Platform voor huisvesting en facilitaire processen in het onderwijs
13 november 2025 | Flint, Amersfoort zelfredzame
VOORZIENINGENPLANOLOGIE BUURT IN DE LIFT
STUREN OP DOELEN EN MIDDELEN
GEZOND EN DUURZAAM SPORTEN AANBESTEDEN EN SAMENWERKEN DE GEMEENTELIJKE VASTGOEDORGANISATIE
VAN SCHOOL- NAAR GEMEENSCHAPSGEBOUW
10 JAAR KOSTPRIJS(HUUR) HANDIGE DASHBOARDS
WETHOUDERS ONLY VERDUURZAMEN
NAAR EEN AGENDA VOOR 2026
MAAIKE DIRKJE HOP
FRANK DEN BROK
Vertrouwen in vooruitgang
Handen uit de mouwen, we zijn er weer! Na een zonnige zomer waarin iedereen hopelijk nieuwe energie heeft opgedaan, pakken we de draad weer op.
Afgelopen jaar was niet altijd makkelijk, denk bijvoorbeeld aan de aangekondigde bezuinigingen in het onderwijs. Op veel plekken reden voor stress, maar ook voor protest. Dit liet zien hoeveel kracht er in het onderwijs zit: iedereen - van student tot bestuurder - liet van zich horen. Dat geeft vertrouwen.
Ook andere uitdagingen in het onderwijs nemen we mee het nieuwe schooljaar in. In deze editie lees je onder andere over de dalende studentenaantallen, de gevaren die AI met zich meebrengt en het verband tussen bijles en kansenongelijkheid in het onderwijs. Gelukkig hebben we ook veel hoopvolle verhalen voor je verzameld. Bijvoorbeeld over hoe de natuur een waardevolle rol in het onderwijs kan spelen en hoe een challenge leerlingen inspireert duurzamer te leven.
Het was zoals altijd weer ontzettend waardevol om met zoveel verschillende mensen uit allerlei vakgebieden in gesprek te gaan. Hun verhalen en inzichten maken deze editie weer extra bijzonder.
We starten het schooljaar weer met frisse energie en in de hoop dat er ruimte komt voor goed nieuws en mooie ontwikkelingen. Samen gaan we er iets bijzonders van maken.
Tim Doan
Colofon
Schoolfacilities is een onafhankelijk magazine voor huisvesting en facilitaire processen in het onderwijs.
Oplage en bereik: Verschijnt 3 keer per jaar in een oplage van 3.000 exemplaren, bij het VO, BVE, HBO, Universiteiten, gemeenten en het bovenschools management van het PO.
Redactie:
Tim Doan en Mirte Blok
Eindredactie: Ingrid de Moel en Yara Hooglugt Hooglandseweg Zuid 34, 3813 TC Amersfoort
Duurzaamheidschallenge voor leerlingen en studenten
Op weg naar sterke jeugd
Investeren in jongeren is investeren in de toekomst
Rubrieken: Nieuw op de markt (20), Gezien & gelezen (30)
Columns: TK Advocaten (17)
En verder: School, buurt en samenleving (4), Natuurinclusief onderwijs (6), Een-tweetje tussen de facilitair beheerders (12), Deltaplan Scholen (14), De AI Act (24), Robs afzwaai-advies (27), Onderwijs als topsport (28), het groene schoolplein wint terrein (34)
Uitgave van: Bouwstenen voor Sociaal
ISSN: 1383-6331
Aansprakelijkheid: Uitgever en auteurs verklaren dat deze uitgave op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld. Zij aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die zijn gebaseerd op bedoelde informatie.
School, buurt en samenleving: wat wil Den Haag?
Door: Mirte Blok
De landelijke verkiezingen staan voor de deur. Wat zijn de plannen van de landelijke politieke partijen als het gaat om het basisonderwijs. Een greep uit de programma’s.
Dat er iets met het basisonderwijs moet gebeuren, is helder. Het systeem is al meermaals failliet verklaard.
Onderwijssocioloog Iliass El Hadioui verwoordt dat elders in dit blad. “Het
onderwijs overbrugt de economische en culturele kloof in de samenleving niet meer.” Dat het onderwijs niet meer voldoende verheft en verbindt ligt niet aan de inzet van docenten. Ook al heeft het systeem in het verleden goed gefunctioneerd, het is geen oplossing voor de toekomst.
Focus op onderwijs
Wat dan wel een breed gedragen oplossing voor de toekomst is, is nog zoeken, blijkt na lezen van de
partijprogramma’s. Toch zijn er ook veel overeenkomsten. Zo willen de PVV, VVD, CDA en JA21 dat de focus van het onderwijs vooral op de basisvaardigheden komt te liggen, zoals lezen, rekenen, taal en burgerschap. De opvoeding is aan ouders en het lesprogramma neutraal. D66 en GroenLinks-PvdA gaan verder en pleiten voor een “rijkere schooldag” met aandacht voor sport, cultuur en natuur. Minstens drie partijen (VVD, GroenLinks-PvdA en de SP) willen het schoolzwemmen weer invoeren.
Samen naar school
Veel partijen vinden het belangrijk dat kinderen samen naar school gaan. Voor GroenLinks-PvdA, JA21, Volt en de SP onder andere aanleiding om artikel 23 van de grondwet te willen herzien. De PVV en VVD willen geen islamitisch onderwijs. En Volt wil geen religieus onderwijs meer met publiek geld financieren. Allemaal signalen dat veel partijen niet (meer) willen dat het geloof van mensen als ordenend principe voor onderwijs wordt gebruikt.
Passend en regulier
Het begrip ‘inclusie’ wordt vaak uitgelegd als onderwijs waarbij zoveel mogelijk kinderen naar het reguliere onderwijs gaan. Landelijk is de ambitie vastgelegd om dat in 2035 gerealiseerd te hebben. Het CDA deelt deze ambitie expliciet in haar programma.
Woensdag 29 oktober 2025
Check de verkiezingsprogramma’s en vergeet niet te stemmen op woensdag 29 oktober 2025.
Ook GroenLinks-PvdA, D66 en Volt streven naar inclusief onderwijs, al wil GroenLinks-PvdA wel dat het speciaal onderwijs blijft bestaan en er meer ruimte is voor tussenvormen.
Voor de VVD en de SP is deze vorm van inclusie niet heilig. Er moet volgens hen ook ruimte zijn voor speciaal onderwijs en onderwijs voor hoogbegaafden als dat voor het kind beter is. Het is nog zoeken wat partijen hierin bindt en wat het ordenend principe voor de toekomst zou kunnen zijn.
Plek in gemeenschap
De programma’s geven ook weinig houvast als het gaat om de relatie tussen het onderwijs en de lokale gemeenschap. Een basisschool is, net als een voetbalvereniging en bibliotheek, ook voor hen van betekenis als plek waar ze elkaar ontmoeten en een sociaal netwerk opbouwen. In de programma’s weinig of geen houvast hiervoor in termen van bijvoorbeeld bereikbaarheid en afstand tot school of de omvang en schaal van de school, wel iets over kleinere klassen en het afschaffen van de kleinescholentoeslag in steden, maar niets over kleinere scholen zoals Ouders & Onderwijs dat graag ziet.
Aandacht voor docenten
Wel is in bijna alle programma’s aandacht voor het lerarentekort. De oplossingen voor dit probleem lopen uiteen. Een aantal partijen pleit voor betere arbeidsvoorwaarden in het onderwijs (VVD, D66, CU). Een aantal zoekt de oplossing vooral in het stimuleren van zij-instroom (Volt, GL-PvdA, CU, CDA). JA21 wil meer investeren in de opleidingen, de VVD ook losse opleidingen voor het jonge kind. GroenLinks-PvdA wil naar een nationale academie voor onderwijs.
Een onderwerp waarin de partijen elkaar volop kunnen vinden is de administratie. De last die dat meebrengt moet omlaag en er moet meer vertrouwen naar de leerkracht. Volt en de SP pleiten ook voor meer onderwijsondersteuners en conciërges.
Politiek
Betere samenwerking
In de aanloop naar de verkiezingen pleiten de ouders verbonden aan Ouders & Onderwijs voor betere samenwerking tussen het basisonderwijs en de kinderopvang. De PO-Raad ziet ook graag een nauwere samenwerking tussen scholen, zorg en gemeenten. Die samenwerking kan er op verschillende manieren uit zien.
GroenLinks-PvdA gaat voor “familiescholen”, waar intensief wordt samengewerkt met ouders en maatschappelijke organisaties en waar op school gratis schoolmaaltijden worden verstrekt. D66 streeft naar één publieke voorziening voor alle kinderen van 1 tot 15 jaar, waarbij iedere school een schoolbibliotheek heeft. Volt spreekt over ontwikkelen leefgemeenschappen waar onderwijs, zorg, opvang, cultuur en sport samenkomen. CDA en SP laten weten achter het ‘brede schoolconcept’ te staan. Hoe dat eruit moet zien is nog de vraag. Hoe dan ook ligt hier de vraag op tafel hoe dat goed en doelmatig te organiseren met al die betrokken partijen.
Andere geldstromen
De ideeën over de bekostiging hangen deels samen met de inhoudelijke ambities van partijen daar waar die verder gaan dan alleen onderwijs. Denk aan gratis kinderopvang en gratis schoolmaaltijden. Ook wordt gesproken over het samenvoegen van budgetten en het afschaffen van de indicatiestelling voor zorg, onderwijs en jeugdhulp. Ook zijn er plannen om de bezuinigingen in het onderwijs terug te draaien, meer rust te brengen in de bekostiging en te voorkomen dat er te veel geld naar de overhead gaat.
Geld voor gebouwen
Anders dan voorgaande jaren is er bij de landelijke politiek aandacht voor de te lage bekostiging van de gebouwen waarin de kinderen les krijgen. Ouders & Onderwijs, Bouwstenen voor Sociaal, de PO-Raad, de VNG en het G40-stedennetwerk hebben hier in de aanloop naar de verkiezingen
aandacht voor gevraagd. De verouderde voorraad gebouwen en het slechte binnenklimaat zijn schadelijk voor de gezondheid van kinderen en docenten, geen fijne werkomgeving en beïnvloeden de leerprestaties negatief. Groenlinks-PvdA, CDA en Volt willen meer investeren in gezonde en duurzame schoolgebouwen. D66 heeft zelfs de ambitie om de grootste vernieuwing in schoolgebouwen op te zetten sinds de wederopbouw. Benieuwd hoe partijen dit samen na de verkiezingen oppakken. Vanuit de uitvoering heeft het netwerk van Bouwstenen voor Sociaal de landelijke politiek hiervoor al een voorstel gedaan; een mooie investering in de economie en de samenleving.
Donderdag 13 november 2025
Kom naar het congres van Bouwstenen voor Sociaal in de Flint in Amersfoort om met scholen, gemeenten, maatschappelijke dienstverleners, adviseurs en bouwers op de verkiezingsuitslag te reflecteren en met elkaar in gesprek te gaan over scholen en schoolgebouwen als belangrijke maatschappelijke voorziening.
Check hier het programma:
De kracht van natuur in onderwijs
Door: Mirte Blok
Wanneer de natuur een grotere rol krijgt in het onderwijs, kunnen er bijzondere dingen gebeuren: kinderen worden rustiger, creatiever of ervaren meer plezier in de les. Bovendien blijkt het ook nog eens een positief effect te hebben op de leerprestaties. Anna Vanderveen van het Collectief Natuurinclusief vertelt over de impact van natuurinclusie in onderwijs en hoe scholen dit in de praktijk kunnen vormgeven.
De mens is natuur
Eén van de belangrijkste uitgangspunten voor natuurinclusie in onderwijs: de mens ís natuur. Anna legt uit: “In westerse culturen wordt de mens vaak boven de natuur geplaatst, waardoor de natuur wordt overvraagd en vervuild, met alle gevolgen van dien. Vanuit het besef dat de mens onderdeel van de natuur is, kom je op interessante aanknopingspunten voor het onderwijs. We zien dat veel kinderen kampen met stress, overgewicht of mentale- en gezondheidsproblemen. Wanneer we in het onderwijs niet alleen aandacht besteden aan cognitie, maar ook aan emoties en zintuiglijke ervaringen, kunnen veel van die problemen worden verlicht. Dus als je het kind ziet als een heel mens in plaats van alleen een hoofd, dan kan een kind zich veel gelukkiger en verantwoordelijker ontwikkelen.”
Creativiteit en verwondering
Andere voorbeelden van de positieve impact van natuurinclusief onderwijs zijn dat kinderen zich meer ontspannen gaan voelen, ze creatiever en gezonder worden en ze meer in verbinding met de natuur, elkaar én zichzelf staan, vertelt Anna. “Sinds corona hoor je veel leraren zeggen: ‘Hoe krijg ik die leerlingen weer aan?’ Daarbij kan de natuur helpen. Bijvoorbeeld door kinderen meer te betrekken bij hun omgeving, hun leefwereld, of door meer te bewegen, de geluiden van de natuur te horen of de verwondering op te wekken die je voelt als je beestjes op de bodem tegenkomt. Dit maakt de lessen leuker en bevordert ook nog eens de leerprestaties.”
Kijk hoe je in jouw setting de natuur kunt inzetten als bondgenoot
foto: Arnaud Roelofsz
In de praktijk
Hoe natuurinclusie in het onderwijs er in de praktijk uitziet, verschilt per school. Sommige scholen ontwikkelen een heel nieuw onderwijsconcept op basis van natuurinclusief gedachtegoed. “Dat is prachtig om te zien, maar niet het hele verhaal. Het gaat er niet om dat elke school nu ineens een nieuw onderwijsconcept moet lanceren, maar vooral dat je kijkt hoe je in jouw setting, met jouw filosofie, jouw onderwijsvisie de natuur kunt inzetten als bondgenoot in kindontwikkeling.”
Een groene gevel trekt veel meer biodiversiteit op
het schoolplein aan
Vormen van natuurinclusie variëren van vakoverstijgende projecten tot klassikaal onderwijs of buitenonderwijs. Van de kleuterklas tot de masteropleiding. Anna vertelt over de schooltuin, een vorm die nu erg populair is: “Dat is een typisch voorbeeld waar onder andere rekenen, taal, natuuronderwijs en bewegingsonderwijs samenkomen: je bent in beweging - een tuin onderhouden is fysiek hard werken. Er wordt ook gerekend voor de hoeveelheid zaadjes en hoever ze uit elkaar geplant moeten worden. Met de oogst kan er vervolgens een maaltijd bereid worden, wat weer een les op zich is. Zo kunnen er ontzettend veel dingen aan elkaar verbonden worden.”
Iedereen kan bijdragen
Elke rol binnen het onderwijs kan iets anders bijdragen aan de mate van natuurinclusie. Leraren kunnen kiezen om de les een keer buiten te geven of om een ander boek te lezen - bijvoorbeeld niet over olifanten maar over dieren die in Nederland voorkomen, tipt Anna. Een schoolbestuur kan beslissen over de meer fysieke kant van natuurinclusie, denk aan lesmaterialen of het gebouw - een groene gevel trekt
veel meer biodiversiteit op het schoolplein aan dan alleen maar tegels. Daarnaast zorgt de houding van bestuurders ervoor dat leraren zich wel of niet uitgenodigd of gestimuleerd voelen om de natuur te omarmen in hun lessen.
Wat te doen bij weerstand
Zoals bij elke verandering, gaat ook de stap naar meer natuurinclusie gepaard met weerstand. “Sommige ouders vinden het vaag of zweverig. Er zijn ouders die het geweldig vinden dat hun kinderen wroeten in de aarde, die weten dat dat belangrijk is voor de gezonde ontwikkeling. Maar sommige ouders vinden het juist vervelend als hun kinderen vies worden - in sommige culturen is vies worden een teken van armoede. De uitdagingen die je tegenkomt zijn per school, per plek weer erg verschillend.”
Hoe ga je dan om met die weerstand?
Anna: “Onder andere door goede communicatie. Maar nog belangrijker is participatie: ga met ouders in gesprek over de kansen die natuur biedt voor de gezonde ontwikkeling van kinderen. Op scholen waar ouders actief betrokken worden, zie je dat ouders ook geïnspireerd kunnen worden tot mooie initiatieven. Voorbeelden hiervan zijn een ouder die een hoveniersbedrijf blijkt te hebben en iets moois kan betekenen voor het schoolplein, of ouders die gastlessen kunnen geven over onderwerpen waar ze verstand van hebben.”
Dicht bij jezelf beginnen
Anna’s afsluitende boodschap: “Mensen die in het onderwijs werken, doen dat vaak omdat ze iets goeds willen betekenen voor de samenleving en het kind. Die motivatie kan heel veel beweging creëren. Ga eens terug naar waarvoor we het ook alweer doen: waar wordt het kind nou beter van, slimmer van, gelukkiger van? En waar wordt onze plek hier en de planeet beter van? Dat gesprek voer je niet in een middag, maar kan wel aanzetten tot belangrijke veranderingen. Verder: begin dichtbij
jezelf, iets waar je zelf enthousiast over bent. Dan inspireer je vanzelf anderen om daarbij aan te sluiten.”
Anna Vanderveen werkt namens Vereniging GDO (Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling) in het Collectief Natuurinclusief. Het Collectief Natuurinclusief is een publiek-privaat samenwerkingsverband van mensen en organisaties die werk maken van een natuurinclusieve samenleving. Het is een netwerk dat expertise en voorbeelden samenbrengt en waarin iedereen vanuit zijn eigen rol bijdraagt. Het onderwijsnetwerk in het Collectief Natuurinclusief zoekt samen naar welke stappen iedereen kan zetten, of je nu leerkracht, minister of ouder bent, om de beweging naar natuurinclusief onderwijs en een natuurinclusieve samenleving vooruit te helpen.
Anna Vanderveen
foto:
Arnaud Roelofsz
Stop de ongezonde bijlesdrang
Haal de bezem door het bijlescircuit
Door: Janny Groen
De meeste onderwijsexperts zijn het met elkaar eens: bijlessen buiten het reguliere onderwijs vergroten de kansenongelijkheid. Leerlingen die er het minst behoefte aan hebben, krijgen die het meest. Omdat de ouders zich dat kunnen veroorloven.
Vaak worden leerlingen door welgestelde ouders naar een steeds hoger niveau opgezweept. Dat verhoogt de stress. Verder is de commerciële bijlesmarkt ook nog eens fraudegevoelig. Toch is er met bijlessen op zich niets mis, maar die moeten binnen de scholen zelf worden ingepast, vinden schooldirecteur Ronilla Snellen en onderwijssocioloog Iliass El Hadioui. Volgens hen is het huidige onderwijssysteem ouderwets en dringend aan revisie toe.
Ongezonde onderwijscompetitie
‘Schaduwonderwijs’, ook wel bijlesindustrie genoemd, blijft explosief groeien. Ook weer in 2025. Steeds meer ouders zijn bereid flink te
betalen voor extra bijlessen, huiswerkbegeleiding of examentraining buiten de school om. Daar wordt ook al jaren met toenemende zorg op gereageerd. In haar in 2018 gepubliceerde boek ‘De Bijlesgeneratie’ signaleerde bijzonder hoogleraar Kansenongelijkheid in het Onderwijs Louise Elffers dat hele generaties leerlingen tegen wil en dank worden meegesleurd in een ongezonde onderwijscompetitie. De Onderwijsraad luidde 3 jaar later de noodklok over de groeiende kansenongelijkheid. Maar de trend zet door.
Op school huiswerk maken voordat ze naar huis gaan
Ronilla Snellen, algemeen directeur van de Portus Scholengroep, is zich terdege bewust van de kansenongelijkheid. ‘In RotterdamZuid weten we dat de verschillen groot zijn’, zegt ze. ‘Ouders van mijn leerlingen kunnen die bijlessen niet betalen. Kinderen van welgestelden hebben sowieso meer voordelen. Ze sporten, bezoeken musea, maken reizen. Ze hebben zoveel meer kansen dan mijn leerlingen. Vanuit die realiteit doen we wat het beste is voor onze leerlingen. Wij proberen op de scholen zelf zoveel mogelijk te regelen. Op één school krijgen leerlingen de mogelijkheid hun huiswerk te maken voordat ze om 5 uur naar huis gaan. Op andere scholen geven we extra lessen, die gefinancierd worden met bij elkaar gesprokkelde subsidies.’
Voor Nederlands en wiskunde
Bij de Portus Scholengroep in Rotterdam en omgeving, zijn zes scholen aangesloten. Het onderwijsaanbod is breed, van atheneum tot vmbo Vanuit de overheid krijgt Snellen voor haar hele scholencluster
€ 2 miljoen per jaar om achterstanden weg te werken. Haar scholen hebben niet allemaal dezelfde achterstandsscore, zegt ze. Dus krijgen ze ook niet allemaal hetzelfde bedrag. Maar het nieuws dat de ‘Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs’ – die extra ondersteuning biedt aan bijna een half miljoen kwetsbare leerlingen - vanaf 2027 zou worden afgebouwd, sloeg bij alle schooldirecteuren in als een bom. Snellen: ‘De verslagenheid was groot. Hoe kan het dat niet begrepen wordt wat we allemaal met dat geld doen? Kennelijk wordt gedacht dat we er alleen exclusieve dingen van financieren, blokfluitles en zo. Maar het geld gaat vooral op aan Nederlandse les en wiskunde, bedoeld om achterstanden op het gebied van taal en rekenen weg te werken. We hebben ook een aparte voorziening opgezet voor thuiszitters, begeleid door twee mensen met een achtergrond in de jeugd-GGZ. Zij helpen jongeren weer terug de klas in. Verder doen we er van alles aan om het sociaaleconomisch klimaat op de scholen te verbeteren. Het geld van die regeling zit in de structurele begroting. Tien procent van de leraren wordt ervan betaald.’
noemden het besluit ‘een donderslag bij heldere hemel’ en ‘een klap in het gezicht van kwetsbare leerlingen’. De oppositiepartijen D66, CDA, ChristenUnie, SGP en JA21 smeedden een liberaal-christelijk monsterverbond tegen de bezuinigingen en dienden een motie in met het doel de bezuinigingen terug te draaien. Die werd op 3 juli met een ruime meerderheid van de Tweede Kamer aangenomen. De toekomst blijft echter onzeker, zolang er geen financiële dekking is.
Mee met initiatieven
Het afschaffen van de regeling sloeg in als een bom
Onzekerheid over financiën Snellen vreesde dat ze een deel van de docenten zou moeten laten gaan als de bezuinigingen zouden worden doorgezet. Potus Scholengroep stuurde met andere scholen die, zoals Potus, zijn aangesloten bij de Vereniging voor Christelijk Voorgezet Onderwijs (CVO), een brandbrief naar de staatssecretaris van Onderwijs Mariëlle Paul. Onderwijsorganisaties zoals de Algemene Onderwijsbond (AOb), PO-Raad, VO-raad en de Sectorraad Praktijkonderwijs stapten op 23 april 2025 gezamenlijk uit het overleg met de staatssecretaris. Ze
Toch is Snellen enigszins opgelucht. Ze gaat ervan uit dat ze op korte termijn geen grote bezuinigingen op haar dak krijgt, maar ze is er meer dan ooit van overtuigd geraakt dat het hele onderwijssysteem aan revisie toe is. Ze zoekt aansluiting bij vernieuwende initiatieven. Zo is de scholengroep aangehaakt bij het Nationaal Programma Rotterdam Zuid van Marco Pastors, dat hij in 2012 in de steigers zette. Het programma is bedacht om grote achterstanden op het gebied van scholing, werkgelegenheid en huisvesting op te heffen. De eerste resultaten zijn hoopgevend. ‘De scholen op Zuid laten opmerkelijk goede cijfers zien. Voor het eerst krijgt meer dan de helft van de leerlingen een havo- of vwo-advies’, zegt Pastors half juli tegen de regionale publieke omroep Rijnmond. ‘Daar hadden we bij het begin van dit project alleen maar van kunnen dromen. Meer kinderen kiezen ook voor techniek in het voortgezet onderwijs en werkgevers geven baangaranties af. Er is veel commitment van werkgevers naar kinderen toe in Zuid. Vooral in de kwetsbaarste wijken is de stijging opvallend. Scholen profiteren van extra lestijd, schoolzorgteams en loopbaanbegeleiding. Tegelijkertijd worstelen ze met een hoog verloop. Als gezinnen het beter krijgen, verlaten ze vaak de wijk.’
Witte en zwarte zwanen
Onderwijssocioloog Iliass El Hadioui strijdt al jaren voor kansengelijkheid in het onderwijs. In zijn eerste boek uit 2011 pleit hij al voor een innovatief onderwijssysteem en in zijn laatste boek ‘Grip op de mini-samenleving’ werkt hij concreet uit hoe deze hervormingen eruit zouden kunnen zien op het macroniveau van het stelsel, het mesoniveau van de schoolcultuur en het microniveau van de klas. El Hadioui, als onderwijssocioloog verbonden aan de Erasmus Universiteit, stelt dat het onderwijsstelsel zijn langste tijd heeft gehad. De kern van het probleem is dat op de meeste scholen het studiesucces van leerlingen sterk samenhangt met de buitenschoolse kenmerken van de leerlingen – hij typeert deze groep scholen als ‘witte zwanen’-, terwijl een kleine groep scholen ons positief verrast doordat het hoge studiesucces verklaard kan worden door de sterke professionele cultuur op die scholen. Op deze zogenaamde ‘zwarte zwanen scholen’ bepaalt de kapitaalarme achtergrond van de leerlingen dus niet het studiesucces. De diepere reflectievraag die El Hadioui dan stelt is: doet deze 10 procent van de scholen het nu goed dankzij of ondanks ons systeem?
Onderwijs geen brug meer
Volgens el Hadioui heeft het Nederlands onderwijsstelsel zijn langste tijd gehad. Het is ouderwets, niet op de toekomst gericht. Het overbrugt noch de economische, noch de culturele kloof in de samenleving. El Hadioui: ‘Degenen die het minste behoefte hebben aan bijles, krijgen die het meest. In 10 tot 15 jaar is die industrietak exceptioneel gegroeid. Dat is niet gezond. Er wordt zoveel geld uitgegeven buiten de school. Dat zou veel beter in het reguliere onderwijs kunnen worden gestort.’
De groei van de bijlesindustrie is een symptoom van een dieper gelegen behoefte bij vooral kapitaalkrachtige ouders te compenseren voor een systeem dat in hun perceptie steeds minder in staat is hen te leveren wat zij voor hun kinderen
willen: het garanderen van een ‘hoge’ maatschappelijke positie via onderwijssucces. ‘Het publieke debat gaat over zakkende prestaties en dat die moeten worden weggewerkt. Wat er op de scholen zelf gebeurt, moet veel meer aandacht krijgen.’
Wat er op de scholen gebeurt, moet veel meer aandacht krijgen.
Nieuwe categorie scholen ‘We doen veel onderzoek op scholen. We zien bijvoorbeeld steeds meer dat leerlingen uit relatief kapitaalkrachtige milieus het in de loop van de tijd minder goed doen. Soms ligt dat aan de kwaliteit van de lessen, of aan de uitval van docenten. We signaleren dus een groei in een derde categorie scholen naast de witte en zwarte zwanen, en dat is de omgeving die ons in negatieve zin verrast met een lager studiesucces dan op grond van de achtergrondkenmerken van de leerlingen verwacht zou mogen worden. Vooral op grotere VO-scholen in middelgrote steden in middenklasse wijken. Kapitaalkrachtige ouders van leerlingen, die er zeg maar in klas 3 of 4 van de havo achter komen dat hun kinderen onder de maat presteren, grijpen automatisch naar de bijles. Ze willen hun kinderen richting vwo en later de universiteit duwen.’ El Hadioui noemt dat ‘garantiegedrag’. De ouders willen de zekerheid dat hun kinderen zo hoog mogelijk worden opgeleid. En als de school te weinig biedt, dan moet dat buiten de school worden gecompenseerd. ‘Je ziet dat in een steeds vroeger stadium. Vanwege de doorstroom-
toets, de vroege selectie, worden kinderen in groep 7 al gedwongen naar bijles te gaan. En in de onderbouw nog een keer. Voor veel ouders mag dat ook wel wat kosten.’
Opkomst bijlesmiljonairs
De bijlesdrang is zo groot dat het niet kan verbazen dat ouders en scholen soms ten prooi vallen aan fraudeurs. Het journalistieke platform Follow the Money (FTM), dat geldsporen in het onderwijs onderzoekt, zette in april 2025 al vraagtekens bij het handelen van ‘bijles miljonair’ Ogüz Dulkadir. De oprichter van de Weekend Academie, een stichting voor kansarme kinderen, zou een commerciële constructie hebben opgezet waarmee hij miljoenen verdiende. Hij leverde onderwijsprogramma’s die de stichting met overheidssubsidies, fondsen en particuliere giften had ontwikkeld. Scholen dachten samen te werken met een liefdadigheidsinstelling zonder winstoogmerk, maar ontvingen voor de huiswerkbegeleiding, naschoolse activiteiten en trainingen facturen van bv’s waarvan Dulkadir de enige aandeelhouder is.
‘Bijschrift van de foto’
In juli ontmaskerde FTM weer een bijlesweldoener, Darine el Houfi. Die begon met de plaatsing van een simpele advertentie op Marktplaats, waarbij bijles voor een tientje werd aangeboden. In 2018 richtte El Houfi Leren voor de Toekomst, een stichting zonder winstoogmerk, op. Zijn initiatief, dat werd omschreven als ‘het middel tegen kansenongelijkheid, een baken van idealisme voor kinderen uit minderbedeelde gezinnen’, kreeg veel aandacht van de media. Maar terwijl hij publiekelijk het profiel kreeg van een filantroop, stuurde hij via zijn bv forse rekeningen naar scholen. Personeel en lesmateriaal van de stichting werden ingezet voor commerciële doeleinden. Twee jaar geleden verkocht El-Houfi zijn bv voor miljoenen, blijkt volgens FTM uit documenten die het platform heeft ingezien.
De groeiende bijlesindustrie heeft ook nog eens een nadelig effect op het lerarentekort. Sommige docenten stappen over van school naar de (beter betaalde) commerciële bijlessector. Of ze vragen minder uren aan op school om als bijlesdocent te kunnen bijklussen. Snellen: ‘Gelukkig hebben wij geen leraren met een dergelijke mentaliteit. Die van ons maken overuren. Ze laten zich ook niet betalen voor bijlessen die ze op school geven. De meeste leraren zijn de helden van de samenleving.’
Nieuwe realiteit
Die hele bijlesindustrie is eigenlijk een ouderwets fenomeen, zegt El Hadioui. ‘Je ziet dit mechanisme in alle welvaartssamenlevingen: de elite grijpt onderwijs aan om hun kinderen economisch succes te laten boeken. Liefst meer dan de vorige generaties. In onze samenleving word je beoordeeld op je diploma, veel minder op wat je ook echt kan. Ouders kijken naar het onderwijs met de bril van hun eigen ervaringen. Zelf havo of vwo gedaan, dan willen ze dat minstens ook voor hun kinderen. Maar er is een nieuwe realiteit. Een promovendus aan de Erasmus Universiteit verdient minder dan een loodgieter. Ik denk dat de economie ons foutieve denken deels zal corrigeren. Economisch is er geen normatief, maar een functioneel paradigma.’
Een lager studiesucces dan op grond van achtergrond verwacht kan worden.
Er zal, voorspelt hij, uiteindelijk ook in het onderwijs meer gelet worden op wat nuttig is, wat de samenleving en economie dient. ‘De terechte herwaardering van het beroepsonderwijs, die hervorming zie je al een beetje. In sommige sectoren wordt minder gekeken naar het onderscheid hoog- of laagopgeleid, maar naar wat nodig is. Het kan niet anders dan dat ouders hier op den duur ook op reageren en hun kinderen niet meer automatisch opzwepen naar hoger onderwijs. Dan worden gesprekken op verjaardagsfeestjes wellicht ook anders. Dan hoef je ze niet meer te mijden, omdat je het vervelend vindt te moeten vertellen dat je kinderen op het vmbo of mbo zitten. Dan kan je het hebben over vakmanschap. Let wel, ook banen voor hoogopgeleiden zullen in de toekomst steeds meer verdwijnen. Denk aan de ontwikkeling van AI. Dat gezegd hebbende, we moeten minder focussen op het calculerende handelen van ouders en de bijlesmarkt, maar op het versterken van de onderwijskwaliteit op de gemiddelde school. Hij wil niet zeggen dat bijlessen niet meer nodig zullen zijn. Zeker wel, maar ze moeten op scholen zelf vorm gegeven worden.
Iliass El Hadioui
Ronilla Snellen
Een-tweetje tussen de facilitair beheerders:
Samenwerken centraal bij
De Grote Beemd
Door: Tim Doan
De Grote Beemd is een multifunctionele accommodatie in de Tilburgse wijk Reeshof. Van sport en dans tot lezingen en ontmoetingen, hier gebeurt het allemaal. Je vindt er twee basisscholen, de GGD en allerlei andere organisaties onder één dak. Hoe hebben ze dat georganiseerd en, nog belangrijker, wie zorgt dat het werkt?
Young Facility, onderdeel van Young Group, is verantwoordelijk voor het facility management bij De Grote Beemd. Het werk wordt vooral gedaan door Marin Noever, Dimitri Leijten en Johan Nieuwenhuizen. Marin is inmiddels twee jaar actief op deze locatie. “We verzorgen vanuit Young Facility het locatiemanagement en zorgen voor het dagelijks beheer van het gebouw.”
Dubbele functie
Marin: “Dat betekent dat ik het volledige beheer en het financiële plaatje op me neem. Ik richt mij vooral op het contractmanagement en optimaliseer voortdurend de processen rondom inkoop, budgetbewaking en bijsturing. Daarnaast onderhoud ik actief contact met partijen zoals de schoonmaakdienst en het onderhoudsbedrijf. De evaluaties met leveranciers worden vaak door mij geïnitieerd, al betrekken we daar altijd ook de technische beheerders bij.” Dimitri Leijten werkt al bijna acht jaar als beheerder in het pand, samen met collega Johan Nieuwenhuizen. “Johan en ik zijn verantwoordelijk voor het bouwtechnische en facilitair beheer. Wij lossen problemen op en verzorgen de verhuur van ruimtes, zoals de sport- en danszalen. Wij
werken daarin vrij zelfstandig. Ik heb eigenlijk twee functies binnen het pand: parttime gebouwbeheerder én parttime conciërge bij één van de scholen.”
Wij runnen de tent
Weten wat er speelt
Marin: “Dimitri en Johan weten precies wat er speelt; zij kennen het pand en de gebruikers door en door. Omdat ze dagelijks op locatie zijn, zijn zij eigenlijk mijn ogen. Zij brengen mij op de hoogte, zodat ik mijn werk goed kan doen. Zij zijn als het ware ook de linking pin met de buurt. Omdat ze met de scholen werken, weten ze ook wat daar speelt en kunnen zij daarop inspelen.” Marin zit er eigenlijk een stapje boven, vult Dimitri aan. “Hij neemt meer het organisatorische op zich en wij runnen de toko hier. Op het moment dat iets buiten onze verantwoordelijkheid valt, of als er onduidelijkheid is of beslissingen gemaakt moeten worden, schakelen wij Marin in. Marin trekt aan de bel als er iets niet goed gaat, en dan wordt er direct geschakeld met alle betrokken partijen.”
Johan Nieuwenhuizen, Dimitri Leijten en Marin Noever
Maatschappelijk beheer
Je moet transparant zijn
Open kaart spelen
Marin: “Het klinkt cliché, maar communicatie is hier echt cruciaal voor de samenwerking. Wij hebben een duidelijke rolverdeling en daarbij is het belangrijk dat wij transparant naar elkaar zijn en open kaart spelen. Dan weet iedereen waar de ander mee bezig is. Ik ben hier maar één keer per week op locatie. Op zo’n dag hoor je veel, maar je ziet niet alles. De beheerders zijn hier elke dag. Als je dat niet naar elkaar kunt overbrengen, of als karakters botsen, dan gaat het simpelweg niet werken”
Het juiste karakter
Voor Bart de Jong, directeur van Young Facility, is het juiste karakter dé sleutel voor facilitair medewerkers: “Je moet vooral sociaal vaardig zijn; eigenlijk gewoon een sociaal dier. Je bent het gezicht van de locatie en loopt daar dagelijks rond. Je moet goed overweg kunnen met iedereen, van jong tot oud. Dat moet je leuk vinden. Je moet ook veel kunnen praten; en dat kan Dimitri. Dus die zit daar goed op zijn plek. Marin, zit er wat strakker in, wat ‘blauwer’, als je het zo wilt noemen. Juist die rolverdeling maakt de samenwerking sterk, Dimitri onderhoudt het dagelijks contact en Marin springt in als het nodig is, ook richting leveranciers, bijvoorbeeld als een leverancier te veel steken laat vallen. Zeker in een gebouw waar met kinderen en kwetsbare mensen wordt gewerkt, moet het gewoon netjes en schoon zijn.”
Verbinding met de buurt
De Grote Beemd wil zich sterker maatschappelijk profileren, ook richting de wijk, maar dat blijkt een uitdaging, ziet Dimitri: “Dat komt vooral omdat we voor 95% met vaste gebruikers en huurders in het pand werken. De ligging van het gebouw speelt ook een rol. We zitten als het ware met onze rug naar de wijk toe.
Dat maakt de toegankelijkheid lastig en zorgt ervoor dat er nauwelijks passanten langskomen.”
Bart: “Bij de Grote Beemd hebben we die ambitie wel met elkaar uitgesproken. We willen daar meer in verbinding met de buurt zijn. Tegelijkertijd is dat lastig, juist door de gesloten ligging van het gebouw. Er zijn ook weinig faciliteiten die mensen van buitenaf naar binnen trekken. Dat is denk ik gelijk ook een lessons learned bij multifunctionele accommodaties. Zeker bij panden die in het verleden zijn gebouwd, zie je vaak dat het een samenvoeging is van een paar scholen en bijvoorbeeld kinderopvang. Dan heb je technisch gezien een multifunctioneel gebouw, maar dat is iets anders dan bouwen met het doel om een echte wijkfunctie te vervullen. Er moet ook ergens gewoon een ruimte zijn waar je dan terecht kan; een café, koffieruimte, leeshoek, chill lounge, noem maar op.”
Relevantie vergroten
“Samen met de gemeente werken we eraan om eerst de basis op orde te brengen. Het gebouw moet goed beheerd worden; dat is een belangrijke randvoorwaarde voordat je stappen kunt zetten richting meer verbinding met de wijk. We onderzoeken samen met bijvoorbeeld de wijkregisseur wat we kunnen doen om de wijk naar binnen te trekken. Dit staat nog aan de voorkant, maar is zeker in beweging. Dit jaar zijn we gestart met het verkennen van een verduurzamingsslag
Bart de Jong
voor het pand. Dat past ook binnen onze maatschappelijke verantwoordelijkheid. Er wordt nu gewerkt aan een plan, een routekaart. Zulke initiatieven komen voort uit onze meer strategische rol om de maatschappelijke relevantie van De Grote Beemd verder te vergroten”, sluit Bart af.
Maatschappelijk Vastgoeddag
Op 13 november 2025 vindt in de Flint in Amersfoort de Maatschappelijk Vastgoeddag plaats met als thema Goede plekken voor de samenleving. In verschillende sessies komen onderwerpen aan bod als ruimtelijk programmeren, actief vastgoedbeleid, de transitie van school naar gemeenschapsgebouw en de organisatie rond voorzieningen en vastgoed. Ook de rol van de facility manager krijgt hierbij nadrukkelijk aandacht: onmisbaar voor het dagelijks functioneren, efficiënt gebruik en een duurzame, gastvrije omgeving.
Ter overweging:
Een ontzorgingsprogramma voor het basisonderwijs
Door: Mirte Blok
Het gaat niet goed met het basisonderwijs in Nederland. Er is steeds meer geld nodig en de resultaten blijven uit. Wellicht is het tijd om het over een andere boeg te gooien: een ontzorgingsprogramma voor basisscholen. Een programma met meer focus op het onderwijs, zodat docenten kunnen doen waar hun passie ligt en waarvoor ze zijn opgeleid.
Uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit van het basisonderwijs achteruit gaat. Het is de vraag of het tij te keren is met meer geld. Uit het lezenswaardige onderzoek van Marije van den Berg en Pieter Buisman in 2018 met als titel “Geldstromen door de school”, blijkt dat de bekostiging van scholen er uit ziet als spaghetti. Daar is sindsdien weinig aan veranderd. De sector hangt van losse potjes aan elkaar. Wat doe je er aan?
rompslomp ‘voor het geval dat’ kan van het bordje
Minder rompslomp
De sector pleit al jaren voor meer structurele financiering. Dat scheelt een boel rompslomp. Maar er zijn wellicht meer mogelijkheden om het onderwijs te ontzorgen. Neem de leraren: zij besteden elke week 6 tot 8 uur aan administratie, blijkt uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer (juni 2025). Voor ruim 8 procent van de docenten is dat de belangrijkste reden om een andere baan te zoeken. Als we de school en de docenten hierin ontzorgen, kunnen we hen gemotiveerd en bij de les houden. En is er meer tijd voor het onderwijs zelf. Als elke leraar één uur minder met administratie bezig zou
zijn, zou dat volgens de rekenkamer 2.250 fte per jaar besparen. De ‘voor het onderwijs noodzakelijke administratie’ kan natuurlijk moeilijk worden geschrapt, maar rompslomp ‘voor het geval dat’ kan van het bordje.
It takes a village
Een ander punt is dat we als samenleving veel zorg voor kinderen bij scholen hebben neergelegd en er een cordon aan professionals omheen hebben gebouwd: kinderopvang, jeugdzorg, pedagogen en welzijnsmedewerkers. ‘It takes a village to raise a child’, maar die ‘village’ kan nauwelijks nog bij het kind komen. Daarbij helpt een brede school, met al die professionals eromheen, wellicht het kind wél, maar het onderwijs niet vooruit, blijkt uit diverse onderzoeken. Die geven aan dat een brede school positief kan werken voor het algemene welzijn van een kind, maar geen aantoonbare effecten
heeft op de onderwijsresultaten. Het levert vaak wel extra ballast en afstemming voor de scholen op (Studulski voor NRO, februari 2023).
een cordon aan professionals omheen gebouwd
Duidelijke opdracht
Het is hard nodig dat de landelijke politiek zich expliciet uitspreekt over de rol die basisscholen in de samenleving hebben. Gaan we scholen ontlasten van taken die niet bijdragen aan het onderwijs? Prima, dat gaat het onderwijs helpen. Willen we het onderwijs anders vormgeven en toewerken naar een meer integrale kind- of buurtvoorziening? Ook goed, maar dan moeten het programma én het systeem daarop worden aangepast. Dat vraagt meer dan het werk van verschillende organisaties aan elkaar te plakken, ze bij elkaar in een gebouw te stoppen en ze als brede school of integraal kindcentrum te benoemen. Als we willen dat een school een brede voorziening wordt, waar ook andere kinderen en volwassenen uit de buurt (the village) binnenkomt, moeten we het gebouw geen school meer noemen, aldus Huub Corssmit, hoofd Wijkmanagement en Brede Bossche Scholen bij gemeente ‘s-Hertogenbosch op basis van jarenlange ervaring en een gedegen evaluatie van dit concept. Het gaat daarbij niet alleen om de naam, maar ook over de ruimte die de buurt letterlijk en figuurlijk in een schoolgebouw van het onderwijs krijgt.
Onderwijshuisvesting
Nog een punt waarmee we basisscholen kunnen ontzorgen, is de zorg voor fatsoenlijke huisvesting. Een groot deel van de gebouwen is verouderd, tochtig en slecht geïsoleerd, niet gezond en niet duurzaam. De te hoge CO₂-waarden belemmeren de leerprestaties en de gezondheid van zowel kinderen
als docenten. Scholen mogen zelf niet in gebouwen investeren, maar betalen wel het onderhoud. Aangezien een derde van de schoolgebouwen energielabel G heeft (omroep Human, juni 2025) zijn de onderhouds- en energiekosten torenhoog en de leerprestaties lager dan ze in een gezond gebouw zouden kunnen zijn.
Scholen weer gezond
Het probleem met de gebouwen is niet eenvoudig op te lossen. Gemeenten krijgen gemiddeld maar de helft van het geld dat nodig is om gebouwen weer gezond en energetisch op orde te maken (Bouwstenen, 2024). Wat daarbij speelt is dat basisscholen het gebouw zelf maar ongeveer 15%
van de tijd voor onderwijs nodig hebben. Als een school de ruimte de overige tijd zou delen, zou dat lucht kunnen geven aan het gebrek aan ontmoetingsruimte in buurten en wijken en een betere basis onder de vastgoedexploitatie leggen. Andere optie is de scholen zelf dubbel voor onderwijs te gebruiken, zoals ze in Kroatië doen. Daar gaat de ene helft van de kinderen ‘s morgens naar school en de andere helft ‘s middags. Dan heb je de helft minder ruimte nodig en kan je met het huidige bedrag dat gemeenten van het Rijk krijgen uit de voeten. Dat is een keuze die wellicht niet goed in de Nederlandse situatie past, maar niets doen is moreel gezien geen optie. Feitelijk moeten kinderen nu verplicht een groot deel van de dag in een ongezonde ruimte doorbrengen met soms zelfs te weinig zuurstof om te kunnen presteren.
Mooie kans
In de renovaties van scholen de komende jaren ligt een mooie kans om de gebouwen beter te benutten en scholen te ontzorgen. Schoolpleinen kunnen buiten schooltijd ook als openbare ruimte worden gebruikt en mogelijk zelfs worden meegenomen in het reguliere groenonderhoud van gemeenten. Daar zijn verspreid door het land diverse goed functionerende voorbeelden van. Een zorg minder voor het onderwijs en een kans voor de buurt. Krijgt het gebouw een keuken, dan kan het ook heel eenvoudig als gemeenschapshuis dienst doen. Ook daar zijn goede voorbeelden van. Met zo’n plek, dicht bij huis, waar je elkaar ziet en ruimte deelt, leer je elkaar kennen, naar elkaar omkijken en samen te leven. Meer ruimte voor de buurt ontzorgt niet alleen het onderwijs, maar biedt ook een basis voor een meer zelfredzame samenleving. Hier zijn nieuwe afspraken voor nodig tussen alle
betrokkenen; scholen, gemeenten, het Rijk en de landelijke politiek.
Van school- naar gemeenschapsgebouw
Tijdens de Maatschappelijk Vastgoeddag op 13 november 2025 presenteert Tjitske Bergsma directeur van het Trivium College in Amersfoort een nieuwe manier om schoolgebouwen breder te gebruiken. Meer informatie en aanmelden via de qr code.
4. Door een efficienter gebruik neemt dit systeem in de praktijk niet meer ruimte in 5. Voor montage hoeft het straatwerk niet open
Nieuwe eisen voor mbo-docenten: kans of kritiek?
Door: Carina de Bruin
Goed kunnen lezen, schrijven, rekenen en meedoen in de samenleving: het klinkt vanzelfsprekend, maar dat is het allang niet meer. Niet alleen bij mbo-studenten staan deze basisvaardigheden onder druk; ook docenten ontkomen er niet aan.
Recent onderzoek van het Expertisecentrum Beroepsonderwijs bevestigde nog eens dat het niveau van basisvaardigheden bij studenten te wensen overlaat. Het Ministerie van OCW wil daar iets aan doen en komt met het wetsvoorstel ‘Aanvullende eisen mbo-docenten basisvaardigheden’: vanaf 2027 moeten mbo-docenten die Nederlands, rekenen of burgerschap geven, aan strengere eisen voldoen.
Doel van het wetsvoorstel
Het doel van het wetsvoorstel is ervoor zorgen dat docenten die onderwijs verzorgen in Nederlandse taal, rekenen en burgerschap, pedagogisch, didactisch en vakinhoudelijk bekwaam zijn. Zo voldoen ze aan de bekwaamheidseisen, zodat studenten onderwijs krijgen van kwalitatief goede docenten.
In de kern is het simpel: docenten in deze vakken moeten aantonen dat ze vakinhoudelijk én didactisch stevig in hun schoenen staan. Heeft de docent ‘alleen’ een Pedagogisch Didactisch Getuigschrift (PDG) of een niet-verwante lerarenopleiding? Dan volgt een extra scholingstraject van maximaal 30 studiepunten.
Inhoud van het wetsvoorstel
In het huidige wetsvoorstel betekent dat vanaf 1 augustus 2027 mbo-docenten in deze vakken moeten aantonen dat ze beschikken over voldoende vakinhoudelijke en didactische kennis.
Voor de uitvoering betekent dit het volgende:
• Voor nieuwe docenten geldt vanaf 2027 dat zij via hun opleiding voldoen aan de nieuwe eisen. Voor zittende docenten komt er een overgangsperiode van vijf jaar. Tot uiterlijk 1 augustus 2032 krijgen zij de tijd om aan de nieuwe eisen te voldoen.
• Het scholingstraject bestaat uit maximaal 30 studiepunten en sluit aan bij de mbo-praktijk.
Dat klinkt ingrijpend en dat is het ook. Toch biedt het wetsvoorstel meer dan alleen verplichtingen. Het is vooral een uitnodiging: een kans om het vakmanschap van mbo-docenten verder te versterken. Want de druk op basisvaardigheden is geen individueel probleem van studenten, maar een collectieve uitdaging voor het hele mbo.
Wat kun je nu al doen?
Hoewel de wetswijziging pas vanaf 2027 ingaat, is het verstandig om nu al actie te ondernemen:
Controleer de aanstellingsgegevens van personeel: breng in kaart welke medewerkers formeel zijn aangesteld als docent Nederlands, rekenen of burgerschap.
• Inventariseer scholingsbehoefte. Ga na welke docenten al over de juiste bevoegdheden of specialisaties beschikken. Op basis daarvan kan worden bepaald wie aanvullende scholing nodig heeft. Controleer de arbeidsovereenkomsten: voldoen de arbeidsovereenkomsten aan de nieuwe voorwaarden? Neem bijvoorbeeld alvast een bepaling op dat docenten aan bepaalde kwaliteitsnormen dienen te voldoen. Denk bijvoorbeeld
ook aan het opnemen van een ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst.
• Blijf ook op de hoogte van de landelijke ontwikkelingen. De internetconsultatie over dit wetsvoorstel loopt tot 14 september 2025. Je kunt als onderwijsinstelling nu dus nog feedback geven op de plannen via internetconsultatie.nl.
Kritiek? Of een kans?
De druk op basisvaardigheden is zoals gezegd geen probleem van studenten alleen; het vraagt iets van het hele beroepsonderwijs. Deze nieuwe eisen moeten niet worden gezien als kritiek, maar als een kans om het fundament van het mbo verder te versterken. Goed onderwijs begint immers bij bekwame docenten, en dat vraagt om blijvende ontwikkeling en reflectie.
Het is daarom van belang dat we deze ontwikkeling niet afwijzen, maar juist benutten om stil te staan bij ons eigen vakmanschap. Zo kunnen we het onderwijs doelgerichter en eigentijdser vormgeven. Door te investeren in onze professionalisering geven we bovendien het juiste voorbeeld aan studenten: leren stopt nooit. Uiteindelijk draagt dit bij aan sterkere basisvaardigheden bij studenten én aan een toekomstbestendig mbo. Dat is niet alleen noodzakelijk, maar ook een waardevolle stap vooruit.
Deze column is een bijdrage van Teekens Karstens advocaten notarissen. Voor meer informatie ga je naar www.tk.nl of neem contact op met Carina de Bruin.
Duurzaamheid vanuit een frisse blik
Hoe leerlingen hun duurzame ideeën werkelijkheid maken
Door: Tim Doan
In 2022 lanceerde het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Duurzaamheidschallenge. Hierbij worden leerlingen en studenten uitgedaagd hun meest innovatieve duurzame ideeën voor hun eigen school in te sturen.
Babeth Fotchind, projectleider bij het ministerie van OCW: “Het is bemoedigend om te zien hoe leerlingen met allerlei ideeën komen voor duurzaamheid. Je merkt echt dat ze zich bewust zijn van de problemen.”
Zelf slim en creatief genoeg De winnaars ontvangen een budget tussen een bedrag van € 2.500 en € 6.250 om hun ideeën daadwerkelijk te kunnen uitvoeren. Babeth: “Het idee achter de challenge is om leerlingen te stimuleren en meer duurzaamheid faciliteren in het onderwijs. Maar ik denk dat het ook draait om het stimuleren van de ‘agency’ van
jongeren, ze zijn zich bewust van klimaatverandering. Met de challenge willen we ze extra meegeven: je bent zelf slim en creatief genoeg om iets te doen met dit thema. Dit is wat er in de wereld speelt, maar ook jij hebt daar een stem in.”
Je merkt echt dat ze zich bewust zijn van de problemen
Voor leerlingen en studenten Danielle van Eijk, programmamanager bij het ministerie van OCW: “In 2022 dachten we, samen met het ministerie van (toen nog) LNV, dat het mooi zou zijn om duurzame initiatieven van onderop te ondersteunen en daarmee ook anderen te inspireren. Vanuit die gedachte zijn we gestart met de eerste editie van de Duurzaamheidschallenge. Destijds kwamen er vooral inzendingen
van aanbieders van innovatieve ideeën. Maar dat was eigenlijk niet de doelgroep die we voor ogen hadden. We wilden juist leerlingen en studenten een kans geven om hun ideeën waar te maken. Want je ziet dat zij vaak barsten van de plannen en gemotiveerd zijn om iets te doen. Met een klein budget kunnen ze al een verschil maken. Daarom hebben we vorig jaar i.s.m. I&W, LVVN en KGG besloten om de challenge in een nieuw jasje te steken: meer gericht op leerlingen en hun school. En dat bleek een succes.”
Spullen ruilen en kletsen
Babeth deelt enkele inspirerende inzendingen die het ministerie ontving en een prijs wonnen: “Er zijn echt heel veel mooie ideeën. Eén daarvan is het ‘Fix & Swap Café’ van ROC Nijmegen. De leerlingen wilden een plek creëren waar mensen in een gezellige cafésfeer langskomen om duurzame thee en koffie te drinken, kleding te ruilen én kleding te laten repareren. Het draait om duurzaamheid, ontmoeting en hergebruik. Een plek waar je niet alleen spullen kunt ruilen, maar ook gewoon even lekker kunt kletsen.”
Voedselbos voor insecten
Een ander opvallend idee kwam van basischool OBS De Heuvellaan met hun project ‘de Heuveltuin’. Babeth: “Een paar jaar geleden had de school al een moestuin, maar die werd nauwelijks gebruikt. De leerlingen wilden die ruimte nieuw leven inblazen door er een voedselbosje van te maken. Het doel is om de biodiversiteit te vergroten én meer voedsel te bieden voor vogels en insecten in de buurt.” De tuin is inmiddels uitgegroeid tot 160 vierkante meter, met meer dan 50 verschillende soorten planten, fruitstruiken, bomen, bloemen en kruiden. Daarnaast zijn er nestkasten geplaatst voor allerlei dieren, en is er een compostbak en regenton om regenwater op te vangen en te hergebruiken.
Leerlingenraad De Heuvellaan
Duurzaamheid
Kartonnen fiets
Middelbare school Nassau Veluwe was één van de winnaars van dit jaar. Leerlingen kwamen met het idee voor een tweedehands of kartonnen fiets die energie opwekt om een blender aan te drijven, waarmee je smoothies kunt maken. Een duurzaam én gezond idee, dat ze volgend schooljaar verder willen ontwikkelen en inzetten tijdens open dagen en andere activiteiten op school.
Jongeren denken vaker in mogelijkheden en oplossingen
Jongerenparticipatie belangrijk
De inzendingen zijn beoordeeld door een onafhankelijke jury bestaande uit o.a. een duurzaamheidscoordinator, de duurzame docent 2025 en andere experts op het gebied van onderwijs en duurzaamheid. “Heel divers”, vertelt Babeth. “Ook de verschillende schooltypen zijn in de jury vertegenwoordigd. Bij de beoordeling van de inzendingen kijken ze naar meerdere aspecten. Ze kijken bijvoorbeeld naar de aanleiding van het project; in hoeverre is die goed beschreven? Daarnaast letten ze op de doelstellingen, de verwachte resultaten en de werkwijze. Ook impact en creativiteit spelen een grote rol, net als het plan van aanpak van de jongeren. Een belangrijk aandachtspunt dit jaar is jongerenparticipatie. We hebben vorig jaar in de evaluatie met collega’s besproken dat we soms merken dat
ouders iets te veel meehelpen. Daar letten wij en de jury nu bewuster op.
Frisse Blik
Babeth ziet een belangrijk verschil tussen jong en oud: “Jongeren denken vaker in mogelijkheden en oplossingen. Ze zijn vrijer in hun denken, optimistischer, en minder snel geneigd om alleen de obstakels te zien. Ik vind duurzaamheid ook een heel belangrijk onderwerp, maar ik merk bij mezelf dat volwassenen sneller denken in beperkingen. Jongeren durven dan veel vrijer te zijn. Ik vind het heel fijn om te zien dat jongeren via de challenge worden geprikkeld om bezig te zijn met de wereld, met de maatschappij.”
Danielle: Wat ik mooi vind is dat we een aantal inspirerende ideeën een stap verder kunnen helpen. Dat die plannen niet op papier blijven, maar ook daadwerkelijk in de praktijk worden gebracht. En dat ze daarmee weer anderen inspireren. Het laat zien dat het de moeite waard is om initiatief te nemen, om gewoon te beginnen. En dat ze zelf iets kunnen bereiken. Het plan komt van henzelf, de uitvoering is van henzelf. Wij helpen alleen een beetje mee. En dát vind ik ontzettend leuk om te doen.”
Danielle van Eijk, programmamanager bij het ministerie van OCW
Babeth Fotchind, projectleider bij het ministerie van OCW
Winnaars jaarlijkse challenge
‘Duurzaamheid in het Onderwijs’ 2025
Prijsuitreiking tijdens de Groene Peper. Fotograaf: Anne-Roos ‘t Hart
Nieuw op de markt
Breedvormend
Stichting NIVOZ heeft het boek Bouwen aan breedvormend onderwijs gepresenteerd. Dit boek is ontstaan vanuit het programma Breedvormend Onderwijs. Het richt zich op leraren, schoolleiders, opleiders en beleidsmakers, met als doel onderwijs te creëren waarin alle kinderen kunnen groeien.
De omgeving waarin een kind opgroeit, heeft een grote invloed op de prestaties op school. Breedvormend onderwijs richt zich op het volledige kind. Het erkent de unieke eigenschappen van ieder kind, zodat elk kind dezelfde kansen krijgt als ieder ander. Het boek biedt een overzicht van inzichten en ervaringen uit het programma. Het bevat praktijkverhalen en theoretische achtergronden om het gesprek aan te gaan. Met deze publicatie wil stichting NIVOZ onderwijsprofessionals bemoedigen en inspireren om hun professionele ruimte te benutten en verder uit te breiden.
www.nivoz.nl
Interactief scherm
De Elm 2 van i3CONNECT is een interactief touchscreen speciaal voor modern onderwijs. Het scherm sluit mooi aan bij de behoeften van leerkrachten, IT-verantwoordelijken en beslissers in het onderwijs.
Het touchscreen speelt in op de grootste doelen waar scholen momenteel mee te maken hebben: verbeterde beveiliging, lager energieverbruik, consistente prestaties, eenvoudige installatie en volledig toegankelijke interface. Hiermee wordt een nieuwe benadering van klaslokaaltechnologie gefaciliteerd gericht op het ondersteunen van het lesgeven, het bevorderen van langdurig gebruik en het vergroten van de betrokkenheid van leerlingen. Ook bevat het scherm ingebouwde toegankelijke functies wat bijdraagt aan een inclusieve leeromgeving die leraren ondersteunt.
www.i3-connect.com/nl/onderwijs
AI-toolkit
Kennisnet heeft de toolkit ‘Schoolafspraken generatieve AI’ uitgebracht – een gratis hulpmiddel voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs.
De toolkit is bedoeld om scholen te ondersteunen bij het voeren van gesprekken over het gebruik van generatieve AI in de klas en bij het opstellen van heldere afspraken hierover. Met de opkomst van AI-tools zoals ChatGPT en het toenemend gebruik onder leerlingen, groeit de behoefte aan duidelijke richtlijnen. De toolkit is ontwikkeld in samenwerking met onder andere de PO-Raad, VO-raad en het ministerie van OCW. Ze bevat onder meer een handreiking voor het maken van schoolafspraken, een voorbeeldpresentatie, werkbladen voor teamsessies, een poster met zeven principes voor veilig en verantwoord gebruik van AI, en een voorbeeldbrief voor ouders.
www.kennisnet.nl
Koelventilatie
De ICECUBE klimaatunit is een in Nederland ontwikkelde en geproduceerde klimaatunit gemaakt van gerecycled plastic.
De unit levert ventilatie met warmteterugwinning voor klaslokalen met daarbij een unieke extra functie: koeling, zonder het milieu te schaden, met vrijwel geen extra energieverbruik en vrijwel geen extra onderhoudskosten. De ICECUBE koelt middels dauwpuntkoeling: krachtige koeling gebruikmakend van de indirecte verdamping van water. Op zomerse dagen koelt de unit 8 tot 12 graden ten opzichte van de buitenlucht. Een perfecte bescherming tegen oververhitting. Zo kan iedere school op een milieuvriendelijke en kostenbesparende manier toch het binnenklimaat perfect op orde krijgen. Met de ICECUBE is de school klaar voor een duurzame toekomst en wordt vanaf dag één de portemonnee én het milieu gespaard.
www.dcs.cool of mail naar contact@dcs.cool
Campus in bloei
De Universiteit Leiden heeft een fotoboek uitgebracht ter ere van de gloednieuwe campus van de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen.
Het Leiden Bio Science Park is omgetoverd tot een moderne, groene campus met een vernieuwd collegezalengebouw, honderden nieuwe studentenwoningen, een circulaire fietsenstalling, een fiets- en wandelpad (de Hartlijn) en een nieuw universitair sportcentrum. Op het Bio Science Park vindt belangrijk onderzoek plaats op het gebied van Life Sciences & Health, en deze nieuwe campus sluit daar goed bij aan. Alle hoeken van de nieuwe campus, plus de verhalen achter de transformatie, zijn nu terug te zien in het fotoboek Campus in bloei. Het boek is gratis te downloaden als pdf.
www.universiteitleiden.nl
Veilige watch
ICE Watch heeft een nieuw horloge uitgebracht voor kinderen tussen de zes en tien jaar. Deze smartwatch stelt veiligheid voorop en ondersteunt tegelijkertijd de zelfstandigheid van kinderen.
Het kinderhorloge is gekoppeld aan het Apple Find My-netwerk, waardoor het eenvoudig terug te vinden is. Kinderen kunnen zo vrij en zelfstandig activiteiten ondernemen, zonder dat ouders voortdurend hoeven te controleren waar hun kind is. Alleen de noodzakelijke locatiegegevens worden, met toestemming van de ouders, verzameld. De trackingfunctie kan altijd aan- of uitgezet worden. Verder is het horloge stevig en waterbestendig, zodat kinderen er zorgeloos mee kunnen buitenspelen. Bovendien bevat het geen microfoon of camera. Dat is verbondenheid op een verantwoorde manier.
www.ice-watch.com
Krimp vraagt om innovatie: universiteiten moeten vooruit
Door: Tim Doan
De studentenaantallen aan universiteiten lopen terug en daarmee ook de inkomsten. Innovatie is geen luxe, maar noodzaak. Vraag is, zijn de instellingen klaar voor verandering?
Uit cijfers van het CBS blijkt dat het aantal wo-studenten in het collegejaar 2024-2025 met 2.100 is gedaald ten opzichte van vorig jaar.
De verwachting is dat dit aantal de komende jaren verder zal afnemen. Wietske Theloesen, vastgoedadviseur bij Twynstra Gudde: “Dit heeft onder andere te maken met demografische veranderingen, zoals de vergrijzing. In bepaalde regio’s zijn er daardoor simpelweg minder studenten. Daarnaast speelt de afname van internationale studenten mee.”
Nog wat te doen
Alsof het nog niet uitdagend genoeg is, komen daar nu ook de veranderingen in de Rijksbijdragen bij. Het onderwijs staat voor een uitdagende bezuinigingsopgave.
Wietske: “Sinds eind vorig jaar zien we dat organisaties ermee aan de slag gaan.”
Marit Weggemans, adviseur onderwijs bij TwynstraGudde:
“Onderwijsorganisaties zijn echt nog zoekende hoe hiermee om te gaan. Is het overal een beetje bezuinigen, of moeten we juist een paar rigoureuze stappen zetten? Over dat soort keuzes zou het moeten gaan. Nu is iedereen er wel mee bezig en je ziet ook kleine initiatieven en ontwikkelingen, maar als sector valt daar echt nog wat te doen en te winnen.”
Ongekend grote spanning Marit: “We zien in de praktijk nu dat er vooral bezuinigd wordt via de kaasschaafmethode. Daarmee kom je er op korte termijn wel uit met je begroting, maar op de langere termijn is dat niet houdbaar en moet je toch je organisatie aanpassen aan de nieuwe situatie. Een organisatie waarin je kwaliteit levert én je kunt blijven ontwikkelen. Als onderwijsinstelling sta je met je rug tegen de muur. Je moet bezuinigen, omgaan met het lerarentekort, dit is vooral in het PO en VO, en met de krimp. Er is veel waar je tegelijkertijd mee moet omgaan, terwijl je ook vooruit wilt. Die spanning is ongekend groot en vraagt om lastige beslissingen.”
Vakdocenten blijven nodig
Marit: “Een van de ingrepen die nu voorkomt is het afstoten van kleinere studies. Dat kan je niet blijven doen. Je hebt ook voor grotere studies specifieke vakdocenten nodig. Het is dan lastig als je die niet meer in huis hebt en ondersteunt.” Ook daarin komt nu beweging, ziet Marit. “Ineens zijn de lijnen tussen afdelingen korter en ontstaat er landelijke samenwerking. Als jij een kleine studie niet meer brengt en ik ook niet, dan verdwijnt die studie simpelweg. Die urgentie zorgt ervoor dat er meer wordt samengewerkt om te kijken hoe we die studies met de benodigde vakdocenten in de lucht
Marit Weggemans, adviseur onderwijs bij Twynstra Gudde
kunnen houden. Meer samenwerking in het onderwijs vind ik in algemene zin een hele positieve beweging.”
Gesprek aangaan
Wietske: ”Vastgoed is één van de knoppen waaraan gedraaid kan worden in het kader van bezuinigingen. Veel onderwijsorganisaties zitten nog in de verkenningsfase, maar de vragen worden al wel gesteld. Moeten we nog zo groot bouwen? Kunnen we het kwaliteitsniveau aanpassen? Kunnen we meer flexibiliteit in het gebouw aanbrengen, zodat uiteindelijk meer faculteiten of colleges er gebruik van kunnen maken? Ook kijken we als het om de gebouwen gaat, naar het onderhoud en de beschikbare faciliteiten. Kunnen we bijvoorbeeld de openingstijden verruimen en efficiëntie verhogen? Verkoop van de gebouwen komt ook ter tafel. Er zijn soms bepaalde organisatieonderdelen die best ruim in hun jasje zitten en waar eigenlijk nooit een reden was om het gesprek mee aan te gaan. Die reden is er nu wel.”
Ruimte beter benutten
Daarbij komt ook het gebruik van werkplekken ter sprake. Wietske: “Het delen van een werkplek was tot voor kort vaak onbespreekbaar, maar nu, met alle bezuinigingen, merk je dat dit hét moment is om het toch te gaan doen. Zo komt er steeds meer ruimte vrij in gebouwen, De bezetting is nu nog ongelijk verdeeld: op woensdag, vrijdag en na twee uur ’s middags staat veel ruimte leeg en ook tussendoor zijn er lege ruimtes. Dat heeft deels te maken met roosters en personeelstekorten. Maar er zijn ook nog wel mogelijkheden om de beschikbare ruimte beter te benutten. Wat mij betreft zitten daar veel kansen in tijden van krimp en bezuinigingen.”
Alles kost geld Wietske ziet ook mogelijkheden om over andere zaken het gesprek aan te gaan, bijvoorbeeld over bepaalde voorzieningen. “Universiteiten hebben vaak faciliteiten voor bijvoorbeeld sport en cultuur.
Alles bij elkaar kan dat een flinke optelsom zijn qua omvang en financiën. De vraag zou dan kunnen zijn: heb je dat allemaal echt nodig om je kerntaak te kunnen uitvoeren? Ik zeg niet dat het altijd de oplossing is, maar het is wel belangrijk om er open over te praten.”
Tijd maken voor innovatie
Dé oplossing voor de studentendaling en bezuinigingen is er misschien niet, maar Marit ziet wel wat er als eerste moet gebeuren: “Ik vind het belangrijk dat er geïnvesteerd wordt in innovatie. Mensen de ruimte en tijd geven om écht te vernieuwen. Het personeel dat dagelijks voor de groep staat heeft een enorme werkdruk, met administratieve taken en allerlei verplichtingen. Dan is het bijna onmogelijk om daarnaast ook nog aan innovatie in het onderwijs te werken. Ik denk dat je daar echt geld, tijd en ruimte voor moet vrijmaken, zodat je daar speciale mensen voor kan aantrekken – anders gebeurt het gewoon niet. Wat ik zo mooi vind aan het onderwijs, is dat mensen er over het algemeen altijd mogelijkheden zien. Het zijn mensen die geloven in de toekomst.”
Wietske Theloesen vastgoedadviseur bij Twynstra Gudde
De AI Act: iets waar je niet meer omheen kunt
Door
: Bert van de Bovenkamp
We worden overspoeld met de mogelijkheden van AI. Logisch, want de mogelijkheden zijn mindblowing. Echter, het is niet alles goud wat er blinkt. AI heeft namelijk in veel gevallen ook een potentiële donkere kant. Gelukkig hebben steeds meer mensen daar oog voor en zijn we er in Europa redelijk op tijd bij met wet- en regelgeving. Daar kunnen wij, ook in Nederland, niet meer omheen.
In 2024 is de AI Act vastgesteld. Deze wet wordt gefaseerd ingevoerd, maar doet zich nu al gelden. Het is goed voor iedere onderwijsinstelling om daar als gebruikersorganisatie bij stil te staan. Niet alleen omdat de wet het voorschrijft, maar ook omdat je niet moet willen dat de ongewenste neveneffecten van AI zich kunnen manifesteren.
De potentiële donkere kant Want zoals gezegd: AI heeft ook een potentiële donkere kant. Dat heeft vooral te maken met de risico’s die aan het gebruik verbonden zijn. Daar moet je je als gebruikersorgansiatie bewust van zijn. Deze risico’s zijn divers. Allereerst is er het gevaar van vooroordelen: dat is wanneer een systeem of model getraind is met data die een zogeheten ‘bias’ bevatten - een discriminerend algoritme. Dat kan leiden tot oneerlijke of discriminerende uitkomsten. Daarnaast is AI niet bepaald transparant. De algoritmes zijn een ‘black box’, waardoor de verantwoordingsplicht wordt ondermijnd. Ook de opkomst van onethische toepassingen, zoals deepfake-technologie, vormt een toenemende bedreiging. En met name bij generatieve AI ligt het risico van auteursrechtenschending constant op de loer.
Bedreiging voor grondrechten
Maar daarmee zijn we er niet. AI kan namelijk ook een bedreiging vormen voor een veelvoud aan grondrechten. Zo kan het recht op privacy geschonden worden door bijvoorbeeld gezichtsherkenning en profilering op basis van grote databestanden. De vrijheid van meningsuiting kan in het geding komen door overijverig modereren (en dus censureren) door AI-instrumenten, en AI wil ook nog weleens informatie manipuleren, wat inbreuk maakt op de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Dan zijn er nog de rechten van werknemers, die door AI op de werkplek te maken kunnen krijgen met opdringerig toezicht of het vervangen van menselijke arbeidskrachten. Het recht op een
eerlijke afweging en procesgang kan worden geschonden door de inzet van ontoerekeningsvatbare en ondoorzichtige AI-instrumenten. En AI kan ook consumenten misleiden, manipuleren en verzuimen de productveiligheid te waarborgen, waarmee de consumentenbescherming in het gedrang komt. Tot slot de bescherming van de persoonlijke integriteit: die kan mogelijk in sommige gevallen niet meer worden gegarandeerd door AI-toepassingen in de geneeskunde, of biometrie die misbruik maken van persoonlijke gezondheidsgegevens of lichamelijke informatie. Bovendien zijn complexe AI-modellen niet bepaald duurzaam: er wordt veel energie verbruikt bij het trainen van deze modellen en er ontstaat veel elektronisch afval door de snelle veroudering van AI-apparaten.
Iedere categorie kent
zijn eigen
regels
Risicogebaseerde categorisering van AI praktijken
De AI Act maakt onderscheid tussen verschillende categorieën AI-toepassingen. Binnen welke categorie een toepassing valt is afhankelijk aan de risico’s die het gebruik met zich mee brengt. De categorieën die worden onderscheiden zijn verboden praktijken, praktijken met een hoog risico, praktijken met een transparantierisico en overige praktijken. Iedere categorie kent zijn eigen regels.
Verboden praktijken
Verboden praktijken zijn praktijken die in strijd zijn met de grondrechten en de waarden van de Europese Unie. Meer concreet gaat het om systemen om mensen te manipuleren
of misleiden, die misbruik maken van kwetsbare mensen op basis van leeftijd, handicap of sociale of economische situatie en AI-systemen voor social scoring (dat zijn systemen die mensen beoordelen op basis van sociaal gedrag of persoonlijke kenmerken). Verder gaat het om AI-gebaseerde voorspelde risicobeoordelingen voor criminaliteit, systemen die worden gebruikt om mensen op basis van biometrische gegevens in bepaalde gevoelige categorieën in te delen, het op afstand of in real-time in de openbare ruimte inzetten van AI-systemen die de identiteit vaststellen met biometrische gegevens zoals vingerafdruk of gezichtsherkenning, het ongericht verzamelen van gezichtsafbeeldingen van internet of camerabeelden om databanken voor gezichtsherkenning aan te leggen of aan te vullen, en tot slot emotieherkenning op de werkplek of in het onderwijs.
Praktijken met hoog risico
Praktijken met een hoog risico zijn niet in strijd met de grondrechten of de waarden van de Europese Unie, maar kunnen wel een negatieve impact op deze rechten hebben. De praktijken waar het hier om gaat worden opgesomd in bijlage III van de AI-wet. Specifiek voor het onderwijs zijn dit AI-systemen die bedoeld zijn om te worden gebruikt om te bepalen of personen worden toegelaten tot (beroeps)onderwijs, systemen die worden gebruikt voor het evalueren van leerresultaten, AI-systemen die worden gebruikt voor het beoordelen van het passende onderwijsniveau voor een specifiek individu en tot slot AI-systemen die worden gebruikt voor het monitoren en detecteren van ongeoorloofd gedrag van studenten tijdens toetsen.
Een leverancier die een hoog risico praktijk op de Europese markt wil brengen moet het systeem aanmelden bij een zogenaamde aanmeldingsinstantie om een CE-keurmerk te krijgen. Een onderwijsinstelling die een AI-toepassing met hoog risico wil gebruiken kan via de aanmeldingsinstantie nagaan
of een toepassing CE-gecertificeerd is. Maar deze toets is niet de enige verplichting die geldt bij het gebruik. De gebruiker moet:
• er ook op toezien dat het systeem in overeenstemming met de instructies van de aanbieder wordt gebruikt
• menselijk toezicht instellen, de invoergegevens en werking van het systeem controleren en bijbehorende geautomatiseerde logboeken ten minste zes maanden bewaren
• een zogenaamd Fundamental Rights Impact Assessment (FRIA) uitvoeren.
AI heeft ook een potentiële donkere kant
Praktijken met transparantieverplichtingen
Sommige AI-systemen hebben transparantieverplichtingen. Dit geldt voor systemen die bedoeld zijn voor interactie met mensen, AI-systemen - waaronder general purpose AI-systemen - die audio, afbeeldingen, video of tekst genereren, en tot slot emotieherkenning-systemen of systemen die individuen categoriseren op basis van biometrische gegevens.
Wanneer een AI-systeem hieronder valt, zijn aanbieders verplicht de gebruiker hierover te informeren, zodat het voor diegene duidelijk is dat er geen interactie met een ‘echt’ mens plaatsvindt. Ook is het in sommige gevallen verplicht dat content wordt gelabeld, zodat deze kan worden geïdentificeerd als kunstmatig gegenereerd of gemanipuleerd. Voor gebruikers geldt dat je het verplicht bent duidelijk te maken dat audio, afbeeldingen of video’s met AI gegenereerd of gemanipuleerd zijn, wanneer je dit soort content gebruikt. In bepaalde gevallen geldt het ook voor met AI gegenereerde teksten.
Overige praktijken
Alle systemen die niet binnen de hiervoor genoemde categorieën vallen, vallen binnen deze laatste categorie en kunnen zonder meer worden gebruikt.
Gefaseerde invoering
De AI Act is officieel in werking getreden op 1 augustus 2024. Dit was het startsein van een overgangsperiode van twee jaar waarin AI-aanbieders, -distributeurs en -gebruikers hun producten, diensten en processen kunnen aanpassen aan de nieuwe vereisten. Echter, verboden praktijken moesten al vanaf februari 2025 van de markt zijn gehaald. In augustus 2026 moeten
alle aanbieders en implementeerders voldoen aan de algemene regels voor AI met een hoog risico. Als een AI-systeem een hoog risico heeft omdat het een veiligheidscomponent van een gereguleerd product is, krijgt de aanbieder een extra overgangsjaar (tot einde 2027) voor volledige naleving.
The future is now Kortom, werken met verboden praktijken mag volgens de AI Act nu al niet meer. Hetzelfde geldt voor toepassingen met een transparantierisico die niet voldoen aan de voorschriften.
Werken met toepassingen met een transparantierisico die wel aan de voorschriften voldoen mag alleen onder genoemde voorwaarden. Werken met de overige typen AI-toepassingen mag alleen wanneer medewerkers ook worden geschoold in het gebruik ervan. Vanaf augustus 2026 mag alleen nog met hoogrisico systemen gewerkt worden wanneer aan alle hiervoor genoemde voorwaarden is voldaan. Let wel: hieronder vallen naar verwachting ook systemen als Snappet, Gynzy en andere adaptieve toepassingen zoals die bijvoorbeeld in het PO gebruikt worden. En de lift die via AI wordt aangestuurd? Die mag na augustus 2027 alleen nog maar worden gebruikt mits deze aan alle voorwaarden uit de
wet voldoet. Het is dus ten aanzien van dit soort toepassingen goed om vooruit te kijken en ook in deze fase al kritisch te kijken naar de aangeschafte of aan te schaffen AI-toepassingen.
NB
Een paar disclaimers om mee te geven: het vraagstuk rond de AI Act en de bijbehorende compliance is complex. Om het onderwerp begrijpelijk te houden, is het hier vereenvoudigd weergegeven. Op het moment van schrijven is er bovendien discussie gaande over het eventueel uitstellen van de inwerkingtreding van de AI Act, vanwege de ingrijpende impact ervan.
‘Bijschrift van de foto’
Huisvesting
Robs afzwaai-advies
Door: Tim Doan
Na tientallen jaren bouwen aan goede schoolgebouwen bij SPO Utrecht, gaat Rob van der Westen binnenkort met pensioen. Als onderwijshuisvesting-veteraan deelt hij nog één keer zijn waardevolle inzichten. Hier zijn zijn tips, recht uit de praktijk.
Rob: “Start een bouwproces altijd met het opstellen van een onderwijskundig programma van eisen of een pedagogisch programma van eisen. Zo’n programma is de beste basis voor een architect om een gebouw te ontwerpen. Laat het programma, onder begeleiding, opstellen door de teams van de betreffende school en laat het formeel vaststellen door het bestuur of het bevoegd gezag. Hiermee voorkom je latere discussie over de uitgangspunten van de bouw. Het programma van eisen kun je in de sollicitatieprocedure aan een nieuwe directeur laten zien. Dat kan helpen om te bepalen of die persoon geschikt is voor de functie.”
