Wetenschappelijk tijdschrift Albert Schweitzer ziekenhuis



Jaargang 15 | Nummer 1 | Juni 2023


Wetenschappelijk tijdschrift Albert Schweitzer ziekenhuis
Jaargang 15 | Nummer 1 | Juni 2023
Misschien was het u al opgevallen, maar u heeft een bijzondere editie van ons wetenschappelijk tijdschrift in handen, WASz bestaat namelijk 15 jaar! Het begon indertijd met enkele aan elkaar geniete A4’tjes, maar inmiddels maken we twee keer per jaar een glossy magazine van wel 70 pagina’s over wetenschappelijke onderzoek dat in ons ziekenhuis wordt uitgevoerd. In deze editie blikken we terug op 15 jaar WASz, met een aantal hoogtepunten uit de afgelopen jaren. Verder presenteren we een mooie selectie aan wetenschappelijk onderzoek. Zo hebben de winnaars van de stipendia allemaal een kort stukje geschreven over het onderzoek waarvoor ze een stipendium hebben gewonnen. Hopelijk zien we mooie resultaten van dit wetenschappelijk werk terug in een volgende editie van WASz!
Verder promoveren we wat af in het ASz. In dit nummer komen een aantal promovendi aan het woord. Het is slechts toeval dat elk van de proefschriften een link heeft met cardiologie:
Fay Nous vertelt over haar onderzoek naar het gebruik van de CT-scan bij patiënten met hartklachten, Karishma Ramlakhan heeft onderzoek gedaan naar hartziekten bij zwangere vrouwen,
Heb jij interesse in de wetenschap en wil je redactionele ervaring opdoen? Kom dan de redactie versterken van ons wetenschappelijk magazine WASz! We zoeken een nieuw, enthousiast redactielid die samen met de andere redactieleden de inhoud van het tijdschrift bepaalt en collega’s benadert om artikelen te schrijven.
Het WASz komt twee keer per jaar uit en wordt verspreid onder alle afdelingen, artsen en wetenschappers van het Albert Schweit-
en het proefschrift van Nathalie Bouwer geeft inzicht in de cardiale complicaties bij de behandeling van borstkanker.
De ‘stralende beroepen’ zijn dit keer goed vertegenwoordigd in deze WASz-editie. Zo wordt de afdeling Nucleaire geneeskunde in de spotlight gezet. Na het lezen van dit artikel heb je een goed beeld wat deze afdeling zoal doet en waarbij ze betrokken is op wetenschappelijk gebied. Verder is de afdeling Radiologie vertegenwoordigd in de rubriek Diagnose in beeld. Hierin wordt een wel heel bijzonder CT-beeld getoond.
Tot slot ontbreken onze andere vaste rubrieken uiteraard niet. In de column van Camille Kockerols kunnen we lezen over alle ups en downs van het promoveren, Joke Bosch schrijft over de laatste ontwikkeling bij het Wetenschapsbureau, Rianne van Hof geeft een inkijkje in de vele mogelijkheden van de bibliotheek.
Veel leesplezier toegewenst!
De hoofdredactie
Cedric Lau, Laura Eurelings, Channa van der Ploeg en Krista Kuitwaard
zer ziekenhuis en onder alle wetenschapsbureaus van andere ziekenhuizen. Met het WASz laten we de wetenschappelijke activiteit die in de volle breedte van ons ziekenhuis plaatsvindt, zien.
Lijkt het je leuk om deel uit te maken van de redactie en de wetenschappelijke activiteiten uit ons ziekenhuis onder de aandacht te brengen? Stuur dan een e-mail naar tijdschrift.wasz@asz.nl en dan nemen we zo snel mogelijk contact met je op!
WASz is het wetenschappelijk tijdschrift van de Wetenschapscommissie van het Albert Schweitzer ziekenhuis, onderdeel van het Leerhuis. Het blad verschijnt twee keer per jaar.
Hoofdredactie
Krista Kuitwaard, neuroloog
Cedric Lau, ziekenhuisapotheker
Channa van der Ploeg, adviseur zorgcontrol
Laura Eurelings, arts-assistent interne geneeskunde
Fotografie
Frederike Roozen-Slieker
Redactionele begeleiding
Math de Vaan, Delfgauw
Creatie carenza*
Realisatie
Multiplus BV, Drachten
Redactieadres
Albert Schweitzer ziekenhuis
Afdeling Leerhuis
Postbus 444, 3300 AK Dordrecht
E-mail: tijdschrift.wasz@asz.nl
De redactie behoudt zich het recht voor om brieven en aangeboden artikelen in te korten of niet te plaatsen.
De WASz bestaat 15 jaar!
Het leerhuis doet meer dan je denkt!
Column promotieleven Camille Cockerols deelt het wel en wee van het laatste traject van haar promotie met ons “Het wordt nu steeds een versnelling hoger schakelen”
Onderzoeker aan het woord Marije Nootenboom
Kan fibrosevorming bij borstkankerpatiënten voorspeld worden?
Promoties in het ASz
Karishma Ramlakhan: “Een zwangerschap in combinatie met een hartziekte is voor heel vrouwen goed en veilig mogelijk”
Wetenschap: flashmob
Onderzoek in de neonatale zorg dialoog tussen ouders en zorgverleners is cruciaal
Stipendia
Wie hebben er een stipendia toegewezen gekregen? Lees snel verder!
In the Spotlight… Nucleaire geneeskunde Ditmaal de beurt aan de nucleaire geneeskunde om te vertellen wat er gebeurt op hun afdeling.
Promoties in het ASz
Fay Nous neemt ons mee in haar promotieonderzoek, een verrijking én een lange weg vol eeuweig geduld en tegenslagen.
Wetenschap
Jurgen Riedl zwaait af als voorzitter Wetenschapscommissie. Hoe kijkt hij terug op deze uitdagende rol?
Diagnose in beeld
Kan een afwijking op de CT-scan veroorzaakt worden door medicatie? Kom het te weten!
Topklinisch ziekenhuis: CTcue Kan data-analyse makkelijker?
Stefaan Hendriks neemt ons mee wat er mogelijk kan zijn met CTcue.
Topklinisch ziekenhuis: Health monitor Beweeg mee met de beweging van de patiënt
Promoties in het ASz
Nathalie Bouwer is gepromoveerd! Waar deed zij onderzoek naar? En hoe ging haar verdediging? Lees snel verder!
Recent goedgekeurde studies
Berichten uit de bibliotheek
Boekbespreking
Op zoek naar betere en makkelijkere datavisualisatie? Wellicht kan dit boek je helpen!
Wetenschappelijke publicaties
Ontwikkelingen in de wetenschap gaan door. Het Europees indienen van geneesmiddelen onderzoek in het portaal van Clinical Trials Information System is een feit. Ook landelijk blijven de ontwikkelingen in het proces van nieuwe studies doorgaan, uiteraard met de achterliggende gedacht dat het eenvoudiger en sneller moet gaan. Dit geldt ook voor zorgevaluaties, een type onderzoek dat theoretische snel van start zou moeten kunnen gaan; een veldnorm is hiervoor gemaakt en nieuwe processen zijn in ontwikkeling. In het ASz volgen we in het Wetenschapsbureau deze ontwikkelingen en geven in deze rubriek de belangrijkste weer. Tevens benoemen we het nieuws op het gebied van wetenschap in ons eigen ziekenhuis.
WMO-plichtig geneesmiddelenonderzoek met verklaring geschiktheid onderzoeksinstelling (VGO)
Voor het geneesmiddelenonderzoek, dat WMO-plichtig is, is er in het afgelopen jaar veel veranderd met de invoering van de European Clinical Trial Regulation (ECTR).
In de voorgaande edities van de WASz is dit ruimschoots besproken. Het indieningsen beoordelingsproces moest worden aangepast Europees, landelijk en lokaal. In het ASz, ging de lokale haalbaarheidscommissie, de WOAC, er tussenuit, Castor SMS moest anders ingericht, procedures moesten worden aangepast, waarbij verantwoordelijkheden voor lokale haalbaarheid bij de onderzoekers en bedrijfsleiders werden neergelegd, en instructies moesten worden geschreven. Meer informatie vind je op intranet, de vorige edities van de WASz en in het Kwaliteitshandboek Wetenschap in KMS.
Ervaring in het ASz met WMO+VGO in het jaar 2022
Te zien is dat er in het ASz minder geneesmiddelenstudie zijn gestart in het afgelopen jaar. We hebben enige ervaring hebben opgedaan met het nieuwe indieningsproces van WMO-plichtige studies plus Verklaring Geschiktheid Onderzoeksinstelling (VGO), dat was enkel als deelnemend centrum. In het jaar 2022, hebben we geen eigen geïnitieerd geneesmiddelenonderzoek opgezet en gestart, wel hebben we aan 13 geneesmiddelenstudies deelgenomen (t.o.v. het jaar ervoor is dit gehalveerd; 2021, n=26).
In de onderstaande tabel zie je een overzicht van de WMO-plichtige studies die in het jaar 2022 in het ASz zijn goedgekeurd door de Raad van Bestuur en gestart zijn.
ervaringen met het VGO, heeft de Dutch Clinical Research Foundation (DCRF) onlangs de VGO herzien. Hierbij wordt o.a. niet meer gesproken van een ‘VGO deel A’ en ‘deel B’, maar van respectievelijk ‘Verklaring Geschiktheid Onderzoeksinstelling (VGO)’ en ‘Bijlagen’. De nieuwe VGO brengt geen aanvullende verplichtingen met zich mee en is vanaf 1 juni verplicht.
Overige wijzigingen
Naast de wijzigingen in de VGO heeft de DCRF ook de aan te leveren documenten voor geneesmiddelenonderzoek nader gespecificeerd in de checklist ‘lokale uitvoerbaarheid’. Belangrijke verduidelijking is dat in plaats van het ABR-formulier, het CCMO ‘Model protocol samenvatting’ gebruikt kan worden. Deze aanpassing is ook in het ASz doorgevoerd in de ‘Checklist lokale uitvoerbaarheid ASz’, beschikbaar op de intranetpagina van de WOAC.
Het niet-WMO plichtig onderzoek in het ASz
Voor niet WMO-plichtig onderzoek, gelden nog bestaande procedures. In afgelopen jaar, hebben we in het ASz iets meer nietWMO-plichtige studies verricht t.o.v. het jaar ervoor (2021, n=37) .
Nieuwe scholingen wetenschap in het ASz – monitor training en poster pitchen Voor het eigen initieerde onderzoek is het van belang dat we studies monitoren, denk bijvoorbeeld aan het belang van de patiënt veiligheid, de validiteit van je data voordat je gaan analyseren, publiceren en beleid gaat maken. Dit geldt voor al het onderzoek, zowel het WMO als niet-WMO plichtig onderzoek. Een lang gekoesterde wens is dan ook om dit in het ASz zelf te kunnen doen. Dit jaar hebben we, via het Leerhuis, nieuwe scholingen op de agenda kunnen
zetten, één hiervan is de monitortraining.
Monitor training
Voor WMO-plichtig medisch-wetenschappelijke onderzoek is het een wettelijk verplichting monitoring goed in te regelen; bij eigen geïnitieerd onderzoek is dit de verantwoordelijkheid van de ASz onderzoeker. Op dit moment huurt de onderzoeker monitoring extern in, dit is een kostbare aangelegenheid. Met het opzetten van een ASz monitorpool met geschoolde monitors waar desgewenst gebruik van gemaakt kan worden, hopen we de kosten voor onze eigen onderzoekers omlaag te brengen. Om onze ASz monitors zo goed mogelijk op weg te helpen, zijn er ook monitorformulieren in ontwikkeling o.b.v. monitorformulieren uit andere mProve ziekenhuizen, zodat in de toekomst uitwisseling tussen de mProve ziekenhuizen mogelijk zal zijn. (Deze zullen dan te vinden zijn in het Kwaliteitshandboek Wetenschap in KMS),
Pitch jouw onderzoek
De andere nieuwe scholing is een workshop ‘Pitch jouw onderzoek’. In deze workshop van een halve dag leren deelnemers hoe ze hun boodschap kernachtig kunnen verwoorden, toegankelijk en interessant te maken en op een heldere en overtuigende manier te presenteren. Het resultaat kan ingezet worden als standalone pitch (voor een poster pitch), of als start van een langere presentatie (mondelinge voordracht). Zoek voor scholingen op het ASz Leerplein – Wetenschap.
Nieuwe mensen bij het wetenschapsbureau t.b.v. lokale haalbaarheid van studies Indiening studies - De functie van functionaris lokale haalbaarheid voor het indienen van studies in het ASz zal door het vertrek van René van Bruchem naar het Erasmus
MC, de komende periode worden waargenomen door Mette Akkerman in 24 uur per week. Mette studeert Gezondheid en Leven aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, ze zit in haar derde jaar en zal volgend jaar haar studie afronden. Vragen over ingediende studies of anderszins lokale haalbaarheid of WOAC gerelateerde vragen kunnen blijvend gericht worden aan *research
Juridische zaken studies
Voor de contractbeoordelingen en juridische aspecten van studies (waaronder
AVG) is Leon Evera per 1 maart gestart bij het Wetenschapsbureau. Leon is jurist en heeft ervaring met uiteenlopende juridische onderwerpen en houdt zich voor 12 uur per week bezig met wetenschap. We verwachten de komende periode, nieuwe efficiëntere juridische routes m.b.t. de contracten van studies te kunnen inregelen.
Zorgevaluaties- een Veldnorm
Zorgevaluaties zijn zowel WMO-plichtig als niet-WMO-plichtig, en onderscheiden zich van andere vormen van onderzoek doordat zij uitsluitend bestaande zorg evalueren of vergelijken met andere bestaande zorg, en geen nieuwe of experimentele behandelingen inhouden. Bestaande zorg wil zeggen dat er al ruime ervaring in Nederland is met deze zorg. Zij brengen dus naar hun aard in principe, geen extra medisch risico mee voor de deelnemer en betreffen in principe, onderzoek met verwaarloosbaar risico. Er is dan ook een duidelijke consensus dat het regime van medisch-ethische toetsing, dossiervoering en controle dat geldt voor mensgebonden onderzoek op grond van de WMO, niet proportioneel is voor zorgevaluaties. Landelijk is daarom, vanuit het ministerie en veldpartijen, een Veldnorm ontwikkeld. De Veldnorm is een set van afspraken die gaat helpen om de opstart en uitvoering van zorgevaluaties te versnellen en vergemakkelijken en is sinds 1 maart 2023 van kracht.
De huidige Veldnorm, beperkt zich tot WMO-plichtige zorgevaluaties. Binnen de kaders van wetgeving zoals WMO, CTR en
MDR, beoogd het te zorgen voor een uniform en proportioneel kader voor toetsing en kwaliteit van zorgevaluaties. Het idee is dat zorgevaluaties zo sneller kunnen starten en eenvoudiger uitgevoerd kunnen worden. Voorwaarden die nu nog gelden voor al het WMO-plichtig onderzoek, zullen ook in de toekomst hierop worden aangepast (denk aan STZ en lokale voorwaarden en procedures). Wil je er meer over lezen, zie: https://zorgevaluatiegepastgebruik.nl/ wat-we-doen/evalueren/veldnorm/
Activiteiten Wetenschap
Het Leerhuis biedt veel (online) mogelijkheden voor scholing. Denk hierbij aan thema’s als GCP, herregistratie GCP, statistiek SPSS en R, en wetenschappelijk schrijven in het Engels. Zie voor meer informatie het ASz-Leerplein op het intranet. Wil je netwerkbijeenkomsten bijwonen of opzetten voor bijvoorbeeld promovendi of
research medewerkers, dan kunnen we je ook hiermee helpen. Neem hiervoor contact met ons op.
Contact
Heb je verdere vragen, ideeën of opmerkingen over wetenschappelijk werk, mail ze dan naar wetenschap@asz.nl. Je kunt ook wetenschapscoördinator Joke Bosch ( j.l.bosch@asz.nl) benaderen.
WASz viert dit jaar zijn 15-jarige bestaan en dat is niet zomaar wat. Door de jaren heen konden we talloze interessante studies met elkaar delen en hielden we elkaar op de hoogte van de verschillende stage- en promotieonderzoeken. Wat kun jij je nog herinneren van de onderzoeken die we de afgelopen 15 jaar in WASz publiceerden?
Op deze pagina geven we je een beeld van de ontwikkeling van ons wetenschappelijke tijdschrift gedurende de afgelopen 15 jaar. Overvalt je na het lezen een nostalgisch gevoel en wil je nog iets teruglezen? Geen nood, bijna alle WASz-edities kun je terugvinden in de bibliotheek.
2009 - De allereerste editie
In 2009 kwam op initiatief de wetenschapscommissie de eerste editie van het wetenschappelijk tijdschrift WASz uit.
2011 - Het ASz mag zich officieel een STZ-ziekenhuis noemen
Op 17 juni 2011 waren de STZ-visitaties. Het ziekenhuis was bijna vijf jaar lang geassocieerd lid van de STZ (Samenwerkende Topklinische Ziekenhuizen) en moest zich nu bewijzen voor het echte lidmaatschap. We slaagden met vlag en wimpel, en als één van de weinige ziekenhuizen met een rapport zonder op/-aanmerkingen.
2013 - ASz het beste ziekenhuis van Nederland
2012 - Pubmed publicaties
Vanaf 2012 bespreken we in WASz niet enkel onderzoeken, maar zijn we begonnen met het geven van overzichten van alle pubmed-publicaties. Het laat zien wat er op het gebied van wetenschappelijk onderzoek allemaal in ons ziekenhuis gebeurd.
September 2013 publiceerde het AD de Ziekenhuis Top 100. Het Albert Schweitzer ziekenhuis bezette de toppositie in deze toonaangevende lijst. Een jaar lang mocht het ASz zich het beste ziekenhuis van Nederland noemen.
2014 - Verpleegkundig onderzoek Verpleegkundig onderzoek krijgt steeds meer aandacht. Ook binnen het ASz gebeurt dit. Sinds 2014 hebben we in WASz een eigen rubriek voor verpleegkundig onderzoek.
2013 - Diagnose in beeld
In 2013 werd de rubriek Diagnose in beeld toegevoegd aan het tijdschrift. In iedere editie bespreken we een casus uit de dagelijkse praktijk van ons ziekenhuis.
2016 - WASz in een nieuw jasje
Na zes jaar kreeg ons wetenschappelijk tijdschrift een nieuwe uitstraling. Met een mooie strakke en stevige kaft en een vernieuwde lay-out.
2020 - In the spotlight
In deze nieuwe rubriek zetten we telkens de schijnwerpers op één van de vele afdelingen van het ASz. We belichten de mensen die er werken en het werk dat ze doen, met nadruk op wetenschappelijk onderzoek.
2020 - WASz tijdens corona
Tijdens de coronaperiode deed de redactie vrijwel alles digitaal en kwamen er iedere jaar gewoon WASz-edities uit. Want ondanks de drukte in de coronaperiode stond het onderzoek niet stil.
2023 - WASz van de toekomst
Na 15 jaar blijft WASz met de tijd mee ontwikkelen. Zo onderzoeken we groenere opties voor het uitbrengen van het tijdschrift. Heb jij nog een goed idee, laat het ons dan weten.
Albert Einstein
Alles moet zo eenvoudig mogelijk gemaakt worden, maar niet eenvoudiger dan dat.
De WASz-redactie verdiept zich voor iedere editie in de verschillende wetenschappelijke studies die in ons ziekenhuis gedaan worden of waar onze collega’s bij betrokken zijn. Ons doel is om een selectie van deze studies op een toegankelijke manier te presenteren aan een breed publiek. Bij ieder artikel is dit weer een leerzame uitdaging. Lijkt het je leuk om hieraan mee te helpen en je schrijfvaardigheden in te zetten? We verwelkomen je graag in het redactieteam!
Heb je niet de tijd om mee te schrijven, maar heb je wel ideeën over onderzoeken die het belichten waard zijn? Alle suggesties zijn van harte welkom. Je kunt ze mailen naar tijdschrift.wasz@asz.nl
Wat weet jij over WASz?
In deze terzijde een kleine quiz over ons tijdschrift. En niet te snel het blad omdraaien om het antwoord te lezen.
Wat is het doel van WASz?
Albert Schweitzer ziekenhuis onder de -aan dacht.
pelijke prestaties van medewerkers van het
Met het blad brengen we de -wetenschap
Ik wil het blad ook graag ontvangen, maar hoe?
Je kan je gemakkelijk aanmelden voor de WASz-uitgaven, door een mail te sturen naar tijdschrift.wasz@asz.nl Wist je trouwens dat het tijdschrift vanaf nu ook digitaal verkrijgbaar is? Meld je makkelijk aan voor de digitale uitgave, door naar hetzelfde adres te mailen.
moment tellen we maar liefst twintig -ver schillende rubrieken.
Door de jaren heen is het blad steeds -uitge breid met interessante rubrieken. Op het
Hoeveel rubrieken heeft WASz op dit moment? Hoeveel pagina’s bevatte de eerste WASz?
Hoeveel pagina’s bevatte de eerste WASz?
draaien we voor 70 pagina’s onze hand niet meer om.
De eerste uitgave bestond uit 20 pagina’s, inclusief voor en achterkant. Inmiddels
Het wetenschappelijk tijdschrift van ons ziekenhuis bestaat inmiddels 15 jaar. Het produceren van WASz is één van de activiteiten van het Leerhuis. Daarom ging de redactie langs bij het hoofd van het Leerhuis, Anneke Zanting. Met haar blikken we terug en vooruit op het werk dat in het Leerhuis wordt verzet, en dat is veel. En natuurlijk vragen we Anneke ook naar haar mening over WASz.
Wat doet het Leerhuis?
“Het Leerhuis adviseert, ondersteunt en ontwikkelt op het gebied van opleiden en wetenschap. Dit zijn tegelijkertijd kort samengevatte de voorwaarden die verbonden zijn aan een lidmaatschap van de Stichting Topklinische Ziekenhuizen (STZ). We coördineerden ook de afgelopen STZ-visitatie, die goed is verlopen. De opleidingsactiviteiten binnen het ASz zijn wellicht niet zo bekend. Het zijn veel activiteiten en ze dienen meerdere doelen en doelgroepen. Om het overzichtelijk te maken hebben we er een mooie infographic over gemaakt.”
Het Leerhuis speelt dus een belangrijke rol bij opleidingen. “Dat klopt. We hebben rond opleiden in ons ziekenhuis verschillende rollen. Zo trekken we jaarlijks samen met de afdelingshoofden op om studenten verpleegkunde te werven en te selecteren voor een leerarbeidsovereenkomst. Het Leerhuis treedt bij het opleiden van verpleegkundigen niet alleen op als werkgever, maar is ook begeleider van hen, contactpersoon voor de scholen en adviseur van de collega’s die daadwerkelijk op de werkplek opleiden.
Het gaat trouwens niet alleen om verpleegkundigen. Er lopen bijvoorbeeld jaarlijks ook zo’n 350 coassistenten rond bij de vakgroepen. Hiervoor bewaken we de administratie en verzorgen we de algemene introductie. Verder ondersteunen we de AIOS in hun medische vervolgopleidingen, zoals bij het afhandelen van declaraties of bij de begeleiding bij verzuim. Daarnaast richten we ons op werk-privé balans en preventie van uitval door coaching voor zowel AIOS als ANIOS.
Het Leerhuis biedt onderwijskundig advies en didactische bij- en nascholing voor opleiders en opleidingsgroepen. De diversiteit
hierin is groot. Het gaat niet alleen om verpleegkundigen, artsen en medisch specialisten in opleiding, er zijn bijvoorbeeld ook stages voor allerhande opleidingen, van doktersassistent tot logistiek medewerker tot management in de zorg.
Om ons werk zo goed mogelijk te doen onderhouden we contacten met relevante andere partijen, zoals de Arts-Assistenten Vereniging (AAV). Ook zijn we vertegenwoordigd in de Centrale Opleidingscommissie (COC) en het dagelijkse bestuur van de COC (DB COC). Hier leveren we bijdragen aan bijvoorbeeld het ontwikkelen en toepassen van een intern kwaliteitszorgsysteem voor de opleidingen. Eenzelfde systeem van deskundigheidsbevordering en kwaliteitsbewaking is binnen nu en twee jaar vereist voor opleidingen in het ASz die door het College Zorg Opleidingen (CZO) erkend zijn. Dit zijn opleidingen tot gespecialiseerd verpleegkundige of medisch ondersteunende zorgprofessional, zoals anesthesiemedewerker, operatieassistent of radiodiagnostische laborant. Ook hier ligt een taak voor het Leerhuis.”
En als je eenmaal gekwalificeerd bent?
“Ook dan kan het Leerhuis nog steeds wat voor je betekenen. Bij het opleiden hoort ook het zorgen voor een blijvende bekwaamheid en ontwikkeling. Dat is ons tweede doel. De zorg verandert en dit betekent dat er ook telkens nieuwe of gewijzigde bekwaamheden van onze zorgprofessionals worden verwacht. Voor dit doel beheren we kwaliteitspaspoorten voor diverse zorgfuncties. De bijbehorende bij- en nascholing wordt gepland en georganiseerd, en is toegankelijk via het Leerplein. Denk hierbij aan reanimatietrainingen of training in verpleegtechnische handelingen. Onze opleidingsadviseurs sparren met afdelingshoofden over geschikte opleidingstrajecten. Verder is er een skillslab en een poule van interne trainers voor de scholing van vaardigheden. Kennis kan
verder opgedaan worden via (online) boeken en tijdschriften die te vinden zijn in de bibliotheek van het Leerhuis. En niet te vergeten: tijdens het werk kunnen onze Learning Spaces geraadpleegd worden: korte, online instructies en filmpjes.”
Wat kan je doen als je je verder zou willen ontwikkelen?
“Individuele ontwikkeling draagt bij aan het derde doel van opleiden, dat is het behoud van onze professionals. Dit is altijd het streven van het ASz geweest, en het staat nu vol in de aandacht gezien de huidige vraagstukken en krapte rond de arbeidsmarkt.
Het EPB-loket? Zo zit het …
Het verpleegkundig onderzoek krijgt steeds meer vorm in het ASz. Zo is een half jaar geleden het digitale EBP-loket opgezet door verpleegkundig onderzoekers. EBP staat voor evidence based practice. Hiermee kan ondersteuning geboden worden aan verpleegkundigen en student-verpleegkundigen bij het uitvoeren van verpleegkundig onderzoek. Inmiddels is het loket betrokken bij de afstudeerscriptie van 20 studenten. Ook de regieverpleegkundigen krijgen een steeds grotere rol in het uitvoeren van verpleegkundig onderzoek. De verpleegkundige onderzoekers die het EPB-loket bemannen, zijn druk bezig met het opzetten van verpleegkundige onderzoekslijnen. Hierdoor hopen ze inzichtelijk te maken wat voor verpleegkundig onderzoek er wordt gedaan in het ziekenhuis, en het onderzoek meer diepgang en vervolg te geven.
Wil je meer weten, mail dan gerust naar: verpleegkundigonderzoek@asz.nl
Voor de individuele ontwikkeling van medewerkers kunnen jaarlijks aanvragen gedaan worden bij de Opleidingscommissie. Dit varieert van vakinhoudelijke cursussen en opleidingen tot die voor project- of verandermanagement, gesprekstechnieken, verpleegkundige vervolgopleidingen (colon, astma/ copd, neurologie, geriatrie) en diverse symposia en congressen. Wij hebben zitting in de commissie, net zoals bijvoorbeeld ook bedrijfsleiders en P&O.”
Wat is de link tussen het Leerhuis, wetenschappelijk onderzoek en WASz?
“Het Wetenschapsbureau maakt deel uit van het Leerhuis. We hebben ook zitting in (het dagelijks bestuur van) de Wetenschapscommissie. Hierin wordt onder andere het beleid voor wetenschap op- en vastgesteld, en aanvragen voor stipendia en promotiegelden beoordeeld. En we richten de ogen ook naar buiten. Er is overleg met andere STZ-ziekenhuizen (in mProve-verband) en er is samenwerking met andere ziekenhuizen in de regio via BeterKeten.
Het Leerhuis heeft een ondersteunende rol bij wetenschappelijk onderzoek in het ASz. Dit kan heel praktisch zijn door vanuit de bibliotheek hulp te bieden bij zoekopdrachten naar wetenschappelijke literatuur. Maar we bieden ook advies van een statisticus en advies over een onderzoeksopzet door het Wetenschapsbu-
reau. Ook is er een aanbod van cursussen voor statistiek, presentatietechnieken of wetenschappelijk schrijven. Daarnaast organiseert het Wetenschapsbureau momenten waarop onderzoekers kennis kunnen uitwisselen en in gesprek met elkaar kunnen gaan, zoals de wetenschapslunches of het Wetenschap Event.”
Hoe denk jij over WASz?
“Elke keer als ik een nieuwe editie zie, denk ik: wat gebeurt er verschrikkelijk veel in het ASz! Naast kennis nemen van het soort onderzoek dat gedaan wordt, vind ik juist ook heel leuk om te lezen over het menselijke aspect. Wie zijn toch die onderzoekers?
Hoe ervaren zij het onderzoek doen en hoe gaan zij om met tegenslagen? Het persoonlijke vind ik fantastisch om te lezen.”
Wat zie jij voor ontwikkelingen in het onderzoek?
“We zien de afgelopen jaren dat er steeds meer aandacht is voor verpleegkundig onderzoek. Ik voorzie dat dit steeds meer gaat uitrollen. Nu is dit onderzoek vaak nog iets dat hangt aan een reeds lopende lijn van medisch-wetenschappelijk onderzoek. In de toekomst kan verpleegkundig onderzoek wellicht een eigen, onafhankelijke onderzoekslijn vormen.”
Het laatste half jaar van mijn PhD gaat bijna van start - of met andere woorden - de eindstreep is in zicht. Het wordt nu steeds een versnelling hoger schakelen om alles op tijd af te kunnen ronden. Na dit half jaar start ik weer voltijds als arts-assistent in de kliniek, dus ik wil mijn projecten graag zo goed als mogelijk afronden.
Voorheen leken zes maanden lang, maar in de context van een doctoraat met
langetermijnplanning, lijkt het juist zenuwslopend kort. Dit is daarentegen het leuke gedeelte, de kers op de taart van vele jaren werk. Met een beetje organisatie en - gelukkig - de hulp van collega’s, zie ik dit wel goed komen. Ik kijk er naar uit om eindelijk alle resultaten op papier te kunnen zetten. Hierna start de patiëntenzorg weer, maar ik heb de smaak wel te pakken. Na het afronden van mijn opleiding tot internist-hematoloog, wil ik graag de patiëntenzorg blijven combineren met wetenschappelijk onderzoek. Wie weet komt er nog wel een leuke samenwerking met het Albert Schweitzer ziekenhuis?
Camille Kockerols is arts-onderzoeker en promovenda in het Albert Schweitzer ziekenhuis. In deze column deelt ze het wel en wee van het promoveren met ons.
„Het wordt nu steeds een versnelling hoger schakelen om alles op tijd af te kunnen ronden”
Marije, kun je ons vertellen wat voor onderzoek je doet?
“Zeker. Ik doe onderzoek bij patiënten die een borstsparende operatie hebben gehad en bestraald zijn vanwege borstkanker of een voorstadium hiervan. Na deze behandeling kan er late verbindweefseling optreden, de zogenaamde late fibrosevorming. Er is bekend dat fibrose graad 2 of meer, bij 10-30% van de behandelde patiënten voorkomt. Hiervan is 2-5% ernstige fibrose. Fibrose kan gepaard gaan met pijnklachten en verminderde cosmetiek en kwaliteit van leven. Wij onderzoeken of het optreden van deze late fibrosevorming voorspeld kan worden, zodat mogelijk een andere therapie kan worden ingezet.”
Wat zou je dan anders kunnen doen?
“Als we weten wat het meeste risico geeft op fibrosevorming, kunnen we bijvoorbeeld het individuele operatie- of bestralingsplan aanpassen.
In de afgelopen tien jaar zijn oncoplastische operatietechnieken en nieuwe bestralingstechnieken geïmplementeerd. Voor wat betreft de chirurgie wordt oncologische resectie gecombineerd met reconstructieve technieken, met als doel de cosmetische uitkomst te verbeteren. Het behoud van oncologische veiligheid staat hierbij natuurlijk voorop, we willen niet dat de ziekte terugkeert.
Marije Notenboom
Marije Notenboom is arts-onderzoeker bij de afdeling Chirurgie van het Albert Schweitzer ziekenhuis en bij de afdeling Radiotherapie van het Erasmus MC. Zij doet promotieonderzoek dat vanuit beide ziekenhuizen geïnitieerd is.
Er wordt in het ASz veel onderzoek gedaan. Wie zijn die collega’s, wat onderzoeken ze, wat hebben ze ontdekt, wat drijft ze en hoe typeren ze zichzelf? Om die antwoorden te krijgen, leggen we hen regelmatig een aantal vragen voor. Dit keer is het de beurt aan Marije Notenboom, arts-onderzoeker bij de afdeling Chirurgie van ons ziekenhuis.
De borstsparende operatietechnieken kunnen worden onderverdeeld in ‘simpele’ en ‘complexe’ technieken. Voorheen werd bijvoorbeeld alleen de tumor verwijderd en werd de operatiewond weer gehecht, nu zijn er simpele oncoplastische technieken, waarbij ook de klierschijf wordt gesloten. Er zijn ook complexe technieken, waarmee bijvoorbeeld zo nodig de tepel verplaatst wordt. Dit noemen we volume displacement technieken. Er zijn ook volume replacement technieken waarbij weefsel van buiten de borst wordt gebruikt, bijvoorbeeld een Lateral Intercostal Artery Perforator lap (LICAP). Voor wat betreft de bestraling zijn we minder bestralingen gaan geven dan voorheen. Dit heet hypo-fractioneren. Dit is minder belastend voor de patiënt en het is even veilig. Wat de langetermijneffecten van de oncoplastische operatietechnieken zijn in combinatie met bestraling, dat is nog niet goed uitgezocht.”
Interessant, hoe gaan jullie dit onderzoeken?
“Het primaire doel van het onderzoek is om te bepalen welke combinaties van (oncoplastische reconstructieve) chirurgische technieken en radiotherapietechnieken het meest optimaal zijn, dus met de minste kans op fibrose. Aan de andere kant welke combinaties juist bijdragen aan de ontwikkeling van fibrose en aan bijkomende matige tot slechte cosmetiek. Uiteindelijk willen we ook kijken hoe zich dit verhoudt tot de ervaren kwaliteit van leven.
We willen de fibrosevorming na een borstsparende behandeling in kaart brengen met een multicenter observationele cohortstudie uitgevoerd in het Erasmus MC, het Albert Schweitzer ziekenhuis, Maasstad ziekenhuis en Franciscus Gasthuis en Vlietland. We includeren patiënten die twee tot zes jaar geleden een borstsparende operatie en bestraling hebben ondergaan. Voor het onderzoek krijgen deelnemers een eenmalig afspraak. Ik zie hen dan op de poli en verricht lichamelijk onderzoek om te zien of er fibrose aanwezig is en wat de ernst ervan is. De bevindingen komen in het elektronisch patiëntdossier. Ook maak ik foto’s van de borsten. We gaan die foto’s analyseren met speciale software, gericht op cosmetiek. Verder vragen we de deelnemers vragenlijsten in te vullen die gaan over het uiterlijk van de borst, eventuele klachten en algehele gezondheid en kwaliteit van leven. Op alle locaties ben ik al geweest om de studie uit te leggen en de logistiek te bespreken. Ik werd overal goed ontvangen en iedereen was erg enthousiast. Inmiddels hebben we al 265 patiënten geïncludeerd.”
Hebben de patiënten direct baat bij het onderzoek?
“Nee, de deelnemers hebben zelf geen direct baat bij het onderzoek, maar doen mee om de behandeling van toekomstige borstkankerpatiënten te verbeteren. Ik merk dat vrouwen gemotiveerd zijn om mee te doen. Ze willen een ander helpen of graag iets terugdoen omdat ze zelf goed geholpen zijn.
De normale controles van de patiënten gaan gewoon door. Als ik tijdens de afspraak voor het onderzoek iets vind dat ik niet helemaal vertrouw, vraag ik of iemand kan meekijken of regelen we een echo. Sommige vrouwen geven ook aan dat het mentaal nog niet helemaal gaat zoals ze willen. Dan plannen we een afspraak bij de mammacare-verpleegkundige voor verdere begeleiding.”
Hoe ben je in dit onderzoek gerold?
“Mijn copromotoren Marian Menke-Pluijmers (chirurg in het ASz) en Femke Froklage (radiotherapeut in het Erasmus MC) hadden korte lijntjes met elkaar, mede dankzij de dependance van de radiotherapie direct naast het ASz. Op een gegeven moment hadden ze met elkaar het idee om een aantal klinisch relevante vragen nader uit te zoeken. Zo is vanuit beide ziekenhuizen de aanvraag ontstaan voor een promotieonderzoek, waarbij de subsidie is toegekend door Stichting BeterKeten.
En wat mezelf betreft, tijdens mijn studie geneeskunde is mijn interesse voor wetenschappelijk onderzoek gewekt en sindsdien alleen maar verder gegroeid. Toen ik nog studeerde en later als arts werkte, heb ik aan verschillende onderzoeksprojecten meegewerkt. Het idee om ooit een promotietraject te doen bleef me bezighouden, ook toen ik in het Erasmus MC aan de opleiding tot radiotherapeut begon. Toen de vacature kwam, was ik al ruim een jaar in opleiding maar ik was meteen enthousiast! Nadat ik was aangenomen voor het promotietraject, is mijn opleiding gepauzeerd. Zo kan ik mij fulltime storten op het wetenschappelijk onderzoek.”
Prospectief of retrospectief?
“Prospectief! Het staat hoger op de ‘ladder van evidence’, het heeft meer om handen en ik vind het uitdagender.”
Investigator initiated of sponsor initiated?
“Investigator initiated! In mijn beleving geeft dit meer vrijheid en draag je als onderzoeker ook een grotere verantwoordelijkheid.”
Een dagje achter het beeldscherm of de hele dag patiëntencontact?
“Het liefst heb ik de combinatie. Maar als ik moest kiezen: een hele dag patiëntencontact.”
Hoe vind je deze overgang?
“Ik moest wel even wennen aan het idee dat de kliniek en collega’s steeds verder van je af gaan staan. Maar ik kreeg ik er weer nieuwe leuke collega’s voor terug. En ik vind het prettig dat ik me volledig kan focussen op het onderzoek en alles wat erbij komt kijken. Wel probeer ik om af en toe mijn gezicht te laten zien op de afdeling.”
Hoe is het om copromotoren vanuit de academie en de periferie te hebben?
“Heel goed! Ik merk dat de begeleiding erg in balans is. Mijn copromotor uit het Erasmus MC stimuleert me om heel precies te zijn en dingen goed uit te zoeken. Mijn copromotor uit het ASz is praktischer. Van haar leer ik om af en toe even uit te zoomen om het grotere geheel te zien en dan pragmatische keuzes te maken.”
Heeft de coronapandemie nog effect gehad op je onderzoek?
“Ik ben in september 2021 begonnen. Corona heeft wel invloed gehad, maar gelukkig heeft het onderzoek er niet veel last van gehad. De mondkapjes en online vergaderingen zijn de belangrijkste beperkingen die ik heb ervaren. Ik vind fysieke vergaderingen fijner, maar ik heb niet het idee dat ik inhoudelijk wordt belemmerd door MS Teams-vergaderingen.
En hierna?
“Dan ga ik weer verder met de opleiding tot radiotherapeut. Ik heb nog ongeveer drie jaar opleiding te gaan! Maar waarschijnlijk blijf ik mij na mijn promotieonderzoek ook nog bezig houden met onderzoek.”
Welke tips heb je voor toekomstige onderzoekers?
“Blijf betrokken bij de afdeling, ook al doe je tijdelijk geen klinisch werk meer, en probeer je te omringen door andere onderzoekers!
Een kopje koffie of lunch samen, sparren over bepaalde zaken, dat is gewoon heel fijn.”
Karishma Ramlakhan verdedigde eind vorig jaar haar proefschrift over zwangerschap en hartziekte. We zijn benieuwd naar wat ze precies heeft onderzocht en waarom ze dit onderwerp koos. Ook willen we weten wat haar wetenschappelijke drijfveren zijn en hoe ze omging met de hobbels en hoogtepunten die een promotietraject altijd met zich meebrengt.
Karishma Ramlakhan
Karishma Ramlakhan is AIOS gyneacologie in het Albert Schweitzer ziekenhuis. Op 6 december vorig jaar verdedigde ze haar proefschrift getiteld ‘Pregnancy and cardiac disease’.
“Zwangerschapscomplicaties bij patiënten met een hartziekte, soms verrassend laag”
Waar gaat je onderzoek over?
“In grote lijnen gaat het over zwangerschappen bij vrouwen met een hartziekte, verworven of aangeboren. Mijn promotor, prof. dr. J.W. Roos-Hesselink, merkte 15 jaar geleden dat bij zwangere vrouwen, hartziekten de nummer één doodsoorzaak zijn. Veel obstetrische problemen zoals massaal bloedverlies en infectie kunnen we goed behandelen, waardoor de sterfte hieraan daalt. De sterfte aan hartziekte bij zwangere vrouwen, neemt echter toe. Dit is tweeledig: enerzijds komen er meer risicofactoren van hart- en vaatziekte bij zwangere vrouwen voor (zoals hypertensie, diabetes) en steeds meer vrouwen met een aangeboren hartafwijkingen kunnen en mogen zwanger worden.
Je moet een zwangerschap eigenlijk zien als een ‘stress-test’ voor het hart. Hierdoor was heel lang het advies dat vrouwen met een aangeboren hartafwijking niet zwanger ‘mochten’ worden. De zorg rondom patiënten met aangeboren hartafwijkingen die zwanger waren of wilde worden, was gebaseerd op enkele (oude) caseseries en met name op expert opinion. Maar er is de afgelopen decennia veel veranderd in de behandeling van hartafwijkingen.
En dan gaat het niet alleen over de eenvoudige structurele hartafwjkingen, ook complexe structurele hartafwijkingen kunnen geopereerd worden. Hierdoor hebben de patiënten nu een bijna normale levensverwachting.
zwangerschap. Hierbij geldt, dat hoe hoger de risicoclassificatie, hoe vaker patiënten moeten langskomen voor zwangerschapscontrole. Ook worden deze controles bij hoog risicopatiënten alleen uitgevoerd in de academische centra.
Mijn promotor heeft 15 jaar geleden een grote, wereldwijde samenwerking opgezet om - prospectief - patiënten met aangeboren hartafwijkingen te volgen rondom en tijdens de zwangerschap. Hierbij is niet alleen gekeken naar uitkomsten op cardiaal en maternaal gebied, maar ook op neonataal en obstetrisch gebied. In totaal zijn er 5700 zwangerschappen in dit grote cohort gevolgd, met patiënten met een verscheidenheid een hartziekten, bijvoorbeeld cardiomyopathie, maar ook kleplijden.”
Welk onderzoek heb jij gedaan in dit cohort?
“Ik heb onder andere gekeken naar specifieke groepen patiënten en hun risicoclassificatie. Het risico dat een zwangerschap met zich meebrengt bij patiënten met een hartziekte word in beeld gebracht via de een classificatie van de WHO. Hierbij worden vrouwen ingedeeld volgens een indeling naar de mate van risico.
Class I: geen tot laag risico, Class II: laag tot matig risico, Class III: hoog risico, Class IV: extreem hoog risico, contra-indicatie voor
In een van mijn onderzoeken heb ik me gericht op vrouwen met een coarctatio van de aorta. Die werden in risico klasse 3 ingedeeld, waarbij je zo’n 10-15% complicaties verwacht tijdens de zwangerschap. Mijn studie is nu de grootste met deze in de literatuur beschreven groep patiënten. In onze studie hebben we laten zien dat deze vrouwen met een coarctatio van de aorta het relatief goed deden, en er slechts bij 4% complicaties optraden gedurende de zwangerschap. Dat zij een lager risico hebben dan eerder werd gedacht, komt waarschijnlijk omdat we nu wel echt een aantal jaren verder zijn, en de operatieve behandeling van de coarctatio steeds beter geworden is. Omdat we weten dat deze vrouwen een risico van 4% hebben op complicaties tijdens de zwangerschap, zouden zij in risicoclassificatie II moeten vallen. Dit houdt in dat de controles niet alleen meer plaats hoeven te vinden in een academisch centrum, maar dat dit ook kan in een ander ziekenhuis. Je kunt je voorstellen dat als je in Vlissingen woont, het erg prettig is dat je niet meer voor elke zwangerschapscontrole helemaal naar het Erasmus MC moet afreizen. Ook kunnen we deze vrouwen nu beter inlichten over welk risico zij lopen als ze zwanger worden. Een ander voorbeeld hiervan zijn de patiënten met een transpositie van de grote vaten. Er waren nog geen data over welk risico deze vrouwen hadden op complicaties bij zwangerschap. Met onze studie toonden we een risico op complicaties van 5% aan. Nu kunnen we de vrouwen hierover inlichten.”
Hoe ben je bij dit onderwerp gekomen?
“Ik ben in 2017 afgestuurd als arts, en daarbij ben ik als ANIOS bij gynaecologie gaan werken. Eigenlijk heb ik altijd gedacht dat ik niet wilde promoveren, de hele dag achter een computer zitten zag ik echt niet zitten! Ook wilde ik bewijzen dat ik een goede klini-
„Als specialist is het heel leuk om echt een eigen expertise te hebben. Die kun je verwerven door onderzoek te doen”
sche dokter ben. Maar gedurende mijn tijd als arts-assistent zag ik wel dat het als specialist heel leuk is om echt een eigen expertise te hebben en die kun je verwerven door onderzoek te doen. Twee weken nadat ik had bedacht dat ik misschien toch wel wilde promoveren, kwam dit onderwerp op mijn pad. Het trok me aan omdat de cardiologie bij zwangere vrouwen een heel breed onderwerp is, en klinisch toepasbaar. Daarom leek dit me echt leuk, en ben ik dit onderzoek gaan doen. Het was ontzettend leuk om meer te leren van de cardiologie. Mijn promotor is cardioloog, en ikzelf had natuurlijk gewerkt als arts-assistent gynaecologie, dus sommige zaken vielen mij op in het onderzoek, en andere zaken vielen weer mijn promotor op. Dat we allebei met een eigen invalshoek naar het onderzoek keken, was echt een meerwaarde.”
Wat was het lastigste aan je promotieonderzoek?
“Mijn promotor benoemde het ook al in mijn laudatio: ‘gelukkig ben je zo geduldig’. Een grapje, want dat ben ik echt absoluut niet. Ik ben heel ongeduldig en ik was hiervoor werkzaam als arts-assistent bij de gynaecologie. Dit is toch een relatief ‘snel’ vakgebied, met veel spoedcasuïstiek. Ik moest er erg wennen dat zo’n promotieonderzoek relatief langzaam gaat, en dat er pas na lange tijd resultaat word geboekt. In de kliniek is dat heel anders, als je bijvoorbeeld bij een bevalling word geroepen omdat er sprake is van foetale nood, dan zorg jij ervoor dat met behulp van een vacuüm binnen 15 minuten toch dat kindje wordt geboren. Dat is natuurlijk echt iets heel moois en daarbij heb je dus direct voldoening uit je werk. Bij het promoveren is het echt een marathon. Met het keer op keer schaven aan zo’n artikel en het dan meermaals opsturen, ik vond het echt moeilijk om daar mijn geduld voor op te brengen. Maar het vervelendste vond ik nog wel de bureaucratie en regelgeving. Ik heb inclusie gedaan voor de ROPAC III, waarbij de centra opnieuw geïncludeerd moesten worden. Er was zoveel regelwerk mee gemoeid, je gaat bijna denken dat er een
nieuw formulier word verzonnen waar je bij staat!”
Wat was het hoogtepunt van je onderzoek?
“Dat is lastig, misschien de dag van de promotie zelf, of toch alle fantastische congressen. Het leuke aan congressen vind ik dat je niet alleen heel veel leert, maar dat je ook jouw onderzoek aan anderen kan presenteren en dat er oprechte interesse naar is. Ook ben ik ben erg gezegend geweest met een leuke onderzoeksgroep, waar we echt hecht mee waren en dat maakt samen naar congressen gaat ook heel leuk.
De openbare verdediging zelf was echt de kers op de taart. Het was erg genieten. Van tevoren had ik wel wat kriebels, maar op dat punt zit je zo goed in het onderwerp dat het vooral heel leuk was om met de opponenten flink te kunnen sparren en discussiëren.”
Als gynaecologen of cardiologen één ding uit je proefschrift moeten onthouden, wat is dat dan?
“Een zwangerschap in combinatie met een hartziekte, is voor heel veel vrouwen in veel gevallen goed en veilig mogelijk. We kunnen deze patiënten en hun artsen geruststellen dat het toch relatief vaak zonder complicaties verloopt. Er is natuurlijk wel een aantal patiënten met een specifieke hartziekte waarbij er een hoger risico is op complicaties. En bij deze patiënten moet er een multidisciplinair team zijn, bestaand uit cardiologen, gynaecologen, maar ook anesthesiologen. Die moeten voor de patiënt vóór de conceptie en gedurende de zwangerschap een plan maken, zodat alle neuzen eenzelfde kant op staan.”
„Promoveren is echt een marathon”
Op 2 februari j.l. deed de SEH mee aan de flashmobstudie
ACUTECARE@HOME van het Maastrichts Universitair Medisch Centrum (MUMC). Dit landelijk gecoördineerd onderzoek brengt in kaart welke patiëntgroepen in de toekomst gebruik kunnen maken van thuismonitoring. Voor het onderzoek werden alle patiënten bevraagd, die op 2 februari tussen 08.00 en 22.00 uur zijn gezien op de SEH- of 24 uur daarvóór - zijn opgenomen. De betrokken afdelingen waren Geriatrie, MDL, Interne geneeskunde, Longgeneeskunde en Reumatologie en de SEH. Voor het onderzoek werden ook aan de behandelend arts van deze patiënten vragen gesteld. Suzanne Schol, internist acute geneeskunde in ons ziekenhuis geeft in dit artikel uitleg bij het onderzoek.
“Voor bepaalde patiëntgroepen - met name bij chronische ziekten zoals COPD en kanker - is thuismonitoring al een onderdeel van de behandeling. Maar veel minder gegevens zijn bekend over de patiëntgroepen met een acute ziekte voor wie thuismonitoring ook een optie kan zijn. Recent hebben we een studie over thuismonitoring van COVID-19-patiënten gepubliceerd (1). Dit was een succes. Daarom kijken we nu graag mee of we de thuismonitoring kunnen uitbreiden. Thuismonitoring speelt ook een belangrijke rol in de ziekenhuisstrategie en is daarom een van de vijf strategische projecten die dit jaar voorrang krijgt.
Het onderzoek verliep als volgt: door middel van drie vragenlijsten werden op 2 februari patiënten van eerdergenoemde afdelingen
bevraagd door uitvoerend onderzoekers en ANIOS SEH Janneke Arkesteijn, Albert Damsteegt en Eric Groeneveld. De vragen hadden betrekking op de thuissituatie van patiënten, welke hulpmiddelen ze in huis hebben of nodig zouden hebben, en of ze denken dat zij in de huidige thuissituatie behandeld kunnen worden. De laatste vraag werd ook aan de behandelend arts gesteld.
Het Albert Schweitzer ziekenhuis was één van de 38 ziekenhuizen dat meedeed aan deze studie. In totaal werden er in ons ziekenhuis 20 patiënten geïncludeerd van de totaal 673 patiënten. Uiteindelijk worden de resultaten van alle vragenlijsten geanalyseerd door onderzoekers van het MUMC. Met de resultaten van de studie is het mogelijk om de patiëntkarakteristieken te linken aan de inschatting van de patiënt en arts of thuismonitoring eventueel mogelijk is. Met deze uitkomst wordt gekeken of er groepen patiënten kunnen worden geselecteerd die in aanmerking komen voor thuismonitoring. Als er een duidelijke groep kan worden geselecteerd kan specifiek voor deze patiëntengroep worden onderzocht of thuismonitoring ook veilig is. De resultaten worden op een later moment gedeeld in een publicatie.”
1. van den Berg R, Meccanici C, de Graaf N, van Thiel E, Schol-Gelok S. Starting Home Telemonitoring and Oxygen Therapy Directly after Emergency Department Assessment Appears to Be Safe in COVID-19 Patients. J Clin Med. 2022 Dec 6;11(23):7236. doi: 10.3390/jcm11237236. PMID: 36498810; PMCID: PMC9736754.
De geboorte van een kind is voor velen een geweldig en gelukkig moment. Maar dit geldt niet voor elke ouder, dat weten ze op de afdeling neonatologie als geen ander. Als een kind (veel) te vroeg geboren wordt, breekt voor ouders vaak een onzekere en langdurige periode in het ziekenhuis aan. Tijdens de opname is het belangrijk dat ouders zich geïnformeerd en betrokken voelen bij de zorg rondom hun kind. Goede communicatie speelt hierbij een belangrijke rol.
Hoe die communicatie verloopt en kan worden verbeterd, dat onderzochten Lotte van Burgsteden, Joyce Lamerichs en Annemarie Hoogerwerf. Hieronder vertellen ze over de bijzondere opzet van het onderzoek, en over de resultaten en de toepassing ervan.
Hoe het begon
Als onderzoekers van de Vrije Universiteit en de Windesheim Hogeschool waren we geïnteresseerd in hoe de communicatie tussen zorgverleners en ouders verloopt op de afdeling neonatologie. Ruim een jaar geleden kwamen wij in contact met Annemarie, neonatologieverpleegkundige in het Albert Schweitzer ziekenhuis. Zij deelde onze interesse. Het leidde ertoe dat we gezamenlijk een onderzoek hebben opgezet naar de gesprekken tussen ouders en zorgverleners in de neonatale zorg. En we kregen de mogelijkheid om het onderzoek uit te voeren in het ASz.
Verbindende rol van verpleegkundigen
In ons onderzoek richtten we ons specifiek op de rol van de verpleegkundige in de gesprekken. Eerdere analyses van gesprekken tussen artsen, verpleegkundigen en ouders in andere ziekenhuizen, wezen er al op dat verpleegkundigen een belangrijke, verbindende rol kunnen spelen in de gesprekken tussen artsen en ouders in de neonatale zorg. In ons onderzoek gingen we daarom na hoe die verbindende rol in gesprekken tot stand wordt gebracht en hoe de communicatie in het algemeen verloopt.
Binnen de neonatologie zie je steeds vaker dat de focus ligt op meer familiegerichte zorg. Dit heeft veel implicaties voor de rol van verpleegkundigen. Naast de zorgtaken voor de baby, dienen verpleegkundigen ook een coachende, instruerende en (onder)steu-
nende rol te vervullen in de richting van ouders. Maar hoe doe je dat precies? Zijn er in de familiegerichte zorg misschien manieren die zorgen voor een vruchtbaar, of juist een minder vruchtbaar gesprek met ouders? Juist in deze hectische werkomgevingen, waarin vaak weinig tijd is om bewust te reflecteren met anderen, kan een nauwkeurige en gedetailleerde benadering van gesprekken tussen ouders en verpleegkundigen veel opleveren. Zo kunnen ‘best practices’ belicht worden, maar ook zaken die misschien nog net iets minder goed gaan.
We gebruikten in ons onderzoek andere onderzoeksmethoden dan je doorgaans zult zien in een ziekenhuis. In nauwe samenwerking met Annemarie hebben wij de verpleegkundigen opnames laten maken van hun gesprekken met ouders. Uiteraard met toestemming van alle betrokken partijen en
„Door deze gesprekken op te nemen, kunnen wij heel gedetailleerd en nauwkeurig in kaart brengen wat er gebeurt in de dialoog tussen verpleegkundigen en ouders”
met inachtneming van privacyregels en ethische normen. Zulke gespreksopnames helpen, want zelfs (de meest) ervaren zorgprofessionals weten vaak niet precies hoe zij een gesprek voeren, en de herinnering aan een gesprek is vaak selectief. Daarnaast is het soms lastig om je vinger te leggen op wat er nu daadwerkelijk gebeurde in een gesprek. Door deze gesprekken op te nemen, kunnen wij heel gedetailleerd en nauwkeurig in kaart brengen wat er gebeurt in de dialoog tussen verpleegkundigen en ouders (en artsen).
Door de gesprekken beurt-voor-beurt te analyseren, konden we patronen ontdekken in de communicatie. Zo bleek dat ontslaggesprekken best ingewikkeld kunnen zijn. We zagen gesprekken waarin ouders balanceerden tussen enerzijds het ontvangen van het heuglijke nieuws dat ze hun kleintje (of kleintjes) mee naar huis mogen nemen, tegelijkertijd bleek dit nieuws toch ook andere kanten te hebben. Het moment waarop het nieuws van ontslag wordt aangekondigd, kwamen bijvoorbeeld ineens praktische bezwaren naar voren, zoals werk of het gebrek aan hulp thuis. Ter illustratie zie je hieronder een transcript van de opname van één van de gesprekken. De ouders is net verteld dat ze hun tweeling mee naar huis mogen nemen. We bevinden ons rond minuut 7 van het gesprek.
