14 minute read

Duurzaamheid, wie betaalt dat?

Duurzaamheid MOET!

Maar wie gaat dat betalen?

Klimaatverandering staat momenteel volop in de belangstelling, maar duurzaam ondernemen gaat veel verder dan dat. Naast CO2-uitstoot en andere emissies, gaat het ook om waterverbruik, gewasbeschermingsmiddelen, arbeidsomstandigheden en brede kwesties zoals uitbuiting en discriminatie. Al deze zaken vragen tijd en investeringen van ondernemers. Maar wie gaat die inspanningen betalen? En: wat levert het op?

Uitgelicht

Duurzaamheid wordt een steeds minder vrijblijvende kwestie. Nieuwe regels uit Brussel dwingen grote bedrijven transparant te zijn over hun duurzaamheid. Deze informatie dient bovendien gecontroleerd te worden door een onafhankelijke partij. Voorlopig gaat het om bedrijven met meer dan 250 werknemers of een omzet van meer dan 40 miljoen euro of 20 miljoen euro aan bezittingen. Wie aan twee van de drie criteria voldoet, moet aan de nieuwe regels voldoen, al zijn deze nog niet duidelijk. Dat zal in de loop van volgend jaar gebeuren met een eerste set van standaarden. Wel is duidelijk dat het om harde cijfers gaat zoals de impact op klimaatverandering en de omgeving. Ook dat gaat ondernemers geld kosten.

Biologisch en Fairtrade

In de glastuinbouw is het registreren van duurzaamheidsdata al sinds de jaren ‘90 gemeengoed bij MPS (Milieu Project Sierteelt). Nu wordt registratie ook meegenomen in GlobalG.A.P. (Good Agricultural Practices) en PlanetProof (voortgekomen uit Milieukeur). Deze laatste twee standaarden voegen daarnaast sociale en milieuaspecten toe, naast eisen met betrekking tot transparantie, voldoen aan internationaal erkende standaarden en/of ketenaansprakelijkheid. Die kunnen verder gaan dan de wettelijke eisen en daar wringt de schoen. Vaak staan er voor deelnemers wel hogere kosten van certificering tegenover, maar geen hogere opbrengsten. Althans, niet op korte termijn. Ook is er niet altijd sprake van een gelijk speelveld, omdat importstromen of leveranciers uit andere landen aan andere (soms lagere) eisen hoeven te voldoen.

Biologisch en Fairtrade zijn heel herkenbaar voor de consument, zegt Stefanie Miltenburg, manager duurzaamheid bij Royal FloraHolland, “Het zijn labels met een duidelijk profiel en een belofte; dan lukt het vaak wel om een meerprijs te vragen. Maar als je het hebt over mainstream-certificaten zoals MPS en GlobalG.A.P.; daar staan de basiseisen in om te mogen handelen, om toegang te krijgen tot een markt, de ‘license to operate’.”

Future proof?

Wat de zaak verder compliceert is dat Europa vol inzet op biologische teelt. Europa streeft ernaar dat in 2030 een kwart van alle agrarische productie biologisch moet zijn. Voor een biologisch product accepteren consumenten een meerprijs, maar dat wordt in Nederland nauwelijks onder glas geteeld, ook niet in de voedingstuinbouw. De Nederlandse glastuinbouw dreigt daardoor de Europese (subsidie) boot te missen.

Uit onderzoek van Wageningen University & Research is echter gebleken dat hightech glastuinbouw niet minder duurzaam is dan andere teeltmethoden, ook biologische. Het verschil is echter dat de biologische teelt geen gebruik mag maken van substraat of chemische meststoffen en bestrijdingsmiddelen. In de Europese wet staat dat de wortel verbonden moet zijn met de aardbol, en dat de aarde waar de wortel in staat moet leven. In de VS geldt een andere definitie. Je mag daar wel in substraat telen, al worden daar eisen aan gesteld. In Spanje gooien telers een laag aarde over stenen en telen ze eigenlijk ook in een soort substraat, maar dit mag van Europa wel aangemerkt worden als ‘biologisch’. Verwarrend? Zeker. Wellicht biedt een nieuwe categorie uitkomst, naast gangbaar en biologisch: ‘duurzaam geteeld’ of ‘future proof’? Zoals het Kipster-ei, ook een ‘hightech’ product. Niet biologisch, maar naar eigen zeggen wel hartstikke milieu- en diervriendelijk.

“Europa streeft ernaar dat in 2030 een kwart van alle agrarische productie biologisch moet zijn.”

Broeikasgasemissies

Broeikasgasemissies gaan een rol spelen in de eisen van duurzaamheidscertificaten. Misschien nu nog niet - al vraagt PlanetProof wel om registratie van CO2-emissies en volgt pas in 2024 een norm - maar in de toekomst zeker wel. Een toekomst die weleens snel werkelijkheid zou kunnen worden, als politici besluiten onder maatschappelijke druk of wetten uit Brussel hier een schepje bovenop te doen. De Hortifootprint is daarvoor een mooi opstapje, zegt Ton van Dalen, CCO van Oxin Growers. “Je begint met een nulmeting en daarna kun je eraan werken om die te verbeteren. Zo willen wij dat ook gaan inzetten. Wij willen geen leden verplichten een bepaalde score te halen, maar proberen met een groep koplopers andere leden te inspireren. Want dwingen werkt niet, zeker niet bij telers. Wij staan eigenlijk nog maar aan het begin van die ontwikkeling. Je merkt wel dat de hele keten ermee bezig is.”

Ketenaansprakelijkheid

Stefanie van Miltenburg van Royal FloraHolland ziet de ontwikkelingen rond de voetafdruk als een manier om naar de hele keten te kijken. “Certificaten kijken vaak maar naar een deel van de keten, namelijk: de productiefase. Met footprinting kun je - als je goede spelregels afspreekt over hoe je dat berekent - van kas tot kassa een beter beeld krijgen waar de CO2-druk ligt en daar verbeteringen op doorvoeren. Dat is een groot voordeel. Maar je kunt ook producten met elkaar gaan vergelijken. Er wordt heel vaak gezegd: hartstikke onduurzaam dat er rozen uit Kenia worden ingevlogen, maar als je alles meeneemt, ook het transport en je legt dat naast een verwarmde kas in Nederland heb je wel een eerlijkere discussie.”

Daar komen ook ontwikkelingen bij als ketenaansprakelijkheid, zegt Miltenburg. “Nieuwe wetgeving zal bedrijven verplichten om onderzoek te doen of zij zelf of bedrijven die aan hun leveren geen schade aan mens en milieu toebrengen. Dat zal niet van vandaag op morgen geregeld zijn, maar zal op termijn ook grote gevolgen voor de sierteelt hebben.”

Ongemakkelijke waarheid

Michiel de Haan, CEO van Royal Lemkes, wil ook zijn relaties aansporen om een footprintberekening te maken. “Wij organiseren dit voorjaar vier Footprint Fridays voor onze kwekers om hen te helpen met verduurzaming. Daarnaast hebben wij jaarlijks een Duurzame Donderdag, met inspirerende sprekers. Hiervoor nodigen wij naast klanten en kwekers ook onze concullega’s uit. Want ook onze prachtige sector heeft - net als alle andere sectoren - een ongemakkelijke waarheid: bij de productie en transport van planten komt veel CO2 vrij. CO2 bepaalt grofweg de helft van onze footprint, de rest is plastic, substraat en chemie.” Die ongemakkelijke waarheid hebben wij met elkaar op te lossen, zegt de CEO. “Niet alleen door certificering. Een footprint-berekening is geen oplossing, maar een vertrekpunt, een nulmeting. Performance hierop gaat in de toekomst ook bij onze klanten een belangrijke rol spelen. Dus niet alleen: ken je je footprint? Maar ook: hoe presteer je op je footprint?” In 2030 willen we 250 miljoen planten verkopen, nu is dat de helft, vervolgt De Haan. “We willen dat al die planten, dat is onze droom, positief zijn. We willen dus alleen planten verkopen die geen negatieve impact hebben op Moeder Aarde.

Uitgelicht

Dat is best snel, maar als je voortgang wil boeken moet je dromen, ambities en doelstellingen hebben. We willen onze sector helpen de FSI-doelen (Floriculture Sustainability Initiative) te bereiken. We kijken daarbij naar de hele keten. Wij zijn ook bezig met een nulmeting van CO2 op ons transport. Wat kweekpotten betreft willen we naar 80% PCR en volledig gerecycled. Ook zijn we aan het kijken of we niet af kunnen van die eenmalige trays”, aldus De Haan.

Kosten-batenplaatje

Van Dalen ziet het terugdringen van fossiele brandstoffen ook als de grootste uitdaging, gevolgd door gewasbescherming. “Maar door PlanetProof dreigen sommige supermarkten hogere eisen te stellen aan onze telers, dan aan onze collega’s in andere landen. AH stelt weer andere eisen, Tesco en Edeka idem. Als telers aan verschillende retailers willen leveren vraagt dat natuurlijk wel iets. Denk aan teelteisen, middelengebruik, verpakkingen, registratie, certificering etc. Wij merken dat die bereidheid er is, maar op een gegeven moment krijg je natuurlijk wel een kostenbatenplaatje en dat wil je op een of andere manier ook wel vergoed krijgen. Wij willen zoveel mogelijk vanuit één keurmerk kunnen werken als sector. Die discussie is nu in de keten volop gaande.”

Staan retailers wel open voor een beloning voor verduurzaming van telers, in de vorm van een extra vergoeding bovenop de normale kiloprijs, vaste prijsafspraken en/of partnerships? Van Dalen: “Dat verschilt per land. Duitsland is nog echt een inkoopmarkt, die zitten veelal op dag- en weekbemiddeling. Maar we zien in Nederland de laatste jaren een duidelijke verandering, in Engeland was die al eerder gaande. Daar ben je meer partner en kun je gezamenlijk dingen oppakken. Denk aan het ontwikkelen van duurzame verpakkingen. Als het allemaal los-vast verhoudingen zijn, is dat natuurlijk veel moeilijker.” ‘Force for good’

Royal Lemkes werkt zelfs voornamelijk samen met afnemers die partnerships willen aangaan. “Wij geloven in volledig transparante, exclusieve partnerships. Wij geven onze klanten - circa tien grote retailers in Europa, waaronder Ikea - bij exclusiviteit volledige inzage in onze kosten en nemen genoegen met een winstmarge van 1 tot 2 procent. Dan kijken we hoe we de klant zo optimaal mogelijk kunnen bedienen. Dat is echt een feest, want dan ben je niet tegen elkaar aan het vechten maar met elkaar aan het nadenken hoe je de dingen zo goed mogelijk kunt doen. De bulk van ons werk is geen handel, maar ervoor zorgen dat wij zo goed mogelijk het assortiment van onze retailer invullen en zo efficiënt mogelijk de planten van kas naar kassa krijgen. Wij zijn dus geen handelaar, maar een retail service partner.”

Welke voordelen levert het duurzame beleid Lemkes op? “Een goed gevoel bij jezelf, daar begint het mee. Wij geloven in bedrijven als ‘force for good’. En een goed gevoel bij je medewerkers, waardoor je aantrekkelijker bent op de arbeidsmarkt. Een goed imago bij je klanten. Veel klanten gaan het gelukkig steeds belangrijker vinden. Dus ik denk dat het op alle aspecten positief is.”

“Een goed gevoel bij jezelf, daar begint het mee. Wij geloven in bedrijven als ‘force for good’.”

INVESTEERDERS STAPPEN NIET IN EEN

BLACKBOX

Het begon met een Engelstalig boek over Het Nieuwe Telen, Plant Empowerment, en daar is nu een samenwerkingsverband uit ontstaan van zes topbedrijven en onderwijsinstellingen uit de glastuinbouw: Growing by Plant Empowerment. Een platform met een datagedreven teeltfilosofie, die uiteindelijk leidt tot hogere producties en betere kwaliteit.

Peter Hendriks heeft in het dagelijks leven drie petten op. Hij geeft leiding aan Hoogendoorn Growth Management en LetsGrow.com, twee op de glastuinbouw gerichte bedrijven van het hightech concern Batenburg, en is de stuwende kracht achter de Plant Empowerment stichting. Voor dit interview heeft hij de Plant Empowerment-pet op.

In het telen&trends magazine van juni 2019 (nummer 13, blz. 33/35) is voor het eerst geschreven over het boek - Plant Empowerment - the basic principles - en de bedrijven die de uitgangspunten daarvan ondersteunen. Inmiddels, twee jaar verder, zijn ook de eerste resultaten zichtbaar van het consequent hanteren van de teeltprincipes die in het boek staan. Overigens kent het boek inmiddels naast een Engelse ook een Nederlandse en Spaanse editie.

Om dit teeltprincipe tot het verre buitenland goed voor het voetlicht te brengen, zijn zes topbedrijven uit te tuinbouw aangesloten als Implementatiepartners van Plant Empowerment. We hebben besloten deze samenwerking in een stichtingsvorm te gieten, vertelt Hendriks op zijn kantoor in Vlaardingen. “We zijn zo beter in staat om

gezamenlijk in Growing by Plant Empowerment (GPE) te investeren. Nu hoeven we niet te soebatten over geld om een gezamenlijk seminar op te zetten. Er is gewoon budget. Via dit platform verspreiden we onze kennis en je ziet dat de samenwerking de afgelopen jaren is gegroeid. We hebben een goede modus gevonden.”

Jonge telers vanuit data laten werken

De kracht van Hendriks en zijn team is overtuigen. De glastuinbouw mag dan steeds meer een hightech industrie aan het worden zijn en soms is het dat al, het is toch lastig om ingesleten gedrag te veranderen. Telers moeten het eerst zien, voelen, wegen en proeven en dan pas geloven ze dat GPE een goede teeltmethode is. Gedurende het gesprek herhaalt Hendriks met regelmaat het woord gedragsverandering. In het verre Querétaro, 200 kilometer ten noordwesten van Mexico City, durfde Robert van der Geest het aan om GPE toe te passen. Deze Nederlander was commercieel directeur (CCO) bij United Farms, en ging in een aantal kassen van zijn 65,5 ha grootte complex met de uitgangspunten aan de slag. Na twee jaar was het resultaat duidelijk: het resulteerde in aanzienlijk minder gebruik van hulpbronnen en een nettowinststijging van 15 procent. “Het was onze eerste internationale test”, aldus Hendriks. “We hebben goede resultaten geboekt door de intensieve samenwerking met de klant. Op dit moment is de opzet dat geheel United Farms overstapt op de uitgangspunten van GPE en daar ook de investeringen voor doet.” Hendriks vertelt dat het begonnen is met een nog onervaren team jonge Mexicaanse telers die vanuit de data gingen werken. Hij meldt zichtbaar trots dat ze het adopteerden. “Ze kwamen net kijken. Hun gedrag was nog aan te passen. We hebben ze alle facetten geleerd van datagedreven telen.” De andere demonstratie vond plaats bij BASF Vegetable Seeds. Alleen ging het hier niet om de teelt van tomaten, maar van sla. Ook hier meldt Hendriks dat de resultaten meer dan goed waren: “We wilden GPE ook op een andere teelt toepassen. Het mooie aan GPE is: het maakt niet uit wat je teelt, waar je teelt en in welk type kas je teelt. De principes blijven overeind. In de demokas van BASF hebben we een superresultaat gehaald: 20 procent meer opbrengst in de winterperiode.”

”Het was onze eerste internationale test. We hebben goede resultaten geboekt door de intensieve samenwerking met de klant.”

Investeerders stappen niet in een blackbox

Door de steeds grotere vraag naar gezond en duurzaam geteelde groenten neemt de omvang van kassen over de gehele wereld toe. Inmiddels verrijzen er complexen die zo groot zijn dat ze alleen nog bestuurd kunnen worden vanuit een centrale controlekamer. Op die ontwikkeling vaart Growing by Plant Empowerment mee. “Natuurlijk moet je telers met verstand van telen hebben lopen in de kassen, maar met oppervlakten van 60 ha en meer is het regelen alleen nog centraal goed te doen”, meent Hendriks. Maar er loopt nog een andere ontwikkeling doorheen: de komst van steeds meer venture kapitaal om die peperdure hightechkassen mogelijk te maken. Investeerders financieren deze complexen, zoals Equilibrium Capital Group dat doet bij United Farms om uiteindelijk te komen tot zeker 80 ha. >>

“INVESTEERDERS WILLEN EEN GEGARANDEERD RENDEMENT OP HUN INVESTERINGEN.”

Equilibrium is inmiddels een ervaren Noord-Amerikaanse investeerder in de glastuinbouw. Het is voor de Amerikaanse financier de eerste investering buiten de VS, maar het bedrijf investeert geen peso in wat Hendriks een blackbox noemt. “Investeerders willen het ook snappen en ook nog eens een gegarandeerd rendement op hun investeringen. GPE maakt het begrijpelijk, maar ook nog eens haalbaar en het is schaalbaar.”

Richten op een aantal focuslanden

Het betekent dat het kennisniveau in de kassen op het gebied van data fors omhoog moet, stelt Hendriks. LetsGrow.com heeft inmiddels zo’n veertien data-analisten en trainers in dienst, die telers wegwijs maken in datagedreven werken. Bekwame telers met traditionele ‘groene vingers’ worden schaarser, maar de jongere generatie is geïnteresseerd in data. “We zeggen tegen die investeerder, bouw een centrale controlekamer in zo’n enorm complex en leidt de nieuwe generatie gelijk op in datagedreven telen. Overigens geloof ik niet in het autonoom telen. Je zult altijd iemand met kennis in de kas moeten hebben lopen. Het blijft een levend product.” Inmiddels heeft de GPE-methodiek en het boek zijn weg gevonden naar de Nederlandse en buitenlandse collegebanken. Hendriks: “In Nederland werken studenten van de HAS al met dit boek. Als ze van school komen, weet de nieuwe generatie telers hoe ze data moeten toepassen om nog betere teeltresultaten te bereiken.” De Implementatie Partners van Plant Empowerment zijn inmiddels op een aantal andere continenten ook bezig. “We hebben focuslanden als Canada, Amerika en Rusland benoemd”, gaat Hendriks verder. “Via voorbeeldprojecten geven we tractie aan de adoptie van de principes. Wat je heel vaak hoort: ‘bij ons werkt het niet. Want…’! Als we zeggen dat het in Nederland werkt, zeggen ze in Mexico, ‘hier is het veel warmer’. In Mexico werkt het, zeggen ze in Rusland, ‘hier is het veel te koud’. Daarom passen we GPE toe in verschillende klimaatzones om op deze vragen een antwoord te geven.”

In Growing by Plant Empowerment is alles gericht op de plantbalansen. De omstandigheden in een kas dienen zodanig te zijn, dat de plant geen stress ondervindt en daardoor efficiënt omgaat met licht, water, voeding en CO2. Er zijn drie plantbalansen (water-, energie- en assimilatenbalans) en drie kasbalansen (vocht-, energie- en CO2-balans).

De Implementatie Partners bestaan uit de volgende bedrijven: Cultilene, Hoogendoorn, Svensson, LetsGrow.com, Hortilux en Koppert Biological Systems. Het boek is te bestellen via

plantempowerment.com

This article is from: