
7 minute read
Gij
Als we iemand aanspreken in het Nederlands, doen we dat met de woorden jij en je. Daarbij horen nog de voorwerpsvorm jou, het bezittelijk voornaamwoord jouw, en de meervoudsvorm jullie In het Brabants gaat dat anders:
Van wie bende gij d’r inne?
Advertisement
Hoe hiette gullie?
Ge komt zeker uit Brabant!
Ik ha oe mee herkend.
Dè heur ik aon oew praote.
We noemen deze vormen de tweede persoon. Ze behoren tot de meest typerende vormen van de Brabantse dialecten en het gaat dan niet alleen om gij, ge, gullie, oe en oew (en hun uitspraakvarianten zoals gè, geej, èùw, aow, enzovoort). De bijbehorende persoonsvorm is ook heel typerend, vooral als die voor het onderwerp van de zin komt: hedde gij.
Aanleiding voor dit onderwerp was de Gij-week, die begon met een dialectmiddag in Jan van Besouw op 15 april 2023. Vanuit de gemeenschap Brabanders en hun taal en ondersteund door de Stichting Brabants en de stichting Erfgoed Brabant werd er die week een programma georganiseerd waarin de Brabantse streektaal, inclusief alle Brabantse dialecten, centraal staat. Voor de Gij-week werden er liedjes over gij gemaakt door Twan Lijten en Roel Jongenelen, door Marja Kivits, door Roaw Vlis en door Jacques van Gerven. Het Brabants verdient de aandacht en we brengen graag de liefhebbers van de Brabantse dialecten (de schrijvers, zangers, onderzoekers enzovoort) in contact met elkaar.
Hedde, doede, kunde, zijde, bende, enzovoort zijn woordvormen die typisch zijn voor de grote meerderheid van dialecten die in Noord-Brabant worden gesproken. Ook komen ze volop voor in de regionale ‘tussentaal’ in Noord-Brabant; dat zijn de variëteiten van het Nederlands die duidelijke Brabantse kenmerken hebben op het gebied van accent, woordenschat (frietje in plaats van patatje bijvoorbeeld) en grammatica. Hedde, doede, kunde, enzovoort zijn werkwoordsvormen die, wanneer de zin een omgekeerde volgorde van persoonsvorm en onderwerp heeft, een woorddeeltje -de in zich opnemen:
Gij het (‘jij hebt’) vs. hedde gij (‘heb jij’)
Ge het (‘je hebt’) vs. hedde (‘heb je’)
De woordvorm kan gevolgd worden door een zelfstandig persoonlijk voornaamwoord, wanneer er nadruk op gelegd wordt. Maar dat is niet verplicht, zoals de voorbeelden laten zien.
Toon Hagen, afkomstig uit Reusel en van 1980 tot 2000 hoogleraar in de taalwetenschap in Nijmegen, noemde de werkwoordsvorm en de persoonlijke voornaamwoorden van de tweede persoon, bijvoorbeeld hedde gij of doede gullie, het sterkste geval van handhaving van dialectsystematiek in Brabant. Hij legt uit dat vormen zoals hedde gij een sociale en regionale meerwaarde hebben en dat ze heel sterk een Brabantse identiteit markeren.
Het mooie van gij is dat je er iedereen mee kunt aanspreken. In het Nederlands kiezen we tussen u en jij wanneer we iemand aanspreken, maar in het Brabants gebruiken we gij voor iedereen: of het nu familieleden en vrienden of de burgemeester betreft, dat maakt geen verschil. Gij is altijd goed.
Waar komt gij vandaan?
Gij, oe en hun regionale varianten hebben een lange geschiedenis. Alle Germaanse talen, waaronder het Brabants, stammen af van het Oergermaans, een taal die zo’n tweeduizend jaar geleden gesproken werd. Er zijn geen teksten van overgeleverd, maar wetenschappers hebben de taal wel kunnen reconstrueren. In het Oergermaans moet gij de vorm j z hebben gehad, en oe moet izwiz zijn geweest. Die woorden betekenden toen nog ‘jullie’.
In het Brabantse Middelnederlands van de dertiende eeuw wasworden. -klank, zoals het Engelse me. In schema 1 staan enkele andere West-Germaanse nakomelingen van Schema 1: ‘jullie’ in het Oergermaans en enkele West-Germaanse dochtertalen
In het middeleeuwse Nederlands was ghi aanvankelijk alleen een meervoudsvorm, net als het Duitse ihr Ghi betekende dus ‘jullie’. Voor het enkelvoud was er du ‘jij’, dat rijmde op nu Du werd gebruikt in situaties van vertrouwelijkheid of saamhorigheid en als gezags-voor- naamwoord: iemand die hoger op de sociale ladder stond, sprak een lagere met du aan.
Al in het Middelnederlands kwam ghi in gebruik in situaties waarin sociale afstand een rol speelde. Het werd gezegd tegen personen die hoger op de sociale ladder stonden of in dezelfde hogere kringen verkeerden. Ghi werd daarnaast gebruikt als beleefdheidswoord en betekende dus ‘u’. Vergelijk het met het Frans, waar tu en vous naast elkaar worden gebruikt voor ‘jij’ en ‘u’, terwijl vous oorspronkelijk alleen het meervoud ‘jullie’ aanduidde. In het Limburgs is deze situatie bewaard gebleven: doe of diech betekent ‘jij’ en geer betekent ‘u’ en ‘jullie’.
In de Brabantse dialecten ging de ontwikkeling verder: ghi verdrong du als vertrouwelijke vorm. Du werd namelijk steeds meer opgevat als onbeleefd. We vinden het in de late middeleeuwen vooral in scheldkanonnades: “Du stomme ende dove geest!” Zo wordt het ook nog vermeld in woordenboeken van Van Gompel en De Bont, die in het Kempenland doe vermelden in: “Doewen uil da ge daor stao” In Reusel kan die vorm worden versterkt met -se: “Doese vuil sloerie!” Dit oude voornaamwoord doe schijnt alleen nog in aanspreekvormen en dan enkel in minachtende zin te worden gebezigd.
Gij kreeg er dus nóg een functie bij: naast ‘jullie’ en ‘u’ ging het ook ‘jij’ betekenen. Daardoor kunnen we in het Brabants nu nog steeds zowel de dokter als een vriend aanspreken met gij.
Oe
Uit het Middeleeuwse ou zijn Oost-Brabantse vormen als ouw, aow en èùw ontstaan. In West- en Midden-Brabant kwam er ouw uit, maar dat is intussen vrijwel overal vervangen door het Hollandse jou
Ik zie oe nie.
Ik zie ouw/jou nie, mar hum wel.
Hetzelfde geldt voor de bezittelijke vorm oew.
Gullie
Toen gij zowel ‘jij’, ‘u’ als ‘jullie’ was gaan betekenen, kon er onduidelijkheid ontstaan: bedoelde je één persoon of een groep? Daarom gingen mensen er in het meervoud lieden of de afgekorte vorm lie achter zetten. Zo ontstond gij-lie(den). Daar zijn uiteindelijk Brabantse varianten als gullie, göllie, gillie, gellie, gijle en golle uit gekomen.
Waar komt hedde vandaan?
Over de herkomst van vormen als hedde, zijde en doede bestaat een wijdverbreid misverstand: het stuk -de zou een restje zijn van het Middelnederlandse du, maar dat is niet waar. Bij du hoorde namelijk een werkwoordsvorm met een -s: du heves en hevestu, du bes(t) en bestu, en du does en doestu. In Brabant gingen die vormen samen met du ten onder. Hevestu zou heeste of histe geworden zijn als het was blijven bestaan.
Voor de juiste herkomst van hedde moeten we weer even terug naar het Oergermaans. Zoals we eerder zagen, had gij toen nog de vorm j z, met een j. Als j z achter de persoonsvorm stond, groeide het er door de eeuwen heen aan vast, waarbij de j wegviel. Vóór de persoonsvorm werd de j juist versterkt tot een g. Daardoor was in het Middelnederlands het volgende onderscheid ontstaan:
Ghi hebt vs. hebdi
Ghi sijt vs. sidi
Ghi doet vs. doedi
Zoals hebt in de Brabantse dialecten veranderde in het, zo veranderde hebdi in hedde Ghi sijt en sidi werden gij zijt en zijde, met regionale varianten als gij zet en zedde.
De vorm oe wordt in bijna heel Noord-Brabant gebruikt, maar alleen als je er geen klemtoon op legt:
‘bij de vrouw te houwes komen’ (bij zijn vrouw terechtkomen). Deze uitspraak is in ieder geval bekend in de Hoekse Waard [B].
De Bekroonde Komiek (1907) heeft het over een ‘afgeraozend’ mooi stuk. Ik heb dit prachtige woord in genoemde bronnen niet kunnen vinden. Ik vond het wel in het Nieuwsblad van Heusden en Altena van 17 juni 1884. Op basis daarvan vermoed ik dat het een variant is van razend. De komiek beschrijft zijn collega’s als ‘kemiekelingen’, die optreden ‘weffer jaorgetij ok’ (‘wat voor een jaargetijde ook’). Weffer is Veers [C] maar wordt ook daarbuiten gebruikt, bijvoorbeeld in Tilburg [B]. In een aantal voordrachten gebruikt Kees de volgende vervoeging: ‘’t Wier een geharrewar’. Dit is volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal een oude verleden tijd van worden, in dialecten nog vaak gebezigd. Hetzelfde geldt voor de volgende vervoeging van zullen: ‘Ik zel zeggen’. De bekroonde komiek relativeert zijn bestaan: ‘Ik maok mijn verexcuseer’ (‘Ik verexcuseer me’). Daarvoor heb ik een verwijzing gevonden naar het Land van Cuijk [B]. Tot slot spreekt de bekroonde komiek de prachtige zin ‘Daor heb ik goed en bloed en leven voor feil gehad’. Hij heeft er dus ‘veel voor over gehad’. Wat opvalt is, dat het gebruikelijke veil hier feil is geworden.

’t Is afgeraokt met z’n deuske, ‘het is uit met z’n simpel meidje’ (Afgeraokt, 1912); Kasjeweel, ‘uitzonderlijk’ (idem); ’n meraokel, ‘het is geweldig’ (Ik gao ze vraogen, 1913). In de wat latere voordrachten (Het 25-jarig Burgemeesterschap van mijn bruur, 1913; Ik gao ’t waogen, 1914) laat Kees een aantal typische Veerse karakteristieken achterwege; geen lange klinkers meer en de o wordt niet meer als oe uitgesproken. Het is mogelijk dat het Bosch meer invloed op zijn dialectgebruik begint te krijgen.
Ik ga in vogelvlucht door de overige voordrachten en citeer een aantal herkenbare Veerse uitspraken [C]:
Da laas ik nog in de kraant (uit Minus de Schaopherder, 1909);
Doe me esteblieft het plezier (idem);
Fiselemie, dat hier ‘tronie/gezicht’ betekent en een verbastering is van het Franse physionomie (‘uiterlijk, gezicht’). Het wordt ook wel voor ‘kont’ gebruikt. (Ik pluk kippen, 1909);
Meese, ‘mensen’ (idem);
Gekookte aaiers, dat een dubbel meervoud is van aaier (idem);
Die heeg ’t er nie beter oep gemaokt (De bedroefde recruut, 1909);

Oos buurmeèd uit de waai, onze buurmeid uit de wei (idem);
Dà gesaauwel, ‘dat geklets’ (De liefdesverklaring van Jan Stoffel, 1911);
Tot slot
Kortom, Kees Heijne werd wijd en zijd bekend als de humorist uit ’s-Hertogenbosch. Begrijpelijk, omdat hij vanaf het begin van zijn optredens daar ook woonde. Maar het dialect dat Kees bij zijn voordrachten sprak, was zijn moerstaal, ’t Fèrs, met aantoonbare invloeden vanuit het ‘grondgebied’ van het Midden-Brabants dialect. Meese, ’t was afgeraozend mooi bai Kees!
Noten
[1] Op een aantal van de voordrachten staat C. Heijne, op een aantal C. Heyne. Hier ligt waarschijnlijk de bron van een soort van schisma in de familie: met puntjes of zonder puntjes? Het leeft voort tot op de dag van vandaag. Ik ben van ‘zonder puntjes’ maar voor de lieve vrede schrijf ik in het artikel de familienaam mét puntjes. De naam van de auteur blijft echter zonder puntjes.
[2] www.bossche-encyclopedie.nl
Literatuur
- Schillings (1976). Toneel en theater in Limburg in de 19de en 20ste eeuw.
- Jos Swanenberg & Har Brok (2008). Het Brabants Beschreven, Dialect in Noord-Brabant, met een bibliografie van 1776 tot 2007
- Werkgroep Zeggenderwijs Veers Erfgoed (zonder jaartal). Fèrs Woordenboekske.

