Schoolfacilities januari 2024

Page 1

jaargang 40 nummer 2 Januari 2024

www.schoolfacilities.nl Platform voor huisvesting en facilitaire processen in het onderwijs

Circulaire bedrijfsvoering

Wat kost een taxi?

Boekpresentatie:

leren en instrueren


Schoolfacilities online lezen? Meld je aan via de qr code


3 Altijd blijven leren

Inhoud

Na 20 jaar op school te hebben gezeten, begon ik in oktober 2023 als redacteur bij Bouwstenen voor Sociaal. Mijn eerste echte baan en een begin van een nieuwe levensfase. Mij werd gevraagd om bij te dragen bij de organisatie van het vakblad Schoolfacilities. Een kans die ik met beide handen heb aangegrepen. In mijn nieuwe rol kwam ik onderwerpen tegen waar ik als student al ervaring mee had of waarover ik al veel had gelezen, zoals het online leren, de catering, het lerarentekort en de jeugdzorg. Maar er zijn ook onderwerpen waar ik nog niet veel van afwist, zoals de huisvesting en de integratie van ICT in het onderwijs. Ik ontdekte dat het onderwijs veel meer inhoud dan ik aanvankelijk dacht en had gezien. Een mooie kans om het onderwijs ook eens van een andere kant te bekijken en er zo meer over te leren. Zo begon ik aan deze nieuwe uitdaging met als voornaamste doel voortdurend te blijven leren, wat uiteindelijk ook het fundamentele doel van onderwijs is. In deze editie artikelen over leren. Ondanks dat leren het doel van onderwijs is, lijkt het er steeds minder over te gaan. Ook lees je meer over circulariteit en gaan we dieper op in de huisvesting van scholen. Twee scholen die 700 meter van elkaar afstaan en toch zo verschillend. Je kunt je blijven verbazen. Ik hoop dat jullie als lezer je net zo verbazen en net zoveel kennis opdoen als ik. Want hoe oud of jong je ook bent, je kan altijd nieuwe dingen leren. Veel leesplezier gewenst!

6

12

Behoefte aan een beslisboom

Lichtcontrole in jouw school

Circulair (ver)bouwen ontwikkelt zich nog. Er is behoefte aan een beslisboom

Hoe kunnen we met lichtcontrolesystemen meer energiebesparingen realiseren?

32

20 Duwtje in de rug bij verduurzaming Wat is het Ontzorgingsprogramma en hoe draagt het bij aan de verduurzaming van gebouwen?

Reken maar uit: Scholen minimaal twee keer zo duur Hoeveel geld is nodig om de schoolgebouwen duurzaam door te exploiteren?

Rubrieken: Nieuw op de markt (14), Gezien & gelezen (22) Columns: BTW-Instituut (9), Marc van Leent (29) En verder: Circulair renoveren (4), Circulair meubilair (10),

Ruimte te over (16) De verplichtingen stapelen zich op (18), IKContwikkeling (24), Het failliet van zelf ontdekkend leren (26), Focus op leren (30), Onderwijshuisvesting weer op orde (34)

Tim Doan

Colofon Schoolfacilities is een onafhankelijk magazine voor huisvesting en facilitaire processen in het onderwijs.

Uit­ga­ve van: Bouwstenen voor Sociaal

Oplage en bereik: Verschijnt 3 keer per jaar in een oplage van 3.000 exemplaren, bij het VO, BVE, HBO, Universiteiten, gemeenten en het bovenschools management van het PO.

ISSN: 1383-6331

Redactie: Tim Doan, Tim@bouwstenen.nl Elselien Roseboom, Elselien@bouwstenen.nl Eindredactie: Ingrid de Moel en Yara Hooglugt Hooglandseweg Zuid 34, 3813 TC Amersfoort Te­le­foon: 033 258 43 37 E: redactie@schoolfacilities.nl

Aansprakelijkheid: Uitgever en auteurs verklaren dat deze uitgave op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld. Zij aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die zijn gebaseerd op bedoelde informatie.

Vormgeving: www.charlotluiting.nl

Schoolfacilities, januari 2024


4

Circulair renoveren door het gebouw op te waarderen Door: HEVO

Het verantwoord omgaan met bestaande gebouwen en die optimaliseren, herontwikkelen of herbestemmen kan vanuit het oogpunt van duurzaamheid, energie en kostenbeheersing de allerbeste keuze zijn. Een keuze die bij HEVO altijd in overweging zal worden genomen. "Er is veel te winnen", zegt Winifred van den Bosch, specialist circulair bouwen bij HEVO. “Energie dreigt onbetaalbaar te worden en het gebruik van fossiele brandstoffen maakt ons afhankelijk van leveranciers waar we niet op kunnen rekenen”, vertelt Winifred. “De oplossing voor huisvesting lijkt eenvoudig: vervang bestaande gebouwen door super energiezuinige nieuwbouw. Hier zijn we al volop mee bezig, maar het is slechts een deel van de oplossing. Want het tempo van vervangende nieuwbouw is te laag, bouwmaterialen en productiecapaciteit zijn schaars, en de productie van veelgebruikte materialen zoals beton en staal vraagt veel energie en leidt tot een enorme CO2-uitstoot".

Anders naar bestaande gebouwen kijken

Anders kijken

Dat betekent volgens Winifred dat we anders naar bestaande gebouwen moeten kijken. “Vaak zien we alleen de knelpunten. Gebouwen voldoen niet meer aan de huidige eisen door een verouderde indeling of een torenhoge energierekening. Door daarnaast de goede eigenschappen van deze gebouwen te belichten, zie je nieuwe kansen. Dan worden oude gebouwen echte pareltjes.”

Een langer leven

Het slim hergebruik van bestaande gebouwen - of onderdelen daarvan - verlengt de levensduur, zorgt voor behoud van de waarde en voorkomt verdere CO2-uitstoot. "Dit kan door bij sloop van gebouwen te richten op het hergebruik van materialen of er nieuwe projecten van te maken". Het blijkt echter veel beter om de bestaande gebouwen als geheel op te waarderen, zodat ze weer klaar zijn voor de toekomst”, vervolgt Winifred. “Er zijn allerlei vormen van revitalisering. Van relatief kleine ingrepen om een gebouw nog tien jaar te laten functioneren tot een volledige casco vernieuwbouw die tot minimaal 40 extra gebruiksjaren leidt. Elk project is anders en bij iedere organisatie spelen andere vragen. Denk aan het afstoten van een gebouw vanwege krimp, zodat er ruimte ontstaat om twee andere gebouwen functioneler en duurzamer te maken. Of het ingrijpend revitaliseren van een campusgebouw in plaats van nieuwbouw elders om de aantrekkelijkheid van de campus te behouden. Al met al draait het om het maken van de juiste keuzes.”

Schoolfacilities, januari 2024

Er zijn allerlei vormen van revitalisering’ Nog even niet

Op operationeel gebied is het soms verstandiger om een gevel die nog jaren mee kan, nog even niet te vervangen door een energiezuiniger alternatief. “Terwijl men wacht op een beter alternatief of de noodzaak tot vervanging, kan het vrijgekomen budget elders al effectiever worden ingezet voor verduurzaming. Voorwaarde voor een succesvolle revitalisatie is het blootleggen van de knelpunten én de kansen. Daarbij is een heldere blik op betaalbare technische oplossingen noodzakelijk. Dit vraagt niet alleen inzicht in de techniek en kosten, maar ook kennis van de markt en processen die leiden tot de beste oplossing.”

Dit artikel wordt u aangeboden door HEVO: Advies en bouwmanagement in huisvesting en vastgoed. Voor meer informatie info@hevo.nl | 073 – 6 409 409


Circulair

HEVO werkte onder andere aan deze drie duurzame en circulaire projecten:

Het Grescollege in Reuver, geopend in 2019 na twee jaar renoveren, is een voormalig industriegebouw dat onderwijs biedt aan middelbare scholieren. Het is één van de oudste industriële gebouwen in Noord-Limburg. Bij de renovatie zijn de originele structuur, gevelelementen en materialen in stand gehouden. Het ontwerp is gemaakt volgens het 'no regret'-principe, wat betekent dat elk detail en het bestaande materiaal is behouden, tenzij dit onmogelijk was. Bij de sloop is het overgebleven menggranulaat gebruikt voor de wegen en paden op het terrein. Het energieverbruik wordt geminimaliseerd door het gebruik van ledverlichting, zonnepanelen en een duurzame pelletkachel.

De Vondelschool in Bussum is een onderwijsgebouw dat voortkomt uit een monumentaal gebouw dat dateert uit 1905. Het gebouw van 2600 vierkante meter wordt momenteel grootschalig gerenoveerd en verduurzaamd, met als doel om het nog 100 jaar mee te laten gaan. Tijdens de renovatie wordt prioriteit gegeven aan '(her)gebruiken wat kan, vervangen waar nodig'. Terwijl de karakteristieke buitenkant onaangetast blijft, ondergaat de naoorlogse aanbouw een vernieuwing. In hun streven naar duurzaamheid loopt de school op zonne-energie en is het verbruik vraaggestuurd, met een scherp oog voor het minimaliseren van verspilling. Ook wordt geïsoleerd volgens de nieuwbouweisen van Bijna EngergieNeutraal gebouw (BENG) voor dit monument. Voor de groeiende leerlingenaantallen komt er extra ruimte beschikbaar. De Tobiasschool in Zeist is gevestigd in een meer dan 100 jaar oud gemeentelijk monument. De school van 1700 vierkante meter biedt onderwijs aan leerlingen die extra zorg nodig hebben. Ondanks het oude gebouw wordt er zoveel mogelijk voldaan aan de eisen van Frisse Scholen klasse B. Zo is de school volledig gasloos, worden er voor de isolatie biobased materialen en renovatieglas gebruikt en maakt de school gebruik van warmtepompen. Dit, samen met tal van andere maatregelen, draagt bij aan het streven om de school zo duurzaam mogelijk te maken.

Schoolfacilities, januari 2024

5


6

Behoefte aan een beslisboom Door: Bouwstenen

Circulair (ver)bouwen is nog volop in ontwikkeling. Tijdens gesprekken in Bouwstenen-verband komt van alles voorbij: voorbeelden, meetmethoden, kosten en afschrijvingsmethoden. De één heeft dit al uitgezocht, de ander dat. Bij elkaar een mooi palet, maar er is ook behoefte aan een beslisboom.

“Zo’n beslisboom begint bij de vraag: waar doen we het voor?”, zegt Niek Daamen, projectleider bij de gemeente Breda. “We doen het natuurlijk vooral voor onszelf. Om te voorkomen dat we de aarde uitputten, met allerlei afval opgescheept zitten en om te voorkomen dat het milieu zo wordt aangetast dat het leven op aarde onmogelijk wordt. Daarom moeten we bij alles wat we doen onszelf eerst de vraag stellen: hebben we het wel nodig? Alles wat je niet doet, voorkomt mogelijk impact op het milieu. Beoordeel dus altijd eerst de noodzaak van een ingreep.”

Er was veel discussie over wat circulariteit is Veel staat al

“Bij circulariteit wordt al snel gedacht aan nieuwbouw, maar de meeste gebouwen staan al”, vervolgt Daamen. “Daarom is het belangrijk het onderwerp circulariteit goed te borgen in onderhoudscontracten, bij renovatie te sturen op losmaakbaarheid en oude

of biobased materialen te gebruiken. Als een pand gesloopt moet worden, kun je dat zo aanbesteden dat veel materialen weer kunnen worden hergebruikt. Er zijn steeds meer materialen die tegenwoordig goed kunnen worden toegepast, denk aan biobased isolatiemateriaal, emissieloze verf en circulaire vloerbedekking. Er valt in dit verband ook veel te leren van slopers. Die hebben meer zicht op afvalstromen en wat je ermee kunt doen.”

Pilots om van te leren

Waar stuur je op? Best een lastige vraag, omdat ook hier nog veel te ontdekken valt. Douwe Veltman, programmamanager verduurzaming bij de gemeente Groningen, heeft in drie projecten ervaring opgedaan met het meetinstrument BCI Gebouw. “De eerste pilot deden we in 2020 en betrof een Integraal Kindcentrum. Tijdens de ontwerpfase kwamen allerlei vragen over circulariteit naar boven. Hoe circulair is het huidige ontwerp? Hoe meten we het effect van onze keuzes? Er was veel discussie over wat circulariteit eigenlijk is en wat het kosteneffect is. Wat we ervan hebben geleerd is dat het belangrijk is om in de definitiefase duidelijk te zijn over de ambities en financiële kaders. Bijvoorbeeld maximaal circulair en losmaakbaar en dat hiervoor 5 of 10 procent extra mag worden uitgegeven. Wat we ook van deze pilot hebben geleerd is dat de ambities door alle betrokkenen moeten worden gedragen en dat het raadzaam is bij zo’n pilot een specialist van buiten te betrekken. Dat hebben we meegenomen naar de volgende projecten.”

Schoolfacilities, januari 2024

Appels met peren vergelijken

Bij de tweede pilot zijn ontwerpers en aannemers in de uitvraag uitgedaagd met innovatieve oplossingen rond circulariteit te komen, vertelt Veltman. “Circulariteit was nu een selectiecriterium in een aanbesteding. De vraag was: wat is de maximale BCIscore voor locatie, casco en gevels, of in BCI-termen gesproken voor site, structure en skin? Service, spaceplan en stuff hebben we niet in de beoordeling meegenomen. We kwamen er nu achter dat veel innovatieve producten nog niet in de BCI-database staan, het kostte veel tijd en er komen soms onlogische resultaten uit. Maar het werkt wel om de mate van circulariteit van verschillende inschrijvingen te kunnen vergelijken, oftewel we kunnen appels met peren vergelijken. Het geeft inzicht in wat mogelijk is en wat zoden aan de dijk zet. Dergelijke pilots zijn echt aan te raden om ervaring op te doen. Je kunt het doen voor één gebouw of een paar archetypische gebouwen. Bij de gemeente Groningen staat circulair bouwen bij alle nieuw te bouwen scholen als vast punt op de agenda in het ontwerpproces.


Circulair

Schoolfacilities, januari 2024

7


8 Weinig restwaarde

Dan de financiële kant van circulariteit. Daar hebben de financiële experts binnen het Bouwstenen-netwerk hun licht over laten schijnen. Er wordt veel gesproken over het aan de voorkant inboeken van restwaarde, waardoor projecten mogelijk eerder haalbaar worden. Als je koerst op bijvoorbeeld 55 procent losmaakbaarheid van materialen bij nieuwbouw, zou je in deze tijd 5 procent restwaarde aan de voorkant van je project kunnen inboeken. Dat vraagt wel veel extra administratie. ‘Niet te moeilijk doen’, is de algehele teneur in het netwerk. Als je aan de voorkant 5 of 10 procent extra uitgeeft aan circulariteit en op het eind 5 tot 10 procent restwaarde overhoudt, kun je die eenvoudig aftrekken van de sloopkosten. Administratief is dat veel eenvoudiger. We hebben immers ook nog geen idee hoe de vastgoedexploitatie van een duurzaam, circulair en demontabel gebouw eruitziet.

In 80 jaar afschrijven

Vanuit het oogpunt van circulariteit wil je een gebouw niet veertig jaar, maar liefst veel langer gebruiken. Daar hoort eigenlijk eenzelfde soort afschrijvingssystematiek bij. Daar moet je dan wel iets voor doen. Om een gebouw voor langere tijd te laten voldoen aan de veranderende eisen van de tijd, zijn herinvesteringen nodig. Die moeten in de berekeningen worden meegenomen.

(reële) rente

2,00%

basisinvestering

€ 100

Bijgaande schema's laten drie alternatieve afschrijvingsscenario's zien. Conclusie van deze rekenexercitie is: financieel maakt het niet veel uit. In 40 jaar afschrijven is dus nog niet zo gek, zolang je afschrijven niet verwart met weggooien. In de marktsector is het overigens niet toegestaan om een gebouw af te schrijven tot onder de WOZ-waarde. Dat weerhoudt partijen ervan de waarde van een gebouw te veronachtzamen.

Nieuwe taal

Op weg naar een circulaire economie hanteren we nog veel oude taal en hebben we te maken met bestaande systemen die meer zeggen over hoe we het vroeger deden dan hoe we het in de toekomst willen doen. Slopen wordt demonteren, afschrijven is eigenlijk geen optie als je uitgaat van waardebehoud. We proberen iets nieuws in een oud systeem te passen. We hebben nog geen idee hoe een circulair gebouw er in de toekomst uitziet en wat dat betekent voor de exploitatie en levensduur (van onderdelen). We zijn pas net onderweg.

De sloper als marktmeester Een sloper kan een belangrijke rol spelen bij het circulair (ver)bouwen van een gebouw. Hij kan direct veel (bouw)materiaal inzetten voor hergebruik en ziet soms kansen die daarvoor nog niet in beeld waren. Wanneer de sloper in de calculatiefase bij een project wordt betrokken, kan hij aangeven welke materialen wél, of juist niet, hergebruikt kunnen worden. De opdrachtgever kan ook zelf een inventarisatie (laten) uitvoeren. De materialen die nog kunnen worden hergebruikt worden zo veel mogelijk in de oorspronkelijke staat opgeslagen op de bouwplaats, bij de sloper of elders. Partijen als Insert.nl en Superuse fungeren als online marktplaats.

Meer informatie Op de website van Bouwstenen voor Sociaal tref je meer informatie over circulair maatschappelijk vastgoed. Aanvullingen zijn welkom.

Er valt veel te leren van slopers

scenario 1

scenario 2

scenario 3

afschrijvingstermijn in jaar

40

60

80

bedrag per herinvestering

€0

€ 25

€ 40

aantal herinvesteringen in looptijd

0

2

3

restwaarde einde termijn

€0

€0

€ 50

contante waarde investeringen

€ 100

€ 128

€ 147

€ 3,66 ‘Bijschrift van de foto’

€ 3,69

€ 3,70 ‘Bijschrift van de foto’

gem. kapitaallasten/jaar

Schoolfacilities, januari 2024


9

Column

Buitengewoon onderwijs: niet standaard, toch btw-vrij Door: BTW-INSTITUUT

Eerder namen we jullie mee naar de ‘kennisgroepstandpunten’ van de Belastingdienst. Dit zijn antwoorden op ingewikkelde vragen aan de Belastingdienst, die door speciale kennisgroepen zijn behandeld. Tot voor kort was het lastig te achterhalen welke standpunten de Belastingdienst innam, maar sinds maart 2023 worden de antwoorden op de website van de Belastingdienst (kennisgroepen.belastingdienst.nl) en open.overheid.nl gepubliceerd. Puzzeltochten met tuktuk

Deze publicaties leveren een schat aan informatie op, bruikbaar en minder bruikbaar. Zo weten we nu precies hoe de Belastingdienst denkt over de verhuur van flexplekken, de verkoop van push-up-ijsjes met alcohol en het organiseren van puzzeltochten met een tuktuk. De details zullen we jullie besparen... Interessanter zijn twee standpunten van de Belastingdienst over ‘buitengewoon’ onderwijs. De kennisgroep boog zich over de vraag of judolessen en Rots en Water-trainingen gezien moeten worden als onderwijs en daarom btw-vrijgesteld zijn. Het antwoord was tweemaal ja.

Stoeispelen vrijgesteld

In het eerste geval ging het om een bedrijf dat judolessen op (basis) scholen verzorgt tijdens schooltijd. De kennisgroep gaf aan dat dit gezien moet worden als ‘algemeen vormend onderwijs’. Dit is onderwijs dat qua inhoud overeenkomt met (of soortgelijk is aan) het reguliere onderwijsaanbod. De reden hiervan is dat de judolessen aansluiten bij de kerndoelen van

het onderwijs. In de kerndoelen wordt ‘stoeispelen’, waar judo onder valt, genoemd als voorbeeld van bewegingsonderwijs.

Trainingen na school

Hetzelfde geldt voor de Rots en Water-trainingen. Deze trainingen voor kinderen tussen de 6 en 14 jaar richten zich op het ontwikkelen van sociale vaardigheden. Het bedrijf dat deze trainingen verzorgt deed dat echter niet alleen tijdens, maar ook na schooltijd. Toch is volgens de kennisgroep de btw-vrijstelling van toepassing. Het gaat ook hier om algemeen vormend onderwijs. De trainingen sluiten aan bij een kerndoel van het onderwijs: sociaal-emotionele ontwikkeling. Dat de lessen deels na schooltijd werden gegeven, was hierbij geen obstakel. De naschoolse lessen vonden plaats onder verantwoordelijkheid van de school en hoorden bij het reguliere lesprogramma.

In de praktijk

Wat kun je praktisch met deze twee kennisgroepstandpunten? Volgens ons laten ze zien hoe breed het begrip onderwijs in de btw is. Wees je bewust

Schoolfacilities, september 2018 Schoolfacilities, januari 2024

van de mogelijkheden die er zijn om ‘buitengewoon’ onderwijs zonder btw in te kopen. Ga het gesprek aan als er, misschien uit onwetendheid, standaard 21% btw wordt berekend op de factuur. Misschien kan het wel zonder btw. Want de lessen mogen dan wel buitengewoon zijn, voor de btw is het nog altijd ‘gewoon’ onderwijs.

Door: Mr. Machiel van Driel RB en Joanne Ligthart-de Bruin LL.B. BTW-INSTITUUT Deze column is een bijdrage van BTW-INSTITUUT. Voor meer informatie ‘Bijschrift van de foto’ ga je naar www.btwinstituut.nl


10 Circulair meubilair:

De Universiteit Utrecht doet het Door: Carmen Cosijn, Stimular

De Universiteit Utrecht (UU) heeft de ambitie om geen nieuw meubilair meer in te kopen. Door maximaal hoogwaardig te hergebruiken wil de UU de milieu-impact van haar inkopen flink terugdringen. Hoe werkt dat in de praktijk? En is tweedehands onder de streep niet (veel) duurder? Merijn Smelt is hoofd contract- en leveranciersmanagement op de UU en vertelt hoe de UU dit aanpakt. Inkoop van meubilair kost de universiteit jaarlijks ongeveer € 1,5 miljoen per jaar. Dat betekent ook een grote milieu-impact. De ambitie is om helemaal geen nieuw meubilair meer in te kopen en in te zetten op levensduurverlenging en 100% her-inzet-

baarheid van bestaand meubilair. De focus is op meubilair in de kantoor- en onderwijsomgeving, waar de kansen voor hergebruik groot zijn.

Van pilot tot aanbesteden

Merijn legt uit: “Al in 2018 zijn we gestart met een pilot met onze verhuizer. Zij halen overtollig meubilair op bij de gebouwen en slaan het op in een loods. Als er in een ander gebouw meubilair nodig is, kunnen ze bij de opslag terecht. De eerste resultaten waren positief, dus in 2020 zijn we gestart met een aanbestedingstraject. In 2022 is de overeenkomst van start gegaan.”

Inzetten op hergebruik

De aanbesteding bestond uit drie percelen met als uitgangspunt maximaal hergebruik van het

© foto: Dick Boetekees, Universiteit Utrecht

Schoolfacilities, januari 2024

meubilair. De eigen opslag is daarmee het belangrijkste en ook gelijk het meest innovatieve deel van de opdracht. Hiermee voorkom je namelijk inkoop in zijn geheel. Niet inkopen is immers nog altijd duurzamer dan verantwoord inkopen. Hiermee is de UU uniek in haar aanpak. Verhuizer Convoi is samen met Alvero de opdrachtnemer van dit perceel.

De ambitie: geen nieuw meubilair meer Anders tweedehands

In het tweede perceel ging de UU op zoek naar aanbieders van


Circulair

tweedehands meubilair, mocht hergebruik intern niet voldoen. Hiervoor kwam de UU uit op Workbrands, Ahrend en Gispen. Zij gaan per uitvraag op zoek naar geschikt kwalitatief meubilair op de tweedehands markt en zorgen eventueel voor refurbishment.

Of tóch nieuw

In het derde perceel zit een aanbieder van circulair meubilair waar de UU terecht kan als er ook op de tweedehands markt niet kan worden voldaan aan de vraag: Dit betreft nieuwe meubels, maar wel: demontabel, uitwisselbaar en van materialen met een lage milieu-impact.

Bij de opslag

Merijn Smelt: “De opslag is bedoeld voor meubilair wat nog goed genoeg is voor hergebruik, maar nu niet op de huidige locatie kan worden ingezet. Convoi en Alvero verzorgen het beheer en onderhoud. Dat houdt in dat ze het meubilair na transport beoordelen, schoonmaken en eventueel opknappen. Een deukje of vlekje is niet erg. Soms worden meubels gedemonteerd om delen (armleuningen, pootdoppen) te kunnen hergebruiken.”

Interne webshop

Convoi/Alvero zorgen ook voor het meubelmanagementsysteem. “Ze registreren de meubelstukken en plaatsen deze met foto en relevante eigenschappen op de webshop. Inkopers kunnen hierin gratis meubilair bestellen. Als een meubelstuk na twee jaar geen interne bestemming heeft gevonden wordt het duurzaam afgevoerd. Dit betekent meestal dat de stoel naar een opkoper gaat en alsnog een tweede leven krijgt.” In de webshop kunnen inkopers van de Universiteit Utrecht (gratis) meubilair bestellen die bij andere locaties op de campus vandaan komen (bron: Convoi).

Verplicht stappenplan

Voor de inkopers betekent dit een nieuwe manier van bestellen. Zij moeten hierbij een verplicht

stappenplan doorlopen dat zorgt voor de meest duurzame mogelijkheid.

Het stappenplan in het kort: Stap 1. Bekijk het aanbod in eigen pand(en). Niet (of deels) geslaagd Stap 2. Bekijk het aanbod in de opslag. Niet (of deels) geslaagd Stap 3. Bekijk het aanbod van de tweedehandsleveranciers. Niet (of deels) geslaagd Stap 4. Schaf nieuw circulair meubilair aan via de leverancier.

Het proces werkt

Dit nieuwe inkoopproces kost wel meer tijd. De besteller mag namelijk geen stap overslaan. Merijn Smelt: “We hebben dit proces wel al verbeterd. Je hoeft bij tweedehands meubilair niet meer voor iedere losse stoel een uitgebreide offerte op te vragen bij alle drie de leveranciers. Pas boven een geraamde van € 5.000 moet dit bij alle drie partijen.” Er is ook weinig weerstand van de 25 inkopers bij de UU. “De tijd is er rijp voor. Het moet duurzamer en als universiteit speel je hierin ook een belangrijke voorbeeldrol.”

11

centraal betaald. Wel betaalt de faculteit een klein bedrag voor ieder af te voeren meubelstuk.

80% minder nieuw

De aanpak lijkt te werken: de inkopers maken goed gebruik van de opslag en de inkoop van nieuw meubilair is met maar liefst 80% gedaald. Bijna 3.000 meubelstukken vonden in het eerste jaar intern een nieuwe plek binnen de universiteit via de opslagroute. “Qua totale kosten moeten we de balans nog opmaken. Maar we doen dit niet vanuit een financiële drijfveer, maar vanuit een duurzame drijfveer.”

De tijd is er rijp voor Andere markt

Naast het feit dat de universiteit een voorbeeldrol heeft, is de aanbesteding ook extra interessant voor de maatschappij omdat deze een verandering in de markt teweeg kan brengen. Als grote partijen hun inkoopvragen anders uitzetten op de markt, passen leveranciers hun aanbod hier (blijvend) op aan. Tot slot ben je ook een inspiratie voor derden door te laten zien dat het kan.

Potpourri aan meubilair

Om te voorkomen dat de gebouwen vol staan met een potpourri aan meubilair is herstofferen een belangrijke stap bij zowel intern hergebruik als tweedehands. Merijn: “Je kan bij de leverancier aangeven dat je de stoel in een andere kleur nodig hebt. Dit hebben we meegenomen in de contracten.”

Wie betaalt wat?

Meubilair uit de opslag is voor de inkopende faculteit in principe helemaal gratis. Het facilitair bedrijf van de universiteit betaalt centraal voor de service. Dit houdt in het opslaan, repareren en eventueel afvoeren van de meubels. Ook herstofferen – wanneer een stof aan vervanging toe is – wordt

Schoolfacilities, januari 2024

Dit artikel is geschreven in het kader van de duurzaamheidskring ‘afval en circulair’ met instellingen in het hoger onderwijs. Deze is geïnitieerd en gefinancierd door het programma VANG Buitenshuis van Rijkswaterstaat. Stichting Stimular begeleidt het initiatief.


12

Lichtcontrole in jouw school Door: Koen Roelofs, Koopman Interlight

Led-verlichting leidt uiteraard tot forse energiebesparing. Door toepassing van een lichtcontrolesysteem kunnen extra besparingen worden gerealiseerd, tot wel 80%! Naast energiebesparing, creëert een lichtcontrolesysteem een hoge mate van comfort en veiligheid in jouw school.

Geen onnodig licht

Onder druk van stijgende energiekosten en overheidsmaatregelen zijn de afgelopen periode veel scholen verduurzaamd, door het overschakelen naar led-verlichting. De focus ligt daarbij vaak op zoveel mogelijk licht voor zo min mogelijk energie. Maar het licht niet laten branden als het niet nodig is, dat scheelt pas energie. En als het licht

wel aan is, dan draait het om de juiste hoeveelheid licht op de juiste plek, voor de juiste toepassing.

Draadloos en onbeperkt

Een draadloos lichtcontrolesysteem van Interlight Thinq biedt comfort en veiligheid. Aanwezigheidssensoren zorgen ervoor dat het licht alleen aan blijft, zolang er mensen in een ruimte aanwezig zijn. En, indien gewenst, kan op deze manier ook het ventilatiesysteem worden aangestuurd. Bij binnenkomst van een klaslokaal kan het ventilatiesysteem harder gaan draaien, om op deze manier een fris binnenklimaat te creëren.

Geen wifi nodig

De sensoren kunnen draadloos onderling met elkaar communiceren en vormen samen één netwerk, zonder dat hiervoor een (bestaand) wifi netwerk nodig is. Het opgebouwde netwerk van sensoren is, in tegenstelling tot andere oplossingen op de markt, onbeperkt schaalbaar tot meer dan 10.000 netwerkpunten. En daarbij kan ieder punt dienen als router. Ongeacht de omstandigheden, vinden de netwerkpunten zelf alternatieve routes om tot de juiste eindbestemming te komen.

Lokaal

Schakelen op basis van aanwezigheid is comfortabel en kostenbesparend. Maar er zijn situaties denkbaar waarbij er lokaal afgeweken moet worden van de vooraf ingestelde lichtscènes. Bijvoorbeeld in het geval van een presentatie. Voor dit soort situaties kunnen er EnOcean schakelaars worden toegepast;

Verlichting en sensoren met behulp van een gratis app .

Schoolfacilities, januari 2024

deze schakelaars zijn draadloos én batterijloos. Ze kunnen eenvoudig op de muur worden geplaatst en draadloos worden gekoppeld. Met het herinrichten van een lokaal of andere ruimte zijn ze snel te verplaatsen.

Groeperen

Voor het creëren van ruimtes kunnen meerdere armaturen worden gegroepeerd. Maar ook binnen een ruimte kunnen subgroepen worden gevormd, die apart geschakeld kunnen worden. Wijzigt een ruimte, dan zijn aanpassingen snel en draadloos te realiseren. Op de gemaakte groepen kunnen regels en scènes worden toegepast. Groepen kunnen ook aan elkaar worden gekoppeld (neighbouring) en een unieke functie voor kantoren en scholen is "corridor hold".

Corridor hold

De functie corridor hold biedt de mogelijkheid om licht op een andere plek, dan waar aanwezigheid wordt gemeten, aan te laten. Een goed voorbeeld hiervan is gangverlichting; zolang er nog aanwezigheid wordt gemeten in één van de lokalen, zal de verlichting op de gang ook aan blijven. Vandaar de term ‘corridor hold’.


13

Licht

Met draadloze schakelaars kan er van lokale settings worden afgeweken.

Comfort en veiligheid

De gangverlichting blijft ingeschakeld, zolang er nog aanwezigheid is in één van de aangrenzende ruimtes. In de benoemde ruimte is de verlichting actief op 100%, in de gang op bijvoorbeeld 20%. Totdat er ook beweging is op de gang, dan zal deze ook naar 100% lichtniveau gaan. Deze functie geeft een energiebesparing tot 80% op alle gangen, maar bovenal een gevoel van comfort en veiligheid.

Neighbouring

Een soortgelijke functie is "neighbouring". Zolang er aanwezigheid wordt gemeten in een bepaalde ruimte, zal de verlichting in een aangrenzende ruimte ook ingeschakeld blijven én vice versa. Erg handig in grotere ruimtes zoals een aula, met aangrenzende ruimtes zoals garderobes of gangen.

Daglichtcompensatie

De norm voor werkplekverlichting is minimaal 500 Lux op een werkplek. Minimaal 500 Lux, maar veel meer dan 500 Lux is onnodig. Gebruik daarom daglichtcompensatie; de verlichting wordt automatisch gedimd bij voldoende aanwezig daglicht. De sensoren van Interlight Thinq meten het binnenkomende daglicht, om op deze manier het licht te dimmen in geval van voldoende

aanwezig daglicht. Bespaar op deze manier veel energie als er voldoende natuurlijk licht aanwezig is.

Meer dan verlichting

Een gebouw vol met sensoren in het plafond. Niet alleen inzetbaar voor lichtcontrole en energiebesparing. De mogelijkheden met Interlight Thinq sensoren zijn eindeloos. Ze kunnen worden ingezet voor asset tracking (het traceren van waardevolle materialen), indoor navigatie of bezettingsgraadanalyse. Ook de koppeling met ventilatie-, klimaaten verwarmingssystemen is mogelijk.

Parkeergarage

De toepassingen van Interlight Thinq zijn heel breed. Niet alleen in gangen, lokalen of vergaderruimtes is een lichtcontrolesysteem inzetbaar, maar ook in bijvoorbeeld fietsenstallingen en parkeergarages. Hiervoor zijn waterdichte led armaturen met geïntegreerde sensor uitstekend inzetbaar. In afgesloten ruimtes kan de verlichting indien nodig 24 uur per dag ingeschakeld zijn, maar gedimd worden wanneer er geen aanwezigheid is. Wederom een veilig en comfortabel gevoel, met oog voor energiebesparing.

De aula met aangrenzende lokalen kunnen met elkaar worden verbonden.

Tot slot: Frisse Scholen

De onderwijssector biedt nog veel kansen voor verduurzaming. Een duurzaam schoolgebouw heeft een gezond binnenklimaat, een laag energieverbruik en is betaalbaar. Led-verlichting draagt bij aan een laag energieverbruik en blijft een zeer betaalbare energiebesparende maatregel. Daarbij kan het draadloze netwerk van sensoren worden ingezet voor het creëren van een aangenaam en gezond binnenklimaat.

Dit artikel wordt u aangeboden door Koopman Interlight. Meer weten? Kijk dan op www.koopmaninterlight.nl/ thinq. Of neem contact op met Koen Roelofs - k.roelofs@koopman.nu.

Interlight Orion armaturen met ingebouwde compacte sensoren

Schoolfacilities, januari 2024


14

Nieuw op de markt Dit is Pien

Bekers van bekers

Circulair schrift

Pien voor Onderwijs is software voor het maken van een IHP en kan worden aangesloten op het Onderwijsloket. Volgens de makers werkt het gemakkelijk: “Het meeste huiswerk is al voor je gedaan. Pien heeft alle relevante data op zak. Zo weet Pien waar de leerlingengroei het hardste gaat, wat de reisafstanden zijn en wat nieuwbouw of verduurzaming kost. Pien begrijpt wat er nodig is om schoolgebouwen bij de tijd te brengen. Pien maakt samenwerken en keuzes maken snel, leuk en makkelijk. We gaan met deze software van incidentele sturing (eens in de vier jaar) naar jaarlijkse herijking.”

Single-use papieren koffiebekers toch weer ergens voor gebruiken? Greengiving heeft een circulaire koffiebeker ontworpen van 227 mL die is gemaakt van het gerecycled karton van papieren koffiebekers. Hiermee kan je koffiebekers die je maar 1 keer gebruikt, gebruiken voor een beker die herbruikbaar is. Deze koffiebekers van 8,5 bij 13 cm hebben een isolerende werking waardoor dranken langer warm blijven en ook langer koel. Het deksel is van polypropyleen en is ontworpen met gepatenteerde 360-technologie. Hierdoor kan je vanuit elke kant van je koffiebeker drinken. Deze circulaire benadering draagt niet alleen bij aan het verminderen van afval, maar biedt ook een functionele oplossing voor iedereen die bewust bezig is met duurzaamheid, zelfs tijdens de koffiepauze.

Notitieboekjes gemaakt van melkpakken hoor je niet vaak. Dit boekje van Greengiving bestaat uit 70% gerecyclede melkpakken en 30% gerecycled papier. Zo heeft het niet alleen een esthetisch ontwerp, maar draagt het ook bij aan milieubewustzijn. Perfect voor ijverige leerlingen en studenten die een steentje willen bijdragen aan het milieu. Het notitieboekje is 14,5 x 21 x 1,3 cm en binnenin vind je 160 gelinieerde pagina's van gerecycled papier. Daarnaast is het notitieboekje recyclebaar. De materialen die oorspronkelijk uit de melkpakken komen, kunnen ook weer een derde leven krijgen.

Pien is gemaakt door liefhebbers van het vak: Pronexus (onderdeel van xxlnc), Stichting het Beheercollectief Scholen en Republiq. republiq.nl/pien

De koffiebeker kost €24,54 per stuk te koop via greengiving. www.greengiving.nl

Schoolfacilities, januari 2024

Het notitieboekje kost €4,16 per stuk te koop via greengiving www.greengiving.nl


1515

Nieuw op de markt

In Control

Participatietool

Slim parkeren

De jaarlijkse uitgave van Bouwstenen voor Sociaal over informatiemanagement voor vastgoed- en facility managers is online te lezen.

Sinds kort is er een nieuw instrument voor online participatie beschikbaar: Youmee. Hiermee kunnen studenten, docenten, omwonenden en andere belanghebbenden anoniem meepraten over maatschappelijke en ruimtelijke vraagstukken.

Met ‘Het Parkeerterrein van de Toekomst’ introduceert Pluq een integrale aanpak voor oplaad- en energievraagstukken in de vastgoedsector. Geen handvol losse plannen, maar één totaalplan voor een duurzame parkeeroplossing. De toekomst is elektrisch, en daar moet overal in de maatschappij op ingespeeld worden. Ook in de vastgoedsector, waar huurders in toenemende mate om meer en betere oplaadfaciliteiten zullen vragen. Meer van dergelijke faciliteiten betekent logischerwijs een hogere belasting van het elektriciteitsnet. Met "het Parkeerterrein van de Toekomst" wil Pluq die uitdaging het hoofd bieden, met dalende kosten en stijgend rendement op de koop toe. “Door de parkeervoorziening integraal onderdeel te maken van het gebouwbeheer_systeem (GBS) en het energiemanagementsysteem ontwikkel je meerwaarde en toekomstbestendigheid”, stelt Pluq. Onderdeel van hun oplossing zijn slimme laadstations, krachtige batterijen, zelf opgewekte zonneenergie en een app waar je laadplekken kunt reserveren.

