5 minute read

‘Industrie hee angst om te praten’

Next Article
Adverteerdersindex

Adverteerdersindex

Hertzberger: bedrijven, laat technologen vrijuit spreken

Microbioloog en NRC-columnist Rosanne Hertzberger gooide een flinke knuppel in het hoenderhok door in haar boek Ode aan E-nummers te stellen dat er niets mis is met de technologie in voeding en kunstmatige toevoegingen. Een verhaal dat een groot deel van de industrie beaamt, maar niet meer uitgelegd krijgt. Hertzberger pleit voor veel meer openheid vanuit de industrie. “Geef medewerkers het recht om vrijuit te spreken.”

Ergens is het misgegaan. Het maatschappelijke debat over voedsel wordt momenteel beheerst door foodbloggers, zel enoemde lijkt bij voorbaat verdacht. E-nummers, conserveermiddelen en bewerkte voedingsmiddelen überhaupt zitten bij een groeiende en schreef een boek. VMT Food interviewde haar met de centrale vraag: wat zou de voedingsmiddelenindustrie zelf moeten doen met de huidige negatieve perceptie van bewerkt voedsel? healthcoaches en foodies die geen of weinig meer vertrouwen lijken te hebben in wat de voedingsmiddelenindustrie hen voorschotelt. Alles wat riekt naar wetenschap groep consumenten in het verdomhoekje. Techno- en chemofobie noemt microbioloog en schrijfster Rosanne Hertzberger dat. Ze vond het tijd voor een tegenreactie

Waar komt de angst van veel consumenten vandaan voor E-nummers en het idee dat er met voedsel ‘gerommeld’ wordt?

“Ik zie de angst voor E-nummers als hetzelfde wantrouwen dat ook de populisten hee groot gemaakt, de winst van Trump veroorzaakte en de brexit in gang zette. Het is een algehele teleurstelling van de mensheid en het gevoel van onmacht. Een steeds grotere groep accepteert geen autoriteit meer, van niemand niet. Grote bedrijven en de wetenschap zijn allemaal verdacht. Dieperliggende oorzaken zijn volgens mij de globalisering en de opkomst van grote systemen die men niet meer begrijpt. Het paradoxale is dat de consument de groenteboer op de hoek nog wel vertrouwt, terwijl die net zo goed Monsanto-gewas verkoopt.”

Is de voedingsmiddelenindustrie iets te verwijten?

“Een groot deel van de voedingsmiddelenindustrie is door schaalvergroting te ver van de consument af komen te staan. Kijk naar de bakkerijsector, de groentetelers en vleesproducenten; overal zie je die schaalvergroting. Want hoe verder al deze systemen van de consument verwijderd raken, hoe meer wantrouwen dat in de hand werkt. Toch is het vooral een gevoelskwestie. Waarom vertrouwen consumenten wel de lokale bakker die zelf eigeel (lecithine, E322, red.) over zijn croissantje smeert om dat een mooiere kleur te geven? Het antwoord is omdat we dat begrijpen, het is de menselijke maat.”

De meeste voedingsmiddelentechnologen in de industrie zijn het met uw stelling eens dat er niets mis is met E-nummers. Toch kiezen steeds meer fabrikanten voor een ‘cleanlabel’-strategie. Hoe ziet u die ontwikkeling?

“Moet je je eens voorstellen hoe het is om op zo’n R&D-afdeling te werken. Het lijkt me een gruwelijke baan. Dan werk je met je

Over Rosanne Hertzberger

Microbioloog Rosanne Hertzberger (1984) schrijft momenteel een column in NRC Handelsblad en nrc.next. Ze deed eerder onderzoek als postdoc bij de afdeling moleculaire microbiologie van Washington University in St. Louis, Missouri, USA, en promotieonderzoek bij de UvA & NIZO Food Research in samenwerking met het Nestlé Research Centre. Onlangs verscheen haar boek Ode aan de E-nummers Hertzbergers droom is uiteindelijk om haar eigen lab op te zetten.

goede opleiding en al je wetenschappelijke kennis aan iets wat geen enkel nut hee . Namelijk aan het verstoppen of vervangen van op zichzelf gezonde ingrediënten zoals de E-nummers. Terwijl je je beter kunt storten op suiker-, vet- en zoutreductie. Dat lijkt mij een stuk nuttiger. Innovatiebudget kun je namelijk maar één keer uitgeven, dus het is zonde van het geld. We zijn in hoog tempo allerlei mooie voedingsinnovaties van de jaren vij ig tot en met zeventig van de vorige eeuw aan het ‘on-ontdekken’. Dat vind ik een griezelig pad.”

Waarin wordt volgens u de meeste innovatie-energie gestoken?

“Ik kan niet achter de deuren van de R&D-afdelingen kijken om te zien waar het meeste geld naartoe gaat. Echter, veel innovatiebudget lijkt te gaan zitten in clean label. Zo stuitte ik laatst op een nieuw ingrediënt Etenia van leverancier Avebe. Het is een verdikkingsmiddel op basis van een aardappelzetmeelingrediënt. Avebe adverteert ook met het feit dat het product E-nummervrij is en geschikt is voor cleanlabel-producten. Dat is kennelijk nog de enige manier om een nieuw ingrediënt succesvol te laten zijn.

Ik vind dat zonde omdat er al zoveel mooie bestaande alternatieven zijn. Maar omdat die een E-nummer hebben, kunnen ze niet meer. Ik denk dat de industrie het zichzelf onnodig moeilijk maakt om bijvoor- beeld zout, vet en suiker te reduceren. De beste suikervervangers kun je als fabrikant nu ineens niet meer gebruiken omdat ze niet bij de cleanlabel-gedachte horen. Het is heel moeilijk om een receptuur aan te passen en daar zit nu veel tijd en geld in. Ik ken productontwikkelaars die zeggen: ‘laat me dan een heel klein snu e mononatriumglutamaat (E621) bij het product doen, dan kan ik in één klap 30 procent zout reduceren’. Dan vraag ik me af waarom we daar zo moeilijk over doen.”

Het is toch logisch dat fabrikanten luisteren naar de wens van de consument?

“Ja, maar het zou wel jn zijn als de consument wat rationeler wordt in dat debat. Dat er onderbouwd over voedsel wordt gespro- veel mooi, veilig, kwalitatief en e ciënt geproduceerd en betaalbaar voedsel voorhanden hebben. En alleen technologie gaat ons dat brengen.”

Ook goede reacties gehad uit de voedingsmiddelenindustrie zelf?

“Ik weet dat men blij is dat het eens wordt gezegd. Binnen de industrie is er echt angst om te praten, hoor! Ik wil geen namen noemen, maar er zijn partijen die gevraagd hebben om te komen vertellen wat ik nou precies bedoel.” ken, geen onzin wordt verkocht en dat mensen niet onnodig denken dat ze overal kanker van krijgen. Veel belangrijker is dat mensen gezond zijn en dat we op een duurzame manier met de planeet omgaan.”

Welk publiek had u voor ogen toen u het boek Ode aan E-nummers schreef?

“Dat heb ik mijzelf ook de hele tijd afgevraagd. Dit verhaal moest gewoon een keer heel erg duidelijk verteld worden. Dit geluid ontbrak naar mijn mening compleet in het publieke debat. Ik erger me steeds meer aan die antitechnologiehouding en vond het daarom belangrijk om een keer duidelijk te vertellen wat er in onze voeding zit, wat E-nummers inhouden en wat voedselveredelaars en bio-informatici precies doen.”

Maar wat wilt u ermee bereiken? Voedingsmiddelentechnologen weten al hoe het zit en foodies zitten er waarschijnlijk niet op te wachten.

“De voedselgekkies en bloggers ga ik niet overtuigen. Dat is net als in de kerk roepen dat God niet bestaat. Maar het is uiteindelijk ook maar een beperkt aantal stemmen dat de enorme megafoon van social media gebruikt. Bij de industrie gaat men er vaak onterecht voetstoots vanuit dat de mening van enkele bloggers de heersende mening is. Het grote publiek is echter realistischer. Wat ik wil bereiken is meer realiteitszin. We zijn straks met tien miljard mensen op aarde. Laten we ervoor zorgen dat we heel

In uw boek zet u de technologie en chemie in onze voeding op een voetstuk. Zou de industrie dat volgens u ook veel meer moeten doen?

“Het zou mooi zijn. Natuurlijk snap ik de huidige strategie heel goed, want het verkoopt beter. Je kunt nog altijd beter je miljoenen uitgeven aan marketing dan aan R&D. Het is niet per se in het belang van de industrie de achterkant te laten zien. Hoewel het natuurlijk een keer gaat wringen: van buiten een ambachtelijk imago neerzetten met oma’s die in soep roeren en intern een hightech R&D-afdeling. Voor een microbioloog of biochemicus is dat wel eens moeilijk.”

Wat zou u dan willen zien?

“Ik zou het heel mooi vinden als fabrikanten aan consumenten veel meer vertellen over de mooie dingen waar ze mee bezig zijn achter de schermen. Waarom ze bepaalde receptuurkeuzes maken bijvoorbeeld. Wat zou het een opluchting zijn voor het publieke debat dat er niet alleen maar over de 250.000 mensen die bij Nestlé werken wordt gesproken, maar ook dóór die mensen. En als je mensen trots zijn op wat je als bedrijf doet, dan heb je heel veel ambassadeurs rondlopen. Laat ze maar over de dilemma’s praten op sociale media. Maar de standaardcultuur is nu don’t share. En dat begint wel een keer te wringen.”

This article is from: