MedZ 1 - 2016

Page 1

MedZ

vakblad voor de praktijkhoudende huisarts  jaar 3 • #1 • 2016 zekeraars? Weinig huisartsen krijgen er een warm gevoel bij. Sterker nog, velen zien hen als de vijand. Chris Oomen, topman van zorgverzekeraar DSW, begrijpt dat sentiment maar al te goed. Hij vind htsmonopolie van de verzekeraars een slechte zaak, zowel voor patiënten als voor zorgverleners. De onafhankelijkheid van de huisarts is voor hem een groot goed en een randvoorwaarde voor het functionere huidige systeem van gereguleerde zorg. De vertrouwensband tussen arts en patiënt mag niet onder druk komen te staan door financiële prikkels, bureaucratische hobbels of oekazes van zorgverzekeraar r niets behoorde hij tot de eersten die hun handtekening zetten onder de petitie van Het roer moet om. De actiegroep verwoordde precies wat hij al jaren betoogt. ‘Prachtig dat zo’n pamflet dat aan d spijkerd wordt, voldoende is om de machthebbers in de zorg als een blad aan een boom om te laten slaan’, vindt hij. Vooropgesteld: Oomen is niet tegen het huidige zorgstelsel. Integendeel. ‘Een beter systeem niet denkbaar. We moeten zeker niet terug naar de oude situatie van het ziekenfonds met zijn wachtlijsten en tweederangs patiënten. Dit stelsel heeft de kwaliteit van de zorg absoluut verbeterd.’ Maa niet zeggen dat het ideaal is. Zo is de monopoliepositie van de vier grote zorgverzekeraars een bom onder het systeem. ‘Het stelsel is gebaseerd op samenwerking tussen zorgverleners, zorgverzekeraars e n. Dat geheel moet in balans zijn. Als je één partij meer macht geeft dan een ander, is het evenwicht zoek.’Hij is het dan ook volstrekt niet eens met de wens van Zorgverzekeraars Nederland om één lij en. ‘Ik vind het juist heel gezond dat we als zorgverzekeraars tegenover elkaar staan en dat de verschillen duidelijk worden. Mensen moeten iets te kiezen hebben! Dat is een randvoorwaarde voor he neren van het huidige zorgstelsel. Zonder keuzevrijheid geen marktwerking.’Om die reden heeft hij zich ook publiekelijk sterk gemaakt voor de vrijeartsenkeuze, onder andere in een open brief aan ministe s. Een actie waarvoor Andre Rouvoet van ZN hem ter verantwoording riep, omdat hij daarmee inging tegen het officiële standpunt van de branche. Niet dat hij daarmee zit. ‘Als 95 procent van het vo e artsenkeuze is, en 100 procent van de verzekeraars zegt: ‘Wij willen dat niet’, en als je mij dan ook nog wilt verbieden daar kritiek op te hebben, dan ben je als branche echt compleet de weg kwijt’, vind is hij fel gekant tegen de angstcultuur die is geschapen door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). ‘Het is merkwaardig dat je bijna alles mag als je fuseert, terwijl je bijna niks mag als je wilt samenwer t is de grootste fout die de gezondheidszorg de afgelopen jaren heeft gemaakt. De boete voor de LHV wegens kartelvorming heeft veel angst veroorzaakt onder huisartsen en veel goede dingen in de zor rd. Iedereen is bang voor de ACM, maar dat is niet terecht want de mening van de AMC over mededinging doet helemaal niet ter zake. De ACM kan alleen maar duiden; het oordeel is uiteindelijk aan d ’ In zijn optiek is het overduidelijk dat huisartsen zich niet kwalificeren voor de Mededingingswet omdat 85 procent van hun inkomen vastligt, en van de overige 15 procent ook nog eens 85 procent. Het gaa r om een paar procent die flexibel is. ‘Zeker in dat licht is het een kwalijke zaak dat je je als huisarts steeds af moet vragen of je geen dingen doet die in strijd zijn met de Mededingingswet. Huisartse hun tijd beter kunnen stoppen in het maken van goede afspraken over het invullen van de zorg in hun regio. We hebben veel meer te winnen bij samenwerking dan bij concurrentie.’ Marktwerking in d namelijk iets heel anders dan in andere branches. ‘Huisartsen hebben geen ‘normale’ onderneming. Ik ken geen huisarts die failliet is gegaan, maar ook niemand die van zijn praktijkvoering miljonair n. Kennelijk gelden in huisartsenpraktijken andere regels dan bij andere ondernemers. Dat is ook niet zo gek, want de mogelijkheden om extra geld te verdienen zijn beperkt. Er zit speelruimte in hoe groo jk is en hoe efficiënt je de boel organiseert, maar dan houdt het wel op. Ook het feit dat een huisarts 24/7 beschikbaar moet zijn of vervanging geregeld moet hebben, maakt het onmogelijk om te denke n van concurrentie.’ Dat besef is inmiddels ook bij de andere partijen doorgedrongen. Zorgverzekeraars, toezichthouders en politici roepen sinds de bijeenkomst in De Rode Hoed en masse dat de Mededin t misschien wel wat ruimer geïnterpreteerd kan worden. ‘Opmerkelijk’, stelt Oomen koeltjes. ‘De wet is niet anders dan vroeger, alleen wordt hij inmiddels anders geduid. Meer in lijn met wat ik al jare ttige kritiek op zijn vakgenoten dus. Maar Oomen laat het daar niet bij. Hij biedt ook alternatieven. DSW doet sommige dingen bewust anders. Bijvoorbeeld in de onderhandelingen met zorgverleners. Hie kenen bij het kruisje’. Huisartsen en andere zorgverleners worden hier uiterst serieus genomen. Contracten zijn het resultaat van inhoudelijk overleg tussen de partijen in de regio, en dat overleg vindt plaat oogste niveau. ‘Bij de grote zorgverzekeraars kom je als huisarts niet eens voorbij de receptioniste, maar bij ons zit je met de Raad van Bestuur aan tafel’, stelt Oomen. Het streven is gericht op contracte ereen een goed gevoel bij heeft.De andere kant van de medaille is dat zorgverleners na die onderhandelingen dan ook niet moeten zeuren. Hij kan prima leven met de uitspraak van het College van Beroe bedrijfsleven (CBb) over het bezwaar van VPHuisartsen tegen de Tariefbeschikking van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voor de huisartsenzorg en de multidisciplinaire zorg voor 2015. Als gevolg va raak moeten zorgverzekeraars bepaalde prestaties van zorgverleners ook vergoeden als die zorgverlener geen contract heeft. Oomen heeft daar geen probleem mee, aangezien hij de toegankelijkheid van d en hoog in het vaandel heeft staan. Maar het moet niet zo zijn, dat hij als verzekeraar dan maar naar de pijpen van de huisartsen moet dansen. ‘Wij sluiten contracten af met allerlei partijen voor de he n dat doen we met de grootst mogelijke zorgvuldigheid. Het is prima als iemand daar niet in mee wil. Maar ik voel me dan niet verplicht om met zo iemand alsnog een apart contract af te sluiten. Ik wil iederee tract geven, en iedereen mag wat mij betreft ook zonder contract functioneren. Zolang het maar niet zo is dat ik iemand zonder contract beter moet honoreren dan iemand met contract.’Ook de wijz tracteren is anders dan bij de grote vier. Oomen gelooft niet in contrateren op kwaliteit. ‘Contracteren op kwaliteit is complete onzin. Net als in andere beroepen heb je goede en slechte huisartsen. W hooguit de nullen eruit halen, maar we kunnen onmogelijk beoordelen of iemand een 6 of een 7 is. Dat is een idee-fixe. Kwaliteitsbeoordeling is typisch een verantwoordelijkheid van de sector zelf.’ Daarom rt DSW zoveel mogelijk op zorgzwaarte. ‘Wie veel moet doen krijgt meer betaald dan wie weinig hoeft te doen. Simpel en rechtvaardig’, vindt Oomen. ‘Dit lijkt mij voor huisartsen het meest ideale systee omend voordeel voor zorgverleners die zakendoen met DSW is dat deze zorgverzekeraar streeft naar zo min mogelijk bureaucratische rompslomp. ‘Ik geloof niet in het bijhouden van aparte administratie alles en nog wat. Wij kleden de “kerstboom” zoveel mogelijk uit. De meeste dingen die wij willen weten, bijvoorbeeld over het voorschrijfpatroon of de spoedhulp, kunnen we zelf uit het systeem halen. Daa we de zorgverleners niet mee lastig te vallen.’Wat de toekomst van de huisartsgeneeskunde betreft verwacht Oomen dat de solopraktijk op termijn zal verdwijnen. Er wordt overal volop samengewerkt, e d zal zeker doorzetten. De standaard wordt volgens Oomen een huisartsenpraktijk die voldoende grootte heeft om verschillende disciplines te huisvesten, een gezicht naar buiten te vormen en de continuïte borgen. In de zorg van de toekomst zullen de eerste en de tweede lijn geïntegreerd samenwerken. ‘Maar dat kan alleen als de financiering daarop afgestemd wordt in plaats van dat die de samenwerkin t, zoals nu nog het geval is.’ Zorgverzekeraars? Weinig huisartsen krijgen er een warm gevoel bij. Sterker nog, velen zien hen als de vijand. Chris Oomen, topman van zorgverzekeraar DSW, begrijpt da nt maar al te goed. Hij vindt het machtsmonopolie van de verzekeraars een slechte zaak, zowel voor patiënten als voor zorgverleners. De onafhankelijkheid van de huisarts is voor hem een groot goed en ee rwaarde voor het functioneren van het huidige systeem van gereguleerde zorg. De vertrouwensband tussen arts en patiënt mag niet onder druk komen te staan door financiële prikkels, bureaucratisch of oekazes van zorgverzekeraars. Niet voor niets behoorde hij tot de eersten die hun handtekening zetten onder de petitie van Het roer moet om. De actiegroep verwoordde precies wat hij al jaren betoogt g dat zo’n pamflet dat aan de muur gespijkerd wordt, voldoende is om de machthebbers in de zorg als een blad aan een boom om te laten slaan’, vindt hij. Vooropgesteld: Oomen is niet tegen het huidig sel. Integendeel. ‘Een beter systeem is haast niet denkbaar. We moeten zeker niet terug naar de oude situatie van het ziekenfonds met zijn wachtlijsten en tweederangs patiënten. Dit stelsel heeft d t van de zorg absoluut verbeterd.’ Maar dat wil niet zeggen dat het ideaal is. Zo is de monopoliepositie van de vier grote zorgverzekeraars een bom onder het systeem. ‘Het stelsel is gebaseerd op samenwerkin zorgverleners, zorgverzekeraars en patiënten. Dat geheel moet in balans zijn. Als je één partij meer macht geeft dan een ander, is het evenwicht zoek.’Hij is het dan ook volstrekt niet eens met de wen gverzekeraars Nederland om één lijn te trekken. ‘Ik vind het juist heel gezond dat we als zorgverzekeraars tegenover elkaar staan en dat de verschillen duidelijk worden. Mensen moeten iets te kieze Dat is een randvoorwaarde voor het functioneren van het huidige zorgstelsel. Zonder keuzevrijheid geen marktwerking.’Om die reden heeft hij zich ook publiekelijk sterk gemaakt voor de vrijeartsenkeuze ndere in een open brief aan minister Schippers. Een actie waarvoor Andre Rouvoet van ZN hem ter verantwoording riep, omdat hij daarmee inging tegen het officiële standpunt van de branche. Niet da mee zit. ‘Als 95 procent van het volk voor vrije artsenkeuze is, en 100 procent van de verzekeraars zegt: ‘Wij willen dat niet’, en als je mij dan ook nog wilt verbieden daar kritiek op te hebben, dan ben che echt compleet de weg kwijt’, vindt hij. Ook is hij fel gekant tegen de angstcultuur die is geschapen door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). ‘Het is merkwaardig dat je bijna alles mag als je fuseert e bijna niks mag als je wilt samenwerken. Dat is de grootste fout die de gezondheidszorg de afgelopen jaren heeft gemaakt. De boete voor de LHV wegens kartelvorming heeft veel angst veroorzaakt onde en en veel goede dingen in de zorg belemmerd. Iedereen is bang voor de ACM, maar dat is niet terecht want de mening van de AMC over mededinging doet helemaal niet ter zake. De ACM kan alleen maa het oordeel is uiteindelijk aan de rechter.’ In zijn optiek is het overduidelijk dat huisartsen zich niet kwalificeren voor de Mededingingswet omdat 85 procent van hun inkomen vastligt, en van de overige 1 ook nog eens 85 procent. Het gaat dus maar om een paar procent die flexibel is. ‘Zeker in dat licht is het een kwalijke zaak dat je je als huisarts steeds af moet vragen of je geen dingen doet die in strijd zij Mededingingswet. Huisartsen zouden hun tijd beter kunnen stoppen in het maken van goede afspraken over het invullen van de zorg in hun regio. We hebben veel meer te winnen bij samenwerking dan b entie.’ Marktwerking in de zorg is namelijk iets heel anders dan in andere branches. ‘Huisartsen hebben geen ‘normale’ onderneming. Ik ken geen huisarts die failliet is gegaan, maar ook niemand die va ktijkvoering miljonair is geworden. Kennelijk gelden in huisartsenpraktijken andere regels dan bij andere ondernemers. Dat is ook niet zo gek, want de mogelijkheden om extra geld te verdienen zijn beperkt peelruimte in hoe groot je praktijk is en hoe efficiënt je de boel organiseert, maar dan houdt het wel op. Ook het feit dat een huisarts 24/7 beschikbaar moet zijn of vervanging geregeld moet hebben, maak ogelijk om te denken in termen van concurrentie.’ Dat besef is inmiddels ook bij de andere partijen doorgedrongen. Zorgverzekeraars, toezichthouders en politici roepen sinds de bijeenkomst in De Rod masse dat de Mededingingswet misschien wel wat ruimer geïnterpreteerd kan worden. ‘Opmerkelijk’, stelt Oomen koeltjes. ‘De wet is niet anders dan vroeger, alleen wordt hij inmiddels anders geduid. Mee et wat ik al jaren roep.’ Pittige kritiek op zijn vakgenoten dus. Maar Oomen laat het daar niet bij. Hij biedt ook alternatieven. DSW doet sommige dingen bewust anders. Bijvoorbeeld in de onderhandelinge

Praktijkzaken: Praktijkinventaris kopen of leasen?

Marc Pomp: ‘Randvoorwaarden niet gerealiseerd’

Zorgverzekeraar vriend of vijand?


PRAKTIJKPERIKEL Kutkerst Vanmiddag rond tweeën naar een palliatieve patiënt. Terminaal hartfalen. Ligt erg kortademig op bed. Ik wil fentanyl/ oxycodon omzetten naar morfinepomp. Met lokale apotheek gelukkig goede afspraken kunnen maken. Altijd een cassette op voorraad. Om 16:00 uur zal deze geleverd worden. Terug op de praktijk gebeld door Thuiszorg A. Geen pomp meer beschikbaar. Ik verwijs naar de andere thuiszorgorganisatie B die ze op de plank heeft liggen. Maar dat gaat niet. Thuiszorg A is gecontracteerd en dan kan thuiszorgorganisatie B alleen als gecontracteerde onderaannemer ingezet worden. De verantwoordelijke bij Thuiszorg A die dat zou moeten accorderen is echter afwezig vanwege wintersportvakantie. Wisselen van thuiszorgorganisatie kan ook niet omdat B niet door ZV is gecontracteerd. 15.30 uur: De cassette arriveert. Zonder beschikbare pomp. Thuiszorg geeft aan dat morfine getrokken kan worden uit de cassette. Vervolgens zesmaal daags toegediend met vleugelnaald. Het is vlak voor Kerst. Er valt nu verder niets meer te regelen. Ik voorzie problemen met zesmaal daagse opzuigprocedure uit één cassette. Ik bestel veertig ampullen morfine die nog net voor vijf uur door de apotheek gebracht kunnen worden.

Waarom verder zoeken?

De patiënt knijpt krachtig in mijn hand en bedankt me. ‘Een pluim dokter!’ Ik bedenk me wat een kutkerst het zo is voor patiënten die slachtoffer zijn van die bizarre marktwerking in de zorg. En ik verlang naar echte Wijzen uit het Oosten.

Van Der Schoot

Architecten

bv Bna SchijnDel

Al 35 jaar gespecialiseerd!

Bent u op zoek naar een betrouwbare architect, gespecialiseerd in huisartsenpraktijken, Gezondheidscentra, ahoeD en apotheek(houdend)? nieuwbouw, verbouw, renovatie, restauratie, interieur, exterieur, casco, turn-key, installaties Koop- of huurcontract, vergunningen, bouwmanagement, toezicht, directievoering, aanbesteding, budgetbewaking, controle, oplevering

Meer dan belastingadvies

Geïntegreerd ontwerp, hoogst mogelijke kwaliteit, voor elk budget dienstverlenend, onafhankelijk, integriteit en ontzorgd

Administratie - Jaarrekening - Aangifte

neem contact op met ir. Gijs jan van der Schoot Info@vanderschootarchitecten.nl T + 31 (0)73 54 93 841

WWW.KANTOORVANMIL.NL

www.VanderSchootArchitecten.nl


INHOUD OP DE COVER

MedZ 1 • 2016 RUBRIEKEN

Chris Oomen, topman van zorgverzekeraar DSW. 2 Praktijkperikel

KERNWAARDEN 6

Chris Oomen

12

VPHuisartsen: Kwaliteit huisarts geneeskunde,

wat kan er in wat kan eruit?

16

Financieel: kennis van macrokosten

21

Marc Pomp: Randvoorwaarden niet gerealiseerd

27

Contractloos werken voor iedereen een serieuze optie

30

Werkdruk: De tijd kwijt

32

Huisarts en wijkverpleegkundige organiseren

zichzelf rondom de regels

PRAKTIJKZAKEN 18

CVRM ketenzorg draait om criteria,

praktijkorganisatie en meetwaarden

28

De Medichain CVRM-module

34

Praktijkinventaris kopen of leasen?

4

Voorwoord

5

Gelezen in medische media

9

Column Rinske van de Goor

10

VPH actief

15

Gastcolumn: Lex Geerts

24

Huisarts & Hobby

36 Restaurantbespreking 38

Op de website van VPHuisartsen

39

Column voorzitter VPHuisartsen

3


VOORWOORD

Foto: © NFP Photography - Pieter Magielsen

Nieuw jaar, nieuwe kansen Herman Suichies – hoofdredacteur

A

lweer de derde jaargang van MedZ, bij de start van 2016. Een jaar met goede vooruitzichten voor de huisartsgeneeskunde. Een jaar waarin de door Het roer moet om (HRMO) geïnitieerde koerswijziging ook daadwerkelijk vorm moet gaan krijgen en ons in andere wateren doet belanden. Waarbij we weer zelf aan het roer staan van de huisartsenzorg en samen met de passagiers de koers bepalen. Roerganger worden van ons eigen schip zal nog wel wat moeite kosten. De reder, de huidige kapitein maar ook het loodswezen zullen moeten inschikken en accepteren dat er een nieuwe koers gevaren wordt en dat zal moeite kosten. Ook de stuurlui aan de wal, ook wel buitenlui genoemd, die het beste weten waar het schip naar toe moet zullen moeten inbinden. Ook zal het schip, gaande de vaart, stevig verbouwd moeten worden en zal overbodige ballast verwijderd moeten worden. Het eerste begin is er in de werkgroepen van HRMO, de eerste formulieren zijn al afgeschaft. Maar dat is laaghangend fruit, de wezenlijke veranderingen moeten in de eerste maanden van het jaar vorm krijgen. De positie van de zorgverzekeraar als kapitein is overigens al veranderd. De uitspraak van het CBb dat contractering van huisartsen door zorgverzekeraars om bepaalde verrichtingen te kunnen declareren onrechtmatig is, betekent in feite dat de kapitein van het schip niet langer de koers kan bepalen. Dat zullen we dus zelf moeten doen. Een kapitein die dat begrepen heeft, Chris Oomen, staat op de voorpagina. De bestuursvoorzitter van DSW, de zorgverzekeraar die vorig jaar vijftien procent en dit jaar tien procent groeide, is een kapitein met een eigen visie op het huidige zorgstelsel. Ook raad ik het interview met Marc Pomp aan, econoom en betrokken bij de geboorte van dit zorgstelsel. Zijn adviezen zijn duidelijk. Geen grote stelselwijziging, maar wel fundamentele zaken veranderen. Daartoe kan uiteindelijk alleen de reder besluiten, maar als ze meeleest en goed luistert naar de stuurlui en passagiers, dan zal dat uiteindelijk de zorg ten goede komen. •

4


GELEZEN IN MEDISCHE MEDIA…

Waarom zijn Nederlandse huisartsen gelukkiger dan Britse huisartsen? Gelezen in NTVG van 4 januari 2016 In een coproductie met het British Medical Journal, waar een soortgelijk artikel verscheen, een weergave van een interview met een huisarts/columniste uit Glasgow en Roger Damoiseaux, hoogleraar huisartsgeneeskunde in Utrecht. In Engeland wordt het beroep van huisarts steeds minder populair, terwijl er in Nederland een tekort is aan opleidingsplaatsen. Als oorzaken voor de geluksbeleving worden genoemd: een sterke vakbondfunctie van de LHV, waar Britse huisartsen binnen hun KNMG geen vuist kunnen maken. Daarnaast de richtlijnen van

de NHG, door huisartsen zelf gemaakt, in tegenstelling tot de richtlijnen in Engeland, die van bovenaf door een soort kwaliteitsinstituut worden verordonneerd en voor huisartsen en specialisten geldt. Damoiseaux noemt de aanwezigheid van zorgverzekeraars in Nederland nog als positief punt. Het zou huisartsen in Nederland meer macht geven. Verder is opvallend dat Box-ticking, het moeten voldoen aan allerlei indicatoren om beloond te worden, de kwaliteit van zorg juist heeft verlaagd. Er wordt gewaarschuwd niet in dezelfde valkuil als onze Britse collega’s te trappen om gelukkiger te blijven.

Schippers wil af van schimmig spel rond prijs van medicijnen Gelezen in Trouw van 9 december 2015 Schippers noemt het gek dat farmaceutische concerns ‘precies weten wat ze in alle landen voor prijs krijgen, terwijl wij, de afzonderlijke landen, van elkaar niet weten wat we betalen. We ondertekenen allemaal een geheimhoudingsverklaring.’ Schippers is de eerste Nederlandse minister van Volksgezondheid die met farmaceuten onderhandelt over de medicijnprijzen. Dat doet zij sinds twee jaar. Tot nog toe is zij erin geslaagd om voor zestien medicijnen een lagere prijs te bedingen, zodat die konden worden opgenomen in het basispakket. Het commentaar van VPHuisartsen: Tja, wil iemand deze minister en haar ambtenaren uitleggen dat dit marktwerking is en

respectering van de mededingingsregels onderdeel is van dat spel? In Nederland zelf gebeurt dit sinds 2006 en de minister vindt dat juist prima. De minister heeft juist de zorgverzekeraars de regie gegeven in de zorg omdat ze gelooft dat de markt beter werkt dan de publieke overheid. Door concurrentie en selectief inkopen zou de prijs omlaag gaan en de kwaliteit omhoog. Nu wordt ingezien dat de zorgverzekeraars er ook op het gebied van inkoop van dure geneesmiddelen blijkbaar niet in slagen de prijs naar beneden te krijgen. De overheid wordt gevraagd om de helpende hand te bieden om de markt een klapje te geven. Is markt en zorg dan toch niet zo’n goede combinatie?

Medisch leiderschap

Gelezen in Medisch Contact van 7 januari 2016 Leefstijladvies zinloos met snackbar om de hoek, aldus de titel waarin Judith Tjin a Ton en David Koetsier, twee kaderhuisartsen zich afvragen of ze met hun leefstijladviezen in de huidige obesogene omgeving niet tegen de stroom oproeien. Van de meeste adviezen zijn geen langetermijneffecten aangetoond en ze zijn verbaasd dat de niet evidence based leefstijladvisering op zo’n grote schaal wordt geleverd. Ze roepen dan ook KNMG, LHV en NHG op om sturing te geven aan een brede beweging vanuit de zorg die overheid en bedrijfsleven durft aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Ze roepen zelfs op om een politiek statement te maken door in richtlijnen de leefstijlinterventies niet meer te propageren zolang de leefomgeving niet wordt aangepakt. Medisch leiderschap heet dat.

5


Chris Oomen:

‘ We hebben meer te winnen bij samenwerking dan bij concurrentie’

6


Hij is pleitbezorger van de vrije artsenkeuze, griezelt van concurrentie tussen huisartsen en contracteren op kwaliteit noemt hij openlijk flauwekul. Chris Oomen, topman van zorgverzekeraar DSW, is het enfant terrible onder de zorgverzekeraars, bekend om zijn eigenzinnige standpunten. ‘Het gaat mij om een gezonde balans in de zorg.’ Tekst: Petra Pronk

Z

orgverzekeraars? Weinig huisartsen krijgen er een warm gevoel bij. Sterker nog, velen zien hen als de vijand. Chris Oomen, topman van zorgverzekeraar DSW, begrijpt dat sentiment maar al te goed. Hij vindt het machtsmonopolie van de verzekeraars een slechte zaak, zowel voor patiënten als voor zorgverleners. De onafhankelijkheid van de huisarts is voor hem een groot goed en een randvoorwaarde voor het functioneren van het huidige systeem van gereguleerde zorg. De vertrouwensband tussen arts en patiënt mag niet onder druk komen te staan door financiële prikkels, bureaucratische hobbels of oekazes van zorgverzekeraars. Niet voor niets behoorde hij tot de eersten die hun handtekening zetten onder de petitie van Het roer moet om. De actiegroep verwoordde precies wat hij al jaren betoogt. ‘Prachtig dat zo’n pamflet dat aan de muur gespijkerd wordt, voldoende is om de machthebbers in de zorg als een blad aan een boom om te laten slaan’, vindt hij. Vooropgesteld: Oomen is niet tegen het huidige zorgstelsel. Integendeel. ‘Een beter systeem is haast niet denkbaar. We moeten zeker niet terug naar de oude situatie van het ziekenfonds met zijn wachtlijsten en tweederangs patiënten. Dit stelsel heeft de kwaliteit van de zorg absoluut verbeterd.’ Maar dat wil niet zeggen dat het ideaal is. Zo is de monopoliepositie van de vier grote zorgverzekeraars een bom onder het systeem. ‘Het stelsel is gebaseerd op samenwerking tussen zorg-

verleners, zorgverzekeraars en patiënten. Dat geheel moet in balans zijn. Als je één partij meer macht geeft dan een ander, is het evenwicht zoek.’ Hij is het dan ook volstrekt niet eens met de wens van Zorgverzekeraars Nederland om één lijn te trekken. ‘Ik vind het juist heel gezond dat we als zorgverzekeraars tegenover elkaar staan en dat de verschillen duidelijk worden. Mensen moeten iets te kiezen hebben! Dat is een randvoorwaarde voor het functioneren van het huidige zorgstelsel. Zonder keuzevrijheid geen marktwerking.’ Om die reden heeft hij zich ook publiekelijk sterk gemaakt voor de vrijeartsenkeuze, onder andere in een open brief aan minister Schippers. Een actie waarvoor Andre Rouvoet van ZN hem ter verantwoording riep, omdat hij daarmee inging tegen het officiële standpunt van de branche. Niet dat hij daarmee zit. ‘Als 95 procent van het volk voor vrije artsenkeuze is, en 100 procent van de verzekeraars zegt: ‘Wij willen dat niet’, en als je mij dan ook nog wilt verbieden daar kritiek op te hebben, dan ben je als branche echt compleet de weg kwijt’, vindt hij.

Angstcultuur

Ook is hij fel gekant tegen de angstcultuur die is geschapen door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). ‘Het is merkwaardig dat je bijna alles mag als je fuseert, terwijl je bijna niks mag als je wilt samenwerken. Dat is de grootste fout die de gezondheidszorg de afgelopen ja-

ren heeft gemaakt. De boete voor de LHV wegens kartelvorming heeft veel angst veroorzaakt onder huisartsen en veel goede dingen in de zorg belemmerd. Iedereen is bang voor de ACM, maar dat is niet terecht want de mening van de AMC over mededinging doet helemaal niet ter zake. De ACM kan alleen maar duiden; het oordeel is uiteindelijk aan de rechter.’ In zijn optiek is het overduidelijk dat huisartsen zich niet kwalificeren voor de Mededingingswet omdat 85 procent van hun inkomen vastligt, en van de overige 15 procent ook nog eens 85 procent. Het gaat dus maar om een paar procent die flexibel is. ‘Zeker in dat licht is het een kwalijke zaak dat je je als huisarts steeds af moet vragen of je geen dingen doet die in strijd zijn met de Mededingingswet. Huisartsen zouden hun tijd beter kunnen stoppen in het maken van goede afspraken over het invullen van de zorg in hun regio. We hebben veel meer te winnen bij samenwerking dan bij concurrentie.’ Marktwerking in de zorg is namelijk iets heel anders dan in andere branches. ‘Huisartsen hebben geen ‘normale’ onderneming. Ik ken geen huisarts die failliet is gegaan, maar ook niemand die van zijn praktijkvoering miljonair is geworden. Kennelijk gelden in huisartsenpraktijken andere regels dan bij andere ondernemers. Dat is ook niet zo gek, want de mogelijkheden om extra geld te verdienen zijn beperkt. Er zit speelruimte in hoe groot je praktijk is en hoe efficiënt je de boel organiseert, maar dan houdt het wel op. Ook

7


‘ HUISARTSEN HEBBEN GEEN NORMALE ONDERNEMING. IK KEN GEEN HUISARTS DIE FAILLIET IS GEGAAN, MAAR OOK NIEMAND DIE VAN ZIJN PRAKTIJK­ VOERING MILJONAIR IS GEWORDEN. het feit dat een huisarts 24/7 beschikbaar moet zijn of vervanging geregeld moet hebben, maakt het onmogelijk om te denken in termen van concurrentie.’ Dat besef is inmiddels ook bij de andere partijen doorgedrongen. Zorgverzekeraars, toezichthouders en politici roepen sinds de bijeenkomst in De Rode Hoed en masse dat de Mededingingswet misschien wel wat ruimer geïnterpreteerd kan worden. ‘Opmerkelijk’, stelt Oomen koeltjes. ‘De wet is niet anders dan vroeger, alleen wordt hij inmiddels anders geduid. Meer in lijn met wat ik al jaren roep.’

Onderhandelingen

Pittige kritiek op zijn vakgenoten dus. Maar Oomen laat het daar niet bij. Hij biedt ook alternatieven. DSW doet sommige dingen bewust anders. Bijvoorbeeld in de onderhandelingen met zorgverleners. Hier niks ‘tekenen bij het kruisje’. Huisartsen en andere zorgverleners worden hier uiterst serieus genomen. Contracten zijn het resultaat van inhoudelijk overleg tussen de partijen in de regio, en dat overleg vindt plaats op het hoogste niveau. ‘Bij de grote zorgverzekeraars kom je als huisarts niet eens voorbij de receptioniste, maar bij ons zit je met de Raad van Bestuur aan tafel’, stelt Oomen. Het streven is gericht op contracten waar iedereen een goed gevoel bij heeft. De andere kant van de medaille is dat zorgverleners na die onderhandelingen

dan ook niet moeten zeuren. Hij kan prima leven met de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) over het bezwaar van VPHuisartsen tegen de Tariefbeschikking van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voor de huisartsenzorg en de multidisciplinaire zorg voor 2015. Als gevolg van die uitspraak moeten zorgverzekeraars bepaalde prestaties van zorgverleners ook vergoeden als die zorgverlener geen contract heeft. Oomen heeft daar geen probleem mee, aangezien hij de toegankelijkheid van de huisartsen hoog in het vaandel heeft staan. Maar het moet niet zo zijn, dat hij als verzekeraar dan maar naar de pijpen van de huisartsen moet dansen. ‘Wij sluiten contracten af met allerlei partijen voor de hele regio, en dat doen we met de grootst mogelijke zorgvuldigheid. Het is prima als iemand daar niet in mee wil. Maar ik voel me dan niet verplicht om met zo iemand alsnog een apart contract af te sluiten. Ik wil iedereen een contract geven, en iedereen mag wat mij betreft ook zonder contract functioneren. Zolang het maar niet zo is dat ik iemand zonder contract beter moet honoreren dan iemand met contract.’

