
8 minute read
Toepassing prefab meterkast makkelijker met NTA
De prefab meterkast wint terrein. Het wordt makkelijker om de meterkast, na het leggen van de fundering en het storten van de ondervloer, als eerste te plaatsen. Hoofdrolspelers in het bouwproces hebben recentelijk hierover afspraken gemaakt in de NTA 8769.
Tekst Ferdinand Pronk
In deze ‘Nederlandse technische afspraak’ staan eisen aan de meterkasten, het proces van de vooraanleg en de kwaliteitsborging gedurende het proces. Die afspraken zijn gemaakt door een brede vertegenwoordiging van de bouwkolom. Nutsbedrijven zoals Alliander, Enexis, mijnaansluiting, Stedin en Vitens zaten aan tafel. Bij de leveranciers kom je partijen tegen als CEHEtech, Beutech, Eaton en Hager. Bij de bouwbedrijven zijn partijen als Dura Vermeer, Van Wijnen en Koopmans vertegenwoordigd.
Ruime praktijkervaring Marco Kock, projectleider bij Dura Vermeer, was lid van de commissie. Vorig jaar vertelde hij in Installatie Journaal over ‘meterkast vooruit’: de naam waaronder het bedrijf prefab kasten toepast. “We hebben ruime praktijkervaring”, zegt hij nu. “In het project TudorPark in Hoofddorp hebben we inmiddels 194 woningen op deze manier gebouwd.” Kock legde toen de essentie van de nieuwe bouwwijze uit: “Nutsbedrijven maken hun aansluitingen tot nu toe aan het eind van het bouwproces, als de woning steigervrij is. Dat moment is door onder andere weersinvloeden moeilijk te plannen en daardoor moet de oplevering regelmatig worden uitgesteld. Bij ‘meterkast vooruit’ gebeurt de aansluiting al in de eerste dagen, direct na het aanbrengen van de begane grondvloer.” De dag erna worden de sleuven gegraven, vertelt Kock. “En dan worden de mantelbuizen op de funderingsbalk gefixeerd. Vervolgens wordt de kast aangesloten en gaat de sleuf weer dicht. Dat is een extra voordeel: bij de traditionele manier van werken blijft de geul lang open en ga je altijd over loopplanken de woning in. Riskant.“
Behoefte aan spelregels Het nieuwe proces wijkt af van de gangbare bouwpraktijk, waardoor het aanvankelijk lastig was om van nutsbedrijven medewerking te krijgen voor deze manier van werken. Bovendien stelden bedrijven verschillende eisen: “Netbeheerder Alliander stond er voor open om de mogelijkheden te bekijken. Dat hebben we vervolgens gedaan met Bouwend Nederland en Mijnaansluiting.nl. Als uitvloeisel daarvan ontstond er behoefte om hier spelregels over op te schrijven. Op initiatief van Mijnaansluiting is NEN gevraagd om met ons een NTA op te stellen.” Die NTA is op 25 juni 2020 opgeleverd. NEN formuleert wat formeel: ‘Door middel van deze NTA 8769 wordt bijgedragen aan meer duidelijkheid en transparantie ten aanzien van eisen die gesteld worden aan de prefab meterkast, het proces van vooraanleg en de kwaliteitsbor-
ging gedurende dit proces. De aanleg van nutsvoorzieningen maakt onderdeel uit van het gehele bouwproces. Door veranderende marktomstandigheden, maakbaarheidsvraagstukken en bouwmethoden, kan het nuttig zijn om nutsvoorzieningen al in een eerder stadium van het bouwproces te realiseren.’
Reclame maken Kock is er blij mee: “Het is goed dat we het eens zijn geworden met de vertegenwoordigers van de partijen die een rol spelen in het bouwproces. De volgende stap is om de NTA bekendheid te geven, zodat die veel zal worden gebruikt. Ik ben daar optimistisch over, onder andere omdat Mijnaansluiting.nl mede-initiatiefnemer voor de NTA was.” Mijnaansluiting.nl stroomlijnt het aanvraagproces voor alle soor-
ten nutsvoorzieningen en is een initiatief van de netbeheerders. De prefab-meterkast heeft het in zich om de standaard in de bouw te worden, denkt Kock: “Ik merk veel enthousiasme bij collega’s. Intussen ontwikkelen wij door. Toen we in februari 2019 begonnen, plaatsen we direct het definitieve kozijn in de kast, maar dat bleek toch te kwetsbaar. Bovendien lukte het niet goed om de deur permanent gesloten te houden. Met een andere kozijn/deurcombinatie is dat nu wel in orde. En zo blijven we zoeken naar verdere optimalisatie.” De samenwerking met de nutsbedrijven verloopt nu goed. “De discussie die we eerst met hen voerden over termijnen hebben we nu met de infra-aannemer: wanneer haal je de steiger weg?” De NTA 8769 ‘Aansluiting van prefab meterkasten in de ruwbouwfase’ sluit aan op NEN 2768 ‘Meterruimten en bijbehorende bouwkundige voorzieningen in woningen’ en op andere normen, zoals NEN 1010 ‘Elektrische installaties voor laagspanning’. De 26 pagina’s tellende NTA is voor 41 euro verkrijgbaar bij NEN.
Bij ‘meterkast vooruit’ gebeurt de aansluiting al in de eerste dagen.

De gemeente Rotterdam breidt het aantal laadpunten in parkeergarages uit. Binnen nu en vier jaar moet er capaciteit zijn voor het opladen van zo’n duizend elektrische auto’s. Voor de laadpunten wordt in veel gevallen het elektrisch vermogen gebruikt van ventilatie-installaties die in het geval van een calamiteit moeten zorgen voor rook- en warmteafvoer.
Tekst Ingrid Rompa Beeld Jan van der Ploeg i.o.v. gemeente Rotterdam
“De ventilatie-installaties die bij calamiteiten moeten zorgen voor rook- en warmteafvoer, worden bijna nooit gebruikt”, vertelt projectleider Stadsbeheer Willem de Winter. “Daarom is besloten dat elektrisch vermogen te gebruiken voor de laadpunten. In geval van een calamiteit - bijvoorbeeld een brand - wordt de verdeelkast van de laadpunten direct uitgeschakeld, zodat er geen spanning meer aanwezig is op de laadpunten en je de veiligheidsinstallaties meteen kunt gebruiken. Dit vraagt een wat grotere investering, maar het houdt de zaak beheersbaar en overzichtelijk.”
Steeds meer Nederlandse steden willen hun oplaadmogelijkheden vergroten.

Aparte verdeelinrichtingen Voor de uitbreidingen van laadpunten worden aparte verdeelinrichtingen toegepast, gescheiden van de rest van de installatie. “De verdeelkasten van de laadpunten zijn gekoppeld aan de veiligheidsinstallaties zoals brandinstallatiesystemen, ventilatiesystemen en noodstroomsystemen”, licht De Winter toe. Een van de redenen om dit op deze manier uit te voeren is dat er meteen kan worden geblust wanneer een elektrisch voertuig in brand vliegt. “Zonder dat er gevaar is dat er nog spanning staat op de laadpunten. En hiermee is een deel van het gevaar weggenomen.” Eigenlijk is het gewoon een kwestie van logisch nadenken, weet De Winter. “Die laadpunten gebruiken heel veel elektrische energie, dus die moet je ergens vandaan halen. In veel grote, ondergrondse garages is een rook- en warmteafvoerinstallatie of sprinkler toegepast om invulling te geven aan het Bouwbesluit. Heel
veel garages hebben een rook- en warmteafvoerinstallatie met zware ventilatoren nodig, die bijna nooit wordt gebruikt. Alleen bij een calamiteit dus. En als de installatie wordt onderhouden. Voor deze installaties moet je wel heel veel elektrisch vermogen hebben.” En dat kun je natuurlijk heel goed gebruiken voor de laadpunten. De Winter: “We hebben dus gekeken hoe we dit zo veilig mogelijk kunnen doen met de huidige regelgeving. Wij zijn techneuten. We bedenken dingen en we voeren ze uit.”
Populair Nu de elektrische auto steeds populairder wordt, willen steeds meer Nederlandse steden hun oplaadmogelijkheden vergroten. Parkeergarages
TIPS/AANDACHTSPUNTEN
Twee tips voor installateurs die laadpunten in parkeergarages gaan installeren: - Let goed op het beschikbare vermogen als er laadpunten worden geplaatst. Onderschat niet wat de laadpalen aan vermogen gebruiken. - Maak voor de oplaadpunten een aparte verdeelkast die wordt uitgeschakeld in geval van calamiteiten zoals brand, netuitval (noodstroomaggregaat) en CO-/LPG-detectie alarm. lijken een logische plek, maar in veel garages ontbreekt de daarvoor benodigde amperage. Parking Centrum Oosterdok in Amsterdam groeide dankzij een installatietechnische vondst uit tot Nederlands grootste oplaadgelegenheid. Tientallen elektrische auto’s kunnen er tegelijk hun batterij opladen. In Rotterdam gaat het dit jaar in totaal om 125 laadpunten in verschillende parkeergarages. “Dat betekent ongeveer 250 plekken”, vertelt De Winter. “Dat is vierduizend ampère, verdeeld over alle locaties. Dat is best veel, maar je hebt ook heel veel elektrische energie nodig om laadpunten op vol vermogen te laten draaien.” Samen met Eneco wordt bekeken hoeveel vermogen beschikbaar is en hoe dat kan worden verdeeld over de laadpunten.
Smart Charging “Het vermogen wordt via een smart charging systeem over de laadpunten verdeeld”, licht De Winter toe. “Er wordt gemeten hoeveel de laadpalen gebruiken en kunnen dat dan elektronisch terug regelen. We hebben bijvoorbeeld 400 ampère beschikbaar voor twintig laadpunten, maar dat is te weinig voor twintig laadpunten op vol vermogen. Dan wordt het vermogen dus vervolgens verdeeld over de aangesloten auto’s. Als er minder auto’s aangesloten zijn dan gaat het laden per auto een stuk sneller.” Begin dit jaar ontstonden grote zorgen en veel onduidelijkheid over de veiligheid van het laden van elektrische auto’s in ondergrondse parkeergarages en hoe je dat het beste kunt organiseren. Risico’s werden door consumentenprogramma Kassa gerelateerd aan onverwachte storingen in de lithiumaccu van elektrische voertuigen. Het gevolg is dat de uitrol van laadpunten voor elektrische auto’s in ondergrondse parkeerplaatsen van Verenigingen van Eigenaren (VvE) tot stilstand is gekomen. Brandweer Nederland stelt maatregelen voor om het risico op brand en de gevolgen daarvan te verminderen.
Onderzoek naar de risico’s Dit feit heeft ook gevolgen voor gemeenten, vertelt De Winter: “De gemeente Rotterdam heeft nu opdracht gegeven voor een onderzoek naar de risico’s van elektrische voertuigen in de diverse type parkeergarages - ondergronds, bovengronds, onder winkels, onder woningen - om hiervoor eventueel maatwerk voor de veiligheid te kunnen leveren.”
In veel garages ontbreekt de benodigde amperage.

Want welke aanvullende maatregelen kun en moet je nemen om de situatie veiliger te maken? En hoe groot is de kans dat een elektrische auto in brand vliegt? De Winter: “Belangrijke vragen zijn hierbij ook: hoe kunnen we in geval van brand de verspreiding voorkomen en schade beperken? En hoe kunnen we de constructie van het gebouw optimaal beschermen? Hierbij gaan we ervan uit dat de garages al voldoen aan het Bouwbesluit 2012.”
Brandpreventiecommissie Het onderzoek in Rotterdam wordt gedaan samen met de Brandpreventiecommissie, een gezamenlijke commissie van Bouw- en woningtoezicht en Veiligheidsregio Rotterdam, Rotterdam Rijnmond. De brandweer is onderdeel van de VRR. De Winter: “We hebben altijd heel nauw contact met de brandweer. In de rapportage die we krijgen zullen aanbevelingen staan om het veilig te krijgen. Dat gaan we dan vervolgens met de Brand Preventie Commissie en IFV (het instituut fysieke veiligheid) bespreken.” En dat kan per soort parkeergarage verschillen. “Wanneer er woningen of winkels boven zijn gevestigd, is het een heel andere situatie dan dat de parkeergarage zich op een verlaten plek bevindt. Daar moet je wel rekening mee houden.” Het onderzoek loopt nu, na de zomervakantie wordt het rapport verwacht. De Winter”, “dus inhoudelijk kan ik er nog niets over zeggen.”

