4 minute read

6.6. Sporen in het landschap

Next Article
LITERATUUR

LITERATUUR

Dwars op de Zijlensloot lag de Jacob Iemeswijk, gelijk lopend met de verkavelingsrichting. Deze waterlossing is waarschijnlijk aangelegd voor de veengraverij. Op de kadasterkaart van 1832 staat deze wijk ook al duidelijk als kanaaltje aangegeven. De zojuist genoemde Zijlensloot moet toen smaller zijn geweest en het karakter van een sloot hebben gehad. Bij de cultuurtechnische werken die hier in de jaren vijftig zijn uitgevoerd is deze wijk verdwenen.

Een derde ontsluiting is de Drogehamstervaart. Tot 1891 liep er vanaf het Roblesdiep op de grens met Harkema een kanaal met een korte aftakking van ca. 150 meter richting Drogeham. Op de kaart van Schotanus-Halma uit 1718 wordt deze aangeduid als Oude Vaart. Op de Eekhoff-kaart van 1844 staat het verlengde van deze Oude Vaart in zuidelijke richting aangegeven als ‘waterlossing de Ee’. Ook deze waterlossing is nog steeds aanwezig als sloot met afwateringsfunctie. Deze is nu bekend als Monnikegreppel (zie afb. 6.31).

Advertisement

In 1891 is de zojuist genoemde aftakking als vaart doorgetrokken tot de kern van Drogeham, waarbij aan het einde een zwaaikom werd gemaakt. Deze dorpsopvaart werd ook gebruikt voor zandafvoer. Op de hoogtekaart (afb. 6.28) zien we duidelijk een ‘gat’ in de hogere zandgrond bij het dorp. Hier is van de bovenste zandlaag ongeveer een meter afgegraven. Volgens informanten was het elders begeerde ‘Hamster zand’ fijn, schoon zand. Via de vaart werden ook stratendrek en terpaarde aangevoerd, die als meststoffen op het bouwland werden benut. De zandafgraving is tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw doorgegaan. Ook ten zuiden van de dorpskern zijn percelen afgegraven. Van daar werd het zand naar de vaart getransporteerd. De exploitant van de zandgraverij was een locale ondernemer. Het zand werd met skûtsjes afgevoerd.

Paden en wegen

Op grond van de beschikbare kaarten kunnen we vaststellen dat voor de toegang tot het land in de Hamstermieden geen paden en zandpaden zijn aangelegd. De boeren konden hun landerijen bereiken over de eigen strook land. Met de aanleg van de Drogehamstervaart is ernaast een voetpad ontstaan. Dit voetpad kwam uit op het al langer bestaande pad langs de Oude Vaart dat aan de Augustinusgaster kant lag. Met een voetveer kon de buurtschap Monniketille worden bereikt. Het ligt in de rede te veronderstellen dat dit al een oud verbindingspad is vanaf het Nonnepad. Het graven van het Kolonelsdiep in de eerste helft van de 16de eeuw heeft dit pad doorsneden, waardoor een voetveer noodzakelijk werd.

6.6. Sporen in het landschap

Het cultuurlandschap van de miedengebieden in Noordoost-Friesland is rond de duizend jaar oud.

1. De eerste kolonisten die het veenmoeras dat hier tot dan toe lag begonnen bruikbaar en bewoonbaar te maken hebben een aantal aanwezige kreken die de benedenloop vormden van veenstroompjes als uitvalsbasis gekozen. Deze stroompjes hebben een belangrijke rol gespeeld in de hoofdlijnen van de structuur van het cultuurlandschap van de mieden. Op het grondgebied van Achtkarspelen waren dat de Oude Ried en de

Lauwers, in het gebied van de Zwagermieden een riviertje dat we hier de Kleine

Zwemmer hebben genoemd. Als inversieruggen van klei, deels begeleid door kronkelende sloten zijn ze in het landschap nog aan te wijzen. Als elementen van bijzondere aardkundige waarde en als elementen van cultuurhistorische waarde zijn ze van groot belang in de mieden.

2. Vanuit deze stroompjes zijn kavelstroken met evenwijdige afwateringssloten gemaakt. Deze verkavelingsstructuur is in het hele gebied nog vrijwel intact. De richting van de strokenverkaveling en de verdeling in dorpsgebieden gaan ook terug op die eerste middeleeuwse kolonisten.

3. In de miedengebieden bevinden zich de sporen van de eerste vaste bewoning van de streek in de Middeleeuwen. Het zijn de voorgangers van de huidige dorpen die door opschuiving van de bewonings naar de hogere zandruggen uiteindelijk hun plaats vonden. Sporen van oude kerkhoven en huisplaatsen zijn vooral aanwezig in de mieden in Achtkarspelen.Van een tweetal oude huisplaatsen in het oostelijke deel van de Zwagermieden is vrijwel geen spoor overgebleven.

4. Oppervlakkige turfwinning in den droge begon hier vanaf de Middeleeuwen, vooral ook door de vraag naar deze vorm van energie door de kloosters in de omgeving. Hier en daar is tot in de 20ste eeuw op kleine schaal nog turf gewonnen, meestal met de baggelmethode. Als gevolg van de turfwinning zijn vooral in de Surhuizumermieden een aantal afvoerkanaaltjes of wijken aangelegd.

5. Sporen van turfwinning gedurende de laatste 150 jaar in de vorm van petgaten zijn te vinden in de Zwagermieden, in de pingoruïnes van de Surhuizumermieden , en in een zone direct ten zuiden van de geul van de Oude Ried in de Polder Rohel en in de

IJzermieden.

6. Vanwege de maaivelddaling als gevolg van turfwinning en de ontwatering ten behoeve van het agrarisch gebruik zijn de mieden vele honderden jaren als vochtig laagliggend grasland voor hooiwinning gebruikt. Agrarisch gezien is het lang marginaal land geweest, dat overigens voor talloze kleine boeren uit de dorpen rondom een belangrijke rol in hun bestaan heeft gehad.

7. Als gevolg van een verbetering van de waterbeheersing gedurende de laatste honderd jaar, die werd gestimuleerd door de oprichting van waterschappen in het laatst van de 19de en het begin van de 20ste eeuw verbeterde de bruikbaarheid van het grasland in de mieden aanmerkelijk. Daarmee veranderde ook de aard van de begroeiing van het grasland.

Een belangrijk stuk cultuurgeschiedenis is in de mieden nog aanwezig. Zowel van de eerste eeuwen van permanente bewoning als van het bestaan van boeren en turfgravers in latere eeuwen draagt het de relicten. Op de afbeeldingen 6.8, 6.10, 6.21, 6.23, 6.27 en 6.31 zijn die elementen en structuren aangegeven. Bij een herinrichting van het gebied moeten dergelijke sporen worden gespaard en kunnen zij dienen als uitgangspunt en aangrijpingspunt bij nieuwe ontwikkelingen.

86

This article is from: