Rembrandt Magazine

Page 55

Rembrandt Magazine | 55 Rembrandt in zijn tijd

R

embrandt van Rijn, laatstwonend ‘op de roose graft teghen ouer het dool hof’, werd op 8 oktober 1669 naar zijn gehuurde graf in de Westerkerk gedragen door zestien collega’s uit het Sint-Lucasgilde, waarvan de kunstenaar – hoewel niet altijd even trouw – sinds 1634 lid was geweest. Een lang ziekbed was hem bespaard gebleven. Op 2 oktober had hij nog bezoek gehad van de Amsterdamse winkelier en amateurhistoricus Pieter van Brederode, die alle tijd had genomen om de ‘Antiquitite en Rarityten over langh vergadert bij Rembrant van Rym’ te bewonderen. Dat klinkt alsof hij door de kunstenaar zelf was ontvangen. Twee dagen later meldde Rembrandts verre neef Nicolaes Sebastiaenszoon Vinck in zijn genealogische notities: ‘den 4 8b is overleden neeff Rembrant van Rhijn schilder.’ (8b is een afkorting voor oktober.) Wat zouden familie en collega’s gezegd hebben bij de begrafenis? Zijn gildebroeders wisten dat de man wiens kist zij droegen, een van de grootste kunstenaars van zijn tijd was. Jan Lievens, Rembrandts oude makker uit Leiden, had misschien tegen Rembrandts beste Amsterdamse leerling Ferdinand Bol opgemerkt: ‘Wist je dat Kardinaal Mazarin een portret door Rembrandt heeft van een pasja zoals hij? Zou iemand zich in deze kerk realiseren dat de koningen van Frankrijk en Engeland, de groothertog van Toscane en de keizer in Wenen zelfportretten van Rembrandt in hun verzameling hebben? Om maar te zwijgen van zijn geëtste zelfportretten? Wie heeft die niet? Niemand van ons is zo bekend als hij.’ Wat ze in Amsterdam misschien niet wisten, was dat Rembrandt al jaren een begrip was bij kunstliefhebbers in het buitenland. In 1640 verscheen zijn naam voor het eerst in druk. Dat was toen de Engelsman Peter Mundy over de Nederlanden schreef: ‘A propos de schilderkunst en de liefde van dit volk voor schilderijen, denk ik niet dat die ergens anders wordt overtroffen. Er zijn in dit land heel veel uitstekende meesters geweest die deze kunst hebben beoefend, en ook vandaag nog sommigen, zoals Rimbrantt’. Mundy noemt alleen ‘Rembrandt’; al in 1640 stond die naam voor grootheid in de schilderkunst. De vroegste vermelding van zijn prenten verscheen in het jaar daarop, in Matthias Merians Duitstalige uitgave van de Piazza Universale van Tommaso Garzoni. Merian benadrukt dat Rembrandt etsen maakt en niet werkt in de oudere techniek van het graveren. In 1662 spreekt John Evelyn in zijn historie van de prentkunst over de ‘onvergelijkbare Reinbrand, wiens etsen en “gravings” een bijzondere geest ademen.’ In feite was het verzamelen van Rembrandts etsen een internationale rage, van Polen tot Sicilië en in alle landen daartussen. Rembrandts biograaf Arnold Houbraken schreef later nogal honend over die fanatieke collectioneurs, en bovendien nam hij het de kunstenaar kwalijk dat hij inspeelde op hun gretigheid: [Rembrandts subtiliteit als etser] bragt hem grooten roem en niet min voordeel by: inzonderheid ook het kunsje van lichte verandering, of kleine en geringe byvoegzelen, die hy aan zyne printjes maakte, waar door dezelve andermaal op nieuw verkogt werden. Ja de drift was in dien tyd zoo groot dat zulke luiden voor geen regte lief hebbers gehouden wierden, die het Junootje met en zonder ‘t kroontje, ‘t Josephje met het wit en bruine troonitje en diergelyke meer, niet hadden. Ja het Vrouwtje by de kachel, schoon van zyn geringste, moest elk met, en

zonder ‘t witte mutsje, met, en zonder het sleutelkacheltje hebben, ‘t geen hy door zyn zoon Titus (kwamsuis te gering voor hem) liet uitventen. In dit verhaal wordt een aantal thema’s opgevoerd dat we telkens weer tegenkomen in geschriften en documenten over Rembrandt: groot talent, dubieus gedrag jegens opdrachtgevers, manipulaties van vooral familieleden en enorme faam. Laten we die thema’s nader bekijken en zien hoever we daarmee komen in het doorgronden van de kunstenaar.

Talent

Rembrandts woonhuis aan de Jodenbreestraat in Amsterdam

Rembrandts bewonderaars zijn van meet af aan onder de indruk van zijn talent en zijn ijver. Hij werkte aan een stuk door. Constantijn Huygens, die hem opzocht en hem steunde toen hij begin twintig was, vond zelfs dat hij en Jan Lievens zo hard werkten dat het slecht was voor hun gezondheid. Hij had zich overigens geen zorgen hoeven maken. Beiden leefden meer dan tweemaal langer dan de gemiddelde Hollander uit hun tijd. Het meest karakteristieke van Rembrandts werk is zijn gebruik van licht en donker – zijn chiaroscuro. Daarmee geeft hij zijn figuren en composities volume en diepte en bereikt hij effecten die los van al het andere ongelofelijk boeiend zijn. Wie aandachtig kijkt, ziet op vrijwel

Al in de zeventiende eeuw was het verzamelen van Rembrandts etsen een internationale rage


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.