BioGeoGrafie.Cultuur.Mens.NatuurInDeWieden.MiedenProject.nl.626-Inrichting6 sept06

Page 111

voor een snelle daling van het maaiveld, waardoor nederzettingen vanwege wateroverlast herhaaldelijk dienden te worden verplaatst in de richting van de nog niet ontgonnen delen van het veen. In de loop van de 12de-13de eeuw kwamen de dorpen op hun huidige plaats te liggen. De huidige miedengebieden bestonden vanaf toen hoofdzakelijk uit hooiland. Reeds vanaf de Late Middeleeuwen is op tal van plekken turf gegraven in deze gebieden, waarbij grote delen van het landschap veranderden in niet of nauwelijks te gebruiken ‘onland’. De veenontginning in de 19de eeuw en het eerste kwart van de 20ste eeuw liet sporen na in de vorm van complexen petgaten. Pas in de eerste helft van de 20ste eeuw zijn deze gebieden na grondverbetering weer in gebruik genomen. Zeer ingrijpende gevolgen voor de huidige natuurwaarden van het gebied had de modernisering van de landbouw in de tweede helft van de 20ste eeuw. Grootschalige ontwatering, intensivering van de bemesting en bodembewerking zorgden voor een sterke teruggang van traditionele extensieve, kleinschalige beheerssystemen en de daaraan gepaarde planten- en diersoorten. Wel bleef de middeleeuwse landschapsstructuur (verkavelingspatroon e.d.) tot op de dag van vandaag in belangrijke mate gehandhaafd (zie afb. 8.5). Afb. 8.5. Landschapsreconstructie van de miedengebieden in de Volle Middeleeuwen. Vanuit de inbraakgeulen wordt het hoogveen door de mens in cultuur gebracht, waarbij een kenmerkende opstrekkende verkaveling ontstaat. Op de achtergrond zijn nog onontgonnen restanten van het hoogveen zichtbaar (tekening Rob van Eerden, nog in bewerking).

Fase 6: Natuurgebied (ca 1960 – nu) Na een periode van meer dan 1000 jaar landbouwkundig gebruik kregen grote delen van de Noordoost-Friese miedengebieden in de laatste decennia van de 20ste eeuw een geheel nieuwe functie: die van natuurgebied. Hoewel het beheer van de hooilanden in bepaalde opzichten een voortzetting betekent van het vroegere agrarische beheer, zijn de verschillen toch dermate groot dat we met recht van een geheel nieuwe fase in de landschapsgeschiedenis van de mieden kunnen spreken, temeer daar delen van het gebied een complete metamorfose in de richting van moerasgebied ondergaan. Anderzijds zijn veel van de huidige natuurwaarden direct of indirect het product van het agrarische verleden van het gebied, met name tijdens de laatste vijftig jaar, waardoor de breuklijn met het verleden ook niet al te scherp dient te worden gezien.

8.3 Sporen in het landschap Elke fase in de landschapsgeschiedenis heeft zijn sporen achtergelaten in het huidige landschap, deels bovengronds, deels ondergronds. De sporen van elke afzonderlijke fase zijn steeds aan het einde van de hoofdstukken 2 t/m 7 opgesomd. Hieronder geven we een overzicht van de belangrijkste relicten, uitgesplitst per sector: aardkunde, archeologie, historische geografie en natuur. In veel gevallen zijn er ook belangrijke samenhangen aan te wijzen tussen aardkundige verschijnselen enerzijds en cultuurhistorische verschijnselen anderzijds. Aardkundige relicten De belangrijkste geologische, geomorfologische en bodemkundige relicten uit de pleistocene en holocene geschiedenis van de miedengebieden en hun directe omgeving zijn: • de talrijke zichtbare pingo-ruïnes (inclusief randwallen) in de omgeving van Twijzel en Buitenpost, waarbij de archiefwaarde van de nog grotendeels met gyttja en veen opgevulde pingo-ruïnes zeer hoog dient te worden aangeslagen (koppeling met paleobotanie en archeologie);

103


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
BioGeoGrafie.Cultuur.Mens.NatuurInDeWieden.MiedenProject.nl.626-Inrichting6 sept06 by andre hopes - Issuu