Creatief met de projectmanager
“Selecteer na het vaststellen van het programma meteen een projectmanager. Dat kan intern iemand zijn, maar je kunt het ook uitbesteden. Houdt daarbij rekening met aanbestedingsregels en wees creatief. Geef de projectmanager de opdracht om:
• het aantal vierkante meters te respecteren. Het moet in principe niet afwijken van het bruto vloeroppervlak in de gemeentelijke beschikking; binnen het budget in de beschikking te blijven, inclusief zijn eigen kosten;
• de afgesproken planning te halen;
• met alle partijen en stakeholders goed te communiceren.
Bijna is niets
“Bouw bij voorkeur volgens Energieneutraal Gebouw (ENG) en niet volgens Bijna Energieneutraal Gebouw (BENG). Bijna is niets; ben je bijna gelukkig, dan ben je dus niet gelukkig. Ga voor een zo duurzaam mogelijk gebouw. Laat een businesscase opstellen voor de kosten bij ENG. BENG zit in de normvergoeding. Het verschil tussen BENG en ENG kan een school bijleggen vanuit exploitatievoordeel als blijkt dat de investeringen in ENG ook rendabel zijn.”
Slottips
Tot slot wil Rob nog het laatste meegeven:
• Ga bij de gemeente na of zij, als het gaat om een onrendabele businesscase, vanuit gemeentebeleid kunnen bijplussen op het normbedrag.
• Ga uitvoerig na welke subsidies er mogelijk zijn: groene schoolpleinen, mos- en sedumdaken, inzetten van multifunctionele ruimtes, gezondheidscentrum, bibliotheek e.d.
• Bij multifunctionele inzetbaarheid van je gebouw is het goed om erop alert te zijn dat beheertaken bij voorkeur niet bij jou komen te liggen. Zorg daarnaast dat je exploitatie geen nadeel ondervindt van het multifunctioneel gebruik, zoals hogere energie- en schoonmaakkosten.
In het belang van de kinderen en teams: bouw een school waar je ongelofelijk trots op bent en blijf er ook veel bij lachen. Humor relativeert heel veel.
Rob van der Westen, foto: Bouwfotografe
Onderwijs als topsport
Het belang van goede ventilatie binnen scholen
Door: Tim Doan
Sinds de corona pandemie is het belang van goede ventilatie duidelijker geworden en steeds vaker onderwerp van gesprek. Maar echte actie ontbreekt nog, zegt Bob van den Steenhoven: “We horen veel mensen zeggen, onderwijs is topsport. Maar we faciliteren het niet als topsport.”
Bob van den Steenhoven is interimbestuurder en inmiddels zes à zeven jaar actief als bestuurder in het onderwijs. Daarvoor vervulde hij verschillende functies, waaronder directeur, docent en middenmanager: ”Vanuit mijn optiek wordt ventilatie te eenzijdig benaderd. Het gaat vaak over temperatuur en lucht, terwijl het moet gaan over onderwijs. Er ligt een hele grote opgave.De opgave binnen het onderwijs gaat over de kwaliteit van lessen, het lerarentekort en de resultaten van leerlingen. Ik denk dat we met ventilatie veel integraler ook naar het onderwijs moeten kijken.”
bieden we ze ook een omgeving waarin dat mogelijk is? Bob: “Wanneer de temperatuur hoog is en er weinig zuurstof is, daalt de hersenactiviteit sterk. Dan kan ik mijn lessen nog zo goed voorbereiden en de beste docent zijn, maar de informatie komt simpelweg niet binnen en leerlingen kunnen het niet verwerken. Zo zitten leerlingen acht jaar lang, vele uren per dag, in omstandigheden die het leren belemmeren. Hetzelfde geldt voor docenten: ook zij werken jarenlang in een omgeving waarin zij niet optimaal kunnen presteren.”
In één dag aanbrengen
Norbert Vroege, directeur van Goflow, zet zich met zijn systemen in voor betere ventilatie op scholen: “Er is een grote achterstand in het maatschappelijk vastgoed als het gaat om ventileren. Twee jaar geleden was er minder geld beschikbaar, waardoor veel is blijven liggen. Nu
moeten we kijken hoe we zorgen dat er met minimale middelen toch goede ventilatie is, zonder storingen, en dat alles betrouwbaar blijft draaien. We hebben daar het FourSeasonssysteem voor ontwikkeld. Dit functioneert vier seizoenen per jaar. Het ventileert, verwarmt en koelt. En het mooie is dat je het in één dag kan aanbrengen. Inmiddels hebben we er rond de honderd geleverd, vooral in het onderwijs.”
Subsidie ontvangen
De systemen van Goflow worden onder andere gebruikt op de Montessorischool in Capelle aan den IJssel. Jeroen de Bruin: “Een jaar geleden ben ik gestart als directeur op deze school. Mijn focus ligt vooral op onderwijskwaliteit, personeelsbeleid, financieel beleid en bedrijfsvoering.
Daarnaast zijn we bezig met nieuwbouw. Ik zie mezelf als bouwer aan scholen – letterlijk én figuurlijk.
Het gaat vaak over lucht, terwijl het over onderwijs moet gaan
Niet kunnen presteren
Van leerlingen wordt verwacht dat ze de beste prestaties leveren. Maar
Wij vallen onder de Rotterdamse
Vereniging voor Katholiek Onderwijs, een groot schoolbestuur met 68 scholen. Zij beschikken over een eigen huisvestingsafdeling en hebben ervoor gezorgd dat wij subsidie ontvingen voor de realisatie van zes lokalen met Goflow-systemen. Hier zat wat druk op vanwege de beschikbaarheid van de betreffende subsidie.”
Geweldig resultaat
Jeroen: “In de meivakantie hebben de mannen van Goflow keihard gewerkt om alles voor elkaar te krijgen. Natuurlijk kwamen we nog wat hobbels tegen, maar het resultaat is geweldig. Het systeem werkt uitstekend: het CO₂-niveau in de lokalen komt nu vrijwel nooit boven de 800 ppm, terwijl eerder 1000 ppm nog als grens werd gezien. Het systeem zit niet in het plafond, dus er hangen geen toeters en bellen
boven je hoofd. Het staat gewoon op een plek die je eigenlijk toch niet gebruikt. Dat is heel mooi én voelt voor leerkrachten prettig.
Je hebt als school invloed op het werkgeluk
Gelukkiger aan het werk
Niet alleen het CO₂-niveau, maar ook het werkgeluk en welbevinden van mensen zijn volgens Jeroen van groot belang: “Er is een mooie one-liner: ‘Kinderen leren het meest van gelukkige leerkrachten’. Daar heb je als school invloed op. Natuurlijk zijn er veel factoren die het lastig maken, zoals het lerarentekort en de werkdruk, maar ik vind dat je vooral moet kijken van wat kan ik wél doen, in plaats van wat kan ik niet
doen? Dat betekent veel in gesprek gaan, kijken naar de faciliteiten en nadenken hoe je de organisatie en het lokaal zo kunt inrichten dat het klimaat optimaal is. En daar draagt dit systeem zeker aan bij.”
Raam hoeft niet open
Concrete resultaten vindt Jeroen lastig aan te wijzen, maar verbetering merkt hij wel: “We gebruiken de systemen pas sinds mei, dus we hebben acht à negen weken ervaring. Het is daarom moeilijk om direct duidelijke effecten te meten of precies vast te stellen wat het verschil is.
Vooral als je specifiek naar de Goflowsystemen kijkt, is het lastig om te bewijzen dat bepaalde veranderingen direct daarop terug te voeren zijn. We merken wel duidelijk dat de luchtkwaliteit goed is. Vroeger kwam je als directeur een lokaal binnen en dacht je, kan er even een raam open? Dat gevoel hebben we hier niet meer.”
Op 13 november 2025 tijdens de Maatschappelijk Vastgoeddag is Goflow aanwezig op de kennismarkt. Iedereen kan vragen stellen of in gesprek gaan om meer te leren over hun product en over het belang van goede ventilatie, vooral in schoolgebouwen. Daarnaast verloten ze onder de bezoekers van hun stand een FourSeasons Medium-unit, een systeem ter waarde van €12.000 die speciaal is ontwikkeld voor drukbezochte ruimtes.
Jeroen de Bruin
Bob van de n Steen hoven
Norbert Vroege
Gezien &gelezen
Vaste slaapplek
Uit onderzoek van het Jeugdeducatiefonds en Nieuwsuur onder scholen blijkt dat er kinderen wonen op plekken die daar niet voor bedoeld zijn, zoals auto’s en garageboxen. Exacte cijfers ontbreken vooralsnog. Hulpverleners denken dat dit mede het gevolg is van de krapte op de woningmarkt.
Van twee Nederlandse basisscholen is bekend dat daar 1 op de 20 leerlingen geen vaste woonplek heeft. Mogelijk zijn dat er nog meer, omdat kinderen hier niet altijd openlijk over praten. Het is niet duidelijk om hoeveel kinderen het in heel Nederland gaat. Dit is de derde keer dat zo’n inventarisatie is uitgevoerd. Het aantal dak- en thuisloze moeders met kinderen blijkt groter dan verwacht. Het Jeugdeducatiefonds ziet dat deze groep kinderen steeds verder groeit. Het gaat vooral om ongedocumenteerde kinderen, maar ook kinderen met de Nederlandse nationaliteit.
www.nationaleonderwijsgids.nl
Terugkerende leraren
In theorie zou het lerarentekort volledig opgelost kunnen worden als alle vertrokken docenten weer in het onderwijs aan het werk gaan. Maar uit onderzoek blijkt toch dat dat niet de oplossing voor het chronische lerarentekort is, schrijven onderzoekers in economievakblad ESB.
Tussen 2000 en 2020 stopte ruim een derde van de pabo-afgestudeerden en meer dan de helft van de bevoegde docenten in het voortgezet onderwijs met lesgeven. In 2021 gaven bij elkaar zo’n 87.000 bevoegde leraren geen onderwijs, genoeg om het lerarentekort ruimschoots op te vangen. Toch is dit volgens onderzoeker Pam de Vries van de VU niet de oplossing: veel van deze mensen werken elders in het onderwijs of in andere tekortsectoren zoals de zorg. Terugkeer zou daar weer tekorten veroorzaken. Het is belangrijk om de focus te leggen op het behoud van huidige docenten via mentorprogramma’s en beter leiderschap, omdat terughalen weinig zin heeft als de vertrekredenen niet worden aangepakt.
www.trouw.nl
Gezamenlijke code
De nieuwe governance code is sinds 25 juni geldig. Deze vervangt de Code Goed Bestuur PO. Het is voor het eerst dat er een gezamenlijke governance code is voor het bestuur en intern toezicht in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs.
De governance code bestaat uit vijf principes van goed bestuur in het primair en voortgezet onderwijs: verantwoordelijkheid, verbinding, lerend vermogen, integriteit en openheid. Deze kernprincipes zijn uitgewerkt in normen. De komende maanden wordt de structuur voor het monitoren en handhaven verder uitgewerkt. De PO-raad doet dit samen met de VO-raad en de VTOI-NVTK.
www.poraad.nl
Buitenspeeltijd
Veel kinderen spelen vooral buiten op school en bij de kinderopvang, blijkt uit Buitenspelen in Kaart (BinK). Dat geldt vooral voor kinderen die weinig buiten spelen. Hoeveel er op school en op de opvang buiten wordt gespeeld, verschilt sterk per organisatie. Het onderzoek laat ook zien dat oudere kinderen, kinderen die in stedelijk gebied wonen en kinderen van ouders met een hoger opleidingsniveau minder buiten spelen. Er is nog veel onbekend over de invloed van de omgeving op buitenspelen en hoe buitenspelen past binnen de dagelijkse tijdbesteding. In dit onderzoek is de tijd dat kinderen buiten spelen gedetailleerder gemeten dan in eerder onderzoek en onderscheid gemaakt tussen vrije tijd, opvang en school.
www.mulierinstituut.nl/
Smartphones in de les
Bijna alle schoolleiders in het VO (99%) hanteren beleid dat in lijn is met de landelijke afspraak om mobiele telefoons niet meer te gebruiken in de klas.
De richtlijn voor scholen is dat smartphones in de les alleen nog educatief gebruikt mogen worden. Scholen hanteren dat uitgangspunt steeds vaker. Meer dan 57% van de schoolleiders geeft aan dat hun school inmiddels werkt met een ‘thuis laten of inleveren’-beleid. Volgens scholen heeft deze aanpak al zichtbare voordelen: leerlingen zijn beter geconcentreerd, voelen zich prettiger en het algemene klimaat in de klas is rustiger. Over mogelijke effecten op leerprestaties is nog geen duidelijk beeld – daarvoor is het nog te vroeg.
www.vo-raad.nl
Te vroeg inschrijven
Steeds vaker staan basisscholen in Nederland inschrijvingen van kinderen onder de drie jaar toe, meldt de Inspectie van het Onderwijs. De inspectie is daar bezorgd om, want deze vroege inschrijvingen zijn volgens de wet niet toegestaan.
Wachtlijsten van scholen met zowel veel als weinig plek blijken open te staan voor kinderen onder de wettelijk toegestane leeftijd. De inspectie geeft aan dat deze trend kansenongelijkheid kan bevorderen. Door lange wachtlijsten waar te jonge kinderen op staan worden bepaalde scholen ontoegankelijk voor ouders en hun kinderen. Enkele basisscholen geven aan dat het hier niet om de officiële wachtlijst gaat, maar om een ‘interesselijst’ of ‘vooraanmelding’. De inspectie geeft hierbij echter aan dat er geen onderscheid kan worden gemaakt tussen deze verschillende lijsten; een te vroege aanmelding is simpelweg niet toegestaan. Er loopt momenteel een onderzoek bij de inspectie.
www.nos.nl
Op weg naar sterke jeugd
Investeren in jongeren
is investeren in de toekomst
Door: Mirte Blok
Wat als we scholen niet alleen zien als plekken voor kennisoverdracht, maar ook als broedplaatsen voor zelfvertrouwen, veerkracht en community? Sociaal architect Mohammed Jâouna zet zich al ruim twintig jaar in voor de persoonlijke ontwikkeling van jongeren, voor, door en met jongeren.
Zijn missie: “Build strong youth”. Hij legt uit dat scholen ook bij kunnen dragen aan zijn missie door te werken aan twee belangrijke aandachtspunten: “Heb meer aandacht voor de mens achter de leerling en zie hen als gelijkwaardig partner.”
Samen bouwen aan veerkrachtige jongeren
“We kunnen beter nu investeren in sterke jeugd, dan dat we later als samenleving gebroken volwassenen moeten repareren”, is de visie die Mohammed uitdraagt. Als sociaal architect is hij leraar, coach en trainer en helpt hij scholen bij het ontwerpen en realiseren van duurzame oplossingen die veerkrachtige en zelfredzame jongeren bouwen. “Als we samen investeren in de mensen om de jongeren heen, kun je uiteindelijk ook het systeem veranderen op een innovatieve en duurzame manier.”
Meer aandacht voor de mens
De eerste pijler die Mohammed uitdraagt is dat er naast kwalificatie
meer aandacht moet komen voor de mens achter de student, achter de leerling, achter de docent. Hij legt uit dat we, hoewel we het grootste gedeelte van onze jeugd doorbrengen op school, nergens het allerbelangrijkste leren: hoe we investeren in de relatie met onszelf (mentale veerkracht), de relatie met een ander (emotionele intelligentie) en zorgen voor jezelf (vitaliteit). “Dat stukje mens-zijn leren staat niet in het vaste curriculum, terwijl juist dit nodig is om sterke jongeren te vormen.”
Drie bouwstenen
Volgens Mohammed moet de school worden gezien als een soort mini-samenleving, waar niet alleen aandacht is voor kwalificatie: “Hoogleraar Gert Biesta legt dit mooi uit door onderscheid te maken tussen kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming. Veerkrachtige jongeren bouw je door een mooie balans te maken tussen die drie
Persoonlijke ontwikkeling
bouwstenen.” Hoe een school deze balans vormgeeft, is erg flexibel: “Het hangt heel erg af van waar er ruimte is binnen de school. We zijn eigenlijk altijd samen op zoek naar ruimte binnen het curriculum. Denk aan mentorlessen, maatschappijleer of burgerschapslessen. Maar ook sport en spel kan worden ingezet om tijdens de gymles verschillende levensvaardigheden te oefenen. Op sommige scholen zetten we zelfs extracurriculaire programma’s op in de vorm van escape rooms (escape games), waar jongeren bepaalde ‘life skills’ opdoen.”
Relatie voor prestatie
“Door de focus te leggen op de mens achter het systeem, in plaats van het systeem zelf”, gaat Mohammed verder, “zul je zien dat de kwaliteit van het onderwijs enorm vooruit gaat.” Dat begint met “relatie voor prestatie”: zorg dat er aandacht is voor relatieopbouw, en dat je bewust aandacht besteedt aan binding met je leerlingen en studenten. Hij voegt toe: “Zorg ook goed voor de mensen in het ecosysteem van jongeren. Zo versterk je het ecosysteem en daarmee de toekomst van de jongeren.” Een schoolbestuur dat goed zorgt voor haar docenten, zorgt ervoor dat zij beter hun werk kunnen doen en vitaler en veerkrachtiger zijn.
Glas is halfvol
Om meer aandacht te hebben voor die mens, moet het onderwijs op een andere manier naar jongeren kijken. “Jongeren worden soms gezien als lastig en vervelend, met name in kansarme omgevingen - die jongeren worden gewoon aan de kant gezet door de samenleving. Ik heb van heel dichtbij gezien dat zelfs jongeren die in de gevangenis zitten, zo veel potentie bezitten. En hoewel een deel waar is - ze zorgen soms voor overlast en zijn soms vervelend - is dat maar het halflege deel van het glas. En door juist op het halfvolle deel te focussen: op hun potentie, hun talenten, op wat ze wél kunnen, kunnen die jongeren echt transformeren.”
Geen consument maar partner Mohammed: “Ik breng in de aanpak van vraagstukken als een onveilig leerklimaat, kansenongelijkheid of het lerarentekort iets in wat vaak vergeten wordt: het leiderschap van jongeren zelf. Veel scholen praten óver jongeren, maar vergeten in dit gesprek de jongere zelf.” En daar komt de tweede pijler om de hoek kijken: “Zie een jongere niet als consument van de school, maar als gelijkwaardig partner. Op die manier investeer je in hun leiderschap, en in hun betrokkenheid binnen de school. Dat kan op allerlei manieren, van jongeren inzetten als peer-coach, tot jongeren betrekken bij serieuze gesprekken, of jongeren als assistent van een docent maken om op die manier ook nog het lerarentekort op een andere manier op te lossen.”
Mede-eigenaar van de school
Mohammed vertelt dat hij ziet dat jongeren die serieus worden betrokken, zich mede-eigenaar van de school beginnen te voelen en dat de nieuw opgedane perspectieven vaak ook weer gedeeld worden met andere jongeren. “Dat is wat sterke jeugd voor mij inhoudt: veerkrachtige jongeren die zichzelf kennen, durven te falen en andere jongeren meenemen in hun groei. Dan pas zijn we echt jongeren aan het voorbereiden op een stabiel, succesvol en gelukt volwassen leven.”
Morgen al beginnen
Mohammed sluit af met een advies voor schoolbesturen: “Een kleine stap naar sterkere jeugd die je morgen al kan zetten: kijk welke leerling je kunt uitnodigen om ergens over mee te praten en neem dat perspecief serieus. Zorg dat die leerling ziet dat er iets wordt gedaan met diens input. Geef één leerling een podium, verantwoordelijkheid, of een rol in een project dat er echt toe doet, en begeleid hen als een professional, niet als een kind. Zorg ervoor dat je op een gelijkwaardige manier in gesprek gaat, van mens tot mens, en niet vanuit een hiërarchische positie. Wat mij betreft is dat hoe je sterke jongeren bouwt.”
2020 - 2025 Docent/coach/opleider op HvA en Inholland
2010 - 2020
Docent ROC Amsterdam
Projectleider vernieuwend onderwijsconcept ‘Urban Sport Trainer’ Coach bij het excellentie-programma PowerTeam
2006-2010
Projectmanager & Coach ‘Jeugd Neemt de Leiding’
2005 - 2010
Docent sport in het onderwijs en gesloten instellingen
CV Mohammed Jâouna
Kippenhok, moestuin en bamboebos:
Het groene schoolplein wint terrein
Door: Tim Doan
Maar liefst 80% van de schoolpleinen in Nederland bestaat uit stenen, met nauwelijks ruimte voor spel of onderwijs. Dat blijkt uit onderzoek van DUO. Groene, natuurrijke buitenruimte heeft veel voordelen, maar het implementeren daarvan blijkt vaak nog een opgave. Gelukkig ontstaan er langzaamaan steeds meer groene schoolpleinen.
“Leren doe je niet alleen met je hoofd, maar met je hele lijf”, zegt Saskia van Schaik, docent Filosofie van de Gedragswetenschappen aan de Radboud Universiteit: “Toch spelen de meeste kinderen nog steeds op een schoolplein dat grotendeels versteend is en weinig ruimte laat voor verwildering. Juist dát zie ik als een beperking voor hun leer- en speelgedrag. Gelukkig ontstaan er steeds vaker groene schoolpleinen. Belangrijk daarbij is dat zo’n plein ook het leersysteem ondersteunt.”
Belang van buitenspelen
Buitenspelen draagt op meerdere manieren bij aan de ontwikkeling van kinderen. Het bevordert de gezondheid en het welzijn door frisse lucht, meer beweging en minder schermtijd, wat bijdraagt aan een sterkere weerstand en een betere mentale gezondheid. Ook ondersteunt het hun natuurlijke ontwikkeling: buiten ervaren kinderen vrijheid, leren ze de natuur kennen en krijgen ze de kans om via risicovol spel en ervaringsleren nieuwe vaardigheden op te doen. Daarnaast stimuleert buitenspelen sociale vaardigheden, zoals
samenwerken, rekening houden met anderen en het verminderen van problematisch gedrag. Ten slotte draagt het bij aan een actieve levensstijl en vitaliteit, niet alleen voor de kinderen, maar ook voor de medewerkers die met hen meebewegen.
Leren doe je niet alleen met je hoofd, maar met je hele lijf
Neem iedereen mee
Waarom zijn er dan nog steeds zo weinig groene buitenopvang en schoolpleinen? Yol van Esch, beleidsmedewerker, coach en inrichtingsspecialist bij MIK & PIW Groep, legt uit: “In de praktijk loop je tegen allerlei praktische zaken aan. Wet- en regelgeving, maar denk bijvoorbeeld ook aan het sanitair: een tentje is niet voldoende, en voor structurele oplossingen moeten we ouders, scholen en gemeenten betrekken. Ook logistiek is het een uitdaging. Wanneer een locatie in een stedelijk gebied ligt, hoe kun je kinderen dan op een veilige manier naar een park of andere groene speelplek in de stad begeleiden? Daarnaast spelen draagvlak en onbekendheid een rol: ouders en medewerkers moeten wennen aan het idee, en scholen hebben soms zorgen over wat er op hun terrein gebeurt. Je kunt zo’n verandering niet zomaar opleggen. Dat vraagt afstemming met directies en collega’s. Door een geïntegreerde aanpak kan een groen plein duurzaam worden verankerd en kunnen kinderen optimaal profiteren van de voordelen van spelen in de natuur.”
Niks doen in principe
Marielle Hettinga, manager
Pedagogiek en duurzaamheid
Samenwerkende Kinderopvang heeft in haar ervaring op verschillende kinderopvanglocaties natuur pedagogiek toegepast: “We merkten aan het begin dat het nog niet zo makkelijk was, zowel de pedagogisch professionals als de kinderen hadden weinig ervaring met buitenspelen in een natuurlijke omgeving. Buiten kom je van alles tegen: hout, schors, moestuinen, kippen, konijnen, struiken en bomen, maar veel medewerkers wisten niet goed hoe ze kinderen daarin konden begeleiden. Daarom zijn we gestart met het uitgangspunt: laat kinderen eerst vrij buitenspelen en leer als medewerker vooral een nieuwsgierige houding aan. Je hoeft in principe met de kinderen niks te doen. Pakt een kind een wortel of een worm op, laat dan je eigen verwondering zien. Kinderen merken dat en sluiten vanzelf aan. Zo werkt enthousiasme aanstekelijk, en ervaren zowel kinderen als medewerkers hoe waardevol het is om samen de natuur te ontdekken.”
Moeite met moestuin
“De moestuin bleek op veel locaties een uitdaging”, vervolgt Hettinga. “Veel medewerkers hebben namelijk weinig ervaring met moestuinieren. Het gevolg? Soms gebeurt er helemaal niets, of er is één enthousiaste medewerker die het oppakt. Maar diegene staat dan vaak zelf alles te onderhouden, in plaats van samen met de kinderen. Terwijl je juist wilt dat het hele team betrokken is en dat de moestuin echt onderdeel wordt
van de dagelijkse praktijk. Een tip: begin klein. Je hoeft niet meteen een standaard moestuin van vier bij vier meter aan te leggen. Start liever met een klein stukje grond, één of twee groentesoorten en bijvoorbeeld een frambozenstruik. Zo blijft het overzichtelijk en haalbaar, en kan het team stap voor stap ervaring opdoen én plezier beleven.”
De moestuin bleek op veel locaties een uitdaging
Groen is wat de kinderen ervan hebben gemaakt
De Prins Willem Alexanderschool in Ermelo heeft sinds september 2019 een klimaatneutrale school. Tijdens de bouwperiode is er contact gezocht met de Gelderse Sportfederatie om te ondersteunen bij de ontwikkeling van een leuk beweegplein. In eerste instantie was dit plein niet groen, maar door de inbreng van de kinderen en de ontwerper heeft het plein nu natuurlijke speeltoestellen, deels bestrating, deels een ondergrond van schors, een buitenlesplaats en zeer diverse begroeiing met vruchtbomen en -struiken, stevige gras- en bamboesoorten, kruiden en meer. Zowel de kinderen als de leerkrachten zijn er erg blij mee, en ook de betrokken volwassenen zijn tevreden dat alle wensen van de kinderen zijn gerealiseerd. Volgens oud-schoolleider Christie van Seventer vergde het veel inspanning om voldoende geld bij elkaar te krijgen, zodat het plein ook over vijf jaar nog aantrekkelijk en duurzaam blijft om op te spelen. Er is gezorgd voor goede afwatering, sterke beplanting en degelijke bestrating waar nodig.
13 November
Maatschappelijk Vastgoeddag 2025 2025
Meld je nu aan voor de Maatschappelijk Vastgoeddag 2025 in De Flint, Amersfoort, al jaren hét evenement waarbij publieke en private partijen elkaar informeren en inspireren. Ook dit jaar hebben we weer veel te delen via interessante presentaties, interactieve workshops, praktische tools en netwerkactiviteiten.