Financieren op zorgzwaarte

Ook de wijze van contracteren is anders dan bij de grote vier. Oomen gelooft niet in contrateren op kwaliteit. ‘Contracteren op kwaliteit is complete onzin. Net als in

@edwinrbrugman: Als ik Oomen van #dsw zo hoor, kan er ook wel een portaal komen om de integriteit van #zorgverzekeraars te toetsen (als reactie van zorgverzekeraars om een portaal te stichten waar integriteit van zorgverleners kan worden gecheckt.)

8

andere beroepen heb je goede en slechte huisartsen. We kunnen hooguit de nullen eruit halen, maar we kunnen onmogelijk beoordelen of iemand een 6 of een 7 is. Dat is een idee-fixe. Kwaliteitsbeoordeling is typisch een verantwoordelijkheid van de sector zelf.’ Daarom financiert DSW zoveel mogelijk op zorgzwaarte. ‘Wie veel moet doen krijgt meer betaald dan wie weinig hoeft te doen. Simpel en rechtvaardig’, vindt Oomen. ‘Dit lijkt mij voor huisartsen het meest ideale systeem.’ Een bijkomend voordeel voor zorgverleners die zakendoen met DSW is dat deze zorgverzekeraar streeft naar zo min mogelijk bureaucratische rompslomp. ‘Ik geloof niet in het bijhouden van aparte administraties voor van alles en nog wat. Wij kleden de “kerstboom” zoveel mogelijk uit. De meeste dingen die wij willen weten, bijvoorbeeld over het voorschrijfpatroon of de spoedhulp, kunnen we zelf uit het systeem halen. Daar hoeven we de zorgverleners niet mee lastig te vallen.’ Wat de toekomst van de huisartsgeneeskunde betreft verwacht Oomen dat de solopraktijk op termijn zal verdwijnen. Er wordt overal volop samengewerkt, en die trend zal zeker doorzetten. De standaard wordt volgens Oomen een huisartsenpraktijk die voldoende grootte heeft om verschillende disciplines te huisvesten, een gezicht naar buiten te vormen en de continuïteit te waarborgen. In de zorg van de toekomst zullen de eerste en de tweede lijn geïntegreerd samenwerken. ‘Maar dat kan alleen als de financiering daarop afgestemd wordt in plaats van dat die de samenwerking blokkeert, zoals nu nog het geval is.’ • Petra Pronk, journalist


Foto: © NFP Photography - Marijn van Rij

COLUMN

Kinderfeestje, meisjes niet welkom Rinske van de Goor, huisarts in Utrecht

M

ijn dochter van negen is geen typisch meisje. Ze had toen ze klein was meer vriendjes dan vriendinnetjes en bij prinsessenfeestjes, waar de andere meisjes altijd prinses waren en de jongens ridders, was zij de draak. In de loop der jaren is ze wel meisjesachtiger geworden en inmiddels speelt ze meer met meisjes. Maar met Casper blijft de vriendschap onverminderd hecht. Hij is haar beste vriend. Maar toen Casper jarig was, durfde hij haar en een ander vriendinnetje niet op zijn feestje uit te nodigen. Hij wordt al af en toe geplaagd omdat hij ook met meisjes omgaat, dus ik denk dat hij vreesde dat hij alle aanzien zou verliezen als ze erbij waren. Waarschijnlijk had Casper gelijk. Zijn moeder vond het eerst maar onzin, maar hij wilde liever géén feestje dan eentje met meiden erbij. Vanuit feministisch standpunt vonden zijn moeder en ik het belachelijk, maar we vonden het niet Caspers taak om de emancipatie te bevechten middels zijn negende verjaardagsfeestje. Dus ging Casper twee weken later – stiekem – met zijn twee vriendinnen naar de film. Toch had ik gemengde gevoelens. Het blijft oneerlijk. Circle of influence! denk ik dan, en maan mezelf me niet druk te maken om dingen waar ik toch geen invloed op heb. In relatie met de zorgverzekeraars voel ik soms diezelfde oneerlijkheid. Ik kan me vreselijk opwinden over het hele eerstelijns systeem, en me ontiegelijk Calimero voelen; jarenlang had ik het gevoel dat dit buiten mijn Circle of Influence lag. Maar 2015 heeft anders bewezen! Het roer is om en huisartsen hernemen hun invloed op de organisatie van de eerstelijn. Niet veel, maar goed, emancipatie is een proces. Met Casper komt het ook wel goed. Hij is nog jong en ik heb er vertrouwen in dat hij in de toekomst wel voor zijn vrienden zal durven uitkomen ongeacht wie ze zijn. Soms moet je gewoon geduld hebben. Tot die tijd is huisarts zijn een zware baan, maar ook een feest. En ik laat net als Casper mijn feestje niet verpesten. •

9


VPHUISARTSEN ACTIEF

10


Foto: © NFP Photography

Marc Huygen LEEFTIJD: 59 HUISARTS IN: Amsterdam HUISARTS SINDS: 1986

‘De reden voor mijn lidmaatschap van VPHuisartsen is dat ik niet tevreden was over de houding van de LHV: die is veel te passief. Die vereniging doet veel te weinig voor praktijkhoudende huisartsen en stelt zich in de onderhandelingen met de minister en de zorgverzekeraars niet proactief op. Bovendien pronkt de LHV met resultaten die door VPHuisarten behaald zijn, en daar had ik echt genoeg van. Het mooie van VPHuisartsen is dat die actief voor onze belangen opkomt. In mijn praktijk ben ik kapitein op het schip, zowel financieel als medisch eindverantwoordelijk, maar de laatste jaren is er enorm getornd aan mijn inkomen. Het bedrag dat ik netto overhoud wordt steeds kleiner. Dat zie ik met lede ogen aan en ik ben dan ook blij dat de vereniging zich daar sterk voor maakt. Zo hebben ze onlangs de Coöperatie Praktijkhoudende Huisartsen (CPH) opgericht die namens praktijkhouders onderhandelt met de zorgverzekeraars. Daardoor staan we als groep sterker. Mijn contract voor 2016 staat op losse schroeven doordat ik CPH voor mij laat onderhandelen. Dat is een risico, maar dat neem ik weloverwogen, omdat ik het belangrijk vind

dat we als huisartsen een vuist kunnen maken richting de verzekeraars. Ik heb echt het gevoel dat ik niet alleen aan het vechten ben voor mijn eigen contract, maar dat dit op termijn ook gaat leiden tot betere inkomsten voor alle huisartsen in Nederland. Daarnaast spreken ook de meer principiële zaken mij aan. Ik herken mezelf in het gedachtengoed van VPHuisartsen en voel me daarin ook gesteund. Zo sta ik helemaal achter de recente beroepszaak van VPHuisartsen bij het College voor Beroep in het Bedrijfsleven (CBb) over de contractering. Ik vind het belangrijk dat er organisaties zijn die zich voor dit soort dingen inzetten. Daarom ben ik ook actief betrokken geweest bij de rechtszaak tegen VZVZ over het LSP. Het kan niet zo zijn dat ons beroepsgeheim op de tocht staat doordat vertrouwelijke informatie over onze patiënten op een onveilige manier gedeeld wordt. Het fijne van lid zijn van VPHuisartsen is dat ik het gevoel heb dat ik medestanders heb in de strijd voor alle items die voor mij als praktijkhouder belangrijk zijn. Het feit dat ik hier gelijkgestemden tref, geeft mij vleugels!’ •

11


VPHUISARTSEN

Kwaliteit huisarts­ geneeskunde, wat kan er in, wat kan eruit? Wat is kwalitatief goede huisartsgeneeskunde? Waaraan moet een goede dokter voldoen? Waaraan moet een goede praktijk voldoen? En hoe borgen we dat en laten we dat zien aan de buitenwereld, aan patiënten en verzekeraars? Vragen die bij beschrijving van de kwaliteit van huisartsgeneeskunde beantwoord moeten worden om goede en veilige huisartsenzorg te kunnen bieden. Onderstaand discussiestuk is ingebracht in de HRMO werkgroep kwaliteit. Tekst: Herman Suichies en Hans Nobel

D

e vraag “wat is een goede huisarts” is het eenvoudigst te beantwoorden: de huisarts die de huisartsenopleiding heeft gevolgd, aan alle wettelijke voorschriften zoals de wet BIG en aan de huidige herregistratie-eisen voldoet. Punt. Niets meer en niets minder. Sterker nog, de Nederlandse huisarts is waarschijnlijk een van de hoogst opgeleide en gekwalificeerde huisartsen ter wereld. De herregistratieeisen, die minister Schippers net geratificeerd heeft en die vanaf nu dus gelden voor alle dokters in Nederland, vereisen eens in de vijf jaar een visitatie die: 1. Het individuele functioneren van de

12

huisarts evalueert middels dataverzameling (online), een evaluatiegesprek en het opstellen van een Persoonlijk OntwikkelingsPlan(POP) met daarin een jaarlijkse evaluatie. 2. Extern de kwaliteit van de huisartsenzorg evalueert, middels dataverzameling en een evaluatiegesprek met een eventueel verbeterplan (die ook weer voor het POP gebruikt kan worden). Hoe deze externe evaluatie bij huisartsen moet worden vormgegeven staat nog ter discussie, maar hierbij een voorzet. Deze evaluatie vindt bij voorkeur plaats in groepsverband waarbij de HAGRO, daar waar die verloren is

gegaan, weer in ere wordt hersteld. Daarbij vormt intervisie met spiegelinformatie de kern van de kwaliteitsevaluatie. Of dat vijfjaarlijks of bijvoorbeeld twee keer per vijf jaar moet gebeuren (gezien de snelle veranderingen van het vak), daarover kun je discussiëren. Huisartsen die eens per vijf jaar aan de herregistratie-eisen voldoen, inclusief visitatie en kwaliteitsevaluatie middels intervisie met spiegelinformatie en die zich aan wettelijke voorschriften houden zoals de wet BIG zijn dus kwalitatief goede huisartsen. Praktijkaccreditatie speelt hierin geen


rol. Uiteraard zal een huisarts die zijn of haar praktijk laat accrediteren ook geïnteresseerd zijn in de eigen kwaliteit van handelen, maar accreditatie van een huisartsenpraktijk is wat anders dan visitatie. Daarbij wordt het persoonlijk functioneren van de huisarts besproken, iets wat in de accreditatie niet voorkomt. Visitatievrijstelling voor geaccrediteerde huisartspraktijken is dan ook eigenlijk niet terecht en zou alleen als overgangsmaatregel gebruikt moeten worden. Accreditatie in de huidige vorm als beoordeling van de kwaliteit van een huisarts zou dan ook moeten worden afgebouwd en omgebouwd naar een visitatie-instrument. Ook de eis die de opleidingsinstituten aan opleiders stellen om te accrediteren, zou moeten vervallen. Accreditatie is een manier om de kwaliteit van praktijken te beoordelen en te verbeteren, die gebruikt is bij gebrek aan beter. Visitatie en intervisie met spiegelinformatie werken beter1. Nu de visitatie in deze vorm verplicht is geworden kan de accreditatie worden omgebouwd.

Goede praktijk

De vraag ‘Wat is een goede praktijk’ is lastiger te beantwoorden omdat een goede

Improving quality in general practice, Evidence scan, The health foundation no. 23

1

huisarts in zijn praktijk in staat gesteld moet worden goede en veilige patiëntenzorg te blijven leveren. De kwaliteitsnormen van beroepsgroep voor praktijkaccreditatie zijn daartoe een richtlijn, niet meer dan dat. Wat in het bevorderen van kwaliteit van geleverde zorg in een huisartsenpraktijk veel belangrijker is, zeker vanuit het oogpunt van de patiënt gezien, zijn een langere consultduur, goede toegankelijkheid en betere continuïteit van zorg1. Dat betekent dat een consultduur van vijftien minuten een kwaliteitsimpuls van formaat is. We hebben de NHG gevraagd daar nader onderzoek naar te doen. Het betekent dat praktijkverkleining als kwaliteitsverbetering hard nodig is. Hoe dat financieel vorm moet krijgen, valt te bediscussiëren. Om het norminkomen te halen is nu de consultprijs vastgesteld op circa negen euro. Dat zal verhoogd moeten worden. Financiële geldstromen zullen dus mee moeten veranderen. Daarover later meer. Ook de toegankelijkheid van zorg kan verbeterd worden. Als bijvoorbeeld buiten normale spreekuurtijd, zoals een avondspreekuur, wenselijk is en een aanzienlijk betere financiering zou kennen, kan dat de toegankelijkheid van huisartsenzorg al snel verruimen. Hetzelfde geldt voor de continuïteit van zorg. Dat kwaliteitsaspect is ook te verbeteren door praktijkverkleining. Waarom deze overweging? Vanuit de patiënt bezien staat continuïteit van zorg

bovenin de wensenlijst als het gaat om de ervaren kwaliteit van huisartsenzorg. Als huisartsenzorg relationele zorg is, en dat is het, dan moeten we in die relatie ook investeren. Dat lukt beter als je vaker of meer aanwezig en beschikbaar bent voor je patiënten. Voor palliatieve zorg vinden we dat min of meer normaal of is dat op zijn minst zeer wenselijk. Waarom voor de “gewone”, reguliere zorg dan niet?

Richtlijnen

De richtlijnen voor wat een goede praktijk is, zijn deels te destilleren uit de kwaliteitsnormen van de beroepsgroep, maar dan veel beperkter en eenvoudiger. Noem het “accreditatie light” of basiseisen huisartsenpraktijk waar geaccrediteerde praktijken ruimschoots aan voldoen en wat een goede huisartsenpraktijk als standaard of norm gebruikt. De vraag is of je dat alleen moet beschrijven of ook wil controleren. In het kader van meer vertrouwen zou het alleen beschrijven voldoende moeten zijn. Wel zou de sanctie bij calamiteiten als gevolg van het niet voldoen aan de basiseisen, forser kunnen zijn. Bij high trust hoort high penalty. Als een postoperatieve infectie leidt tot een klacht en het blijkt dat infectierichtlijnen niet gevolgd zijn, dan mag de sanctie stevig zijn. Elke praktijk moet uiteindelijk voldoen aan geldende wet- en regelgeving zoals: een klachtenregeling, aan IGZnormen ten aanzien van de bereikbaar-

13


VPHUISARTSEN

heid en communicatie met eerste- en tweedelijnsnetwerken, aan CAO-eisen die een goed personeelsbeleid beogen, inclusief nascholingen voor personeel, aan de wetgeving betreffende voorbehouden handelingen en aan de privacywetgeving bij verslaglegging en dossieroverdracht et cetera. Naast de wettelijke normen is het goed om een Veilig Incident Melden(VIM) systeem te hanteren die de praktijk in staat stelt zelflerend de kwaliteit te verbeteren. Ook zijn gerichte patiëntenenquêtes een middel om de eigen kwaliteit te verbeteren. Daarnaast kan ook een praktijkwebsite waarin het zorgaanbod en andere “etalage-informatie” te vinden is, bijdragen aan gewenste informatie. Contractering door zorgverzekeraars wordt door de politiek als vehiculum gezien voor betere zorg. Dit is tot nu toe nooit aangetoond, integendeel, zorgverzekeraars geven aan de kwaliteit van zorg niet te kunnen beoordelen. Contractering in de huidige financieringssytematiek zou dan ook kunnen vervallen, mits de tarieven die voor 75 procent centraal, voor 15 procent via zorggroepen en voor 10 procent door de zorgverzekeraars worden bepaald, gewoon worden uitbetaald. Contractering staat in ieder geval op losse schroeven door de CBb uitspraak van 1 december 2015.

Financiering

Wanneer de financiering van huisartsenzorg zou plaatsvinden op basis van onderhandeling tussen zorginkopers en zorgaanbieders, zoals dat met het Modulaire Huisartsgeneeskundige Zorgaanbod (MHZ) van VPHuisartsen wordt voorgesteld, en er sprake is van meer onderhandelbare in plaats van staatswege gereguleerde tarieven, past het sluiten van contracten op een logische wijze in een natuurlijk en gelijkwaardig onderhandelings­proces. Goede kwaliteit wordt bevorderd door de juiste financiële incentives. Een langere consultduur, ruimere toegankelijkheid en het bevorderen van continuïteit kunnen bevorderd worden door financiële geldstromen anders te laten lopen. Wanneer kleinere praktijken worden gewenst zullen de financiële systemen daar op toegesneden moeten worden. De vroegere knip in het ziekenfonds inschrijftarief bij 2600 patiënten is daar een voorbeeld van. Om kwaliteit te kun-

14

nen handhaven of verbeteren is herziening van de financieringssystematiek nodig. Dat kan zo nodig budgettair neutraal. Als de structurele efficiencykorting van 0,8 procent vanaf 2003 en de structurele overschrijdingskorting van 98 miljoen euro vanaf 2012 vervallen en gecombineerd worden met voormalige variabiliseringsgelden en bezuinigingen op de ketenzorg, zijn de benodigde gelden voor verhoging van het consulttarief al terugverdiend.

Chronische zorg

De chronische zorg die nu in ketens wordt verleend, waarbij de functionele bekostiging leidraad is geweest, kan ook worden hervormd. Het heeft geleid tot een toenemend aantal zorgketens waarin de patiënt met chronische aandoeningen in zorgpaden is opgeknipt en waarbij die zorg niet geleid heeft tot betere zorguitkomsten. Onthutsend is de conclusie uit het zojuist in Huisarts & Wetenschap verschenen onderzoek Het diabetes kwaliteitsbeleid in zorggroepen met als conclusie dat kwaliteitsbeleid van zorggroepen niet bijdraagt aan betere kwaliteit van diabeteszorg. Kortom, veel geld en moeite met uitgebreide overheadkosten zonder dat we dat terugzien in verbetering van de resultaten. Waarom stoppen we niet met die gefragmenteerde chronische ketenzorg en proberen we met dezelfde middelen de organisatie van de chronische zorg te herzien? Het adagium chronische zorg is basiszorg kan leiden tot een kwaliteitsverbetering door de (organisatie van de) chronische zorg weer de verantwoordelijkheid van de huisarts te laten zijn. De blauwdrukken van hoe zoiets te organiseren is, zijn er. De huisarts zou vrij moeten zijn de chronische zorg state of the art zelf te doen of te organiseren. Zonder met een brij aan weinig zeggende indicatoren verantwoording te moeten afleggen aan de zorggroep cq verzekeraar. Dan moet ook de financiering hervormd worden naar een koptarief voor huisartsen die de chronische zorg (deels) zelf willen doen. Overigens is dat ook een stuk makkelijker als de praktijkgrootte substantieel verkleind wordt. Begonnen kan worden met die huisartsen die nu al sterk gemotiveerd zijn zelfstandig de verantwoordelijkheid te dragen voor de programmatische, chronische (basis)zorg.

Conclusie

Concluderend tien voorstellen die in samenhang de kwaliteit van huisartsenzorg omschrijven, borgen en verbeteren. 1. Substantiële praktijkverkleining per FTE huisarts met aangepaste financiering. 2. Consultduur naar vijftien minuten met aangepaste financiering. 3. Fulltime continuïteit van zorg extra belonen. 4. Verbeterde toegankelijkheid extra belonen. 5. Visitatie eens per 5 jaar is verplicht en een voldoende verantwoordingsinstrument. De kwaliteitsevaluatie koppelen aan intervisie op HAGRO-niveau met spiegelinformatie met externe gecertificeerde kwaliteitsconsulenten. 6. Accreditatie afbouwen en ombouwen naar organisatie die visitatie en kwaliteitsevaluatie regelt. 7. Basiseisen(normen) van een huisartsenpraktijk omschrijven als handreiking. 8. Chronische zorg hervormen door het als basiszorg te beschouwen en door de indicatorencultuur ter controle, af te schaffen. 9. Financieringssystematiek de zorg laten volgen dus hervormen, mede met het zicht op een nieuwe bekostiging in 2018. 10. De beroepsgroep gaat over de kwaliteitsbeoordeling van de huisartsenzorg. Zorgverzekeraar sluiten zich daar in principe bij aan. Uitkomstindicatoren ter beoordeling van doelmatigheid door zorgverzekeraars kunnen vervallen. Tenslotte: Door de steeds toenemende regel- en controlezucht van overheid bij de wezensvreemde stelselherziening, is de huisarts in zijn/haar praktijk steeds meer onder druk komen staan. Vroeger was zeker niet alles beter, maar erkenning dat we in regelgeving te ver zijn doorgeschoten maakt de weg vrij voor huisartsenzorg zoals die in de HRMO-visie Deugdelijk, degelijk en duidelijk is verwoord. •

Herman Suichies, Hans Nobel, VPHuisartsen


Foto: Frans Fazzi

GASTCOLUMN

Zorgverzekeraar: vriend of vijand Lex Geerts, advocaat en zorgmakelaar bij Eldermans|Geerts in Zeist

Z

orgverzekeraars en zorgaanbieders hebben sinds de invoering van marktwerking in de zorg moeten wennen aan een onderhandelingssetting, waarbij zorgaanbieders ernaar streven een reële vergoeding voor hun dienstverlening te ontvangen en zorgverzekeraars opdracht hebben om kwalitatief goede, zinnige en zuinige zorg in te kopen. En afgelopen jaar is wel gebleken hoe lastig dat in de praktijk kan zijn. Onderdeel van een goede onderhandelingssetting is dat partijen over en weer bereid zijn naar elkaar te luisteren, begrip hebben voor elkaars standpunt en te streven naar oplossingen waar beide partijen tevreden mee zijn. Maar dat wordt lastig als verschillende belangen worden gediend. Een gemeenschappelijk belang voor een goede patiëntenzorg veronderstelt dat duidelijkheid bestaat over wat kwaliteit is. Om dat te kunnen meten hebben verzekeraars een enorme bureaucratie ontwikkeld en zorgaanbieders hebben dat bij gebrek aan marktmacht moeten toestaan. Verzet tegen de bureaucratie is al jaren een doorn in het oog van zorgaanbieders, maar verzekeraars stellen ‘wie betaalt bepaalt.’ De kentering dit voorjaar met de actie Het roer moet om heeft ook bij verzekeraars duidelijk gemaakt dat er grenzen zijn aan wat van zorgaanbieders kan worden verlangd. Maar de vraag is wat dit op langere termijn gaat opleveren. Weliswaar is er nu aandacht voor het verminderen van administratieve processen, maar er is nog geen gelijk speelveld. De meest evenwichtige onderhandelingen vinden plaats als beide partijen kunnen weglopen zonder contract en een alternatief hebben. Is dat alternatief er daadwerkelijk? Dat is maar de vraag. Niet contracteren betekent in principe een restitutievergoeding voor natura-verzekerden van 75 procent of minder. Daarnaast worden drempels opgeworpen via machtigingen. Dat maakt niet-tekenen een stuk moelijker. En dan is er ook nog de dreiging van het macrobeheersingsinstrument dat - als het aan de minister ligt - voor niet-gecontracteerden ernstiger consequenties zal hebben dan voor wel gecontracteerden. Allemaal elementen die vooral een politiek karakter hebben. En dat raakt de kern van de zaak. Want de politiek laat graag marktpartijen de kastanjes uit het vuur halen en grijpt pas in als het de spuigaten uitloopt. Het is daarom van belang dat zorgaanbieders tijdig bij de politiek wijzen op de noodzaak van een level playing field. Niet alleen verzekeraars, maar ook politici moeten ervan doordrongen raken dat een huisarts de mogelijkheid moet hebben om niet te contracteren, zodat een evenwichtiger speelveld ontstaat. •

15


FINANCIEEL Tekst: Anton Maes

Kennis van macrokosten Op weg naar nieuwe bekostiging huisartsenzorg

H

et Zorginstituut Nederland (ZiN) publiceert op basis van opgaven van verzekeraars, de macro-uitgaven van huisartsenzorg. Wat hebben huisartsen en beleids­ makers aan deze cijfers? Het zijn de totale kosten van een jaar huisartsenzorg als resultante van eerder gemaakte en/of opgelegde afspraken over de tarieven, tussen overheid (VWS/NZa) met zorgverzekeraars, LHV en InEen. Denk aan de inkomensherijking op basis van een gemodificeerde ambtenarenschaal die plaatsvond in 2013 en aan de vergoeding van praktijkkosten op basis van het NZa-kostenonderzoek. Maar ook het macro-beheersingsinstrument (MBI), de structurele korting van 98 miljoen euro vanaf 2012 en de afspraken in het ‘Onderhandelaarsresultaat eerste lijn 20142017’ van 16 juli 2013, met een gelimiteerde ruimte voor kostengroei, dragen bij aan wat uiteindelijk de tarieven en dus de kosten zijn. Kortom, de ZiN cijfers hebben beperkte waarde in de strak gereguleerde zorgsector. Of toch niet? Per 2018 krijgen huisartsenzorg en

16

multidisciplinaire zorg een nieuwe bekostiging. De afspraken in het Onderhandelaarsresultaat lopen tot en met 2017. Gegeven het feit dat vele partijen meepraten en zorgvuldigheid gewenst is, betekent dit dat al in 2016 de eerste contouren van de nieuwe bekostiging zichtbaar moeten zijn. Hoe zou deze bekostiging met de kennis van nu er vanaf 2018 uit kunnen zien? Een voorwaarde zal zijn dat een verandering ten opzichte van de huidige bekostiging een meerwaarde moet hebben voor de burger.

Hierbij mijn poging tot een invulling van een bekostiging vanaf 2018. Segment 1a: Bevat de vergoeding voor de basiszorg van de huisarts. Met behoud van de gemengde bekostiging. Een inschrijftarief (IT) en een consulttarief (CT) is de beste balans tussen een 100 procent abonnement en een 100 procent verrichtingentarief. De perverse prikkels van het ene bekostigingsmodel worden ondervangen door het andere. En vice versa. • Dit betekent geen verdere uitrol van het DSW-experiment met een bekosti-

ging gebaseerd op een 100 procent IT. • De differentiatie van het IT op basis van zorgzwaarte (NIVEL-onderzoek op verzoek van NZa) kan stoppen. Behoud van het CT garandeert immers intrinsiek dat de huisarts die meer werkt, hiervoor ook wordt gecompenseerd. • De bekostiging van extra diagnostiek, net als overige huidige M&I, blijft een 100 procent verrichtingentarief. De ervaring van IUD/Cyriax leerde al dat deze bekostiging niet is op te splitsen. • Daar waar geen verrichtingentarief mogelijk is, bijvoorbeeld bij accreditatie of een andere module, kan een bedrag per verzekerde aan het IT worden toegevoegd. Segment 1b: Bevat de vergoeding van alle personele ondersteuning van de basiszorg overdag zoals de vergoeding van de doktersassistente en de POH (somatiek, GGZ en management). Onder voorwaarde dat de beroepsgroep de normatieve fte-inzet bepaalt van allen en daarvan ook zelf de kostprijs berekent. Betaling kan plaatsvinden op basis van daadwerkelijke inzet


van personeel. ZiN laat zien dat er voor 2015 een tekort dreigt in de financiering van de POH-GGZ van 56 miljoen euro. Urenuitbreiding lijkt dan ook niet aan de orde, in tegenstelling tot hetgeen in de Beleidsregel van NZa voor 2016 voor mogelijk wordt gehouden. Segment 2: Bevat de vergoeding voor multidisciplinair uitgevoerde programmatische zorg. ZiN laat zien dat de kosten voor ketenzorg het S2-kader overschrijden. Hoe dit op te lossen? Voor ketenuitbreiding (b) lijkt geen budget beschikbaar. Waarom zou een niet-insulineafhankelijke diabeet van tachtig jaar zonder orgaancomplicaties in de ketenzorg moeten blijven? Idem, voor de niet meer rokende COPD Gold I-patiënt? En waarom zou het inclusiecriterium voor ketenzorg CVR een vijf procent overlijdensrisico binnen tien jaar moeten zijn? Een alternatief voor betaling van de zorgkosten CVR-keten zou zijn deze deels te verhalen op de tabaksindustrie. Of op de voedingsindustrie indien deze niet de gewenste waarde aan gezonde voeding weet toe te voegen. Zoals gemeld in november 2015 in de Richtlijnen van de Gezondheidsraad. Segment 3: Het innovatiesegment. In beleidsnota’s wordt van huisartsen een belangrijke rol verwacht in de organisatie van zorg. Een landelijk platform presenteerde in 2015 twaalf competenties voor medisch lei-

derschap. Hier kunnen menselijke waarden (integriteit, vertrouwen, onafhankelijkheid) aan worden toegevoegd. De werkelijk innovatieve huisarts begeeft zich op dit terrein. Maar dit is niet in een getal of maat uit te drukken. Daarom: stop met het invullen van indicatoren als schijnpoging andere “innovatie” te belonen. Zet daarentegen in op het intensiveren van samenwerking van huisartsen met wijkverpleegkundigen, waarvoor al reeds in november 2015 een werkagenda is opgesteld met een looptijd van vijf jaar. En gebruik hiervoor een deel van het variabiliseringsbudget. De rest van het S3-budget kan terug in de vorm van herstelbetaling naar S1, waar het ooit vandaan is gekomen. Segment 4 Bevat de kosten van de ANW-zorg. Hoewel het aantal verrichtingen iets daalt (Benchmarkbulletin 2014), stijgt niet alleen de urgentie van de zorgvraag, maar stijgen ook de macrokosten. Gezien de intensievere samenwerking in de toekomst tussen huisartsenposten en ziekenhuizen, zal meer tweedelijnszorg in ANW richting de huisarts gaan. Daarom is het beter en veiliger voor huisartsen(dag)zorg dat ANW zorg een eigen segment krijgt. Sinds ontstaan van de Zvw stijgen de kosten van de huisartsenzorg gemiddeld met 3,8 procent per jaar. Het toegestane stijgingspercentage moet vanaf 2018 per segment geregeld worden. Het is daarbij

niet logisch om bij landelijk geldende inhoudelijke zorgstandaarden de randvoorwaarden regionaal in te vullen. De harde afspraken over het fundament van de nieuwe bekostiging juist centraal landelijk voor het hele collectief regelen. De finishing touch kan wel regionaal. Belangrijk bij de uitwerking zal de onderhandelingspositie zijn in de contractbesprekingen. Daarbij zijn in gunstige zin drie belangrijke kenteringen te melden. Allereerst heeft Het Roer moet om gezorgd voor aandacht voor de positie van de huisarts. Recent heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) bepaald in het Hoger Beroep van VPHuisartsen tegen de NZa tariefbeschikking 2015, dat huisartsen ook zonder contract redelijke tarieven moeten kunnen declareren. En wordt de NZa gesommeerd hun tariefbeschikking op het onderdeel van de contractvereiste te herzien. Tot slot heeft de ACM bekend gemaakt dat voor LHV-bestuurders en medewerkers het Toezeggingsbesluit is ingetrokken. Daarna maakte de Rechtbank van Rotterdam bekend dat de boete van 5.7 miljoen euro die de ACM de LHV had opgelegd, werd vernietigd. Zo kunnen alle partijen zich inzetten voor een betere huisartsenzorg, inclusief de bekostiging ervan. • Bron: Maes, Anton(huisarts) financiële staat van de huisartsenzorg versie 24b, 26.11.2015

17


PRAKTIJKZAKEN

CVRM-ketenzorg draait om criteria, praktijkorganisatie en meetwaarden Drie kaderhuisartsen aan het woord

Invoering van ketenzorg Cardio Vasculair Risico Management (CVRM) is pas zinvol als de inclusiecriteria helder zijn, de organisatie binnen de praktijk op orde is en de meetuitslagen betrouwbaar zijn door gebruik van professionele apparatuur. Drie kaderhuisartsen Hart- en Vaatziekten (HVZ) delen hun ervaring. Tekst: Bob van Heukelom

18


A

ndrew Oostindjer, Kaderhuisarts HVZ Twente. Andrew Oostindjer is kaderhuisarts HVZ voor de zorggroep Thoon in Twente. Zijn artsenloopbaan begon hij als AGNIO thoraxchirurgie. Vervolgens was hij werkzaam in de interne geneeskunde en cardiologie in het Erasmus MC. In 2007 vestigde hij zich in een praktijk in Oldenzaal. In het begin werkte zijn voorganger nog mee waardoor hij de tijd kreeg om de kaderopleiding Hart- en Vaatziekten te volgen. Oostindjer vertelt: ‘De opleiding duurt twee jaar en je krijgt in die tijd enorm veel extra kennis en je leert mensen kennen die hetzelfde denken en doen. Dat inspireerde mij enorm’. Hij is intussen al enige jaren kaderhuisarts HVZ voor de zorggroep Thoon in Twente. Daarover zegt hij: ‘Bij Thoon doet 65 procent van de 180 huisartsen in de regio mee met CVRM-ketenzorg. Het doel is om eind 2016 90 procent van de huisartsen(praktijken) geïncludeerd te hebben. We hebben in de zorggroep een programma opgesteld dat economisch haalbaar is, een vereiste als je huisartsen mee wil krijgen voor de ketenzorg. Het gaat dan om tienduizenden patiënten. We

hebben wel geluk met Menzis. Die ziet veel winst in primaire preventie. Bij secundaire preventie ben je eigenlijk al te laat, maar daar is preventie natuurlijk ook belangrijk. Primaire preventie is alleen lastiger omdat de patiënten niet altijd gemotiveerd zijn en wat erger is, de zorgverzekeraars en de hulpverleners ook niet. Maar ik wil graag mensen met een verhoogd risico helpen om te voorkomen dat ze hart- en vaatziekten krijgen.’ En actief speuren? ‘In die zin wel, ja. Dat wil zeggen, mensen die op het spreekuur komen. Ook mensen die bij ons komen en vragen wilt u bij mij de bloeddruk meten? Dan zeggen we: Ja dat willen we wel, maar dan komt er meer bij kijken. Dan kijken we ook naar andere aspecten die een risico vormen voor HVZ, dan kijken we gelijk naar het gehele risicoprofiel. Een van de onderzoeken waar we dan regelmatig gebruik van maken is een 24-uurs bloeddrukmeting, daarbij maken wij gebruik van apparatuur die ook atriumfibrilleren kan detecteren. Als iemand dan paroxysmaal atriumfibrilleren heeft, dan heb je die mooi kunnen vangen (en hopelijk ziekte zoals een CVA kunnen voorkomen), terwijl die met andere apparatuur gewoon doorloopt. En dat is ook de reden waarom we voor de Microlife apparatuur hebben gekozen.’ De boodschap die Oostindjer meegeeft is: ‘Als je de CVRM-module wilt gaan invoeren dan moet je ervoor zorgen dat de hele praktijk daarvoor op orde is en dat iedereen goed geïnstrueerd is. De distributeur van de apparatuur heeft iedereen geïnstrueerd en alle apparatuur keurig geïmplementeerd. We doen nu alles op dat gebied. We hebben ook Holters en we maken en beoordelen zelf ECG’s.’

M Andrew Oostindjer

ehrzad Nasseri, Kaderhuisarts HVZ IJsselstein. Mehrzad Nasseri is huisarts in het gezondheidscentrum Meridiaan in IJsselstein, waar hij samen werkt met vijf collega’s. Nasseri was ooit in opleiding voor thoraxchirurg en dat heeft zijn motivatie om kaderhuisarts te worden zeker beïnvloed. ‘Maar’ stelt hij: ‘zeker ook door het gegeven dat hart- en vaatziekten in bredere zin bijna vijftig procent van je werk als huisarts betreft. Voor mij was het een verdiepingsmodu-

Mehrzad Nasseri le om mijn dienstverlening aan mijn patiënten te kunnen verbeteren. Je leert tijdens je opleiding voor kaderhuisarts heel veel, zonder dat je het in de gaten hebt. Je merkt dat je tijdens deze opleiding veel verbeteringen in je praktijk doorvoert en als je de praktijk voor en na de opleiding vergelijkt dan is dat een enorm verschil.’ Nasseri is niet als kaderhuisarts aangesloten bij de grote regionale zorggroep maar is onafhankelijk en begint in 2016 samen met vijf collega’s een eigen zorggroep. Hij wil geen onderdeel meer uitmaken van de grote onpersoonlijke zorggroep met veel overhead, waar ze eerst bij aangesloten waren, maar hij geeft de ketenzorg liever vorm met een aantal gelijkgestemde collega’s. ‘Wij willen ervoor zorgen dat onze patiënten voor alle diensten in ons eigen centrum terecht kunnen. Onze preferente zorgverzekeraar is Zilveren Kruis Achmea en die ondersteunt de CVRM-ketenzorg nog niet. Die zitten er niet direct op te wachten en ik snap dat wel. Bij diabetes zorg kan je bepaalde kwaliteitseisen stellen maar bij CVRM is dat veel moeilijker. Er moet dan eerst gezocht worden naar de juiste kwaliteitscriteria die je moet hanteren. We hebben zelf een pro-

19


PRAKTIJKZAKEN

‘ WIJ ZIJN IN 2013 MET DE CVRM KETENZORG IN ZOETERMEER BEGONNEN EN ALLE HUISARTSEN DOEN DAAR NU AAN MEE’ tocol gemaakt gebaseerd op de NHGstandaard.’ Nasseri heeft de hele praktijk uitgerust met nieuwe apparatuur. ECG’s maken ze zelf. ‘Dat is makkelijk te doen’ zegt Nasseri. Hoe is de keuze voor de apparatuur tot stand gekomen? ‘Wij waren nogal ontevreden over de kwaliteit en de service van de apparatuur die we voor cardiovasculaire diagnostiek in de praktijk gebruikten. We hebben toen wat rondgekeken en zijn uitgekomen bij meer professionele apparatuur. Samen met de importeur hebben we een praktijkplan opgezet en zij hebben ons begeleid bij de implementatie. De assistentes hebben dat als heel leuk en leerzaam ervaren. Ze doen nu alle metingen volgens NHG-protocol en we werken allemaal volgens dezelfde routine en dat geeft duidelijkheid en ik denk betrouwbare uitslagen’. Iedere nieuwe risicopatiënt krijgt in de praktijk eerst een bloeddrukmeter mee voor een aantal thuismetingen. De uitslagen kunnen worden uitlezen in het HIS en dat geldt ook voor de 24-uurs bloeddrukmetingen. Nasseri besluit: ‘Ik kanhet iedereen aanbevelen.’

P

aul Smits, Kaderhuisarts Hartvaatziekten Zoetermeer. Paul Smits werkt als huisarts in Zoetermeer in een praktijk met drie collega’s. Na tien jaar voorzitter te zijn geweest van de huisartsenvereniging Zoetermeer en later bij de Stichting gezondheidscentra Zoetermeer(SGZ) wilde Smits zich weer eens wat meer op de inhoud van het vak gaan richten. Na een cursus bij het NHG over de standaard CVRM werd hij zo geïnspireerd dat hij besloot om kaderhuisarts HVZ te worden en daar heeft hij nog geen dag spijt van. Smits is nu Kaderhuisarts HVZ voor de zorggroep Zoetermeer, waarbij 52 praktijken met zo’n 75 huisartsen zijn aange-

20

Paul Smits

sloten. Hij is enthousiast over de samenwerking met de zorggroep: ‘De zorggroep, dat zijn we uiteindelijk zelf. Het facilitaire centrum is uitvoerder uit naam van ons. We gebruiken allemaal Medicom als HIS. Dat wordt centraal aangestuurd. We hebben geen KIS nodig want alle data worden uit het HIS geëxtraheerd door de zorggroep. Declaratieondersteuning doen ze ook, daar hoeven wij zelf niets voor te doen. Dat werkt echt fantastisch’. ‘Wij zijn in 2013 met de CVRM-ketenzorg in Zoetermeer begonnen en alle huisartsen doen daar nu aan mee. Zoetermeer is wel heel bijzonder daarin.’ Of ze veel steun hebben gehad van hun preferente zorgverzekeraar CZ? ‘Ach weet je, dat hebben we niet nodig. We hebben hier zo’n krachtige zorggroep, die huurt mensen in om de programma’s te imple-

menteren. Daardoor zijn ze heel daadkrachtig en als kaderhuisarts heb je daar natuurlijk veel invloed op.’ Het protocol voor de CVRM-module is door Smits zelf ontworpen en ingevoerd. De zorggroep werkt met een intranet waarin alle zorgprogramma’s voor de huisartsen beschikbaar zijn. Bij de implementatie van het protocol en de selectie van de risicopatiënten zijn de huisartsen geholpen door consulenten van de zorggroep. Alle huisartsen in Zoetermeer hebben toen een ECG-opleiding gevolgd en ze kunnen zelf een ECG beoordelen aan de hand van een tien puntensysteem. Over de keuze voor de apparatuur zegt Smits: ‘Alle huisartsen in Zoetermeer werken nu met de apparatuur van Microlife. Dat is mijn schuld’ zegt hij lachend. ‘Als je het goed wilt opzetten dan moet iedere praktijk professionele apparatuur gebruiken.’ De zorggroep heeft de apparatuur voor de CVRM-ketenzorg voor alle huisartsen aangeschaft. Smits vertelt: ‘Ik vroeg aan de directeur van de zorggroep: ‘Hebben jullie ergens nog een potje van vijftigduizend euro?’ Want we vonden dat we allemaal met dezelfde apparatuur moesten gaan werken. Dat bleek hij te hebben en zo konden we starten.’ Alle praktijken gebruiken nu dezelfde professionele meetinstrumenten en de leverancier heeft de praktijken allemaal voorzien van een aantal thuisbloeddrukmeters. • Meer informatie over het CVRMimplementatieprogramma voor zorggroepen is te vinden op www. medichain.nl onder Medichain Specials. Bob van Heukelom, directeur Medichain, huisarts np.


‘ Randvoorwaarden niet gerealiseerd’ Volgens gezondheidseconoom Marc Pomp

Gezondheidseconoom Marc Pomp bekijkt al vijftien jaar de Nederlandse gezondheidzorg door een economische bril. Zo schreef hij in 2003 een analyse van het nieuwe zorgstelsel onder de veelzeggende titel Zorg voor concurrentie. De daarin genoemde randvoorwaarden zijn niet gerealiseerd. Tijd voor herbezinning, vindt Pomp. Tekst: Petra Pronk  •  Foto: Petra de Hamer

B

ij de introductie van het nieuwe zorgstelsel in 2006 waren de verwachtingen hoog gespannen. Het idee was eenvoudig: voorzie mensen van goede informatie, en laat ze zelf een keuze maken voor de beste zorgverlener. Maar de praktijk is weerbarstig. Tien jaar na dato blijkt de goed geïnformeerde zorgconsument een illusie en verdwalen patiënten massaal in het oerwoud van de zorg door gebrek aan richtingaanwijzers. ‘Om een juiste keuze te kunnen maken in de zorg moeten mensen beschikken over informatie over prijs en

kwaliteit’, stelt gezondheidseconoom Marc Pomp. ‘Als de kwaliteitsinformatie ontbreekt kan er alleen nog op prijs gekozen worden, en dan gaat het mis.’ En dat is precies wat er nu aan de hand is. In een brief aan de Kamer liet minister Schippers vorig jaar weten dat het veel moeilijker was om goede kwaliteitsinformatie te leveren voor de patiënt dan was verwacht. ‘Het optimisme van het begin is niet terecht gebleken’, concludeert Pomp.

Kwaliteitsinformatie

Kwaliteitsbeleid en kostenbeheersing zijn

twee belangrijke pijlers onder het zorgstelsel. De verwachting dat burgers op basis van openbare kwaliteitsinformatie de zorgaanbieder met de beste prijs-kwaliteitverhouding kiezen, is echter niet uitgekomen. Er wordt veel geld en energie gestoken in het verzamelen van gegevens voor het optuigen van kwaliteitsbeleid, maar het gros van die informatie wordt niet gebruikt. De patiënt kan er niks mee. ‘Niet zo gek’, vindt Pomp. ‘Patiëntinformatie moet relevant en eenvoudig zijn, en aan beide schort het.’ ‘Zorgverleners moeten allerlei dingen re-

21


gistreren om de kwaliteit van hun zorg in kaart te brengen, maar de relevantie van die gegevens voor de patiënt blijkt bijzonder laag. Patiënten kijken niet naar zorginhoudelijke aspecten, maar naar dingen die ze zelf waar kunnen nemen zoals bejegening. Zorginhoudelijke kwaliteitsgegevens zijn bovendien te ingewikkeld voor deze doelgroep, omdat patiënten kampen met een kennisachterstand ten opzichte van de professionals.’ Kwaliteitsinformatie aan patiënten is iets heel anders dan kwaliteitsinformatie aan professionals. Die laatsten kunnen met complexe informatie omgaan en zijn in staat de relevantie van indicatoren te beoordelen. Patiënten zijn dat niet, terwijl ze wel geacht worden op basis van die informatie keuze te maken over hun zorg. Dat wringt. Daar komt nog bij dat de werkelijkheid vele malen complexer en veelvormiger is dan de indicatoren doen geloven. Reden genoeg om serieuze vraagtekens te zetten bij de huidige kwaliteitsprikkels. ‘Nog meer geld en energie steken in het samenvatten van kwaliteit van zorg in hapklare brokken is dan ook een heilloze weg’, stelt Pomp.

Alternatieven

Het kwaliteitsbeleid is dus mislukt. Toch wil Pomp niet het hele stelsel op zijn kop zetten. ‘Je moet pas oude schoenen weggooien als je nieuwe hebt en dat is nu niet het geval. Het financieren van de zorg is altijd ingewikkeld. Elk land worstelt ermee. Het is overal zoeken naar de juiste mix van markt en overheid en er bestaat niet één ideale oplossing. Maar we kunnen wel constateren dat het stelsel dat we tien jaar geleden voor ogen hadden, niet het huidige stelsel is. Dus moeten we serieus nadenken over alternatieven.’ Als het idee van kiezen op basis van prijs en kwaliteit niet werkt, hoe valt de kwaliteit van de zorg dan wel te waarborgen? Het antwoord van Pomp: door te sturen op menselijk kapitaal. Geheel tegen de tijdgeest in pleit hij niet voor bekostiging op basis van uitkomstindicatoren, maar op basis van input. ‘Het zijn mensen die het doen in de zorg. Dus moet je dat menselijk kapitaal ook koesteren. Zorgen dat de mensen die de zorg leveren ook voldoen aan de juiste kwalificaties. De toerusting van professionals moet op orde zijn. Dat betekent dat de selectie, opleiding en nascholing van de

22

Marc Pomp mensen die in de zorg werken, op orde moeten zijn.’ Dat vraagt een andere rol van de toezichthouders. Zou het niet mooi zijn als de patiënt erop kan vertrouwen dat elke zorgverlener goede kwaliteit levert, omdat dat aan de voorkant goed geregeld is, bijvoorbeeld door een NZa “nieuwe stijl” die actief de kwaliteit van de zorg bewaakt? Als de kwaliteit afgedwongen wordt door de toezichthouder in plaats van de consument, zou het leven van die laatste er een stuk makkelijker op worden: Als de consument erop kan vertrouwen dat zorgverleners goede kwali-

teit leveren, kan hij gewoon kiezen voor de goedkoopste aanbieder.’ Naast het koesteren van het menselijk kapitaal, heeft Pomp nog een tweede aanbeveling voor een betere zorg: ‘laat de strakke budgettaire kaders los!’ De hoofdlijnenakkoorden zijn in zijn optiek het beste bewijs dat de markt in de zorg zijn werk niet goed doet. ‘De hoofdlijnenakkoorden zijn een uiting van politieke bemoeienis. Lapmiddelen. De zorgverzekeraars zijn niet veel meer dan een doorgeefluik van Haagse beslissingen over de groei van de zorguitgaven. Als de markt goed zou func-


‘ DE POLITIEK, DAT ZIJN WIJ MET Z’N ALLEN. DE REGERING ZIT ER NAMENS ONS. ALS DIE KIEST VOOR LAGE GROEICIJFERS VOOR DE ZORG, HEBBEN WIJ ER KENNELIJK NIET ZOVEEL VOOR OVER.’ tioneren en de zorgverzekeraars voldoende macht hadden om hun werk te doen, zou de markt zelf zorgen voor de maatschappelijk gewenste kostenontwikkeling en waren er geen oekazes van de minister nodig voor kostenbeheersing.’

Geïntegreerde zorg

Als het gaat om kostenbeheersing zou een geïntegreerd zorgmodel wel eens veel effectiever kunnen zijn dan opgelegde akkoorden. ‘De substitutie van de tweede- naar de eerstelijn komt niet goed van de grond. Dat heeft te maken met de schotten in de zorg. De huidige wijze van financiering staat goede zorg in weg. Het streven zou gericht moeten zijn op geïntegreerde gezondheidszorg. Voor huisartsen zou dat kunnen betekenen dat ze deel gaan uitmaken van een geïntegreerd medisch bedrijf waarin eerste- en tweedelijn in elkaar overvloeien en waarin ze meedelen in het resultaat van de onderneming.’ Die gedeelde verantwoordelijkheid zou er volgens Pomp voor kunnen zorgen dat huisartsen zich meer betrokken voelen bij het op poten zetten van een florerende praktijk dan nu het geval is. ‘Wanneer je er als huisarts belang bij hebt dat het resultaat van de club optimaal is, leidt dat tot efficiencywinst in de eerste lijn. In de huidige situatie liggen ziekenhuizen vaak dwars omdat substitutie voor hen leidt tot omzetverlies. Het opheffen van die belangenverstrengeling kan leiden tot betere en goedkopere zorg, zoals ervaringen in de Verenigde Staten aantonen. In Nederland komen experimenten met een geïntegreerde eerste- en twee-

delijnszorg nog niet erg van de grond, maar het zou de moeite waard zijn daar serieus naar te kijken.’

Niet realistisch

De huidige norm voor de groei van de zorguitgaven is niet realistisch volgens Pomp. ‘We moeten heel ver teruggaan in de geschiedenis om zo’n beperkte groei te vinden. Het is wel heel ambitieus om te streven naar zo’n lage groei zonder de kwaliteit van de zorg aan te tasten. Zeker met de nieuwe generatie geneesmiddelen die op stapel staat lijkt dat op termijn niet haalbaar. Als de zorguitgaven teveel worden afgeremd komen de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg onder een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. Als we gebruik willen maken van de nieuwe zorgvormen, moeten we accepteren dat

één procent groei per jaar van de ziekenhuisuitgaven gewoon te krap is.’ Dat is het economische plaatje. Maar uiteindelijk is het de kiezer die bepaalt, stelt Pomp. Want: ‘De politiek, dat zijn wij met z’n allen. De regering zit er namens ons. Als die kiest voor lage groeicijfers voor de zorg, hebben wij er kennelijk niet zoveel voor over.’ Maar hij denkt dat de wal het schip gaat keren en dat ruimte voor groei op termijn onontkoombaar is, want uiteindelijk wil iedereen toch de best mogelijke gezondheidszorg. En goede zorg kost nu eenmaal geld. •

Petra Pronk, journalist

Zorgverzekeraars door een economische bril In het huidige stelsel van de gezondheidszorg zijn zorgverzekeraars in de ogen van de patiënt en de zorgverlener veruit de machtigste partij. Maar niet in de ogen van de economen. Economen kijken volgens Pomp naar andere dingen, en zien daardoor een ander plaatje. Zij kijken bijvoorbeeld naar de vrijheid die een zorgverzekeraar heeft om een contract te sluiten, en die vrijheid valt vies tegen. ‘Verzekeraars moeten het grootste deel van de rekeningen sowieso betalen, ook als er geen contract is gesloten. Dat is in het bedrijfsleven ondenkbaar. Zonder contract met een aannemer kun je je verbouwing wel vergeten, maar in de zorg gelden andere wetten. Dat maakt de positie van de zorgverzekeraar minder riant dan de meeste mensen denken. Bovendien is voor 85 procent van het inkomen van de huisarts helemaal geen contract nodig, dus per saldo heeft de zorgverzekeraar niet zoveel in de melk te brokkelen.’ Ook op het punt van vertrouwen zit de verzekeraar in een weinig benijdenswaardige positie. ‘De meeste mensen hebben veel minder vertrouwen in hun zorgverzekeraar dan in hun dokter, en dat maakt hun onderhandelingspositie niet bijzonder sterk.’

23


HUISARTS & HOBBY

MOLENAAR Naam: Harry Bulk Leeftijd: 47 Woonplaats: Stadskanaal Huisarts in: Ter Apel Huisarts sinds: 2005 ‘Mijn molen is zo groot als een koffiezetapparaat. Er zit een klein molensteentje in waarmee ik graan kan malen. In Nederland zijn deze thuismolentjes praktisch onbekend, maar in Duitsland is het vrij gebruikelijk om op deze manier je eigen meel te malen. Ik zag die molentjes een paar jaar geleden ineens voorbijkomen op internet en ik vond ze te leuk om te laten liggen. Ik heb er zelf van hout een

24

graankastsilo en een klein graanpakhuisje bijgemaakt. Het werkt heel eenvoudig. Je doet het graan er aan de bovenkant in en maalt het, waarna je aan de onderkant het meel in een bakje op kunt vangen. Er zit een stampertje bij, zodat je ook zelf muesli kunt maken. Het leuke is dat je met slechts vier ingrediënten – graan, zout, water en gist – zelf brood kunt maken.

Dat vind ik wel een kick. Het is een spelletje om daar iets moois van te maken. Graan is een levend ding. Als je een graankorrel in de grond stopt, groeit er gras uit. En meel is dood. Dankzij de thuismolen hou je het product vers tot vlak voordat je het bakt. Dat is een plus. Het lijkt me ook gezonder. Meel uit de supermarkt bevat weinig voedingsstoffen doordat de kiem van de graankorrel, waar


In de rubriek Huisarts & Hobby portretteren we in elke editie van MedZ een huisarts met een bijzondere hobby.

de meeste voedingsstoffen inzitten, er meestal uitgehaald wordt omdat hij snel ranzig wordt. Hier kan ik die kiem laten zitten, want hij krijgt de tijd niet om ranzig te worden. Toen ik hiermee begon was mijn doel om elke dag meel te malen, maar als ik het nu een keer per week doe, ben ik al heel blij. Niet dat het zo arbeidsintensief is, maar je moet er wel bijblijven, omdat

je op verschillende momenten in het proces dingen moet doen. Het deeg kneden, in stukken snijden, in de bakvorm leggen. Het deeg heeft tijd nodig om te rijzen en een paar uur daarna kun je het pas bakken. Je moet dus echt een dag hebben dat je daar tijd voor hebt. Het kan niet even tussen het schilderen van je huis door. Een overeenkomst tussen mijn werk en mijn hobby is dat je voor beide ge-

duld nodig hebt en goed moet kijken en voelen. Het nadeel van een broodbakmachine is dat die standaard instellingen heeft met standaard tijden. Maar het rijzen van het deeg hangt af van allerlei factoren, zoals luchtvochtigheid, temperatuur en het mengsel dat je hebt van gist en graan. Het vraagt fingerspitzengefühl om het deeg op het juiste moment in de oven te stoppen.’ •

25


Contractloos werken voor iedereen een serieuze optie Voor je principes moet je wat overhebben. En soms zelfs heel veel. Contractloos werken sloeg een flink gat in het inkomen van Bart Bruijn, huisarts in Streefkerk. Toch gaat hij door met de strijd. ‘Als de kernwaarden van het vak dat je met hart en ziel uitoefent worden ondergraven, moet je wat doen!’ Tekst: Petra Pronk

V

oor Bart Bruijn, huisarts in Streefkerk, is het heel simpel. ‘Je wordt geen huisarts om rijk te worden, maar omdat je huisarts wilt worden. En als ik dat vak niet meer kan uitoefenen op de manier zoals ik vind dat dat moet omdat er aan de fundamenten wordt geknaagd, heb ik geen keuze. Dan maar contractloos werken.’ En dat deed hij dan ook in 2015. Hij verzet zich ertegen dat de zorg wordt geleid door wat hij “beroepsleken” noemt. ‘Beroepsleken zijn politici en hoge ambtenaren die alle baantjes binnen de as VWS, NZa en ver-

26

zekeraars doorlopen hebben en die geschoold zijn in het denken in mechanismen en systemen in plaats van denken in mensen. Deze mensen hebben boekjes gelezen over de zorg, maar er nooit zelf in gewerkt, en dat vertaalt zich in gevaarlijk beleid. Ik kan boekjes lezen over het besturen van een vliegtuig, maar dat wil nog niet zeggen dat ik de piloot kan vertellen op welke knopjes hij moet drukken. Ook als ik een miljard van dat soort boekjes lees is er toch niemand die bij mij in het vliegtuig wil zitten – en terecht. Als het over vliegen gaat snapt iedereen die logi-

ca, maar intussen is dat wel hoe onze gezondheidszorg wordt bestuurd.’

Kloof

Het is die kloof tussen beleidsmakers en zorgverleners die leidt tot de TekenenRechts-Onder-Graag (TROG)-contracten die huisartsen door hun strot geduwd krijgen en waar hij vorig jaar serieus voor bedankte. ‘In het contract voor 2015 stonden dingen waarvan ik vond dat ik ze niet kon ondertekenen omdat ik er principieel tegen ben, zoals het inzagerecht in mijn patiëntgegevens of de


verplichting mij in te spannen voor het LSP. Ook het feit dat de verzekeraar contractueel uit wilde sluiten dat ik goodwill zou kunnen vragen bij de overdracht van mijn praktijk ging mij te ver. Het is niet waarschijnlijk dat ik dat ga vragen, maar het gaat om het principe. Zij hebben er niks mee te maken hoe ik mijn bedrijf run. Ik weiger in een systeem te werken waarin het mij in toenemende mate moeilijk wordt gemaakt om de kwaliteit te leveren die ik wil leveren en waarin de vertrouwensrelatie tussen mij en mijn patiënten structureel wordt ondergraven.’

Omzetverlies

Een keuze met ingrijpende gevolgen. Doordat hij alleen de basisverrichtingen mocht declareren, kelderde zijn inkomen in 2015 met 20 tot 25.000 euro. ‘Een gigantisch omzetverlies. Daardoor moest een van de assistentes anderhalve dag minder gaan werken. Een gat dat we niet op hebben kunnen vullen. Dat werk moet ik nu zelf doen.’ Behalve een financiële aderlating betekende de keuze voor contractvrij werken ook meer bureaucratische en administratieve rompslomp voor zijn vrouw, de praktijkmanager. De hele praktijkvoering moest omgegooid wor-

den en er moeten allerlei extra formulieren ingevuld worden om te zorgen dat zijn patiënten toch voor vergoeding in aanmerking komen.

Knettergek

Maar er daagt licht aan de horizon, mede dankzij Het roer moet om. ‘Een geniale actie op precies het juiste tijdstip’, stelt Bruijn. ‘Het gevoel van dwang en drang in huisartsenland is omgeslagen. Iedereen was rijp voor verandering. We hadden allemaal het gevoel: ‘Zo kan het niet langer, we worden knettergek!’ Dankzij de heisa die er gemaakt is, is er nu momentum gecreëerd.’ Ook de recente uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is voor hem een zegen, omdat verzekeraars daardoor gehouden zijn bepaalde verrichtingen ook te vergoeden als er geen sprake is van een contract. Voor Bruijn maakt die uitspraak het verschil tussen overleven en faillissement. ‘Ik had het geen jaar meer volgehouden’, zegt hij eerlijk. ‘Als die uitspraak van het CBb er niet geweest was, had ik me niet meer kunnen permitteren om geen contract te tekenen. Principes moeten niet tot zelfdestructie leiden. Dankzij de uitspraak van het CBb is het een stuk makkelijker geworden om contractloos te werken. De

vergoeding is weliswaar lager dan als je wel een contract hebt, maar contractloos werken is nu voor iedereen toch een serieuze optie.’ Zelf heeft hij zijn verzekeraar al laten weten dat hij voorlopig niet tekent, tenzij de Coöperatie Praktijkhoudende Huisartsen (CPH) dat voor hem de onderhandelingen voert, er een fatsoenlijk resultaat uitsleept dat hij met een gerust hart kan tekenen. Want contractloos werken is geen doel op zich, maar een politiek drukmiddel. En die druk is nog wel even nodig, vermoedt Bruijn, want hij ziet de tegenkrachten alweer opkomen. ‘NZa, VWS en de verzekeraars vinden het helemaal niet leuk dat wij invloed krijgen. De minister is met tegenmaatregelen bezig en ik verwacht dat de NZa trucjes gaat uithalen om te zorgen dat er toch getekend gaat worden. Schippers noemt het overhalen, maar ik noem het gewoon tekendwang. We zullen alles op alles moeten zetten om te zorgen dat het momentum dat gecreëerd is, niet verloren gaat.’ •

Petra Pronk, journalist

27


PRAKTIJKZAKEN

De Medichain CVRM-module De Nederlandse Hartstichting voorspelt voor de komende decennia een sterke toename van het aantal patiënten met hart- en vaatziekten (HVZ). Vanuit economisch perspectief bezien hebben zorgverzekeraars daarom belang bij een goede uitvoering van preventieve ketenzorg. Hiervoor is een kwaliteitsimpuls nodig. Tekst: Bob van Heukelom  •  Foto: Thomas Bouwmeester

28


I

n het artikel CVRM-ketenzorg (zie pagina 18) zien we dat er door verschil in visie bij zorgverzekeraars grote regionale verschillen ontstaan bij het aanbieden van ketenzorg voor Cardiovasculair Risico Management (CVRM). Uitgaande van het gelijkheidsbeginsel heeft iedere Nederlander recht op dezelfde goede zorg. Helaas blijkt dit bij de uitvoering van de zorgwet tot nu toe een utopie te zijn.

Kwaliteitsimpuls

Bij de CVRM-ketenzorg gaat het om de registratie van veel meetwaarden. Als binnen zorgroepen of huisartsengroepen alle praktijken gebruik maken van dezelfde professionele apparatuur, dan zal de kwaliteit van zorg toenemen en kunnen huisartsen betere kwaliteit leveren bij de bestrijding van HVZ. Daarbij is het van belang dat de metingen op een juiste wijze zijn uitgevoerd en de menselijke factor zoveel mogelijk kan worden uitgeschakeld, door de metingen geautomatiseerd uit te voeren. Onafhankelijke informatie* over bloeddrukmeting en over de apparaten die worden gebruikt om de bloeddruk te meten, is te vinden bij instituten als de dabl®Educational Trust en het gerenommeerde National Institute for Health and Clinical Excellence (NICE) in Engeland. Zij besteden speciale aandacht aan de nauwkeurigheid van de metingen en geschiktheid voor toepassing in de medische praktijk. Hieruit blijkt dat veel gangbare bloeddrukmeters en 24-uur bloeddrukmeters, die nu gebruikt worden in de huisartsenpraktijk niet het predicaat “klinisch gevalideerd” bezitten. Het NICE adviseert huisartsen in Engeland sinds kort om bloeddrukmetingen uit te voeren met een automatische bloeddrukmeter die hartslagdetectie en analyse combineert. Om hierin een kwaliteitsslag te kunnen

Lees voor meer informatie de bijlage bij deze MedZ. Heeft u interesse in het CVRM-ketenzorg implementatietraject neem dan contact op via klantenservice@ medichain.nl

maken zou dit betekenen dat praktijken, die willen participeren in de CVRMketenzorg allemaal gebruik gaan maken van professionele klinisch gevalideerde meetapparatuur. Bloeddrukmeters uit deze categorie, die atriumfibrillatie kunnen opsporen, kunnen worden beschouwd als de best practice voor CVRM-ketenzorg. Vroegtijdige detectie van atriumfibrilleren kan jaarlijks veel leed voorkomen, doordat er minder complicaties in de vorm van beroertes en/of TIA’s te betreuren zullen zijn. Dit betekent dat er naast het voorkomen van menselijk leed een aanzienlijke besparing in de kosten voor de gezondheidszorg valt te realiseren.

Naar een eerlijke benchmark

Een benchmark is een vergelijking van kwaliteit en prestaties van een organisatie met die van vergelijkbare andere organisaties. Huisartsenpraktijken worden binnen de ketenzorg met elkaar vergeleken met behulp van benchmarkgegevens uit hun HIS. Voorwaarde voor een eerlijke benchmark van huisartsenpraktijken is dat alle huisartsen beschikken over gevalideerde professionele meetapparatuur en dat de praktijkmedewerkers, die de metingen verrichten daarin goed zijn opgeleid. Anders hebben benchmark gegevens weinig vergelijkingswaarde. In Zoetermeer nemen alle praktijken deel aan de CVRM-ketenzorg en alle huisartsen werken op dezelfde manier en met dezelfde apparatuur. Kwaliteit van zorg voor en preventie van hart- en vaatziekten is hierdoor aantoonbaar verbeterd.

Ze kan daarbij gebruik maken van de inkoopexpertise van Medichain. Via een financial lease constructie zou de investering in apparatuur kunnen worden inverdiend en worden de kosten uitgesmeerd over een langere periode. (Zie hiervoor het artikel: “Praktijkinventaris kopen of leasen” in deze MedZ op pagina 34). Alle medewerkers die betrokken zijn bij de CVRM-ketenzorg volgen de nascholing en training, georganiseerd door de kaderhuisarts van de zorggroep. Hierbij wordt aandacht gegeven aan zelfmanagement en de mogelijkheden van EHealth. De zorggroep kan voor deze kwaliteitsimpuls een project indienden voor vergoeding binnen Segment 3.

Rol van de zorgverzekeraar

Alle praktijken binnen de zorggroep worden op deze manier in één keer voorzien van de best practice aan CVRM-apparatuur. De huisarts investeert in extra tijd, kennis en aanpassingen binnen de praktijkorganisatie. Patiënten binnen de regio van de zorggroep ontvangen op deze manier allen dezelfde hoogstaande preventieve zorg, waar ze recht op hebben. Door preventie en verbeterde patiëntenzorg verdienen zorgverzekeraars op termijn een veelvoud van deze investering terug. Wij pleiten er daarom voor dat deze transitie naar professionele bloeddrukapparatuur in de huisartsenpraktijk voor de huisartsen budgetneutraal wordt gefaciliteerd. •

Implementatie van de CVRM-module

Medichain heeft een CVRM-ketenzorg implementatietraject voor huisartsengroepen ontwikkeld, naar voorbeeld van deze werkwijze van de huisartsengroep in Zoetermeer. Uitgangspunt is dat een groep van huisartsen of een zorggroep besluit om over te stappen naar dezelfde professionele apparatuur en gezamenlijk de nascholing organiseren. De kaderhuisarts van de zorggroep verzorgt het protocol voor de huisartsen en praktijkondersteuners.

Rol van de zorggroep

De zorggroep kan de praktijken organisatorisch ondersteunen bij de aanschaf, installatie en instructie van de apparatuur.

* Een overzicht met de links naar de onderzoeken naar klinisch gevalideerde bloeddrukmeters en 24-uur bloeddrukmeters van de dabl®Educational Trust, van de British Hypertension Society en van het National Institute for Health and Clinical Excellence (NICE) kunt u terugvinden op de website www.medichain.org

Bob van Heukelom, directeur Medichain, huisarts np.

29


De tijd kwijt Huisartsen ervaren grote werkdruk. Op hun eigen werkplek en op de huisartsenpost. Het ervaren van werkdruk is subjectief. Het wordt niet alleen bepaald door de hoeveelheid werk, maar ook door de context waarin het gedaan wordt. Dat leidt tot onvrede. Is een kleinere praktijk de oplossing? Tekst: Hans van Gestel

M

enig huisarts ervaart een behoorlijke werkdruk. Uit onderzoek blijkt dat we steeds meer patiëntencontacten hebben. Dat kan de werkdruk verhogen. Hoe hebben we dat nou opgelost? We zijn minder visites gaan rijden en hebben meer telefonische contacten. We hebben personeel aangetrokken. Extra assistentes, praktijkondersteuners somatiek en GGZ. Sommigen een nurse practitioner of een praktijkmanager. Dat heeft veranderingen teweeg gebracht met voor- maar ook nadelen. Wat het niet heeft gebracht is dat de ervaren werkdruk minder werd. Veel onvrede heeft zich vervolgens gericht op de overheid en zorgverzekeraars. Teveel regels en bureaucratie. Dat we als huisartsen eindelijk opstaan hiertegen is terecht. De kartrekkers van Het roer moet om zijn wat mij betreft helden. Maar is

30

hiermee het probleem van de ervaren werkdruk helemaal uit de wereld? Ik denk dat er nog iets anders speelt.

Te weinig tijd

Huisartsen kunnen heel veel, maar hebben te weinig tijd om dat ook goed te doen. Vergeleken met 25 jaar geleden staat er een kwalitatief hoogstaande huisartsenopleiding waarin veel nieuwe aspecten aan de orde komen. Communicatie, supervisie, praktijkmanagement, palliatieve geneeskunde, depressie- en angststoornissen, preventie, SOLK, polyfarmacie et cetera. De lat ligt hoog en we verwachten dat de AIOS al die vaardigheden in de praktijk gaan waarmaken. Een paar jaar geleden al las ik een artikel van een collega die had berekend dat het correct uitvoeren van alle NHG-standaarden voor een

normpraktijk zou leiden tot een werkweek van 140 uur. Niet meer dan een best guess waarschijnlijk, maar toch. Op de vraag of de lat voor de AIOS misschien niet wat hoog ligt antwoordde Jonathan Silverman, oud-huisarts en lector in communicatie in Cambridge: ‘We teach them up to a level which we do not reach ourselves in daily practice.’ Alhoewel hun ervaringen in de praktijk een en ander weer wat relativeert is ook daar het streefniveau hoog. Opleiders zijn zich meer bewust hoe een AIOS op te leiden met behulp van leergesprekken, opleidingsdoelen en zelfreflectie. Kortom, onze afgestudeerde huisartsen kunnen veel meer dan 25 jaar geleden.

Nieuwe taken

De al langer praktiserende huisartsen staan ook niet stil. Er kwamen nieuwe taken waar we ons in hebben geschoold


te tijd, maar weten dat het eigenlijk niet waar is. De tijd ontbreekt. Dat frustreert, maakt onmachtig en bepaalt mede de werkdruk die we ervaren. Met deze mission impossible sturen we onze aankomende collega’s de praktijk in. Een soort Artsen zonder Grenzen, behalve waar het de consultduur van tien minuten aangaat.

Kleinere praktijken

(onder andere chronische ziekten, preventie). We hebben ons meer bekwaamd in complexe problematiek bij ouderen, polyfarmacie en samenwerken met andere disciplines. Door de NHG-standaarden is de kwaliteit van ons handelen gestegen en onze nascholingen zijn beter dan vroeger. Dus ook zittende huisartsen kunnen meer dan 25 jaar geleden. Waar iedereen vaststelt dat huisartsen steeds meer op hun bord krijgen stel ik vast dat we ook steeds meer kunnen. Maar wat naast voornoemde veranderingen nauwelijks is veranderd, is de tijd die we per patiënt uittrekken.

Tien minuten terreur

Onze dagen worden bepaald door de tien minuten terreur. Tien minuten waarin de patiënt zijn verhaal doet, wij de hulpvraag vaststellen, onderzoek verrichten, tot een diagnose komen, dit uitleggen en in over-

leg met die patiënt een beleid bepalen en dit vervolgens voor iedereen inzichtelijk vast leggen in het dossier. Daarbij rekening houdend met de context van die patiënt, cultureel, achterliggende problemen op sociaal of psychologisch vlak en familiaire omstandigheden of andere zaken die op dat moment actueel zijn. We dienen en passant oog te hebben voor preventieve aspecten als lifestyle, roken, risico’s op hart- en vaatziekten of diabetes. Bovendien willen we ook wel eens gewoon vragen hoe het met iemand gaat. En o ja, het is ook prettig en verhelderend om eens bij een patiënt langs te gaan, ook al zou die met de nodige moeite op de praktijk kunnen komen. Of een keer patiënten bezoeken in het ziekenhuis. Dat levert belangrijke informatie op en wordt zeer gewaardeerd. We leren onze aankomende collega’s dat dit allemaal moet kunnen in zo’n kor-

Dubbele consulten kunnen soelaas bieden. Tot op zekere hoogte, want voor je het weet staat je spreekuur voor drie dagen vol of staat de verzekeraar aan je deur. Minder bureaucratie zal ergernis oplossen, maar niet de tijd opleveren die nodig is om al onze competenties voor patiëntenzorg aan te wenden. Onze huidige oplossingen zijn slechts ten dele effectief en hebben keerzijdes: het opknippen van patiënten en vervolgens uitbesteden in stukjes CVRM, DM, COPD, GGZ of kwetsbare ouderen. Uiteindelijk willen patiënten het liefst hun eigen huisarts zien, maar vaak heeft die geen tijd. Meer tijd voor patiënten betekent minder contacten per dag en dus kleinere normpraktijken. Wat dat gaat opleveren? Een betere vertrouwensrelatie tussen huisarts en patiënt; meer continuïteit in de zorg, meer diepgang in contacten waardoor veel onderzoek en verwijzingen achterwege kunnen blijven en meer werkplezier voor de huisarts. En het geld? Kleinere praktijken betekent meer huisartsen. Die zijn duur. Dat geld kunnen we dik en dubbel terugverdienen. Een oproep aan VWS en de verzekeraars om te laten zien dat er wél vertrouwen is. Vertrouwen in huisartsen en in het feit dat versterking van de eerstelijn een investering is die zichzelf terugverdient. We hebben als beroepsgroep zo veel geïnvesteerd in kwaliteit. Geef ons de kans om dat ook te tonen. Niet uitbesteden, maar zelf doen waar dat kan. Normpraktijken van, pak ‘m beet, 1600 patiënten zal de zorg beter en goedkoper maken. Kan dit bovenaan op de agenda? •

Hans van Gestel, huisarts, docent huisartsopleiding

31


Huisarts en wijkverpleegkundige organiseren zichzelf rondom de regels Lange tijd waren huisarts en wijkverpleegkundige onafscheidelijk. Tot de bezuinigingen in de jaren tachtig roet in het eten gooiden. Inmiddels is de wijkverpleegkundige back in business.Geneeskundestudent Xavynia Daved deed onderzoek naar de veranderde verhoudingen. Belangrijkste conclusie: een duurzame (persoonlijke) werkrelatie is de sleutel voor een succesvolle samenwerking. Tekst: Petra Pronk

V

an oudsher zijn wijkverpleegkundigen de “oren en ogen” van de huisarts. Stevig geworteld in de wijk wist deze professional wat er speelde achter de voordeuren. Dat maakte haar een belangrijke partner van de huisarts. Verzakelijking en bezuinigingen maakten echter een einde aan die symbiose. De praktijkondersteuner nam taken van de wijkverpleegkundige over, waarna die bijna geruisloos uit beeld verdween. Het duurde even voor de beleidsmakers doorhadden dat daarmee een serieus gat geslagen werd in de eerstelijnszorg, maar toen dat muntje eenmaal gevallen was, begon de wijkverpleegkundige

32

aan een serieuze come back. De verhoudingen zijn echter wel veranderd, concludeert Xavynia Daved op basis van gesprekken met huisartsen, wijkverpleegkundigen en praktijkondersteuners. ‘Vroeger was de wijkverpleegkundige een zelfstandige professional die bijna alles zelf regelde. Eind vorige eeuw werd het een minder autonome functie en tegenwoordig is zij onderdeel van een groot netwerk. Dat is een wezenlijk verschil.’

Verschillende thuiszorgorganisaties

De samenwerking is er de laatste jaren niet makkelijker op geworden, constateert Daved. ‘Vroeger waren de lijnen

kort, maar door de marktwerking hebben huisartsen tegenwoordig te maken met veel verschillende thuiszorgorganisaties. Dat is een belangrijke beperking voor samenwerking. Het directe contact is veel moeilijker te organiseren doordat de communicatie over veel schijven loopt. Dat kan ertoe leiden dat het beleid dat een huisarts heeft ingezet, de thuiszorg nooit bereikt. Het kan gebeuren dat een huisarts besloten heeft een restrictief beleid te voeren bij een patiënt in de laatste levensfase, terwijl de thuiszorg in het zorgplan nog steeds ziet staan dat de patiënt aangemoedigd moet worden tot eten en drinken. Dat valt niet uit te leg-


gen aan patiënten en mantelzorgers. Die miscommunicatie noemen zowel huisartsen als wijkverpleegkundigen als het grootste nadeel van het huidige systeem.’

Uitvoeringsverzoek

Een andere veelgenoemde drempel in de samenwerking is het uitvoeringsverzoek tot voorbehouden handelingen. Hoewel dat verzoek verplicht is, schiet dit er in de praktijk vaak bij in. ‘Huisartsen lijken het uitvoeringsverzoek vooral te ervaren als een last, terwijl wijkverpleegkundigen het vooral zien als plicht. De afwezigheid van zo’n verzoek wordt door de verpleegkundigen als vervelend en tijdrovend ervaren. Sommigen weigeren in zo’n geval in actie te komen. Degenen die het wel doen, noemen als reden vaak loyaliteit aan de huisarts en de vertrouwensbasis en loyaliteit aan de patiënt.’ Huisartsen en wijkverpleegkundigen hebben sowieso andere ideeën over wat er gecommuniceerd zou moeten worden, stelt Daved. ‘Huisartsen geven aan dat zij communiceren over wat zij belangrijk vinden, terwijl wijkverpleegkundigen verwachten dat er altijd sprake is van communicatie. Het zou goed zijn de wederzijdse verwachtingen op elkaar af te stemmen.’ Verder vroeg Daved de mening van de professionals over de participatiemaatschap-

pij. De uitkomst daarvan was ondubbelzinnig: die draagt niet bij aan goede zorg. ‘Huisartsen signaleren scepsis over de participatiemaatschappij en de overheveling van zorgtaken naar de gemeente. Zij signaleren dat juist kwetsbare ouderen die de mantelzorg het hardst zorg nodig hebben, die niet krijgen.’

Aanbevelingen

Ideeën om de samenwerking tussen huisartsen en wijkverpleegkundigen te verbeteren had Daved ook. De belangrijkste: zet het mes in het aantal thuiszorgorganisaties waar je als huisarts mee samenwerkt en zorg voor een vaste contactpersoon. Daarnaast is het goed om afspraken vast te leggen en duidelijk af te spreken hoe en wanneer er onderling gecommuniceerd zal worden. De overdracht vanuit het ziekenhuis naar de thuissituatie is zo’n moment waarop het vaak misgaat. Door de wijkverpleegkundige tijdig bij het ontslag te betrekken, kan die overdracht beter verlopen. Al met al is de wijkverpleegkundige volgens Daved een waardevolle partner voor de huisarts. Beiden kunnen elkaar aanvullen en versterken. Een tendens die in de toekomst alleen nog maar door zat zetten. ‘Doordat steeds meer ouderen langer thuis blijven wonen, wordt de samen-

@DiederikSmit: Het bekogelen van ambulancemedewerkers is dit jaar op de meeste plekken rustig verlopen.

De scriptie van Xavynia Daved De veranderde schakel. Hernieuwde verhoudingen tussen de huisarspraktijk en de wijkverpleegkundige kunt u vinden op de website van VPHuisartsen.nl

werking tussen huisarts en wijkverpleegkundige steeds belangrijker. De wijkverpleegkundige kan met de indicering de huisarts echt ontzorgen. De regelgeving is een serieus obstakel, maar ik verwacht dat huisartsen en wijkverpleegkundigen zich ondanks de regels zelf organiseren rondom de regels.’ Voor zichzelf heeft ze in elk geval al duidelijk hoe ze die samenwerking later wil organiseren. ‘Ik wil graag zelf de touwtjes in handen hebben en overzicht houden. Dat betekent dat ik duidelijk in kaart wil hebben welke organisaties en mensen er betrokken zijn bij mijn patiënten. Huisartsen en wijkverpleegkundigen noemen een duurzame (persoonlijke) samenwerkingsrelatie als bepalende factor voor interdisciplinaire samenwerking. Daarom wil ik het liefst zaken doen met een beperkt aantal thuiszorgorganisaties en daarbinnen met mensen die ik ken. Als je weet wat je aan elkaar hebt, kun je voor je patiënt het beste uit de zorg halen.’ • Petra Pronk, journalist

33


PRAKTIJKZAKEN

Praktijkinventaris kopen of leasen?

Het leasen van medische apparatuur of een volledige praktijkinventaris kan een aantrekkelijke optie zijn. Toch wordt dit nog weinig gedaan in Nederland omdat gedacht wordt dat leasen altijd duur is. Dat hoeft niet het geval te zijn en er staan veel voordelen tegenover. Vaak zijn de kosten bij leasing zelfs lager dan de totale kosten van bijvoorbeeld een rekening-courant. Tekst: Bob van Heukelom

E

en huisarts ziet vaak op tegen grote investeringen in apparatuur, omdat dit beslag legt op het eigen besteedbare inkomen. Daar staat tegenover dat huisartsen steeds vaker medisch diagnostische verrichtingen in eigen beheer willen kunnen gaan aanbieden om de patiënt niet te hoeven verwijzen. Ook de eisen die worden gesteld aan de praktijkautomatisering en telefonische bereikbaarheid worden steeds hoger, waardoor extra investeringen op het gebied van ICT moeten worden gedaan. Zolang de huisarts geen eigen vermogen op zijn lopende praktijkrekening heeft opgebouwd zal de investering dus

34

moeten worden voorgefinancierd. Als besloten wordt om dure medische apparatuur aan te schaffen is het verstandig om vooraf een berekening te maken over de terugverdientijd van de aankoop. Deze vraag zal een eventuele financier ook altijd stellen.

Financieringsmogelijkheden

Om kostbare apparatuur of een volledig nieuwe praktijkinventaris te kunnen financieren staat de huisarts een aantal mogelijkheden ter beschikking. A. Lening bij de bank. Vaak maken huisartsen gebruik van een rekening-courantkrediet bij de bank. De

meest simpele manier is dan om het bedrag te lenen vanuit het lopende rekening-courantkrediet. De bank rekent over het debetsaldo bij zo’n rekening-courant meestal rentepercentages van zo’n acht à negen procent en daarbij komt vaak ook nog een beschikbaarheidspercentage over het maximum debetbedrag. Deze vorm van voorfinancieren is daarom relatief duur. B. Vanuit privé financieren. U financiert uit eigen middelen en komt een betalingsregeling met de praktijk overeen. Als die mogelijkheid bestaat, dan wordt dit niet aangeraden aangezien u het risico dan zelf draagt en dat kan fiscaal ongunstig


uitpakken, omdat de rente die daarvoor wordt genoten als inkomen wordt gezien. C. Leaseconstructie Als derde mogelijkheid blijft over een leaseconstructie. Dit zou weleens de beste oplossing kunnen zijn.

Welke lease constructie?

Een leasemaatschappij heeft een onderpand nodig om een financieringsvoorstel te kunnen doen. Stel dat u de aflossingen niet meer kunt betalen dan hebben zij het recht om de apparatuur op te eisen om deze weer te gelde te kunnen maken. Feitelijk valt alles te leasen wat een serienummer heeft. Dus of dit nu een autoclaaf, een computer of een onderzoeksbank betreft, dat maakt weinig verschil. Er zijn leasebedrijven die zich speciaal richten op de medische sector. Financial lease. Bij financial lease zorgt de leasemaatschappij uitsluitend voor de financiering. U bent risicohouder voor de apparatuur en de kosten voor het onderhoud en reparaties betaalt uzelf. Na afloop van de leaseperiode wordt het apparaat uw eigendom, na betaling van een (meestal symbolisch) bedrag voor de restwaarde. Operational lease. Dit kan het beste worden vergeleken met een huurconstructie. In dit geval ligt het eigendom en het verouderingsrisico bij de leasemaatschappij.

Aan het einde van de leaseperiode wordt het apparaat in principe geretourneerd. In sommige gevallen zijn onderhoud en reparatie inbegrepen, maar daar hangt uiteraard wel een ander prijskaartje aan. Voordelen van financial lease • U kunt honderd procent financiering verkrijgen (vijfduizend euro) voor de aanschaf van apparatuur of een nieuwe inventaris. Bij een bancaire lening is dit meestal maar zestig/zeventig procent. • U hoeft geen andere zekerheden te bieden dan het gefinancierde apparaat. • U weet precies wat de looptijd is en wat uw maandlasten zijn, waardoor u beter kunt plannen. • De rente staat bij ingang van het contract vast en is volledig aftrekbaar. • U bent economisch eigenaar en het apparaat staat op de balans waardoor u gebruik kunt maken van investeringsaftrek en eventueel andere fiscale voordelen. • Het beslissingstraject is meestal veel korter dan bij een banklening. • De liquiditeit van de praktijk wordt niet aangetast en het laat het eigen vermogen van de praktijk buiten schot. Hierdoor behoudt uw praktijk de kredietwaardigheid bij financiële instellingen en wordt het leenvermogen niet aangetast. • Betalingen (aflossingen en rente) kun-

nen worden betaald uit de verrichtingen die u kunt declareren. • De maandlasten kunnen lager uitvallen als een slotbetaling wordt overeengekomen of – omgekeerd – als u bereid bent een aanbetaling te doen. • De btw wordt berekend over de maandtermijnen en hoeft dus niet te worden voorgefinancierd. Voor huisartsen die niet btw-plichtig zijn is dit aantrekkelijk omdat er geen grote uitgave vooraf hoeft te worden gedaan. Mogelijke nadelen van leasen van apparatuur of praktijkinventaris • Het gaat om een langlopende verplichting. De looptijd varieert meestal van drie tot vijf jaar. • U dient als ‘goed huisvader’ voor de apparatuur te zorgen. Vaak hoort daarom een onderhoudscontract tot een van de voorwaarden. Bent u van plan om een grote aanschaf te doen of een volledige praktijk in te gaan richten? Of hebt u een concrete vraag over de aanschaf van apparatuur of praktijkinventaris: klantenservice@medichain.nl. Wij adviseren u graag. • Bob van Heukelom, directeur Medichain, huisarts np.

35


RESTAURANTBESPREKING

Menubespreking Geen boekbespreking dit keer, maar een menubespreking. De huisarts van tegenwoordig moet al zoveel lezen en bijhouden, dat op zijn tijd eens even iets anders doen heel plezierig kan zijn. Een mooie boswandeling, een goede film of een mooi concert zijn zaken die het leven van een huisarts kunnen verluchtigen. Tekst: Herman Suichies

36


D

e Movir waarschuwt niet voor niets voor toename van burn-out klachten. Voor de broodnodige ontspanning kun je ook eens lekker uit eten gaan. Daarvan een verslag maken is trouwens lastiger dan een boekbespreking, de foto’s daarentegen zien er beslist smakelijker uit.

Zesgangenmenu

Terugblikkend op 2015 als een succesvol jaar voor VPHuisartsen, met succes op diverse vlakken besloot de hoofdredacteur zichzelf dan ook te trakteren op een zondagmiddaglunch. Daartoe werd De Groene Lantaarn in Zuidwolde in Drenthe bezocht. Onlangs van Michelin een tweede ster gekregen en dat was vast niet voor niets. Als rechtgeaard bourgondiër kan ik altijd een eenvoudige doch voedzame maaltijd waarderen, maar dit gaat wel wat stapjes verder. De Groene Lantaarn wordt bestierd door Cindy en Jarno Eggen, die als sommelier en souschef bij Martin Kruithof van de Lindenhof in Giethoorn het vak geleerd hebben en inmiddels dezelfde hoogte hebben bereikt. Hun modern ingerichte restaurant bevindt zich in een mooie Saksische boerderij met rieten dak waar de keukenbrigade letterlijk de sterren van de hemel kookt. Eenvoudig beginnen is er niet bij, de

Ceviche

eerste zes amuses zijn een lust voor het oog en tongstrelend. Ik mag graag koken, maar dit niveau is voor mij een stap te hoog. Hoe iemand van makreel met olijf en amandel zo’n lekker knapperig hapje kan maken is mij een raadsel, maar het is duivels lekker. Samen met mijn tafelgenote gaan we voor het zesgangen menu, voor de op dit niveau alleszins redelijke prijs van 79 euro. Het bestaat eigenlijk uit zeven gerechten en voor we echt beginnen nog even een cappuccino van kreeftebouillon vooraf, om de smaakpapillen op scherp te zetten zullen we maar zeggen. De zeebaarsceviche met pittige verse groenten en een zachtzure dressing is prachtig om te zien en nog mooier om op te eten. De kreeft daarna met Vietnamese roll in eigen schuimige jus is perfect, de geroosterde kabeljauw omwikkeld met een flinterdun plakje zolderspek in een witte wijnsaus met ponzu is om je vingers bij af te likken. Het hoort wel niet, maar met de broodjes uit de knapzak geserveerd wordt het bord nog even “schoongemaakt.” Na een risotto met lavas en Parmezaanse kaas een gepocheerd polderhoen, met kleine ravioloi’s, bloemkool en eekhoorntjesbrood. Alle gerechten hebben een smaakbalans en bite waar je jaloers op wordt. Het eerste dessert is “buiten categorie.” Je vraagt je af wie het

Toetje met groen zuringijs en snijbonen

bedacht heeft, maar een toetje met amandelroom, rauwe snijboon, zuring ijs en basilicum, waar de bediening nog wat balsamico en olijfolie bij doet, is toch op zijn zachtst gezegd verrassend. Het levert een smaaksensatie die je vol verbazing achterlaat. Dat een rauwe snijboon zo lekker kan smaken. Ongehoord. De crème van mokka met citroen en chocolade met weer een mooi contrast tussen romige zoet en zuur is een mooie overgang naar de koffie.

KLM trolley

De wijnkeuze kun je met een gerust hart overlaten aan Cindy als sommelier. We doen geen wijnarrangement maar een flesje Riesling uit de buurt van de Saar past eigenlijk bij alle gerechten. Bij de koffie komt een heuse KLM trolley langs, met een van de koks, die namens Drenthe Airlines het zoet en de bonbons bij de koffie verzorgt. De echte bussiness class steekt er schril bij af. Volop keuze, van truffels met whiskey tot brosse witte chocolade met biet, een mooie collectie om uit te kiezen. De bediening is zoals het hoort, de timing en logistiek kloppen volledig, kortom, er zijn slechtere manieren om je zondagmiddag door te brengen. Een absolute aanrader dus, daar in Drenthe. •

37


COLOFON

Jaargang 3

MedZ is een uitgave van VPHuisartsen, Medichain en APPR. De redactionele inhoud verwoordt niet nood­ zakelijk de standpunten van een van de uitgevende partijen, noch nemen zij verantwoordelijkheid voor de inhoud van redactionele artikelen. www.vphuisartsen.nl www.medichain.nl www.appr.nl Redactieadres APPR t.a.v. Anya Vos Postbus 5135, 1410 AC Naarden Telefoon: (035) 694 28 78 e-mail: anya@appr.nl

Op de website van VPHuisartsen In elke editie van MedZ de leukste en informatieve video’s op de website van VPHuisartsen. Scan de QR-code met uw telefoon of tablet, of ga naar de website.

Menzis: ‘Klant, wat ben je mooi als je je premie betaalt’

https://twitter.com/DeSpeld/sta­ tus/677455106971934723?s=03

Hoofdredactie Herman Suichies, e-mail: herman@suichies.com

Over het verschil tussen een huisartsenpost en een huisartsenpraktijk

Eindredactie Anya Vos, telefoon: (035) 694 28 78, e-mail: anya@appr.nl

https://youtu.be/m7hbs60Zxjk

Redactieadviesraad Bob van Heukelom, Petra Pronk, Rinske van de Goor, Hans Nobel.

The Big Picture: EUTHANASIE

Vormgeving Merit op de Dijk (art direction) Druk Ten Brink, Meppel Advertentieverkoop Herman Wessels, telefoon: (035) 694 28 78, e-mail: herman@appr.nl Verspreiding en abonneren MedZ wordt in een oplage van 5.100 exemplaren verspreid onder de leden van VPHuisartsen en andere huisartsenpraktijken in Nederland. Neemt u voor meer informatie over abonneren contact op met VPHuisartsen: www.vphuisartsen.nl.

youtu.be/8YyJeH2JSXA

Van Kooten en de Bie over sexuele intimidatie op het werk

youtu.be/7BLADsY43UQ

Verschijningsfrequentie 6 maal per jaar Auteursrecht Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van APPR mag niets uit deze uitgave openbaar worden gemaakt of op welke wijze dan ook vermenigvuldigd. Lidmaatschap Informatie over lid worden en uw lidmaatschap van VPHuisartsen kunt u vinden op www.vphuisartsen.nl.

38

Chirurgische behandeling in de huisartsenpraktijk in beeld

youtu.be/QZeg_zAMUS4


Foto: ©NFP Photography - Pieter Magielsen

COLUMN VPHUISARTSEN

Vriend noch vijand Wouter van den Berg, voorzitter VPHuisartsen

I

n het huidige stelsel hebben de zorgverzekeraars naast de functie van administratiekantoor ook de verantwoordelijkheid gekregen voor het beheersen van de kosten door selectieve inkoop van zorg. Geïnspireerd door organisatiemodellen uit de Verenigde Staten (VS) hebben zij deze inkoopfunctie voortvarend ter hand genomen. Zij pakten de regie in de zorg door het ontwerpen van eigen zorgprogramma’s en het doen van vergaande ingrepen in de natuurlijke samenhang tussen bestaande organisatorische verbanden. Dit laatste wordt ook wel creatieve destructie genoemd. Om aanbieders van zorg ertoe te bewegen mee te gaan in de door hen ontworpen strategieën werden financiële prikkels uitgedeeld. In sommige gevallen incentives en in andere gevallen de dreiging dat men verstoken zou blijven van een contract en de daaruit voortvloeiende inkomsten. De resultaten van dit top-down beleid blijven echter uit. Afgezien van een lichte afbuiging van de groei van zorg­ kosten wordt de zorg niet echt goedkoper en over de ont­ wikkeling van de kwaliteit lezen we wisselende berichten. In de afgelopen jaren is de toegankelijkheid van de zorg afgenomen door een oplopend eigen risico met alle nade­ len die daaraan verbonden zijn, zoals het mijden van zorg. Het uitblijven van concrete resultaten van dit beleid, in combinatie met de door overwinsten oplopende reserves van zorgverzekeraars, heeft geresulteerd in een toene­ mend wantrouwen bij zowel de Nederlandse burger als zijn zorgverlener. Dit wantrouwen heeft Zorgverzekeraars Nederland ertoe gebracht in verschillende kranten een paginagrote advertentie te plaatsen om uit te leggen dat zij in dit stelsel zijn aangesteld om de kosten te beteugelen en dat dit met zich meebrengt dat er soms impopulaire maatregelen moeten worden genomen. Met deze uitleg wordt het wantrouwend tij echter niet gekeerd. Er is meer nodig. Zorgverzekeraars zullen moe­ ten inzien dat we leven in Nederland, polderland en niet in de VS. Overleg met zorgverleners op een gelijkwaardi­ ge basis kan uitmonden in een toename van de kwaliteit en doelmatigheid. Voor mij is de zorgverzekeraar vriend noch vijand. Als het huidig stelsel goed functioneert zijn huisartsen en zorgverzekeraars partners met ieder een onderscheiden rol. Zorgverzekeraars zullen moeten inbinden om aan vertrouwen te winnen. Daar helpen geen paginagrote ad­ vertenties aan waarin wordt uitgelegd dat ze nu eenmaal de kosten moeten bewaken. •

39


CRP bij hoest! De compacte automatische analyser voor de dokterspraktijk. Snelle en betrouwbare resultaten met laboratoriumnauwkeurigheid. Beschikbare testen voor de QuikRead go analyser: 4 CRP 4 CRP+Hb 4 wrCRP 4 wrCRP+Hb 4 Strep A 4 iFOBT

De oplossing voor de NHG-richtlijn lage luchtweginfecties.

Nieuwe testen in ontwikkeling

De bi-directioneel wireless te koppelen multi-analyser.

Resultaat in 2 minuten

QuikRead go CRP: verrassend betaalbaar en vergoed door de zorgverzekeraar.

QuikRead go wrCRP- en wrCRP+Hb-test De vernieuwde CRP-test met nog meer gebruikersgemak.

Groter meetbereik Samplevolume kleiner Verlengde kamertemperatuurstabiliteit Meer informatie over de QuikRead go wrCRP-test op onze website: www.mediphos.com/quikread

MEDIPHOS MEDICAL SUPPLIES

Mediphos Medical Supplies BV • Industrieweg 12B • 6871 KA Renkum • tel.: 0317-351838 • e-mail: info@mediphos.com •

www.mediphos.com


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.