
5 minute read
Het Agora-onderwijs moet allesbehalve schools zijn
Door: Janny Groen
Het Agora-onderwijsconcept oogstte veel lof toen het tien jaar geleden zijn intrede deed. Het plezier in leren terugbrengen en zelfontplooiing stimuleren: dat is het idee. Hoe kijkt mede-initiator Jan Fasen nu naar het verleden, heden en de toekomst?
Advertisement
Tien jaar geleden konden Jan Fasen en drie collega’s uit Roermond het schoolklimaat niet langer verdragen. Het water was hen tot de lippen gestegen. Het plezier uit het onderwijs was weggesijpeld. Fasen was in die tijd nog rector van een grote scholengemeenschap, toen hij concludeerde dat er iets mis was: “Ik zag veel chagrijn om me heen. Leraren die spijt hadden van hun beroepskeuze. Leerlingen die tegen hun zin over boeken zaten gebogen, om de ene na de andere toets te maken. Ze zaten opgesloten in klassen, ver weg van de echte wereld. Procedures en structuren waren belangrijker dan mensen. Omdat wij daarvoor als leraren niet meer de verantwoordelijkheid wilden nemen, kwam ik met drie collega’s bijeen.”
Plezier kunnen voelen Fasen en zijn collega’s staken de koppen bij elkaar en schreven hun eerste visiedocument, wat uiteindelijk de basis zou vormen voor het Agora-onderwijs. Vmbo-, havo- en vwo-scholen zonder roosters, vakken of cijfers. “Ons uitgangspunt was het plezier in leren terug te brengen”, vertelt Fasen. “De meeste leerlingen zijn gemotiveerd om iets te leren. Daarbij moeten ze plezier kunnen voelen, zien en horen. In het visiedocument staat de ontwikkeling van de leerling centraal. Elk kind gaat een challenge aan en bepaalt zelf wat hij of zij wil leren. De docenten zijn hun coaches. Hoewel elk kind zelf de motor is van het onderwijsproces, biedt Agora geen persoonlijk onderwijs, maar gaat uit van opgroeien en ontwikkelen. Samen, met en voor elkaar. Met leerlingen, leraren, ouders en de omgeving. Alsof iedereen samenkomt op een plein. De naamgeving van dit onderwijs komt waarschijnlijk dan ook niet als een verbazing: agora is Grieks voor plein.
School als ontmoetingsplek
Inmiddels zijn er 23 scholen, verspreid over heel Nederland, die het Agoraconcept in praktijk brengen. Een decennium na het ontstaan spreekt Fasen nog steeds met grote passie over het leerconcept. “Op een plein spelen kinderen. Er zijn pubers, leerkrachten, ouders, mensen uit de buurt. We zijn verantwoordelijk voor elkaars succes. We zijn in bespreking met nog acht scholen in onder andere Eindhoven en Apeldoorn. In maart was ik op een basisschool in Utrecht. Daar hebben ze een coffee corner ingericht. Voordat de school begint komen ouders en buurtgenoten daar bij elkaar. De kinderen zorgen voor de koffie. Heerlijk, dat een school op deze manier onderdeel kan zijn van de samenleving.’
Wie wat wil bereiken moet radicaal keuzes maken
Kritiek op zelfontplooiing
Toch is er ook kritiek op het concept. De Onderwijsinspectie publiceerde in 2019 een kritisch rapport over vernieuwende vormen van onderwijs, waaronder Agora. Onderwijswetenschapper Casper Hulshof meent dat scholen die zich helemaal richten op zelfontplooiing gedoemd zijn te mislukken. Fasen leest die kritische rapportages heus wel, zegt hij. “Ik neem ze voor kennisgeving aan. Als je je er te veel van gaat aantrekken, bereik je niets. Ik heb in het bedrijfsleven gewerkt en in de gezondheidszorg. Ook in die sectoren geldt: als je wat wilt bereiken, moet je soms radicaal andere keuzes maken dan anderen. Dat lijkt in die sectoren vanzelfsprekender te zijn dan in het onderwijs. Wij zetten in het onderwijs liever kleine stapjes, uit angst voor kwaliteitsverlies. We zijn daarom ook best kritisch op groei, merk ik.”
Proefperiode
In 2013 zijn ze ook niet met een bevlogen kop vol dromen in het diepe gesprongen. Agora heeft een wetenschappelijke basis en gaat uit van de Self Determination Theory over de menselijke motivatie. Fasen: “In de beginperiode hebben we ons verhaal over de onderwijsinnovatie op de Niekéeschool, nu Wings, in Roermond geduldig uitgelegd en gekeken welke leerkrachten daar ontvankelijk voor waren. Van hen wilden er 23 meedoen. We zijn met 7 begonnen. Dit team heeft een jaar de tijd gekregen om, een dag in de week, de visie in praktijk te brengen. Op gezette tijden deden we dat met andere leerkrachten, ouders, leerlingen. Er waren ook avonden waarop we het bedrijfsleven uitnodigden. In 2014 zijn we echt begonnen.”
Nerveus door groei
Toen de eerste eindexamenkandidaten in Roermond in 2018 slaagden, groeide de belangstelling. Fasen: “Dat werkte aanstekelijk. Het besef drong door: het kan ook anders.” In 2019 sprong het aantal Agora-scholen naar tien. “Toen begon ik echt nerveus te worden. Hoe houd ik in de gaten dat het concept niet verwatert? Hoe kunnen die scholen in de praktijk ondersteund worden?” Hij richtte de Vereniging Agora Onderwijs (VAO) op, waar hij voorzitter van is. VAO heeft goede contacten met de Onderwijsinspectie, de Onderwijsraad, en het ministerie, en krijgt ondersteuning van de Hogeschool Leiden. Er zijn nu zo’n 450 leerkrachten actief binnen het Agora-onderwijs. Ze vormen een hechte groep die vanuit eenzelfde visie de beste praktijk wil neerzetten.
Agora’s zijn paleizen van verwondering
Wet overtreden
Tijdens de coronacrisis, toen veel onderwijs online werd gegeven, is er nog een afdeling bij gekomen: Agora Underground, voor thuiszittende kinderen voor wie in hun omgeving geen onderwijsplek is. “15.000 kinderen gaan niet naar school. Niet omdat ze dom zijn, maar omdat ze niet binnen het systeem van de school passen”, zegt Fasen. “We zijn ermee aan de slag gegaan, maar moesten daarvoor wel de wet overtreden. Je mag geen onderwijs geven aan leerlingen die nooit naar school komen. Extra geld vragen voor passend onderwijs voor kinderen buiten de regio, mag ook niet. De Inspectie zette Underground on hold. Gelukkig kunnen we er binnenkort weer mee aan de slag als een soort pilot. De wettelijke belemmeringen worden tijdelijk weggehaald.”

Dansen en gamen
Er blijft nog veel te wensen over. De lerarenopleiding zou meer aandacht moeten besteden aan de leraar als coach. Die moet niet alleen kennis overdragen, maar leerlingen in eerste instantie zo goed mogelijk begeleiden in hun leerproces. Verder zou Fasen graag zien dat Agora’s in gebouwen komen die in niets lijken op een school. “Bij het woord school hebben we allemaal een beeld van wat daar gebeurt en op welke plekken dat dan moet zijn. Leerlingen horen in een lokaal. Wanneer een leerling op de gang staat, heeft hij blijkbaar iets uitgevreten. Bij Agora is elke vierkante meter leerruimte. Een paleis van verwondering, met veel licht, kleuren en een diversiteit aan ruimten. Stilteruimtes, werkruimtes, plekken waar wordt gedanst en gezongen, plekken om te gamen en te programmeren.”
Hij ziet kansen voor leegstaande gebouwen in een stad. Agora’s in een voormalige winkel, in een museum of een oud V&D-pand. Fasen: “Daar maken we dan een ruimte van waar geleerd en gewerkt kan worden, waar de samenleving de jongeren kan ontmoeten en andersom.”
Agora is gebaseerd op de Self Determination Theory, ontwikkeld door Edward Deci en Richard Ryan. De theorie gaat uit van drie basisbehoeften: autonomie, relationele of sociale verbondenheid en competentie. Als daaraan wordt voldaan, leiden die tot optimaal functioneren, welbevinden en groei van een persoon. De theorie gaat op voor elk individu, ongeacht de leeftijd. Dus ook voor leerlingen op de basisschool en het voorgezet onderwijs. De basisbehoeften kunnen op elk moment van het leven worden bevredigd of gefrustreerd. Voor leerlingen is het van belang dat ze in het motivatieproces optimaal worden begeleid door coaches.
