Dwars op de Zijlensloot lag de Jacob Iemeswijk, gelijk lopend met de verkavelingsrichting. Deze waterlossing is waarschijnlijk aangelegd voor de veengraverij. Op de kadasterkaart van 1832 staat deze wijk ook al duidelijk als kanaaltje aangegeven. De zojuist genoemde Zijlensloot moet toen smaller zijn geweest en het karakter van een sloot hebben gehad. Bij de cultuurtechnische werken die hier in de jaren vijftig zijn uitgevoerd is deze wijk verdwenen. Een derde ontsluiting is de Drogehamstervaart. Tot 1891 liep er vanaf het Roblesdiep op de grens met Harkema een kanaal met een korte aftakking van ca. 150 meter richting Drogeham. Op de kaart van Schotanus-Halma uit 1718 wordt deze aangeduid als Oude Vaart. Op de Eekhoff-kaart van 1844 staat het verlengde van deze Oude Vaart in zuidelijke richting aangegeven als ‘waterlossing de Ee’. Ook deze waterlossing is nog steeds aanwezig als sloot met afwateringsfunctie. Deze is nu bekend als Monnikegreppel (zie afb. 6.31). In 1891 is de zojuist genoemde aftakking als vaart doorgetrokken tot de kern van Drogeham, waarbij aan het einde een zwaaikom werd gemaakt. Deze dorpsopvaart werd ook gebruikt voor zandafvoer. Op de hoogtekaart (afb. 6.28) zien we duidelijk een ‘gat’ in de hogere zandgrond bij het dorp. Hier is van de bovenste zandlaag ongeveer een meter afgegraven. Volgens informanten was het elders begeerde ‘Hamster zand’ fijn, schoon zand. Via de vaart werden ook stratendrek en terpaarde aangevoerd, die als meststoffen op het bouwland werden benut. De zandafgraving is tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw doorgegaan. Ook ten zuiden van de dorpskern zijn percelen afgegraven. Van daar werd het zand naar de vaart getransporteerd. De exploitant van de zandgraverij was een locale ondernemer. Het zand werd met skûtsjes afgevoerd. Paden en wegen Op grond van de beschikbare kaarten kunnen we vaststellen dat voor de toegang tot het land in de Hamstermieden geen paden en zandpaden zijn aangelegd. De boeren konden hun landerijen bereiken over de eigen strook land. Met de aanleg van de Drogehamstervaart is ernaast een voetpad ontstaan. Dit voetpad kwam uit op het al langer bestaande pad langs de Oude Vaart dat aan de Augustinusgaster kant lag. Met een voetveer kon de buurtschap Monniketille worden bereikt. Het ligt in de rede te veronderstellen dat dit al een oud verbindingspad is vanaf het Nonnepad. Het graven van het Kolonelsdiep in de eerste helft van de 16de eeuw heeft dit pad doorsneden, waardoor een voetveer noodzakelijk werd.
6.6. Sporen in het landschap Het cultuurlandschap van de miedengebieden in Noordoost-Friesland is rond de duizend jaar oud. 1. De eerste kolonisten die het veenmoeras dat hier tot dan toe lag begonnen bruikbaar en bewoonbaar te maken hebben een aantal aanwezige kreken die de benedenloop vormden van veenstroompjes als uitvalsbasis gekozen. Deze stroompjes hebben een belangrijke rol gespeeld in de hoofdlijnen van de structuur van het cultuurlandschap van de mieden. Op het grondgebied van Achtkarspelen waren dat de Oude Ried en de Lauwers, in het gebied van de Zwagermieden een riviertje dat we hier de Kleine Zwemmer hebben genoemd. Als inversieruggen van klei, deels begeleid door kronkelende sloten zijn ze in het landschap nog aan te wijzen. Als elementen van bijzondere aardkundige waarde en als elementen van cultuurhistorische waarde zijn ze van groot belang in de mieden.
84