgen die weinig ervaring hebben op het gebied van octrooirechtspraak, stelt Pors. ‘Rechtszaken in Luxemburg leveren nu bijvoorbeeld vaak veel gedoe op. Dat proberen we enigszins te omzeilen door voor onze klanten eerst een procedure in Nederland of Duitsland te voeren om vervolgens die uitspraak aan een onervaren rechter in Luxemburg te laten zien.’ Een andere tactiek die Pors en zijn collega’s gebruiken is om Luxemburg te mijden. ‘Een bedrijf dat mobiele telefoons maakt, gaat die toch niet speciaal voor Luxemburg maken als het in andere, grote Europese landen niet meer mag.’ Ook qua kosten zijn er voordelen, maar die zijn minder groot dan in eerste instantie het geval lijkt te zijn. ‘Vanaf vier landen is het in stand houden van een eenheidsoctrooi goedkoper. Veel bedrijven vragen nu echter al niet in meer dan drie of vier landen een octrooi aan’, licht de Haagse advocaat toe. ‘Ze zijn dus straks niet minder geld kwijt.’ Uitzondering zijn octrooien op het gebied van medicijnen en biotechnologie. ‘Dit soort octrooien vragen bedrijven vaak wel in elk land apart aan.’

‘Zijn eerste bezwaar was 160 pagina’s lang’

Nederlandse divisie De Haagse advocaat ziet mooie kansen voor Nederland als het verdrag uiteindelijk in werking treedt. ‘Ons land krijgt een eigen divisie van het UPC. Dat betekent dat je straks hier in Den Haag inbreuk kunt aanvechten en dat de uitspraak meteen geldig is voor alle 24 landen 50

DE INGENIEUR • MEI 2021

Profiteren ‘Alle bedrijven krijgen wel meer waar voor hun geld met een Europees eenheidsoctrooi. Ze hoeven dan niet meer van te voren in te schatten wat hun belangrijkste markt gaat worden, iets wat ze nu al kort na het aanvragen van een octrooi moeten beslissen, maar dan lang nog niet altijd al goed weten’, licht Pors toe. Het ministerie van EZK hoopt ook dat Duitsland het verdrag snel ratificeert. ‘Het is jammer dat het Europees octrooi niet langer de Britse markt omvat, maar ook in de huidige vorm is het voor bedrijven en kennisinstellingen nog steeds een aantrekkelijke optie. Hoe eerder het Nederlandse bedrijfsleven kan profiteren van het Europees octrooi en het UPC, hoe beter.’


WA AR

KUN N EN

WE

DEZE

M A A N D

N A A RT O E?

DE

IN GEN IEU R

TI P T

T E K S T: P A N C R A S D I J K

31/5 - 5/6 Technologieweek

Welkom, Majesteit Wanneer de musea hun deuren weer mogen openen, is op het moment van schrijven nog onduidelijk. Maar het Philips Museum in Eindhoven wil daar niet langer op wachten en bedacht een creatieve manier om liefhebbers van techniek tóch al iets leuks te bieden. Aan de buitenkant van het museum is de gevelexpositie Welkom, Majesteit! voor iedereen gratis te bezichtigen. Aan de hand van twaalf foto’s wordt de hechte band getoond tussen het Koninklijk Huis en het

gezondheidstechnologiebedrijf. Die band gaat ver terug. Al in 1916 kreeg de toenmalige gloeilampfabriek het predicaat ‘Koninklijke’ toegekend. Aanleiding voor de tentoonstelling was het koninklijk bezoek op Koningsdag, maar de foto’s, vrijwel allemaal uit het eigen Philipsarchief, blijven zeker tot het einde van de maand hangen. Meer informatie op philips.nl/a-w/ philips-museum.html

T/m juli

Beeldschermkunst Het NDSM-gebied in Amsterdam-Noord maakt een uitzonderlijk snelle transformatie door. De dokken en hallen van de vroegere

Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij vormen het hart van een nieuwe, levendige wijk waar in sneltreinvaart de ene na de andere hoogbouwflat verrijst. Er is ook een loods die nog even mag blijven. Daarin is sinds 2020 een interessante tentoonstellingsruimte voor moderne

kunst gevestigd: Project space on the inside. Voor de huidige expositie Fragments of sphere werd acht toonaangevende internationale kunstenaars gevraagd om groot werk waarin de relatie tussen natuur, technologie en de mens centraal staat. Veel beeldschermkunst, maar zeker de moeite waard. Fragments of Sphere. Boek een tijdslot (à 10 euro) op projectspaceontheinside.org

foto ’ s : philips company archive ( boven ) ; project space on the inside ( onder ) ; depositphotos ( rechts )

In de tiende editie van de Dutch Technology Week (DTW), dit jaar van 31 mei tot en met 5 juni, is er weer volop aandacht voor technologie en de hightech industrie. Een groot deel van het programma vindt ditmaal online plaats, maar net als anders zal iedereen die meedoet weer zien, voelen en ervaren hoe kansrijk en uitdagend het is om mee te werken aan uitvindingen die de wereld veranderen, aldus de organisatie. Kijk voor het programma en meer informatie op dutchtechnologyweek.com

27 mei Onbemande schepen Wanneer zullen er nauwelijks bemande of zelfs volledig onbemande containerschepen rondvaren? Technisch is het nu al mogelijk, maar voor het zover is zullen we met elkaar een antwoord moeten vinden op een aantal dilemma’s en andere uitdagingen. Op verzoek van de KIVIafdeling Maritieme techniek komt promovendus Carmen Kooij van de Technische Universiteit Delft vertellen over haar onderzoek. Online lezing Autonomous ships. Donderdag 27 mei 12.30 uur. Meer informatie op kivi.nl/afdelingen/ maritieme-techniek MEI 2021 • DE INGENIEUR

51


De Ingenieur in gesprek

Miguel Delcour ziet kansen voor thematische KIVI-communities

‘De leden maken de vereniging’ Aan de vooravond van zijn 175ste verjaardag kijkt het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI) vooruit. Een nieuwe directeur, een nieuwe strategie en boven­ al nieuw elan moeten de vereniging helpen haar maatschappelijke relevantie te behouden en uit te bouwen. In gesprek met KIVI­directeur Miguel Delcour over de vereniging van de toekomst. Tekst: Pancras Dijk

Zijn aantreden op zichzelf vormde al een mijlpaal. Een periode van interim­management en reorganisatie werd ermee afgesloten; de focus kon meteen op de nieuwe strategie om de vereniging toekomstbestendig te maken. ‘Ik wist dat ik ergens binnenkwam waar niet alles vanzelf gaat’, zegt Miguel Delcour, voorheen onder meer directeur van het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen en zelfstandig ‘organisatie­ vereenvoudiger’. ‘Maar ik zag ook die bouwsteentjes voor een nieuwe richting en wil de vereniging helpen in die noodzakelijke kanteling naar een vereniging nieuwe stijl.’ Je trad afgelopen oktober aan, midden in coronatijd. Hoe heb je dat ervaren? ‘Dat was raar. Ik hoorde allemaal verhalen over een bruisend hoofdbureau met naast de medewerkers ook vele tientallen mensen die in diverse gehuurde zalen bijeenkomen, maar al in de eerste week zat ik hier soms helemaal alleen. Ik ben niet gauw bang, maar het KIVI­pand is geen prettige plek om ’s avonds in je eentje te zitten.’ Toen je begon hadden hoofdbestuur en ledenraad net een nieuwe strategie omarmd. Ondertussen was het door een reorganisatie onrustig op het bureau. Waar legde je de prioriteit? ‘Ik wilde zo snel mogelijk KIVI leren kennen en had het grote voordeel dat mijn voorganger drie weken de tijd nam om mij in te werken. Het eerste wat we deden: 52

DE INGENIEUR • MEI 2021

ons werk als essentieel bestempelen, zodat we elkaar ondanks de lockdown op kantoor konden ontmoeten. Omdat de vereniging toch wel doordraait, richtten we ons eerst op de medewerkers. Bouwen doe je immers van binnenuit, niet van buitenaf. We hadden net een periode achter de rug met een hoog ziekteverzuim, niet ongebruikelijk bij reorganisaties. Het was belangrijk van het bureau weer een team te maken met de neuzen dezelfde kant op. Ik heb zo veel mogelijk gesprekken gevoerd om het teamgevoel terug te brengen.’ Door de functie te accepteren, had je ook je handtekening gezet onder de doelstelling van het hoofdbestuur om binnen vijf jaar van zeventien- naar vijftigduizend leden te groeien. ‘Die ambitie was bekend en er lag een strategisch plan. Gelukkig was dat een algemene visie, geen ingevulde activiteitenlijst. Als strateeg zou ik het lastig vinden om een plan uit te voeren waarin ik verder geen inspraak heb, maar hier trof ik eerder een ambitieus vergezicht waarvoor vast enkele bouwstenen waren voorbereid. Tegelijkertijd: ik ben hier als directeur niet in dienst getreden om mijn eigen stempel te drukken, wel om richting te geven aan het proces dat is ingezet.’ Wat zijn die bouwstenen van de strategie die je aantrof? ‘Kort gezegd: groeien naar vijftigduizend leden, op­ zetten van online communities en aantrekkelijk worden voor jongeren. Het belang van het aantrekken van


2005-2020: Werkzaam als zelfstandig ‘organisatievereenvoudiger’ onder meer in het interimmanagement.

jonge leden onderschrijf ik natuurlijk direct, die online communities zijn nu al aan het ontstaan en die kunnen zeker wat goeds opleveren. Dat aantal van vijftig­ duizend leden zie ik vooral als een ambitie, een fantas­ tisch vergezicht. Wat dat betreft had men net zo goed zeshonderdduizend kunnen opschrijven. Ik ga mijn best doen het waar te maken. Maar het verhogen van het ledental moet geen onderdeel zijn van de strategie. Geen vereniging heeft het werven van leden als enige foto ' s : robert lagendijk

2019-2020: Directeur Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen (KVGO).

2017–heden: Lid dagelijks bestuur en penningmeester Nederlandse Montessorivereniging en voorzitter stichting Handboekbinden

reden van bestaan. Een groei van het ledental is het ge­ volg van een goede uitvoering van een strategie en met de invulling daarvan zijn we nu met z’n allen bezig.’ KIVI is niet de enige vereniging waarvan het ledental is gedaald. Is het verenigingsmodel nog wel van deze tijd? ‘Ooit werd je lid van een beroepsvereniging omdat dat nu eenmaal zo hoorde. Van ouder op kind werd

t

1996- 2003: Opleidingen technische bedrijfskunde (Avans Hogeschool in Tilburg) en bedrijfswetenschappen (RSM Erasmus Universiteit in Rotterdam)

MEI 2021 • DE INGENIEUR

53


QUOTE

dat doorgegeven en wie ingenieur werd, sloot zich vanzelfsprekend aan bij KIVI. Dát verenigingsmodel bestaat misschien nog wel in sommige hoofden, maar is zeker niet levensvatbaar meer. Nu zeggen potentiële leden: wat heb ik aan een lidmaatschap? Men wil pas lid worden als er direct, persoonlijk voordeel aan is verbonden. Het is meer dan ooit zaak dat we als KIVI duidelijk maken wat we te bieden hebben. “Meer leden” kan dan niet het antwoord zijn.’

‘Verhogen ledental moet geen doel op zich zijn’

Waarom zou elke ingenieur KIVI-lid moeten zijn? ‘Het is bijna bizar hoeveel we bieden voor het geringe bedrag dat een lidmaatschap kost. Van persoonlijke coaching tot een mooi en waardevol maandblad, van directe toegang tot een groot netwerk tot allerlei bijeenkomsten en borrels. Toen ik hoorde dat de reguliere contributie 137,50 euro bedraagt, was mijn eerste vraag of dat per maand of per jaar was en dat was maar ten dele als grapje bedoeld. Ga je naar alle bijeenkomsten, zodra die na corona weer kunnen, dan haal je dat geld er alleen al met de borrels wel uit!’ Wat moet er gebeuren om die nieuwe leden binnen te halen? Het verlagen van de contributie is dan vermoedelijk geen optie. ‘Nee, daar ben ik zeker niet voor. Een A-merk moet zichzelf niet weggeven voor dumpprijzen. Tegelijk kunnen we wel de drempel verlagen. Steeds weer duidelijk maken dat ons chique grachtenpand in Den Haag gewoon een clubhuis is waar je welkom bent en dat je me vooral niet met ‘ú’ hoeft aan te spreken. Aan marketing is lang weinig aandacht besteed. Het is ingenieurs eigen om iets moois te maken en dan maar af te wachten of het gaat verkopen. Met mijn bedrijfskundige achtergrond denk ik daar toch anders over. Het besturen van bedrijven en verenigingen is een vak. Als ik nu een brug ga bouwen worden ingenieurs boos en dat is terecht, maar als een ingenieur een bedrijf gaat leiden zijn er alleen maar felicitaties. Zonder bedrijfskundige achtergrond is het echter nóg lastiger om mensen mee te krijgen bij grote veranderingen in een organisatie.’ 54

DE INGENIEUR • MEI

2021

Wat zijn die grote veranderingen waar KIVI voor staat? Hoe ziet de vereniging er over drie jaar uit? ‘Die vraag kan en wil ik niet beantwoorden. Als ik ergens naartoe zou werken, zou ik al bepaald hebben hoe het moet worden. De kracht van de vereniging is juist dat de leden dat uitmaken. Ik ben niet de vereniging. Op het bureau faciliteren we wat de leden willen, ik wil de verandering vooral een organische verandering laten zijn.’

KIVI telt nu meer dan vijftig afdelingen. Zijn dat er niet veel te veel? ‘Welbeschouwd zijn het er nog te weinig. Veel van de nieuwe, maar ook een aantal al lang bestaande vakdisciplines zijn niet als afdeling geborgd binnen KIVI. Afdelingen als machine learning, kunstmatige intelligentie, system engineering en robotica ontbreken. Nemen we de ingenieurs van nú, dan bedienen we die zeker niet allemaal. We spreken daardoor een grote groep ingenieurs niet of onvoldoende aan, alleen al door de manier waarop we nu zijn georganiseerd. Maar ik vraag me af of het beginnen van nog eens vijftig nieuwe afdelingen het antwoord is.’ Wat is dan het antwoord? ‘KIVI is een kennisnetwerk dat zorgt voor ondersteuning, zichtbaarheid en kwaliteit van ingenieurs. Ik geloof sterk dat de kracht van een vereniging als de onze ligt in bijzondere dwarsverbanden. Nieuwe communities moeten we dan ook niet per se opzetten als online versie van de huidige afdelingen, maar juist ook thematisch inrichten. Neem de energietransitie: dat zou zo’n community kunnen zijn, waar ingenieurs vanuit verschillende achtergronden samen naar oplossingen zoeken. Juist wanneer we onze expertise gezamenlijk inzetten voor maatschappelijke vraagstukken met een technische component, zullen de schotten tussen de afdelingen langzaam verdwijnen. Dan kunnen er bijzondere dingen ontstaan en dat maakt KIVI aantrekkelijker voor ingenieurs die zich nu nog niet vertegenwoordigd voelen. Aan die kanteling wil ik graag bijdragen.’


UIT DE VERENIGING De laatste ontwikkelingen en activiteiten van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) komen iedere maand aan bod in deze rubriek. Ook vind je hier het antwoord van een van de KIVI-ingenieurscoaches op een lezersvraag.

FOTO : DAMEN

20/5 Werfbezoek

26/5 Brood bakken

Scheepsbouwsbedrijf Verolme Rotterdam ontstond in 1957 toen Cornelis Verolme zijn VDSM oprichtte. Sinds 2017 valt de werf onder Damen Shiprepair. Leden van de afdeling Offshore Techniek zijn als de corona-omstandigheden het toelaten welkom voor een bezoek aan de droogdokken die de grootste schepen ter wereld kunnen herbergen. Commercieel directeur Bas Loohuis geeft er een toelichting bij. Excursie Damen Verolme Ship Repair Yard, 20 mei, kivi.nl/ot

Ben jij net als vele anderen in coronatijd begonnen met zelf broodbakken? Erwin Engelsma, verification lead bij Philips, had je in dat geval een hoop kunnen vertellen. Engelsma had een paar jaar geleden het idee om een bakkerij te automatiseren en 3600 broden per uur te bakken, maar er ging iets heel erg mis. Op 26 mei kijkt Engelsma terug, in een nieuwe editie van YKE Failure Stories. Zorg dat je erbij bent! community. kivi.nl

Vraag ’t de coach Elke maand legt De Ingenieur een vraag van een lezer voor aan een van de KIVI-ingenieurscoaches. Tekst: Dayinta Perrier

Ik overweeg een baan op een platform in zee. Wat kan ik verwachten en hoe bereid ik me voor? ‘Zelf ben ik erg enthousiast over het werken offshore. Het is een totaal andere manier van werken dan op een kantoor. In plaats van met de auto of met de trein ga je ineens per helikopter of boot naar het werk. Meestal werk je afwisselend een paar weken offshore en ben je een paar weken onshore vrij. Het is goed om vooraf te weten dat de werkperioden erg intensief zijn. Vaak bestaat die tijd uit zeven dagen per week lange werkdagen draaien en wordt er veel van je verwacht. Daar staat tegenover dat je met een heel gemotiveerd team werkt en je iedere dag resultaat ziet van je werk. Voor de tijd op het platform is het goed om iets bij je te hebben om te ontspannen. Je zit immers enkele weken onafgebroken op het platform. In de meeste gevallen mag je beperkt bagage meenemen. Dus bedenk vooraf waaraan je behoefte hebt. Twijfel je of het werk op een bepaald platform iets voor jou is, dan is het altijd goed even te bellen met iemand die er werkt. Meestal werk je constant samen met een relatief klein team. Deze collega’s zie je bij het ontbijt, tijdens het werk en ook weer bij het avondeten. Dus het is goed om vooraf met iemand te kletsen om te kijken of de sfeer op het platform bij je past. Als je denkt dat het offshorewerken bij je past is het tot slot belangrijk dat je weet dat het geen flexibel werk is. De tijd offshore kan je niet met je dierbaren onshore besteden. Mocht er onverwachts iets gebeuren, dan kan je niet zomaar naar huis. Dus wees er vooraf bewust van dat je afwezig zal zijn bij belangrijke momenten van familie en vrienden. Heb je een gezin, neem het besluit dan samen. En onthoud dat na het offshorewerk altijd weer een periode op land volgt, tijd die je volledig aan je gezin kunt besteden.’ Hoofdcoach: Willem Keij

Heeft u ook een vraag? Mail naar redactie@ingenieur.nl MEI 2021 • DE INGENIEUR

55


Een omnibus over de droogte Van oudsher is ‘droge voeten’ het motto van het Nederland­ se waterbeheer, maar met steeds meer droge zomers is er juist behoefte aan zoet nat. Wetenschapsjournalist René Didde schreef er een boek over dat leest als een aanklacht tegen nationale waterverspilling. Tekst: Frank Biesboer

56

DE INGENIEUR • MEI 2021

Hoe paradoxaal kan het zijn: Nederland wordt het laatste decennium door regenval alleen maar natter, terwijl we juist de afgelopen zomers meer dan ooit worden geconfronteerd met droogte. Die paradox was voor René Didde een belangrijk mo­ tief om Nederland Droogteland te schrij­ ven, in zijn eigen woorden een zoektocht naar waar het zoete regenwater blijft, en wat we ermee kunnen doen om droogte tegen te gaan. Kort gezegd is de uitkomst van die zoek­ tocht: we zijn waterverspillers. Regen valt vooral in de winter en het vroege voorjaar, en dan zetten we alles op alles om dat wa­ ter zo snel mogelijk naar zee af te voeren, via sloten en rechtgetrokken beken als onderdeel van een ingenieus systeem van drainage en pompen. We hebben zelfs het riviersysteem zo ingericht dat we een groot deel van het regenwater nodig hebben om indringend zout zeewater te weren. Didde laat in zijn boek zien wie er alle­ maal belang hebben bij dit watersysteem. Het resultaat is een omnibus aan verhalen over boeren, drinkwaterbedrijven, indus­ trie en stedelijke omgeving. Alle hebben zo hun eigen motieven, maar het ge­ meenschappelijke resultaat is noodlottig: kostbare grondwaterbronnen worden uitgeput, de natuur betaalt het gelag en uiteindelijk bijt ieder in zijn eigen staart. De boer die vroeg in het voorjaar het land op wil dankzij een lage grondwaterstand komt in de zomer water tekort, industrie en drinkwaterbedrijven die grondwater gebruiken moeten steeds diepere putten slaan, en steden die geen ondergelopen straten willen kampen in de zomer met hittestress. De uitweg uit de paradox is simpel: leg het teveel aan water in de winter vast en gebruik dat tijdens de droge zomer. Didde laat daarvan tal van voorbeelden zien. Zo is rond de Drentse Aa en de Geesterstroom de sponswerking van de bodem hersteld en zijn er weer vennen en moerassen. En in de polder Zegveld experimenteren boeren met hoogwater­ veehouderij. Het boek biedt een heel palet aan inspirerende projecten. Punt is alleen dat al die voorbeelden hooguit druppeltjes zijn op een schroeiende aarde.

Niet dat het in de bestuurlijke wereld van het water aan mooie woorden ont­ breekt. Er zijn ook prachtige vergezichten als ‘Panorama waterland’ en ‘Meer waard!’ waarin waterberging samengaat met ver­ sterking van de natuur en een nog steeds goed belegde boterham voor de boer. Maar papier is geduldig, vooralsnog is het allemaal te vrijblijvend, zo constateert de auteur. Hij pleit voor een meer dwingende aanpak, gebaseerd op een ‘klimaat­ robuuste watersysteemkaart van Ne­ derland’. Per deelgebied wordt op basis van de hydrologische en geologische structuur vastgesteld wat de optimale grondwaterstand is, wat mogelijkheden zijn voor waterberging, om daaruit vervolgens af te leiden welke water­ gebonden functies het beste passen: dus waar welk type landbouw, natte natuur, enzovoorts. De herinrichting die daaruit voortvloeit hoeft niet in één keer, zo benadrukt Didde. Dat zou zelfs onwenselijk zijn. ‘Stukje bij beetje is beter; structureel en gedegen is waar het om draait.’ De auteur volgt daarmee wel erg het spoor van de huidige aanpak van de droogteproblematiek die is samen te vatten met: alle beetjes helpen. Of we het daarmee redden is echter de vraag. Want er zitten in ons watersysteem een aantal fundamentele keuzen die veel kostbaar (rivier)water vragen. Zo is in droge zomers bijna de gehele aanvoer van de Rijn nodig om bij de Nieuwe Waterweg het indringen van zout water tegen te gaan. Bij gebieden die ver­ zilten moet een veelvoud aan zoet water worden ingezet van wat boeren nodig hebben om hun land vanuit de sloot te beregenen. Hoe graag we ook anders willen, bij dit soort kwesties helpt stukje bij beetje niet. Los hiervan biedt Diddes boek een prachtige caleidoscoop van Nederland Droogteland. Wie wil begrijpen wat er aan de hand, is, doet er goed aan het te lezen voor de zomer weer aanbreekt. Nederland Droogteland René Didde | 176 Blz. | € 19,99


Groen en goed ondernemen

Blik in de afgrond Een eeuw lang al biedt de quantum­ theorie fascinerende resultaten, ter­ wijl ze vreemd en mysterieus blijft. Tekst: Pancras Dijk

Net iets meer dan honderd kilometer ten noordoosten van Rottumerplaat, midden in de Duitse Bocht, ligt het nóg kleinere en kalere Helgoland. In 1925 trok een 23-jarige Duitse student naar het door weer en wind geteisterde eiland, nauwelijks een vierkante kilometer groot, om gedurende een paar weken te ontsnappen aan zijn hooikoorts en op het eiland zonder bomen zijn gedachten te ordenen. De student, Werner Heisenberg, kwam terug met een idee dat hem in staat stelde alle weerbarstige feiten rond het bizarre gedrag van elektronen te verklaren: de quantumtheorie. Daarmee had zich op dat eenzame eiland de ‘ingrijpendste wetenschappelijke revolutie aller tijden’ voltrokken, volgens de Italiaanse schrijver en fysicus Carlo Rovelli. Ingenieurs, astrofysici, kosmologen, chemici en biologen gebruiken de quantumtheorie dagelijks, schrijft hij. Zonder die theorie hadden we nu geen computers gehad, geen kerncentrales en hadden we niets begrepen van plasma’s, het ontstaan van sterrenstelsels of de neuronen van onze hersenen. De quantumtheorie is daarmee het ’kloppende hart van de hedendaagse wetenschap’. Maar begrijpen we de theorie nu werkelijk? Heisenberg lichtte met zijn denkwerk een ‘tipje van de sluier op die tussen ons en de waarheid hangt’, schrijft Rovelli. ‘Later bleek die sluier een afgrond.’ De auteur noemt zichzelf ergens in het boek een ‘eenvoudige techneut’. Maar in zijn verkenning van de reikwijdte van de quantumtheorie schuwt hij de filosofie zeker niet. ‘Het beste is, het raadsel te vergroten’, schreef auteur Harry Mulisch eens en dat adagium lijkt soms ook voor Rovelli te gelden. Met zijn vergezichten in Heisenbergs afgrond laat Rovelli de lezer duizelen, maar dat levert verrassende perspectieven op.

Een bedrijf runnen, zuinig zijn op de wereld en tóch serieus geld verdienen. Hoe doe je dat? Daarover gaat de nieuwe podcastserie Goed geld verdienen, waarin de makers ongemakkelijke onderwerpen niet uit de weg gaan. Nog even de oude economie beschouwd: we halen grondstoffen uit de aarde, zetten die om in producten en verkopen ze voor goed geld aan consumenten of andere bedrijven. Is het apparaat, kledingstuk of vervoer­ middel stuk? Geen probleem, gooi het weg en koop een nieuwe. Dat deze lineaire economie haar beste tijd heeft gehad, daarover zijn de meeste mensen het inmiddels wel eens. Maar hoe richt je een economie in die goed draait, die mensen werk geeft, waar ondernemers aan verdienen en die toch goed is voor het klimaat, onze leefomgeving en voor de toekomst van onze kinderen? En hoe laat je je bedrijf groei­ en zonder dat je ecologisch voetafdruk meegroeit? Voorwaar geen gemakkelijke vragen. Duurzaamheids­ onderzoeker bij de Rabobank Daniël Poolen en Sabine Biesheuvel, medeoprichter en directeur van BlueCity (een verzamelgebouw voor ondernemers in de circulaire econo­ mie) gaan echter de ongemakkelijke onderwerpen in hun podcast niet uit de weg. In zeven afleveringen praten zij met pionierende onder­ nemers uit Rotterdam en omgeving die het gewoon al dóen: ondernemen met oog voor duurzaamheid. Zo krij­ gen ze een ondernemer aan tafel bij wie je een abonnement op een koptelefoon kunt nemen. Iets kapot? Het bedrijf fikst het zonder extra kosten. In een andere aflevering praten Poolen en Biesheuvel met een ondernemer die bij andere bedrijven bioafval ophaalt en er zeep en oester­ zwammen van maakt. Weer een ander maakt iets moois van sinaasappelpulp. De gesprekken gaan alle kanten op – van financierings­ vormen tot nieuwe businessmodellen – en zijn zeker voor andere ondernemers interessant. En voor iedereen die beseft dat we de economie anders moeten inrichten, maar zich afvraagt: hoe dan? (JH) De meeste afleveringen zijn inmiddels te beluisteren; de finale komt 24 mei online. Goed geld verdienen podcastserie | gratis via je favoriete podcastapp

Helgoland. Het verhaal van de kwantumfysica, de ingrijpendste wetenschappelijke revolutie aller tijden Carlo Rovelli | 216 Blz. | € 20,99 foto : blue city

MEI 2021 • DE INGENIEUR

57


MEDIA

Vogelparadijs uit blubber In sneltreinvaart is er in het hart van Nederland een archipel aan­ gelegd waar de natuur floreert. Het boek Marker Wadden leidt de lezer rond. Tekst: Pancras Dijk

58

DE INGENIEUR • MEI 2021

Wie klaagt dat de grote (water)bouwprojec­ ten in ons land steevast stroperig verlopen en langer duren dan gepland, heeft nooit op de Marker Wadden gestaan. De kiem werd in maart 2011 gelegd in de werkkamer van Roel Posthoorn, ingenieur en milieu­ kundige bij Natuurmonumenten. Sindsdien is de ‘dooie bak water’ die dit deel van het Markermeer was, veranderd in een stukje nieuwe natuur van internationale allure. Marker Wadden. Eilanden van morgen toont wat er in die tijd allemaal is gebeurd. In maart 2016 begon aannemer Boskalis met de werkzaamheden aan het eerste eiland. Eerst werden onderwaterdammen aangelegd, daarna kreeg het eiland vorm. De snijkopzuiger Edax vrat zich door de metersdikke laag blubber op de zeebodem heen om bij het zand te komen. In vier jaar tijd spoot het schip vervolgens vijf eilanden met stranden op. Het geheel bood aanvankelijk een dystopisch aanblik van ‘grommende bulldozers, roestige buizen met slibfon­ teinen, knarsende kranen en piepende rupsbanden’, schrijft auteur Endre Timár,

maar in luttele jaren ontstond een ‘levend landschap’ dat geel kleurt wanneer een pioniersoort als moerasandijvie bloeit. Vogels broedden er al toen de werkzaam­ heden nog in volle gang waren en de waterkwaliteit gaat zienderogen vooruit. De Marker Wadden zijn zo’n groot succes dat de uitgave van een koffietafel­ boek niet lang op zich kon laten wachten. Dankzij Natuurmonumenten, de provincie Flevoland, Rijkswaterstaat en Boskalis is dat boek er nu. De nadruk ligt sterk op het beeld. Dat is begrijpelijk, want met woeste wateren, machtig spuitende baggerschepen (veertienduizend pk), enorme pijpleidingen en talloze bijzondere vogelsoorten zit het met de visuele kant van het verhaal wel goed. Wel is te hopen dat de vele studies die nu in het gebied gaande zijn ook nog in wetenschappelijke publicaties resulteren. Want pas dan kan de succesformule die men hier blijkbaar heeft gevonden, ook elders worden toegepast. Marker Wadden. Eilanden van morgen Endre Timár | 192 Blz. | € 32,00

foto : peter leenen / straystone


Q&A

Elke maand verschijnen er talloze boeken. De Ingenieur pikt de interessantste eruit en stelt de auteur vijf vragen.

Dirk van Delft schreef de biografie Reiziger in het wereldruim over de belangrijke, maar bij het brede publiek nauwelijks bekende astronoom Henk van de Hulst.

Een dodelijk virus, een politieke beweging, een idee en nepnieuws: ze komen op en ineens zijn ze overal. Wiskundige en epidemioloog Adam Kucharski maakt de verborgen mechanismen duidelijk en geeft zo fascinerend inzicht in menselijk gedrag. VIRAAL | 328 BLZ. | € 22,95

Tekst: Jim Heirbaut

1 2 3 4 5

Waarom dit boek? ‘We hebben in ons land behoorlijk wat astronomen van aanzien gehad, zoals Oort, Kapteyn en De Sitter. Van de Hulst is bij het brede publiek wat minder bekend, maar heeft onder wetenschappers een enorme status. Dat komt door zijn wetenschappelijke prestaties, maar zeker ook doordat hij een centrale rol heeft gespeeld bij het opzetten van het Nederlandse ruimteonderzoek.’ Voor wie is dit boek bedoeld? ‘Eigenlijk voor iedereen die met belangstelling de wetenschapspagina’s van de kranten leest, mensen die een algemene interesse hebben in pure natuurkunde en wat daarbij komt kijken. Dus ook voor lezers van bladen als De Ingenieur en Technisch Weekblad. Ik ga maar op één plek in het boek echt natuurkundig de diepte in – voor de liefhebber – en dat kan de lezer prima overslaan.’ Hoe bent u te werk gegaan? ‘Veel van de mensen die hem persoonlijk hebben meegemaakt, zijn nog in leven. Dat was een groot verschil met mijn vorige boek over de natuurkundige Lorentz. Nu kon ik in totaal dertig mensen interviewen, wat een rijk beeld van Van de Hulst oplevert. Verder kon ik profiteren van zijn geweldige persoonlijke archief, dat zich nu bij de Leidse Sterrewacht bevindt. Van de Hulst ordende al zijn documenten keurig in mapjes en stond er ook om bekend dat hij zuinig was met materialen. Zo knipte hij A4-enveloppen die hij binnenkreeg op maat tot handige opbergmapjes.’ Wat heeft u verrast tijdens het schrijven? ‘Ik wist dat Van de Hulst een grootheid was in zijn vakgebied, de sterrenkunde, maar niet dat hij ook daar ver buiten wordt gewaardeerd. Hij schreef een standaardwerk over de lichtverstrooiing door kleine deeltjes, wat natuurlijk erg belangrijk is voor astronomen. Ik kwam erachter dat dit boek ook regelmatig geciteerd is door voedingstechnologen in Wageningen die onderzoek doen naar melk dat ondoorzichtig wordt door de kleine deeltjes die erin zitten.’ Wat heeft u geleerd over uw onderwerp? ‘Behalve dat ik veel heb opgestoken over sterrenkunde en ruimteonderzoek, ben ik ook de mens Van de Hulst echt gaan waarderen. Als student deed hij mee aan een prijsvraag, uitgeschreven door de bekende astronoom Oort. Bij de bespreking van de inzendingen gedroegen de andere inzenders zich onderdanig richting Oort. De enige die de discussie aandurfde was Van de Hulst. Hij was echt een slim ventje.’

FOTO : UNESCO COMMISSIE

Stel je voor: een stad waarin de gebouwen rondlopen en met elkaar kunnen praten, emoties vertonen en elkaar naar het leven kunnen staan. In dit Sims-achtige spel is het aan jou om je stad te laten groeien en de bebouwing tevreden te houden. BUILDINGS HAVE FEELINGS TOO! | PLAYSTATION 4/ XBOX ONE/NINTENDO SWITCH | € 20,00

Oud-commandant der strijdkrachten Tom Middendorp laat in zijn boek Klimaatgeneraal zien dat onze veiligheid en klimaatverandering nauw met elkaar zijn verbonden. Conflicten of oorlogen ontstaan vaak door schaarste. Gelukkig zijn er ook technologische oplossingen om het verschil te maken. KLIMAATGENERAAL | 256 BLZ. | € 21,99

In de serie 4TU.techtalks praat een medewerker van een van de tu’s met iemand uit het maatschappelijke veld, steeds over een actueel thema. Interessant leesvoer rond uiteenlopende onderwerpen als ethiek, slimme landbouw en de ingenieur van morgen. 4TU.TECHTALKS | 4TU.NL/NL/4TUTECHTALKS

MEI 2021 • DE INGENIEUR

59


Voorwaarts

Voorspellen is lastig, zeker als het om technologie gaat. Fanta Voogd verdiept zich maandelijks in de geschiedenis van de toekomst.

Wonen op de maan

Kolonisatie van de maan laat voorlopig op zich wachten

Volgens de Britse sciencefictionfilm Moon Zero Two uit eind jaren zestig, zou de mens in 2021 de maan permanent bewonen. In de werkelijkheid rustte er minder zegen op het idee van een buitenpost op de maan. Maar sinds kort staat de droom van een maanbasis weer wereldwijd op de agenda. Welkom op de maan, zegt het bord in de aankomst- en het handeldrijven met maanbewoners. Verder behal van de maanbasis. Onder het bord wordt de lunar schreef de Russische vader van de raketwetenschap time aangegeven plus de datum: 10 mei 2021. De Konstantin Tsiolkovski in 1895 al de mogelijkheid sciencefictionfilm uit 1969 is bepaald geen meester- van ruimtekolonisatie. werk, maar de film leent zich perfect als bewegend Toen het ruimtevaarttijdperk eenmaal was aangebrobehang bij een jarenzestigdansavondje. Filmgeluid uit, ken, lieten de eerste plannen niet lang op zich wachten. James Brown aan. De space age-kostuums zijn weerga- In 1959 lanceerde het Amerikaanse leger het geheime loos, het jazzballet in het maancafé is onweerlegbaar Project Horizon dat de bouw van een militaire maangroovy en de scènes in de ruimte en op de maan zijn basis voorzag. Opvallend is de strakke planning van het hilarisch knullig. De techniek in het denkbeeldige jaar project. De eerste bemande maanlanding zou moeten 2021 wekt vertedering. Zoals de computer die in een plaatsvinden in april 1965. In november 1966 zou de koffertje past, maar oogt als een ouderwetse kantoor- maanbasis klaar moeten zijn om te worden bevolkt door rekenmachine. een taskforce van twaalf man. Moon Zero Two weerspiegelt niet alleen de industriële vormgeving en de buitenissige mode van die tijd, Afblazen maar ook de toonaangevende maatschappelijke kwes- Haast was geboden, meldt de studie, want de Sovties. De seksuele revolutie komt voorbij in een paar jet-Unie was voornemens het vijftigjarig jubileum van scènes met een hoog ohlala-gehalte. Het inleidende de Oktoberrevolutie (1967) op de maan te vieren. Een tekenfilmpje neemt de Koude Oorlog en de wedloop passage die duidelijk maakt dat de rivaliteit tussen de tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie in de VS en de Sovjet-Unie in die jaren kluchtige vormen ruimte op de hak. aannam. Maar de film, die drie maanden na de eerste bemande maanlanding in première ging, is vooral kenmerkend voor de breedgedra- De Sovjet-Unie was voornemens het gen, rotsvaste overtuiging dat de toekomst van de ruimtevaart glorieus zal zijn. Het lag vijftigjarig jubileum van de Oktoberdestijds simpelweg in de lijn der verwach- revolutie op de maan te vieren tingen dat de maan in 2021 een permanent bewoonde basis zou hebben en dat er volop mijnbouw zou plaatsvinden. Met het afblazen van Project Horizon in 1961 was de toon gezet. Hoe goed gepland het Apollo-project ook Militaire basis afstevende op de eerste bemande maanlanding, op de De gedachte dat er op de maan wat te halen valt, is niet droom van een eigen maanbasis rustte geen zegen. Met van vandaag of gisteren. De Engelse wetenschapper en het VN-Ruimteverdrag van 1967, waarin is vastgelegd bisschop John Wilkins schreef er in 1638 en 1640 twee dat de maan alleen voor vreedzame doeleinden mag boeken over. Hierin verkende hij de mogelijkheid van worden gebruikt, verviel de verlokking van een milihet reizen naar de maan, het stichten van een kolonie taire maanbasis. Ook van de Sovjet-plannen voor een 60

DE INGENIEUR • MEI 2021


1959

‘Project Horizon staat voor de vroegst denkbare mogelijkheid voor de Verenigde Staten om een buitenpost op de maan te vestigen. Door zijn implementatie kunnen de Verenigde Staten eind 1966 een maanbasis operationeel hebben, met voorafgaand een bemande maanlanding in april 1965.’ Uit: Project Horizon, het geheime Amerikaanse rapport over de vestiging van een militaire basis op de maan (20 maart 1959).

maanbasis ten bate van de wetenschap en mijnbouw (1962­1988) zou niets terechtkomen. Na een lange kosmische windstilte staat de droom weer op de agenda. China en Rusland hebben op 6 maart een principeovereenkomst getekend om gezamenlijk een ruimtelaboratorium op de maan te realiseren. Op 4 febru­ ari maakte de regering­Biden bekend te zullen doorgaan met het in 2017 door de regering­Trump afgekondigde Artemisprogramma om bemande ruimtevaart naar de maan te hervatten en er een permanente basis te bouwen. Ook qua planning had Donald Trump teruggegrepen op oude routines. In 2019 droeg hij de NASA op de eerste bemande maanmissie te vervroegen naar 2024 en de maanbasis gereed te hebben in 2028. Het programma, dat sterk leunt op de commerciële ruimtevaartbedrijven, heeft inmiddels vertraging opgelopen en NASA spreekt nu voorzichtigheidshalve van as soon as possible.

Hoewel de makers van Moon Zero Two er ten onrech­ te vanuit gingen dat er in 2021 een maanbasis zou zijn, heeft de film wel voorzien dat de ontwikkeling van ruim­ tevaart zou stagneren. Hoofdpersoon Bill Kemp, die ooit de man was die als eerste voet op Mars zette, slijt zijn dagen als piloot op het aftandse ruimteveer Moon Zero Two waarmee hij toeristen tussen de aarde en de maan vervoert, dromend van nieuwe ontdekkingsreizen naar Mercurius of de manen van Jupiter. Dit wekt associaties op met de plannen voor ruimte­ toerisme van Jeff Bezos (Blue Origin), Elon Musk (SpaceX) en Richard Branson (Virgin Galactic). Deze billionaire space race voorziet eveneens een vestiging op de maan. SpaceX heeft plannen voor een enorme maankolonie, de Moon Base Alpha, en Blue Origin heeft zijn maanbasis al ingeroosterd voor ‘2026 and beyond’.

In de film Moon Zero Two was er in 2021 een permanente maanbasis.

MEI 2021 • DE INGENIEUR

61


Teamgeest

Nederland telt tientallen studententeams waarin aankomende ingenieurs zich een jaar lang fanatiek inzetten om toe te werken naar een concreet doel.

Sneller aan de stekker Heeft elektrisch rijden de toekomst? De aankomende ingenieurs die samen het studententeam InMotion vormen, denken van wel. Een belangrijke voorwaarde voor dat succes is dat het opladen van de auto niet langer duurt dan het volgooien van een benzinetank, stellen de studenten van de TU/e en Fontys. Tekst: Pancras Dijk

Door corona liepen hun werkzaamheden wat vertraging op. Fabrieken bleven dicht, bestelde onderdelen lieten op zich wachten. ‘Maar nu loopt het weer goed’, zegt teammanager Rainier Heijne. ‘We staan op het punt de volgende fase in te gaan.’ Op de Automotive Campus in Helmond werken de studenten van InMotion aan een techniek die, als het aan hen ligt, uiteindelijk in elke elektrische auto is terug te vinden. ‘Wij geloven dat elektrisch rijden de toekomst heeft’, zegt Heijne. ‘Maar dat gebeurt alleen als het opladen van de accu niet langer duurt dan het volgooien van een benzinetank.’ Natuurlijk, het is best lekker

om alle tijd te hebben voor een bekertje koffie op het tankstation. ‘Maar wij willen het mogelijk maken dat die accu binnen een paar minuten weer compleet vol is’, zegt Heijne. Electric refueling noemen ze dat ultieme doel. Parcoursrecords InMotion bestaat uit veertien studenten die hun opleiding aan de Fontys Hogeschool of de Technische Universiteit Eindhoven een jaar hebben stopgezet om zich fulltime aan het verbeteren van oplaadtechnieken te wijden. Maar ben je eenmaal onderdeel van het team, dan laat je dat niet gauw meer los, zegt

Raceauto De achteraanblik van de nieuwe auto die InMotion deze maand onthult. 62

DE INGENIEUR • MEI 2021

Luc Siecker die vanaf september zijn studie psychologie en technologie (TU/e) weer opvat. ‘Oud-leden blijven zeer betrokken. Vele komen nog wekelijks met adviezen.’ Met wat stagiairs en parttimers erbij zwermen er in totaal zo’n vijftig mensen rond het team. InMotion begon in 2009 met drie fanatiekelingen, die wilden bewijzen dat ‘schoon’ rijden niet per se in geitenwollensokkentempo met dito imago hoefde. Hun eerste raceauto liep op bio-ethanol, maar zodra stekkerauto’s populairder werden, stapten ze over op elektrisch. Het duurde niet lang of het team verbrak parcoursrecords op circuits in Zolder, Zandvoort en Assen. ‘Onze voorgangers hadden een soort kleine Formule 1-achtige auto gebouwd die razendsnel ging’, zegt Heijne. ‘Maar na drie rondjes moest die anderhalf uur aan de laadpaal.’ Dat bracht InMotion tot zijn huidige missie die ook maatschappelijke relevantie heeft, zegt Heijne. ‘Het gaat bij autoaccu’s altijd om bereik en om oplaadsnelheid’, zegt hij. ‘Wij richten ons op dat laatste facet.’ Pieksnelheid Elke batterij heeft een maximale laadsnelheid. Het probleem is: die piek kan altijd maar heel even worden benut. Ga je een fractie te lang door, dan wordt de batterij te heet en gaat die onherroepelijk kapot. ‘Wij

Batterijmodule Door oververhitting actief tegen te gaan kan de oplaadsnelheid omhoog. FOTO ’ S : INMOTION


Naam: InMotion Aantal leden: 50 Doel: de ontwikkeling van snellaadtechnologie voor auto’s Perspectief: een elektrische auto net zo snel opladen als het vullen van een benzinetank kost

ontwikkelen een methode om die piek­ snelheid juist wel te allen tijde te kunnen aanhouden’, zegt Heijne. De batterijen maken de studenten niet zelf: ze krijgen de cellen van een bevrien­ de fabrikant. Hoe zijn ze koel te houden, terwijl er met enorme snelheid energie in wordt gejaagd? Dat is de uitdaging. Ze werken met dertig modulen met elk twaalf batterijcellen – een prototype van batterijpartner Microvast – die zo zijn ont­ worpen dat alle warmte er aan de onder­ kant uitkomt. ‘Wij hebben nu een ontwerp gemaakt waarbij we al die warmte kunnen wegnemen met een koelend plaatje. Met koelwater voorkomen we dat het plaatje te heet wordt. En om opwarming van het koelwater te beperken, hebben we een airco­ achtig systeem ingebouwd, dat de warmte afgeeft aan de lucht.’ Inmiddels lukt het de studenten om het batterijpakket binnen 12,5 minuut op te laden. Door het koelsysteem verder te ver­ beteren, hopen de studenten binnen enke­ le maanden nog eens een minuut of vijf te winnen. Over een jaar of drie, wanneer de befaamde 24­uursrace van Le Mans op het programma staat, moet het opladen binnen twee tot vier minuten zijn gepiept. Of dat gaat lukken, hangt ook af van de batterijen waarmee ze moeten werken. ‘Geef ons de

snelst opladende batterij ter wereld’, zegt Heijne, ‘en met onze techniek maken we die nog net wat sneller.’ Eenzame exercitie Naast het ontwikkelen van de techniek is er trouwens nóg een belangrijke drijfveer voor de teamleden: het verbeteren van de eigen vaardigheden. ‘Ik vind de team­ atmosfeer geweldig en heb hier zeker ge­ leerd me beter te uiten en bijvoorbeeld grote presentaties te houden’, zegt Siecker. Ook voor Heijne is het een leerzaam jaar. Beginnende studenten werken veel in groepjes, legt hij uit, maar gaandeweg wordt studeren een steeds eenzamere exercitie. ‘Voor het kennisniveau in het bedrijfsleven hoef je als net afgestudeerde echt niet bang te zijn, hoor ik wel eens van alumni. Maar het goed kunnen wer­ ken in een team is daar een noodzakelijke vaardigheid en die leer je vrijwel niet op de universiteit.’ Deze maand presenteert het team zijn nieuwste auto en kan de laadtechniek eindelijk op het circuit worden getest. De ontwikkeling van het geheel heeft drie jaar geduurd. ‘Wij hebben het privilege om de auto te assembleren en ermee te gaan rijden’, zegt Siecker. ‘Alle leden en oud­leden kijken uit naar dat moment.’

foto : shutterstock

DOSSIER MUSK Tesla NL Met de Tesla heeft Elon Musk de wereld ervan overtuigd dat elektrisch rijden de toekomst heeft. Dat die groene revolutie juist ontkiemde in het land met de laagste brandstof­ prijzen, komt grotendeels op het conto van Musk. Had het ook in Nederland gekund?

Verantwoord datagebruik Algoritmen zijn het grootste gevaar voor de mensheid – dixit Elon Musk. Onze overheid gaat met het gebruik ervan soms lelijk de mist in, dat heeft de toeslagenaffaire ons wel geleerd. Welke data verzamelen de instan­ ties eigenlijk van ons? En hoe ziet ‘verantwoord gebruik’ er uit?

Binnen in het brein Elon Musks neurotechbedrijf Neuralink ontwikkelt hersenimplantaten om brein en computer te laten laten versmelten. Een aap een computerspel met enkel denkkracht laten besturen is al gelukt. Wat ligt er nog meer in het verschiet?

Achtervleugel Met de nieuwe auto wil het team meedoen in Le Mans.

Software Student technische natuurkun­ de Rutger Bell werkt aan de software.

de inhoud is onder voorbehoud

MEI 2021 • DE INGENIEUR

63


Vragenvuur

Zeven prikkelende vragen aan Tuur Elzinga, sinds maart voorzitter van vakbond FNV. Hij haalde in de jaren negentig zijn propedeuse natuurkunde en stapte daarna over naar politicologie. Elzinga was bijna tien jaar lid van de Eerste Kamer voor de SP.

Tekst: Martine Segers

Wat is het laatste dat u zelf heeft gerepareerd?

Een paar maanden geleden deed onze espressomachine niets meer. Die heb ik uit elkaar gehaald. De pomp bleek geen druk meer te leveren. Uiteindelijk hoefde ik niet echt iets te repareren. Het bleek een kwestie van goed schoonmaken.

Ik wou dat ik dát had uitgevonden!

Even nadenken… Ik denk de transistor. Die is gebaseerd op simpele natuurkunde, maar staat wel aan de basis van computerchips en alles wat daarna is gekomen. In die zin heeft de transistor de wereld veranderd.

Zou u deel willen uitmaken van de eerste generatie op Mars?

Lijkt het u wat een robot te krijgen als hulp in de huishouding?

Nee, eigenlijk niet. Af en toe zelf even een klusje doen, vind ik prettig. Ik zit veel achter de computer en ben veel aan het vergaderen. Dan is het lekker om je hoofd ook eens ‘uit’ te kunnen zetten.

Kunnen robots uw werk doen in de toekomst?

Ik verwacht dat veel werk door robots is over te nemen, ook het mijne. Ik denk dat robots in de toekomst zelfs creatief werk aan kunnen, emoties kunnen leren lezen tijdens onderhandelingen, en kunnen inschatten hoe ver ze kunnen gaan. Dat levert echter wel veel ethische vragen op over waar je robots wel en niet voor wil inzetten. Mijn grote zorgpunt is dat je met grootschalige inzet van robots en AI de menselijke maat kwijtraakt.

Wanneer gebruikte u voor het laatst uw wis- en natuurkundekennis in uw werk als vakbondsman? Dilemma: laat kinderen op school meer over politiek leren of meer over techniek? Wat kiest u?

64

Nee, maar ik ben wel nieuwsgierig naar deze planeet. Als ik een paar maanden kon gaan kijken en zeker zou weten dat ik weer veilig terug kon komen, dan zou ik het doen. Dat lijkt me heel spannend, net zoiets als een nieuw continent ontdekken. Misschien had ik ja gezegd als ik nog jong was geweest.

DE INGENIEUR • MEI 2021

Specifieke natuurkundekennis gebruik ik amper, maar wiskundig inzicht komt altijd van pas. Ik kan snel een inschatting maken tijdens onderhandelingen als het bijvoorbeeld om kosten en baten gaat. En voor het pensioenakkoord heb ik best veel technische discussies gevoerd, ook over de wiskundige onderbouwing. Dat is een zwaar dilemma. Techniek speelt een steeds grotere rol in ons leven en het is belangrijk om daar wat van te snappen. Om bijvoorbeeld digivaardig te zijn en te begrijpen wat je wel en niet kan overlaten aan technische systemen, zoals AI. Maar als ik moet kiezen, kies ik toch voor meer lessen over de democratische instituties die de maatschappij vormen. Veel mensen beseffen onvoldoende hoe belangrijk die zijn, ook om bijvoorbeeld grip te houden op AI. We moeten niet door algoritmen gestuurd worden, maar zelf aan de knoppen blijven zitten. En daarvoor is het belangrijk om de maatschappij zo in te richten dat iedereen een stem heeft. foto : fnv


Ben jij onze eerstvolgende Chartered Engineer? “Het chartership past binnen mijn doel om verbonden te blijven met mijn Nederlandse ingenieurswortels. Voor het uitvoeren van managementrollen zal ik zichtbaar zijn als een sterke ingenieur. Het sluit heel goed aan bij mijn kernwaarde van eerlijkheid en bij de verantwoordelijkheden die een ingenieur heeft.”

“Het chartership biedt een raamwerk van competentiegebieden voor de ingenieur om hun doelen en doelstellingen op te bouwen. Dit geeft een proces van voortdurende ontwikkeling van professionele competentie.” Rafik Djigouadi CEng

Willem Keij CEng

Wat biedt professionele registratie jou als ingenieur? Een kwalificatie Een internationaal erkende kwalificatie voor ingenieurs als Chartered Engineer (CEng) of Incorporated Engineer (IEng). Een structuur Biedt een structuur voor kennisuitwisseling en continue professionele ontwikkeling op diverse technische werkvelden en disciplines. Sleutelelementen hierbij zijn: reflectief leren, peer review, en ontwikkeling van de kennis en ervaring van de ingenieur.

Erkenning Een uitgelezen kans voor excellente en toegewijde ingenieurs om zich te onderscheiden van niet-geregistreerde ingenieurs. Bewijs Het is een bewijs van bekwaamheid en betrokkenheid, plus voor het bereiken én behouden van een professionele kwaliteitsnorm.

Toegang tot Toegang tot interessante projecten en dito banen. In een groeiend aantal landen is Chartership vereist voor het verwerven van projecten op hoog niveau. Chartered Engineers stellen de normen die anderen volgen. Start direct! www.charteredengineer.nl


Neem nu een kennismakingsabonnement

EN ONTVANG DRIE NUMMERS VOOR SLECHTS € 25,deingenieur.nl/abonnement

Het laatste nieuws uit de wereld van de techniek, diepgra-

Je ontvangt dan drie nummers voor slechts 25 euro. Ga

vende achtergrondreportages, scherpe columns, spraak-

snel naar deingenieur.nl/abonnement, meld je aan en de

makende interviews en analyses, fraaie fotografie, verhelde-

eerstvolgende drie nummers vallen automatisch bij je in de

rende infographics: je leest het elke maand in De Ingenieur.

bus. Trouwens: het kennismakingsabonnement is ook zeer

Neem nu een voordelig kennismakingsabonnement.

geschikt als cadeau!


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.