
8 minute read
6.2.2 Het territorium van Kollumerzwaag en Zwaagwesteinde
from BioGeoGrafie.Cultuur.Mens.NatuurInDeWieden.MiedenProject.nl.626-Inrichting6 sept06
by andre hopes
grenssloot tussen de blokken van Surhuizum en Kortwoude wordt ook als Homeer aangeduid.120
Afb. 6.5. De Homeer tussen Augustinusga en Surhuizum op de Schotanus-Halmakaart 1718.
Advertisement
In het gebied van Augustinusga ten zuiden van de ontginnings-as Oude Ried merken we een divergerende waaier van kavellijnen op die als het ware met de bocht van het stroompje meewaaiert. Hetzelfde verschijnsel zien we ook aan de noordzijde van de Oude Ried bij Lutjepost in het gebied van Buitenpost. Verder stroomopwaarts zijn de kavellijnen en ontginningsblokken van Twijzel en Kooten getekend. Hierbij is de oriëntatie op de natuurlijke afwatering die de Oude Ried bood evident. Het beeld van een ontginning vanuit de stroompjes wordt nog verder bevestigd door de plaats van oudere bewoningsfasen van de huidige dorpen. Die fasen treffen we nu nog aan in toponiemen als ‘oud kerkhof’. In de paragrafen 6.4 en 6.5 wordt hier nader op ingegaan. Daar wordt dan ook de latere ontwikkeling van dit gebied beschreven.
6.2.2 Het territorium van Kollumerzwaag en Zwaagwesteinde
Over de naam
De eerste ingebruikname van het gebied dat nu Zwagermieden wordt genoemd, moet worden bezien in het licht van ontstaan en ontwikkeling van de dorpen Kollumerzwaag en Zwaagwesteinde. In de eerste eeuwen van hun bestaan vormden deze twee één nederzetting. De oudste vermelding van Kollumerzwaag is ‘Zwaech’ en dateert van 1435.121 In een oorkonde uit dat jaar wordt genoemd “Greetmans, Rechters ende meente in Oestbroecksterlande, also Kolmerland, Zwaech, Oldewolde ende Gaest...” De naam zwaag komt algemeen voor en betekent weidegrond. Dat moet dus de oorspronkelijke functie zijn geweest van deze plek. Dat het later als Kollumerzwaag werd aangeduid, zal zijn gedaan om het van andere ‘zwagen’ te onderscheiden.
Tot het einde van de 16de eeuw behoorde de streek rond deze dorpen tot Oostbroeksterland, dat samen met Dantumadeel en Kollumerland een ‘deel’ vormde binnen Oostergo. In 1421 wordt Oostbroeksterland voor het eerst in een document genoemd. De benaming werd soms in ruimere zin gebruikt, dat wil zeggen de hele grietenij Kollumerland omvattend, en soms in engere zin en had dan alleen betrekking op de dorpen Oudwoude, Westergeest en Kollumerzwaag.122 Een stuk van het oostelijke deel van het huidige Dantumadeel werd ook tot Oostbroeksterland gerekend. Kollum en omstreken werd aangeduid als ‘Colmerlant’. Aan het einde van de 16de eeuw is de naam Oostbroeksterland in onbruik geraakt ten gunste van Kollumerland, dat de status van een afzonderlijke grietenij had gekregen. Zwaagwesteinde dankt zijn ontstaan als zelfstandig dorp in de late Middeleeuwen aan de formele scheiding van de grietenijen Kollumerland en Dantumadeel. De grens tussen deze twee grietenijen werd getrokken tussen Kollumerzwaag en de westelijke buurtschap van dat dorp, het Westeinde genaamd, en zo was Zwaagwesteinde in het vervolg deel van Dantumadeel.
120 De naam kwam voor in de 16de en 17de eeuw: ‘...gelegen in Cortwold, strekkende vant Haudmeer ant Oldedyep’, BB I, 212 (1543); in 1642 een verkoopdocument ‘met grond ‘tot aen d’Ophuijster Houdtmeer’(in Van der Molen 1976, 24). Ophuis is de naam van een buurtschap in het zuidelijk deel van Surhuizum. 121 Andreae 1885. 122 Andreae 1885, 15.
Eerste permanente bewoning van de streek
Het grondgebied van Kollumerland bestaat deels uit pleistocene zandgronden, die in de vroege Middeleeuwen met een dikke en hier en daar waarschijnlijk dunnere veenlaag waren bedekt en deels uit kleigronden die in een kweldermilieu zijn afgezet. De zuidrand van deze gemeente ligt op de rand van een groter pleistoceen zandgebied met een aantal noordelijke uitlopers, waarop kernen als Westergeest en Wygeast-Oudwoude zijn gevestigd.
De eerste permanente bewoningsgeschiedenis begint in deze streek in de 9de-10de eeuw, toen er vanuit het terpengebied van de kustzone op de overgang van klei en veen pioniersvestigingen zijn ontstaan.123 De op de rand van het zandplateau gelegen dorpen Kollum, Wygeast en Westergeest mogen tot de oudste in deze gemeente worden gerekend en dateren uit de vroege Middeleeuwen.124 De nederzettingen ten zuiden van de lijn Westergeest-Kollum zijn waarschijnlijk van volmiddeleeuwse oorsprong en ontstaan na de veenontginningen in de 11de en 12de eeuw. Omdat onderzoek naar de vroege occupatie van deze gemeente nog vrij schaars is, zijn we voor het achterhalen van de vroegste bewoningsgeschiedenis van de dorpen aangewezen op enig basisonderzoek dat echter buiten het doel van dit rapport valt. Voor het overige kan worden gewezen op hetgeen in hoofdstuk 5 hierover is gezegd.
De eerste kolonisten van het veengebied troffen rond het jaar 1000 in het gebied dat nu Zwagermieden heet een drassig veengebied aan. De beste toegang vond men via natuurlijke waterlopen, de veenstroompjes die het overtollige regenwater uit de veenmoerassen afvoerden. De eerste permanente gebruikers en bewoners vestigden zich op de veengronden, waarbij de relatief stevige ondergrond dicht bij het veenstroompje als uitvalsbasis fungeerde. Met een bescheiden vorm van landbouw, aangevuld met visvangst en jacht zal men hier een eenvoudig bestaan hebben weten te verwerven. De veenwildernis werd door de eerste ‘kolonisten’ met evenwijdige greppels en sloten ontwaterd. Het water stroomde af op een natuurlijke afwatering of stroompje. Van dat stroompje rest nu nog slechts een met klei gevulde baan die zich door de Zwagermieden slingert en die verder herkenbaar is aan het slingerend beloop van sloten. Een naam voor dit stroompje is niet bekend; in dit onderzoek heeft zij als werknaam Kleine Zwemmer gekregen, omdat zij mag worden beschouwd als een zijtak van de noordelijker lopende Oude Zwemmer (zie ook afb. 6.8).
Het vroege begin van Kollumerzwaag
De occupatie van de bewoningsreeks Zwaagwesteinde-Kollumerzwaag is niet zo duidelijk als bij de dorpen in Achtkarspelen, waar de vroegste bewoning terug te voeren is op een riviertje als eerste ontginnings-as. In de Zwagermieden treffen we in het landschap een aantal elementen aan, die in de richting wijzen van vroege bewoning bij een riviertje: een inversierug van het vroegere riviertje (zie afb. 6.6 en 6.7), eerste verkavelingslijnen (sloten) die op ontwatering wijzen die gericht was op het riviertje en vermoedelijk enkele oude huisplaatsen. Dat is reden om de voor het vroegere veenmoerasgebied gangbare occupatietheorie nader te toetsen.
Afb. 6.6. Hoogtekaart Zwagermieden volgens AHN met inversierug Kleine Zwemmer.
Afb. 6.7. Bochtig spoor van Kleine Zwemmer bij de Miedwei.
123 De Langen 1992. 124 Andreae 1885.
Omdat het huidige Kollumerzwaag en Zwaagwesteinde in het verleden één nederzetting vormden, Zwaech geheten, kunnen we ons beperken tot het nader bekijken van die oudste kern. Gelet op de occupatietheorie die op grote delen van deze streek van toepassing is, komt de vraag op of de huidige locatie van Kollumerzwaag een voorganger kent op een locatie elders in het dorpsgebied. Uitgaande van de opschuivingstheorie zou deze gezocht moeten worden in de richting van het stroompje. Meest voor de hand liggend, gelet op de aard van de ondergrond, zou een vroege fase van Zwaech gezocht moeten worden bij de westelijke buurt van Triemen in polder De Hammen. Hoe past dat in het beeld dat er tot nu toe is over de vroege occupatie van de streek?
Onderzoek heeft tot dusver uitgewezen dat Westergeest, naast Wygeast-Oudwoude en Kollum tot de oudere ontginningskernen in dit gebied van Kollumerland behoren.125 De kerk van Gaast (Westergeest) werd in 1333 voor het eerst genoemd als een van de seendkerken in het decanaat Oostergo waar jaarlijks recht werd gesproken. Hieruit kan worden opgemaakt dat dit dorp zich toen al een zekere positie had weten te verwerven. Als Westergeest ontginningskern is geweest, dan leende het ten zuiden van Westergeest lopende veenstroompje zich goed als uitgangspunt voor ontginning van het achterliggende veengebied. De strokenverkaveling aan de zuidzijde van het stroompje is typisch middeleeuws. De eerste woonlocatie vanuit Westergeest zou de huidige De Triemen kunnen zijn geweest. De Triemen (oude vorm ‘Treme’) vinden we voor het eerst genoemd in 1467.126 De naam laat zich verklaren als balk of plank over het water (trame of treme). De balk over het water zou kunnen slaan op een oversteekplaats van het stroompje dat zo'n 500 à 1000 meter noordelijk heeft gelopen. Om vanuit Westergeest, waartoe deze buurtschap oorspronkelijk behoorde, hier te komen moest het genoemde stroompje worden overgestoken en dat element zou de naam kunnen verklaren.127
We komen nu weer terug op de veronderstelling dat het eerste Zwaech het westelijke deel van De Triemen heeft gevormd, dan wel juist ten westen daarvan heeft gelegen. Op die plek bestond de bodem uit veen, die verder kon dalen dan de ondergrond van De Triemen, dat op een kleine zandopduiking ligt. Wanneer het nu de bewoners van dit westelijke 'zwaag' te nat onder de voeten is geworden, kan een opschuiving verder het hogere veengebied in worden verondersteld en wordt de huidige locatie van Kollumerzwaag aannemelijk. Omtrent het tijdstip zou de ouderdom van delen van de huidige dorpskerk een aanwijzing kunnen geven. De kerk van Kollumerzwaag is in zijn oudste delen van de toren gedateerd op de 13de eeuw. 128 De kerk van de oude ontginningskern Westergeest wordt in de koorpartij als oudste deel in het midden van de 12de eeuw gedateerd en andere delen van het schip op rond 1200. Op basis van die datering blijkt dat Kollumerzwaag op zijn huidige plek dus iets jonger is dan de ontginningskern waaruit zij zou kunnen zijn voortgekomen. Een eventuele opschuiving van een oudste nederzetting 'Swaech' moet dan in de eerste een à twee eeuwen van haar bestaan hebben plaatsgevonden. In dit onderzoek zijn enkele feiten aan het licht gekomen die misschien met de veronderstelde oudste voorloper van Kollumerzwaag op het westeinde van Triemen te maken hebben. Op de terpenkaart van Halbertsma worden hier twee restanten van huisterpen aangegeven. Een proefboring van
125 De Langen 1992, 324 126 Pax Groningana nr. 19, in: Oosterhout 1975. 127 In recent onderzoek naar stinzen in Friesland wordt aangetoond dat een stins bij Triemen eigendom was van een hoofdelingenfamilie uit Westergeest, die hun bezit vervolgens in opstrek naar het zuiden hebben uitgebreid tot een aanzienlijk huis in de reeks van Kollumerzwaag (vriendelijke meded. P.N. Noomen, nog te publiceren in Stinzenboek Friesland). Dit vormt een aardig ‘bewijs’ voor de sequentie Westergeest-Triemen-Kollumerzwaag. 128 Van den Berg 1989, 126-127.