
8 minute read
Het meten van aardingssystemen kan beter
Het is belangrijk om bij oplevering, uitbreiding, renovatie of inspectie van een installatie na te gaan of het aardingssysteem (nog) geschikt is. De installateur of inspecteur krijgt meer inzicht in het systeem door het meten van circuitweerstanden. Kees Compaan, manager sales en services bij KWx Meetinstrumenten komt met een aantal aandachtspunten.
Tekst Evi Husson
“In de praktijk is rond het thema meten van aardingssystemen een aantal verbeteringen mogelijk”, stelt Compaan. “Een eerste aspect is het meten zelf. Dat wordt nog wel eens achterwege gelaten. Ik vermoed dat het zelfs eerder niet dan wel gebeurt. Waarom? Mogelijk zit het abstractieniveau van zo’n kale meetwaarde het uitvoeren van de meting in de weg. Meten is eigenlijk niet zo moeilijk, de waardes interpreteren, daar zit vaak het probleem. ”
TN- versus TT-stelsel Nederland heeft twee verschillende aardingsstelsels: het TN-stelsel en het TT-stelsel. Bij een TTstelsel wordt zowel vanuit de transformatorzijde als vanuit de installatie een verbinding met de aarde gemaakt. De nulleider van de transforma-
sels zijn op een andere manier opgebouwd. Dit betekent dat ook de meetprincipes en de uitkomsten hiervan anders zijn. Als installateur of inspecteur zul je de waardes afhankelijk van het gebruikte stelsel anders moeten interpreteren. Daar gaat het nogal eens fout”, zegt Compaan.
TN-stelsel “Neem het TN-stelsel. Hier meet je tussen fase en nul en tussen fase en aarde eigenlijk in prin-
cipe met dezelfde meetmethodiek. De meetmethodes zijn gelijk, alleen de aansluitingen zijn anders. Je gaat vanaf de fase met een meetstroom door de nul heen helemaal terug naar het transformatorhuisje en via de faseleiding ga je weer terug. Dat is het meetcircuit dat je gebruikt bij weerstandfase nul (Zi). Het enige verschil is dat bij de weerstandfase aarde (Zs) of het aardcircuit, je de meetstroom vanaf de fase door de aarde heen laat lopen.”
tor wordt geaard. De aarde wordt aan de verbruikerszijde verbonden met de PE-leiding. Bij een TN-stelsel is er een directe verbinding tussen een punt van de voedingsbron en de aarde. De metalen delen van de installatie zijn met bescher-r mingsleidingen met dit geaarde punt van de voedingsbron verbonden. Bij een fout loopt de aardfoutstroom alleen via de leidingen. “De stel-

De 3155 Eurotest is XD is een moderne installatietester van Metrel.
Op de illustratie is te zien bij welke punten in een badkamer aarding aangebracht dient te worden.


Bij het uitvoeren van de meting moet je daarom als installateur of inspecteur verwachten dat de meetwaardes nagenoeg gelijk zijn, weet Compaan. “Er mag geen groot verschil zitten tussen de twee waardes.” Belangrijk is daarbij om te meten vanaf het fundament van de installatie, bij de punt van overdracht van het energiebedrijf waar de kilowattuurmeter zit. “Je begint te meten vanaf de verdeelinrichting, zodat je ook meteen ziet met welk stelsel je te maken hebt. Vervolgens meet je op de gekozen inspectiepunten en controleer je wat het verschil is tussen de binnenkomende Zi en Zs enerzijds en de Zs en Zi op de betreffende inspectiepunten.”
TT-stelsel In een TT-stelsel zal de Zi (fase nul) waarschijnlijk lager zijn dan de weerstandsmetingwaarde aarde (Zs) omdat je doorheen de aardpen moet meten. “Doordat in dat circuit een aardpen zit, is het mogelijk dat er een hogere aardweerstand is. Volgens de NEN 1010 is dit geen probleem aangezien volgens de norm de maximale aardverspreidingsweerstand 166Ω mag zijn.” Je moet je dan wel bewust zijn met welk stelsel je te maken hebt. “Een fout die je zou kunnen maken, is dat je bij de inspectie van een ruimte in een gebouw een waarde van 80Ω meet en
KENNISMIDDAG OVER AARDING
22 september houdt Installatie Journaal een online kennismiddag over aarding. Kees Compaan van KWx Meetinstrumenten is een van de sprekers. deze als acceptabel acht omdat je een TT-stelsel veronderstelt. Echter, als je te maken hebt met een TN-stelsel dan duidt deze waarde op een fout in de installatie.”
Visualisatie en tabel
Als installateur of inspecteur moet je de waardes die je meet, goed kunnen interpreteren. “Weet en begrijp wat je meet en probeer altijd te visualiseren waarom je meetinstrument bepaalde waardes aangeeft”, vertelt Compaan. “Stel dat je op een inspectiepunt 2Ω meet terwijl de meetwaarde bij de verdeelinrichting 0,5Ω bedraagt. Is dit dan goed? De waarde ligt binnen de norm, dus lijkt er mogelijk op het eerste gezicht niets aan de hand. Echter, als je bedenkt dat per strekkende meter van 2,5mm2 de weerstandsverhoging ongeveer 7mΩ bedraagt, dan is 1,5Ω verschil in waarde ineens erg veel.” Compaan: “Ligt je inspectiepunt bijvoorbeeld op een afstand van tien meter ten opzichte van je binnenkomende voeding, dan kom je op een totaal van twintig meter - door de fase heen en de nul weer terug - op een weerstandsverschil van 0,14Ω. Dan moet je dus zien te achterhalen waar die gemeten 2Ω vandaan komt. Het kan duiden op fouten of op variaties in de installatie.”Aan te bevelen is om bij het meten altijd te controleren welke leidingdoorsnedes er zijn gebruikt in de aardingssystemen en hoe groot de afstand is tussen je meetpunten. Met behulp van een tabel met weerstandswaardes kan de installateur of inspecteur meer grip krijgen op het tot stand komen van de meetwaardes. Afwijkende waardes Afwijkende waardes kunnen meerdere oorzaken hebben. Er kan een fout zijn opgetreden, zoals een slechte verbinding, vertelt Compaan. “Er kan sprake zijn van een stekerbare installatie (doorlussen), de praktijk komt niet overeen met het oorspronkelijke ontwerp, verbouwingen of aanpassingen die zijn doorgevoerd kunnen zorgen voor afwijkende waardes, enzovoort. Denk altijd twee stappen verder en ga na waarom je de waardes meet en of deze stroken met je verwachtingen. Door dit voortdurend te herhalen en de weg van het stroomcircuit te visualiseren, krijg je meer gevoel bij de waardes en zul je sneller in staat zijn fouten op te sporen en afwijkingen te herkennen.”
Spanningsloos Een TT-stelsel heeft een eigen aardpen. Er zijn twee gangbare methodes om een aardpen bij een TT-stelsel te meten”, zegt Kees Compaan. “De eerste methode is om hem als losstaande elektrode met behulp van de meetspanning en de stroom van het meetinstrument te meten. Voor deze methode heb je twee hulpelektrodes nodig. Door deze hulpelektrodes in de grond te prikken, kun je exact de weerstand meten van de aardelektrode. Vaak gebeurt dit bij een nieuwe aardelektrode.” Bij bestaande installaties is dit alleen goed mogelijk als je de installatie spanningsloos maakt en de elektrode loskoppelt in verband met mogelijk andere paden naar aarde. “Dit is in de praktijk niet altijd mogelijk en zorgt
ervoor dat het een lastige methode is om te gebruiken bij installaties die al in gebruik zijn. Na het meten moet bovendien de verbinding opnieuw worden gemaakt en gecontroleerd. Daarnaast is het plaatsen van de hulpelektroden in stedelijke gebieden vaak een uitdaging. De tweede methode is handiger. Hier wordt via het circuit gemeten en hoeft niets te worden losgekoppeld. “Ook bij deze methode moet er rekningen worden gehouden met het feit dat een gebouw met de aarde kan zijn verbonden. Koppel je het circuit niet los om te meten dan stuur je je meetstroom de aarde in en zal mogelijk een deel via de gebouwfundatie de grond in gaan waardoor de meting minder zuiver is. Een oplossing hiervoor is een geavanceerdere meettechniek waarbij een tang om de aardelektrode heen wordt aangesloten zodat je selectief kunt meten. Dit is vooral voor complexere aardingssystemen erg geschikt.”
Vreemde geleidende delen Nog een aandachtspunt is het nagaan of een bestaande installatie in het verleden werd geaard met behulp van loden waterleidingen. “Mochten deze leidingen zijn weggehaald - loden waterleidingen zijn niet langer toegestaan - dan is het van belang om te controleren of het aardingssysteem nog steeds op orde is. In het verleden hebben niet op orde zijnde aardingssystemen helaas al slachtoff ers geëist.” Aarden via vreemde geleidende delen kan risico’s met zich meebrengen. “Stel dat een bepaalde machine in een fabriek als hulpmiddel is gebruikt en deze machine wordt weggehaald, dan kan dit eveneens leiden tot een onveilige situatie. Door te meten komen deze onveilige situaties boven water.”
Meten aan pv-installaties Tot slot geeft Compaan nog een tip met betrekking tot het meten aan pv-installaties. “Het meten aan een pv-installatie, is een van de meest lastige en complexe meetprocedures. Je moet met een meetapparaat met een lang snoer het dak op om te kijken of de potentiaalvereff ening nog goed is en het liefst op meer-

dere punten.” Maar meten met een meetinstrument alleen, is niet voldoende. “Hier is visuele inspectie minstens zo belangrijk. Na een jaar, vijf jaar of langer moet er nauwkeurig worden gecontroleerd of er geen corrosie optreedt. Het verbinden van twee verschillende materialen kan leiden tot corrosie waardoor na een aantal jaar de aardaansluiting al weggeroest kan zijn. Het is belangrijk om beginnende corrosie meteen op te merken om erger te voorkomen.” Onlangs is de inspectieregeling Scios Scope12 geïmplementeerd. Bij de Scope 12 wordt de hele zonnestroominstallatie gecontroleerd door een gecertificeerde inspecteur. Dit moet leiden tot betere inspecties. Compaan: “De weerstandswaardes die in deze scope zijn opgenomen als acceptabel, zijn naar mijn mening vrij ruim genomen, met weerstanden tot 10Ω. Mocht je zonder te begrijpen hoe de installatie in elkaar zit deze waardes als uitgangspunt nemen dan blijven er mogelijk fouten in het systeem onopgemerkt. Ook hier is en blijft nadenken en de installatie visualiseren de boodschap. ”
Voelen.

Een schakelaar? Of volmaakt met slechts één aanraking? De Gira tastsensor 4 is meer dan alleen aan of uit. Hij is veelzijdig qua design. Pure intuïtie. En comfortabel configureerbaar voor KNX functies zoals entertainment, jaloezie, temperatuur of licht. Een schakelaar die oriëntatie biedt en waarmee we niet alleen het Smart Home, maar ook heel eenvoudig ons gevoel

Sturen.
Smart Home. Smart Building. Smart Life.

gira.nl
Gira / Smart Home / Gira tastsensor 4
