WASz Juni 2024

Page 1


Wetenschappelijk tijdschrift Albert Schweitzer ziekenhuis

Jaargang 16 | Nummer 1 | Juni 2024

Beste lezer

“Iets is niet minder waardevol als het niet voor eeuwig is”

Ik zou hier natuurlijk moeten noemen dat juist in een ziekenhuis de kwetsbaarheid en eindigheid extra zichtbaar is. En dat het juist toch altijd waard is om zich er voor in te zetten. Dat is natuurlijk waar, maar wat heeft dat precies met Wetenschap te maken en vooral met de inhoud van deze editie?

Misschien dat alles voorbij gaat of juist voortgaat in een andere vorm. Als de namen in de artikelen op een gegeven moment vervagen en slijten in welke vorm dan ook, blijft hopelijk de kennis en wetenschap een stuk langer bestaan. Bijvoorbeeld de promoties van o.a. Martijne Duvekot, Jasmijn Sleutjes waar we erg trots op zijn. Of de inzet en energie van Robert Smeenk zoals we dat verderop kunnen lezen. Naast ook de initiatieven van de diverse stipendia zoals die bijv. van Marloes van der Heul en Charlotte Sikking. Extra genoemd mag ook worden is de “De diagnose in Beeld” beschreven door Mattheo van den Dorpel en Laura Eurelings. En de vaste rubrieken mogen stilzwijgend de informatie geven over de ontwikkelingen van het

wetenschapsbureau. Altijd in beweging. Net als het denken over ethiek. Of over het omarmen van en de liefde voor het lot. En natuurlijk zijn dan ook de lange lijsten met studies en onderzoeken niet alleen bladvulling waar je snel door heen bladert, maar vormen ze ook de bakstenen waar anderen mee verder bouwen!

Trots, liefde, expertise, inzet, energie, enthousiasme. Het blijft lang hangen. Niet eeuwig, helaas. Maar het geeft waarde in de gangen aan de Albert Schweitzerplaats, langs de ramen van het Leerhuis, tussen de schappen van de ziekenhuisapotheek, in de gewelven rond de Lambarene en in de lift naar de 10de verdieping. In het tikken van de voetstappen in de hal na een late avonddienst en gelukkig ook hier in de knisperende tastbare bladzijden van deze nieuwe WASz die weer voor u ligt!

De hoofdredactie wenst u veel leesplezier!

Cedric Lau, Laura Eurelings, Channa van der Ploeg, Leon Evera en Krista Kuitwaard

Bezoek ook de WASz-pagina op intranet voor eerdere edities en aanvullende informatie.

COLOFON

WASz is het wetenschappelijk tijdschrift van de Wetenschapscommissie van het Albert Schweitzer ziekenhuis, onderdeel van het Leerhuis. Het blad verschijnt twee keer per jaar.

Hoofdredactie

Krista Kuitwaard, neuroloog

Cedric Lau, ziekenhuisapotheker

Channa van der Ploeg, adviseur zorgcontrol

Laura Eurelings, arts-assistent interne geneeskunde

Leon Evera, jurist

Fotografie

Frederike Roozen-Slieker

Sabine de Vries

Redactionele begeleiding

Math de Vaan, Delfgauw

Cover

Bettina Samrén

Creatie carenza*

Realisatie

Multiplus BV, Drachten

Redactieadres

Albert Schweitzer ziekenhuis

Afdeling Leerhuis

Postbus 444, 3300 AK Dordrecht

E-mail: tijdschrift.wasz@asz.nl

De redactie behoudt zich het recht voor om brieven en aangeboden artikelen in te korten of niet te plaatsen.

Van links naar rechts: Channa van der Ploeg, Leon Evera, Laura Eurelings en Cedric Lau

Nieuws van het wetenschapsbureau

Stipendia ASz 2024

Promoties in het ASz “De afwisseling tussen onderzoek en mijn praktijkwerk vond ik waardevol”

Wetenschap Test je antibioticakennis!

Onderzoeker aan het woord De ERATS-studie. Goede perioperatieve zorg levert patiënt veel winst

Topklinisch Ziekenhuis

Robert Smeenk: “Wetenschap hoort thuis in de zorg”

Column Amor fati

Promoties in het ASz Promotiestudie als rijke levenservaring

Statistici bedankt!

Verpleegkundig onderzoek Koude keuzes na reanimatie

Wetenschap ‘Een tweede leg’ voor het Wetenschapsbureau

Diagnose in beeld Afwijkende CT-scan bij een nietopknappende longontsteking

Promoties in het ASz ‘Geen enkele IBD-patiënt wist dat er een groter risico is op hart- en vaatziekten’

Verpleegkundig onderzoek

Het mooie werk van een researchverpleegkundige

In 250 woorden

In the spotlight Spoedeisende Hulp

Promoties in het ASz ‘Congressen zijn niet alleen nuttig, maar ook gezellig’

Berichten van de bibliotheek

Goedgekeurde studies

Wetenschappelijke publicaties

Roelien Bennink

Roelien Bennink is kwaliteitsadviseur bij het Wetenschapsbureau van het Albert Schweitzer ziekenhuis.

Nieuws van het wetenschapsbureau

Het is bijna zover. We gaan overstappen naar een nieuw studiemanagementsysteem met de naam PaNaMa. Dit systeem zal worden gebruikt om alle nieuwe wetenschappelijke onderzoeken met patiëntengegevens - zowel WMO-plichtig als niet-WMO-plichtig te registreren. Dit is nodig om de lokale uitvoerbaarheidstoetsing door het Wetenschapsbureau te kunnen uitvoeren, maar ook om de voortgang van de onderzoeken te monitoren. Het vorige managementsysteem (Castor SMS) wordt niet langer ondersteund door de leverancier. Na een zorgvuldig selectieproces is gekozen voor PaNaMa als vervanger. In dit artikel leggen we uit hoe PaNaMa werkt en hoe de overgang van Castor SMS naar PaNaMa plaatsvindt.

Wat is PaNaMa?

PaNaMa is een online applicatie waarin door het studieteam alle documenten en gegevens ingevoerd en geupload kunnen worden die benodigd zijn voor de toetsing van de lokale uitvoerbaarheid. Daarnaast geeft PaNaMa de verantwoordelijke mensen (zoals wetenschapsbureau, Wetenschapscommissie en Raad van Bestuur) binnen het ASz een overzicht van de onderzoeken die worden opgestart, op dat moment lopen dan wel zijn afgerond binnen het ASz.

Workflows, taken en taakacties

PaNaMa ‘begeleidt’ de studie-invoerder (bijvoorbeeld de hoofdonderzoeker of de research coördinator) bij het uploaden en invoeren van documenten en gegevens door middel van workflows, taken en taakacties. Na de eerste algemene invoerstappen start in PaNaMa de juiste workflow die past bij het type onderzoek: WMO-VGO (onderzoek met geneesmiddelen), WMO-plichtig zonder VGO of niet-WMO-plichtig. Aan een

workflow zijn taken en taakacties gekoppeld waarmee de studie-invoerder gefaseerd door het proces van uploaden en invoeren van documenten en gegevens wordt begeleid. Dit gebeurt per onderzoeksfase: indiening, uitvoering (inclusief updates) en afronding.

Wanneer een nieuwe taak klaarstaat in PaNaMa, ontvangt degene die de taak moet voltooien hierover een e-mail. Wanneer de taak in PaNaMa wordt geopend, leidt het systeem direct naar het veld of de velden waar gegevens ingevoerd moeten worden dan wel naar de locatie in het dossier waar een of meerdere documenten moeten worden geüpload (dit is de zogenoemde ‘taakactie’).

Verder ondersteunt PaNaMa het indieningsproces door het aanbieden van beschikbare templates (bijvoorbeeld de proefpersoneninformatie en het toestemmingsformulier) en het doorzetten van goedkeuringstaken naar betrokken ondersteunende afdelingen, de bedrijfsleider en de jurist. Wanneer alle taken door de studie-invoerder en overige betrokkenen zijn voltooid, wordt een laatste de taak uitgezet naar het Wetenschapsbureau voor het toetsen van de lokale uitvoerbaarheid.

Op het beginscherm van PaNaMa ziet iedereen die inlogt een overzicht van de openstaande taken (bovenin) en de eigen onderzoeken (onderaan).

Overgang van Castor SMS naar PaNaMa Alle onderzoeken die geregistreerd zijn in Castor SMS, worden overgezet naar Pa-

NaMa. Alle geüploade documenten worden overgezet en ook een groot deel van de ingevoerde gegevens. Daarnaast zullen alle accountgegevens van ASz-medewerkers die in Castor zijn ingevoerd worden overgezet naar PaNaMa. Externe users die recent gebruik hebben gemaakt van Castor SMS zullen een verzoek krijgen een nieuw account aan te maken in PaNaMa.

Tot slot

Als je vragen hebt over (de overgang naar) PaNaMa, kun je terecht bij het Wetenschapsbureau. Stuur een e-mail naar *Research of bel naar 50539. Zodra PaNaMa volledig in gebruik is zullen de website en de instructies ervan op intranet en internet te vinden. En last but not least: Castor EDC voor dataverzameling en datamanagement blijft gewoon beschikbaar.

Stipendia ASz 2024

Een belangrijk onderdeel van het wetenschapsbeleid is het stimuleren van onderzoek in het ASz. Dat kan op veel verschillende manieren, maar een paradepaardje op dit gebied is zeker de toekenning van de verschillende Stipendia ieder jaar weer. Ook dit jaar ondersteunt het ziekenhuis daarom verschillende veelbelovende studies en onderzoeken.

Risk assessment of subvisible particle formation in trastuzumab infusion bags during transport to patients at home.

drs. Charlotte Sikking – AIOS Ziekenhuisfarmacie

Improving Cosmetic Outcome & Quality of Life in Breast Cancer Patients: Can we predict and reduce fibrosis / STARLINGS.

dr. Marian Menke-Pluijmers –Oncologisch Chirurg

Als gevolg van het transport van biologische stoffen kunnen zichtbare en onzichtbare deeltjes worden gevormd. De aanwezigheid van deze deeltjes kan de werkzaamheid van het medicijn veranderen of immuunreacties veroorzaken. Studies die de invloed van transport op deeltjesvorming in biologische stoffen onderzoeken, zijn schaars.

Het doel van deze studie is om het effect van het transport na de productie op de vorming van onzichtbare deeltjes in infuuszakken te onderzoeken wanneer trastuzumab thuis wordt toegediend. De infuuszakjes worden samengesteld in de ziekenhuisapotheek van het Albert Schweitzer ziekenhuis, locatie Dordwijk en getransporteerd naar locatie Zwijndrecht, waar het team van ThuisBeter gehuisvest is. Vanaf locatie Zwijndrecht worden de infuuszakjes vervolgens door de verpleegkundigen van het “Thuis Beter team” meegenomen op weg naar de patiënten en vervolgens weer terug naar Zwijndrecht. Tenslotte worden de zakken voor analyse naar het laboratorium in Leiden vervoerd. De getransporteerde zakken zullen worden vergeleken met de resultaten van onder andere niet-getransporteerde infuuszakken en infuuszakken met normale zoutoplossing.

Deze studie zal informatie opleveren over de vraag of er een farmaceutische reden is voor klinische onderzoeken om de veiligheid en werkzaamheid van thuistherapie met biologische geneesmiddelen te onderzoeken.

De STARLINGS-studie is een multicenter observationele cohortstudie, waaraan het Albert Schweitzer ziekenhuis, Erasmus MC, Maasstad ziekenhuis en Franciscus Gasthuis & Vlietland deelnemen. Sinds april 2022 is de studie open voor inclusie.

Het grootste deel van de borstkanker patiënten (>70%) kan behandeld worden met een borstsparende behandeling, bestaande uit een chirurgische resectie van de tumor gevolgd door bestraling van de borst. Aangezien in de laatste jaren de behandelingen zijn verbeterd en patiënten steeds langer leven na hun behandeling van borstkanker, worden de langetermijneffecten van de behandeling steeds belangrijker. Helaas is fibrose van de borst (red. strak aanvoelend littekenweefsel) een laat effect dat vaak voorkomt, namelijk bij 10-30% van de patiënten en daarvan is 2-5% ernstige fibrose. Fibrose kan zorgen voor intrekking van de borst, asymmetrie en pijn. Het doel van de STARLINGS-studie is om predictiemodellen te ontwikkelen voor fibrose van de borst en matige tot slechte cosmetiek, welke gebruikt kunnen worden voor het voorspellen en voorkomen van fibrose. Met de STARLINGS-studie zijn we geïnteresseerd in de interactie tussen oncoplastische chirurgische technieken en radiotherapie. Risicofactoren voor fibrose zullen in kaart worden gebracht. En we onderzoeken hoe fibrose zich verhoudt tot de cosmetiek en kwaliteit van leven.

Patiënten krijgen een extra afspraak op de polikliniek van hun ziekenhuis en er vindt lichamelijk onderzoek plaats om de aanwezigheid en de ernst van fibrose te beoordelen, maar ook het oedeem, het aspect van het litteken en de huid. Ook worden gestandaardiseerde foto’s van de borsten gemaakt, die gebruikt worden voor een cosmetisch rekenmodel. Tot slot vullen patiënten thuis eenmalig 5 vragenlijsten in over de kwaliteit van leven.

Inmiddels is de studie gesloten voor inclusie en hebben wij de volledige data van 775 patiënten. Nu gaan we de fase van analyse in, waarna de predictiemodellen gemaakt zullen worden.

Met het geld van het Stipendium kunnen we onze arts-onderzoeker Marije Notenboom een langere aanstelling geven, zodat het einddoel gehaald kan worden voordat zij weer verder gaat met haar opleiding tot radiotherapeut.

Ritmemonitoring gedurende de eerste 30 dagen na een herseninfarct door middel van een externe loop recorder.

dr. Elles Zock – Physician

Assistant Neurologie

Herseninfarcten zijn een belangrijke oorzaak van invaliditeit. Juiste preventie bij herseninfarcten om herhaling te voorkomeng is belangrijk. Bij analyse naar de oorzaak van herseninfarcten wordt bij 25% geen oorzaak gevonden (cryptogeen herseninfarct). Er zijn aanwijzingen dat binnen deze groep een aanzienlijk deel (tot 23%) atriumfibrilleren (red. een snelle en onregelmatige hartslag) heeft.

Atriumfibrilleren is een belangrijk risicofactor voor het krijgen van een nieuw herseninfarct. In het geval van atriumfibrilleren is een nieuw herseninfarct te voorkomen door sterke bloedverdunners.

Juist atriumfibrilleren dat kort na een herseninfarct wordt waargenomen, geeft een verhoogd risico op een tweede infarct.

Elles zal in dit onderzoek in samenwerking met de afdeling cardiologie bestuderen of het zinvol is om te zoeken naar atriumfibrilleren met behulp van een externe loop recorder gedurende de eerste 30 dagen.

Als secundaire uitkomst wordt onderzocht welk percentage patiënten een groot cardiovasculair event doormaakt en bij welk percentage alsnog atriumfibrilleren wordt gevonden bij follow-up na 1 jaar. De resultaten zullen gebruikt worden voor het opzetten een grotere multicenter studie.

A multimodel Prehabilitation program to Enhance Recovery and shorten hospital admission For patients with Endometrial Cancer who undergo surgical Treatment; a multicenter Cohort study / PERFECT

drs. Albert Tjalsma - Gynaecoloog

Het Albert Schweitzer ziekenhuis is een van de klinieken waar samen met het Erasmus MC patiënten met eierstok- en baarmoederkanker worden behandeld en geopereerd.

Bij patiënten met gynaecologische kanker is er vaker sprake van ongunstige omstandigheden, zoals overgewicht, roken, verminderde lichamelijke conditie en slechtere voedingstoestand wat maakt dat zij meer kans hebben op complicaties ten gevolge van de (operatieve) behandeling van hun ziekte. Deze complicaties kunnen ertoe leiden dat het langer duurt voordat deze patiëntengroep hun aanvullende behandeling (chemo- of radiotherapie) kan starten.

Prehabilitatieprogramma’s zijn erop gericht om voorafgaand aan een grote operatie intensief te werken aan de conditie en leefstijl van de patiënt. Het idee is dat als je fitter bent voor de operatie, je ook sneller kunt herstellen. Ook lijkt het tot minder complicaties, kortere opnameduur en sneller herstel te leiden. Longchirurgie binnen het ASz is hier als eerste 5 jaar geleden mee van start gegaan en heeft aangetoond dat prehabilitatie leidt tot betere uitkomsten voor de patiënt. Ondertussen wordt het ook voor andere operaties toegepast, zoals onder andere patiënten met eierstokkanker.

Er is nog weinig onderzoek gedaan naar het effect van perhabilitatieprogramma’s bij patiënten met gynaecologische kanker. De uitkomsten die er zijn, laten een positief effect zien. Het is wenselijk om te weten bij welke patiënten het toepassen van prehabilitatie doelmatig en zinvol is, voor dit aan alle patiënten met gynaecologische kanker aan te bieden.

Daarom is vanuit de vakgroep gynaecologie een prospectieve studie opgezet die nagaat wat het effect is van prehabilitatie op de duur van herstel na de (operatieve) behandeling van patiënten met eierstok- en baarmoederkanker. Om een grote onderzoekspopulatie te verkrijgen en om zowel een interventie- als controlegroep te kunnen genereren, zullen wij dit onderzoek met onder andere het Beatrix Ziekenhuis en het Franciscus Gasthuis gaan uitvoeren. Als een prehabilitatieprogramma inderdaad leidt tot een versneld herstel, kan dit een argument zijn om deze zorg standaard aan te bieden aan deze patiëntengroep en deze zorg in het basispakket te laten opnemen.

Bepaling van factoren welke voorspellend zijn voor crowding op de SEH en de ontwikkeling en implementatie van een objectieve, realtime SEH-druktemeter.

dr. Suzanne Schol-Gelok –Internist acute geneeskunde

De SEH is bezig om een real-time dashboard te ontwikkelen om grote drukte op de SEH vroeg te voorspellen zodat ze hierop kunnen anticiperen. Een ideaal onderwerp: klinisch relevant en heel actueel!

Met de SEH-druktemeter willen we de coördinerende SEHverpleegkundigen en SEH-artsen een handzaam, objectief meetinstrument geven zodat er vroegtijdig geanticipeerd kan worden op (dreigende) crowding en capaciteitsproblemen op de SEH.

In een vervolgonderzoek wordt deze lokaal ontwikkelde SEHdruktemeter, mits goed presterend, binnen een multicenter studie prospectief vergeleken met de performance van twee crowding study scores (NEDOCS en Jones Dependency Tool) en de ervaren drukte door SEH verpleegkundigen en artsen.

De inzet van de mantelzorger in het ASz.

Marloes van der Heul Msc. –

Verplegingswetenschapper

Om te zorgen dat de verpleegkundige zorg veilig en duurzaam blijft, is het van belang om in kaart te brengen op welke wijze de verpleegkundige inzet zo optimaal mogelijk ingedeeld kan worden. Om de zorg anders te gaan organiseren richt de Nederlandse overheid zich steeds meer op het ontwikkelen van een participatiesamenleving. Een participatiesamenleving houdt in dat mensen actiever deelnemen aan de zorgverlening van hun naaste(n). Dit uit zich in de inzet van mantelzorg en familieparticipatie. De inzet van een mantelzorger kan leiden tot het verbeteren van patiëntuitkomsten.

Verpleegkundigen en zorgprofessionals zijn vaak echter terughoudender in het inzetten van mantelzorg en familieparticipatie. Tevens hebben verpleegkundigen vaak negatieve verwachtingen van familieparticipatie en de rol die zij hierin hebben. Dit terwijl uit eerdere onderzoeken blijkt dat zowel patiënten, mantelzorgers en verpleegkundigen aangeven om bereid te zijn te participeren in de zorg voor hun naasten. Hierbij is het van belang om te onderzoeken welke percepties en houdingen verpleegkundigen hebben ten opzichte van het inzetten van mantelzorgers. Op basis hiervan kunnen in het Albert Schweitzer ziekenhuis succesvolle implementatiestrategieën ontwikkeld worden.

Het doel van dit onderzoek is inzicht krijgen in de kansen en belemmeringen die verpleegkundigen zien op het gebied van mantelzorg en welke behoeften zij hebben om dit in te kunnen zetten. Het studie-design betreft een kwalitatief explorerend en beschrijvend onderzoek aan de hand van semi-gestructureerde interviews bij verpleegkundigen.

“De afwisseling tussen onderzoek en mijn praktijkwerk vond ik waardevol”

Marieke Beex is ziekenhuisapotheker in het Albert Schweitzer ziekenhuis. Ze deed promotieonderzoek naar het antipsychoticum clozapine. Ze verdedigde haar proefschrift getiteld 'Supporting successful clozapine treatment' afgelopen jaar op 9 juni aan de VU Amsterdam.

Ziekhuisapotheker Marieke Beex promoveerde vorig jaar op onderzoek naar het antipsychoticum clozapine. Een mooie en belangrijke prestatie waar we graag met Marieke over spreken. We legden haar vragen voor over haar onderzoek en wilden ook graag weten hoe haar promotietijd verliep, inclusief de openbare verdediging. En we vragen haar naar eventueel volgend onderzoek.

Kun je iets vertellen over je achtergrond?

“Zeker, ik ben ziekenhuisapotheker van de apotheken van het Albert Schweitzer Ziekenhuis en de A+ Apotheek (de gezamenlijke bereidingsfaciliteit van het Albert Schweitzer Ziekenhuis en het Amphia Ziekenhuis). Tevens ben ik medisch manager en ben ik betrokken bij onderwijs en onderzoek. Verder heb in de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan met de farmaceutische zorg voor de patiënten van de GGZ-instelling Yulius. Dit omvat medicatiebewaking, patiëntbegeleiding, medicatieveiligheid en medicatiereviews.”

Hoe ben je gestart met je promotieonderzoek?

“Voordat ik ermee begon, had de vakgroep van ziekenhuisapothekers nog geen gepromoveerd staflid. Om mensen in dit ziekenhuis te mogen opleiden tot ziekenhuisapotheker, moest minstens één van de stafleden gepromoveerd zijn. Omdat het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek altijd al mijn interesse had, was de stap naar mijn promotieonderzoek snel gezet. In mijn dagelijkse werk was ik verantoordelijk voor de farmaceutische zorg aan de klinische patiënten van GGZ Yulius; dat het onderwerp van mijn promotieonderzoek zich richt op een antipsychoticum is dan ook niet vreemd. Uiteindelijk is dit dagelijks werk van me ook echt de succesfactor van het onderzoek gebleken, juist omdat het zo goed aansloot bij de vraagstukken uit de dagelijkse praktijk.”

Hoe ben je van start gegaan?

“Ik had al veel contact met collega’s binnen Yulius en begon gesprekken te voeren met de toenmalige directeur van de ‘Yulius Academie’. Hij werd later mijn copromotor. Vanuit de apotheek was er al veel interesse in clozapine vanwege de speciale rol die dit middel speelt bij de behandeling van patiënten met schizofrenie. De specifieke onderzoeksvragen in mijn proefschrift ontstonden allemaal vanuit de praktijk.”

Kun je hiervan een voorbeeld geven?

“Natuurlijk, zo was er bijvoorbeeld een psychiater die zich afvroeg welke bloedspiegels ze moest hanteren voor een patiënt die slechts eenmaal per dag clozapine gebruikte. Het therapeutisch bereik, zoals eerder onderzocht, was namelijk gebaseerd op een dosering van tweemaal per dag. In de praktijk wordt clozapine steeds vaker eenmaal per dag toegediend, zonder duidelijke richtlijnen. Hierbij werden dus referentiespiegels van patiënten die tweemaal per dag clozapine gebruiken, gebruikt voor het beoordelen van spiegels van patiënten die dit middel eenmaal daags gebruiken. En dat is niet automatisch correct. Een hoofdstuk in mijn proefschrift richt zich op patiënten die één keer per dag clozapine gebruiken.”

Hoe combineerde je je dagelijks werk met promotieonderzoek?

“Mijn promotor benadrukte het belang van een vaste dag per week voor mijn onderzoek. Het eerste jaar was behoorlijk intens, omdat ik mijn reguliere taken efficiënter moest uitvoeren om zo genoeg tijd voor mijn onderzoeksdag vrij te maken. Uiteindelijk ontstond er een beter evenwicht tussen mijn onderzoekswerk en mijn activiteiten als ziekenhuisapotheker. Daardoor heb ik het onderzoek gelukkig goed kunnen uitvoeren.”

Ga je na je promotie nog verder met onderzoek?

“Ja, ik zou graag meer onderzoek willen zien naar de farmacokinetiek van clozapine tijdens de zwangerschap. Hierover is nog weinig bekend. Zo weten we onvoldoende over de mate waarin clozapine de placenta passeert en dus hoeveel clozapine de foetus bereikt, en welke korte- en langetermijngevolgen dit heeft. Daar zou ik echt wel mee verder willen, of met de farmacokinetiek van psychofarmaca tijdens de zwangerschap in de bredere zin.”

Wat vond je het lastigste deel van je promotieonderzoek?

“Dat er veel ‘from scratch’ opgezet moest worden; tegelijkertijd was dat ook de uitdaging en datgene wat achteraf de meeste voldoening gaf. Eén van de voorbeelden hiervan was het onderzoek naar clozapinespiegels. Hiervoor wilden we kijken naar de ongebonden fractie, dit wil zeggen, het gedeelte van clozapine dat niet aan eiwitten is gebonden. Deze ongebonden fractie is namelijk de hoeveelheid werkzame stof. Toen we aan het onderzoek begonnen dachten we dat er een goede gevalideerde methode was om die ongebonden fractie te meten, maar toen we van start gingen, bleek dit niet zo te zijn. Dit betekende dat we eerst deze methode nog zelf moesten valideren. Uiteindelijk heeft het geleid tot meer kennis en een uitbreiding van een hoofdstuk in mijn proefschrift. Dus hoewel dingen soms best lastig waren, gaf het natuurlijk ook wel veel voldoening als het uiteindelijk lukte.”

En wat was voor jou het hoogtepunt van je promotieonderzoek?

“Voor mij was het hoogtepunt een WMO-plichtig onderzoek waarbij we 44 patiënten hebben geïncludeerd om de farmacokinetiek van clozapine grondig te bestuderen. Dit was nog niet eerder op deze manier gedaan. Het organiseren ervan was een enorme

uitdaging. Patiënten moesten op verschillende tijdstippen bloed afstaan, wat vervolgens naar Leiden en Groningen werd gestuurd. Ik ben er erg trots op dat dit allemaal gelukt is en een succes werd.”

Wat is jouw gouden tip voor promovendi?

“Persoonlijk vond ik het prettig om niet fulltime met onderzoek bezig te zijn. De afwisseling met praktijkwerk vond ik waardevol. Als het onderzoek tijdelijk niet soepel verliep, kon ik voldoening halen uit mijn werk als ziekenhuisapotheker. Hoewel één onderzoeksdag per week een goed begin was, denk ik dat twee dagen optimaal zou zijn geweest. Nu was één dag in de week vaak net te weinig, waardoor het onderzoek nog meer vrije tijd opslokte. Een ander cruciaal aspect is een fijn promotieteam. Ik ben erg tevreden met de goede begeleiding die ik heb gekregen.”

“Hoewel één onderzoeksdag per week een goed begin was, denk ik dat twee dagen optimaal zou zijn geweest”

Hoe heb je de promotieplechtigheid ervaren?

“In eerste instantie keek ik er niet echt naar uit. Velen vertelden me dat het een fantastische ervaring zou zijn, vergelijkbaar met trouwen in je eentje. (Lachend!) Maar ik herinner me nog goed dat ik tijdens mijn eigen bruiloft dacht: ‘Wat ben ik blij dat ik hier niet alleen sta.’ Ik hoef niet in het middelpunt van de belangstelling te staan. Toch heb ik alles lekker over me heen laten komen en uiteindelijk voor de volle 100% genoten van de verdediging en de festiviteiten daarna. Waar ik van te voren overigens wel naar uitkeek en wat ook ontzettend leuk bleek te zijn, was dat mijn man en kinderen aanwezig waren om te zien waar ik jarenlang aan had gewerkt en wat het had opgeleverd.”

Wat hoop je dat de lezers uit jouw proefschrift hebben gehaald? “Dat het tijdstip van inname van clozapine, de dosering, het tijdstip van afname en zelfs het type buis invloed hebben op de gemeten clozapinespiegels. Dit geldt niet alleen voor clozapine, maar ook voor andere medicamenten. Dus als je een artikel leest waarin spiegels van medicatie worden bepaald, moet je over deze zaken nadenken. In veel artikelen staat echter niet beschreven hoe laat bloed is geprikt, wat het doseerregime was, en of het nou in plasma of serum wordt bepaald. Het is echt kwalijk dat deze informatie ontbreekt, al helemaal als er een meta-analyse wordt verricht. Dan kunnen zo maar verschillende studies op een hoop gegooid worden, waarbij er bij de ene studie bv. dalspiegels zijn geprikt en bij de andere 12-uurs spiegels. Dan is het niet zo gek dat er geen consistent verhaal uit de meta-analyse komt. Dus als je een artikel leest waarbij spiegels van medicamenten worden bepaald, denk dan aan deze zaken en kijk of ze ook vermeld worden in het artikel.”

Test je antibioticakennis!

Vraag 1

Een 71-jarige patiënte ligt in het ziekenhuis. Ze heeft een urineweginfectie. Uit de urinekweek komt een E. Coli die alleen gevoelig is voor ciprofloxacine. Omdat de patiënt eerder ook last had van een delier, is haloperidol (3x daags 0,5 mg) voorgeschreven. Behalve paracetamol gebruikt de patiënt geen andere medicatie in het ziekenhuis. Mag ciprofloxacine voorgeschreven worden?

a) Ja, mits er een ECG wordt afgenomen.

b) Ja, extra monitoring is niet nodig.

c) Nee, haloperidol moet eerst gestopt worden vanwege CYP1A2-remming.

d) Nee, ciprofloxacine en haloperidol geven een risico op QTc-verlenging.

Vraag 2

Een 52-jarige patiënt is opgenomen op de longafdeling. Hij heeft een luchtweginfectie. Zijn nierfunctie is ook wat achteruit gegaan gedurende de opname. De ziekteverwekker blijkt een Pseudomonas aeruginosa te zijn. Deze bacterie kan gelukkig bestreden worden met piperacilline/tazobactam. Dit middel wordt goed verdragen. Na drie dagen ontwikkelt meneer milde rode huiduitslag op zijn bovenlichaam. De arts denkt dat dit een allergische reactie is op het geneesmiddel piperacilline/tazobactam. Welke stelling is waar?

a) Deze patiënt mag sowieso geen piperacilline/tazobactam meer krijgen.

b) De komende vijf jaar mag deze patiënt geen bètalactamantibiotica hebben.

c) Ciprofloxacine en ceftazidim zijn geschikte alternatieven bij deze penicillineallergie.

d) De rode huiduitslag is waarschijnlijk het gevolg van een verminderde nierfunctie.

Help jij mee?

Resistentie tegen antimicrobiële middelen komt wereldwijd voor. Het leidt ertoe dat ziekteverwekkers zoals bacteriën en virussen zich zo aanpassen dat ze niet goed meer bestreden worden met antibiotica en antivirale middelen. Het is daarom belangrijk dat we deze middelen zorgvuldig voorschrijven. Alleen als het moet, en ook de juiste middelen. Weet jij het antwoord in deze situaties?

ceftazidim goede alternatieven zijn ter bestrijding van een Pseudomonas aeruginosa

‘Aanpak bij vermoeden van antibiotica allergie’ (https://swab.nl/nl/exec/file/download/192). Op basis van het antibiogram kunnen ciprofloxacine en

Vraag 2. Het best passende antwoord is C. Er zijn verschillende typen allergische reacties, waarbij type I en type IV het vaakst voorkomen. Bij een type I allergische actiere maakt het lichaam snel antistoffen aan die zorgen voor een heftige reactie, die doorgaans binnen een uur optreedt. Bij een type IV reactie komt een gzamerelan reactie op gang vanuit vanuit T-cellen, die doorgaans na een paar dagen optreedt. Het beeld dat hier geschetst wordt, duidt mogelijk op nee late milde allergische reactie (type IV) op piperacilline/tazobactam, een penicilline. Volgens de nieuwste inzichten mag een patiënt met een edergelijk reactie penicillines weer krijgen, ook het middel waar de allergie op ontwikkeld is. Stelling A en B zijn daarom niet juist. Een milde late allergische eactier (rash) is een toestand die door meerdere factoren kan worden uitgelokt, zoals comedicatie, sensitisatie van het immuunsysteem en mogelijk eerdere tstelling.bloo Het is niet waarschijnlijk dat het optreden van een late type IV-reactie concentratieafhankelijk is. Daarmee valt D af. Meer hierover lezen kan via de SWAB-richtlijn

Ciprofloxacine kan inderdaad leiden tot remming van CYP1A2, een van de eiwitten die tot de cytochroom P450-familie behoort en rantwoordelijkve is voor de afbraak van geneesmiddelen. Dat is bij sommige geneesmiddelen relevant die grotendeels door CYP1A2 worden afgebroken, alszo clozapine en olanzapine. Haloperidol wordt met name door CYP3A4 en CYP2D6 omgezet. Beïnvloeding van CYP1A2 leidt niet tot significant reande spiegels van haloperidol. Antwoord C valt daarom ook af.

Haloperidol met een dagdosering van 5 mg of minder wordt als laag QT-verlengend potentieel gezien, net als ciprofloxacine. De mbinatieco van beide stoffen leidt dus niet tot een significant verhoogd QTc-interval. Er is dan ook geen actie nodig.

3. laag QT-verlengend potentieel (toename < 10 ms ten opzichte van de uitgangswaarde).

2. middelhoog QT-verlengend potentieel (toename 10-60 ms ten opzichte van de uitgangswaarde),

1. hoog QT-verlengend potentieel (toename QTc > 60 ms ten opzichte van de uitgangswaarde),

orieën:categ

Geneesmiddelen die het QTc-interval kunnen verlengen, zijn door de Nederlandse Werkgroep QT-interacties ingedeeld in drie

Vraag 1. Het best passende antwoord is B.

De ERATS-studie

Goede perioperatieve zorg levert patiënt veel winst

Diederik van Oyen

Diederik van Oyen is arts-onderzoeker longchirurgie in het Albert Schweitzer ziekenhuis.

Diederik van Oyen werkt als arts-onderzoeker bij longchirurgie. Hij is bezig met zijn promotieonderzoek naar de optimalisatie van zorg bij patiënten die een anatomische longresectie ondergaan. Hij is betrokken bij zowel de ERATS-studie als het multidisciplinaire ERATS-zorgprotocol We vroegen Diederik naar de opzet van de studie en huidige ontwikkelingen binnen het onderzoek.

Waar gaat je onderzoek over?

“Ieder jaar worden er in Nederland meer dan 2200 longkankerpatiënten geopereerd. Tussen de Nederlandse longchirurgische centra, bestaan kleine verschillen in hoe de zorg rondom de operaties (perioperatief) wordt uitgevoerd. Deze praktijkvariatie is een aantal jaren geleden door onze eigen longchirurg Erik von Meyenfeldt aangetoond, en leidt tot wisselende zorguitkomsten zoals bijvoorbeeld in opnameduur.

Over het doel van goede perioperatieve zorg bestaat overigens geen twijfel: vlot postoperatief herstel, geen complicaties, geen heropnames en een goede kwaliteit van leven. Maar op het moment dat ik met mijn onderzoek begon, was er in Nederland helaas nog geen allesomvattende richtlijn voor perioperatieve zorg rondom deze patiënten. Omdat zo’n duidelijke leidraad voor alle medische professionals er niet was, zagen we verschillen in de uitvoering van de zorg en ook in uitkomsten. Gelukkig is afgelopen najaar de nieuw ontwikkelde Nederlandse richtlijn (Optimalisatie van zorg bij longresecties1) gepubliceerd. Deze richtlijn gaat ziekenhuizen ondersteunen bij de uniformering van goede perioperatieve zorg, zodat alle chirurgische longkankerpatiënten overal de beste zorg krijgen.”

Was de richtlijnontwikkeling de kern van je onderzoek?

“Nee, er is nog veel meer! Simultaan aan de richtlijnontwikkeling loopt de Enhanced Recovery After Thoracic Surgery-studie (ERATS2). Deze studie is door het ASz en de longchirurgen Erik von Meyenfeldt en Geertruid Marres geïnitieerd. In de ERATS-studie onderzoeken we hoe we het multidisciplinaire ERATS-zorgprotocol het beste kunnen implementeren én wat het effect ervan is op zorguitkomsten. Deze studie is gebaseerd op de onderliggende gedachte van Enhanced Recovery After Surgery (ERAS), namelijk dat de samenhang tussen alle protocolonderdelen, in combinatie met uitgebreide voorlichting van patiënten en hun naasten rondom

een operatie, leiden tot betere uitkomsten. Hiervoor is het van groot belang dat het ERATS-protocol zo volledig mogelijk gevolgd wordt.”

“Dankzij de nieuwe nationale richtlijn, waarin veel studieonderdelen zijn opgenomen, kan elk ander ziekenhuis nu meeprofiteren van de bewezen beste aanpak”

Hoe is de ERATS-studie opgezet?

“Twaalf deelnemende ziekenhuizen werken met het ASz samen om het ERATS-protocol zo goed mogelijk in hun eigen zorg in te bedden. Hierbij proberen ze zich zo goed mogelijk te houden aan alle losse protocol onderdelen rondom longresecties. Je kunt dan denken aan onderdelen zoals bijvoorbeeld het moment van de thoraxdrains verwijderen, ademhalingsoefeningen en het in beweging komen na operaties, pijnstilling, voorlichting en begeleiding. Dankzij de nieuwe nationale richtlijn, waarin veel studieonderdelen zijn opgenomen, kan elk ander ziekenhuis nu meeprofiteren van de bewezen beste aanpak. Naar verwachting resulteert dit uiteindelijk over de hele linie in winst op vele gebieden: kortere opnameduur, minder complicaties, sneller herstel, minder pijn en meer gezonde levensjaren.”

Je sprak ook over een ERATS-dashboard?

“Inderdaad. Om het gebruik van de nieuwe richtlijn in het land te stimuleren, is het belangrijk dat het ERATS-protocol zo volledig mogelijk gevolgd wordt, waardoor deze parameters structureel worden bijhouden en dat de resultaten op een zo nuttige manier worden gepresenteerd. Daar kan een dashboard goed bij helpen. Het terugkoppelen van de resultaten over de geleverde zorg in relatie tot het effect op uitkomsten, is een krachtig middel om aanhoudende verbetering van kwaliteit van zorg te realiseren. Met dit doel voor ogen is het ERATS-dashboard ontwikkeld, het kan de geleverde zorg vergelijken met de aanbevelingen uit de richtlijn en deze koppelen aan de uitkomsten. Het dashboard is het eerste van zijn soort in Nederland en kan artsen inzicht geven in hun eigen geleverde zorg en vergelijken met andere ziekenhuizen (benchmarken) met als doel om deze te doen verbeteren. We

hopen dat vanaf komend najaar iedere longkankerpatiënt in Nederland kan profiteren van dit handige hulpmiddel.”

Hoe gaan jullie verder?

“De volgende fase van het onderzoek is het implementeren van het ERATS-dashboard. We gaan dan kijken hoe we het dashboard zo optimaal mogelijk kunnen inzetten. Gezondheidswetenschapper Pauline Mens gaat zich daar als volgende promovenda mee bezighouden. We verwachten dat het dashboard naar verwachting in juni dit jaar gereed is voor gebruik, zodat alle ziekenhuizen die longresecties uitvoeren de parameters rondom de operaties structureel kunnen bijhouden en raadplegen ten behoeve van betere zorguitkomsten.”

Referenties

1. https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/optimalisatie_van_zorg_bij_longresecties/startpagina__optimalisatie_van_zorg_bij_longresecties.html 2. http://erats.nl/

Robert Smeenk: “Wetenschap hoort thuis in de zorg”

Robert Smeenk

Robert Smeenk is chirurg in het Albert Schweitzer ziekenhuis. Tevens is hij voorzitter van de Wetenschapscommissie.

In het ASz speelt de Wetenschapscommissie een essentiële rol bij het verder ontwikkelen van de wetenschapscultuur. Sinds vorig jaar is collega Robert Smeenk de nieuwe voorzitter van de commissie. We zijn benieuwd hoe Robert kijkt naar de rol van wetenschap in het ziekenhuis en zijn eigen rol hierbij. Maar als eerste vroegen we hem hoe hij in het ASz terecht is gekomen.

“Tijdens mijn opleiding tot chirurg heb ik een deel van mijn opleiding hier gedaan. Ik vond het destijds fijn werken en dat vind ik nog steeds. Er heerst een goede sfeer met fijne mensen en een leuke vakgroep chirurgie. Daardoor wilde ik hier graag komen werken. Om meer ervaring op te doen heb ik eerst in een aantal andere ziekenhuizen gewerkt, totdat er hier een plek vrij kwam. Ik heb toen direct gesolliciteerd en gelukkig kon ik hier aan de slag. Tot nu heb ik het super naar mijn zin. Ik draag de wetenschap een warm hart toe en ik ben blij dat ik daar als voorzitter van de Wetenschapscommissie een bijdrage aan kan leveren.”

Wie speelt er welke rol in ‘het wetenschapsbedrijf’?

“Iedereen heeft zo zijn rol. Natuurlijk is de Raad van Bestuur eindverantwoordelijk en vaak ook gedeeltelijke geldschieter. Ook het Medisch Specialistisch Bedrijf (MSB) speelt een belangrijke rol als ondersteuner voor de specialisten. Een heel belangrijk onderdeel is het Wetenschapsbureau, het is de cruciale spil in het onderzoekklimaat (zo stimuleren ze de laatste jaren bijvoorbeeld verpleegkundig onderzoek). En dan zijn er natuurlijk de onderzoekers, zowel de collega’s die hier vast in dienst zijn als ook de promovendi, arts-assistenten of studenten die veel van het werk doen. En laten we vooral ook niet de ondersteuners vergeten, zoals secretaresses of research medewerkers, en ook ondersteunende afdelingen zoals radiologie, pathologie, apotheek, klinische chemie enzovoort, ze zijn allemaal superbelangrijk.”

Wat is de rol van wetenschap in de zorg?

“Wetenschap hoort thuis in de zorg. Ik ben ervan overtuigd dat, als we verder willen komen en als we de zorg beter willen maken, we onderzoek moeten doen. Uiteindelijk doen we het voor onze patiënten en de zorg moet daarom continu in ontwikkeling zijn. In het ASz zien we zoveel patiënten, dat maakt het ook mogelijk om onderzoek te doen met grote getallen. Maar daarnaast zijn er hier ook afdelingen (zoals de hematologie en neurologie) die juist heel erg de diepte in gaan bij minder voorkomende ziektes. Daar wordt heel belangrijk werk gedaan. In de wetenschap is samenwerking heel belangrijk, ik denk dat we hier in het ASz heel erg op de goede weg zijn.

“In de wetenschap is samenwerking heel belangrijk, ik denk dat we hier in het ASz heel erg op de goede weg zijn”

Maar ook hier geldt: zonder geld geen onderzoek. Op het financiële vlak zijn zeker stappen gezet (zoals de stipendia en de beschikbaarheid van 1% van het MSB-budget), maar ik denk dat er nog meer te winnen en te halen valt! Onderzoek doen wordt duurder en het zou goed zijn als we als ziekenhuis meer structurele en ruimere gelden zouden hebben voor alles wat met onderzoek te maken heeft.”

Wat vind je van het wetenschapsbeleid in het ASz?

“De ontwikkeling van dat beleid is een lang proces, Anneke Zanting (hoofd Wetenschapsbureau) heeft hier veel werk aan

gehad samen met haar team en de Wetenschapcommissie. Het is ook een continu proces. En nu het is goedgekeurd kunnen we echt verder. Veel plannen die er in staan zijn ook al eerder aangevangen of liepen al. Bijvoorbeeld de nieuwe opzet van het Wetenschapbureau en vervanging van de WOAC, dat hopelijk een snellere lokale goedkeuring van onderzoek oplevert. En een ander punt wat prioriteit heeft, is om de verbinding tussen promovendi, onderzoekers nog meer aan te gaan. Bijvoorbeeld door een gezamenlijke onderzoeksruimte te zoeken waar iedereen bij elkaar kan zitten, dichtbij het Wetenschapbureau. De totstandkoming van het beleid is in goed overleg met onderzoekers en eigenlijk al de betrokkenen, en dat heeft echt een mooie beleidsvisie opgeleverd. Hier kunnen we de komende jaren zeker mee vooruit.

Ik ben er trots op hoe wij als ziekenhuis de wetenschap omarmen, trots op ons Wetenschapsbureau, de Wetenschapscommissie, en alle onderzoekers en ondersteunende afdelingen.”

Column

Romy Klein Kranenbarg

Romy Klein Kranenbarg is arts-onderzoeker in het Albert Schweitzer ziekenhuis (ASz). In deze column deelt ze met ons hoe ze stressbestendig probeert te zijn in haar dagelijkse werkzaamheden als artsonderzoeker.

Amor fati

Vanochtend raakte ik even heel erg in de stress, iets wat overigens voor mij niet ongewoon is. Mijn vriend spreekt met enige regelmaat zijn verbazing uit over hoe ik tijdens een drukke dienst wel een ontplofte SEH in goede banen weet te leiden, maar in het dagelijks leven af en toe behoorlijk de stresskip uit kan hangen. Maar dat terzijde, nu was het menens. In mijn beleving dan.

Ik zou vanmiddag bij de wekelijkse ASz-onderzoeksbespreking een praatje geven over mijn promotieonderzoek en vanwege nog een aantal andere deadlines deze week, had ik bedacht dat ik dit praatje in de ochtend zou maken. Maar toen ik vanochtend aankwam in het ASz was mijn telefoon ineens kapot, zomaar, uit het niets. Nog geen jaar oud enin tegenstelling tot mijn vorige toestel - nooit een hoogenergetisch trauma of val van hoogte doorgemaakt.

“Alles gebeurt zoals het gebeurt”

Enfin, dan realiseer je je ineens hoe afhankelijk je bent van een telefoon. Geen telefoon betekent namelijk geen twee-factor authenticatie en dus geen inlogmogelijkheden in ‘Mijn Werkplek’. En daarmee geen toegang tot mijn bestanden die staan opgeslagen in de werkomgeving van het Erasmus MC (waar ik ook een aantal dagen per week werk en ik uiteindelijk mijn PhD beoog te behalen). Een aantal belletjes met ICT en Applesupport later bleek het inderdaad écht niet op te lossen. Met mijn ziel onder mijn arm besloot ik daarom terug te gaan naar mijn woonplaats Rotterdam, om mijn telefoon te laten repareren. Dit bleek helaas ook minder vanzelfsprekend dan ik had verwacht. Nog meer belletjes over reparatiemogelijkheden en garantie volgden en voor ik het wist was er een halve dag voorbij. Tijd om te stressen dus, want over twee uur was mijn moment om te shinen (via Teams dan maar) en een praatje was er nog niet.

Ineens moest ik denken aan het plaatje hiernaast, dat vorige week werd getoond bij een training voor PhD-studenten. De boodschap? Als je geen probleem hebt, hoef je je geen zorgen te maken. Heb je wel een probleem, maar kan je er iets aan doen, dan hoef je je er ook geen zorgen over te maken. En als je een probleem hebt, maar je kan er niks aan doen, kan je je er ook maar beter geen zorgen over maken. Dit laatste was nu duidelijk bij mij het geval. Erg vervelend natuurlijk een kapotte telefoon en geen toegang tot mijn bestanden, maar pure overmacht. Het was beter om te stoppen met stressen en ervan te maken wat ervan te maken valt, realiseerde ik mij. Dus hup, ik zette mijn schouders eronder, knutselde wat slides in elkaar en die presentatie ging uiteindelijk helemaal prima.

Wat ik hieruit mee wil geven? Neem dingen gewoon zoals ze zijn. Ook wel ‘amor fati’: de liefde voor het lot. Waarschijnlijk was de Romeinse filosoof Epictetus de eerste die argumenten aandroeg voor het amor fati. Hij schreef: “Je moet niet verlangen dat de dingen gebeuren zoals jij wilt dat ze gebeuren, maar je moet de dingen willen zoals ze gebeuren: dan zal je levensweg gelukkig zijn.” Hiermee benadrukt hij het belang te accepteren wat er gebeurt in het leven, inclusief de gebeurtenissen die buiten onze controle liggen en daarmee het lot te accepteren zoals het komt. Dus ik zou zeggen: probeer hier ook eens bij stil te staan de volgende keer als er iets gebeurt dat wellicht tegenvalt of anders gaat dan je had gehoopt en wie weet ervaar je ook dat alles gebeurt zoals het gebeurt, of je nou wil of niet. Zucht, en door!

Promotiestudie als rijke levenservaring

Gatske Nieuwenhuyzen-de Boer

Gatske Nieuwenhuyzen-de Boer is gynaecoloog-oncoloog in het Albert Schweitzer ziekenhuis. Ze promoveerde eind vorig jaar aan de Erasmus Universiteit op haar proefschrift getiteld ‘Cytoreductieve chirurgie voor ovariumcarcinoom: Verbetering van de uitkomst van de operatie door de inzet van de PlasmaJet’.

Wil je het proefschrift van Gatske lezen?

Scan dan de QR-code!

Gatske Nieuwenhuyzen-de Boer verdedigde eind vorig jaar haar proefschrift over de mogelijke verbetering van de behandeling van vrouwen met eierstokkanker (ovariumcarcinoom) door middel van PlasmaJet. Hier hebben we eerder over geschreven (WASz december 2022). Tussen haar drukke bedrijvigheden door als gynaecoloog in het Albert Schweitzer ziekenhuis, blikten we met haar terug op het promotietraject.

Wat heb je onderzocht, Gatske?

“Bij vrouwen met uitgezaaid ovariumcarcinoom is de progressievrije overleving en de totale overleving het langst, wanneer de tumor volledig operatief verwijderd kan worden. Daarom moeten we, naast de inzet van nieuwe medicatie en aanvullende therapieën, streven naar het bereiken van een complete verwijdering. Nu is er een nieuw chirurgisch instrument op de markt gekomen: de PlasmaJet. Dit apparaat zet argongas om in plasma, waarna het kleine uitzaaiingen kan laten verdampen of verschillende weefsels die met de ziekte verkleefd zijn, beter kan scheiden. Ik heb onderzocht of je door de PlasmaJet beter een complete verwijdering van de tumor kunt bereiken. En ook of het gebruik van dit apparaat veilig is voor patiënten met een ovariumcarcinoom.”

Wat was de aanleiding om dit onderzoek te doen?

“De PlasmaJet is op de markt gekomen op basis van flinterdun wetenschappelijk bewijs dat de inzet bijdragend zou zijn. Ik heb hier een systematische review over geschreven, waaruit blijkt dat het gebruik van het instrument bij heel weinig patiënten getest was. Eigenlijk ging het slechts om case-series. Een multicenter gerandomiseerde studie ontbrak. Wij vonden dat dit nodig was. Enerzijds wisten we niet of dit apparaat wel veilig is, anderzijds wisten we ook niet of het doelmatig was. En dat is in deze tijden van stijgende kosten in de gezondheidszorg wel essentieel!”

Wat is nu de volgende stap?

“De laatste patiënten zijn in september 2020 geïncludeerd. Om ook de langetermijneffecten in kaart te brengen, wachten we nu op deze data die in najaar 2025 beschikbaar komen. Ondertussen is hier een nieuwe promovenda met het onderzoek gestart. Mocht blijken dat de PlasmaJet kosteneffectief is, dan zouden we het gebruik van dit apparaat willen implementeren in Nederland.”

Zijn er aspecten in je onderzoek die je van tevoren niet had verwacht?

“Ja, we hadden geen rekening gehouden met de mensen bij wie je wel start met een operatie, maar waarbij de ziekte toch uitgebreider is dan verwacht. Dan moet je stoppen met de operatie zonder dat je eigenlijk begonnen bent om de tumor te verwijderen. Omdat we over deze groep mensen niets hadden geschreven in ons studieprotocol, moesten we deze groep mensen (8%) wel meenemen in de analyses. Daarnaast heb ik deze groep verder vervolgd. En wat blijkt? Ze blijken allemaal heel divers behandeld

te zijn. Dat komt omdat we niet weten wat de beste behandeling voor deze groep is. Leven deze mensen langer, als je toch doorgaat met de chemotherapie of heeft dat geen zin? Wat de beste behandeling is, zouden we graag verder willen onderzoeken.”

Wat mooi dat er vanuit een zogenaamde toevalsbevinding een mooi vervolgonderzoek gaat komen! Hoe ben je - naast je drukke baan als gynaecoloog - in dit onderzoek geraakt?

“Ik had een aanvraag voor dit onderzoek met de PlasmaJet ingediend en dit werd gehonoreerd door ZonMw. Dit was de basis van mijn promotieonderzoek. Na mijn fellowship in het Erasmus MC ben ik als gynaecoloog in ASz begonnen. Verder heb ik in het Erasmus MC een aanstelling van 0,2 FTE die ik kon gebruiken voor het doen van onderzoek.”

Heb je tijdens je werk als gynaecoloog in het ASz ook aan je onderzoek gewerkt?

“Nee, niet aan mijn eigen onderzoek. Om het onderzoek af te ronden kwam dat toch neer op avond- en weekendwerk. Inmiddels hebben we vanuit de 1% regeling van het MSB wel onderzoekstijd. Deze tijd gebruiken we om mee te doen met veel andere doelmatigheidsonderzoeken.”

Hoe heb je jezelf ertoe gezet om je onderzoek af te ronden?

“Allereerst vond ik dat ik het aan de patiënten verplicht was. Geen enkele patiënt heeft gevraagd om deze ziekte te krijgen, en dan doen ze ook nog mee met mijn onderzoek. Daarnaast is het gemeenschapsgeld waardoor ik ook vond dat ik verantwoording moest afleggen aan de maatschappij, door het onderzoek af te ronden. Maar bovenal was het ook de lol die ik uit het doen van onderzoek haal. De samenwerking met andere ziekenhuizen, met andere disciplines (internist-oncologen, pathologen) en het begeleiden van masterstudenten en mijn eigen leertraject.”

Hoe was het thuisfront voor je?

“Dat heeft me ontzettend gesteund. Omdat ik in de avond- of weekenduren aan mijn promotie werkte, vraagt dat soms om het maken van keuzes. Voor mijn gezin probeerde ik er altijd te zijn en de leuke en belangrijke dingen samen met hen te doen.”

Wat was je hoogtepunt tijdens je promotieperiode?

“Dat waren er veel. Maar een bijzonder hoogtepunt was wel de voltooiing van de inclusies. En ik vond het gaaf om na al die digitale congressen weer eens fysiek bij een internationaal congres te kunnen zijn.”

Wat maakte dat zo leuk?

“Er lopen op een dergelijk congres allemaal oprecht geïnteresseerde mensen rond die graag de zorg willen verbeteren. Ik vond het heel leuk om met hen in gesprek te gaan naar aanleiding van de presentaties die ik mocht houden.”

En wat was het dieptepunt?

“Een echt dieptepunt was er niet. Wel dingen die je misschien anders had willen zien. Zo vielen de inclusies wat tegen in sommige centra. Bij een toekomstig multicenter chirurgisch onderzoek zou ik overwegen om zogenaamde ‘stopping rules’ in te bouwen, zodat centra geëxcludeerd kunnen worden bij bijvoorbeeld tegenvallende inclusies. Ik zou centra ook eerder betrekken bij het opstellen van het onderzoeksprotocol. Je hoopt daarmee dan een gezamenlijke verantwoordelijkheid te creëren voor je onderzoek. Een andere tegenvaller was dat de PlasmaJet een aantal keer is gebruikt, terwijl de patiënt in de controlegroep zat. Voor de individuele patiënt is het heel begrijpelijk, als je toch de PlasmaJet gebruikt in de hoop om tot een beter operatieresultaat te kunnen komen. Echter, voor de kwaliteit van het onderzoek is het zeker niet goed en dit heeft uiteraard tot de nodige gesprekken geleid met de desbetreffende onderzoekers.”

Wat zijn je tips aan toekomstige promovendi?

“Zie je promotie als een levenservaring. Ik heb er zoveel van geleerd! Bijvoorbeeld de aandacht voor mensen met lage gezondheidsvaardigheden. Moeten we daarom niet bij elke schriftelijke uitleg over de studie een filmpje toevoegen om een diversere groep deelnemers te verkrijgen?”

We danken Gatske voor het delen van haar ervaringen en wensen haar heel veel succes met het vervolg van het onderzoek. We zullen er ongetwijfeld weer over berichten in een volgende WASz!

Hora est! Maar Gatske blijft nog onderzoek doen in het Albert Schweitzer na haar promotie!

Statistici bedankt!

De rubriek 'Statistiek quiz' was sinds 2020 een vaste rubriek in ons wetenschapsblad. Even snel je statistiekkennis testen met een paar korte quizvragen. Als redactie willen we de statistici die deze vragen al die jaren hebben bedacht graag hartelijk bedanken: Sara Baart, Sten Willemse en Joost van Rosmalen.

Helaas zullen ze vanaf 1 mei hun werkzaamheden voor het ASz niet meer voortzetten. Het ASz huurde hen in vanuit het Erasmus MC. Vanwege een gebrek aan capaciteit heeft het Erasmus MC dit contract helaas niet meer kunnen verlengen. Heb je suggesties voor het oplossen van dit ‘statistiekvacuüm’ of ken je namen van mensen voor de statistische ondersteuning? Mail deze dan naar wetenschap@asz.nl

In deze WASz-editie hebben we een alternatief voor de statistiekquiz: 'Test je antibioticakennis' (zie pagina 13). Mocht je als lezer ideeën hebben voor rubrieken of andere WASz-onderdelen, deel ze vooral met ons via tijdschrift.wasz@asz.nl!

Sten Willemsen
Sara Baart
Joost van Rosmalen

Temperatuurstrategie na circulatiestilstand en de impact op overleving en ondersteuning

Koude keuzes na reanimatie

Susanne Hoksbergen is IC-verpleegkundige en is opgeleid tot circulation practitioner. In het kader van deze opleiding heeft zij onderzoek gedaan naar temperatuur-strategieën op de IC na een circulatiestilstand. We vroegen Susanne naar het wat en hoe van haar onderzoek, en natuurlijk ook naar de resultaten. Susanne schetst als eerste een achtergrondbeeld bij haar onderzoek.

Susanne Hoksbergen Susanne Hoksbergen is verpleegkundige op de Intensive Care van het Albert Schweitzer ziekenhuis. Sinds oktober 2023 is zij ook circulation practitioner.

“De impact is groot als iemand buiten het ziekenhuis te maken krijgt met een circulatiestilstand (als het bloed niet meer normaal in het lichaam wordt rondgepomp). Statistieken van de Nederlandse Reanimatie Raad laten zien dat wekelijks ongeveer 300 mensen worden getroffen door een dergelijke gebeurtenis. Slechts één op de vier van hen overleeft een circulatiestilstand buiten het ziekenhuis, dit komt neer op 20 tot 25 overlevenden per 100 gevallen. Deze cijfers benadrukken het belang van adequaat en tijdig (medisch) handelen.

Bij post-reanimatie-patiënten wordt Target Temperatuur Management (TTM) toegepast. Deze behandelaanpak omvat het koel houden van de lichaamstemperatuur gedurende een specifieke periode na reanimatie. Het doel van TTM is om de stofwisseling en het zuurstofverbruik van het lichaam te verminderen, waardoor de kans op verdere schade aan het weefsel verkleind wordt.

De bestaande literatuur biedt geen eenduidig antwoord over wat de optimale koeltemperatuur is en welke specifieke patiëntenpopulatie het meest baat heeft bij post-reanimatie-koeling. In het ASz is tot op heden bij verschillende temperaturen gekoeld. We weten echter nog niet wat de meest effectieve behandeling is voor postreanimatie patiënten.”

Vandaar dus jullie onderzoek?

“Ja, ik heb dit onderzoek opgezet opgezet en uitgevoerd om inzicht te krijgen in de resultaten bij post-reanimatie patiënten, die zijn gekoeld op 33°C en 36°C. De primaire uitkomstmaat was mortaliteit en de secundaire uitkomstmaat was mate van hemodynamische ondersteuning.”

Hoe zag het onderzoek er precies uit?

“Het onderzoek is uitgevoerd als een single center retrospectief onderzoek in het ASz. Hiervoor is goedkeuring verkregen van de Wetenschappelijk onderzoek en Advies Commissie (WOAC).

In het ASz worden post-reanimatie patiënten volgens een vastgelegd protocol gekoeld met behulp van het Arctic Sun™systeem. Dit systeem zorgt samen met Arctic Gel™-pads voor non-invasieve temperatuurregulatie en -bewaking voor volwassen patiënten. De patiënttemperatuur wordt nauwlettend in de gaten gehouden via een sensor, waarbij automatische aanpassingen worden gemaakt om de vooraf ingestelde temperatuur te handhaven.

Dit onderzoek is een pre-en-post-studie. Tot december 2019 werden patiënten gekoeld op een streeftemperatuur tussen 33°C en 34°C, waarbij de temperatuur werd aangepast bij tekenen van hemodynamische instabiliteit.

Vanaf januari 2020 werden alle patiënten conform het vernieuwde protocol gekoeld tot 36°C. Dit protocol was vernieuwd omdat er weinig wetenschappelijk bewijs was voor de effectiviteit van koelen tot 33°C, en ook omdat patiënten vaker hemodynamisch instabiel lijken te zijn bij lagere temperaturen.

Voor het onderzoek werden alle patiënten van 18 jaar of ouder opgenomen in de database, als de geregistreerde opnamereden een circulatiestilstand buiten het ziekenhuis en/of reanimatie buiten het ziekenhuis was, en ze gekoeld werden met het Artic Sun-systeem. Deze patiënten werden verdeeld in groepen op basis van het op dat moment geldende protocol voor postreanimatie koeling: 33°C of 36°C. Als een patiënt initieel werd gekoeld op 33 graden, maar dit op basis van hemodynamische instabiliteit niet verdroeg, en daarom op een hogere lichaamstemperatuur werd gehouden, werd deze gecategoriseerd als 33°C-switch.”

Wat waren de bevindingen?

“We hebben 164 patiënten geïncludeerd: 28 patiënten in de 33°C-groep, 59 in de 36°C-groep en 77 patiënten in de 33°Cswitch groep. Bij de analyse van de basiskenmerken van de drie patiëntengroepen zijn verschillen waargenomen. Geslacht, BMI en het initieel schokbaar ritme bleken significant te verschillen tussen de groepen. Als primaire uitkomstmaat werd gekeken naar het verschil in mortaliteit. De totale mortaliteit van de patiëntengroep bedroeg 48,2%. De initiële analyse toonde geen significante verschillen aan tussen de koelgroepen. Van mogelijk klinisch belang is dat de mortaliteit in de 33°C-groep 61% bedroeg, in vergelijking met 39% in de 36°C-groep en 51% in de 33°C-switchgroep. Er zijn logistische regressieanalyses uitgevoerd op de mortaliteitscijfers. Hiervoor zijn

de variabelen geslacht, BMI en initieel schokbaar ritme gebruikt. Zowel geslacht als het initiële schokbaar ritme lijken een significante associatie te hebben met de sterfte. Er werd geen significant verband gevonden tussen BMI en sterfte. Ook werden er geen significante verschillen gevonden tussen de drie patiëntengroepen voor wat betreft de opnameduur op de IC in het ziekenhuis.”

Wat zijn de belangrijkste conclusies?

“In de studie hebben we onderzocht of er een verschil is in sterfte en hemodynamische ondersteuning bij post-reanimatie patiënten op de IC, afhankelijk van de toegepaste koeltemperatuur (33°C versus 36°C). Tussen de groepen was er geen significant verschil. Echter absoluut gezien waren er wel degelijk verschillen, in de 33°C-groep bleek de sterfte hoger (61%) vergeleken met de 36°C-groep (39%). Geslacht en het initiële ritme vertoonden significante verbanden met sterfte, terwijl het verband met BMI minder duidelijk was. Het is van belang op te merken dat de groepen relatief klein zijn, wat mogelijk betekent dat bij grotere groepen geen verschillen kunnen worden aangetoond of dat de verschillen duidelijker zouden kunnen zijn.”

Welk vervolgonderzoek is nodig?

“Om meer inzicht te krijgen in mogelijke verschillen in mortaliteit en hemodynamische ondersteuning tussen post-reanimatie patiënten die zijn gekoeld op 33°C en 36°C, wordt de uitvoering van een prospectieve, gerandomiseerde klinische studie aanbevolen. Een zorgvuldige afweging van inclusie- en exclusiecriteria is hierbij essentieel om een homogene patiëntenpopulatie te waarborgen en accurate resultaten te krijgen. Ook is het in toekomstige onderzoeken aan te raden om te streven naar een grotere steekproefomvang, bijvoorbeeld door een samenwerking met meerdere centra. Zo kan de statistische kracht vergroot worden en kunnen meer solide conclusies getrokken worden. Dit zou de betrouwbaarheid van de resultaten verder versterken en een breder scala aan analyses en subgroep-vergelijkingen mogelijk maken.”

Doen jullie nog andere aanbevelingen? “Jazeker. Zo zal het implementeren van gestandaardiseerde documentatieprocedures voor return of spontaneous circulation, hoeveelheid adrenaline pre-hospitaal, neurologische status en ambulanceoverdracht, bijdragen aan de consistentie, de betrouwbaarheid en de kwaliteit van de medische verslaglegging. En dit zal op zijn beurt resulteren in een verbeterde patiëntenzorg en een solide basis bieden voor toekomstige analyses en onderzoek.”

Meer weten?

Wil je het volledige onderzoek lezen? Stuur dan een e-mail naar tijdschrift.was@asz.nl Je krijgt dan het onderzoeksverslag.

‘Een tweede leg’ voor het Wetenschapsbureau

Anneke Zanting

Anneke Zanting is hoofd Leerhuis in het Albert Schweitzer ziekenhuis.

In het vorige WASz-nummer blikte Joke Bosch terug op 10 jaar ‘Nieuws van het Wetenschapsbureau’. Ze schreef hiermee tegelijkertijd haar laatste stuk in deze WASz-rubriek. Voor dit nummer hebben we Anneke Zanting (manager Leerhuis) gevraagd een vooruitblik te schrijven. Ze schreef het artikel hieronder met het motto ‘een tweede leg’. Lees verder en begrijp wat ze hiermee bedoelt.

Tijdens het schrijven van dit stuk kreeg ik meteen de associatie van ‘een tweede leg’. Misschien heeft het te maken met de lente die voorzichtig is begonnen. De vogels fluiten er lustig op los, de nestjes worden gemaakt en de eieren gelegd. En als deze uitgave van de WASz zo rond de zomer het levenslicht ziet, is menig vogel al aan de tweede leg begonnen. En juist dát geldt ook voor het Wetenschapsbureau.

Gouden eieren

In het vorige nummer van WASz schreef Joke Bosch haar laatste stuk als wetenschapscoördinator. Zij blikte terug op zo’n 10 jaar wetenschap in het ASz. Ze beschreef de gouden eieren die in die

periode voor en door de wetenschap zijn gelegd. Het bleken er heel wat te zijn. Zo ontstonden er de externe samenwerkingsverbanden STZ, mProve en Beterketen, en de interne netwerkactiviteiten zoals het promovendinetwerk, het research medewerkers-netwerk, het Wetenschapevent en de wetenschapslunches. Maar denk ook aan het Studie Management Systeem (SMS) van Castor dat het daglicht zag, en werkwijzen voor onderzoek die werden vastgelegd in Standard Operating Procedures (SOPs). Verder konden onderzoekers op een zeker moment methodologisch en statistisch advies inwinnen en scholing volgen in Good Clinical Practice (GCP), statistiek, presenteren en het schrijven van wetenschappelijk Engels. Ook financieel werden er geen windeieren gelegd. Vanuit het Wetenschapsfonds kwam 1 miljoen euro beschikbaar voor inmiddels verstrekte stipendia en aangestelde promovendi. En het jongste kuiken uit het nest kwam in deze periode ook uit het ei: verpleegkundig onderzoek.

De tweede leg Vanaf afgelopen januari is er weer een nieuw team van het Wetenschapsbureau. De collega’s van het team hebben zich al voorge-

steld via een nieuwsbrief en op intranet. Het team bezoekt onderzoekers ter kennismaking en om adviesvragen in te winnen. Als je nog geen kennis gemaakt hebt en je wil dit wel? Mail dan naar

*Wetenschap of bel naar 41783

Op de foto van linksboven naar rechtsonder: Anneke Zanting, Leon Evera, Roelien Bennink, Frédérique Planken, Mariëlle van Alebeek-Bouterse, Mirjam Struijk en Suzanne van den Toren.

Wat is verder nieuw?

De start van het team valt samen met meer ontwikkelingen. Zo is er een nieuw wetenschapsbeleid 2024-2027. Dit beleid is gebaseerd op de strategie van ons ziekenhuis, een sterkte-zwakte analyse en de adviezen van de STZ-visitatie in 2022. De ambitie die de Wetenschapscommissie in dit beleid uitspreekt is om onderzoek te stimuleren met een passende cultuur en middelen. Hierbij zijn de volgende vier doelen gesteld.

1. Onderzoekers delen kennis en ervaring.

2. We bevorderen zowel bestaand als startend weten schappelijk onderzoek.

3. Wetenschappelijk onderzoek doen we samen.

4. We bewaken kwaliteit en rechtmatigheid van wetenschappelijk onderzoek.

Het wetenschapsbeleid kun je lezen op intranet.

Een andere ontwikkeling is het werken met het nieuwe SMS, PaNaMa (zie pagina 6). De vorige leverancier Castor is gestopt met het aanbieden van het eerdere SMS. Overigens blijft het data-

managementsysteem Castor EDC wel in gebruik. Het omzetten van Castor naar PaNaMa lijkt misschien een simpele actie waarbij met één druk op de knop wordt geswitcht naar het nieuwe systeem. We willen wel graag dat jullie dit als gebruiker zo ervaren, maar achter de schermen is het complexer om alle processen te definiëren en operationeel te maken. Dit ei was dus niet zomaar gelegd. We hebben gemerkt dat zowel de leverancier, als andere ziekenhuizen in dezelfde situatie hiermee worstelden.

In overleg met de WOAC en de Wetenschapscommissie is het proces voor toetsing van lokale uitvoerbaarheid anders ingericht om dit efficiënter en sneller te laten verlopen. Ook dat is een proces achter de schermen geweest.

Onze plannen

We merken dat niet iedereen voor (het opstarten van) onderzoek de weg naar het Wetenschapsbureau weet te vinden. Dat willen we anders. We zullen de komende tijd werken aan onze communicatie en aangeven waarmee we je kunnen helpen. Vanuit de aanvragen voor transformatiegelden voor realisatie van het Integraal Zorgakkoord (IZA), zien we een beweging vanuit de STZ- en mProve-ziekenhuizen om de effecten van zorgverbetertrajecten aan te tonen met wetenschappelijk onderzoek. Dat is iets om in de gaten te houden en waar mogelijk aan te haken.

Tot slot

Het Wetenschapsbureau zit niet in het ziekenhuis zelf, maar in de kantorenflat. Wij willen zoveel mogelijk naar jullie toe komen en aansluiten bij onderzoekers en onderzoekmedewerkers. Heb je daarom ideeën voor verbetering? Wij horen ze graag, via onze mailbox, een telefoontje of - liever nog - bij een kopje koffie op jullie afdeling, poli of andere werkplek. Mogelijk leidt dit tot het ei van Columbus. Of om in ASz-termen te spreken, het ei van Albert!

Afwijkende CT-scan bij een niet-opknappende longontsteking

Casusbespreking

Een jonge man met een blanco voorgeschiedenis presenteerde zich op de SEH in verband met kortademigheid en koorts. Deze klachten bestonden sinds tien dagen. Vanwege een verdenking op een longontsteking (pneumonie) werd de patiënt sinds twee dagen antibiotisch behandeld metamoxicilline/clavulaanzuur, maarhij knapte niet op. Er waren anamnestisch geen aanwijzingen voor een specifieke etiologie van de longontsteking Patiënt gaf aan niet in het buitenland geweest te zijn, geen contact te hebben met vogels, en geen sauna's, zwembaden of vakantiehuisjes te hebben bezocht. Bij het lichamelijk onderzoek was er sprake van een snelle ademhaling met verminderd ademgeruis over de onderste longvelden en hypoxemie. De patiënt had 15 liter zuurstof via een zuurstofmasker nodig om de zuurstofsaturatie op peil te houden. Ook was er sprake van hypotensie en een tachycardie. Op de X-thorax werden vlekkerige afwijkingen van de longen gezien, passend bij een pneumonie. De patiënt werd opgenomen op de afdeling longgeneeskunde en behandeld met doxycycline. In de eerste 24 uur na opname verslechterde de patiënt en werd

Mattheo van den Dorpel en Laura Eurelings

Mattheo van den Dorpel is student Physician Assistant op de afdeling Intensive care. Laura Eurelings is AIOS Interne geneeskunde. Beiden zijn werkzaam in het Albert Schweitzer ziekenhuis.

hij opgenomen op de afdeling intensive care. Er werd een CTthorax verricht om de oorzaak van de verslechtering te achterhalen. Het volgend beeld werd gezien (Figuur 1).

Wat is uw diagnose, op basis van de anamnese, het beloop en het CT-beeld?

Het CT-beeld past het meest bij een ‘atypische’ pneumonie, zoals een M. pneumoniae pneumonie. Later op de dag bleek ook de mycoplasma pneumoniae PCR positief. Hiermee werd de diagnose mycoplasma pneumonie gesteld.

Achtergrondinformatie mycoplasma pneumoniae Microbiologie

M. pneumoniae is een bacterie uit de familie van de Mycoplasmateles. Uit de familie van de Mycoplasmateles is de Mycoplasma de meest voorkomende ziekteverwekker van infectieziekten bij de mens. Vanwege de kleine celdimensies van de M. pneumoniae werd aanvankelijk gedacht dat het een virus was, maar omdat M. pneumoniae geen cel van een gastheer nodig heeft om te overleven, valt de M. pneumoniae onder de bacteriën. De M. pneumoniae is een langzaam groeiende strikt aerobe bacterie. De M. pneumoniae heeft geen celwand, maar een celmembraan.

Epidemiologie

De M. pneumoniae is wereldwijd verspreid en komt in endemische en epidemische vormen voor. Gezien de beperkte beschikbaarheid en heterogeniteit van diagnostische tests is de prevalentie moeizaam te onderzoeken. M. pneumoniae kenmerkt zich door een cyclische epidemische opleving iedere drie tot zeven jaar.

Figuur 1. CT-thorax

M. pneumoniae verspreidt zich via aerosolen en met name in een omgeving waar mensen dicht op elkaar leven. M. pneumoniae verspreidt zich met name onder kinderen en jongvolwassenen of bij oudere patiënten1. Van de patiënten met een community acquired pneumonie in Nederland heeft 1-9% een M. pneumoniae pneumonie

Momenteel is er sprake van een toename van het aantal M. pneumoniae pneumonieën (Figuur 2). Sinds de herfst van 2023 is het aantal M. pneumoniae pneumonieën toegenomen, en in de winter is het hoogste aantal sinds 2005 gerapporteerd. De oorzaak van de toename is onduidelijk. De cyclische epidemieën worden gedeeltelijk veroorzaakt door variatie in subtypes van de M. pneumoniae en de genomische variatie van het P1 adherin molecuul (dat een belangrijke rol speelt bij binding van de M. pneumoniae aan de gastheercel). Opgebouwde immuniteit is niet voor levenslang. Het is onduidelijk of een terugkerende infectie het gevolg is van reactivatie of het gevolg is van de verschillende genetische subtypes van de M. pneumoniae2. Ook wordt gespeculeerd of de huidige toename het gevolg is van de covid-19 pandemie, maar tot op heden is hiervoor nog geen oorzakelijk verband gevonden.

Klinische presentatie

Een infectie met M. pneumoniae kenmerkt zich door een atypisch beloop ten aanzien van een typische pneumonie. Het atypische beloop kenmerkt zich door een vrij lange aanloop met meestal een mild en griepachtig ziektebeeld, ook wel een ‘walking pneu-

monia’ genoemd. Anamnestisch beginnen de klachten met een klassieke droge hoest, die in een aantal dagen kan evolueren tot een productieve hoest. Bij veel patiënten verdwijnen de klachten spontaan, en circa 20% van de infectie verloopt asymptomatisch. De hoest kan overgaan in een chronische hoest die lange tijd kan blijven bestaan. Bij een klein aantal van de patiënten ontstaat een atypische pneumonie waarbij de patiënt zich tussen de één en drie weken presenteert in het ziekenhuis. Er zijn geen specifieke symptomen bij lichamelijk onderzoek die kenmerkend zijn voor een ernstige M. pneumoniae pneumonie 1,2

Een M. pneumoniae-infectie wordt over het algemeen gediagnosticeerd door middel van een Polymerase Chain Reaction (PCR)test 1

Bij radiologisch onderzoek is er op de X-thorax vaak sprake van dubbelzijdige basale infiltraten. Op een CT-scan kan een beeld worden gezien van een bilaterale consolidatie, bronchovasculaire verdikking, nodulair infiltraten of lineaire opaciteiten uitgaande van de hilus (tree-in-bud sign). De sensitiviteit en specificiteit voor het radiologisch onderscheiden van een M. pneumoniae-pneumonie zijn wisselend2,6. Bij laboratoriumonderzoek is er vaak een beperkte stijging van het leukocyten-aantal en het CRP. Bij een ernstige M. pneumoniae zijn het CRP, leukocyten-aantal, ASAT, ALAT en lactaat dehydrogenase significant verhoogd2,8. Een klein deel (0.5-2%) van de M. pneumoniae-pneumonieën evolueert tot

Figuur 2. Bron: RIVM, geraadpleegd 16-3-2024

een ernstige M. pneumoniae-pneumonie, die zich presenteert als een patiënt met persisterende hoest, hoge koorts en hypoxemie. Extra-pulmonaire manifestatie van een M. pneumoniae zijn zeldzaam en omvatten in de meeste gevallen een encefalitis, meningitis of Stevens-Johnson-syndroom.

Behandeling

Omdat de M. pneumoniae geen celwand heeft, werken celwanddestructieve antibiotica zoals beta-lactam antibiotica (o.a. penicilline en cefalosporine niet. Een M. pneumoniae wordt behandeld met een macrolide, quinolone of een tetracycline. Bij volwassen patiënten in Nederland is een behandeling met doxycycline de eerste keus, de tweede keuze is macrolide. De behandelduur is veertien dagen2, .

Afloop casus

De patiënt is opgenomen op de intensive care en de behandeling met doxycycline is voortgezet. Door de ernst van het ziektebeeld en respiratoire insufficiëntie is patiënt geïntubeerd. Gedurende de opname knapte de patiënt op, kon gedetubeerd worden, en kon 19 dagen na de dag van opname uit het ziekenhuis ontslagen worden. Bij controle op de polikliniek werd er opnieuw een CTthorax verricht (zie Figuur 3). Hierbij is het eerdere uitgebreide longbeeld bijna geheel verdwenen.

Conclusie

Wees alert! Als zorgverlener is het belangrijk om op dit moment extra alert te zijn op de mogelijkheid van M. pneumoniae-pneumonie bij patiënten die komen met klachten van een pneumonie.

Referenties

1. Parija, S. C. (2012). Textbook of Microbiology & immunology (2nd edition). Elsevier.

2. Parrott, G. L., Kinjo, T., & Fujita, J. (2016). A Compendium for Mycoplasma Pneumoniae. Frontiers in Microbiology, 7, 513. https://doi.org/10.3389/fmicb.2016.00513

3. Jacobs, E., Ehrhardt, I., & Dumke, R. (2015). New insights in the outbreak pattern of the mycoplasma pneumoniae. International Journal of Medical Microbiology, 305(7), 705-708. https://doi.org/10.1016/j.ijmm.2015.08.021

4. Van Daalen, F. V., Boersma, W. G., van de Garde, E. M. W., van der Mooren, F. M., Roescher, N., Schouten, J. A., Sieswerda, E., Snijders, D., van der Veer, T., Verheij, T. J. M., Prins, J. M., & Wiersinga, W. J. (2024). Management of community acquired pneumoniae in Adults: the 2024 Practice Guidelines from the Dutch Working Party on Antibiotic Policy (SWAB) and Dutch Association of Chest Physician (NVALT). Geraadpleegd op 193-2024, van: https://swab.nl/nl/exec/file/download/271

5. Meyer Sauteur PM, Beeton ML; European Society of Clinical Microbiology and Infectious Diseases (ESCMID) Study Group for Mycoplasma and Chlamydia Infections (ESGMAC), and the ESGMAC Mycoplasma pneumoniae Surveillance (MAPS) study group. Mycoplasma pneumoniae: delayed re-emergence after COVID-19 pandemic restrictions. Lancet Microbe. 2024 Feb;5(2):e100-e101. doi: 10.1016/S26665247(23)00344-0. Epub 2023 Nov 23. PMID: 38008103.

6. Ren, Y., Wang, Y., Liang, R., Hao, B., Wang, H., Yuan, J., Wang, L., Guo, Z., & Zang, J. (2022). Development and validation of a nomogram for predicting Mycoplasma Pneumomiae pneumonie in adults. Nature portfolio Scientific Reports, 12, 21859. https://doi.org/10.1038/s41598-022-26565-5

7. Miyashita, N. (2022). Atypical Pneumonia: Pathophysiology, diagnosis and treatment. Respiratory investigation, 60, 56-67. Miyashita, N., Obase, Y., Ouchi, K., Kawasaki, K., Kawai, Y., Kobashi, Y., & Oka, M. (2007). Clinical features of severe Mycoplasma Pneumoniae pneumonia in adults admitted to an intensive care unit. Journal of Medical Microbiology, 56, 1625-1629. https://doi.org/10.1099/jmm.0.47119-0

8. Wiersinga, W. J., Bonten, M. J., Boersma, W. G., Jonkers, R. E., Aleva, R. M., Kullberg, B. J., Schouten, J. A., Degener, J. E., van de Garde, E. M. W., Verheij, T. J., Sachs, A. P. E., & Prins, J. M. (2017). Management of community-acquired pneumonia in adults: 2016 guideline update from the Dutch working party on antibiotic policy (SWAB) and Dutch association of chest physicians (NVALT). SWAB. Geraadpleegd op 16-1-2023, van https://swab.nl/exec/file/download/83

Figuur 3. CT-thorax, zes weken na ontslag

Jasmijn Sleutjes

‘Geen enkele IBD-patiënt wist dat er een groter risico is op hart- en vaatziekten’

Jasmijn verdedigde eind vorig jaar haar proefschrift over inflammatoire darmziekten en hartziektes. Nu dit onderzoekstraject achter haar ligt, kijken we er in alle rust met haar op terug. Natuurlijk waren we benieuwd naar het onderwerp van haar studie en naar de belangrijkste bevindingen, maar ook wilden we weten hoe het schrijven van het proefschrift verliep en hoe ze deze lange en intensieve periode heeft ervaren.

Jasmijn Sleutjes

Jasmijn Sleutjes is AIOS maag-, darm- en leverziekten, en werkte als ANIOS Interne Geneeskunde in het Albert Schweitzer ziekenhuis. Momenteel is ze werkzaam in Delft, als AIOS Maag- Darm- en Leverziekten. Ze promoveerde in oktober 2023 op het proefschrift 'Cardiovascular risk in patients with inflammatory bowel disease’.

Waarover gaat je promotieonderzoek?

“Over hart- en vaatziekten bij patiënten met IBD (inflammatory bowel disease oftewel inflammatoire darmziekten, zoals Colitis ulcerosa of de ziekte van Crohn). Mensen met inflammatoire darmziekten zijn vaak al op jonge leeftijd chronisch ziek. We weten al langer dat het hebben van een dergelijke darmziekte een risicofactor is voor trombotische complicaties, zoals een longembolie of een trombosebeen. Hart- en vaatziekten waren lang een onderbelicht thema bij patiënten met IBD. Terwijl juist aandacht hiervoor erg belangrijk is, omdat ook deze comorbiditeiten een grote invloed hebben op de kwaliteit van leven. Het interessante hierbij is, dat het verhoogde risico op hart- en vaatziekten niet wordt verklaard door de ‘traditionele’ risicofactoren zoals roken en overgewicht. Een van de hypotheses is dat het verhoogde risico ontstaat door de chronische inflammatie die aanwezig is bij patiënten met inflammatoire darmziekten. Ondanks behandeling van deze inflammatie kun je dit risico nooit helemaal wegnemen. Dus dan is de vraag wat je wél kan doen om het risico te verminderen. Belangrijk is zeker om direct adviezen te geven over een gezonde leefstijl, want ook in deze populatie zal een gezondere leefstijl helpen om het risico op hart- en vaatziekten te verminderen. Gelukkig komt er steeds meer onderzoek naar hart- en vaatziekten in deze populatie, en is er ook steeds meer interesse vanuit verschillende vakgebieden. In het begin van mijn promotietraject was er nog relatief weinig aandacht voor, maar nu zijn we bijvoorbeeld gevraagd om hier iets over te vertellen in een podcast en heeft een van mijn collega’s ook een presentatie op een groot Europees congres gegeven.”

Hoe ben je bij dit onderzoek terechtgekomen?

“Ik heb als geneeskundestudent mijn wetenschapsstage bij de maag-, darm- en leverziekten in het Erasmus MC gedaan. Deze wetenschapsstage beviel van beide kanten heel goeden daarom mocht ik doorgaan met promotieonderzoek. Het onderwerp van mijn onderzoek (hart- en vaatziekten in IBD) sprak mij erg aan. Het was voor mij destijds een nieuw en uitdagend onderwerp en ik vind de populatie van IBD-patiënten leuk. Het onderzoek heeft natuurlijk ook raakvlakken met de interne geneeskunde, en voor mij was dat een voordeel omdat ik ook nog twijfelde tussen de interne geneeskunde en de MDL-richting. Uiteindelijk werd het dit laatste!”

Je hebt in Maastricht gestudeerd, hoe kwam je hier terecht?

“Ik ben afkomstig uit de regio Maastricht en ben daar inderdaad ook gestudeerd. Iemand die ik kende van de studie was ook onderzoek gaan doen in Rotterdam en vertelde me dat het ontzettend leuk en interessant was om onderzoek te doen in een groot centrum. Toen het tijd was om een wetenschapsstage te zoeken,

heb ik ervoor gekozen om deze in Rotterdam te gaan doen. Het leek me ook leuk om op een nieuwe plek te gaan wonen en werken. En verder staat het Erasmus MC ook goed aangeschreven voor wat betreft wetenschappelijk onderzoek. Ik heb geen seconde spijt gehad van deze beslissing!”

Wat waren de belangrijkste bevindingen van je promotieonderzoek?

“We wisten al dat het risico op hart- en vaatziekten verhoogd is bij patiënten met IBD, mogelijk is dit gedeeltelijk te verklaren door de inflammatie. De inflammatie bij IBD-patiënten kunnen we bestrijden met verschillende medicijnen. Anderzijds weten we dat medicijnen ook bijwerkingen hebben. We hebben onderzocht of de medicijnen die vaak worden gebruikt bij IBD-patiënten mogelijk een nadelig effect hebben op cardiovasculaire risicofactoren. We zagen bijvoorbeeld dat prednison en tofacitinib (een JAK-remmer) ervoor zorgden dat de lipidenwaarden in het bloed van patiënten stegen. Bij een aantal andere medicamenten zagen wij dit niet. Anderzijds is de keuze van een medicament natuurlijk van een heleboel andere factoren afhankelijk, maar het is goed om hiervan kennis te hebben.

Ook hebben we in een studie IBD-patiënten gescreend op cardiovasculaire risicofactoren. Hieruit bleek dat er een discrepantie bestaat tussen het verhoogde risico dat IBD-patiënten hebben, en de risico-inschatting. De risico-inschatting via SCORE (Systematic COronary Risk Evaluation) zorgt mogelijk voor een onderschatting van het risico op hart- en vaatziekten. Dit lijkt te komen doordat overgewicht en hypercholesterolemie minder vaak voorkomen, terwijl hypertensie en hypertriglyceridemie juist vaker voorkomen bij IBD-patiënten. Een directe oplossing hebben we hier niet voor.

Wat in andere vakgebieden soms wordt gedaan, is bij de risicoinschatting een extra factor toevoegen. Bijvoorbeeld bij patiënten met reuma (reumatoide artritis), daar wordt geadviseerd om de risico-inschatting te vermenigvuldigen met een factor 1,5. Belangrijk is verder ook de bewustwording bij MDL-artsen, huisartsen en andere zorgmedewerkers dat er bij deze patiënten een verhoogd risico is op hart- en vaatziekten. Ook voor patiënten is deze bewustwording belangrijk. Bijna geen enkele patiënt die ik sprak, wist dat ze door hun ziekte een groter risico hebben op harten vaatziekten. Voor patiënten kan dit er soms voor zorgen dat ze meer gemotiveerd zijn om extra op hun levensstijl te letten.”

Is er in je promotietraject nog iets onverwachts gebeurd? “Jazeker. Een van de studies - een multicenter trial waarvoor we een subsidie hadden gekregen - is helaas niet gelukt. Dit was een studie naar de veiligheid en effectiviteit van een bepaald middel, een JAK-remmer voor IBD-patiënten. Echter, in de tussentijd waren er al veiligheidswaarschuwingen langsgekomen voor dit middel, er zouden bij het gebruik van dit middel veneuze trombo-embolieën kunnen ontstaan. Daardoor werd het middel minder voorgeschreven, en werd er steeds vaker een andere JAK-remmer voorgeschreven. Hierdoor liep de inclusie niet goed en moest de studie gesloten worden, omdat de patiëntenaantallen niet meer haalbaar waren.

Ook de covid-19-pandemie had effect op mijn promotieonderzoek. Onderzoek werd lastiger omdat opeens veel afspraken telefonisch waren, en je voor een goede cardiovasculaire screening, een patiënt natuurlijk wel fysiek op de poli moet kunnen zien. Ik ben wel heel blij dat ik in het eerste gedeelte van mijn promotieonderzoek - vóór covid-19 - wel een aantal congressen heb mogen bezoeken. Congresbezoek is zo ontzettend leerzaam en zorgt voor veel nieuwe ideeën, dat had ik echt niet willen missen.”

Tot slot: hoe heb je de promotieplechtigheid ervaren?

“Het was een ontzettend mooie dag. Ik had twee weken voor de openbare verdediging gelukkig de tijd om alles nog even door te nemen, dus ik was niet echt zenuwachtig. De dag zelf was ik wel nerveus, maar toen we van start gingen heb ik ervan genoten! Ik had een leuke, gevarieerde promotiecommissie, met onder anderen natuurlijk een MDL-arts, maar ook een hematoloog, een vasculair laborant en een epidemioloog. Hierdoor werden leuke en interessante vragen gesteld, en ontstond echt een dialoog. Na mijn promotie had ik drie maanden vrij en ben ik gaan backpacken, onder andere in Indonesië en Japan. Dat was echt wel een ontzettend fijne afsluiting.”

Het mooie werk van een researchverpleegkundige

Celine van Houdt-Schippers

Celine van Houdt-Schippers is werkzaam als researchverpleegkundige bij het MS-Centrum en als regieverpleegkundige op de verpleegafdeling neurologie van het Albert Schweitzer ziekenhuis.

Celine werkt sinds 2020 in het ASz als researchverpleegkundige bij het MS-Centrum en als regieverpleegkundige op de verpleegafdeling neurologie. Als researchverpleegkundige is ze samen met haar collega verantwoordelijk voor diverse onderzoekgerelateerde taken.

Het werk van researchverpleegkundige is nog redelijk onbekend onder verpleegkundigen binnen het ASz. Celine is enthousiast over haar werk en wil dit graag overbrengen naar andere verpleegkundigen. Ze vertelt ons daarom graag over haar mooie functie.

Hoe ben je betrokken geraakt bij onderzoek?

“Ik heb altijd al affiniteit met neurologie gehad, en in het bijzonder MS. Dit heeft mijn interesse voor de research gestimuleerd. In 2020 werd ik benaderd voor deze functie. Ik wist op dat moment eigenlijk niet welke taken ik als researchverpleegkundige zou krijgen, maar dat zou wel blijken. Ik kreeg gelukkig de mogelijkheid om de WMO-GCP-training te volgen. Hierna was ik klaar om van start te gaan.”

Wat maakt je enthousiast over het werk?

“Het is interessant, afwisselend en uitdagend. Verder is het voor mij als regieneurologieverpleegkundige ook een verrijking van mijn kennis en kunde. Op een verpleegafdeling ben je vooral praktisch bezig, terwijl bij onderzoek het werk eerder theoretisch is en gericht op de toekomst. Door wetenschappelijk onderzoek kunnen behandelingen steeds meer gespecificeerd en verbeterd worden, en kan ook het verloop van een aandoening beter voorspeld worden.

Ik hoop dat door dit artikel mijn collegaverpleegkundigen net zo enthousiast worden als ik en dat ook zij gaan bijdragen aan wetenschappelijk onderzoek in het ASz. Het is een mooie kans om je te kunnen ontwikkelen en deel uit te kunnen maken van de ontwikkelingen in de gezondheidszorg.”

Wat doet een researchverpleegkundige?

“Je bent dan de spin in het web van onderzoek doen. Zo onderhoud ik via mail of telefonisch contact met alle betrokkenen bij de studie, denk hierbij aan arts-onderzoekers, artsen of researchverpleegkundigen uit andere centra. Maar ook is er nauw contact met de betrokkenen in het ASz. Ik spreek regelmatig met collega’s bij radiologie, het laboratorium of het wetenschapsbureau, en met MS-verpleegkundigen en MS-neurologen. Daarnaast heb ik ook regelmatig patiëntencontact, hetzij telefonisch of per mail. Contact met patiënten is er ook op de polikliniek. Zo vinden bij de meeste studies iedere paar maanden visites plaats. Je neemt dan als researchverpleegkundige studie-gerelateerde testen

af. Door deze visites zie je de deelnemende patiënten regelmatig terug, dit zorgt voor een band. Naast het onderhouden van contact, ben ik ook een groot deel van mijn tijd bezig met het invoeren van data. Zo moeten de gegevens van de tetst die tijdens visites zijn afgenomen, ingevoerd worden in de database. Nauwkeurigheid hierbij is van groot belang. Tussentijds vinden er monitorvisites plaats. Hierbij wordt door een externe partij gecontroleerd of alle vereiste handelingen verricht zijn en de ingevoerde data op orde zijn. Indien dit niet het geval is, zorg je er als researchverpleegkundige voor dat alles compleet en kloppend gemaakt wordt.”

“Ik hoop dat mijn collegaverpleegkundigen over wetenschappelijk onderzoek net zo enthousiast worden als ik”

Bij welke studies ben je nu betrokken?

“Het MS-centrum doet mee in een aantal studies. Twee studies die ik graag uitlicht zijn de SPIN-P-studie en de Noisy Rebelsstudie. De SPIN-P-studie richt zich op primair progressieve multiple sclerose (PPMS)-patiënten. Onderzocht wordt of deze patiënten baat hebben bij een behandeling met ontstekingsremmers. PPMSpatiënten lijken minder ontstekingen in het zenuwstelsel te hebben in vergelijking met mensen met relapsing remitting multiple sclerose (RRMS). De studie onderzoekt het

voorkomen van ontstekingen bij PPMSpatiënten. Dit wordt onderzocht door het afnemen van bloed-, hersenvocht- en/of ontlastingstesten. Bij deze studie ben ik betrokken bij de invoer van data en zie ik patiënten tijdens visites. Inmiddels kunnen er geen nieuwe patiënten meer geïncludeerd worden, maar dit betekent niet dat de studie al klaar is.

Een andere studie die recent gestart is, is de Noisy Rebels-studie. Dit onderzoek vergelijkt de werking en veiligheid van MSmedicaties Ocrelizumab en Rituximab. Het is een hele andere vorm van wetenschappelijk onderzoek. Als researchverpleegkundige heb je hierbij weer andere taken en verantwoordelijkheden. Ik heb bij deze studie meer een informerende rol. Ik kan een patiënt voor deelname inhoudelijk informeren over de studie en hun vragen beantwoorden. Als de patiënt besluit deel te nemen, geef ik uitleg rondom het tekenen van het informed consent. Ik randomiseer de patiënt in het systeem en zorg dat alle betrokken partijen geïnformeerd worden over de eerstvolgende afspraak op de dagbehandeling.”

Wat zou je de lezer nog willen vertellen? “Wil je meer weten over dit mooie werk, of wil je een keer echt ervaren hoe het werk is, kom gewoon eens langs! Mail naar c.e.schippers@asz.nl, dan vertel ik je nog meer over mijn werk als researchverpleegkundige en neem ik je graag een keer mee in mijn dagelijks werk.”

In deze rubriek wordt een belangrijk boek uit ons vakgebied onder de loep genomen. Dit keer recenseert Mariette Sebregts (adviseur Arbo en Vitaliteit) een praktisch boek over onregelmatige werktijden en gezondheid. Voor collega’s met avond- of nachtdiensten een aanrader! Maar ook voor anderen een inzichtverrijkend boek.

Werken in de nacht of juist laat naar bed na een avonddienst, velen van ons hebben ermee te maken. Als je op onregelmatige tijden werkt, merk je dat dit wat doet met je energie, en misschien wel wat met je gezondheid. Heb je een opgeblazen gevoel, darmklachten of kom je makkelijker aan in gewicht? Dit heeft alles te maken met een verstoring van je biologische ritme, het interne ritme van je lichaam. Logisch dat je jezelf dan afvraagt wanneer je het beste wat kunt eten als je in de onregelmatige dienst werkt. Daar gaat dit boek over.

De auteurs schrijven over de wetenschappelijke onderbouwde theorie van de biologische klok in je lichaam en laten zien hoe je de negatieve gevolgen van onregelmatig werken in de hand kunt houden. Het verschil tussen goed eten en gezond eten wordt verklaard, en verder is ook het moment van eten bepalend, zo schrijven ze.

“Zo wordt je je meer bewust van wat je zelf kunt doen om minder vermoeid uit de onregelmatige diensten te komen en meer energie over te houden voor je privéleven”

Het boek is aan te raden omdat het duidelijk uitlegt wat er in je lichaam gebeurt als je werkt in onregelmatige diensten, het verklaart eventuele klachten die je ervaart als gevolg van het niet eten van de juiste voeding op het juiste moment. Zo wordt je je meer bewust van wat je zelf kunt doen om minder vermoeid uit de onregelmatige diensten te komen en meer energie over te houden voor je privéleven. Het is ook nog eens een lekker praktisch boek. Zo kun je op basis van de informatie een eigen voedingsplan maken. Kortom: een aanrader (en te leen in de bibliotheek)!

Mariette Sebregts - Adviseur Arbo en Vitaliteit

In 250 woorden

Het ritme van eten, alles over eten en drinken bij onregelmatige diensten.

Elly Kaldenberg en Gerda Pot Uitgeverij 2424FITBV ISBN 9789090376301

Spoedeisende Hulp

De collega’s van de afdeling Spoedeisende hulp

In de rubriek ‘In the spotlight’ zetten we telkens de schijnwerpers op één van de vele afdelingen van het ASz. We belichten de mensen die er werken en het werk dat ze doen, met natuurlijk ook aandacht voor het wetenschappelijk onderzoek. Dit keer staat de afdeling Spoedeisende Hulp in het licht en besteden we extra aandacht aan het wetenschappelijk onderzoek dat op deze afdeling wordt verricht.

De afdeling Spoedeisende Hulp (SEH) biedt zeven dagen per week en 24 uur per dag zorg aan acuut zieke patiënten. De collega’s bieden complexe zorg aan diverse patiënten, van pasgeboren baby’s tot ouderen van tot wel boven de honderd. Er wordt nauw samengewerkt met de andere specialismen binnen het ziekenhuis.

Organisatie

Op de SEH kan het soms behoorlijk druk zijn, op een dag kunnen zich er zomaar 100 patiënten presenteren. De patiënten komen natuurlijk niet netjes verdeeld over de dag, maar soms juist bijna allemaal tegelijkertijd op zogenaamde piekmomenten. Om de acute zorg dan goed te laten verlopen is een soepele samenwerking tussen collega’s essentieel. Dat zijn er veel. Zo lopen er arts-assistenten SEH rond, maar ook arts-assistenten en coassistenten van de andere specialismen. Verder zijn erafhankelijk van het tijdstip - een of twee SEH-artsen aanwezig en een internist acute geneeskunde. Daarnaast is uiteraard het overleg en de aanwezigheid van de specialisten van de andere vakgroepen essentieel aangezien patiënten van alle disciplines zich op de SEH presenteren. En natuurlijk zijn de verpleegkundigen onmisbaar en wordt de SEH ondersteund door vrijwilligers die wachtende patiënten en familieleden een kop koffie of iets te eten aanbieden.

Nieuwe ontwikkelingen

Het plan voor 2024 is om de zorg op de SEH nog efficiënter in te richten en hiervoor meerdere verbeteringen door te voeren. Het doel van het project SEH24 is onder andere het verbeteren van de doorstroming van patiënten naar de kliniek en het vermijden van SEH-stops. Dit laatste wil zeggen dat de SEH op ‘rood’ staat, dat de afdeling (te) vol is en er geen patiënten meer gezien kunnen worden. Ambulances en huisartsen moeten dan uitwijken naar andere ziekenhuizen.

Wetenschap

Binnen de SEH wordt het aandachtsgebied ‘wetenschappelijk onderzoek’ behartigd door Suzanne Schol-Gelok. Suzanne is binnen de SEH aangesteld als wetenschapscoördinator. Zij is daarmee naast haar taken als internist-acute geneeskunde ook verantwoordelijk voor het overzien van het wetenschappelijk onderzoek dat op de SEH plaatsvindt. In die hoedanigheid begeleidt ze ook verscheidene ANIOS en AIOS bij het doen van wetenschappelijk onderzoek.

Om een indruk te krijgen van het onderzoek waarbij de Spoedeisende Hulp betrokken is, geven wij hieronder een actueel overzicht van de lopende onderzoeken.

Bloedkweken op de SEH - Jurgen Wolters - van Hulsentop, Verpleegkundige Spoedeisende hulp

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van CTcue. Dit is een programma dat op basis van medische tekstanalyse patiëntdata ophaalt uit HiX. Met behulp van dit programma wordt word specifiek gekeken naar het verschil tussen de opbrengst van bloedkweken, dat wil zeggen bloedkweken waarin micro-organismen worden gevonden, bij patiënten met sepsis die op dat moment koorts hebben, ten opzichte van patiënten met sepsis die op dat moment geen koorts hebben.

Jurgen Wolters-van Hulsentop (verpleegkundige Spoedeisende Hulp)

Als SEH-verpleegkundige ligt mijn focus niet alleen op acute zorg, maar ook op het verbeteren van de kwaliteit van zorg. Voor dit laatste ben ik betrokken bij het NEED, een specifieke database ontworpen voor kwaliteitsregistratie acute zorg. Als HBO Verpleegkunde-student geïnteresseerd in het verhogen van de zorgkwaliteit, kwam ik al snel uit bij wetenschappelijk onderzoek. Mijn eerste aanraking met onderzoek was het schrijven van een Critical Appraisal of Topic (CAT), gericht op de criteria voor het afnemen van bloedkweken op de SEH. Geïnspireerd door deze CAT, wil ik mijn onderzoek verdiepen en uitbreiden als onderdeel van mijn opleiding. Ik wil bijvoorbeeld de komende periode dossieronderzoek doen met focus op de effectiviteit van voorspellende tools bij het aantonen van bacteriemie. Ik hoop te kunnen ontdekken of deze tools kunnen bijdragen aan een vermindering van het aantal benodigde bloedkweken op de SEH. Dit kan een significante impact hebben op zowel de efficiëntie als de kwaliteit van de zorgverlening.

TriAmbu-studie - Nikolien van de Ven, AIOS SEH

In het TriAmbu onderzoek wordt gekeken of de ambulancezorg juist wordt ingezet. Als er sprake is van respiratoire of hemodynamische instabiliteit of de noodzaak tot spoedvervoer, is de inzet van de ambulance terecht. Ook als er direct intraveneuze of intramusculaire medicatie gegeven moet worden is de inzet van ambulancezorg gerechtvaardigd. Als er van geen van deze situaties sprake is, wordt geëvalueerd of het inderdaad een terechte ambulancerit is geweest of dat de zorg op een andere manier verleend had kunnen worden, bijvoorbeeld via de huisarts of de huisartsenpost. Met dit onderzoek wordt een bijdrage geleverd aan het motto ‘de juiste zorg op de juiste plek’.

True-studie - Daan Vlot, AIOS SEH

Het doel van het True-onderzoek is het evalueren van de ambulance triage. Bij de ambulance worden patiënten getrieerd met behulp van het ProQA-systeem. Voor deze studie wordt gebruikgemaakt van ambulancedata. Met terugwerkende kracht wordt gekeken of op basis van de beschikbare gegevens de ernst van de klacht juist is ingeschat en of de juiste middelen zijn ingezet. Een voorbeeld hiervan in het inzetten van een A1-rit, dit is spoedvervoer met zwaailicht en sirene, welke binnen 15 minuten ter plaatse moet zijn. Dit is voorbehouden aan de meest dringende en levensbedreigende situaties. Bij een ernstig maar niet levensbedreigend probleem is het beter om een A2-rit in te zetten, namelijk spoedvervoer zónder zwaailicht en sirene met een aanrijtijd van ongeveer 30 minuten. Met deze studie kan bepaald worden hoeveel overtriage en ondertriage plaatsvindt. Overtriage vindt plaats als de situatie ernstiger word ingeschat dat ze daadwerkelijk is, ondertriage vindt plaats als de situatie minder ernstig of minder spoedeisend wordt ingeschat dan deze daadwerkelijk is. Overigens zal er altijd - ondanks goede inzet van zorgmedewerkers - sprake zijn van enige over- en ondertriage. Verder wordt in de studie gekeken naar welke diagnosegroepen het vaakst voorkomen bij de over- en ondertriage.

ROSC-HT-Retro studie - Geerte Beesems, AIOS SEH

In dit onderzoek wordt gekeken naar patiënten die ‘return of circulation’ (ROSC) hebben, nadat zij gereanimeerd zijn. ROSC ofwel terugkeer van spontane circulatie, is het hervatten van een hartritme waarmee het hart bloed kan rondpompen door het lichaam. Een groep van patiënten met ROSC heeft direct na reanimatie een lage bloeddruk. In deze studie wordt onderzocht of deze patiënten een slechtere prognose hebben na reanimatie in vergelijking met patiënten die een ‘normale’ bloeddruk hebben na reanimatie. Als dit het geval is, kan verder onderzoek plaatsvinden om te bepalen of de slechte prognose verbeterd kan worden door vroegtijdige toediening van van medicijnen die de bloeddruk verhogen, zoals noradrenaline en

Druktemeter op de SEH - Eva Schippers, AIOS SEH

Met behulp van dit onderzoek wordt een nieuw systeem ontwikkeld om de drukte op de SEH te meten. Het huidige systeem waarmee drukte voorspeld wordt, valt helaas in de praktijk tegen. Het nieuwe systeem (de ‘SEH-druktemeter’) wordt ontwikkeld op basis van verschillende parameters en probeert drukte op de SEH en SEH-stops te voorspellen. Denk bij parameters bijvoorbeeld aan het aantal oude patiënten of juist hele jonge, hoog getrieerde patiënten, patiënten met isolatie-indicaties, aangemelde patiënten, en ook de bezetting van artsen en verpleegkundigen en de beschikbare ziekenhuisbedden. De parameters worden gebruikt door een machine learning-model om de drukte te voorspellen. Vervolgens zal er een koppeling worden gemaakt aan een ‘real-time dashboard’, zodat insturende huisartsen en specialisten drukte op de SEH kunnen zien en er beter geanticipeerd kan worden op drukte. Voor dit onderzoek heeft de SEH een stipendium verkregen.

Eva Schippers (AIOS Spoedeisende geneeskunde)

Op 1 januari van dit jaar ben ik begonnen met de opleiding tot SEH-arts in het ASz. Hoewel patiëntenzorg het grootste deel van mijn werk beslaat, vind ik het doen van wetenschappelijk onderzoek leerzaam voor mezelf én is het belangrijk voor het vakgebied. Voordat ik in het ASz begon heb ik me bezig gehouden met verscheidene kleine wetenschappelijke projecten, maar nu heb ik de mogelijkheid om een groter onderzoek te doen. We zijn bezig een real-time dashboard te ontwikkelen om grote drukte op de SEH vroeg te voorspellen, zodat we hierop kunnen anticiperen. Voor mij een ideaal onderwerp: klinisch relevant en heel actueel!

Al deze onderzoeken vereisen veel samenwerking en de inzet van een breed scale van collega’s. Een van de samenwerkingsverbanden is neergezet binnen de coöperatie Ambulancedienst ZuidHolland Zuid, waarbinnen het Albert Schweitzer ziekenhuis, het Erasmus MC en de ambulancedienst in samenwerken. Eén van deze collega’s binnen de ambuulancedienst is Peter de Kruijter, verpleegkundig specialist en werkzaam als medisch manager van de meldkamer. In deze functie is houdt hij zich onder andere bezig

met kwaliteitsverbetering. Hierdoor is hij nauw betrokken bij het wetenschappelijk onderzoek, onder andere bij de True-studie en de TriAmbu-studie. Naast Peter zijn er natuurlijk nog veel meer collega’s op en rond de afdeling SEH die zich inzetten voor wetenschappelijk onderzoek. Drie van deze collega’s vroegen we om iets over zichzelf en hun onderzoeksinteresse te vertellen (zie de kaders).

Suzanne Schol-Gelok (internist-acute geneeskunde)

Ik ben internist acute geneeskunde en wetenschapscoördinator van de SEH. In 2020 ben ik gepromoveerd met als onderwerp ‘de invloed van (co-)medicatie op biomarkers van de stolling’. Sinds 2021 begeleid ik met veel plezier AIOS, ANIOS en een verpleegkundige met het doen van onderzoek en ben ik het aanspreekpunt voor onderzoek op de SEH. Vanuit deze positie probeer ik vooral onderzoeksprojecten op te starten en te begeleiden die consequenties hebben voor de SEH-zorg. Dit omdat we veel hebben aan onderzoeksresultaten waarmee we het beleid of de organisatie van de spoedzorg kunnen verbeteren.

De onderzoeksprojecten richten zich deels op de prehospitale zorg bij de ambulancedienst, en binnen de coöperatie Ambulancedienst Zuid-Holland-Zuid. Daarnaast richten de onderzoeken zich op de doorstroom van de SEH met het ontwikkelen van een SEH-druktemeter, maar zijn er ook medisch-inhoudelijke en praktische onderzoeksprojecten, bijvoorbeeld met bloedkweken op de SEH. Tot slot participeren we ook in onderzoek opgezet vanuit bijvoorbeeld de afdelingen chirurgie of klinische psychologie, en doen we mee met onderzoek opgezet in andere medische centra. Hierin vallen ook de flashmobstudies: onderzoeken die in één dag worden gedaan.

Genieten van je promotietraject

‘Congressen zijn niet alleen nuttig, maar ook gezellig’

Martijne Bansraj-Duvekot verdedigde eind november vorig jaar haar proefschrift over de triage van patiënten met de verdenking op een beroerte nog vóór ze in het ziekenhuis aangekomen zijn. Martijne werkt inmiddels niet meer in het ASz, maar ze was graag bereid om nog eens terug te blikken op haar onderzoek. Wat waren de hoogte- en de dieptepunten? En heeft ze voor aankomend promovendi nog nuttige tips?

Hoe ben je in je promotietraject beland?

“Toen ik als ANIOS neurologie in het ASz werkte, waren mijn toekomstige (co)promotoren bezig met de subsidieaanvraag voor de PRESTO-studie. Het leuke hiervan was, dat mijn copromotor

Henk Kerkhoff mij al als toekomstige promovendus op het oog had!”

Waar ben je het meest trots op?

“De ingelijste bul! Ik heb hem heel braaf meteen laten inlijsten, maar ik heb hem eerlijk gezegd nog steeds niet opgehangen.”

Wat heeft je onderzoek opgeleverd?

“Mede dankzij de resultaten van mijn onderzoek is in het ASz inmiddels de Stroke Triage App geïmplementeerd. Op basis van het beslismodel hierin, kunnen patiënten met een verdenking op een beroerte direct in de ambulance naar het meest geschikte ziekenhuis worden gebracht en kan zo snel mogelijk met de juiste behandeling gestart worden en kan overplaatsing naar een andere ziekenhuis voorkomen. Door de verkorte behandeltijd heeft de patiënt meer kans op een goede uitkomst.”

Kende je promotietraject ook een dieptepunt?

“Zeker. Mijn traject liep voor een deel in COVID-19-periode. Hierdoor werd een aantal congressen geannuleerd of online gehouden. Heel jammer vond ik dit!”

Maar de afronding van je traject was vast fijn?

“Absoluut! De verdediging was ontzettend leuk om te doen. De tijd vloog voorbij. Al was ik wel opgelucht toen er ‘Hora Est’ werd geroepen.”

Martijne Bansraj-Duvekot

Martijne Bansraj-Duvekot is AIOS radiologie in het Maasstad ziekenhuis. Eerder was ze arts-onderzoeker neurologie in het Albert Schweitzer ziekenhuis. Ze promoveerde eind vorig jaar aan de Erasmus Universiteit op haar proefschrift getiteld ‘Prehospitale triage van patiënten met de verdenking op een beroerte’.

Hoe heb je je voorbereid op de verdediging?

“Ik heb een proefpromotie gedaan met mijn collega-onderzoekers.

Dat oefenen was heel behulpzaam. Daarnaast had ik een hele hoop vragen uitgewerkt waarvan ik zeker wist dat ze door de commissie gesteld zouden worden. Nou, je raadt het al, ik kreeg er misschien twee vragen van terug.”

En wat nu, wat is je volgende stap?

“Ik ben na mijn onderzoek gestart als AIOS radiologie in het Maasstad ziekenhuis. Mijn verdediging viel samen met het einde van mijn zwangerschapsverlof, dus voor nu focus ik me vooral op mijn zoontje en opleiding. Maar ik ben nog wel zijdelings betrokken bij een aantal artikelen.”

Wat zijn je tips aan toekomstige promovendi?

“Geniet er vooral van! Het is meestal een tijd dat je nog flexibel bent en tijd hebt om cursussen te doen. Daarnaast kun je bijvoorbeeld ook nuttige en gezellige congressen meepakken. Of een keer iets doen wat misschien niet direct binnen je vakgebied past!

Wat betreft het promoveren zelf: probeer je proefschrift zoveel mogelijk af te schrijven binnen de tijd. Als je eenmaal verder gaat met je volgende baan, kost het drie keer zoveel tijd om af te ronden.”

Berichten van de bibliotheek

STZ-pakket

Met de uitgevers BMJ, Wiley, Springer en Oxford heeft het ASz het STZ-pakket weer verlengd voor de periode 2024-2026.

Nieuwe titels

Aan het Oxford-pakket zijn de volgende nieuwe titels toegevoegd.

- Clinical and Experimental Immunology

- Modern Rheumatology

- Modern Rheumatology Case Reports

- British Journal of Dermatology

- Clinical and Experimental Dermatology

- European Journal of Endocrinology

- Journal of Sexual Medicine

- Sexual Medicine reviews

- British Journal of Radiology

- Dentomaxillofacial Radiology

- Journal of Bone and Mineral Research

Aan het Springer-pakket (uitgever Adis) zijn de volgende nieuwe titels toegevoegd.

- Reactions Weekly

- Clinical Drug Investigation

- American Journal of Cardiovascular Drugs

- European Journal of Drug Metabolism and Pharmacokinetics

- PharmacoEconomics

Meer tijdschriftnieuws

Naast het BMJ-pakket, hebben we ook een abonnement op BMJ-case reports. Dit abonnement geeft diegene die hierin wil publiceren het recht om dit gratis te doen. Als je dit wilt kun je hiervoor een code opvragen in de bibliotheek. Verder is het tijdschrift NEJM uitgebreid met de uitgave NEJM Evidence.

Nieuwe hulpmiddelen

We hebben een EndNote-contract afgesloten met onbeperkt gebruik en inclusief alle updates. Toegang is aan te vragen via Topdesk ICT.

Verder werkt de bibliotheek met LibKey. Dit is een reeks producten waarmee je artikelen met minder klikken kunt vinden en bekijken. LibKey werkt met de abonnementen van de bibliotheek en de Unpaywall Open Access-database, zo kan de toegang tot fulltext die beschikbaar is voor het ASz gestroomlijnd worden.

Dan is er nog BrowZine. Hiermee kun je door wetenschappelijke tijdschriften bladeren die beschikbaar zijn in het ASz of die je uit open bronnen op tablet of smartphone wilt raadplegen. Er is ook een webversie BrowZine. Met de applicatie heb je de mogelijkheid om al je gekozen abonnementen ook buiten het ziekenhuis fulltext te raadplegen.

Rianne van Hof en Rian Busser

Rianne van Hof (links) is Medisch informatiespeciaist. Rian Busser (rechts) is bibliothecaris.

Aanvragen van artikelen

Wist je dat artikelen die niet fulltext beschikbaar zijn in het ASz bij de bibliotheek kosteloos aangevraagd kunnen worden? In Pubmed kun je daarvoor klikken op de link ‘Access Options’.

Klik vervolgens in de rechterhoek op ‘Aanvraag van een artikel/boek’ en je komt bij een aanvraagformulier. De bibliotheekmedewerkers doen hun best om zo snel mogelijk het aangevraagde artikel te leveren.

Hulp bij onderzoek

Literatuuronderzoek wordt ondersteund door de bibliotheek. Je kunt altijd een verzoek doen voor een search in Pubmed en de Cochrane-databank. Voor de Embase-databank kunnen we de hulp inschakelen van een andere bibliotheek. Heb je vragen over de collectie, het gebruik van de bibliotheek enzovoort, stel je vraag dan via bibliotheek@asz.nl

Rian Busser

Bibliothecaris

Rianne van Hof Medisch informatiespecialist

Goedgekeurde studies

mw. dr. J. Veenemans

Evaluatie van de effectiviteit van basishygiëne-maatregelen met behulp van genotypering van vancomycinegevoelige Enterococcus faecium isolaten afkomstig uit de ziekenhuisomgeving en uit dragerschapskweken.

dr. P. Honkoop

Response after End of Treatment with Antivirals in Chronic Hepatitis B (RETRACT-B) 2.0

dr. P.E. Westerweel

Retrospective analysis of clinical efficacy and safety profile of ASCIMINIB and PONATINIB therapy in Philadelphia positive chronic myeloid leukemia or acute lymphoblastic leukemia

dr. W. van de Vrie

Preventing recurrent ‘idiopathic’ acute pancreatitis through laparoscopic cholecystectomy (PICUS-2): a multicenter randomized trial

dr. E.M. von Meyenfeldt

Optimal postoperative chest tube and pain management in patients surgically treated for primary spontaneous pneumothorax (Pneumotrial); a randomized controlled trial.

dr. E.J.Th. Belt

Implementation of optimized and standardized surgical technique for rightsided colon cancer: a prospective interventional sequential cohort study with a transition period

mw. dr. M.L. Bandell

Innovation for small-scale experiments: ReceptIVFity test

dr. P. de Jong

Efficacy of Combined Lifestyle Interventions and Bariatric Surgery on Weight Loss: A Pilot Study

dr. P. Honkoop

Patients preferences for the management of subepithelial lesions (SELs); a discrete choice experiment

mw. dr. S. Schol-Gelok

Treatment and follow-up of radial neck fractures A retrospective multi-center cohort study

dr. R.G.W. Kok

Optimizing the Treatment for Retinopathy of Prematurity in the Netherlands: a multi-center observational study

dr. M.D. Levin

An Open-label, Multi-center, Long-term Extension Study of Zanubrutinib (BGB3111) Regimens in Patients with B-cell Malignancies

mw. dr. S. Schol-Gelok

Evaluating urgency categories in emergency dispatch center telephone triage; a retrospective cohort study

mw. dr. S. Schol-Gelok

Evaluation of out of hospital and in hospital cardiac arrests

dr. R.M. Oemrawsingh

A Post-Market Clinical Follow-up Study with Ultimaster Nagomi Sirolimus Eluting Coronary Stent System in Complex PCI Subjects

dr. R.M. Smeenk

Lange termijn uitkomsten in de vorm van recidief na laserbehandeling bij patienten met een sinus pilonidalis

dr. W.M.P.F Bosman

Conservative versus Interventional treatment in patients with blunt traumatic pneumothorax (CONSTRAIN-Retro); a multicenter retrospective cohort study

dr. J.M. Cheng

A Phase 3 Randomized, Placebo-Controlled Clinical Study to Evaluate the Efficacy and Safety of MK-0616 in Reducing Major Adverse Cardiovascular Events in Participants at High Cardiovascular Risk

mw. W. den Boer

Patienttevredenheid over de introductie van het implantatenspreekuur van het Albert Schweitzerziekenhuis

dr. M.D. Levin

A Phase 3, Two-stage, Randomized, Multi-center, Controlled, Open-label Study Comparing Iberdomide Maintenance to Lenalidomide Maintenance Therapy after Autologous Stem Cell Transplantation (ASCT) in Participants with Newly Diagnosed Multiple Myeloma (NDMM)

mw. dr. J.W.K. de Beukelaar

Non-inferiority study of rituximab compared to ocrelizumab in relapsing MS

dr. W.J.B. Blox

The PRESMO study: Predicting the success of mandibular advancement device therapy in obstructive sleep apnea

mw. drs. C. de Raaff

De behandeling bij een open buik of een platzbauch

dr. R. Raaijmakers

High-Risk prostatE Cancer radiatiOn Versus surgERy

dr. B. Lamme

Obstructive colon cancer, a bridge to surgery in right sided obstructive colon cancer - OCCBRIGHT

mw. dr. A. Lebon

Nutritional Care After Hospital Discharge

dr. P.E. Westerweel

Gebruik van de Untire.me app voor behandeling van vermoeidheidsklachten bij patiënten met myeloproliferatieve ziekten.

dr. E.J.Th. Belt

Impact van COVID-19 op de patiënt die een interventie nodig heeft

mw. dr. M. de Jong

Exploring stakeholders’ perspectives on implementation of oral switch therapy for neonates with probable bacterial infection: A CFIR-informed qualitative study and the development of a multimodal implementation strategy

dr. I. Tchetverikov

PsA digital phenotyping and inflammation drivers study

dr. P.E. Westerweel

A single arm phase II trial to assess cobicistat boosted venetoclax in combination with azacitidine (sc) in patients

with newly diagnosed acute myeloid leukaemia (AML) who are not considered candidates for intensive treatment regimens

dr. B. Lamme

Variation in cholecystitis treatment and outcome in the Netherlands

mw. dr. E. Zock

Dutch ICH Surgery Trial

dr. J. van den Bosch

Implementatie van de online proactieve zorg module bij (hemato-) oncologische patiënten

dr. J.A. Aukes

Assessment of effectiveness of closedloop spinal cord stimulation (CL-SCS) therapy on pain reduction and improvement of quality of life in patients suffering from chronic pain.

mw. dr. J.W.K. de Beukelaar

Stopping of disease modifying treatments and oligoclonal bands in people with multiple sclerosis

dr. P.W. Plaisier

Gepersonaliseerde, inclusieve en doelmatige nazorg voor patiënten met een melanoom: a multicenter partially randomised patient preference trial van de survivorship care plan app

Wetenschappelijke publicaties

Periode september 2023 tot en met februari 2024

Hieronder tref je een overzicht van de wetenschappelijke publicaties van het ASz. De titels zijn aangeleverd vanuit de Onderzoeksdatabank en de databank PubMed-publicaties. Het publicatieoverzicht en informatie over lopende studies zijn te vinden op de Bibliotheek- en Wetenschapspagina. Je vindt de pagina’s op Intranet. Mis je een artikel, neem dan contact op met de bibliotheek: bibliotheek@asz.nl zodat we het artikel kunnen toevoegen.

Anesthesiologie

Preparedness for Severe Maternal Morbidity in European Hospitals: The MaCriCare Study.

Paweł Krawczyk, Dominika Dabrowska, Emilia Guasch, Henrik Jörnvall, Nuala Lucas, Frédéric J Mercier, Alexandra Schyns-van den Berg, Carolyn F Weiniger, Łukasz Balcerzak, Steve Cantellow; MaCriCare study group

Anaesth Crit Care Pain Med. 2024 Feb 13:101355. doi: 10.1016/j.accpm.2024.101355. Online ahead of print.

The effect of computerised decision support alerts tailored to intensive care on the administration of high-risk drug combinations, and their monitoring: a cluster randomised stepped-wedge trial.

Tinka Bakker, PhD, Joanna E Klopotowska, PhD, Dave A Dongelmans, MD, Saeid Eslami, PhD, Wytze J Vermeijden, MD, Stefaan Hendriks, MD, Julia ten Cate, MD, Attila Karakus, MD, Ilse M Purmer, MD, Sjoerd H W van Bree, MD, Peter E Spronk, MD, Martijn Hoeksema, MD, Prof Evert de Jonge, MD, Prof Nicolette F de Keizer, PhD, Prof Ameen AbuHanna, PhD, on behalf of the SIMPLIFY study group † (Cedric Lau, amongst others)

Lancet. 2024 Feb 3;403(10425):439-449. doi: 10.1016/S0140-6736(23)02465-0. Epub 2024 Jan 20.

The Predicted Outcome of Spinal Cord Stimulation in Patients With a Psychopathological Disorder and Persistent Spinal Pain Syndrome Type 2: A Systematic Review From 2009 to 2021. Tanja E Hamm-Faber, Kris C P Vissers, Joke S Kalkman, Frank G A M van Haren, Hans J A Aukes, Yvonne Engels, Dylan J H A Henssen

Neuromodulation. 2024 Jan;27(1):59-69. doi: 10.1016/j.neurom.2023.11.004. Epub 2023 Dec 19.

Cardiologie

Acute Coronary Syndrome Subphenotypes Based on Repeated Biomarker Measurements in Relation to Long-Term Mortality Risk.

Marie de Bakker, Niels T B Scholte, Rohit M Oemrawsingh, Victor A Umans, Bas Kietselaer, Carl Schotborgh, Eelko Ronner, Timo Lenderink, Ismail Aksoy, Pim van der Harst, Folkert W Asselbergs, Arthur Maas, Anton J Oude Ophuis, Boudewijn Krenning, Robbert J de Winter, S Hong Kie The, Alexander J Wardeh, Walter Hermans, G Etienne Cramer, Ron H van Schaik, Yolanda B de Rijke, K Martijn Akkerhuis, Isabella Kardys, Eric Boersma; BIOMArCS Investigators †

J Am Heart Assoc. 2024 Jan 16;13(2):e031646. doi: 10.1161/JAHA.123.031646. Epub 2024 Jan 12.

Bifurcation PCI with a hybrid strategy with drug- eluting balloons versus a stepwise provisional two- stent strategy: Rationale and design of the hybrid DEB study.

Daimy M M Dillen, Pieter Jan Vlaar, Amy J E Vermeer, Valeria Paradies, Jan-Peter van Kuijk, Maarten A Vink, Rohit M Oemrawsingh, Sjoerd H Hofma, Michael Magro, Wouter S Remkes, Bart J G L de Smet, Johannes B van Rees, Samer Somi, Jonathan Halim, Frederik M Zimmermann, Inge F Wijnbergen, Jan G P Tijssen, Pim A L Tonino, Koen Teeuwen

Randomized Controlled Trial Am Heart J. 2023 Dec:266:168-175. doi: 10.1016/j.ahj.2023.09.010. Epub 2023 Oct 6.

Fractional Flow Reserve-Negative HighRisk Plaques and Clinical Outcomes After Myocardial Infarction

Jan-Quinten Mol, Rick HJA Volleberg, Anouar Belkacemi, Renicus S Hermanides, Martijn Meuwissen, Alexey V Protopopov, Peep Laanmets, Oleg V Krestyaninov, Robert Dennert, Rohit M Oemrawsingh, Jan-Peter van Kuijk , Karin Arkenbout1, Dirk J van der Heijden, Saman Rasoul, Erik Lipsic, Laura Rodwell,

Cyril Camaro, Peter Damman, Tomasz Roleder, Elvin Kedhi, Maarten A H van Leeuwen, Robert-Jan M van Geuns, Niels van Royen

JAMA Cardiol. 2023 Nov 1;8(11):1013-1021. doi: 10.1001/jamacardio.2023.2910.

Routine transthoracic echocardiography in ischaemic stroke or transient ischaemic attack of undetermined cause: a prospective multicentre study.

Gerlinde van der Maten, Matthijs F L Meijs, Jorik R Timmer, Paul J A M Brouwers, Clemens von Birgelen, Jonathan M Coutinho, Berto J Bouma, Henk Kerkhoff, Anne Mijn Helming, Julia H van Tuijl, Nicolet A van der Meer, Ritu Saxena, Corné Ebink, Job van der Palen, Heleen M den Hertog

Neth Heart J. 2023 Oct 23. doi: 10.1007/s12471-023-01819-7. Online ahead of print.

The predictive value of the PRAETORIAN score for defibrillation test success in subcutaneous ICD patients: a sub-analysis of the PRAETORIAN-DFT trial.

Reinoud E Knops, Mikhael F El-Chami, Christelle Marquie, Peter Nordbeck, AnneFloor B E Quast, Roland R Tilz, Tom F Brouwer, Pier D Lambiase, Christopher J Cassidy, Lucas V A Boersma, Martin C Burke, Shari Pepplinkhuizen, Jolien A de Veld, Anouk de Weger, Frank A L E Bracke, Harish Manyam, Vincent Probst, Timothy R Betts, Nick R Bijsterveld, Pascal Defaye, Thomas Demming, Jan Elders, Duncan C Field, Abdul Ghani, Gregory Golovchiner, Jonas S S G de Jong, Nigel Lewis, Eloi Marijon, Claire A Martin, Marc A Miller, Naushad A Shaik, Willeke van der Stuijt, Jürgen Kuschyk, Louise R A Olde Nordkamp, Anita Arya, Alida E Borger van der Burg, Serge Boveda, Dirk J van Doorn, Michael Glikson, Lukas Kaiser, Alexander H Maass, Léon J P M van Woerkens, Amir Zaidi, Arthur A M Wilde, Lonneke Smeding Heart Rhythm. 2024 Feb 7:S15475271(24)00115-2. doi: 10.1016/j.hrthm.2024.02.005. Online ahead of print.

Use of loop diuretics in patients with chronic heart failure: an observational overview.

Niels Tb Scholte, Dilan Aydin, Gerard Cm Linssen, Stefan Koudstaal, Philip C Rademaker, Peter R Geerlings, Marco Wf van Gent, Ismail Aksoy, Liane Oosterom, Eric Boersma, Hans-Peter Brunner-La Rocca, Jasper J Brugts

Observational Study Open Heart. 2023 Nov 27;10(2):e002497. doi: 10.1136/openhrt-2023-002497.

Chirurgie

ASO Author Reflections: What Can Prediction Models for Upstaging of DCIS Diagnosed on Biopsy Tell Us About DCIS Surveillance Trials?

Pieter Westenend, Claudia Meurs, Sara van Bekkum, Joost van Rosmalen, Marian Menke-Pluijmers, Sabine Siesling

Ann Surg Oncol. 2024 Jan 25. doi: 10.1245/s10434-024-14964-z. Online ahead of print.

Association of modified textbook outcome and overall survival after surgery for colorectal liver metastases: A nationwide analysis.

Kelly R Voigt, Michelle R de Graaff, Cornelis Verhoef, Geert Kazemier, Rutger J Swijneburg, J Sven D Mieog, Wouter J M Derksen, Carlijn I Buis, Paul D Gobardhan, Marcel den Dulk, Ronald M van Dam, Mike S L Liem, Wouter K G Leclercq, Koop Bosscha, Eric J T Belt, Maarten Vermaas, Niels F M Kok, Gijs A Patijn, H M Marsman, Peter B van den Boezem, Joost M Klaase, Dirk J Grünhagen; Dutch Hepato Biliary Audit Group

Eur J Surg Oncol. 2024 Jan 20;50(3):107972. doi: 10.1016/j.ejso.2024.107972. Online ahead of print.

Determinants of Physical Activity among Patients with Colorectal Cancer: From Diagnosis to Five Years after Diagnosis.

Karel C Smit, Jeroen W G Derksen, Rebecca K Stellato, Anne-Sophie van Lanen, Evertine Wesselink, Eric J Th Belt, Marissa Cloos-van Balen, Peter Paul L O Coene, Jan Willem T Dekker, Jan Willem de Groot, Annebeth W Haringhuizen, Henk K van Halteren, Tjarda T van Heek, Helgi H Helgason, Mathijs P Hendriks, Ignace H J T de Hingh, Ronald Hoekstra, Danny Houtsma, Johan J B Janssen, Niels Kok, Joop L M Konsten, Maartje Los, Mar-

tijn R Meijerink, Leonie J M Mekenkamp, Koen C M J Peeters, Marco B Polée, Ron C Rietbroek, Anandi H W Schiphorst, Ruud W M Schrauwen, Jennifer Schreinemakers, Mark P S Sie, Lieke Simkens, Eric J A Sonneveld, Frederiek Terheggen, Liselot Valkenburg-van Iersel, Wouter J Vles, Daria K Wasowicz-Kemps, Johannes H W de Wilt, Dieuwertje E Kok, Renate M Winkels, Ellen Kampman, Fränzel J B van Duijnhoven, Miriam Koopman, Anne M May

Med Sci Sports Exerc. 2023 Dec 11. doi: 10.1249/MSS.0000000000003351. Online ahead of print.

Identifying the severely injured benefitting from a specific level of trauma care in an inclusive network: A multicentre retrospective study.

L A Rojer, J C van Ditshuizen, T A J van Voorden, E M M Van Lieshout, M H J Verhofstad, D Den Hartog, C A Sewalt; Dutch Trauma Registry Southwest; N M R Soesman, T S C Jakma, M Waleboer, M Staarink, M M M Bruijninckx, A Y M V P Cardon, P T den Hoed, J Vermeulen, C H van der Vlies, L van de Schoot Injury. 2023 Nov 19;55(2):111208. doi: 10.1016/j.injury.2023.111208. Online ahead of print.

MRI in addition to CT in patients scheduled for local therapy of colorectal liver metastases (CAMINO): an international, multicentre, prospective, diagnostic accuracy trial.

Burak Görgec, Ingrid S Hansen, Gunter Kemmerich, Trygve Syversveen, Mohammed Abu Hilal, Eric J T Belt, Koop Bosscha, Mark C Burgmans, Vincent C Cappendijk, Mathieu D’Hondt, Bjørn Edwin, Arian R van Erkel, Hugo A J Gielkens, Dirk J Grünhagen, Paul D Gobardhan, Henk H Hartgrink, Karin Horsthuis, Elisabeth G Klompenhouwer, Niels F M Kok, Peter A M Kint, Koert Kuhlmann, Wouter K G Leclercq, Daan J Lips, Bart Lutin, Monique Maas, Hendrik A Marsman, Martijn Meijerink, Yannick Meyer, Mario Morone, Jan Peringa, Jasper P Sijberden, Otto M van Delden, Janneke E van den Bergh, Inge J S Vanhooymissen, Maarten Vermaas, François E J A Willemssen, Marcel G W Dijkgraaf, Patrick M Bossuyt, Rutger-Jan Swijnenburg, Åsmund A Fretland, Cornelis Verhoef, Marc G Besselink, Jaap Stoker; CAMINO Study Group

Lancet Oncol. 2024 Jan;25(1):137-146. doi:

10.1016/S1470-2045(23)00572-7. Epub 2023 Dec 8.

Nationwide standardization of minimally invasive right hemicolectomy for colon cancer and development and validation of a video-based competency assessment tool (the Right study).

Alexander A J Grüter, Boudewijn R Toorenvliet, Eric H J Belgers, Eric J T Belt, Peter van Duijvendijk, Christiaan Hoff, Roel Hompes, Anke B Smits, Anthony W H van de Ven, Henderik L van Westreenen, Hendrik J Bonjer, Pieter J Tanis, Jurriaan B Tuynman; Right collaborators group Br J Surg. 2024 Jan 3;111(1):znad404. doi: 10.1093/bjs/znad404.

Non-excisional techniques for the treatment of intergluteal pilonidal sinus disease: a systematic review.

E A Huurman, H A Galema, C A L de Raaff, B P L Wijnhoven, B R Toorenvliet, R M Smeenk Tech Coloproctol. 2023 Dec;27(12):11911200. doi: 10.1007/s10151-023-02870-7. Epub 2023 Nov 6.

Removal of a Bent Humeral Intramedullary Nail: A Case Report and Review of Removal Techniques.

D W van Oyen, W A Kernkamp, G van Molenbroek, T Jakma, W M P F Bosman JBJS Case Connect. 2023 Oct 27;13(4). doi: 10.2106/JBJS.CC.23.00048. eCollection 2023 Oct 1.

Stoma-free Survival After Rectal Cancer Resection With Anastomotic Leakage: Development and Validation of a Prediction Model in a Large International Cohort.

Nynke G Greijdanus, Kiedo Wienholts, Sander Ubels, Kevin Talboom, Gerjon Hannink, Albert Wolthuis, Francisco B de Lacy, Jérémie H Lefevre, Michael Solomon, Matteo Frasson, Nicolas Rotholtz, Quentin Denost, Rodrigo O Perez, Tsuyoshi Konishi, Yves Panis, Martin Rutegård, Roel Hompes, Camiel Rosman, Frans van Workum, Pieter J Tanis, Johannes H W de Wilt; TENTACLE-Rectum Collaborative Group (Anne M Dinaux, amongst others)

Ann Surg. 2023 Nov 1;278(5):772-780. doi: 10.1097/SLA.0000000000006043. Epub 2023 Jul 27.

Intensieve geneeskunde

Adverse drug events caused by three high-risk drug-drug interactions in patients admitted to intensive care units: a multicentre retrospective observational study.

Joanna E Klopotowska, Jan-Hendrik Leopold, Tinka Bakker, Izak Yasrebi-de Kom, Frouke M Engelaer, Evert de Jonge, Esther K Haspels-Hogervorst, Walter M van den Bergh, Maurits H Renes, Bas T Jong, Hans Kieft, Andre Wieringa, Stefaan Hendriks, Cedric Lau, Sjoerd H W van Bree, Hendrick J W Lammers, Peter C Wierenga, Rob J Bosman, Vincent M de Jong, Mirjam Slijkhuis, Eric J F Franssen, Wytze J Vermeijden, Joost Masselink, Ilse M Purmer, Liesbeth E Bosma, Martin Hoeksema, Elsbeth Wesselink, Dylan W de Lange, Nicolette F de Keizer, Dave A Dongelmans, Ameen Abu-Hanna Br J Clin Pharmacol. 2023 Aug 11. doi: 10.1111/bcp.15882. Online ahead of print.

Efficacy of haloperidol to decrease the burden of delirium in adult critically ill patients: the EuRIDICE randomized clinical trial.

Lisa Smit, Arjen J C Slooter, John W Devlin, Zoran Trogrlic, Nicole G M Hunfeld, Robert Jan Osse, Huibert H Ponssen, Arjen J B W Brouwers, Jeannette F Schoonderbeek, Koen S Simons, Mark van den Boogaard, Judith A Lens, Dirk P Boer, Diederik A M P J Gommers, Wim J R Rietdijk, Mathieu van der Jagt 15; EuRIDICE study group

Crit Care. 2023 Oct 30;27(1):413. doi: 10.1186/s13054-023-04692-3.

The effect of computerised decision support alerts tailored to intensive care on the administration of high-risk drug combinations, and their monitoring: a cluster randomised stepped-wedge trial.

Tinka Bakker, PhD, Joanna E Klopotowska, PhD, Dave A Dongelmans, MD, Saeid Eslami, PhD, Wytze J Vermeijden, MD, Stefaan Hendriks, MD, Julia ten Cate, MD, Attila Karakus, MD, Ilse M Purmer, MD, Sjoerd H W van Bree, MD, Peter E Spronk, MD, Martijn Hoeksema, MD, Prof Evert de Jonge, MD, Prof Nicolette F de Keizer, PhD, Prof Ameen AbuHanna, PhD, on behalf of the SIMPLIFY study group † (Cedric Lau, amongst others)

Lancet. 2024 Feb 3;403(10425):439-449. doi: 10.1016/S0140-6736(23)02465-0.

Epub 2024 Jan 20.

The third Medical Emergency TeamsHospital outcomes in a day (METHOD3) study: The application of quality metrics for rapid response systems around the world.

Filip Haegdorens, Eirian Edwards, Ralph K So, Christian P Subbe Resusc Plus. 2023 Nov 11:16:100502. doi: 10.1016/j.resplu.2023.100502. eCollection 2023 Dec.

Interne geneeskunde

Antihypertensive drug concentration measurement combined with personalized feedback in resistant hypertension: a randomized controlled trial.

Laura Elizabeth Johanna Peeters, M H W Kappers, D A Hesselink, J B van der Net, S C C Hartong, R van de Laar, M Ezzahti, P J G van de Ven, I M van der Meer, E L E de Bruijne, A A Kroon, S Indhirajanti-Tomasoa, N A J van der Linde, S Bahmany, E Boersma, E K Massey, L van Dijk, T van Gelder, Birgit C P Koch, Jorie Versmissen J Hypertens. 2023 Oct 6. doi: 10.1097/HJH.0000000000003585. Online ahead of print.

Daratumumab in Myeloma Patients With Early or Late Relapse After Initial Therapy: Subgroup Analysis of CASTOR and POLLUX.

Andrew Spencer, Philippe Moreau, M V Mateos, Hartmut Goldschmidt, Kenshi Suzuki, Mark-David Levin, Pieter Sonneveld, Robert Z Orlowski, Sung-Soo Yoon, Saad Z Usmani, Katja C Weisel, Donna Reece, Tahamtan Ahmadi, Huiling Pei, Wendy Garvin Mayo, Xue Gai, Jodi Carey, J Blake Bartlett, Robin Carson, MeletiosAthanasios A Dimopoulos

Blood Adv. 2024 Jan 23;8(2):388-398. doi: 10.1182/bloodadvances.2023010579.

Doxorubicin Exposure and Breast Cancer Risk in Survivors of Adolescent and Adult Hodgkin Lymphoma. Suzanne I M Neppelenbroek, Yvonne M Geurts, Berthe M P Aleman, Pieternella J Lugtenburg, Saskia E Rademakers, Roel J de Weijer, Maaike G A Schippers, Bastiaan D P Ta, Wouter J Plattel, Josée M Zijlstra, Richard W M van der Maazen, Marten R Nijziel, Francisca Ong, Erik C Schimmel, Eduardus F M Posthuma, Marie José Kersten, Lara H Böhmer, Karin Muller, Harry R Koene, Liane C J Te Boome, Yavuz M Bil-

gin, Eva de Jongh, Cécile P M Janus, Flora E van Leeuwen, Michael Schaapveld J Clin Oncol. 2024 Feb 15:JCO2301386. doi: 10.1200/JCO.23.01386. Online ahead of print.

Fixed-duration ibrutinib-venetoclax versus chlorambucil-obinutuzumab in previously untreated chronic lymphocytic leukaemia (GLOW): 4-year follow-up from a multicentre, open-label, randomised, phase 3 trial.

Carsten U Niemann, Talha Munir, Carol Moreno, Carolyn Owen, George A Follows, Ohad Benjamini, Ann Janssens, Mark-David Levin, Tadeusz Robak, Martin Simkovic, Sergey Voloshin, Vladimir Vorobyev, Munci Yagci, Loic Ysebaert, Keqin Qi, Qianya Qi, Pierre Sinet, Lori Parisi, Srimathi Srinivasan, Natasha Schuier, Kurt Baeten, Angela Howes, Donne Bennett Caces, Arnon P Kater

Lancet Oncol. 2023 Nov 6:S14702045(23)00452-7. doi: 10.1016/S14702045(23)00452-7. Online ahead of print.

Green Nephrology: Citrate, the Green Alternative to Heparin in Hemodialysis. Jan van der Meulen

Editorial Kidney Int Rep. 2023 Nov 30;9(2):191-193. doi: 10.1016/j.ekir.2023.11.027. eCollection 2024 Feb.

High-risk additional cytogenetic aberrations in a Dutch chronic phase chronic myeloid leukemia patient population. Camille C B Kockerols, Inge G P Geelen, Mark-David Levin, Jeroen J W M Janssen, Berna H Beveloo, Avinash G Dinmohamed, Mels Hoogendoorn, Jan J Cornelissen, Peter E Westerweel

Haematologica. 2023 Nov 1;108(11):31563159. doi: 10.3324/haematol.2022.282447.

Hydration Methods for Cisplatin Containing Chemotherapy: A Systematic Review.

Charlotte Sikking, Kelly L NiggebruggeMentink, A S Elise van der Sman, Roefke H P Smit, Esther W Bouman-Wammes, Marieke M Beex-Oosterhuis, Charlotte van Kesteren

Oncologist. 2024 Feb 2;29(2):e173-e186. doi: 10.1093/oncolo/oyad297.

Improved Innate Immune Function in Patients with Chronic Lymphocytic Leukemia Treated with Targeted Therapy in Clinical Trials.

Rebecca Svanberg Teglgaard, Hanne Vibeke Marquart, Hans Jakob Hartling, Jakob Thaning Bay, Caspar da CunhaBang, Christian Brieghel, Tereza Faitová, Lisbeth Enggaard, Arnon P Kater, MarkDavid Levin, Sabina Kersting, Sisse Rye Ostrowski, Carsten U Niemann Clin Cancer Res. 2024 Feb 23. doi: 10.1158/1078-0432.CCR-23-2522. Online ahead of print.

Other malignancies in the history of CLL: an international multicenter study conducted by ERIC, the European Research Initiative on CLL, in HARMONY.

Thomas Chatzikonstantinou, Lydia Scarfò, Georgios Karakatsoulis, Eva Minga, Dimitra Chamou, Gloria Iacoboni, et al. incl. Mark-David Levin

EClinicalMedicine. 2023 Nov 15:65:102307. doi: 10.1016/j.eclinm.2023.102307. eCollection 2023 Nov.

Treatment Patterns and Use of Immune Checkpoint Inhibitors Among Patients with Metastatic Bladder Cancer in a Dutch Nationwide Cohort.

Anke Richters, Debbie G J Robbrecht, Richard P Meijer, Antoine G van der Heijden, Lambertus A L M Kiemeney, Joan van den Bosch, Britt B M Suelmann, Berna C Özdemir; ProBCI Study Group; Niven Mehra, Katja K H Aben Eur Urol Open Sci. 2023 Dec 20:59:5054. doi: 10.1016/j.euros.2023.11.010. eCollection 2024 Jan.

Treatment-specific risk of subsequent malignant neoplasms in five-year survivors of diffuse large B-cell lymphoma. Y M Geurts, S I M Neppelenbroek, B M P Aleman, C P M Janus, A D G Krol, D J van Spronsen, W J Plattel, J M Roesink, K M S Verschueren, J M Zijlstra, H R Koene, M R Nijziel, E C Schimmel, E de Jongh, F Ong, L C J Te Boome, R S van Rijn, L H Böhmer, B D P Ta, H P J Visser, E F M Posthuma, Y M Bilgin, K Muller, D van Kampen, C SoOsman, J S P Vermaat, R J de Weijer, M J Kersten, F E van Leeuwen, M Schaapveld ESMO Open. 2024 Feb 12;9(2):102248. doi: 10.1016/j.esmoop.2024.102248. Online ahead of print.

Kindergeneeskunde

Clinical Characteristics of Pathogenic ACAN Variants and 3-Year Response to Growth Hormone Treatment: Real-World Data.

Judith S Renes, Ardine M J Reedijk, Monique Losekoot, Sarina G Kant, Manouk Van der Steen, Danielle C M Van der Kaay, Anita C S Hokken-Koelega, Hermine A Van Duyvenvoorde, Christiaan de Bruin Horm Res Paediatr. 2024 Jan 17:1-14. doi: 10.1159/000535651. Online ahead of print.

Infant Milk Formula with Large, Milk Phospholipid-coated Lipid Droplets Enriched in Dairy Lipids Affects Body Mass Index Trajectories and Blood Pressure at School Age: Follow-up of a Randomized Controlled Trial.

Marieke Abrahamse-Berkeveld, Sabine Nj Jespers, Poh Choo Khoo, Vincent Rigo, Stefaan Mk Peeters, Ronald Ht van Beek, Obbe F Norbruis, Stefanie Schoen, Maya Marintcheva-Petrova, Eline M van der Beek, Gerlinde Msj Stoelhorst, Yvan Vandenplas, Anita Cs Hokken-Koelega; Mercurius Study Group

Am J Clin Nutr. 2023 Nov 15:S00029165(23)66191-X. doi: 10.1016/j.ajcnut.2023.10.017. Online ahead of print.

Severe Pediatric COVID-19 and Multisystem Inflammatory Syndrome in Children From Wild-type to Population Immunity: A Prospective Multicenter Cohort Study With Real-time Reporting.

Adam J Tulling, Gertjan Lugthart, Miriam G Mooij, Caroline L H Brackel, Suzanne W J Terheggen-Lagro, Rianne Oostenbrink, Corinne M P Buysse, Simone Hashimoto, Wineke Armbrust, Michiel A G E Bannier, Jolita Bekhof, Helma B van Gameren-Oosterom, Han Hendriks, Marlies A van Houten, Jan W van der Linden, Ankie Lebon, Lonneke van Onzenoort-Bokken, Gerdien A Tramper-Stranders, Mirjam van Veen, Erik G J von Asmuth, Emilie P Buddingh; COPP-study group Multicenter Study Pediatr Infect Dis J. 2023 Dec 1;42(12):1077-1085. doi: 10.1097/INF.0000000000004098. Epub 2023 Oct 12.

Kwaliteit, Veiligheid en Innovatie

The third Medical Emergency TeamsHospital outcomes in a day (METHOD3) study: The application of quality metrics

for rapid response systems around the world.

Filip Haegdorens, Eirian Edwards, Ralph K So, Christian P Subbe Resusc Plus. 2023 Nov 11:16:100502. doi: 10.1016/j.resplu.2023.100502. eCollection 2023 Dec.

Leerhuis

Reasons Patients With Primary Progressive Multiple Sclerosis Contact Their Specialist Nurses.

Rosaline van den Berg, PhD; Katelijn Blok, MD; Nura Tebayna, MD; Monique van Dijk, PhD; Joost van Rosmalen, PhD; Janet de Beukelaar, MD, PhD

Int J MS Care. 2024 Jan-Feb;26(1):30-35. doi: 10.7224/1537-2073.2022-056. Epub 2024 Jan 5.

Longgeneeskunde

Home-based initiatives for acute management of COVID-19 patients needing oxygen: differences across The Netherlands.

Josi A Boeijen, Alma C van de Pol, Rick T van Uum, Karin Smit, Abeer Ahmad, Eric van Rijswijk, Marjan J van Apeldoorn, Eric van Thiel, Netty de Graaf, R Michiel Menkveld, Martijn R Mantingh, Silke Geertman, Nicolette Couzijn, Leon van Groenendael, Henk Schers, Jettie Bont, Tobias N Bonten, Frans H Rutten, Dorien L M Zwart BMC Health Serv Res. 2023 Nov 15;23(1):1257. doi: 10.1186/s12913-02310191-6.

Return to work and health-related quality of life up to 1 year in patients hospitalized for COVID-19: the CO-FLOW study.

L M Bek, J C Berentschot, M E Hellemons, S C Remerie, J van Bommel, J G J V Aerts, G M Ribbers, H J G van den Berg-Emons, M H Heijenbrok-Kal; CO-FLOW collaboration group (a.o. Wouter J.B. Blox)

BMC Med. 2023 Oct 2;21(1):380. doi: 10.1186/s12916-023-03083-3.

Maag-, darm en levergeneeskunde

Cost-effectiveness analysis of increased adalimumab dose intervals in Crohn’s disease patients in stable remission: the randomised controlled LADI trial.

Fenna M Jansen, Reinier C A van Linschoten, Wietske Kievit, Lisa J T Smits, Renske W M Pauwels, Dirk J de Jong, Annemarie

C de Vries, Paul J Boekema, Rachel L West, Alexander G L Bodelier, Ingrid A M

Gisbertz, Frank H J Wolfhagen, Tessa E H

Römkens, Maurice W M D Lutgens, Adriaan A van Bodegraven, Bas Oldenburg, Marieke J Pierik, Maurice G V M Russel, Nanne K de Boer, Rosalie C Mallant-Hent, Pieter C J Ter Borg, Andrea E van der Meulen-de Jong, Jeroen M Jansen, Sita V Jansen, Adrianus C I T L Tan, Frank Hoentjen, C Janneke van der Woude; LADI study group and the Dutch Initiative on Crohn and Colitis (ICC) Crohns Colitis. 2023 Nov 24;17(11):17711780. doi: 10.1093/ecco-jcc/jjad101.

Prospective multicentre study of indications for surgery in patients with idiopathic acute pancreatitis following endoscopic ultrasonography (PICUS).

Devica S Umans, Hester C Timmerhuis, Marie-Paule G F Anten, Abha Bhalla, Rina A Bijlsma, Lotte Boxhoorn, Menno A Brink, Marco J Bruno, Wouter L Curvers, Brechje C van Eijck, G Willemien Erkelens, Erwin J M van Geenen, Wouter L Hazen, Chantal V Hoge, Lieke Hol, Akin Inderson, Liesbeth M Kager, Sjoerd D Kuiken, Lars E Perk, Rutger Quispel, Tessa E H Römkens, Christina J Sperna Weiland, Annemieke Y Thijssen, Niels G Venneman, Robert C Verdonk, Roy L J van Wanrooij, Ben J Witteman, Marc G Besselink 2, Jeanin E van Hooft

Br J Surg. 2023 Nov 9;110(12):1877-1882. doi: 10.1093/bjs/znad318.

Standardised training for endoscopic mucosal resection of large non-pedunculated colorectal polyps to reduce recurrence (*STAR-LNPCP study): a multicentre cluster randomised trial. Lonne W T Meulen, Roel M M Bogie, Peter D Siersema, Bjorn Winkens, Marije S Vlug, Frank H J Wolfhagen, Martine BavenPronk, Michael van der Voorn, Matthijs P Schwartz, Lauran Vogelaar, Wouter H de Vos Tot Nederveen Cappel, Tom C J Seerden, Wouter L Hazen, Ruud W M Schrauwen, Lorenza Alvarez Herrero, Ramon-Michel M Schreuder, Annick B van Nunen, Esther Stoop, Gijs J de Bruin, Philip Bos, Willem A Marsman, Edith Kuiper, Marc de Bièvre, Yasser A Alderlieste, Robert Roomer, John Groen, Marloes Bargeman, Monique E van Leerdam, Linda Roberts-Bos, Femke Boersma, Karsten Thurnau, Roland S de Vries, Jos M Ramaker, Frank P Vleggaar, Rogier J de Ridder, María Pellisé, Michael J Bourke, Ad A

M Masclee, Leon M G Moons Gut. 2024 Jan 12:gutjnl-2023-330020. doi: 10.1136/gutjnl-2023-330020. Online ahead of print.

Sustained response and HBsAg loss after nucleo(s)tide analogue discontinuation in chronic hepatitis B patients: the prospective SNAP study.

Sylvia M Brakenhoff, Mark Claassen, Pieter Honkoop, Robert J de Knegt, Annemiek A van der Eijk, André Boonstra, Robert A de Man, Milan J Sonneveld Clin Res Hepatol Gastroenterol. 2024 Feb;48(2):102257. doi: 10.1016/j.clinre.2023.102257. Epub 2023 Dec 6.

The use of non-invasive stool tests for verification of Helicobacter pylori eradication and clarithromycin resistance. Michiel C Mommersteeg, Stella A V Nieuwenburg, Leonieke M M Wolters, Buddy H C M Roovers, Hanneke A J van Vuuren, Auke P Verhaar, Marco J Bruno, Ernst J Kuipers, Maikel P Peppelenbosch, Manon C W Spaander, Gwenny M Fuhler

United European Gastroenterol J. 2023 Nov;11(9):894-903. doi: 10.1002/ueg2.12473. Epub 2023 Oct 18.

Validity of the self-administered comorbidity questionnaire in patients with inflammatory bowel disease.

Reinier Cornelis Anthonius van Linschoten, Anouk Sjoukje Huberts, Nikki van Leeuwen, Jan Antonius Hazelzet, Janneke van der Woude, Rachel Louise West, Desirée van Noord, Southwest Netherlands IBD Study group (a.o. V. de Jonge; F. H. J. Wolfhagen)

Therap Adv Gastroenterol. 2023 Oct 21:16:17562848231202159. doi: 10.1177/17562848231202159. eCollection 2023.

Medische oncologie

Predicting response to neoadjuvant chemotherapy with liquid biopsies and multiparametric MRI in patients with breast cancer.

L M Janssen, M H A Janse, B B L Penning de Vries, B H M van der Velden, E J M Wolters-van der Ben, S M van den Bosch, A Sartori, C Jovelet, M J Agterof, D Ten Bokkel Huinink, E W Bouman-Wammes, P J van Diest, E van der Wall, S G Elias, K G A Gilhuijs

NPJ Breast Cancer. 2024 Jan 20;10(1):10.

doi: 10.1038/s41523-024-00611-z.

The effect of (neo)adjuvant chemotherapy on long-term survival outcomes in patients with invasive lobular breast cancer treated with endocrine therapy: A retrospective cohort study.

Selin Öztekin, Maartje J Hooning, Carolien H M van Deurzen, Anne-Marie H P Dietvorst, Jan C Drooger, Jos J E M Kitzen, John W M Martens, Annemieke van der Padt-Pruijsten, Mijntje B Vastbinder, Hanneke Zuetenhorst, Bernadette A M Heemskerk-Gerritsen, Agnes Jager Cancer. 2023 Nov 20. doi: 10.1002/cncr.35125. Online ahead of print.

Neurologie

Disease activity in primary progressive multiple sclerosis: a systematic review and meta-analysis.

Katelijn M Blok, Joost van Rosmalen, Nura Tebayna, Joost Smolders, Beatrijs Wokke, Janet de Beukelaar Front Neurol. 2023 Nov 6:14:1277477. doi: 10.3389/fneur.2023.1277477. eCollection 2023.

Effects of oral anticoagulation in people with atrial fibrillation after spontaneous intracranial haemorrhage (COCROACH): prospective, individual participant data meta-analysis of randomised trials.

Rustam Al-Shahi Salman, Jacqueline Stephen, Jayne F Tierney, Steff C Lewis, David E Newby, Adrian R Parry-Jones, Philip M White, Stuart J Connolly, Oscar R Benavente, Dar Dowlatshahi, Charlotte Cordonnier, Catherine M Viscoli, Kevin N Sheth, Hooman Kamel, Roland Veltkamp, Kristin T Larsen, Jeannette Hofmeijer, Henk Kerkhoff, Floris H B M Schreuder, Ashkan Shoamanesh, Catharina J M Klijn, H Bart van der Worp; Collaboration of Controlled Randomised Trials of LongTerm Oral Antithrombotic Agents After Spontaneous Intracranial Haemorrhage (COCROACH)

Lancet Neurol. 2023 Dec;22(12):1140-1149. doi: 10.1016/S1474-4422(23)00315-0. Epub 2023 Oct 12.

Ocrelizumab associates with reduced cerebrospinal fluid B and CD20dim CD4+ T cells in primary progressive multiple sclerosis.

Fabiënne van Puijfelik, Katelijn M Blok, Romy A M Klein Kranenbarg, Jasper Rip, Janet de Beukelaar, Annet F WierengaWolf, Beatrijs Wokke, Marvin M van Luijn, Brain Commun. 2024 Jan 29;6(1):fcae021. doi: 10.1093/braincomms/fcae021. eCollection 2024.

Reasons Patients With Primary Progressive Multiple Sclerosis Contact Their Specialist Nurses.

Rosaline van den Berg, PhD; Katelijn Blok, MD; Nura Tebayna, MD; Monique van Dijk, PhD; Joost van Rosmalen, PhD; Janet de Beukelaar, MD, PhD

Int J MS Care. 2024 Jan-Feb;26(1):30-35. doi: 10.7224/1537-2073.2022-056. Epub 2024 Jan 5.

Routine transthoracic echocardiography in ischaemic stroke or transient ischaemic attack of undetermined cause: a prospective multicentre study.

Gerlinde van der Maten, Matthijs F L Meijs, Jorik R Timmer, Paul J A M Brouwers, Clemens von Birgelen, Jonathan M Coutinho, Berto J Bouma, Henk Kerkhoff, Anne Mijn Helming, Julia H van Tuijl, Nicolet A van der Meer, Ritu Saxena, Corné Ebink, Job van der Palen, Heleen M den Hertog

Neth Heart J. 2023 Oct 23. doi: 10.1007/s12471-023-01819-7. Online ahead of print.

Sex Differences in Prehospital Identification of Large Vessel Occlusion in Patients With Suspected Stroke.

Mariam Ali, Luuk Dekker, Jasper D Daems, Mahsoem Ali, Erik W van Zwet, Ewout W Steyerberg, Martijne H C Duvekot, T Truc My Nguyen, Walid Moudrous, Ruben M van de Wijdeven, Marieke C Visser, Karlijn F de Laat, Henk Kerkhoff, Ido R van den Wijngaard, Diederik W J Dippel, Bob Roozenbeek, Nyika D Kruyt, Marieke J H Wermer; LPSS and PRESTO Investigators (Timo Bevelander, Erick Oskam, Anouk D Rozemam, Jeanette Bakker, amongst others)

Stroke. 2024 Feb 1. doi: 10.1161/STROKEAHA.123.044898. Online ahead of print.

Short-Term and Long-Term Risk of Recurrent Vascular Event by Cause After Ischemic Stroke in Young Adults.

Esmée Verburgt, Nina A Hilkens, Merel S Ekker, Mijntje M I Schellekens, Esther M Boot, Maikel H M Immens, Mayte E van Alebeek, Paul J A M Brouwers, Renate M Arntz, Gert W van Dijk, Rob A R Gons, Inge W M van Uden, Tom den Heijer, Julia H van Tuijl, Karlijn F de Laat, Anouk G W van Norden, Sarah E Vermeer, Marian S G van Zagten, Robert J van Oostenbrugge, Marieke J H Wermer, Paul J Nederkoorn, Henk Kerkhoff, Fergus A Rooyer, Frank G van Rooij, Ido R van den Wijngaard, Tim J F Ten Cate, Anil M Tuladhar, Frank-Erik de Leeuw, Jamie I Verhoeven

Observational Study JAMA Netw Open. 2024 Feb 5;7(2):e240054. doi: 10.1001/jamanetworkopen.2024.0054.

Nucleaire geneeskunde

Incidental Detection of Parathyroid Adenoma on 18F-PSMA PET/CT.

Wouter A M Broos, Friso M van der Zant, Remco J J Knol

Clin Nucl Med. 2023 Dec 1;48(12):10821083. doi:

10.1097/RLU.0000000000004896. Epub 2023 Oct 7.

Pathologie

ASO Author Reflections: What Can Prediction Models for Upstaging of DCIS Diagnosed on Biopsy Tell Us About DCIS Surveillance Trials?

Pieter Westenend, Claudia Meurs, Sara van Bekkum, Joost van Rosmalen, Marian Menke-Pluijmers, Sabine Siesling Ann Surg Oncol. 2024 Jan 25. doi: 10.1245/s10434-024-14964-z. Online ahead of print.

Association of metastatic pattern in breast cancer with tumor and patientspecific factors: a nationwide autopsy study using artificial intelligence. Fatemeh Kazemzadeh, J A A Snoek, Quirinus J Voorham, Martijn G H van Oijen, Niek Hugen, Iris D Nagtegaal Breast Cancer. 2023 Dec 22. doi: 10.1007/s12282-023-01534-6. Online ahead of print.

Expression and Localization of FerritinHeavy Chain Predicts Recurrence for Breast Cancer Patients with a BRCA1/2 Mutation.

Shuoying Qu, A Mieke Timmermans, Bernadette A M Heemskerk-Gerritsen, Anita

M A C Trapman-Jansen, Renée BroerenFoekens, Wendy J C Prager-van der Smissen, Hoesna El Hassnaoui, Tim van Tienhoven, Claudia K Bes-Stobbe, Pieter J Westenend, Carolien H M van Deurzen, John W M Martens, Maartje J Hooning, Antoinette Hollestelle Cancers (Basel). 2023 Dec 20;16(1):28. doi: 10.3390/cancers16010028.

Radiologie

Sex Differences in Prehospital Identification of Large Vessel Occlusion in Patients With Suspected Stroke.

Mariam Ali, Luuk Dekker, Jasper D Daems, Mahsoem Ali, Erik W van Zwet, Ewout W Steyerberg, Martijne H C Duvekot, T Truc My Nguyen, Walid Moudrous, Ruben M van de Wijdeven, Marieke C Visser, Karlijn F de Laat, Henk Kerkhoff, Ido R van den Wijngaard, Diederik W J Dippel, Bob Roozenbeek, Nyika D Kruyt, Marieke J H Wermer; LPSS and PRESTO Investigators (Timo Bevelander, Erick Oskam, Anouk D Rozemam, Jeanette Bakker, amongst others)

Stroke. 2024 Feb 1. doi: 10.1161/STROKEAHA.123.044898. Online ahead of print.

Reumatologie

Window of opportunity in psoriatic arthritis: the earlier the better? Selinde V J Snoeck Henkemans, Pascal H P de Jong, Jolanda J Luime, Marc R Kok, Ilja Tchetverikov, Lindy-Anne Korswagen, Sjoerd M van der Kooij, Maikel van Oosterhout, Paul Baudoin, Jessica Bijsterbosch, Jos H van der Kaap, Annette H M van der Helm-van Mil, Marijn Vis RMD Open. 2024 Feb 27;10(1):e004062. doi: 10.1136/rmdopen-2023-004062.

Spoedeisende geneeskunde

Sex Differences in Prehospital Identification of Large Vessel Occlusion in Patients With Suspected Stroke. Mariam Ali, Luuk Dekker, Jasper D Daems, Mahsoem Ali, Erik W van Zwet, Ewout W Steyerberg, Martijne H C Duvekot, T Truc My Nguyen, Walid Moudrous, Ruben M van de Wijdeven, Marieke C Visser, Karlijn F de Laat, Henk Kerkhoff, Ido R van den Wijngaard, Diederik W J Dippel, Bob Roozenbeek, Nyika D Kruyt, Marieke J H Wermer; LPSS and PRESTO Investigators (Timo Bevelander, Erick Oskam, Anouk D Rozemam, Jeanette Bakker, amongst others)

Stroke. 2024 Feb 1. doi: 10.1161/STROKEAHA.123.044898. Online ahead of print.

Ziekenhuisapotheek

Adverse drug events caused by three high-risk drug-drug interactions in patients admitted to intensive care units: a multicentre retrospective observational study.

Joanna E Klopotowska, Jan-Hendrik Leopold, Tinka Bakker, Izak Yasrebi-de Kom, Frouke M Engelaer, Evert de Jonge, Esther K Haspels-Hogervorst, Walter M van den Bergh, Maurits H Renes, Bas T Jong, Hans Kieft, Andre Wieringa, Stefaan Hendriks, Cedric Lau, Sjoerd H W van Bree, Hendrick J W Lammers, Peter C Wierenga, Rob J Bosman, Vincent M de Jong, Mirjam Slijkhuis, Eric J F Franssen, Wytze J Vermeijden, Joost Masselink, Ilse M Purmer, Liesbeth E Bosma, Martin Hoeksema, Elsbeth Wesselink, Dylan W de Lange, Nicolette F de Keizer, Dave A

Dongelmans, Ameen Abu-Hanna Br J Clin Pharmacol. 2023 Aug 11. doi: 10.1111/bcp.15882. Online ahead of print.

Hydration Methods for Cisplatin Containing Chemotherapy: A Systematic Review.

Charlotte Sikking, Kelly L NiggebruggeMentink, A S Elise van der Sman, Roefke H P Smit, Esther W Bouman-Wammes, Marieke M Beex-Oosterhuis, Charlotte van Kesteren

Oncologist. 2024 Feb 2;29(2):e173-e186. doi: 10.1093/oncolo/oyad297.

The effect of computerised decision support alerts tailored to intensive care on the administration of high-risk drug combinations, and their monitoring: a cluster randomised stepped-wedge trial. Tinka Bakker, PhD, Joanna E Klopotowska, PhD, Dave A Dongelmans, MD, Saeid Eslami, PhD, Wytze J Vermeijden, MD, Stefaan Hendriks, MD, Julia ten Cate, MD, Attila Karakus, MD, Ilse M

Purmer, MD, Sjoerd H W van Bree, MD, Peter E Spronk, MD, Martijn Hoeksema, MD, Prof Evert de Jonge, MD, Prof Nicolette F de Keizer, PhD, Prof Ameen AbuHanna, PhD, on behalf of the SIMPLIFY study group † (Cedric Lau, amongst others)

Lancet. 2024 Feb 3;403(10425):439-449. doi: 10.1016/S0140-6736(23)02465-0. Epub 2024 Jan 20.

ASz Leerplein

Onderstaand een overzicht van de wetenschapsagenda met scholingsaanbod voor arts-assistenten en onderzoekers. Het gehele scholingsaanbod, inclusief een groot aantal e-learning modules, is te vinden op het ASz Leerplein. Raadpleeg de cursuscatalogus voor het actuele aanbod. Deze wordt continu uitgebreid.

2024

Juni

24 -27

Wetenschapsweek

24 Poster pitches – eerste moment

25 Poster pitches – tweede moment

27 Wetenschapsevent

September

20 GCP scholing

24 Wetenschapslunch

Oktober

2 Start cursus Wetenschappelijk schrijven in het Engels

4 GCP scholing Examen

26 Wetenschapslunch

Op het Leerplein (catalogus) staat een handleiding

PubMed – E-learning

Heb je vragen, neem dan contact op met het Leerhuis, we helpen je graag! Op werkdagen zijn wij van 08:30 uur tot 17:00 uur telefonisch bereikbaar op 45100 of mail ons op leerhuis@asz.nl

Je kunt ook via het ASz Leerplein online trainingen van GoodHabitz volgen. Word de beste versie van jezelf!

Wetenschapsweek 2024

In 2024 vindt van 24 tot 27 juni de Wetenschapsweek plaats. Op maandag 24 en dinsdag 25 juni zullen tijdens de lunch een aantal interessante posterpitches worden verzorgd. Meer informatie hierover volgt per e-mail. Donderdag 27 juni vindt van 16:15 - 19:00 uur het jaarlijkse Wetenschapsevent plaats. Het event is inmiddels een goede traditie geworden, waarin we elkaar informeren over nieuw en lopend onderzoek. Zo worden er presentaties verzorgd door onderzoekers uit diverse disciplines en afdelingen.

Ook zal Prof. dr. Jos Twisk, hoogleraar toegepaste biostatistiek bij Amsterdam UMC, een keynote verzorgen over de (on)zin van statistisch toetsen. Het belooft een mooie dag te worden! Aanmelden voor het Wetenschapsevent kan door een e-mail te sturen naar wetenschap@asz.nl

Voor deelnemers wordt accreditatie aangevraagd bij de ABAN, de NAPA en het verpleegkundig specialistenregister.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.