In deze uitgave onder andere een vergelijking van waarden waarop wordt gestuurd bij de Substainability Goals van de VN, de NEN 8026 en GPR gebouw. Bouwstenen voegde daar op basis van onderzoek een eigen waardewiel aan toe. Petra Heesterbeek, ging in gesprek met gebruikers en leveranciers over het gebruiksgemak van informatiesystemen. Daar wordt verslag van gedaan en ook dit jaar zijn diverse systemen voor vastgoed- en facilitymanagement in beeld gebracht. Een informatiemanager in huis die het werk gemakkelijker en leuker weet te maken is beslist geen luxe, blijkt uit het verhaal van Enschede. Lees hier de online versie:

Met Youmee onderzoek je hoe een groep belanghebbenden denkt over een bepaald onderwerp. Over welke thema’s is overeenstemming en waarover moet worden doorgepraat. Je krijgt inzicht in de zorgen en belangen van de deelnemers. En ze kunnen mee doen op het moment dat hen het beste uitkomt. Het leuke aan Youmee is ook dat je kunt zien hoe anderen over de vraag denken. Ook kun je de antwoorden van anderen een ‘duimpje op’ geven als je het met hen eens bent. Iedereen doet anoniem mee, je kunt veilig een afwijkend standpunt innemen. www.youmee.nl

www.pluq.eu

Schoolfacilities, januari 2024


16

Ruimte te over. Door: Elselien Roseboom

In Amersfoort staan 2 scholen op hemelsbreed 700 meter van elkaar. Hoewel dicht bij elkaar, is er een wereld aan verschil. Waar je langs de één kunt lopen zonder op te merken dat het een school betreft, is de ander een opvallend, op zichzelf staand, modern gebouw. We hebben het over de Sint Joris Basisschool aan de Schimmelpenninckkade en het Trivium College, VMBO aan de Dierenriem. Wie langs de Sint Joris loopt, herkent de school aan het schoolplein dat mooi in de wijk ligt. Het lijkt bijna een grote kindertuin. Maar wie goed kijkt ziet onder de aangrenzende bovenwoningen toch iets dat doorgaat voor een school, gevuld met voornamelijk kinderen uit de omliggende wijken.

Woekeren met ruimte

Op het moment van ons bezoek telt de Jorisschool 199 leerlingen. “Aan het einde van het schooljaar zullen het er 220 zijn”, vertelt directeur Cecile Tulen. “Het is woekeren met ruimte.” Omgerekend hebben de kinderen

Of juist niet? hier met een bruto vloeroppervlak van 965 vierkante meter ongeveer 4,8 vierkante meter per kind. Dat is inclusief docentenkamer, toiletten en opslag. Aan het einde van het jaar is dat 4,3 vierkante meter per kind. “Toch kan het niet anders”, zegt Tulen: Volgens haar bestuur vraagt een gezonde exploitatie van deze school zelfs om 230 kinderen. Dat zijn er, kijkend naar de ruimte, 70 meer dan wat we tegenwoordig normaal vinden: 8 vierkante meter per kind, inclusief alles.

Creatief nadenken

De Jorisschool is in 1992 verbouwd. Op de plek waar eerst een algemene ruimte was, zijn lokalen gemaakt. Daardoor is er nu een aantal onhandige en benauwde lokalen. Sommige lokalen lopen in een rare hoek. Ook zijn er lokalen met blinde muren om de privacy in de tuinen van de buren te waarborgen, waardoor het binnen vrij donker is. Of er staat een steunpilaar midden in het lokaal. Tulen: “Er is hier totaal geen ruimte om te groeien, terwijl het wel een heel populaire school is. Hier ruimte winnen is creatief nadenken. Maar je moet ook scherp blijven op wat juridisch wel en niet mag.”

Schoolfacilities, januari 2024

Aanpassen aan de bovenburen Buren die boren

Door de woningen erboven moet er ook rekening worden gehouden met de bovenburen. Het vergroenen van het schoolplein om zomerse hitte te dempen, vergde veel overleg. Tulen: “Andersom is het ook aanpassen. Als er een bewoner wil gaan klussen zit je met harde boorgeluiden.” Binnen in de school is het inderdaad vrij gehorig. “Uitzicht op verbetering is er niet. Op basis van het bouwjaar is de school nog niet aan de beurt voor vernieuwing”, legt Tulen uit.

Een zee van ruimte

Hoe anders is het driekwart kilometer verderop over het spoor, in de hoogbouwzone van de stad. Tussen de hoogbouw staat de twee verdiepingen tellende, gloednieuwe school van het VMBO Trivium College. Een opvallend ruim perceel tussen de omringende flatgebouwen en woningen die qua hoogte allemaal boven de school uitsteken. Deze school heeft zowel


Huisvesting

17

binnen als buiten een zee van ruimte die goed beschouwd best wel dubbel kan worden gebruikt.

Flexibele ruimte

Het is een school van 4.679 vierkante meter voor maximaal 340 leerlingen. De bezetting wisselt van 280 tot 340 leerlingen in de toekomst. Meer vindt directeur Jan Nijhof niet gewenst. “Om de bedrijfsvoering rond te krijgen zijn zo’n 300 leerlingen voldoende”, geeft hij aan. Hier heeft de leerling dus bijna drie keer meer ruimte dan de basisschoolkinderen tien minuten wandelen verderop. Nijhof: “Destijds, bij de ontwikkeling van het nieuwe gebouw, hebben we vooral gekeken naar ruimte en de flexibele inzet hiervan. Met de praktijklokalen moet gewisseld kunnen worden omdat ook de inschrijvingen per studierichting niet altijd gelijk zijn.”

Gebruik buiten schooltijd

In theorie zou deze prachtige VMBOschool buiten schooltijd ook door anderen kunnen worden gebruikt, door omwonenden bijvoorbeeld. Zo is er een fijne buitenruimte en er zijn uitstekende sportfaciliteiten. Maar ook de verschillende ruimten binnen het gebouw lenen zich goed voor tal van andere activiteiten. “Vooralsnog is de vraag vanuit het schoolbestuur hoe we dat kunnen uitbesteden. Op dit moment wordt het Trivium College alleen nog als school gebruikt.”

foto; een lokaal van de Jorisschool met een steunpilaar.

Rust door akoestisch platen Decoratieve akoestiek

Je komt bij het Trivium binnen in de centrale hal met een speelse trap waar de school omheen is gebouwd. Nijhof: “We werken met leerhuizen en leerpleinen, hier kunnen de leerlingen zelfstandig of in groepjes aan hun opdrachten werken.” Een praktische oplossing voor klaslokalen waar vaak relatief veel leerlingen dicht op elkaar zitten, wat voor kinderen met concentratieproblemen lastig kan zijn. Nijhof wijst naar de wanden met wat op het eerste

De scholen in cijfers

Jorisschool

Triviumcollege

Onderwijs

primair

voortgezet

Omgeving

binnenstad

hoogbouwzone

Bouwlagen school

1

2

Bouwlagen woningen

3

0

Aantal leerlingen

220

340

Oppervlakkte binnen m2

965

4.679

- per leerling m2

4,3

13,7

Opperlakte buiten m2

1.375

9.708

- per leerling m2

6,25

30,3

Schoolfacilities, januari 2024

gezicht lijkt op decoratie. “We hebben hier een flinke hoeveelheid akoestische platen verwerkt. Daarom heerst hier zoveel rust.”

Voor iedereen zo’n school

Waar Sint Joris de gymzaal van een collegaschool moet delen met een buurtschool, heeft het Trivium College behalve een flinke sportzaal ook een fitnessruimte en een sportveld buiten met een betonnen trap als tribune. Er is een mooie kantine en ruime lerarenvertrekken. Op het dak liggen zonnepanelen. Ook boven is plaats om buiten te zitten. Kortom, er is ruimte te over voor iedereen en eigenlijk gun je elk kind zo’n fijne school.

Meer informatie Dit artikel is gebaseerd op een bezoek van het Bouwstenennetwerk aan beide scholen. Daarbij stond de ruimte en de ruimtelijke inpassing van scholen in hun omgeving centraal. Zie voor meer informatie bouwstenen.nl en het ontwikkelwerk rond het Deltaplan Scholen.


18

De verplichtingen stapelen zich op Door: Bert van de Bovenkamp

Onderwijsinstellingen zijn, net als andere organisaties, verplicht een Data Protection Impact Assessment (DPIA) uit te voeren voor bepaalde categorieën IT-toepassingen. Sommige organisaties zijn daar nog niet eens aan toegekomen, maar nu komt er alweer een verplichting bij: de Fundamental Rights Impact Assessment (FRIA).

Hoe zat het ook alweer met die DPIA’s en wat is nou weer een FRIA?

gevallen een DPIA moet worden gedaan. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft een lijst opgesteld van soorten verwerkingen waarvoor een DPIA verplicht is, maar die lijst is niet uitputtend. Voor gevallen die niet beschreven staan hebben de Europese

privacytoezichthouders gezamenlijk een criterialijst opgesteld.

Met terugwerkende kracht

Een DPIA wordt bij voorkeur uitgevoerd voordat bepaalde software in gebruik wordt genomen. We zien steeds vaker dat DPIA’s ook worden uitgevoerd op toepassingen die al jaren in gebruik zijn. Voor het

mbo inventariseerde ICTRecht de privacyrisico’s van het door veel mbo-instellingen gebruikte studenteninformatiesysteem Eduarte van Topicus. En ICT-coöperatie voor het primair en voortgezet onderwijs SIVON, heeft voor haar leden DPIA’s uitgevoerd voor Microsoft 365, de Google Workspace for Education, Parnassys, ESIS, Magister, SOM2Day en AFAS. Leden kunnen de uitkomsten gebruiken als basis voor hun eigen DPIA. Enkele marktpartijen spelen hier handig op in, door vooringevulde DPIA’s te leveren, die een school alleen nog maar even moet doorlopen.

AI zorgt voor extra verplichtingen

Een DPIA wordt bij voorkeur uitgevoerd voordat bepaalde software in gebruik wordt genomen. We zien steeds vaker dat DPIA’s ook worden uitgevoerd op toepassingen die al jaren in gebruik zijn. Voor het mbo inventariseerde ICTRecht de privacyrisico’s van het door veel mbo-instellingen gebruikte studenteninformatiesysteem Eduarte van Topicus. En ICT-coöperatie voor het primair en voortgezet onderwijs SIVON, heeft voor haar leden DPIA’s uitgevoerd voor Microsoft 365, de Google Workspace for Education, Parnassys, ESIS, Magister, SOM2Day en AFAS. Leden kunnen de uitkomsten gebruiken als basis voor hun eigen DPIA. Enkele marktpartijen spelen hier handig op in, door

DPIA

DPIA is de afkorting voor een Data Protection Impact Assessment. Een DPIA is een instrument om (liefst vooraf) de privacyrisico’s van een bepaalde verwerking van persoonsgegevens in kaart te brengen. Als organisatie moet je volgens de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) zelf bepalen of een gegevensverwerking een hoog privacyrisico oplevert en je dus een DPIA moet uitvoeren. De AVG schrijft voor in welke

Schoolfacilities, januari 2024


19

ICT

vooringevulde DPIA’s te leveren, die een school alleen nog maar even moet doorlopen.

Risicocategorieën

Hoe hoger het risico van een AI-systeem, hoe meer verplichtingen er moeten worden nageleefd. Het risico wordt bepaald op basis van het beoogde doel van het gebruik van de technologie en de sector waarin deze wordt ingezet. De AI Act onderscheidt vier risiconiveaus: onaanvaardbaar, hoog, beperkt en minimaal risico. AI-systemen die in de eerste categorie vallen zijn bijvoorbeeld het gebruik van een social scoring systeem (zoals in China) of realtime biometrische systemen voor identificatie op afstand in de openbare ruimte. Deze worden in de voorgestelde AI Act verboden, omdat ze schadelijk zijn en in strijd met de waarden van de EU. Voor AI-systemen die in categorie ‘beperkt risico’ vallen, gelden vooral transparantievereisten, zodat mensen weten dat ze met een AI-systeem te maken hebben. Denk hierbij aan het gebruik van chatbots door webshops of deep fakes. Voor de categorie toepassingen met minimaal risico, zoals spamfilters en AI in videogames, gelden geen verplichtingen, hiervoor wordt alleen aanbevolen om gedragscodes op te stellen.

De FRIA in het kort

De FRIA-verplichting geldt voor toepassingen die binnen de categorie ‘hoog risico’ vallen. In het onderwijs gaat het om AI-systemen voor het toelaten en beoordelen van leerlingen en studenten, mogelijk zullen hier ook adaptieve leermiddelen en fraudedetectiesystemen onder komen te vallen.

Een FRIA bestaat doorgaans uit de volgende stappen: • Identificeer welke toepassingen moeten worden beoordeeld en welke fundamentele rechten mogelijk in het geding zijn; • Beoordeel de mogelijke impact (ernst en waarschijnlijkheid) op de geïdentificeerde fundamentele rechten; • Ontwikkel maatregelen om de geïdentificeerde risico's te beperken of te voorkomen. Bijvoorbeeld: de implementatie veranderen of aanvullende beschermende maatregelen nemen; • Monitor het gebruik van de toepassing en beoordeel de effectiviteit van de beschermende maatregelen. Zo nodig eventuele nieuwe risico's identificeren en aanvullende maatregelen treffen.

De verplichtingen op een rijtje

De AI Act stelt nog wat aanvullende eisen. Er komt vanaf 2026 dus nogal wat bij kijken voordat een onderwijsinstelling met een AI-toepassing kan werken. Wanneer in een hoog-risico AI-toepassing persoonsgegevens worden verwerkt, is het volgende verplicht: • Borging van gebruik van het systeem in overeenstemming met de gebruiksaanwijzing; • Beperking van inputdata tot relevant en voldoende representatief voor het beoogde doel; • Menselijk toezicht op het AI-systeem; • Logbestanden bewaren; • Personen waarover met behulp van AI besluiten worden genomen, worden geïnformeerd.

Meer details over DPIA vindt u op:

Schoolfacilities, januari 2024


20 Scholen krijgen begeleiding van provincie

Duwtje in de rug bij verduurzaming Door: Yara Hooglugt Onderwijsorganisaties die willen verduurzamen, hoeven vaak het wiel niet zelf uit te vinden. Wie aanklopt bij het Ontzorgingsprogramma Maatschappelijk Vastgoed, kan gratis advies en ondersteuning krijgen. “We kunnen veel uit handen nemen, maar eigenaarschap blijft essentieel.” Het Ontzorgingsprogramma Maatschappelijk Vastgoed is in 2021 door het Rijk geïntroduceerd om vastgoedeigenaren te ondersteunen bij het verduurzamen van hun gebouwen. Scholen die minder dan vijftien gebouwen in beheer hebben, komen in aanmerking.

Schouw en adviesgesprek

“Het ondersteuningstraject start al vanaf het moment dat wij het aan-

meldingsformulier binnenkrijgen”, vertelt Ranès Rioza, projectleider bij de provincie Zuid-Holland. “De eerste stap is een intake met een duurzaamheidscoach die basale, maar belangrijke vragen stelt. Welk bouwjaar hebben de betreffende gebouwen? Is de organisatie btw-plichtig? Welke subsidies kunnen aangevraagd worden? Daarna wordt een schouw uitgevoerd door een

technisch specialist. Hij of zij bekijkt welke installaties al aanwezig zijn, hoe die ingeregeld zijn, wat het verbruik is, wat voor beglazing gebouwen hebben en of er zonnepanelen liggen. Nadat er een rapport is opgesteld, volgt er een adviesgesprek. Ook de duurzaamheidscoach, die het gehele traject betrokken blijft, is daar weer bij aanwezig. Aan de hand van de voorgestelde maatregelen kan een school vervolgstappen nemen.”

Aanjagen

Die vervolgfase is cruciaal, weet Rioza. Dat komt mede doordat een gebouwbeheerder terug moet naar het schoolbestuur, waarna het vaak een uitdaging is vaart te houden in de interne besluitvorming. “Daarom bellen onze coaches ook periodiek na; ze blijven echt actief betrokken als najager en mentor. In het beste geval besluit een bestuur de maatregelen deels of zelfs geheel uit te voeren met eigen middelen, maar vaker zijn die middelen niet aanwezig of niet toereikend. In zo’n geval kunnen wij een specialist inschakelen die een businesscase opstelt. Wat zijn de terugverdientijden, welke externe financiering kan worden aangetrokken en hoe staat de gemeente erin? We starten dan een financieel maatwerktraject.”

Leerlingen en directeur Johan Matze van School met de Bijbel in Nieuw Beijerland samen met de nieuwe zonnepanelen en de provincieadviseur Stefan Romijn.

Schoolfacilities, januari 2024


Huisvesting

21

Gemeentegeld

Met name bij de financierende rol van de gemeente loopt het nogal eens spaak, ziet Wicher Schönau, projectleider bij het ontzorgingsprogramma in Overijssel. Het zijn immers gemeenten die vaak de grote investeringen in duurzaam maatschappelijk vastgoed moeten doen, maar prioriteiten verschillen per gemeente. “Sommige scholen zijn al opgenomen in het Integraal Huisvestingplan, oftewel het IHP, van hun gemeente. Als dan ook nog eens blijkt dat de school binnenkort aan de beurt is voor verduurzaming, is dat helemaal mooi. Veel moeilijker wordt het wanneer een school bijvoorbeeld over zes jaar aan de beurt is voor IHP-investeringen. Dan is het zaak om met goede plannen naar de gemeente te stappen, om te proberen die IHP-investering naar voren te halen. Ook daarin kunnen wij scholen helpen.”

Subsidies en leningen

Het ontzorgingsprogramma is er ook voor bedoeld om gebouweigenaren te motiveren om stappen te zetten met eigen middelen. Schönau: “Het gesprek daarover, en over aanvullende mogelijkheden voor financiële dekking, is wat makkelijker geworden sinds eind 2022 de DUMAVA zijn intrede deed, de subsidieregeling voor duurzaam maatschappelijk vastgoed. Een deel van de investering kan nu gedekt worden door de DUMAVA: dat is eigenlijk 30 procent beschikbaar voor de onrendabele top van maatregelen. Natuurlijk moet je dan 70 procent nog steeds zelf financieren, maar daarvoor zijn er leenfaciliteiten tegen heel goede voorwaarden. Net zoals bij buurthuizen en zorginstellingen, proberen wij zo veel mogelijk koudwatervrees weg te nemen die bij schoolbesturen bestaat wanneer het over lenen gaat. Een lening wordt tenslotte een stuk aantrekkelijker als je ziet hoeveel geld je na een investering op de energierekening bespaart. Ook bij subsidieaanvragen kunnen wij uiteraard begeleiden – soms zelfs tot de laatste druk op de verzendknop aan toe. Op deze manier hopen we dat scholen er vertrouwd mee raken om

Wicher Schönau

Ranès Rioza

met eigen middelen stappen te zetten. Als de eerste stappen namelijk zijn gezet, hebben wij er vertrouwen in dat er op de langere termijn meer zullen volgen.”

voor kleinere organisaties. Zo kan een school bijvoorbeeld naar een interessante netwerkbijeenkomst op een vrij kosteneffectieve en laagdrempelige manier. Bouwstenen voor Sociaal is een belangrijke kennisdrager en netwerkhouder. De early adopters hebben we nu mee, de grote massa moet nog komen.”

Verbinding

De behoeften verschillen per school, legt Rioza uit. “Zo kan het zijn dat leerlingen in de kou zitten omdat de ramen open moeten om de luchtkwaliteit gezond te houden. Ook zijn er, zeker sinds de energiecrisis, genoeg scholen die willen besparen op de energierekening.” Wat de behoeften ook zijn, eigenaarschap blijft essentieel. Rioza: “De term ‘ontzorging’ is daarom misschien een beetje te ruim in deze context. Wij ondersteunen, reiken handvatten aan en delen onze kennis, maar een organisatie moet het uiteindelijk zélf doen.” En, onder het mom van ‘goed voorbeeld doet goed volgen’: het ontzorgingsprogramma dient ook als verbindingsstuk tussen verschillende organisaties. “We organiseren ook inspiratiebezoeken aan organisaties die succesvol hebben verduurzaamd met onze hulp; daar komen altijd veel partijen op af. Daarnaast hebben we workshops en kennisbijeenkomsten om zo veel mogelijk partijen te enthousiasmeren.” Schönau: “We zijn inmiddels zo’n drie jaar aangesloten bij Bouwstenen voor Sociaal. Het mooie is dat wij ons lidmaatschap middels vouchers beschikbaar stellen

Schoolfacilities, januari 2024

Aanmelden voor het ontzorgingsprogramma Voor scholen in Zuid-Holland:

Voor scholen in Overijssel:

De eerste stap is een intake met een duurzaamheidscoach


22

Gezien &gelezen Mbo-traineeships

Facilicom Group biedt als één van de eerste bedrijven in Nederland een traineeship aan voor mbo’ers. Dit tweejarige programma leidt praktisch geschoolden op voor operationeel leidinggevende functies binnen het bedrijf. Hiermee investeert Facilicom Group in deze voor hen belangrijke groep werknemers. Mbo’ers met een diploma op niveau 4, ongeacht studierichting, met maximaal vier jaar werkervaring kunnen zich aanmelden voor het programma. Het opzetten van een mbo-traineeship is een maatschappelijke keuze voor Facilicom. Dit traineeship is voor mbo’ers een heel mooie kans om zich op persoonlijk en professioneel vlak te ontwikkelen. Er is veel belangstelling voor het programma, merkt Facilicom Group. Het bedrijf krijgt tientallen aanmeldingen, meer dan de beschikbare 12 plekken. Mbo’ers willen zich net als hbo’ers en universitair geschoolden ontwikkelen en een carrière opbouwen. Facilicom hoopt dat meer bedrijven volgen met het opzetten van traineeships voor hen. Het is tijd dat mbo’ers de waardering en erkenning krijgen die ze verdienen.

Vitale scholen in Nieuwegein

Aardgas in het practicumlokaal

De gemeenteraad van Nieuwegein heeft in november 2023 besloten tot het vernieuwen van al haar onderwijsgebouwen. Al langere tijd was er sprake van een onderzoek naar de scholen in Nieuwegein en de stand van zaken. De schoolgebouwen, veelal daterend uit de jaren ‘70, hebben volgens de gemeente en haar inwoners te veel erfgoedwaarde om te slopen. Bovendien kan soms een gebouw met wat aanpassingen zo weer 40 jaar mee. Het onderzoek Vitale Scholen geeft Nieuwegein goed inzicht in de staat van haar onderwijshuisvesting en de mogelijkheden om deze te verduurzamen en moderniseren. Per school kreeg de gemeente Nieuwegein inzicht in hoe vernieuwbouw staat tegenover nieuwbouw of instandhouding van het bestaande gebouw. Hierbij speelden erfgoedwaarde, duurzaamheid en technische-, ruimtelijk functionele- en kostenaspecten een rol. Op basis daarvan heeft de gemeenteraad nu besloten om tot vernieuwing van het onderwijsvastgoed over te gaan, in plaats van te kiezen voor nieuwbouw. Het onderzoek is uitgevoerd door BBN Adviseurs.

Zijn er veilige en betaalbare alternatieven voor aardgas in het practicumlokaal? Bij scheikundepractica leren leerlingen werken met teclu- en bunsenbranders. Maar aardgas op scholen is niet langer vanzelfsprekend.

bbn.nl

www.facilicomgroup.nl

Schoolfacilities, Schoolfacilities, september januari 2024 2018

Nieuwe schoolgebouwen worden vaak zonder aardgasvoorziening opgeleverd en steeds meer scholen gaan ‘van het gas af’. Wat is dan een goed alternatief voor aardgas, dat betaalbaar én veilig is zodat scholen wel de practica kunnen blijven verzorgen? En moet je eigenlijk nog wel met teclu- of bunsenbranders werken? Of zijn er goede alternatieven? In het VO-signaal over veilige en betaalbare alternatieven voor aardgas in het practicumlokaal zet Voion een aantal mogelijkheden op een rij, inclusief de voor- en nadelen. Ook bevat het VO-signaal aanbevelingen over het gebruik ervan. Dit VO-signaal is in samenwerking met de NVON (Nederlandse Vereniging voor het Onderwijs in de Natuurwetenschappen) tot stand gekomen. U kunt het VO-signaal gratis downloaden via www.voion.nl


23

Onder één dak

Duurzaam Planon

Structureel geld

In Nederland worden steeds meer Integrale Kind Centra (IKC’s) gerealiseerd: onderwijslocaties waar kinderen van 0 tot en met 12 jaar hun dag doorbrengen in hetzelfde gebouw, vanuit één pedagogische visie op zelfontplooiing en ontwikkeling.

Planon heeft zich aangesloten bij het Global Compact-initiatief van de Verenigde Naties. UN Global Compact is het grootste zakelijke duurzaamheidsinitiatief ter wereld. UN Global Compact is een wereldwijde oproep aan bedrijven om hun bedrijfsvoering en strategieën af te stemmen op tien wereldwijd geaccepteerde principes voor mensenrechten, arbeid, milieu en corruptiebestrijding. Bovendien wordt het bedrijfsleven hiermee opgeroepen actieve steun te geven aan de doelen en kwesties die de Verenigde Naties nastreven met hun Duurzame Ontwikkelingsdoelen. Planon is internationaal leverancier van software voor slim en duurzaam gebouwbeheer die gebouwen, mensen en processen verbindt. Met de deelname aan UN Global Compact wordt Planon onderdeel van een wereldwijde gemeenschap van organisaties die streven naar verantwoord ondernemen voor een betere wereld. UN Global Compact werd gelanceerd in 2000. Inmiddels heeft het initiatief de steun van meer dan 15.000 bedrijven en 3000 niet-zakelijke organisaties uit meer dan 160 landen, en meer dan 70 lokale netwerken.

De Onderwijsraad pleit in een brief aan het kabinet voor structurele investeringen in het onderwijs. De raad roept het nog te vormen kabinet op om niet te kiezen voor tijdelijke investeringen en losstaande voornemens.

In Synarchis 15 jaar! gaat het gesprek over aandachtspunten en mogelijkheden die voor gemeenten, schoolbesturen en kindpartners van belang zijn als het gaat om gezamenlijke huisvesting. “Door de jaren heen zie je dat de basisschool, kinderopvang en de peuteropvang steeds vaker op dezelfde locatie gehuisvest worden,” vertelt Christianne van Overmeeren, huisvestingsadviseur bij Synarchis en betrokken bij de ontwikkeling van verschillende Integrale Kind Centra. Regelmatig komt daar ook ruimte voor ontmoeting, welzijnsactiviteiten of een gymzaal bij die je naast de wekelijkse gymlessen ook voor andere activiteiten kunt gebruiken. Langzaam maar zeker ontstaan er samenwerkingen tussen verschillende organisaties, vanuit de visie op de (talent)ontwikkeling van kinderen: Integrale Kind Centra. Behalve het bouwen voor verschillende organisaties die gebruik maken van hetzelfde gebouw, zijn er ook vraagstukken over toekomstbestendigheid en duurzaamheid. Al deze organisaties moeten samenwerken en een visie ontwikkelen op gebruik en toekomst van het gebouw.

www.planonsoftware.com/nl/

www.synarchis.nl

Schoolfacilities, september 2018 Schoolfacilities, januari 2024

Een langetermijnaanpak en geen bezuinigingen: dat heeft het onderwijs volgens de Onderwijsraad nodig “om een doorbraak te forceren in de oplossing van de grote vraagstukken”. Die vraagstukken hebben met name te maken met de grote thema’s: onderwijskwaliteit, kansengelijkheid en onderwijs als publieke voorziening. “De drie meest prangende en urgente problemen zijn de aanhoudende en ongelijk verdeelde lerarentekorten, de dalende onderwijsprestaties in taal en rekenen/ wiskunde en de kansenongelijkheid en sociale segregatie in het onderwijs”, schrijft de Onderwijsraad. Om echt stappen te kunnen zetten richting verbetering, zijn bezuinigingen wel het laatste waar het onderwijs baat bij zou hebben, aldus de raad. “Elke ambitie voor kwalitatief goed en toegankelijk onderwijs staat of valt met toereikende structurele financiering. Daar ontbreekt het nu al aan.” Het kabinet wordt daarom dus dringend opgeroepen tot consistent langetermijnbeleid en structurele en toereikende bekostiging.


24

foto: © Nils Käller

Een IKC maken is voor de troepen uit lopen Door: Astrid de Bondt

Zo’n 350 professionals uit de kinderopvang bogen zich op 8 november 2023 tijdens het Kindcentrumcongres over de vraag ‘IKC-ontwikkeling: waar zijn we nou eigenlijk mee bezig?’ Belangrijkste conclusie: het is een nieuwe organisatievorm en de wetgeving is er nog niet op ingericht, maar we beginnen met onze teams. Wanneer begin je vragen te stellen over wat een IKC betekent voor de huisvesting en inrichting van een school? En hoeveel invloed heeft de bestaande of mogelijke huisvesting op het hele proces? Het waren vragen die de hele dag door het hoofd van de deelnemende Bouwstenenprogrammamaker spookten.

Dat voorlopig even terzijde. Uiteraard stond tijdens het Kindcentrumcongres de begeleiding van het kind centraal voor alle aanwezige pedagogisch medewerkers. Twaalf van de zestien deelsessies op de dag gingen daar dan ook over. Maar ook in de plenaire sessies werd duidelijk dat als je een IKC gaat organiseren, je dat moet doen terwijl je steeds weer de vraag stelt: wat heeft het kind nodig? Daarin kunnen alle beoogde partners elkaar vinden. Daarmee kunnen ze oude ideeën over hoe het hoort of hoe het in hun eigen organisatie ‘nou eenmaal gaat’ loslaten en kunnen schotten tussen school, zorg en kinderopvang wegvallen. Ook bij het (her)ontwikkelen van de huisvesting staat die vraag dus voorop.

Schoolfacilities, januari 2024

Gewoon beginnen en accepteren dat het zeer gaat doen Fouten maken moed

Volgens Joke Tillemans, bestuurder van KIEM Onderwijs en Opvang, die het congres opende, gaat het niet om het genereren van nieuwe ideeën, maar om het loslaten van oude. Ze maakte duidelijk dat nieuw starten met een IKC niet bestaat, mensen komen al van een school en nemen hun eigen organisatie-behoeften mee. Klein starten werkt dan beter. Gewoon beginnen en accepteren dat het zeer gaat doen en dat er fouten gemaakt zullen worden. Oftewel, zoals ze groot op het scherm liet zien: fouten maken moed.


IKC

Een IKC moet je zien als een nieuwe organisatie Nieuwe visie nodig

Christy Pach vertelde in een deelsessie namens Vereniging Netwerk Kindcentra dat je een IKC moet zien als een nieuwe organisatie, waar een flinke leiderschaps- en teamontwikkeling voor nodig is. Het gaat erom een sterke visie voor de organisatie neer te zetten. Lastig, want elke organisatie heeft al zijn eigen visie en die kan bovendien binnen een organisatie ook nog per locatie verschillen! Het belangrijkste is dat er één gedeelde visie ontstaat en niet dat de kinderopvang en/of zorgfuncties in een school ‘erbij’ worden gedaan.

Mooi gebouw geen voorwaarde

In het tweede plenaire gedeelte ging de groep nog wat verder en werd eenieder aangespoord om te starten vanuit een gedeeld mensbeeld of wereldbeeld. Daaruit volgt je onderwijs- en opvangvisie. Van daaruit kun je een succesvol IKC starten, ook in een gebouw dat niet perfect is. Er worden veel gebouwen neergezet in Nederland waarbij menig bestuurder of professional denkt: ‘Ja, zo kan ik het ook’, maar dat is maar ten dele terecht.

dat sommige gemeenten er nu voor kiezen om voor alle huidige en toekomstige IKC’s en (ver)brede scholen een aanpak vast te leggen, zodat dat gewoon duidelijk is.

25 geldt dit niet. Vermoedelijk zal overigens per 1 januari 2025 in de Onderwijswet het investeringsverbod voor Primair Onderwijs vervallen.

Didam-jurisprudentie

Onderwijswet zorgt voor onduidelijkheid Onderwijswet in de weg

Lastig is dat de onderwijswetgeving voor onduidelijkheid zorgt of zelfs tegen de belangen van IKC’s lijkt in te gaan. Gemeenten kiezen vaak voor juridisch en economisch eigenaarschap van het gebouw, vanwege de jurisprudentie dat huuropbrengsten van ruimten met voormalige schoolbestemming aan de school vervallen. Als de school als verhuurder optreedt, blijven het onderwijsmeters, waarvoor volgens de onderwijswetgeving de ontruimingsbescherming niet geldt. Dat zorgt misschien voor lage huur, maar ook voor een onzekere toekomst voor de andere deelnemers in een IKC. Als een gemeente verhuurt,

Een heikel punt bij eigenaarschap bij gemeente blijkt de jurisprudentie rond het Didam-arrest. Stel dat er een succesvolle IKC-organisatie is ontwikkeld en een gemeente na een paar jaar moet aanbesteden? Kan het dan zijn dat één van de partners ineens moet vertrekken? Kan men dan gedwongen zijn om in zee te gaan met een organisatie waarvan de pedagogische visie afwijkt? En hoe verhoudt zich dat tot de grondwettelijke ‘vrijheid van inrichting’ voor het onderwijs? In het hele land wordt er gezocht naar het antwoord op dit soort vragen.

Starten vanuit gedeeld mens- of wereldbeeld

Keuzes maken voor beheer

Met Bert Franssen van Team Sygma zoomde een aantal deelnemers in een deelsessie in op beheer- en exploitatievraagstukken. Rode draad in zijn verhaal was dat standaardisering nodig is. Er zijn verschillende beheerconstructies mogelijk (penvoerderschap, beheerstichtingen, vve, woningcorporatie als eigenaar, commerciële eigenaar) en daartussen én daarbinnen zie je veel verschillen. Het ontwikkelen en oplossen van vraagstukken kost nu in het hele land veel tijd en die tijd gaat af van het primaire proces. Hij vertelde

foto: © Nils Käller

Schoolfacilities, januari 2024


26

Het failliet van zelf ontdekkend leren Door: Janny Groen In zijn boek Nog wat geleerd vandaag? veegt auteur Maarten Huygen de vloer aan met, veelal door links geïnspireerde onderwijsvernieuwingen. Het kind moet niet de regie krijgen in zijn onderwijstraject, de regie moet terug naar de docent, leraar, onderwijzer of leerkracht. Welke benaming je ook wilt hanteren. In het onderwijs moet kennisoverdracht en instructie weer centraal komen te staan, stelt Huygen, die vier jaar over onderwijs schreef voor de NRC. ‘Leraren willen niet lijdzaam toezien hoe leerlingen het buskruit aan het uitvinden zijn.’

Goede schoolleider

Wat moeten schoolbesturen doen om kennisoverdracht in hun scholen weer op de rails te krijgen? Over deze vraag hoeft Maarten Huygen, auteur van het boek 'Nog wat geleerd vandaag?' Hoe kennis terugkeert in het onderwijs, geen seconde na te denken. ‘Heel belangrijk is een goede schoolleider aanstellen. Een directeur die in staat is leerkrachten te koesteren. Die ervoor zorgt dat de onderwijzers, of ze nu full time voor de klas staan of parttime, ongezien kunnen samenwerken. Zo’n schoolleider, ik heb het nu over basisscholen, is best wat geld waard.’

Werk uit handen

Huygen doelt op leiders als Eva Naaijkens van de Alan Turingschool uit Amsterdam Oost, aan wie hij het eerste exemplaar van zijn boek overhandigde tijdens de presentatie op 21 november 2023. Zij past niet in het rijtje managers op wie in het onderwijsveld nogal eens wordt gescholden. Omdat ze, vaak uit hobbyisme of omdat ze vatbaar zijn voor commerciële lobbyisten of steeds weer overbodige nieuwe taken verzinnen voor hun leerkrachten.

Primair gericht op bijbrengen van kennis

'Nog wat geleerd vandaag?' van Maarten Huygen

Schoolfacilities, januari 2024


27

Leren Naaijkens neemt haar vaak overbelaste onderwijzers juist werk uit handen, prijst Huygen haar bij zijn boekpresentatie. Zij zorgt ervoor dat het onderwijs op haar school, die primair gericht is op het bijbrengen van kennis, soepel verloopt.

Ik doe het zelf leren

Zowel op haar vorige school voor speciaal onderwijs in Amersfoort als op de Alan Turingschool staat de leraar centraal. Die heeft de regie over kennisoverdracht en niet het kind. Daarmee druist de school in tegen de ‘modieuze trend waarin het kind de regie krijgt’, zegt Huygen. In zijn boek geeft hij een paar voorbeelden van ‘het doe het zelf leren’. Basisschool De Odyssee in Almere, die uitgaat van “Ik, het kind”, zoals de “Iktelefoon”, de “Iphone” uitgaat van “Ik, de consument”. Op de site staan koppen “Ik”, “Ik en mijn opvoeder”, “Ik en de wijk”, “Ik en school”. Die school is gericht op ‘ontdekkingsgericht leren’. Het onderwijs gaat uit van de wereld en omgeving van het kind, is er niet op gericht dat kinderen zich buiten hun eigen wereld verplaatsen. Leergemeenschap De Pit in Groningen hanteert het ‘levend leren’. Zaken die onder kinderen leven worden opgepakt als vertrekpunt van ontwikkeling.

Maarten Huygen (Programme for Internationaal Assessment uit 2022, red.). Uit dat internationaal vergelijkend onderzoek bleek dat 33 procent van de 15-jarige Nederlandse leerlingen onvoldoende leesvaardig is, ruim onder het internationaal gemiddelde. In PISA-2018 was dat een kwart.’

In Nederland wordt nu ook alarm geslagen

Laat mee begonnen

U keert zich in uw boek tegen deze trend, houdt een vurig pleidooi voor de terugkeer van instructie en kennisoverdracht. Wat is de voornaamste reden? Huygen: ‘Die ligt voor de hand. Nederland, en ook Vlaanderen, hebben het zelf ontdekkend leren pas laat omarmd. Zo rond de eeuwwisseling. De Angelsaksische landen en Frankrijk, Zweden en Finland zijn er veel eerder mee gaan experimenteren en zijn eerder geconfronteerd met de inflatie van cijfers en de achteruitgang van onderwijsresultaten. In Nederland wordt nu ook alarm geslagen. De basisvaardigheden, rekenen en lezen, hollen achteruit. Met name op taalvaardigheid scoort Nederland slecht. Op 5 december 2023 werd de nieuwste PISA-test gepubliceerd

Waardering voor kennis

‘Uit ander internationaal onderzoek onder tienjarigen bleek Nederland ook onder het gemiddelde te zijn gezakt. In het rapport Staat van het Onderwijs 2023 constateert de Inspectie van het Onderwijs dat de basisvaardigheden verder verslechteren. Te veel basisschoolleerlingen halen het taal- en rekenniveau niet dat nodig is om zonder problemen naar de middelbare school te gaan. Ik ben vier jaar onderwijsredacteur geweest voor de NRC. Ik merkte dat steeds meer leraren genoeg kregen van al die experimenten en hervormingen. De waardering voor kennis in het onderwijs keert langzaam terug. Er komt een beweging op gang die kennisoverdracht in het

Schoolfacilities, januari 2024

onderwijs wil inrichten op basis van wetenschappelijke inzichten.’

Zo groeit ongelijkheid

Jan Fasen, een van de oprichters van de Agora-scholen, stelt juist dat leraren schoon genoeg hebben van het rijtjes stampen en van toetsweken. Veelal zijn procedures en structuren belangrijker dan mensen, zegt hij. Als het kind zelf de motor kan zijn van het onderwijsproces, keert het plezier terug. Zowel bij de leerlingen als de coachende leerkrachten. Huygen: ‘Het Agoraonderwijs vereist een enorme betrokkenheid van ouders. Die helpen vaak bij het maken van werkstukken die hun kinderen niet aankunnen. Of ze krijgen bijles. Kinderen van welgestelde of goed opgeleide ouders lopen weinig risico bij experimenten. Kinderen uit achtergestelde gezinnen hebben die mogelijkheden niet. Zo groeit de ongelijkheid.’

Niet terug naar vroeger

‘We gaan ook zeker niet terug naar vroeger. Onderwijs is weliswaar geen wetenschap, maar kan wel verrijkt worden met nieuwe didactische kennis, met nieuwe inzichten over directe instructie. De moderne onderwijzer krijgt, wetenschappelijk onderbouwd, zijn onafhankelijke rol terug. En hoeft niet langer lijdzaam toe te zien hoe de leerlingen het buskruit opnieuw aan het uitvinden zijn.’


28

Het gebruik van het woord onderwijzer vraagt enige uitleg, zegt Huygen. Ook in zijn boek volgt hij niet altijd het officiële jargon, omdat dat jargon tot misverstanden kan leiden. Onderwijzer is afgeschaft ten gunste van leraar. Ten onrechte, vindt hij. ‘Zo wordt miskend dat de onderwijzer vergeleken bij de gespecialiseerde leraar aan het voortgezet onderwijs een unieke alleskunner is. Het zou mooi zijn als die aparte benamingen voor gelijkwaardige beroepen zouden terugkeren.’

De onderwijzer krijgt zijn rol terug

Leren

Zoals verkeerslessen

Een van de didactische vernieuwers die aan bod komen in Huygens boek is emeritus-hoogleraar Onderwijspsychologie Paul Kirschner. Bij de boekpresentatie trakteert hij de toehoorders op een minicollege over het trainen van het korte- en langetermijngeheugen. Hij doet dat aan de hand van verkeerslessen die hij zijn achtjarige kleindochter Elsa gaf. Kirschner is ook lid van het RED-team Onderwijs, dat problemen in het onderwijs analyseert, plannen, maatregelen en wetgeving beoordeelt met een groene, gele of rode kaart. Met de verkeerlessen haalt Kirschner de methodiek van onderzoekend leren, stap voor stap onderuit. Want, stelt hij, geen enkele verantwoordelijke ouder laat zijn kind zelf onderzoeken hoe de regels werken in het verkeer. Elsa, op pad met haar grootvader, leert dat zij mag oversteken als het licht op groen springt. Maar ze moet wel eerst links, dan rechts en dan weer links kijken. Waarom opa? Omdat er auto’s en fietsen van links en rechts kunnen aankomen. Soms rijden die door. Weet Elsa wat links en rechts is? Zo gaat het ook bij het oversteken op een zebrapad, het benaderen van haaientanden, stopborden, et cetera. Kirschner vertelt dat hij zijn kleindochter voortdurend ondervraagt. Door oude vragen te herhalen en steeds weer nieuwe vragen te stellen over diverse situaties, komt hij er achter wat ze al weet en wat niet. Pas als hij er vertrouwen in heeft dat ze mogelijk zelf het verkeer in kan, geeft hij Elsa de leiding aan zijn hand.

Uitwisselen inzichten

Scholen die geïnteresseerd zijn in de inzichten van kennisoverdragende onderwijshervormen zijn te vinden bij het RED-team, waar Kirschner lid van is. Bij ResearchEd, een internationaal netwerk waarbij in Nederland zo’n 1.000 tot 1.400 leraren zijn aangesloten. ResearchEd, in 2013 opgericht door de Brit Tom Bennett, organiseert conferenties waar cognitief psychologische inzichten worden uitgewisseld. Daar gaat het

Schoolfacilities, januari 2024

niet alleen over taal en rekenen, maar ook over andere vakken. Bijvoorbeeld aardrijkskunde didactiek. Lees het AOb-blad en het tijdschrift Didactiek. En volg op X @Onderwijsgek, of te wel bevoegd schoolmeester Marcel Schmeijer, die expliciete directe instructie propageert.’

Rechtse partijen

Huygen: ‘Politiek links gaat vaak met de mode mee vanuit de gedachte dat ze de ongelijkheid willen bestrijden. Zo wil de Amsterdamse wethouder Marjolein Moorman (PvdA-GroenLinks, red.) er ook flink geld tegenaan gooien om segregatie tegen te gaan en gelijkheid te bevorderen. Maar als iedereen hetzelfde slechte onderwijs krijgt, wordt de ongelijkheid alleen maar groter. Omdat rijke en hoogopgeleide ouders de gaten kunnen dichten. Het is dus een verkeerde emancipatiegedachte. In andere landen waar eerder met die kindcentraal-experimenten is begonnen, zijn de modieuze hervormingen teruggedraaid door conservatieve regeringen. Het is wel zuur dat voornamelijk rechtse partijen kennisinstructie en het bijbrengen van de basisvaardigheden noemen in hun programma.’


29

Column

Onderwijshuisvesting is geen gebouw maar een dienst

? Wie vraagt naar de kosten van een taxi, zal horen dat een ritje door de stad gauw € 25,- kost. Wie vraagt naar de kosten van een hotel, zal zo’n € 100,- per nacht als antwoord krijgen. Beide antwoorden zijn gerelateerd aan een eenheid die voor de gebruiker van betekenis is, de dienst. Op basis daarvan kan de gebruiker een afweging maken; de taxi nemen of toch maar met de bus. Wie naar de kosten van onderwijshuisvesting vraagt, krijgt een geheel ander antwoord. Dat antwoord gaat niet over de dienst maar over het productiemiddel waarmee de dienst wordt geleverd, het gebouw. Het antwoord gaat over investeringskosten die vaak per m2 worden uitgedrukt. In de systeemwereld van onderwijshuisvesting kost een taxi geen € 25,- maar € 60.000,-. Of nog preciezer: € 7.500 per m2 als we ervan uitgaan dat het bruto vloeroppervlak van een taxi 8 m2 is. De wereld van onderwijshuisvesting lijkt op een eiland dat is afgedreven van de reguliere vastgoedwereld. Een eiland met eigen protocollen, normen en begrippen. Dat voelt na zoveel jaren veilig en vertrouwd, maar is zeker niet ideaal. De eenzijdige focus op investering en investeringskosten is een probleem. Deze focus laat namelijk het gebruik onbelicht. Dat leidt tot suboptimalisatie. Een

voorbeeld. Via standaardisering en schaalvergroting zoeken partijen thans naar mogelijkheden om de sterk gestegen investeringskosten te beheersen. Een nobel streven, maar ligt daar wel de oplossing? De ‘olifant in de kamer’ is de lage gebruiksintensiteit van schoolgebouwen. Het aantal klokuren van een basisschool ligt beneden de 1.000 uren per jaar. Op een potentiële capaciteit van 5.000 uur (14 uur per dag x 365 dagen) betekent dat een bezettingsgraad van slechts 20%. Daar komt bovenop dat sommige scholen minder leerlingen tellen dan waar deze scholen oorspronkelijk voor gebouwd zijn. Er zijn verschillende strategieën denkbaar om het gebruik van schoolgebouwen te intensiveren; zowel in het gebouw als op het gebouw. Maar zolang we deze strategieën niet calculeren, kunnen we ze ook niet afwegen. Natuurlijk heeft extra ruimte in de school ook een positieve kant. Juist door de kosten in relatie tot het gebruik te berekenen, bijvoorbeeld per leerling, maak je het gesprek daarover mogelijk. Laten we ons realiseren dat onderwijshuisvesting geen gebouw is, maar een dienst.

Schoolfacilities, januari 2024

Deze column is geschreven door Marc van Leent


30

Focus op leren in plaats van presteren Door: Tim Doan “Hoe kan het in het onderwijs en het personeelsbeleid van het onderwijs weer over ‘leren’ gaan?” Dat was de centrale vraag tijdens de sessie van Drives@School op het jaarcongres HRM in het onderwijs op 21 november.

Prestatiedruk in het onderwijs is een probleem dat al een tijdje speelt. Een leerling krijgt wel rond de 100 cijfers per jaar, wat gelijk staat aan 2,5 cijfer per week. Dit is niet de ‘schuld’ van de leerkrachten. Ook de schoolleiding, de onderwijsinspectie en de politiek spelen een rol.

Ieder op zijn beurt

Aart Brezet van Drives@School vertelt tijdens de sessie stap voor stap waar het probleem zit. “Het begint bij de politiek, die wil dat de resultaten verbeteren en zet druk met specifieke programma’s. De onderwijsinspectie spreekt de besturen aan op de resultaten en is daarmee in de controlemodus geschoten. Dit zet schoolleidingen aan tot allerlei verbeterprogramma’s voor leraren omdat het zo niet goed gaat. Leraren leggen de schuld dan vaak weer bij de leerlingen: die willen niets en moeten meer hun best doen. Prestatiedruk wordt van boven naar beneden doorgegeven.” Dit alles met als resultaat dat leerlingen ongemotiveerd rondlopen, zich alleen richten op cijfers, te weinig leren en daardoor juist minder presteren.

Het begint bij de politiek, die wil dat de resultaten verbeteren en zet druk

Aart Brezet

Schoolfacilities, januari 2024


Leren

Eigen patronen veranderen

“Als we dit patroon willen veranderen, is het belangrijk om onze eigen patronen te veranderen. En dat is mogelijk, want mensen zijn intrinsiek gemotiveerd om te leren”, vervolgt Brezet. “Mensen willen van betekenis zijn, zich competenter voelen en autonomie ervaren. Dus om fijn te kunnen leren is het van belang om aan te sluiten bij hetgeen mensen willen, te laten zien wat mensen wél kunnen en binnen kaders keuzes te bieden. Alles wat je aandacht geeft groeit. In het huidige systeem mag er door de prestatiedruk niets misgaan en ligt de focus sterk op problemen. Als je die onderzoekt, vind je meer problemen. Als we de focus verleggen naar succes, vind je meer succes. Dan ontstaat er positiviteit en leren mensen meer, want dan staat het brein open. Onder negativiteit gaat het brein dicht en gaan mensen vechten, vluchten of bevriezen.”

Je eigen potentieel zien

Het is de taak van de school ervoor te zorgen dat er een cultuur ontstaat waarin het leren centraal staat voor iedereen. Het valt stil in de zaal

wanneer Brezet de deelnemers van de sessie vraagt hoe vaak men naar een ander klaslokaal gaat om te leren van een andere docent. “Geen tijd”, noemt iemand. “En dat is precies het probleem”, antwoordt Brezet. “We nemen geen tijd om van elkaar te leren.” Hij benadrukt het belang van vragen stellen. Vragen als: ‘wat laat je zien als je op je best bent?’ en ‘stel dat je hier nog beter in kunt worden, hoe zou dat er dan uitzien?’ Dan gaat het niet om het presteren naar een norm, maar om wat je belangrijk vindt en je ontwikkeling daarin. Mensen gaan dan hun eigen potentieel zien.

Op leren sturen

“Schoolbestuurders die met visie en vertrouwen op ‘leren’ sturen, kunnen werken als een drukfilter naar de inspectie toe”, meent Brezet. “Zo kunnen schoolleiders bezig zijn met hoe professionals leren. Zodat zij een omgeving creëren waarin leraren dagelijks ontdekken hoe leerlingen leren en hoe ze dat effectief kunnen inzetten. Dan worden scholen plekken waar leerlingen echt leren en hun potentieel benutten. Dit kunnen we in het volste vertrouwen

31

doen, want dit is juist de weg om de politiek de resultaten te geven die zij willen zien. Leren is namelijk een voorwaarde voor presteren. Dus scholen mogen plekken zijn waar iedereen plezier in het leren ervaart. Dat is ook nog eens de belangrijkste oplossing voor het lerarentekort.”

Mensen willen van betekenis zijn, zich competenter voelen en autonomie ervaren

Hrm congres

Schoolfacilities, januari 2024


32 Deltaplan Scholen:

Reken maar uit: Scholen minimaal twee keer zo duur Door: Bouwstenen voor Sociaal

Om de gebouwen in het primair- en voortgezet onderwijs duurzaam door te exploiteren hebben gemeenten structureel minimaal twee keer zoveel geld in het gemeentefonds nodig, blijkt uit Bouwstenen-onderzoek. Met een handige rekenmethode kan iedereen het benodigde en van het Rijk ontvangen bedrag zelf uitrekenen. In de rekenmethode van Bouwstenen zijn de investeringen die gemeenten voor onderwijshuisvesting moeten maken toegerekend naar een bedrag per leerling per jaar. Daarbij is gebruikgemaakt van landelijke kengetallen en openbare data. Iedereen kan de berekening zelf voor de eigen gemeente maken. Het getal onderaan de streep is geen openingsbod, maar een minimum. In de berekening is uitgegaan van een heel lage ruimtenorm en is geen rekening gehouden met praktijkonderwijs, speciaal onderwijs, frictieleegstand, bevolkingsgroei en organisatiekosten. Ook de kosten voor onderhoud, die aan scholen wordt uitgekeerd, zitten er niet in.

Structureel te weinig

Op basis van het onderzoek is becijferd dat de gemeente Almere structureel minimaal € 40 miljoen per jaar nodig heeft om de gebouwen in het primair- en voortgezet onderwijs duurzaam door te exploiteren. Ze krijgt daarvoor maar € 20 miljoen van het Rijk. Enschede heeft minimaal € 23 miljoen nodig en moet het met € 12 miljoen doen. Haarlemmermeer krijgt € 13 miljoen, maar heeft zeker het dubbele nodig.

Voor Rotterdam ligt de verhouding anders, omdat grote steden meer geld in het gemeentefonds krijgen. Landelijk hebben gemeenten structureel minimaal € 2,6 miljard per jaar nodig en komen ze € 1,2 miljard tekort om de voorraad schoolgebouwen in stand te houden.

Kwaliteit verder achteruit

Inmiddels wordt algemeen erkend dat een goed schoolgebouw een belangrijke voorwaarde is voor goed onderwijs. Ook is al jaren bekend dat gemeenten te weinig geld van het Rijk krijgen om voor goede schoolgebouwen te zorgen. Ondanks alle inspanning en investeringen uit eigen middelen van gemeenten en scholen, ten koste van eigen beleid, zit er geen schot in de vernieuwingsopgave. In het huidige tempo kachelt de kwaliteit van de gebouwen verder achteruit, constateren gemeenten.

Inzet tij te keren

Gemeenten willen het tij wel keren en zijn bereid ook zelf te investeren, maar hebben daarvoor wel samenwerking met en meer geld uit Den Haag nodig. De berekening per gemeente laat zien hoeveel minimaal. Het is vooral een geldkwestie, zeggen gemeenten. Het is bekend aan welke kwaliteitseisen de gebouwen tegenwoordig moeten voldoen. Ook het (ver)bouwen zelf is niet ingewikkeld. Vrijwel alle gemeenten weten goed welke scholen als eerste aangepakt moeten worden en hoe ze dat moeten doen. Maar er is meer geld nodig om dat aan de praat te krijgen en de scholen in de toekomst überhaupt nog te kunnen exploiteren.

Schoolfacilities, januari 2024

Onnavolgbare regels

Een wetswijziging om het tij te keren is niet nodig. Wel kan er eens goed naar de regels rond de bekostiging van de onderwijshuisvesting worden gekeken. Die zijn bij velen niet bekend, zwaar verouderd, onlogisch en onnavolgbaar. Hoeveel ruimte een kind op school krijgt bijvoorbeeld is enorm gedetailleerd uitgewerkt, bijbehorende gegevens zijn niet te vinden en sluiten ook niet aan bij de regels rond de bekostiging, die op zichzelf ook weer onnavolgbaar zijn.

Vereenvoudigde som

In het Bouwstenen-onderzoek is die complexiteit omzeild door van de laagste ruimtenorm uit te gaan en zelf een overzicht te maken van het aantal vo-leerlingen dat in een bepaalde gemeente naar school gaat. Wat betreft de bekostiging via het gemeentefonds is gebruikgemaakt van de toolbox van de PO-raad (juni 2021). Inmiddels is de systematiek iets aangepast. Hoe zich dat vertaalt naar het bedrag dat de afzonderlijke gemeenten voor deze taak van het Rijk krijgen, is onduidelijk.

Minimale inzet

Als wordt uitgegaan van de ruimte die we tegenwoordig ‘normaal’ vinden, zijn de kosten voor leerlingen in het basisonderwijs niet € 881 per kind per jaar, maar al gauw € 1810 per kind per jaar (zie Schoolfacilities van mei 2023). In de berekening is uitgegaan van de laagste ruimtenormen en bedragen. Het netwerk wil daarmee voorkomen dat we met elkaar in een discussie belanden over wat we tegenwoordig ‘normaal’ vinden. Het benodigde bedrag onderaan de streep is een voorlopig en minimaal benodigd bedrag, waar Den Haag zich geen buil aan hoeft te vallen.


33

Deltaplan Rekening naar rijk

In Duitsland hebben ze dit probleem rond de bekostiging van onderwijshuisvesting niet, zo blijkt uit een bezoek van het Bouwstenennetwerk aan Aken in november 2023. Daar kunnen gemeenten (Städte, Gemeinden) de kosten die ze maken voor bouw, renovatie of onderhoud van schoolgebouwen rapporteren en ‘declareren’ bij de deelstaat. Die kan op zijn beurt bepaalde kosten weer ‘declareren’ bij de federale overheid. Hiermee wordt gewaarborgd dat lokale overheden voldoende middelen hebben om in onderwijshuisvesting te voorzien. Om dit te regelen zou in Nederland een wetswijziging nodig zijn, maar met een goede samenwerking tussen Rijk en gemeenten is ook dat niet nodig.

Aanbod gemeenten

De gemeenten Almere, Enschede, Groningen, Haarlemmermeer, Rotterdam en diverse andere Bouwstenen-partners doen het Rijk graag een aanbod.

Ieder op zijn eigen wijze, passend bij de lokale omstandigheden, aansluitend op bestaande plannen en met respect voor de afspraken die gemeenten en schoolbesturen lokaal met elkaar hebben gemaakt. Wat ze gemeen hebben is de wens tempo te maken in de uitvoering van de vervangingsopgave en de gebouwen breder in te zetten voor de leerbaarheid van de wijken door meer buurt- en/of kindfuncties en een betere bereikbaarheid te realiseren. Ze zijn daarbij bereid het Rijk alle inzicht te geven in de begroting en uitgaven voor onderwijshuisvesting, zodat die beter zicht krijgt op wat scholen tegenwoordig (onder normale omstandigheden) kosten en zodoende haar verantwoordelijkheid kan nemen. Ook zonder extra geld is het verstandig het VNG-advies op te volgen en het tekort in de gemeentelijke jaarstukken te laten zien.

Schoolfacilities, januari 2024

Meedoen? Dat kan

Bereken wat jouw school de gemeente kost of wat jouw gemeente minimaal nodig heeft om de schoolgebouwen duurzaam door te exploiteren. Deel dat met elkaar en heb het er met elkaar over. Zie hier het onderzoek met de voorbeeldberekening voor vier gemeenten.

Meer informatie en het Excelbestand voor je eigen berekening tref je bij het Bouwstenenontwikkelwerk rond het Deltaplan scholen.


34 Onderwijshuisvesting weer op orde

Inzicht en overzicht als basis voor goed vastgoed Het fundament voor het verduurzamen en verbeteren van schoolgebouwen wordt gevormd door de juiste vastgoedinformatie. Dat zegt Maarten van Egmond, Business Development Manager bij RPS. “Door vanuit die basis inzicht en overzicht te creëren kun je betere beslissingen nemen.”

RPS is een advies- en ingenieursbureau dat zich landelijk bezighoudt met het inspecteren, analyseren en adviseren van de gebouwde omgeving. Al vijftien jaar werkt Van Egmond voor dit bedrijf en wie met hem in gesprek gaat, kan niet om zijn bevlogenheid heen. Hij is ervan overtuigd dat werken vanuit inzicht en overzicht leidt tot versnelling van de opgaven. Zo ook zijn collega Bart Stuijt, voorheen werkzaam als manager Beheer en Onderhoud voor een vastgoedorganisatie. Vanuit die rol zit hij bij schoolbesturen aan tafel. Hij sluit zich aan bij Van Egmond: “We werken het meest efficiënt en effectief als de context helder is, zodat je je vastgoed op waarde kunt sturen. De recente publicatie van NEN 8026 draagt bij aan het in beeld brengen daarvan.”

Informatie structureren

“De opgave voor de huisvesting is groot en lijkt onoverzichtelijk”, stelt Van Egmond. “Het helpt om als eerste stap de juiste informatie te verzamelen, door het doen van inspecties en het structureren van die informatie. Vervolgens kun je aan de slag.” Dit wordt ook wel bepleit in de sectorale routekaart voor onderwijs. Van Egmond heeft het daarbij ook over assetmanagement op tactisch niveau; de verbinding tussen de strategische doelstellingen

Maarten van Egmond (links) en Bart Stuijt (rechts) van de huisvestingsorganisatie en de operationele realisatie van die doelstellingen. “Je kunt wel inspecteren en tot bepaalde conclusies komen, maar wat doe je daar vervolgens mee op operationeel niveau?”

efficiënt en effectief als

door de tactische laag te voeden met de resultaten van inspecties vanuit de operationele laag. Zo kunnen we de processen goed inrichten om voor bestuurders, de strategische laag, de juiste verantwoording te creëren. Alle processen bij elkaar zorgen voor meer grip en overzicht in het gehele asseten onderhoudsmanagement. Zo kan de aannemer in de aanbesteding worden gestuurd met informatie die is opgehaald uit inspecties of evaluaties uit de gemonitorde storingen.”

de context helder is

Het wiel uitvinden

We werken het meest

Grip en overzicht

Stuijt: “Schoolbesturen hebben beheer en onderhoud formeel vaak goed geregeld, maar daadwerkelijk grip houden op wat er allemaal gebeurt, is een ander verhaal. In een portefeuille van bijvoorbeeld 30 scholen gebeuren veel kleine dingen. Hoe manage je dat zodanig, dat je niet verzandt in het dagelijkse? Wij kunnen helpen,

Schoolfacilities, januari 2024

“Voor veel gemeenten en schoolbesturen geldt dat vanuit eigen context en kennis wordt gezocht naar de invulling”, vervolgt Van Egmond. “Ze vinden een wiel uit dat ergens anders wellicht al gebruikt wordt. Grote gemeenten en schoolbesturen doen daarentegen al jarenlang aanbestedingen, bijvoorbeeld voor conditiemetingen en het in beeld hebben van de erkende maatregelen. Andere, vaak kleinere partijen,


hebben daar nog minder over nagedacht, terwijl de eisen hoger worden en de urgentie om aan de slag te gaan steeds groter wordt.”

Kaders en normen

Vanuit het Rijk is een beweging ingezet tot het verplichten van het Integraal Huisvestingsplan (IHP), NEN 2767 en meerjarenonderhoudsplannen (MJOP). Het IHP biedt het integrale kader, vervolgens vertaald naar een (duurzaam) MJOP. Betere afstemming en besluitvorming tussen schoolbesturen en gemeenten is dan onderbouwd. De schoolbesturen kunnen zich op tactisch niveau bezighouden met het uitvoeren van de acties uit het DMJOP. Gemeenten kunnen zich vervolgens in het IHP strategisch richten op de grotere investeringen, zoals renovaties en nieuwbouw in samenspraak met de schoolbesturen. Daarbij komt toepassing van NEN 8026, die stapsgewijs de activiteiten, processen en producten beschrijft om tot de juiste kaderstelling en richting te komen, als waardevol handvat aan de orde.

De urgentie om aan de slag te gaan wordt steeds groter

Huisvesting

35

Een kwestie van aanpakken

Zoals: waar staan we op dit moment met welk gebouw? Wat is het energieverbruik? En, hoe werken we een scenario tot verduurzaming (investeren) of minimaal in stand houden (consolideren) uit?”

“We weten dat de vernieuwing en verduurzaming van het vastgoed in Nederland, waaronder de onderwijshuisvesting, veel te traag gaat ten opzichte van de gestelde doelen”, zegt Van Egmond. “Het is een kwestie van aanpakken. We moeten – gezamenlijk, vanuit onderwijs, overheid en markt – gericht aan de slag, met inzet van de juiste middelen en de juiste kennis op het juiste moment. Alleen dan ontstaat grip op en versnelling van de opgaven.” Stuijt vult aan: “Tools als overzicht in een dashboard kunnen daarbij helpen, je moet een dashboard dan ook meer zien als een workflow die resulteert in de juiste data op het juiste moment, naar behoefte ingeregeld.”

Soms lijkt het goochelen

Als je primaire proces en belangrijkste waarde het geven van goed onderwijs is en niet het op kwaliteit brengen en houden van je gebouwen, lijkt het soms best op goochelen. NEN 8026 helpt om die waarde verder te concretiseren en te vertalen naar passende eisen. Stuijt kan daarover meepraten: “Met de data uit onze inspecties kun je uiteindelijk inzicht krijgen in bijvoorbeeld het renoveren of vernieuwen van je bouwkundige elementen. We zijn in het onderhoudsmanagement liever bezig met risicogestuurd en preventief onderhoud, dan met onverwachte storingen oplossen. Schoolbesturen zijn daarom vaak al geholpen met inzicht in en overzicht van hun gebruikelijke beheerprocessen.

Schoolfacilities, januari 2024

Een vrij jong vakgebied

Van Egmond: “De aandacht voor bestaande bouw blijft achter bij die voor nieuwbouw als het gaat om de impact die gemaakt kan en moet worden. Misschien speelt daarbij ook mee dat het vakgebied en de integrale benadering van asset- en onderhoudsmanagement nog vrij jong is. We moeten nog veel ervaring opdoen en met elkaar delen. Gelukkig hebben we al goede standaarden, zoals NEN 2767 en de eerder genoemde NEN 8026. Aan een uniforme aanpak op portefeuilleniveau ontbreekt het nog vaak. Daarin zouden we meer moeten samenwerken met zowel de onderwijsinstellingen als andere bureaus. Er is genoeg te doen, laten we meer sturen op efficiency, gemeenschappelijke terminologie en synergie, en minder op sub-oplossingen.”

Allemaal een steentje bijdragen

Moet de sector dat oppakken of moet het ministerie eisen stellen? Van Egmond: “We moeten allemaal ons steentje bijdragen, vanuit onze kennis en mogelijkheden. We opereren in een gefragmenteerde markt met veel verschillende interpretaties. Teveel hang naar standaardisatie wekt in dit praktische werkveld aan de andere kant ook weerstand op: dan wordt de vrijheid beperkt om meer te experimenteren en nieuwe ervaringen op te doen. Het moet een combinatie zijn, waar wij graag onze rol in vervullen.”


TRAINEEPROGRAMMA Voor werk met impact In september 2024 start bij Bouwstenen een traineeprogramma speciaal voor jongeren onder de 30 jaar die de toon willen zetten bij de grote verbouwing en verduurzaming van scholen en ander maatschappelijk vastgoed. Het programma helpt jongeren onder de 30 jaar aan een flitsende start van hun carrière. Ze komen in dienst bij een school, gemeente of adviesbureau. Eén dag in de week komen ze bij elkaar voor het traineeprogramma. Er is veel ruimte voor inhoudelijke én persoonlijke ontwikkeling en we gaan er regelmatig op uit om te kijken hoe anderen het doen. Het programma helpt werkgevers aan een gemotiveerde medewerker die snel zijn of haar weg in het werkveld weet te vinden en zich aan anderen kan meten en optrekken. Scherp op wat kan en wat niet kan en welke mogelijkheden er zijn om echt het verschil te maken. Meer weten? Stuur een mail naar trainees@bouwstenen.nl of bel 033-2584327. Schoolfacilities, juni 2022Voor werk met impact


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.