
11 minute read
De meest gangbare inspectienormen
Inspecteren… maar volgens welke norm?
In de markt hoor je geluiden dat inspecteren volgens NEN 3140 juridisch risicovol zou zijn en dat je dat als installatiebedrijf beter niet kunt doen. Een NEN 1010-inspectie zou moeten. Maar klopt dit wel? In dit artikel een overzicht van de meest gangbare inspectienormen en met welke doel je welke van deze normen kunt toepassen.
Tekst Anton Kerkhofs**
Inspecteren heeft als doel gebreken aan de elektrische installatie en/of elektrische arbeidsmiddelen te signaleren gerelateerd aan de omgeving(sinvloeden) en de deskundigheid van gebruikers. Gebreken kunnen immers leiden tot letsel aan personen en/of materieel met financiële schade tot gevolg.
Veiligheid en gezondheid De regelgeving van de overheid richt zich primair op de veiligheid en gezondheid van werknemers en bewoners. Assuradeuren zijn primair gericht op het voorkomen van schade aan verzekerde materiële zaken. Normen waarin het inspecteren van elektrische installaties en/ of -arbeidsmiddelen staat beschreven richten zich in meer en mindere mate op één van deze twee aspecten. Als een klant vraagt om een inspectie is het belangrijk te weten, welk doel of welke doelen hij hiermee nastreeft en op basis daarvan de inspectie te bepalen. Inspecteren kan verplicht zijn op basis van wetten en besluiten en zakelijke overeenkomsten.
Bouwregelgeving Vanuit bouwregelgeving (bouwbesluit) zijn er diverse normen aangewezen waarin het minimale veiligheidsniveau van elektrische installaties in bouwwerken staat beschreven. Deze gebouwgebonden installaties moeten voldoen aan bijvoorbeeld NEN 1010, NEN 2535, NEN 2575, NEN-EN 1838. Deze normen beschrijven het ontwerpen, de realisatie en ook de wijze van inspecteren tijdens de bouw en voor oplevering. Deze norm(en) worden in het algemeen ook vermeld in de zakelijke overkomst tussen opdrachtgever en de bouwer van de elektrische installatie (de installateur). De zakelijke overeenkomst maakt het naleven van deze norm(en) tot een wederzijdse verplichting.
NEN 1010-inspectie Een NEN 1010-inspectie vindt plaats tijdens het aanleggen van de elektrische installatie in een bouwwerk en bij voltooiing voordat deze in gebruik wordt genomen. Het doel van de NEN 1010-inspectie is om voor oplevering te bepalen of het gebruikte elektrische materiaal in de (gebouw-) installatie (zoals leidingen, vastaangesloten armaturen, de schakel- en verdeelinrichting) is gekozen en geïnstalleerd volgens de gegevens van de fabrikanten van het materieel en is geïnstalleerd volgens NEN 1010. NEN 1010 6.2 verwijst voor de periodieke inspectie van installaties in bestaande gebouwen naar NEN 3140.
Productregelgeving Producten zoals elektrische apparaten, machines, toestellen moeten voldoen aan Europese Richtlijnen (zie Overheid.nl). In Nederland is dit vertaald in de Warenwet en verschillende warenwetbesluiten. Zo is er het Warenwetbesluit elektrisch materiaal en het Warenwetbesluit machines. Dit elektrisch materieel, dat op de markt wordt gebracht moet zijn voorzien van een CE-markering, een handleiding (gericht op veiligheid bij de installatie, omgevingsinvloeden, gebruik en dergelijke) en een verklaring van de fabrikant of de importeur. Voor een installateur is het belangrijk om het elektrisch materieel, dat een onderdeel vormt van de gebouwgebonden installatie correct toe te passen zoals de fabrikant dat heeft bedoeld. Bijvoorbeeld het juiste type kabel en de juiste installatieautomaat met betrekking tot de karakteristiek en kortsluitvastheid. Het toezien hierop is een belangrijk onderdeel van de ‘opleveringsinspectie’ NEN 1010 of van NEN 2535, NEN-EN 1838 et cetera. Voor losse apparaten moet de inkoper bij een bedrijf vaststellen dat het elektrisch apparaat past bij de omgeving (vocht, mechanische invloeden, en dergelijke) en de gebruikers. Voor de elektrische uitrusting in machines is onder andere NEN-EN-IEC 60204 de norm om te voldoen aan het Warenwetbesluit machines. Een NEN-EN-IEC 60204-inspectie moet plaatsvinden tijdens de bouw van een machine en (bij grotere machines) nadat deze op locatie is samengesteld, voordat deze wordt opgeleverd.
Arboregelgeving De Arbowet en het Arbobesluit zijn van toepassing op locaties waar sprake is van een gezagsverhouding zoals bij een onderneming met personeel. Elke sector heeft dit vertaald in branchespecifieke Arbocatalogussen. (Voor de installatiesector zie Arbotechniek.nl.) Het Arbobesluit bepaling 3.2 en 3.4 beschrijft wettelijke eisen aan elektrische installaties: ‘Arbeidsplaatsen worden zodanig ontworpen, gebouwd uitgerust, in bedrijf gesteld, gebruikt
en onderhouden, dat er gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen. Regelmatig wordt gecontroleerd of de aanwezige voorzieningen en genomen maatregelen adequaat functioneren. Geconstateerde gebreken met betrekking worden zo snel als mogelijk hersteld.’*
Veilig gebruik ‘Elektrische installaties zijn zodanig ontworpen, ingericht, aangelegd, onderhouden en gekenmerkt, dat een veilig gebruik van elektriciteit zo goed mogelijk is gewaarborgd. Daarbij is rekening gehouden met bijzondere eisen die kunnen voortkomen uit de wijze van het gebruik, de gebruiksomstandigheden en de te verwachten uitwendige invloeden.’ Let wel: Met elektrische installaties wordt in het Arbobesluit bedoeld alle elektrische installaties, dus zowel gebouwgebonden 230/400V installaties (die volgens NEN 1010, NEN 2535, NEN 2575 NENEN 1838 zijn gebouwd) maar bijvoorbeeld ook de elektrische installaties in machines, warmtepompen, productielijnen, brandmeldinstallaties, noodverlichting en tijdelijke installaties.
Elektrische arbeidsmiddelen In het Arbobesluit artikel 7.3, 7.4 en 7.5. staan de eisen aan (elektrische) arbeidsmiddelen beschreven: ‘Arbeidsmiddelen moeten passend zijn voor het gebruik, de gebruiker en de omgeving waarin ze worden toegepast. Door periodieke controle moet worden vastgesteld dat het arbeidsmiddel (nog) veilig is voor het gebruik*. De schriftelijke bewijsstukken van deze controle moeten op de werkplek aantoonbaar zijn. Let op; Niet elk elektrisch arbeidsmiddel dat verkrijgbaar is (en voldoet aan de producteisen) is een passend, doelmatig en veilig arbeidsmiddel op de werkvloer ook al staat er een CE-markering op.’ NEN 3140+A3 2019 ‘Bedrijfsvoering van elektrische installaties’ is een norm om te voldoen aan de eisen zoals hiervoor beschreven in het Arbobesluit. Het is de norm waarin in bepaling 5.101 staat hoe bestaande elektrische installaties kunnen worden beheerd en in bepaling 5.102 hoe je elektrische arbeidsmiddelen kunt beheren.
Maatwerk In NEN 3140 4.3 staat beschreven dat elke elektrische installatie en elk elektrisch arbeidsmiddel onder de verantwoordelijkheid van een installatieverantwoordelijke (IV) moet vallen.
Inspecteren kan verplicht zijn op basis van wetten en besluiten en zakelijke overeenkomsten.
Bij een onderneming is de daartoe aangewezen IV verantwoordelijk voor het borgen van de veiligheid van elektrische installaties en/of arbeidsmiddelen. Bij ondernemingen waar geen IV-er is of zijn aangewezen, is de eigenaar van de installatie hiervoor verantwoordelijk (volgens bijlage F NEN 3140). De IV moet bepalen en met redenen omkleed vastleggen: -welke (delen) elektrische installaties worden geïnspecteerd; -welke inspecties en de tijd ertussen worden uitgevoerd; -of en hoe steekproeven worden toegepast en eventueel de meetmethoden; en -welke meetinstrumenten worden toegepast bij de inspectie.
Bij deze inspectie moet rekening worden gehouden met de voorschriften van de fabrikant van het elektrisch materieel.
Inspectie uitbesteden Bedrijven besteden het inspecteren van elektrische installaties en-arbeidsmiddelen (waaronder machines) vaak uit aan installatiebedrijven. In de zakelijke overeenkomst tussen de opdrachtgever en het inspectiebedrijf moeten duidelijk de hierboven beschreven aspecten worden beschreven. Dé NEN 3140-inspectie bestaat dus niet. In NEN 3140 bepaling 5.3.3.6 staat beschreven dat ‘de resultaten van een inspectie moeten worden vastgelegd en passende (herstel)maatregelen moeten worden genomen (door de klant)’. Een inspectierapport kan worden opgesteld zoals beschreven in NEN 1010 bijlage 61.F. Ook zijn er voorbeeldinspectierapporten bij Techniek Nederland verkrijgbaar of kan de inspectie en rapportage op een andere, met de opdrachtgever overeengekomen, manier worden verricht. Een inspecteur is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn inspectiewerk en rapportage, hij is niet verantwoordelijk voor de installatie van de klant zoals soms wordt gedacht. Dat geldt pas nadat de installatieverantwoordelijkheid formeel is overgedragen. Wel moet de inspecteur bij het constateren van een acuut gevaar dit direct melden aan de eigenaar van de installatie zodat er direct maatregelen kunnen worden getroffen.
Omvang van inspectie Als de omvang van een inspectie vooraf niet wordt afgesproken tussen de opdrachtgever en het installatiebedrijf dan kan dat verkeerd uitpakken. Maar dat geldt voor elke dienstverlening. De klant denkt dat de volledige elektrische installatie wordt geïnspecteerd met de productielijnen/machines en dergelijke terwijl de installateur (in tegenstelling tot wat door de klant wordt gedacht) slechts de gebouwgebonden LS-installatie inspecteert. Ook zou door de klant kunnen worden gedacht dat de installateur het aanwijsbeleid, de risico’s van werkmethoden en het gebruik van elektrische arbeidsmiddelen gaat toetsen (omdat dat in NEN 3140 staat.) Er schuilt immers een groter risico in
Eigentijdse accenten –











Busch-axcent®
Individualisme krijgt vorm in het schakelaarprogramma Busch-axcent® . Rechte lijnen ontmoeten hoogwaardige materialen als glas, thermoplast en zelfs platina en titanium. Een schakelaar die zowel puur als opvallend is. Verkrijgbaar met een extra montageset die vlakke inbouwmontage mogelijk maakt. En met keuze uit afdekramen in dertien levendige, contrastrijke kleuren. Om je persoonlijke stijl te onderstrepen en een smaakvolle totaalindruk te creëren in elk interieur. busch-jaeger.de/nl
het menselijke gedrag bij het omgaan met elektrische installaties en -arbeidsmiddelen dan in het elektrisch materieel zelf. Maak als bedrijf dat de inspectie uitvoert vooraf duidelijke afspraken over de omvang van de inspectie en de wijze van rapportage.
Elektrische arbeidsmiddelen Bij ondernemingen moeten elektrische arbeidsmiddelen wel (en wellicht niet) worden geïnspecteerd (op basis van het Arbobesluit artikel. 7.3, 7.4 en 7.5). NEN 3140 5.102 is daarvoor de gangbare norm. Het omvat alle op de werkplek gebruikte elektrische arbeidsmiddelen, hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen die een elektrisch gevaar kunnen opleveren of verminderen. Niet alleen toestellen met een stekker, zoals soms wordt gedacht. Maar ook elektrische machines (als onderdeel van een productielijn), kantoorapparaten, keukenapparatuur, meetinstrumenten, verplaatsbare schakel- en verdeelinrichtingen enzovoort. Hierbij moet niet slechts worden beoordeeld of er gebreken zijn aan het arbeidsmiddel maar ook of het wordt toegepast overeenkomstig het ontwerp; ofwel of het arbeidsmiddel op de juiste locatie in relatie tot omgevingsinvloeden en deskundigheid van gebruikers wordt toegepast overeenkomstig de gebruikershandleiding. Voorbeeld: een 230 V-haspel met een vinylsnoer (in perfecte staat) wordt afgekeurd als deze op een bouwplaats of in een mechanische werkplaats wordt toegepast. Het is immers geen passend veilig arbeidsmiddel op die locatie. Ook hierbij geldt dus dat dé NEN 3140-inspectie niet bestaat. Ook hiervoor staat in de norm dat (door de installatieverantwoordelijke (of de eigenaar) een afzonderlijk tijdsinterval kan worden vastgesteld voor elk elektrisch arbeidsmiddel of elke groep van elektrische arbeidsmiddelen en voor elke visuele inspectie, inspectie door meting en beproeving of een onderdeel daarvan (zie NEN 3140 5.102.3).
Andere inspectienormen Andere gangbare normen waaronder kan worden geïnspecteerd zijn NTA 8220 en NPR8040-1. NTA 8220 is een Nederlandse Technische afspraak waarin een methode staat beschreven voor het beoordelen van elektrisch materieel op brandrisico. Deze norm vervangt niet de wettelijke verplichtingen zoals beschreven. NTA 8220 richt zich primair op het beoordelen van het brandrisico in een gebouwgebonden elektrisch installatie en het daarop aangesloten elektrisch materieel. In plaats van NEN 3140 kan in polisvoorwaarden van verzekeraars deze norm worden vermeld. Schade ten gevolge van brand door of in elektrisch materieel is immers voor verzekeraars het grote risico; niet de arbeidsveiligheid. Het toepassen van deze norm ontslaat een eigenaar niet van de verplichtingen die in de arboregelgeving staat.
Thermografische inspectie In NPR 8040-1 is beschreven thermografische inspecties in elektrische installaties – ‘Beoordelen van de gemeten temperatuur’. In deze norm staat beschreven hoe een beeld van een IRcamera kan worden beoordeeld. Welke temperatuur wordt als normaal geacht en wanneer is een verder onderzoek vereist. In een nader onderzoek kan de waarde van de stroom worden gemeten om te beoordelen of de te hoge temperatuur wordt veroorzaakt door een overbelasting of een slechte verbinding. NP8040-1 wordt ook in NTA 8220 toegepast. De norm NEN 8025 Veiligheidsinspectie woninginstallatie is ontwikkeld om (periodiek) gebouwen waarin wordt gewoond te beoordelen. Bij woningen is namelijk niet de Arbowetgeving (en bedrijfsvoeding volgens NEN 3140) van toepassing. NEN 8025 is de inspectienorm om toe te passen bij huurwoningen, studentenflats, kantoren waarin wordt gewoond en tijdelijke woonunits. Deze norm kan worden toegepast om de veiligheid van installaties in woningen te beoordelen. NEN 8025 2019 is de opvolger van NTA 8025. Deze norm richt zich op de beoordeling van elektrische installaties, gas-, water- en ventilatieinstallaties en de aangesloten voorzieningen.
Samenvatting Voor het inspecteren van bestaande installaties is NEN 3140 een norm om daarmee te voldoen aan bepalingen uit de Arbowet en het Arbobesluit. Ook staat NEN 3140 vermeld in sommige zakelijke overeenkomsten zoals in sommige verzekeringspolissen. In een dergelijke situatie moet dus wel een NEN 3140-inspectie worden verricht (en geen andere!). Het is belangrijk bij elke inspectie in overleg met de installatieverantwoordelijke (of de eigenaar) de omvang van de inspectie te bepalen en dit vast te leggen. Dit voorkomt misverstanden die verstrekkende financiële gevolgen kunnen hebben.
Foto: Euro-Index

Als een klant geen installatieverantwoordelijke heeft, dan kan worden geadviseerd in de omvang en de termijn van de inspectie. Wellicht moeten dan delen van de installatie, zoals een machine-installatie en de brandmeldinstallatie worden uitgesloten, en de inspectie van deze delen worden overgelaten aan een andere deskundige partij. Ook kan worden voorgesteld een inspectiematrix op te stellen. Hierin staat de omvang van verschillende inspecties aan gebouwgebonden installaties en aan elektrische arbeidsmiddelen en elektrische machines door de jaren beschreven, want delen van een elektrische installatie en elektrische arbeidsmiddelen kunnen een andere inspectietermijn hebben. Niet alles hoeft met dezelfde frequentie te worden geïnspecteerd. NEN 3140 is dus de norm die vaak van toepassing is (volgens een overeenkomst) en op basis van het niveau zoals in Arboregelgeving is beschreven; niet NEN 1010 die zich slechts richt op een gedeelte van de installatie (het gebouwgebonden deel waarbij deel 61 zich richt op de inspectie tijdens de bouw en voor oplevering).
*Zie overheid.nl: Warenwetbesluit elektrisch materiaal.
**Anton Kerkhofs is betrokken bij de ontwikkeling van normen, schrijft voor vakbladen en is auteur van boeken als NEN 3140 vakbekwaam persoon. Hij werkt bij SBK Opleidingen en heeft een eigen bedrijf: AK Trainingen en Projecten.