
2 minute read
6.2 Middeleeuwse kolonisatie vanaf de klei naar het veen
from BioGeoGrafie.Cultuur.Mens.NatuurInDeWieden.MiedenProject.nl.626-Inrichting6 sept06
by andre hopes
Begin van ingebruikneming mieden
Voor het schrijven van de biografie van de miedengebieden is de vestiging van de eerste permanente bewoners in deze streek een belangrijk thema. Met hun komst werden namelijk de hoofdlijnen uitgezet die de basis vormen van de huidige verkaveling en de huidige dorpsgebieden. Bovendien is er gerede kans dat sporen van hun eerste ontginningsactiviteiten en woonplekken juist in de huidige mieden zullen worden aangetroffen. De dorpskernen liggen nu op de hogere zandruggen en lang is men ervan uitgegaan dat zij in het verre verleden daar langs een weg zijn ontstaan. Vanuit het bebouwingslint langs de weg zou het achterland ontgonnen zijn en in stroken verkaveld. De nieuwste inzichten wijzen er echter op dat dit vanaf het begin van de bewoning van dit gebied niet zo geweest. Een dergelijk beeld is geconstateerd bij onderzoek elders in Nederland en Noord-Duitsland, in gebieden met vergelijkbare natuurlijke omstandigheden waar zand, veen en zeeklei bij elkaar kwamen.110 Ook bij eerder onderzoek in het zuidelijke deel van Achtkarspelen is opschuiving van de eerste nederzettingen vanuit de tegenwoordig laaggelegen miedengebieden naar hogere grond aannemelijk gemaakt.111 Een en ander blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat er in het nu laaggelegen land van de mieden hier en daar, op afstand van de huidige bewonings-as, oude veldnamen als ‘oud kerkhof’ en ‘fenne’ voorkomen. Die veldnamen wijzen op eerdere bewoning; de veldnaam ‘oud kerkhof’ spreekt voor zich; een ‘fenne’ was een gangbare benaming van grasland dicht bij de boerderij.
Advertisement
Opzet van het hoofdstuk
In paragraaf 6.2 worden de hoofdlijnen van de historische ontwikkeling verder naar het heden getrokken, waarbij in het bijzonder die onderwerpen aandacht krijgen die ons zicht verschaffen op nog aan te treffen landschapselementen in de mieden. In deelparagrafen van 6.2 wordt eerst de ontginningsgeschiedenis van de miedengebieden in Achtkarspelen behandeld en vervolgens het gebied van Kollumerzwaag en Zwaagwesteinde. Dat is gedaan omdat aan de hand van de situatie in Achtkarspelen het theoretisch model van het bewoningsverhaal goed duidelijk kan worden gemaakt en met de principes die daaruit volgen de ontwikkeling van het gebied Kollumerzwaag-Zwaagwesteinde beter te begrijpen is. In de paragrafen 6.3 tot en met 6.5 wordt vervolgens de ontwikkeling van het cultuurlandschap en van de ruimtelijke structuur van achtereenvolgens de Zwagermieden, de mieden tussen Buitenpost-Twijzel en het Kolonelsdiep en de mieden bij Drogeham en Surhuizum beschreven.
6.2 Middeleeuwse kolonisatie vanaf de klei naar het veen
De bewoning van Friesland was tot ongeveer het jaar 1000 hoofdzakelijk beperkt tot het kleigebied langs de kust met nederzettingen op terpen en terpjes. Het overige deel van deze provincie was een vrijwel onbewoond veengebied, zoals in hoofdstuk 5 is beschreven. In de Vroege Middeleeuwen, in de periode 800-1000, ontstonden op een smalle overgangszone van klei en veen de eerste nederzettingen.112 Verder landinwaarts lag een moeilijk begaanbaar gebied, dat echter wel potentiële mogelijkheden bood om er nieuw land te winnen. Er waren meerdere belangrijke redenen om nieuwe grond te zoeken voor permanent gebruik. Waarschijnlijk de belangrijkste reden was dat men nieuw bewoonbare gebieden zocht buiten het bereik van de steeds vaker opdringende zee. Inbraken van de zee hadden bijvoorbeeld de Middelzee en een groot Lauwersbekken doen ontstaan, wat hier en daar al tot fors landverlies had geleid. Compensatie van het
110 Zie bv. Van der Linden 1965; 1982, De Cock 1965, Borger 1977, Bos 1988 v.w.b. WestNederland, Ligtendag 1994 voor Groningen en Wasserman 1985 voor Noord-Duitsland. 111 Mol et al. 1990.