De vraag van de verpleegkundige in regel 18 (“En je vindt het heel spannend hè?”) is interessant. Deze vraag prikt namelijk als het ware door alle praktische bezwaren heen die moeder naar voren brengt in regel 1-4 en 6-7, en zorgt voor een opening in het gesprek om de zorgen van moeder uitgebreider te bespreken.
Wat hierna volgt
We willen onze analyses gebruiken bij de opzet van een workshop, dit doen we in samenwerking met en voor zorgverleners. Zo’n workshop biedt de mogelijkheid of de tijd voor reflectie op de communicatiepraktijk en op ‘best practices’. Meestal zijn workshops of gesprekstrainingen in de medische sfeer gebaseerd op imaginaire rollenspellen of door achteraf uit herinnering te reflecteren op wat er in gesprekken gebeurd is. Dit achteraf terugblikken geeft om allerlei redenen vaak maar een selectieve weergave. Door te werken met een weergave van de gesprekken zoals ze echt hebben plaatsgevonden, lukt het beter om samen met zorgverleners te komen tot actieve reflectie op wat goede praktijken zijn, en ervan te leren.
1. Moeder Maar vrijdag ben jij aan het werk en is mijn
2. moeder ook aan het werk.
3. (0.4 seconden stilte)
4. Snap je? dus
5. Vader Ja dan moet ik even kijken
6. Moeder Dus dan heb ik liever een
7. dag dat er gewoon eh ook iemand is zeg maar.
8. Vader Maar is dat vrijdagochtend middag?
9. Verpleegkundige Ja als je zegt van weet je “papa is ’s middags
10. thuis” dan kan je ze ook ’s middags ophalen.
11. Vader Ja want vo- ’s middags is een van de twee et eh
12. Moeder Ja. ((zachtjes uitgesproken))
13. (2.2 seconden stilte)
14. Verpleegkundige dat je het na de voeding van twee uur doet.
15. Vader Ik werk tot twee.
16. (2.8 seconden stilte)
17. Moeder Ja. ((zachtjes uitgesproken))
18. Verpleegkundige En je vindt het heel spannend hè?
19. Moeder Ja.
Transcript van een opgenomen gesprek tussen ouders en verpleegkundige.
Ook dit jaar werd door middel van stipendia het onderzoek in het Albert Schweitzer gestimuleerd. In dit artikel stellen we de acht onderzoekers aan je voor en de studie waarvoor ze de toelage gekregen hebben
Snelle detectie van chronische polyneuropathie
Chronische axonale polyneuropathie is de meest voorkomende leeftijdsafhankelijke aandoening van het perifere zenuwstelsel. Polyneuropathie is een langzaam progressieve ziekte die zich kenmerkt door gevoelsstoornissen (verminderd gevoel, tintelingen), zenuwpijn (neuropathische pijn) en spierzwakte. De diagnose polyneuropathie is complex. Ze wordt gesteld op basis van klachten en afwijkingen bij neurologisch onderzoek en wordt bevestigd met een zenuwgeleidingsonderzoek (EMG-onderzoek). De meest voorkomende oorzaak van polyneuropathie is diabetes mellitus. Een andere belangrijke risicofactor voor polyneuropathie is nierfalen. In dit onderzoek wordt er gekeken of de Erasmus Polyneuropathie Symptom Score-vragenlijst (E-PSS) op de polikliniek interne geneeskunde ingezet kan worden als screeningsmiddel voor de diagnose polyneuropathie bij patiënten met diabetes mellitus of chronisch nierfalen. Het doel van het onderzoek is om de performance (discriminatie, sensitiviteit en specificiteit) van de E-PSS vast te stellen bij een chronische axonale polyneuropathie in deze populatie. Bij een goede performance zou het screeningsmiddel op de polikliniek interne geneeskunde van ons ziekenhuis ingezet kunnen worden.
Krista Kuitwaard Krista Kuitwaard, neuroloogHerkenning van symptomatische progressie van laaggradig B-cellymfoom gedurende follow-up
Bij patiënten met een langzaam groeiend lymfoom hoeft er niet altijd gestart te worden met behandeling. Er kan besloten worden om te wachten met de behandeling totdat het lymfoom symptomen veroorzaakt die patiënten hinderen in hun dagelijkse activiteiten. Tot die tijd worden patiënten regelmatig teruggezien op de polikliniek hematologie, dit wordt ook wel het ‘wait and see’-beleid genoemd. Het doel van deze studie is het onderzoeken wanneer patiënten zich presenteren met symptomatische progressie van de ziekte in relatie tot de geplande routinecontroles in de ‘wait and see’-periode. De belangrijkste onderzoeksvraag is hoeveel patiënten met een laaggradige B-cel maligniteit en een ‘wait and see’-beleid zich bij progressie van ziekte presenteren tijdens een geplande routine controleafspraak, en hoeveel patiënten zich presenteren tijdens een vroegtijdige ongeplande consultatie op de polikliniek. Dit onderzoek dient mede als voorbereiding van vervolgfase van onderzoek bestaande uit gerandomiseerde interventiestudie volgens ‘discrete choice experiment’, waarbij in een
prospectief cohort gerandomiseerd zal worden tussen routinecontrole en controle-op-indicatie.
Vroeg herkenning van essentiële trombocytose met behulp van een artificiële intelligentie
De ziekte Essentiële Trombocytose (ET) is een beenmergziekte die ontstaat door een verworven mutatie in de hematopoëtische stamcel. Drie mutaties (JAK2, CALR en MPL-mutaties) verklaren meer dan 85% van de gevallen van ET. De ziekte kenmerkt zich door een structureel verhoogd trombocytgetal en hiermee samenhangend een zeer sterk verhoogd risico op arteriële en veneuze trombotische vaatcomplicaties. Helaas is er vaak een langdurige diagnostische delay. Niet zelden wordt de diagnose ET gesteld nadat vasculaire complicaties al zijn opgetreden, met alle hiermee samenhangende consequenties voor de patiënt. Vroegere herkenning is essentieel om preventieve behandeling te starten in de vorm van trombocytaggregatieremming en cytoreductieve therapie.
Gemiddeld wordt er in het Result Laboratorium onder patiënten die bloed laten prikken bij 25 personen per dag een trombocytgetal gevonden dat groter is dan 450 x 109/L. Dit heeft zeer diverse oorzaken, waaronder in een minderheid van de gevallen een nog niet ontdekte ET.
Met het stipendium willen we met behulp van Artificial Intelligence (AI) een model ontwikkelen voor vroege detectie van patiënten met nog niet gediagnosticeerde Essentiële Trombocytose (ET). De hoofdvraag van het onderzoek is of een AI-model getraind kan worden om vanuit bloedmonsters uit het Result laboratorium van ons ziekenhuis, patiënten te identificeren met nog niet-ontdekte ET. Hiermee willen we vasculaire events kunnen voorkomen door middel van een vroegere start van preventieve behandeling in de vorm van trombocytaggretieremming en cytoreductieve therapie.
Lasertherapie bij minimaal invasieve chirurgie bij sinus pilonidalis
Een sinus pilonidalis (haarnestcyste) is een holte onder de huid tussen of bovenaan de bilspleet. Dit ontstaat door ontsteking ten gevolge van onderhuidse vrije haren. Deze haren kunnen afkomstig zijn vanuit een haarzakje, maar ook door haren die van buiten door de huid heen prikken. Door deze onderhuidse haren ontstaat een ontsteking en soms zelfs een abces. Dit kan pijn veroorzaken en vocht of bloed afscheiden. Er zijn verschillende behandelingsmogelijkheden van de sinus pilonidalis, onder andere minimaal invasieve ‘pit-picking’-chirurgie. Ondanks dat ‘pit-picking’ met laser reeds word toegepast, is de toegevoegde waarde hiervan nooit onderzocht in kwalitatief hoogwaardig onderzoek. Het doel van de studie is om de toegevoegde waarde van lasertherapie na minimaal invasieve ‘pit-picking’-chirurgie te onderzoeken bij patiënten met een symptomatische primaire sinus pilonidalis. In deze studie worden patiënten van 14 jaar of ouder, die zich presenteren met een symptomatische primaire sinus pilonidalis die chirurgische behandeling behoeft, gerandomiseerd naar de twee behandelarmen. De ene behandelarm is de ‘pitpicking’-chirurgie met lasertherapie, de andere arm bestaat uit alleen ‘pit-picking’-chirurgie. De primaire uitkomstmaat is het succespercentage van de twee behandelarmen één jaar na de behandeling. Indien er sprake is van een hoger succespercentage in de lasertherapiegroep, zou lasertherapie van toegevoegde waarde zijn bij de behandeling van sinus pilonidalis
Robert Smeenk Robert Smeenk, colorectaal, bariatrisch en proctologisch chirurgBehandeling en kwaliteit van leven van patiënten met chronische lymfatische leukemie
Chronische lymfatische leukemie (CLL) is de meest voorkomende leukemie bij volwassenen in de westerse wereld. De meeste patiënten zijn ouder dan 60 jaar ten tijde van diagnose, en de ziekte is vaak langzaam progressief. Gezien de chroniciteit en gevorderde leeftijd bij diagnose, is de kwaliteit van leven een van de belangrijkste doelen voor de behandeling. In de afgelopen jaren zijn meerdere doelgerichte therapieën ontwikkeld, die frequent worden toegepast in de behandeling van CLL. Deze middelen, zoals ibrutinib plus venetoclax, zorgen voor een toename van de progressievrije overleving. Van een aantal van deze behandelingen is nog niet bekend wat het effect is op de kwaliteit van leven van patiënten met CLL.
In deze studie word de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven vergeleken vóór, gedurende en na de start van de behandeling met ibrutinib en venetoclax bij patiënten met CLL. Hiermee willen we meer inzicht krijgen in het beloop van de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven vóór, tijdens en na behandeling, zodat patiënten hier beter over geïnformeerd kunnen worden.
Mark-David Levin
Mark-David Levin, hematoloog
Voedingszorg na ontslag uit het ziekenhuis
Het doel van deze studie is om te onderzoeken of een individueel opgesteld voedingsplan de voedingsstatus kan verbeteren van kinderen die voedingszorg thuis nodig hebben, zes maanden nadat ze ontslagen zijn uit het ziekenhuis. Dit individueel opgesteld voedingsplan word NutriCAD genoemd.
In deze studie worden kinderen geïncludeerd met een leeftijd ouder dan één week tot 18 jaar, voorts zijn ze meer dan 24 uur opgenomen in het ziekenhuis en worden ze ontslagen met nieuw opgestarte voedingszorg in de thuissituatie. Voor deze kinderen word een individueel voedingsplan opgesteld en uitgevoerd. Het effect van deze behandeling zal geëvalueerd worden aan de hand van groeiparameters zoals lengte, gewicht en hoofdomtrek bij kinderen jonger dan 2 jaar.
Ankie Lebon
Ankie Lebon, kinderarts
ERATS staat voor Enhanced Recovery After Thoracic Surgery, oftewel optimaal herstel na een borstkast operatie. Met de ERATS-trial is onderzocht hoe patiënten die een longoperatie krijgen het best herstellen. Deze informatie is gebundeld in het ERATS-protocol. Echter, het hebben van een protocol alleen is onvoldoende om beoogde resultaten te behalen. Het protocol moet ook gebruikt worden in te praktijk.
Het doel van dit onderzoek is om factoren te identificeren die de adoptie en implementatie van het ERATS-dashboard bevorderen of belemmeren (een probleemanalyse naar facilitators and barriers). Op basis hiervan zal een concreet werkproces ontwikkeld worden om het gebruik van het ERATS-dashboard in de dagelijkse praktijk te bewerkstelligen. Dit onderzoek word uitgevoerd met behulp van semigestructureerde interviews, thematische analyse en datatriangulatie. Hierbij word ook gesproken met vertegenwoordigers van elke stakeholdergroep. Den k hierbij aan onder anderen multidisciplinaire perioperatieve teamleden, business intelligence-specialisten, elektronisch patiëntendossier (EPD)specialisten, kwaliteitsmedewerkers, vertegenwoordigers uit het senior ziekenhuismanagement, vertegenwoordigers van het Dutch Institute for Clinical Auditing (DICA) en patiëntvertegenwoordigers (via Longkanker Nederland). Uiteindelijk zal hierdoor een overzicht gevormd worden van de facilitators en barrières voor de adoptie en implementatie van het ERATS-dashboard, en zal er een werkwijze worden opgesteld voor het gebruik van het ERATS-dashboard in de dagelijkse praktijk.
De verpleegkundige taken en de inzet van de verzorgende IG
Er is een tekort aan verpleegkundigen, en de verwachting is dat dit alleen maar zal toenemen. Dit probleem kan niet alleen maar door extra verpleegkundigen worden opgelost. Het is daarom van belang om verpleegkundigen zo effectief mogelijk in te zetten. Op dit moment worden de verpleegkundige werkzaamheden nog niet optimaal uitgevoerd. Zo worden ook niet verpleegkundige taken uitgevoerd (‘non-nursing tasks’), en blijft bepaalde verpleegkundige zorg onafgemaakt (‘nursing tasks left undone’). Tevens worden er taken uitgevoerd die niet evidence based (meer) zijn (‘low value nursing care’). Het uitvoeren van deze taken heeft nadelige gevolgen voor de werktevredenheid van de verpleegkundigen, maar voor de kwaliteit van zorg.
Met dit onderzoek wordt in kaart gebracht welke taken er daadwerkelijk door verpleegkundigen in het Albert Schweitzer ziekenhuis worden uitgevoerd en welke rol de verzorgende voor de individuele gezondheidszorg (verzorgende IG) kunnen hebben bij de uitvoering van taken. Aan de hand van de resultaten van het onderzoek kan een implementatiestrategie ontwikkeld worden om verpleegkundigen minder ‘non nursing tasks’ en ‘low value nursing care’ te laten uitvoeren door hierbij verzorgenden IG in te zetten. Hiermee kunnen hopelijk ook de ‘nursing tasks left undone’ verminderd worden.
Marloes van der Heul Marloes van der Heul, verpleegkundige
In de rubriek ‘In the spotlight’ zetten we telkens de schijnwerper op één van de vele afdelingen van het ASz. We belichten de mensen die er werken en het werk dat ze doen, met de nadruk op hun bijdrage aan wetenschappelijk onderzoek. Deze keer zetten we de afdeling Nucleaire geneeskunde in het licht.
Al ruim twintig jaar heeft het ASz een zelfstandige afdeling Nucleaire geneeskunde. Bijna ieder specialisme in ons ziekenhuis maakt gebruik van de onderzoeken van de afdeling. Met een team van drie nucleair geneeskundigen en 14 laboranten maken zij dagelijks beelden met drie gammacamera’s, twee DEXA-scanners en één PET/CT. Wij spraken met Shiuw Ho-Han, medisch manager en nucleair geneeskundige, over het vakgebied van de nucleaire geneeskunde en de bijdrage die de afdeling levert aan wetenschappelijk onderzoek.
Wat is de waarde van het vakgebied?
“In de nucleaire geneeskunde wordt gebruik gemaakt van radioactieve stoffen (radiofarmaca), die toegepast worden voor zowel diagnostische doeleinden als therapie. De successen bij de behandeling van goedaardige en kwaadaardige schildklieraandoeningen met radioactief jodium, leidden tot het ontstaan van nucleaire geneeskunde als een onafhankelijke medische discipline. De radio-jodiumtherapie vestigde ook het principe van theranostiek, dit wil zeggen de combinatie van diagnose en therapie. Het theranostische principe werd later met succes toegepast op neuroblastoom, lymfomen, neuro-endocriene tumoren, paraganglioom en - meer recentelijk - prostaatkanker.”
Hoe werken jullie?
“Nucleaire geneeskunde en radiologie maken beide gebruik van
beeldvormende technieken. Radiologie maakt veelal gebruik van röntgenstralen met of zonder contrastvloeistof. Zo worden anatomische beelden gemaakt. Bij de nucleaire geneeskunde wordt de patiënt radioactief gemaakt door het inspuiten van een tracer gelabeld met een radioactief isotoop. De verdeling van radioactiviteit wordt vervolgens in beeld gebracht door een specifieke gamma of positron emissie tomografie camera (PET), die vervolgens ook de intensiteit van deze straling weergeeft.
Een nucleair geneeskundig onderzoek laat zien hoe organen of weefsel functioneren en laat minder de structuren en de grootte van weefsel zien. Hierdoor is het makkelijker pathologisch en normaal weefsel te onderscheiden, ook al is er anatomisch nog geen radiologisch verschil te zien. De keuze voor een radiofarmacon bepaalt naar welk fysiologisch, dan wel pathofysiologisch, proces gekeken wordt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het glucose metabolisme (met 18F-FDG, zie Figuur 1), maar ook orgaan-specifieke antigenen, zoals bijvoorbeeld bij prostaatkanker met prostaat specifiek membraan antigen (PSMA).”
Welke typen onderzoeken doen jullie?
“Je kunt onderscheid maken tussen statische en dynamische onderzoeken. Bij het statische onderzoek wordt de activiteitverdeling vastgelegd die na een bepaalde tijd is ontstaan. Het gaat er dan om een functioneel-morfologische afbeelding van een orgaan of systeem te verkrijgen. Meestal worden er afbeeldingen gemaakt vanuit verschillende richtingen. Een voorbeeld is de skeletscintigrafie (botscan) of een schildklierscan.
Bij het dynamische onderzoek wordt er gedurende een zekere tijd gekeken naar veranderingen in de verdeling van de radionuclide.
Dit onderzoek is vooral gericht op de functie van het orgaan of systeem en op de circulatie. Een voorbeeld is het maagontledigingsonderzoek of de nierscintigrafie.
Naast deze twee typen onderzoek, kunnen we ook driedimensionale afbeeldingen maken met behulp van een Single Photon Emission Computed Tomography (SPECT), dit al dan niet gecombineerd met een low-dose CT-scan. Deze opnamen worden bijvoorbeeld vaak aanvullend gemaakt bij het skeletonderzoek bij prothesen van knieën of heupen. Onze nucleair geneeskundigen beoordelen de kwaliteit van de beelden en maken verslag van de interpretatie van de beelden.”
Wat doen jullie aan wetenschappelijk onderzoek?
“We voeren momenteel geen eigen wetenschappelijk onderzoek uit, maar we zijn binnen het ziekenhuis wel betrokken bij verschillende studies. Hierbij worden nucleaire onderzoeken bijvoorbeeld gebruikt om een ziektebeeld, of het effect van nieuwe behandelingen in kaart brengen.
Zo worden bijvoorbeeld patiënten met kanker bij de start van de behandeling in beeld gebracht met een FDG-PET/CT. Zo kan gekeken worden naar de uitgebreidheid van de ziekte. Halverwege de behandeling kan dan opnieuw een FDG-PET/CT worden gemaakt om te zien wat het effect is van de behandeling (zie Figuur 2). Veranderingen van het glucose metabolisme in de tumor zijn namelijk eerder te detecteren, dan een toe- of afname in grootte van tumoren op een gewone CT-scan (zie figuur 1).
Daarnaast hebben we ook een rol in het geneesmiddelenonderzoek. Farmaca gelabeld met een radioactief isotoop kunnen hier-
door nauwkeuriger gemonitord worden, en de verdeling van nieuwe geneesmiddelen in het lichaam - zowel in tumoren als in normaal weefsel - kan hiermee gevisualiseerd worden.”
Met bijvoorbeeld 18F-fluoroestradiol kan de oestrogeen receptor in het lichaam gevisualiseerd worden. Bij oestrogeen receptor (ER) positieve borstkanker kan van alle aanwezige metastasen de aanwezigheid van deze oestrogeen receptor bekeken worden, zonder dat van al deze metastasen een biopsie wordt afgenomen. Zo kan vooraf beter voorspeld worden of een anti-hormonale therapie voor borstkanker een behandel effect gaat hebben.
Figuur 1: 18F-FDG PET-scan van patiënt met verdenking vasculitis. Een uitgebreid vasculitisbeeld met verhoogde FDG-stapeling in de gehele aorta, arteria subclavia beiderzijds en beenvatenbeiderzijds.
Figuur 2. 18F-FDG PET-scan : Het effect bij chemo-immunotherapie bij een patiënt bekend met lymfoom. Links: Voor behandeling had patiënt multipele laesies in het skelet, lever, milt en lymfklieren. Rechts: Na de behandeling zijn de afwijkingen niet meer zichtbaar op de scan.
De toekomst
Patiënt-specifieke therapieën uit eigen lab Ook binnen de nucleaire geneeskunde staan de ontwikkelingen niet stil. Jaarlijks komen er nieuwe tracers (orgaan specifieke stof waaraan de radioactieve stof gekoppeld wordt) op de markt en met iedere ontwikkeling worden de tracers ook specifieker. Op dit moment wordt nucleaire geneeskunde binnen ons ziekenhuis nog voornamelijk gebruikt voor beeldvormende onderzoeken. Maar de mogelijkheden zijn er al om tracers in te zetten voor patiënt-specifieke therapie. Een voorbeeld hiervan is de systemische bestraling van patiënten met gemetastaseerd prostaatkanker met alpha- of beta-straling. Een ander voorbeeld is de behandeling van schildklierkankerpatiënten met radioactief jodium. Dit is nog maar een tipje van de sluier van mogelijke therapieën. Deze patiënt-specifieke therapieën hebben als voordeel minder toxisch te zijn voor de patiënt. Daarnaast kan voorafgaand bepaald worden of de juiste receptoren aanwezig zijn voor de therapie om te werken. Dit voorkomt het onnodig inzetten van langdurige medicatie en verhoogt de effectiviteit van de behandeling.
De afdeling nucleaire geneeskunde is thans bezig om een eigen radionucliden-lab op te zetten om binnen het ASz tracers op maat te kunnen maken voor de individuele patiënt. Hierdoor kunnen we in het ASz eerder nieuwe ontwikkelingen toepassen en meedoen aan landelijk en internationaal wetenschappelijk onderzoek.
Fay Nous verdedigde september vorig jaar haar proefschrift over het gebruik van de CT-scan bij hartonderzoek. We zijn benieuwd naar het onderzoek dat ze deed, naar haar wetenschappelijke drijfveren, en natuurlijk vragen we haar ook naar de hobbels en hoogtepunten die een promotietraject met zich meebrengt.
Waarom ben je promotieonderzoek gaan doen?
“Ik heb biomedische wetenschappen gestudeerd, vanwege mijn interesse in wetenschappelijk onderzoek. In de bachelor-fase heb ik onderzoek gedaan naar het gebruik van steunharten. Een steunhart is een mechanische pomp die de functie van de linker hartkamer ondersteunt en gedeeltelijk overneemt. In mijn master-fase onderzoek deed ik onderzoek met stamcellen, ook gericht op het hart. Ik had toen besloten om arts te worden en, gezien mijn interesse in het hart, cardioloog. Wat mij trekt aan de wetenschap is het gaan begrijpen hoe dingen in elkaar zitten en onderzoeken hoe we met die kennis het nog beter voor de patiënt kunnen doen. Daarom was het voor mij ook heel logisch om promotieonderzoek te gaan doen.”
Hoe ben je bij dit onderwerp terechtgekomen?
Fay Nous
Fay Nous is AIOS Cardiologie en doet haar vooropleiding Interne Geneeskunde in het Albert Schweitzer ziekenhuis. Op
30 september vorig jaar verdedigde ze haar proefschrift getiteld Cardiac CT for Comprehensive Coronary Assesment. Fay staat op de foto met paranimfen Joyce van Hengsten en Nikki van de Velde.
“Ik had al twee keer eerder een onderzoeksproject gedaan, tijdens mijn bachelor en master. Voor beide onderzoeken heb ik veel op het laboratorium gezeten. Daardoor wist ik dat ik mijn promotieonderzoek niet op het laboratorium wilde uitvoeren. Ik heb na mijn master een half jaar als ANIOS cardiologie in Utrecht gewerkt. In die periode kwam ik erachter dat ik ook het onderwerp beeldvorming in de cardiologie erg interessant vond. Toen ben ik naar de professor gestapt. Ik vroeg hem of hij nog een interessant onderzoeksthema wist op het gebied van cardiale beeldvorming. Toevallig was er dezelfde week in Rotterdam een sollicitatie gaande voor een promotietraject bij de cardiale beeldvorming. Ik heb gesolliciteerd, werd aangenomen en kon al snel aan mijn promotieonderzoek beginnen.”
Waar gaat je onderzoek in grote lijnen over?
“Pijn op de borst is de meest voorkomende klacht waarvoor patiënten verwezen worden naar cardiologie. Bij de analyse van deze klacht is zowel het in kaart brengen van de anatomie als van de doorbloeding van de kransslagaders van belang. Op dit
moment is er geen niet-invasieve methode om beide in kaart te brengen. Nu doen we dit dus met een invasieve methode, de hartkatheterisatie. In mijn promotieonderzoek hebben we gekeken of dit ook te doen is met een CT-scan. De CT-scan is een anatomische modaliteit, de doorbloeding proberen we te meten middels een perfusie, die gecombineerd word met de CT-scan. Ook hebben we gekeken of we een FFR-meting (Fractional Flow Reserve), kunnen simuleren met een CT. Hierbij word gekeken naar het drukverval in de kransslagaders. In het onderzoek naar de CT-perfusiescan hebben we gekeken hoe betrouwbaar de CT-perfusie is. Het bleek een betrouwbare manier om pijn op de borst te analyseren. Voor de CT-FFR was al eerder in grote studies aangetoond dat het betrouwbaar was, maar er was nog geen onderzoek naar de klinische toepasbaarheid. Met mijn onderzoek lieten we zien dat CT-FFR ook bij kan dragen aan de analyse van pijn op de borst op de polikliniek cardiologie.”
En hoe was de dag van de promotie?
“Dat was echt een ontzettend leuke dag. Van tevoren had ik wel wat zenuwen, maar mijn promotor had me op het hart gedrukt dat ik me niet druk hoefde te maken, en dat het doel is om er uiteindelijk een leuke en voor iedereen interessante dag van te maken. Ook hadden we een goede commissie samengesteld, met verschillende radiologen en cardiologen. Stiekem was ik wel blij dat ik er geen statisticus bij had zitten. Van de commissieleden kreeg ik natuurlijk ook wel lastige vragen, maar dat kan ook juist uitdagend zijn. Ook was het leuk om aan mijn vrienden en familie uit te kunnen leggen wat ik nu precies al die afgelopen jaren heb gedaan. De meeste mensen in de zaal hadden ook nog nooit de verdediging van een promotie bijgewoond. De dag was ook een manier om alle mensen te bedanken die mij de afgelopen jaren geholpen en gesteund hebben.”
Hoe ziet de toekomst eruit?
“Ik deed mijn onderzoek in een academisch centrum, het Erasmus MC. Een patiënt met stabiele pijn op de borst is eigenlijk geen academische patiënt. Hierdoor was het werven van geschikte patiënten, met name patiënten met een blanco voorgeschiedenis, ontzettend lastig. Ook hebben patiënten die verwezen worden naar het EMC vaak al veel onderzoeken ondergaan (bijvoorbeeld een SPECT of CT), en om ze dan te vragen om nog meer onderzoeken te ondergaan is natuurlijk wel veel gevraagd. Een andere uitdaging was het multicenter onderzoek. Dit vond in verschillende landen plaats, en mijn onderzoek bevind zich echt op het raakvlak tussen cardiologie en radiologie. In het Erasmus MC loopt er een goede samenwerking tussen die twee vakken, maar dat is zeker niet overal zo. Ziekenhuizen buiten Nederland richten dit vaak net wat anders in.”
Wat vond je het leukst aan promotieonderzoek?
“Wat ik leuk vond aan het onderzoek was de samenwerking met heel veel verschillende mensen, bijvoorbeeld de CT-laboranten, de technici van de cardiologie, en dat dan over de hele wereld. Ook heb ik samenwerkt met een bedrijf dat bepaalde software maakt voor de CT-scans. Het was waardevol om te zien hoe onderzoek samen met het bedrijfsleven kan gaan. Leuk is ook dat je echt een specialist op jouw kleine gebied bent. Hierdoor kom je al snel met professoren aan tafel die al jaren in het vakgebied werkzaam zijn, die je als jonge dokter normaliter nooit zou spreken.”
“Een arts, die hier in het ASz coassistent is geweest bij cardiologie, volgt mij op als promovendus. Ik doe zelf nu geen onderzoek meer, omdat ik me fulltime op de kliniek wil focussen. De eerste twee jaar van de opleiding cardiologie werk je niet bij de afdeling cardiologie, maar doe je je vooropleiding samen met de interne geneeskunde. Na drie jaar vervolg je je opleiding in een academisch centrum, en dan kijk ik wel weer of ik weer heel veel zin heb om onderzoek erbij te doen. De combinatie van kliniek en onderzoek, kan wel zwaar zijn. Het onderzoek in de avonduurtjes is lastig, het duurt zo een uur voordat je weer helemaal in de materie zit. Als je vrij bent, ’s avonds of in het weekend, hangt altijd je todo lijstje van het onderzoek boven je hoofd. Ik wil ook genoeg tijd hebben om te ontdekken wat voor soort cardioloog ik wil worden, en welk sub-specialisme ik daarin wil doen.”
Heb je nog tips voor collega’s die onderzoek gaan doen?
“Ik heb mijn promotieonderzoek als heel erg leuk ervaren. Als arts is het ook een verrijking om daarna alle literatuur die op ons afkomt beter te kunnen begrijpen. Het is wel een verschil hoe je literatuur leest als je zelf onderzoek hebt gedaan. Dat is echt anders dan wanneer je er alleen onderwijs over hebt gehad. Bij promotieonderzoek kom je op plekken en ontmoet je mensen die je als clinicus niet zou ontmoeten. Het is ook echt een ander vak, ik vind het wel een meerwaarde voor het werk in de gezondheidszorg. Maar het is ook iets wat je leuk moet vinden. Het is ook een hele lange weg vol eeuwig geduld en tegenslagen, dus je moet echt intrinsiek leuk vinden.”
„Met mijn onderzoek lieten we zien dat CT-FFR ook bij kan dragen aan de analyse van pijn op de borst op de polikliniek cardiologie”
„Leuk is ook dat je echt een specialist op jouw kleine gebied bent”
Jurgen Riedl zwaait af als voorzitter van de wetenschapscommissie. Alle reden hem te spreken over wat de commissie bereikt heeft en wat nog uitdagingen zijn. We beginnen het gesprek met de vraag naar zijn eigen wetenschappelijke fascinatie.
Je bent klinisch chemicus, hoe kwam dat zo?
“Ik ben medisch-biologisch-geneeskundig opgeleid in Utrecht. Na mijn master ben ik promotieonderzoek gaan doen. Ik zag het als een begin om echt ‘hardcore’ fundamenteel onderzoek te gaan doen, maar op een gegeven moment ben ik daar toch van afgestapt. Ik ontdekte tijdens mijn promotietijd een interessant nieuw eiwit (FRMPD4). Daar kun je in principe jarenlang verder aan werken en meer onderzoek aan doen. Toch kwam ik er langzaamaan achter dat ik dit fundamentele onderzoekswerk niet wilde blijven doen. Het werk met directe klinische relevantie trok me meer. Ik wil graag kunnen vertalen wat voor implicaties een bepaalde bevinding heeft bij een bepaalde ziekte om vervolgens patiënten beter te kunnen bedienen. Zo ben ik in contact gekomen met het specialisme klinische chemie en dat was precies wat ik zocht. In de laboratoriumgeneeskunde kan ik mijn fundamentele kennis van diagnostiek in bloed en andere lichaamsvochten, moleculaire biologie, morfologie van cellen en flowcytometrie gebruiken voor de patiëntenzorg. Dat is mij op het lijf geschreven.”
“Al sinds de start van mijn studie was ik geïnteresseerd in wetenschappelijk onderzoek. Na mijn studie heb ik mijn promotieonderzoek gedaan bij Hans Bos en Hans Clevers. Beiden waren ze voor mij een voorbeeld, allebei op hun eigen manier. Hans Bos is echt een klassieke moleculair onderzoeker. Hij heeft de RAS-mutatie bij kanker ontdekt en die ontdekking veranderde alles. Vanwege de relevantie van de ontdekking voor de klinische praktijk, werd hij niet alleen een grote naam voor moleculair biologen, maar zaten er ook zalen vol met artsen naar zijn colleges over het onderzoek te luisteren. Wat ik van Hans Clevers heb geleerd is de klinische vertaling van het onderzoek. De vraag die hij zichzelf stelde was: ‘Leuk dat ik iets heb ontdekt, maar wat heeft de patiënt in de praktijk hieraan?’.
Het was een kritische onderzoeksgroep waarbij ik destijds werkte. Je kwam er niet weg met half afgemaakt werk. Als je een praatje gaf en je had je niet goed voorbereid - je had bijvoorbeeld een
Jurgen Riedl
literatuurreferentie gemist - dan werd dit meteen duidelijk gemaakt. Ik heb hier ontzettend veel van geleerd. Met name om goed vooronderzoek te doen, experimenten goed en secuur op te zetten en heel kritisch te zijn. Deze kritische blik heb ik bij uitstek kunnen benutten als lid van de wetenschapscommissie.”
Waarom heb je je aangesloten bij de wetenschapscommissie?
”Eerst was ik algemeen lid en later werd ik voorzitter van de commissie. Voor mij een goede combinatie met mijn werkzaamheden als klinisch chemicus. Onderzoek doen in een perifeer ziekenhuis is best een uitdaging. Sommigen bekijken dit negatief: er is nooit geld en vakgroepen hebben geen tijd. Maar ik probeer het juist positief in te steken. Uitdagend? Jazeker. Maar je moet je energie wel in de juiste personen en dingen steken. Als wetenschapscommissie proberen we, samen met het Leerhuis en Wetenschapsbureau het wetenschappelijk klimaat te bevorderen. Dit hebben we onder andere gedaan door ervoor te zorgen dat er statistische ondersteuning aanwezig is. We hebben bijvoorbeeld een statisticus vanuit het Erasmus MC hier gedetacheerd. Daar-
“We zouden een centrale onderzoeksen ontmoetingsplek moeten hebben”
door kun je nu hulp krijgen als je iets niet begrijpt of als je bijvoorbeeld een powerberekening wil uitvoeren waar je zelf niet uitkomt. Daarnaast worden er allerlei nuttige cursussen via het Leerhuis of het Wetenschapsbureau aangeboden.
Iets anders waar wij voor hebben gezorgd is dat er een centraal een overzicht van studies kwam is, en een Kwaliteitshandboek Wetenschap met instructies en procedures . Zo is het een vereiste dat alle studies in Castor SMS worden bijgehouden en dat de hoofdonderzoeker GCP-getraind is. Dit klinkt allemaal vrij basaal, maar dit was eerder niet altijd het geval. Niet alleen erg belangrijk voor de veiligheid van de patiënt en de kwaliteit voor het onderzoek, maar ook als je samen wil werken met externe partijen.”
Waar ben je van dit alles het meest trots op?
“Ik ben het meest trots op dat er vakgroepen zijn die eerder minder onderzoek deden en nu veel. En dat ook nog eens vanuit hun eigen kracht. Ik geloof niet dat je automatisch goed onderzoek krijgt zodra je mensen een zak geld geeft. Mensen moeten gedreven zijn en geïnteresseerd. Een voorbeeld hiervan is Eric van Bommel (internist-nefroloog). Hij was geïnteresseerd in een relatief zeldzaam ziektebeeld, retoperitonale fibrose (RPF), en beet zich vast in dit onderwerp. Nu, jaren later, is ons ziekenhuis een heus expertisecentrum voor retroperitonale fibrose. Zoiets vind ik fantastisch. Ons ziekenhuis zit gelukkig vol met tal van enthousiaste medisch specialisten en onderzoekers.
Hoe we het wetenschappelijke klimaat een boost hebben kunnen geven? Wij zijn met veel vakgroepen in gesprek gegaan . Het belang van onderzoek snappen de meesten wel, maar als maatschap of als vakgroep moet er wel tijd vrijgemaakt worden voor een collega die onderzoek gaat doen. Een goed voorbeeld hiervan is de neurologie. Deze vakgroep wilde ook excelleren op wetenschappelijk vlak en hebben samen onderling goede afspraken gemaakt zodat er tijd beschikbaar kwam om onderzoek te doen. En kijk nu eens… Er wordt daar echt kwalitatief hoogstaand onderzoek gedaan. Ook zie je dat er steeds meer interessante interacties beginnen te ontstaan tussen vakgroepen en maatschappen zoals de cardiologie en de interne geneeskunde. Kruisbestuiving inderdaad. Dan krijg je als vanzelf een sneeuwbaleffect en dat is prachtig.
Welke uitdagingen zijn er op dit moment nog?
“Eigenlijk zou je een plek in het ziekenhuis moeten hebben waar alle onderzoekers elkaar wat makkelijker treffen. Inclusief de statisticus natuurlijk. Dit zou een meer organische samenwerking en groei kunnen geven. We hebben nu zowel de kliniek waar een aantal onderzoekers zitten als het flatgebouw (‘de toren’) waar weer andere onderzoekers zitten. In de toren wordt bijvoorbeeld een onderzoeksoverleg gehouden, met onder anderen dr. Levin en dr. Westerweel waar in principe iedereen welkom is. Maar dat is natuurlijk minder toegankelijk. Eigenlijk zou je een centrale onderzoeks- en ontmoetingsplek willen hebben.
Een andere uitdaging blijft het borgen en het uitbreiden van financiering. Dit is niet altijd makkelijk. Toen ik net voorzitter was hebben we relatief veel mazzel gehad en werd er extra financiering vrijgemaakt, nota bene een onderzoekfonds met 1 miljoen euro. Dit geld is heel nuttig gebruikt en heeft geresulteerd in een heel pallet aan onderzoeken, stipendia en niet te vergeten publicaties in belangrijke tijdschriften. De tijden zijn nu anders. Ook daar zullen we een mouw aan moeten passen.
Hoe zou jij deze uitdagingen aanpakken?
“Je kunt proberen de financiering te waarborgen door bijvoorbeeld over onze eigen ziekenhuismuren heen te kijken. Samenwerken met verschillende consortia, bijvoorbeeld BeterKeten of mProve. Dat soort samenwerkingen kan ook geld genereren voor langlopende onderzoekslijnen en aanstellingen van promovendi.
Een andere optie is samenwerken met het bedrijfsleven. Sommige onderzoeken lenen zich daar voor, anderen wat minder. We hebben vijf jaar geleden afgesproken dat we niet alleen maar ‘pilots’ of beginnende studies willen stimuleren - dat doen we met de stipendia - maar we willen ook langlopende onderzoekslijnen faciliteren.”
Wie is je opvolger?
“Er worden dit jaar twee decanen aangesteld, één voor onderwijs en één voor wetenschap. De nieuwe decaan voor de wetenschap is dr. Marcel Kofflard. Marcel heeft een bewezen track record in de wetenschap en wordt aangesteld als decaan voor wetenschap. Hij wordt dan ook automatisch voorzitter van de wetenschapscommissie. De functie van decaan geeft eveneens extra borging. We deden het als leden van de wetenschapscommissie er allemaal bij, en nu is het voorzitten van de commissie een onderdeel van een vast takenpakket. Hierdoor kun je meer diepgang en focus creëren.”
Wat zou je je opvolger mee willen geven?
“Stimuleer de samenwerking! Dat is echt de basis van het doen van goed en gaaf onderzoek. En daarnaast zou ik aandacht willen voor de oprichting van een centraal trialbureau zouden hebben. Met deze twee dingen heb je als voorzitter voorlopig al je handen vol, denk ik.
Wat ga je met de vrije tijd doen?
“Ik doe behoorlijk wat onderzoek naast mijn normale werk als specialist en hopelijk krijg ik daar nu iets meer tijd voor. Ik ga me op twee dingen focussen: digitale beeldherkenning van beenmerganalyses en het verder implementeren van geautomatiseerde venapuncties. Verder hoef ik me nooit te vervelend op het lab.”
Heb je nog tips voor onderzoekers. Waar begin je bijvoorbeeld?
“Het begint denk ik met een passie vinden. Althans, zo begon het bij mij en zo zie ik het om me heen. Als jij met een leuk onderzoeksvoorstel bij de juiste persoon aankomt - bijvoorbeeld bij een van de specialisten die hier veel onderzoek doen - dan denken die vast en zeker mee. En dan gaat het balletje rollen en ontstaan er mooie dingen.”
We willen als laatste Jurgen hartelijk bedanken voor zijn jarenlange inzet voor de wetenschapscommissie!
„Ook zie je dat er steeds meer interessante interacties beginnen te ontstaan tussen vakgroepen en maatschappen zoals de cardiologie en de interne geneeskunde”
Casus: een 44-jarige vrouw werd door de huisarts doorverwezen naar onze SEH. De patiënt was bekend met chronische nierziekte waarvoor zij hemodialyse onderging. Op de SEH presenteerde zij zich met acute pijn in de rechterbovenbuik uitstralend naar de rug, een beeld dat het meest passend is bij een pancreatitis. Omdat het serum lipase en serum amylase niet verhoogd waren, werd er een CT-abdomen (een foto van de buik) gemaakt om de diagnose te bevestigen. Voor het maken van de scan werd intraveneus johexol contrastvloeistof ingespoten. Op de CT-scan werd een onverwachte bevinding gedaan: er werden meerdere gebieden van hoge dichtheid waargenomen in de dikke darm van de patiënt. Hier zou geen contrastvloeistof aanwezig moeten zijn, tenzij er sprake is van een bloeding. Wat is hier aan de hand?
Het klinische beeld, de labwaarden en de CT-scanbeelden (zie figuur 1) maakten een bloeding in de dikke darm niet logisch. Mevrouw had geen tekenen van melaena of rood rectaal bloedverlies. Het hemoglobinegehalte in het bloed was niet verlaagd. De gebieden met hoge intensiteit pasten ook niet bij een bloeding waarin zich contrastvloeistof bevond. De patiënt had ook niet per ongeluk orale contrastvloeistof ingenomen. In contrastvloeistof zitten namelijk jodiumatomen die voor een verhoogde intensiteit zorgen op een CT-scan, omdat deze jodiumatomen de röntgenstralen absorberen.
Na analyse van de CT-beelden werd door het uitsluiten van andere oorzaken geconcludeerd dat de gebieden op de CT-scan met hoge dichtheid, waarschijnlijk het gevolg waren van de accumu-
latie van een ander middel in de dikke darm. Mevrouw gebruikte op het moment van opname de volgende geneesmiddelen: labetalol, perindopril, amlodipine, valproïnezuur, esomeprazol, olanzapine, levothyroxine, alfacalcidol, polystyreensulfonzuur natrium en lanthaancarbonaat. Maar welk middel in dit rijtje zou zich op een CT-scan kunnen gedragen zoals het jodiumhoudende contrastmiddel dit doet?
Uit het bovenstaande rijtje met medicijnen is lanthaancarbonaat de waarschijnlijkste boosdoener. Welke eigenschappen en functie heeft lanthaancarbonaat eigenlijk? Lanthaancarbonaat is een zogenaamde fosfaatbinder. Lanthaanionen (La3+), die een hoge affiniteit hebben voor fosfaationen, komen vrij in de maag en darmen. Hierdoor binden lathaanionen de fosfaationen uit voedsel, met als gevolg dat de absorptie van fosfaat verminderd wordt en hyperfosfatemie wordt voorkomen. Lanthaan is een metaal en heeft een dichtheid die hoger is dan dat van jodium, en iets minder dan dat van ijzer. Door de hoge dichtheid worden de röntgenstralen door het lanthaan geabsorbeerd. Verder heeft lanthaancarbonaat een biologische beschikbaarheid van 0%. Het wordt dus niet opgenomen door het lichaam en wordt onveranderd uitgescheiden via de ontlasting. Als laatste wordt lanthaancarbonaat meestal meerdere keren (3-4 maal) per dag gebruikt, dus komt er ook veel aan geneesmiddel in de darm terecht. Het is aannemelijk dat de hoge concentratie van het medicijn in de dikke darm heeft geleid tot de waargenomen bevindingen op de CT-scan [1-3].
Door de combinatie van de relatief hoge dichtheid van lanthaan en de hoge frequentie van inname (en dus volume) kan men onverwacht hoog-contrasterende plekken zien op een CT-scan. Het is belangrijk om deze mogelijke bijwerking van lanthaancarbonaat in gedachten te houden bij het beoordelen van CT-beelden van patiënten die lanthaancarbonaat gebruiken. Dit fenomeen is overigens niet alleen bekend voor lanthaancarbonaat. Ook polystyreensulfonzuur calcium en ijzerhoudende geneesmiddelen veroorzaken plekken van hoge intensiteit op een CT-beeld. Dit fenomeen kan ook optreden bij middelen die bij een overdosering de neiging hebben om aan elkaar te plakken en zo een steen van (tablet)resten te vormen [5].
Gelukkig werd er in deze casus al snel gedacht aan de mogelijkheid dat de afwijkingen op de CT-scan door medicijnen veroorzaakt waren. De diagnose pancreatitis werd bij deze patiënte bevestigd, en ze werd er uiteindelijk voor behandeld. Een week later werd nogmaals een CT-scan gemaakt waarop nog steeds materiaal met hoge dichtheid in de darm aangetroffen werd. Dit is logisch en liet alleen maar zien dat de patiënte haar medicijnen trouw innam.
1. Cerny S, Kunzendorf U. Images in clinical medicine. Radiographic appearance of lanthanum. N Engl J Med. 2006 Sep 14;355(11):1160. doi: 10.1056/NEJMicm 050535. PMID: 16971722.
2. Salerno D, Colin PE, Ernotte C, Dubois B, Meunier P. The Risk of Mistaking Intestinal Lanthanum Carbonate for Intestinal Bleeding on CT. J Belg Soc Radiol. 2015 Sep 15;99(1):87-88. doi: 10.5334/jbr-btr.852. PMID: 30039075; PMCID: PMC6032545.
3. https://www.medischcontact.nl/nieuws/ laatste-nieuws/artikel/buikoverzichtsfotomet-witte-vlekken-en-gruis
4. Sin FN, Tsang JP, Siu KL, Ma JK, Yung AW. Medications as causes of intraluminal hyperdensities: what radiologists need to know. Eur J Radiol. 2012 Jul;81(7):1652-6. doi: 10.1016/j.ejrad.2011.03.010. Epub 2011 Apr 3. PMID: 21459531.
5. Simpson SE. Pharmacobezoars described and demystified. Clin Toxicol (Phila). 2011 Feb;49(2):72-89. doi: 10.3109/15563 650.2011.559472. PMID: 21370943.
CTcue is software om data te analyseren uit HiX. Het gebruik van de software vereist geen specialistische ICT-kennis en de mogelijkheden voor data-analyse zijn groot. Afgelopen januari werd de aftrap gegeven voor een pilot met CTcue. Dit gebeurde in de vorm van een training met key users als artsen, verpleegkundigen, trial/research-medewerkers en medewerkers van het bedrijfsinformatiecentrum en het wetenschapsbureau. Deze deelnemers zijn zich nu verder aan het verdiepen in het gebruik van CTcue en zullen in de toekomst andere gebruikers kunnen bijstaan. In dit artikel geeft projectleider Stefaan Hendriks nadere uitleg bij de CTcue-pilot.
CTcue onderscheidt zich op twee punten van de klassieke data-analysesoftware zoals PowerBI. Ten eerste is er geen ICT-voorkennis nodig om er mee aan de slag te gaan, enkel de training volgen is voldoende (zie kader ‘Wat houdt de introductie in?‘). Ten tweede kan er niet enkel op gestructureerde data gezocht worden, maar ook op contextgevoelige data in vrije tekst. Dit laatste is een belangrijke meerwaarde omdat ongeveer 80% van de data in HiX als vrije tekst is opgeslagen.
CTcue kan zowel gebruikt worden om patiënten-cohorten in kaart te brengen (‘patient finder’) als ook om data over deze patiënten-cohorten te verzamelen (‘clinical data collector’).
Op dit ogenblik wordt CTcue gebruikt in een dertigtal ziekenhuizen, waaronder in vrijwel alle mProve-ziekenhuizen. De software kent toepassingsvelden in wetenschappelijk onderzoek, statistiek en kwaliteitsverbetering.
Bij wetenschappelijk onderzoek is CTcue uitermate geschikt voor retrospectieve studies, omdat op een snelle manier over grote groepen patiënten gegevens verzameld kunnen worden. Daarbij is het een belangrijke meerwaarde, dat ook in allerhande verslagen gezocht kan worden zoals radiologieverslagen, consultverslagen, ontslagbrieven enzovoort. Daarnaast is CTcue ook goed bruikbaar voor prospectieve studies als vervanging voor de lijstjes die nu geturfd worden om patiënten te includeren (zie kader ‘Hoe kun je CTcue inzetten bij de inclusie van patiënten in prospectieve studies?’).
Ook bij kwaliteitsverbetering zijn de toepassingsmogelijkheden legio. Zo worden bijvoorbeeld in het Rijnstate ziekenhuis data geanalyseerd om de kwaliteit van zorg te evalueren. Het gaat dan om vragen zoals: zijn standaard laboratoriumaanvragen wel zinvol? Of: moeten we extra aandacht besteden aan het voorkomen van complicaties of komen deze zo weinig voor dat we alleen het complicatiepercentage hoeven te monitoren?
Wat houdt de introductie in?
De introductie neemt ongeveer één uur in beslag en wordt door Stefaan Hendriks of een van de key users gegeven. Tijdens deze introductie word je vertrouwd gemaakt met de basisprincipes en valkuilen van CTcue. Het is aan te bevelen om een concrete onderzoeksvraag mee te nemen naar deze introductie. Op deze manier kun je alvast wat oefenen met CTcue. Na de introductie wordt jouw CTcue-account geactiveerd en kan je naar hartenlust zelf aan de slag met CTcue. Daarnaast geeft CTcue/IQvia regelmatig online trainingen. Deze trainingen zijn uitgebreider en worden op aparte tijdstippen gegeven: 2 uur voor de Patient Finder module en eveneens 2 uur voor de Clinical Data Collector module.
Stefaan Hendriks
Stefaan Hendriks is anesthesioloog-intensivist en projectleider CTcue in het Albert Schweitzer ziekenhuis.
Of: is het zinvol om standaard een urinekweek af te nemen na het verwijderen van een blaaskatheter?
Tenslotte is CTcue ook heel goed te gebruiken als managementtool. Hierbij kun je denken aan het boven water krijgen van niet-gedeclareerde zorg of niet-gedeclareerde dure geneesmiddelen, door te zoeken in consult- of opnameverslagen.
Als je nieuwsgierig bent of CTcue ook iets voor jou kan betekenen, mail dan naar Stefaan Hendriks: s.hendriks@asz.nl
Hoe kun je CTcue inzetten bij de inclusie van patiënten in prospectieve studies?
Wanneer je een query met de in- en exclusiecriteria aangemaakt hebt in CTcue, kan je deze query op regelmatige tijdstippen, bijvoorbeeld eens per week, opnieuw uitvoeren. Op die manier krijg je wekelijks een lijst van de nieuwe patiënten die in aanmerking komen voor de studie zonder dat je patiënt per patiënt in HiX moet gaan uitzoeken of ze aanmerking komen voor jouw studie.
Lamyae Hussien-Maanach
Lamyae Hussien-Maanach werkt als poliklinische apotheker in het Albert Schweitzer ziekenhuis.
De poliklinische apotheek in ons ziekenhuis werkt continu aan het verbeteren van de zorg. Zo wordt in samenwerking met de afdeling Hematologie de ‘Health monitor’ ingezet om patiënten zorg op maat te kunnen bieden. We spreken met Lamyae over het onderzoek dat hieruit is voortgekomen.
Waarom zijn jullie met dit onderzoek begonnen?
“We waren al langer aan het kijken hoe we de patiënten op maat kunnen begeleiden. In de apotheek wordt doorgaans een ‘one size fits all’ benadering toegepast, maar we weten uit de literatuur en uit praktijkervaringen dat dit niet altijd werkt. We kwamen in contact met Sjaak Bloem, bijzonder hoogleraar aan de Nyenrode Business Universiteit, die het zogenaamde Health Monitor-model omschreef. Dit was voor ons een mooie manier om inzichtelijk te maken hoe we de medicatiebegeleiding voor de patiënt op maat kunnen maken.”
Wat houdt de Health Monitor in?
‘’Via een vragenlijst meten we de gezondheidsbeleving van de patiënt en de mate van acceptatie van en controle over de ziekte. Ook meten we de therapietrouw en de mate van informatievoorziening.
Als we weten in hoeverre een patiënt zijn of haar ziekte accepteert en het gevoel heeft er controle op te hebben, kunnen we daar vervolgens de informatievoorziening en begeleiding op aanpassen. Een patiënt die hoog scoort op acceptatie en controle, heeft een hoog niveau van zelfvertrouwen. Deze patiënten zullen zelf veel vragen stellen en zullen wegwijs gemaakt moeten worden in de verschillende informatiebronnen. Patiënten die laag op acceptatie en controle scoren, zijn passief en hebben hun ziekte nog geen plek kunnen geven in hun leven. Zij hebben juist persoonlijke begeleiding nodig, waarbij ze op individueel niveau weer hoop krijgen. Door onder andere informatie gefaseerd aan te
“Beweeg mee met de behoeften van de patiënt”
bieden en belangrijke informatie te herhalen, hopen we dat deze specifieke patiëntengroep meer controle krijgt over hun ziekte. Na het invullen van de vragenlijsten bekijkt de apothekersassistent welke score een patiënt heeft en past daarop haar informatievoorziening aan. We herhalen de vragenlijstmeting in een follow-up van een jaar en volgen zo of de patiënt hoger scoort in de Health Monitor.”
Wat zijn de uitkomstmaten van jullie onderzoek?
“We gaan ervan uit dat patiënten bij de diagnose in het laagste kwadrant van de Health Monitor beginnen, hierbij is het ziekteproces nog niet geaccepteerd. In de loop van de tijd bekijken we in welk kwadrant van acceptatie en controle de patiënt belandt. Zo kunnen we het beloop van de ziekte kwantificeren in relatie met de gezondheidsbeleving door de patiënt. Secundair analyseren we de effecten van zorg op maat op de therapietrouw en de relatie met informatievoorziening.”
Hoe ver zijn jullie nu met het onderzoek?
“De inclusie is al gesloten. We vervolgen de laatste patiënten nog zes maanden. Alle nieuwe patiënten bieden we de gewone zorg aan, waarbij er geen differentiatie gemaakt wordt tussen patiënten. Alhoewel, apothekersassistenten hebben vaak wel door dat de ene patiënt de ander niet is en passen onbewust toch hun informatievoorziening erop aan. We zijn nu met de laatste fase van de dataverzameling bezig.”
En hierna?
“In principe kan het concept uitgerold worden naar andere patiëntpopulaties. Belangrijk is dat het bij de ziekte om een chronische aandoening gaat, waarbij je de informatie in de loop van de tijd wil aanpassen op de individuele patiënt.”
Welke vruchten hebben jullie geplukt?
“We merken dat de samenwerking tussen hematologie en apotheek sterk verbeterd is. De lijntjes zijn korter geworden, informatie is meer op elkaar afgestemd en we geven signalen door aan de hematoloog. Zo hebben we geconstateerd dat er veel overlap is in vragenlijsten die hematologiepatiënten, los van de Health Monitor, al krijgen. Om patiënten niet te overladen met vragenlijsten, hebben we kritisch gekeken naar waar we bepaalde onderzoeken zouden kunnen integreren. Op deze manier hebben we het GLOBAS onderzoek (Gebruik Langdurige Orale Oncolytica Behandeling in het Albert Schweitzer ziekenhuis), waarbij therapieontrouwe patiënten een medicatiedoosje met herinneringsfunctie meekrijgen, geïntegreerd in de Health Monitor.
Heb je tips voor toekomstige onderzoekers?
“Bekijk wat de optimale setting is voor de uitvoering van een onderzoek. Zo was onze uitvraagfrequentie van de verschillende vragenlijsten in het begin te hoog. Schroom dan niet om tijdens het onderzoek bij te stellen. Tijdens de coronaperiode hebben we met al onze patiënten telefonisch contact opgenomen. Omdat je toch de non-verbale communicatie mist, zou videobellen beter zijn geweest. Kijk naar waar de patiënt echt behoefte aan heeft en beweeg mee met de patiënt!”
„We merken dat de samenwerking tussen hematologie en apotheek sterk verbeterd is”
Nathalie Bouwer deed promotieonderzoek naar de bijwerkingen van een behandeling met trastuzumab bij patiënten met HER2-positieve borstkanker. Hieronder beschrijft Nathalie in het kort haar onderzoek, hoe ze toewerkte naar de dag van de openbare verdediging, en natuurlijk, hoe die dag zelf verliep.
Nathalie Bouwer verrichte haar promotieonderzoek in het Albert Schweitzer ziekenhuis onder begeleiding van MarkDavid Levin (internist-hematoloog) en Marcel Kofflard (cardioloog). Op 21 september vorig jaar verdedigde ze haar proefschrift over de cardiale bijwerkingen van trastuzumabbehandelingen. Ze rondt nu haar studie geneeskunde af.
“Van rustig slapen in de nachten vóór de openbare verdediging was weinig sprake.”Nathalie Bouwer
Het proefschrift in het kort
“Het proefschrift is de weerslag van onderzoek naar de bijwerkingen van behandelingen met trastuzumab bij patiënten met HER2positieve borstkanker. Door het toevoegen van trastuzumab aan de behandeling is de levensverwachting van vrouwen met HER2positieve borstkanker de afgelopen 20 jaar sterk toegenomen. Helaas is een belangrijke bijwerking van de behandeling schade aan het hart (cardiotoxiciteit). Dit uit zich vaak als een daling van de pompfunctie van het hart, oftewel de linkerventrikel ejectiefractie (LVEF). In het proefschrift beschrijf ik enkele cardiale monitoringtechnieken waarmee deze trastuzumab-geïnduceerde cardiotoxiciteit kan worden opgespoord.
Uit het onderzoek bleek dat cardiale monitoring vooral belangrijk is bij patiënten met bepaalde risicofactoren zoals roken, verlaagde hartfunctie en cardiotoxiciteit gedurende eerdere behandeling met trastuzumab of anthracyclines. Verder ontdekte ik dat een relatief nieuwe cardiale monitoringtechniek - namelijk 2D speckle tracking echocardiografie - geschikt is om cardiotoxiciteit eerder en betrouwbaarder op te sporen. Ook heb ik onderzocht of het meten van biomarkers in het bloed een geschikte manier is om daling van de LVEF op te sporen. Helaas bleek dat alleen de meting van de biomarker NT-proBNP (die verhoogd is in het geval van hartfalen) niet geschikt is voor het opsporen van trastuzumab-geïnduceerde cardiotoxiciteit. Als laatste heb ik ook gekeken of de behandeling met trastuzumab mogelijk veilig gestopt kan worden bij patiënten bij wie de borstkanker niet meer zichtbaar is op de scans, oftewel bij patiënten die een complete radiologische remissie ontwikkelen. Hier bleek dat in enkele van deze gevallen het veilig is om de trastuzumab-behandeling te stoppen. Desondanks moeten de voor- en nadelen van het stoppen van trastuzumab altijd voorzichtig en in overleg met de patiënten worden besproken.”
Aanloop tot de verdediging
“Mijn eerste voetstappen in het ASz stammen uit 2017 toen ik voor mijn onderzoek voor de master Geneeskunde werd gekoppeld aan Hanah Rier, destijds arts-assistent Interne Geneeskunde in het ASz. Onder begeleiding van Hanah en Mark-David Levin, internisthematoloog in het ASz, is mijn interesse in het onderzoek aangewakkerd. Toen er aan het einde van deze zes maanden masteronderzoek een mogelijkheid was om van het onderzoeksproject een promotieonderzoek te maken, kon ik dit aanbod niet weerstaan. In november 2017 begon ik als fulltime promovendus bij de afdelingen Interne Geneeskunde en Cardiologie. De jaren daarna heb de mogelijkheid gehad om onze onderzoeksresultaten te presenteren op (inter)nationale congressen zoals de Nederlandse Internistendagen, European Society of Cardiology en het San Antonio Breast Cancer Symposium. Al met al, ben ik trots op wat we de afgelopen jaren hebben neergezet als onderzoeksteam en ik weet dat dit zonder de hulp van onder anderen Mark-David Levin, en de cardiologen Marcel Kofflard en Crista Liesting niet mogelijk was geweest. Ook een mooi direct gevolg van onder meer dit onderzoek is dat er twee jaar geleden een Cardio-Oncologie-poli in het ASz is gestart onder leiding van Crista Liesting. Op deze poli worden hoog-risicopatiënten vóór, gedurende en na een anti-kanker behandeling gezien. Zo kunnen de bijwerkingen op het hart als gevolg van de antikankerbehandelingen verminderd worden.”
De dag van de verdediging
“Woensdag 21 september 2022 was de dag waar ik al bijna zes jaar naar toe aan het leven was. Ik moet eerlijk zeggen dat er van rustig slapen in de nachten voorafgaande aan de dag van de openbare verdediging weinig sprake was. Maar de voorbereidingen waren gedaan: de proefverdediging had een aantal weken daarvoor plaatsgevonden tijdens het wekelijkse wetenschapsoverleg, de commissie met professoren en hoogleraren van meerdere universiteiten was samengesteld, alle proefschriften inclusief uitnodigingen voor het feest waren beland in de handen van familie, vrienden, studiegenoten en collega’s. Hoe langzaam de weken voorafgaande aan de verdediging voorbij kropen, hoe snel de dag van de verdediging uiteindelijk voorbij vloog. Na letterlijk nog wat zweten in het zweetkamertje (één van mijn paranimfen had een flink vertraagde vlucht vanuit het buitenland) volgde een pittige maar verdiepende en uitdagende verdediging. De kersen op de taart waren de mooie woorden van m’n (co)promotor(en) én het aansluitende feest met de kenmerkende limerick vanuit de groep onderzoekers uit het ASz. Overspoeld door alle mooie woorden, cadeaus, bloemen, maar vooral met een bijzondere ervaring rijker, liep ik die avond voldaan naar huis. Ze zeggen dat de dag van verdediging van een proefschrift naast een huwelijk of geboorte van een kind één van de meest bijzondere dagen van je leven is. Ook al heb ik tot dusver daarvan nog maar één gebeurtenis mogen meemaken, kan ik daar alleen maar mee instemmen!”
Wil je de verdediging terugkijken? Dat kan via deze link: https://www.youtube.com/watch?v=SLuD4BufEls
Of scan de QR-code hieronder:
dr. R.M. Oemrawsingh
Comparison Of reduced DAPT followed by P2Y12 inhibitor Monotherapy with Prasugrel vs stAndard Regimen in STEMI patients treated with OCTguided vs aNgio-guided completE revascularization.
drs. W.J.B. Blox
Phase Ib randomized, double-blind, placebo-controlled, parallel-group study to assess the safety of RO7486967 in patients with chronic obstructive pulmonary disease
dr. P.E. Westerweel
Clinical recognition of symptomatic progression in low-grade B-cell malignancies: the role of routine clinical screening during wait-and-see followup
dr. R. So
Praktijk van de lijkschouw in het ziekenhuis
mw. dr. A. Filius
Is a preoperative multidisciplinary team meeting (cost)effective in optimizing noncardiac surgical patient management: the preparation study
dr. R.M. Oemrawsingh
Sirolimus-coated balloon versus drugeluting stent in native coronary vessels
drs. P.W. Plaisier
SusTained Employability of cancer Patients and their partnerS (STEPS)
dr. M-D. Levin
A Phase 3, Randomized, Multicenter, Open-Label Study Comparing Iberdomide, Daratumumab and Dexamethasone (IberDd) Versus Daratumumab, Bortezomib, and Dexamethasone (DVd) in Subjects With Relapsed or Refractory Multiple Myeloma (RRMM)
drs. R.P. Tutein Nolthenius
Use of biological prosthesis (Omniflow) in vascular reconstruction
dr. E. M. von Meyenfeldt
Patients’ preferences on pain management after thoracoscopic lung surgery mw. dr. N.B. Swarte-Houbolt Praktijkvariatie en gepaste zorg voor de behandeling van hevig menstrueel bloedverlies en uterus myomatotus
mw. dr. G.M.H. Marres
Observationele studie naar een multimodaal prehabilitatie programma voor patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom die een anatomische longresectie ondergaan in het Albert Schweitzer ziekenhuis
Mw. drs. M.S. Corcoran
Diagnose en behandeling van kinderen met artritis in algemene ziekenhuizen in Nederland.
dr. F.H.J. Wolfhagen
Leefstijlinterventie bij NASH door middel van een Gecombineerde Leefstijl Interventie-programma – pilotstudie
drs. S. Dik
Triple Therapy Convenience by the Use of one or multiple Inhalers and Digital support in Chronic Obstructive Pulmonary Disease
dr. R.M. Smeenk
Role Of Ovarian Metastases In Colorectal Cancer (ROMIC): study protocol to evaluate the effect of prophylactic salpingo-oophorectomy in postmenopausal women in the Netherlands
mw. dr. S. Schol-Gelok
Patient perceived home monitoring potential in acute care: flasmob study
mw. dr. J. van den Bosch
Prospective Bladder Cancer Infrastructure (ProBCI) - An infrastructure for observational and interventional bladder cancer research
mw. dr. E. Zock
Value-based methodology for integrated care supported by ICT
mw. dr. H. Kemmer Li-ESWT op het regionaal bekkenbodemcentrum, wat is de verbetering voor patiënten met ED?
mw. dr. S.C.C. Hartong
A Randomized, Double-Blind, PlaceboControlled, Phase 3 Study of ISIS 678354 Administered Subcutaneously to Patients with Severe Hypertriglyceridemia
dr. P.E. Westerweel
A multicenter, randomized, open-label, blinded endpoint evaluation, phase 3 study comparing the effect of abelacimab relative to apixaban on venous thromboembolism (VTE) recurrence and bleeding in patients with cancer associated VTE (ASTER)
mw. drs. M. de Jong
Preterm Immune system development and response to Immunization
drs. W.J.C.M. Marijnissen
Comparing use of radiographs versus patient empowerment
mw. dr. D.M.J. Oom
Zelfmanagement Pessarium Project
Y. Roodenburg
Het gebruik van 3D-print-technologie voor het ontwikkelen van 3D-geprinte anatomische modellen voor de preoperatieve planning van orthopedische ingrepen: een retrospectieve studie
mw. drs. M. Trajkovic-Vidakovic
Radioembolization with 166Ho-microspheres in elderly and/or fragile patients with previously untreated unresectable liver-only metastases of colorectal cancer, CAIRO7 study endorsed by the Dutch Colorectal Cancer Group (DCCG)
dr. R.M. Oemrawsingh
Bifurcation PCI with a hybrid strategy with drug eluting balloons versus a conventional two-stent strategy
BrowZine e-mails
Op veler verzoek heeft de leverancier BrowZine aangepast. Het attenderingssysteem voor literatuur is nu zo in te stellen, dat je een e-mail krijgt wanneer er nieuwe artikelen worden toegevoegd aan de door jouw gekozen e-journals. Deze mogelijkheid kun je zelf instellen via ‘Settings’, ‘Support’, en vervolgens kun je bij ‘E-mail notifications’ aangeven hoe vaak je een e-mail wil ontvangen. Op deze manier mis je geen nieuwe artikelen.
Heb je hulp nodig of heb je vragen, dan kun je natuurlijk altijd even de bibliotheek binnenstappen.
Nieuwe medewerker bibliotheek
Rian Busser is de nieuwe bibliothecaris, ze is op 13 februari met haar werk begonnen. Rian heeft ervaring in het werken in een kunstarchief en zal aanvullende cursussen volgen over het werken in de bibliotheek. Wij zijn blij met de vervanging van Moniek.
EndNote
Als je vragen hebt over het gebruik van EndNote, dan vind je op de bibliotheekpagina enkele linkjes met uitleg hierover.
Rianne van Hof en Rian Busser
Rianne van Hof Medisch is informatie specialist. Rechts Rian Busser, de nieuwe medewerker, bibliothecaris.
In deze rubriek wordt een belangrijk boek uit ons vakgebied onder de loep genomen. Dit keer recenseert Rosaline van den Berg, Trial Coördinator Wetenschapsbureau) een praktisch en humoristisch geschreven handboek over datavisualisatie voor wetenschappers in opleiding. Een aanrader!
Eén van de belangrijkste vaardigheden van een wetenschapper is het op de juiste manier kunnen overbrengen van een wetenschappelijke boodschap in woorden, tabellen en figuren. Als het publiek de boodschap niet begrijpt, zijn de onderzoeksinspanningen eigenlijk voor niets geweest.
Hoewel effectieve communicatie van een wetenschappelijke boodschap dus ontzettend belangrijk is, wordt er in het wetenschappelijk onderwijs maar weinig aandacht aan besteed. Er bestaan wel cursussen zoals wetenschappelijk schrijven in het Engels, maar onderwijs over datavisualisatie in tabellen en figuren is beperkt. Ook de partijen verantwoordelijk voor de disseminatie van resultaten, zoals journals en wetenschappelijke verenigingen, besteden hier weinig aandacht aan.
In zijn rol als associate editor en board member van verschillende journals, heeft Maarten Boers de auteursrichtlijnen voor wat betreft datavisualisatie geactualiseerd en verbeterd. Ook heeft hij tijdens (reumatologische) congressen, workshops over datavisualisatie gegeven voor zijn promovendi én naaste collega’s. Mij heeft hij ook eens van zeer nuttig advies voorzien over een figuur voor een publicatie (van den Berg et al. Metric Properties of the SPARCC Score of the Sacroiliac Joints - Data from Baseline, 3-month, and 12-month Followup in the SPACE Cohort. J Rheumatol. 2015 Jul;42(7):1186-93).
Nadat hij in 2018 en 2020 papers in medische journals had gepubliceerd over het belang van goede datavisualisatie, ontstond bij Boers het idee om zijn visie op datavisualisatie in een boek uit te werken. Hij ziet zijn boek zelf dan ook graag als een praktisch handboek. Het is voornamelijk bedoeld voor wetenschappers in opleiding, maar het kan ook senior wetenschappers helpen hun vaardigheden te verbeteren.
Je kunt het boek van voor tot achter lezen, maar je kunt er ook doorheen bladeren en inzoomen op figuren die je aanstaan. In meer praktische zin kun je visualisatie-ideeën opdoen voor je de presentatie, deze vervolgens bestuderen en toepassen op je eigen data. Heb je bijvoorbeeld moeite om een tabel mooi op te maken, je literatuursearch overzichtelijk te presenteren, of je figuur goed te laten spreken? In dit boek worden stap voor stap uitgelegd hoe je je tabel, flow-chart of figuur met teen paar tips makkelijk en snel duidelijker maakt. Zie bijvoorbeeld in figuur 1 hoe een aantal kleine veranderingen in de layout de gegevens meteen duidelijker naar voren brengt.
Figuur 1: Bland-Altman scatterplot: original (links) and improved (rechts)
Het boek zal je niet vervelen! Naast de vele illustratieve voorbeelden zal de auteur je regelmatig aan het lachen brengen met zijn humoristische stijl van schrijven. Te leen in de bibliotheek!
Rosaline van den Berg, PhD
Trial Coördinator Wetenschapsbureau,Leerhuis.
Data Visualization for Biomedical Scientists - Creating Tables and Graphs That Work
Prof. dr. Maarten Boers, emeritus Hoogleraar Klinische Epidemiologie AUMC en Reumatoloog bij Reade, Amsterdam.
VU University Press. ISBN 9789086598618
De publicaties zijn aangeleverd vanuit de Onderzoeksdatabank, databank PubMed-publicaties. Het publicatieoverzicht en lopende studies zijn te vinden op de Bibliotheek- en op de Wetenschapspagina, beide op Intranet. Mist u een artikel, neem dan contact op met de bibliotheek: bibliotheek@asz.nl
Anesthesiologie
Factors associated with failed epidural blood patch after accidental dural puncture in obstetrics : a prospective, multicentre, international cohort study.
Gupta A, Van de Velde M, Magnuson A, von Heymann C, Guasch E, Alahuhta S, Mercier FJ, Schyns-van den Berg AMJV Br J Anaesth. 2022 Nov;129(5):758-766. doi: 10.1016/j.bja.2022.06.040. Epub 2022Sep 3.
Response to comments. De Waal EEC, Frank M, Scheeren TWL, Kaufmann T, de Korte-de Boer D, Cox B, van Kuijk SMJ, Montenij LM, Buhre W. J Clin Anesth. 2022 Nov;82:110922. doi: 10.1016/j.jclinane.2022.110922. Epub 2022 Jul 13.
Cardiologie
Clinical Outcomes of Percutaneous Coronary Intervention for Bifurcation Lesions According to Medina Classification.
Mohamed MO, Lamellas P, Roguin A, Oemrawsingh RM, Ijsselmuiden AJJ, Routledge H, van Leeuwen F, Debrus R, Roffi M, Mamas MA, e�Ultimaster investigators.
J Am Heart Assoc. 2022 Sep 6;11(17):e025459. doi: 10.1161/JAHA.122.025459. Epub 2022 Aug 24.
Longitudinal profile of circulating endothelial cells in post-acute coronary syndrome patients.
Marie de Bakker, Jaco Kraan, K Martijn Akkerhuis, Rohit Oemrawsingh, Folkert W Asselbergs, Imo Hoefer, Isabella Kardys, Eric Boersma Biomarkers. 2023 Jan 8:1-8. doi: 10.1080/1354750X.2022.2162966.
Long-term outcomes of patients with normal fractional flow reserve and thincap fibroatheroma.
Fabris E, Berta B, Hommels T, Roleder T, Hermanides RS, IJsselmuiden AJJ, Kauer F, Alfonso F, Rivero F, von Birgelen C, Escaned J, Camaro C, Kennedy MW, Pereira B, Magro M, Nef H, Reith S, RolederDylewska M, Gasior P, Malinowski KP, De Luca G, Garcia-Garcia HM, Granada JF, Wojakowski W, Kedhi E EuroIntervention. 2022 Sep 28:EIJ-D-2200306. doi: 10.4244/EIJ-D-22-00306.
Morphological characteristics of lesions with thin cap fibroatheroma-a substudy from the COMBINE (OCT-FFR) trial.
Roleder-Dylewska M, Gasior P, Hommels TM, Roleder T, Berta B, Ang HY, Ng JCK, Hermanides RS, Fabris E, IJsselmuiden AJJ, Kauer F, Alfonso F, von Birgelen C, Escaned J, Camaro C, Kennedy MW, Pereira B, Magro M, Nef H, Reith S, Malinowski K, De Luca G, Garcia Garcia HM, Granada JF, Wojakowski W, Kedhi E Eur Heart J Cardiovasc Imaging. 2022 Nov 7;jeac218. doi: 10.1093/ehjci/jeac218. Online ahead of print.
Multimarker analysis of serially measured GDF-15, NT-proBNP, ST2, GAL-3, cTnI, Creatinine, and prognosis in acute heart failure.
Gürgöze MT, van Vark LC, Baart SJ, Kardys I, Akkerhuis KM, Manintveld OC, Postmus D, Hillege HL, Lesman-Leegte I, Asselbergs FW, Brunner-la-Rocca HP, van den Bos EJ, Orsel JG, de Ridder SPJ, Pinto YM, Boersma E Circ Heart Fail. 2023 Jan;16(1):e009526. doi: 10.1161/CIRCHEARTFAILURE.122.009526. Epub 2022 Nov 21.
Pharmaco-invasive therapy: Early implementation of statins and proprotein convertase subtilisin/kexin type 9 inhibitors after acute coronary syndrome.
F B Mensink, J Los, T J F Ten Cate, R M Oemrawsingh, M A Brouwer, S El Messaoudi, N van Royen, J H Cornel, N P Riksen, R J M van Geuns Front Cardiovasc Med. 2022 Dec 8;9:1061346. doi: 10.3389/fcvm.2022.1061346. eCollection 2022.
Prognostic value of syntax score, intravascular ultrasound and near-infrared spectroscopy to identify low-risk patients with coronary artery disease 5year results from the ATHEROREMO and IBIS-3 cohorts.
Vlieger S, Oemrawsingh RM, Cheng JM, Schuurman AS, Vroegindewey M, Kardys I, Van Geuns RJ, Daemen J, Van Mieghem NM, Akkerhuis KM, Boersma E PLoS One. 2022 Nov 10;17(11):e0275592. doi: 10.1371/journal.pone.0275592. eCollection 2022.
The effect of trastuzumab on cardiac function in patients with HER2-positive metastatic breast cancer and reduced baseline left ventricular ejection fraction. Bouwer NI, Steenbruggen TG, Rier HN, Kitzen JJEM, Smorenburg CH, van Bekkum ML, de Jong PC, Drooger JC, Holterhues C, Kofflard MJM, Boersma E, Sonke GS, Levin MD, Jager A Int J Cancer. 2022 Aug 15;151(4):616-622. doi: 10.1002/ijc.34024. Epub 2022 Apr27.
A rare finding on computed tomography angiography performed to exclude pulmonary embolism.
Baggen VJM, van Woerkens LJPM, Kauling RM, Dirkali A Neth Heart J. 2022 Dec 12. doi: 10.1007/s12471-022-01744-1.
A rare finding on computed tomography angiography performed to exclude pulmonary embolism.
Baggen VJM, van Woerkens LJPM, Kauling RM, Dirkali A Neth Heart J. 2022 Dec 12. doi: 10.1007/s12471-022-01743-2.
A nationwide assessment of hepatocellular adenoma resection : indications
and pathological discordance.
Haring MPD, Elfrink AKE, Oudmaijer CAJ, Andel PCM, Furumaya A, de Jong N, Willems CJJM, Huits T, Sijmons JML, Belt
EJT, Bosscha K, Consten ECJ, Coolsen
MME, van Duijvendijk P, Erdmann JI, Gobardhan P, de Haas RJ, van Heek T, Lam
HD, Leclercq WKG, Liem MSL, Marsman
HA, Patijn GA, Terkivatan T, Zonderhuis
BM, Molenaar IQ, Te Riele WW, Hagendoorn J, Schaapherder AFM, IJzermans
JNM, Buis CI, Klaase JM, de Jong KP, de Meijer VE, Dutch Benign Liver Tumor Group
Hepatol Commun. 2022 Nov 2;7(1):e2110. doi: 10.1002/hep4.2110. eCollection 2023
Jan 1.
ASO visual abstract: molecular basis of Extramural Vascular Invasion (EMVI) in Colorectal Carcinoma : tumor microenvironment in EMVI-Positive Colorectal Carcinoma. Sonal S, Deshpande V, Ting DT, Cusack JC, Parikh AR, Neyaz A, Pankaj A, Taylor MS, Dinaux AM, Lieve G J Leijssen 1 6, Chloe Boudreau 1, Locascio JJ, Kunitake H, Goldstone RN, Bordeianou LG, Cauley CE, Ricciardi R, Berger DL. Ann Surg Oncol. 2022 Nov;29(12):73847385. doi: 10.1245/s10434-022-12343-0.
ASO Visual Abstract: Predicting Lymph Node Metastases in Patients with Biopsy-Proven Ductal Carcinoma In Situ of the Breast: Development and Validation of the DCIS-met Model.
Claudia J C Meurs, Joost van Rosmalen, Marian B E Menke-Pluijmers, Sabine Siesling, Pieter J Westenend Ann Surg Oncol. 2023 Jan 25. doi: 10.1245/s10434-022-13067-x.
Clinical outcomes of open abdominal wall reconstruction with the use of a polypropylene reinforced tissue matrix: a multicenter retrospective study.
Timmer AS, Claessen JJM, Brouwer de Koning IM, Haenen SM, Belt EJT, Bastiaansen AJNM, Verdaasdonk EGG, Wolffenbuttel CP, Schreurs WH, Draaisma WA, Boermeester MA Hernia. 2022 Oct;26(5):1241-1250. doi: 10.1007/s10029-022-02604-y. Epub 2022 Apr19.
Defining Textbook Outcome in liver surgery and assessment of hospital variation: A nationwide population-based study.
De Graaff MR, Elfrink AKE, Buis CI, Swijnenburg RJ, Erdmann JI, Kazemier G, Verhoef C, Mieog JSD, Derksen WJM, van den Boezem PB, Ninos Ayez 8, Liem MSL, Leclercq WKG, Kuhlmann KFD, Marsman HA, van Duijvendijk P, Kok NFM, Klaase JM, Dejong CHC, Grünhagen DJ, den Dulk M, for Dutch Hepato Biliary Audit Group, Collaborators.
Collaborators: for Dutch Hepato Biliary Audit Group, Collaborators: .... van Belt EJT, .... Eur J Surg Oncol. 2022 Dec;48(12):24142423. doi: 10.1016/j.ejso.2022.06.012. Epub 2022 Jun 20.
Diagnostic accuracy of radioactive iodine seed placement in the axilla with sentinel lymph node biopsy after neoadjuvant chemotherapy in node-positive breast cancer.
Simons JM, van Nijnatten TJA, van der Pol CC, van Diest PJ, Jager A, van Klaveren D, Kam BLR, Lobbes MBI, de Boer M, Verhoef C, Sars PRA, Heijmans HJ, van Haaren ERM, Vles WJ, Contant CME, Menke-Pluijmers MBE, Smit LHM, Kelder W, Boskamp M, Koppert LB, Luiten EJT, Smidt ML
JAMA Surg. 2022 Nov 1;157(11):991-999. doi: 10.1001/jamasurg.2022.3907.
Does livestreaming surgical education have the future? : development and participant evaluation of a national COVID19 livestreaming initiative.
Feenstra TM, van Felius LP, Vriens MR, Stassen LPS, van Acker GJD, Nieveen van Dijkum EJM, Schijven MP, Bonjer HJ, NVvH Livestream Collaborative Group. Collaborators: NVvH Livestream Collaborative Group: ....Marres G, .... Surg Endosc. 2022 Aug;36(8):6214-6222. doi: 10.1007/s00464-021-08922-z. Epub 2022 Jan 6.
Economic evaluation of operative versus nonoperative treatment of a humeral shaft fracture : economic analyses alongside a multicenter prospective cohort study (HUMMER).
Van Bergen SH, Van Lieshout EMM, Mahabier KC, Geraerds AJLM, Polinder S, Den Hartog D, Verhofstad MHJ, Hummer
Investigators: ... Punt BJ, ...
Eur J Trauma Emerg Surg. 2022 Dec 8. doi: 10.1007/s00068-022-02160-1.
Effect of physical exercise on the hippocampus and global grey matter volume in breast cancer patients : a randomized controlled trial (PAM study). Koevoets EW, Geerlings MI, Monninkhof EM, Mandl R, Witlox L, van der Wall E, Stuiver MM, Sonke GS, Velthuis MJ, Jobsen JJ, van der Palen J, Bos MEMM, Göker E, Menke-Pluijmers MBE, Sommeijer DW, May AM, de Ruiter MB, Schagen SB Neuroimage Clin. 2022 Dec 14;37:103292. doi: 10.1016/j.nicl.2022.103292. Online ahead of print.
Gastric metastasis of breast cancer : a frequent mimicker of primary gastric cancer in breast cancer patients.
van Bekkum S, Menke-Pluijmers MBE, Westenend PJ
JGH Open. 2022 Oct 5;6(11):804-808. doi: 10.1002/jgh3.12824. eCollection 2022Nov.
Longitudinal serum protein analysis of women with a high risk of developing breast cancer reveals large interpatient versus small intrapatient variations : first results from the TESTBREAST study.
Hagenaars SC, Dekker LJM, Ravesteijn B, van Vlierberghe RLP, Romijn FPHTM, Verhoeff L, Witkamp AJ, Schenk KE, Keymeulen KBIM, Menke-Pluijmers MBE, Dassen AE, Kortmann BA, de Vries J, Rutgers EJT, van der Burgt YEM, MeershoekKlein Kranenbarg E, Cobbaert CM, Luider TM, Mesker WE, Tollenaar RAEM Int J Mol Sci. 2022 Oct 17;23(20):12399. doi: 10.3390/ijms232012399.
Minimally invasive lobectomy versus stereotactic ablative radiotherapy for stage I non-small cell lung cancer.
De Ruiter JC, van Diessen JNA, Smit EF, van der Noort V, Damhuis RAM, Hartemink KJ, ESLUNG group.
Collaborators: ESLUNG group: .... Marres GMH, .... Eur J Cardiothorac Surg. 2022 Aug
3;62(3):ezac118. doi: 10.1093/ejcts/ezac118.
Minimising population health loss in times of scarce surgical capacity : a modelling study for surgical procedures performed in nonacademic hospitals. van Alphen AMIA, van Hof KS, Gravesteijn BY, Krijkamp EM, Bakx PAGM, Langenbach P, Busschbach JJ, Lingsma HF, Baatenburg de Jong RJ. Value Based Operation Room Triage team collaborators: ... van Rossem C, ... de Graaff H... BMC Health Serv Res. 2022 Nov 30;22(1):1456. doi: 10.1186/s12913-02208854-x.
Molecular masis of Extramural Vascular Invasion (EMVI) in colorectal carcinoma.
Sonal S, Deshpande V, Ting DT, Cusack JC, Parikh AR, Neyaz A, Pankaj A, Taylor MS, Dinaux AM, Leijssen LGJ, Boudreau C, Locascio JJ, Kunitake H, Goldstone RN, Bordeianou LG, Cauley CE, Ricciardi R, Berger DL Ann Surg Oncol. 2022 Nov;29(12):73727382. doi: 10.1245/s10434-022-12212-w. Epub2022 Aug 2.
One-Year Health Status Outcomes Following Early Invasive and Noninvasive Treatment in Symptomatic Peripheral Artery Disease.
Angraal S, Hejjaji V, Tang Y, Gosch KL, Patel MR, Heyligers J, White CJ, Tutein Nolthenius R, Mena-Hurtado C, Aronow HD, Moneta GL, Fitridge R, Soukas PA, Abbott JD, Secemsky EA, Spertus JA, Smolderen KG.
Circ Cardiovasc Interv. 2022 Jun;15(6):e011506. doi: 10.1161/CIRCINTERVENTIONS.121.011506. Epub 2022 May 17.
Practice variation in anastomotic leak after esophagectomy: Unravelling differences in failure to rescue.
Sander Ubels, Eric Matthée, Moniek Verstegen, Bastiaan Klarenbeek, Stefan Bouwense, Mark I van Berge Henegouwen, Freek Daams, Jan Willem T Dekker, Marc J van Det, Stijn van Esser, Ewen A Griffiths, Jan Willem Haveman, Grard Nieuwenhuijzen, Peter D Siersema, Bas Wijnhoven, Gerjon Hannink, Frans van Workum, Camiel Rosman, Joos Heisterkamp, Fatih Polat, Jeroen Schouten, Pritam Singh; Study collaborators:Eric Belt, Bjorn Blomberg Eur J Surg Oncol. 2023 Jan 20:S07487983(23)00032-X. doi: 10.1016/j.ejso.2023.01.010.
Predicting lymph node metastases in patients with biopsy-proven ductal carcinoma in situ of the breast : development and validation of the DCIS-met model. Meurs CJC, van Rosmalen J, Menke-Pluijmers MBE, Siesling S, Westenend PJ Ann Surg Oncol. 2022 Dec 10. doi: 10.1245/s10434-022-12900-7. Online ahead of print.
Prophylactic Mesh Placement During Formation of an End-colostomy Long Term Rct on Effectiveness And Safety. Henk-Thijs Brandsma, Birgitta Me Hansson, Theo J Aufenacker, Nienke de Jong, Klaas Ca V Engelenburg, Chander Mahabier, Rogier Donders, Pascal Steenvoorde, Tammo S de Vries Reilingh, Hendrik Leendert van Westreenen, Marinus J Wiezer, Johannes Hw de Wilt, Maroeska Rovers, Camiel Rosman Ann Surg. 2023 Jan 24. doi: 10.1097/SLA.0000000000005801.
Recurrent disease after esophageal cancer surgery : a substudy of the Dutch nationwide ivory study.
Kalff MC, Henckens SPG, Voeten DM,
Heineman DJ, Hulshof MCCM, van Laarhoven HWM, Eshuis WJ, Baas PC, Bahadoer RR, Belt EJT, Brattinga B, Claassen L, Ćosović A, Crull D, Daams F, van Dalsen AD, Dekker JWT, van Det MJ, Drost M, van Duijvendijk P, van Esser S, Gaspersz MP, Görgec B, Groenendijk RPR, Hartgrink HH, van der Harst E, Haveman JW, Heisterkamp J, van Hillegersberg R, Kelder W, Kingma BF, Koemans WJ, Kouwenhoven EA, Lagarde SM, Lecot F, van der Linden PP, Luyer MDP, Nieuwenhuijzen GAP, Olthof PB, van der Peet DL, En Pierie JP, Pierik EGJMR, Plat VD, Polat F, Rosman C, Ruurda JP, van Sandick JW, Scheer R, Slootmans CAM, Sosef MN, Sosef OV, de Steur WO, Stockmann HBAC, Stoop FJ, Vugts G, Vijgen GHEJ, Weeda VB, Wiezer MJ, van Oijen MGH, van Berge Henegouwen MI, Gisbertz SS. Ann Surg. 2022 Nov 1;276(5):806-813. doi: 10.1097/SLA.0000000000005638. Epub 2022 Jul 26.
Thoracic outlet syndrome (TROTS) registry: A study protocol for the primary upper extremity deep venous thrombosis section.
Ludo Schropp, Robert J C M F de Kleijn, Jan Westerink, Mathilde Nijkeuter, EvertJan Vonken, Irene C van der Schaaf, H Stephan Goedee, Alexander F J E Vrancken, Eline S van Hattum, Bart-Jeroen Petri, Gert J de Borst, TROTS registry collaborators...Peter E. Westerweel MD, Maarten Lijkwan MD PLoS One. 2023 Jan 6;18(1):e0279708. doi: 10.1371/journal.pone.0279708.eCollection 2023.
Treatment of cryptoglandular fistulas with the fistula tract laser closure (FiLaC™) method in comparison with standard methods: first results of a multicenter retrospective comparative study in the Netherlands.
Sluckin TC, Gispen WH, Jongenotter J, Hazen SJA, Smeets S, van der Bilt JDW, Smeenk RM, Schouten R Tech Coloproctol. 2022 Oct;26(10):797803. doi: 10.1007/s10151-022-02644-7. Epub2022 Jun 24.
Work Ability in Patients With Stage I to IV Colon Cancer: Results of the Dutch Prospective Colorectal Cancer Cohort. Franken MD, Vink G, van Grevenstein WMU, Verkooijen HM, Punt CJA, Koopman M, May AM, On behalf of the PLCRC Study Group: ... Belt EJTh, ... Dis Colon Rectum. 2023 Jan 1;66(1):50-58. doi: 10.1097/DCR.0000000000002075. Epub2022 Oct 21.
Dermatologie
Validation of a Market-Approved Artificial Intelligence Mobile Health App for skin cancer screening : a prospective multicenter diagnostic accuracy study.
Sangers T, Reeder S, van der Vet S, Jhingoer S, Mooyaart A, Siegel DM, Nijsten T, Wakkee M. Dermatology. 2022;238(4):649-656. doi: 10.1159/000520474. Epub 2022 Feb 4.
Gynaecologie
Adjuvant Use of PlasmaJet Device During Cytoreductive Surgery for AdvancedStage Ovarian Cancer: Results of the PlaComOv-study, a Randomized Controlled Trial in The Netherlands.
Nieuwenhuyzen-de Boer GM, Hofhuis W, Reesink-Peters N, Willemsen S, Boere IA, Schoots IG, Piek JMJ, Hofman LN, Beltman JJ, van Driel WJ, Werner HMJ, Baalbergen A, van Haaften-de Jong AMLD, Dorman M, Haans L, Nedelcu I, Ewing-
Graham PC, van Beekhuizen HJ. Ann Surg Oncol. 2022 Aug;29(8):48334843. doi: 10.1245/s10434-022-11763-2.
Epub 2022 May 13.
ASO Author Reflections: The PlasmaJet ® Device Contributes to an Increase in the Number of Complete Cytoreductive Surgeries for Ovarian Cancer Patients. Nieuwenhuyzen-de Boer GM, van Beekhuizen HJ.
Ann Surg Oncol. 2022 Aug;29(8):48444845. doi: 10.1245/s10434-022-11827-3.
Epub 2022 Apr 28.
Factors predicting 30-day grade IIIa-V Clavien-Dindo Classification complications and delayed chemotherapy initiation after cytoreductive surgery for advanced-stage ovarian cancer : a prospective cohort study.
Kengsakul M, Nieuwenhuyzen-de Boer GM, Udomkarnjananun S, Kerr SJ, van Doorn HC, van Beekhuizen HJ Cancers (Basel). 2022 Aug 29;14(17):4181. doi: 10.3390/cancers14174181.
Preoperative cancer antigen 125 level as predictor for complete cytoreduction in ovarian cancer : a prospective cohort study and systematic review.
Brons PE, Nieuwenhuyzen-de Boer GM, Ramakers C, Willemsen S, Kengsakul M, van Beekhuizen HJ Cancers (Basel). 2022 Nov 22;14(23):5734. doi: 10.3390/cancers14235734.
The effects of neutral argon plasma versus electrocoagulation on tissue in advanced-stage ovarian cancer: a case series.
Nieuwenhuyzen-de Boer GM, van de Berg NJ, Gao XS, Ewing-Graham PC, van Beekhuizen HJ
J Ovarian Res. 2022 Dec 29;15(1):140. doi: 10.1186/s13048-022-01070-5.
Assess and validate predictive performance of models for in-hospital mortality in COVID-19 patients : a retrospective cohort study in the Netherlands comparing the value of registry data with highgranular electronic health records.
Vagliano I, Schut MC, Abu-Hanna A, Dongelmans DA, de Lange DW, Gommers D, Cremer OL, Bosman RJ, Rigter S, Wils EJ, Frenzel T, de Jong R, Peters MAA, Kamps MJA, Ramnarain D, Nowitzky R, Nooteboom FGCA, de Ruijter W, Urlings-Strop LC, Smit EGM, Mehagnoul-Schipper DJ, Dormans T, de Jager CPC, Hendriks SHA, Achterberg S, Oostdijk E, Reidinga AC, Festen-Spanjer B, Brunnekreef GB, Cornet AD, van den Tempel W, Boelens AD, Koetsier P, Lens J, Faber HJ, Karakus A, Entjes R, de Jong P, Rettig TCD, Reuland MC, Arbous S, Fleuren LM, Dam TA, Thoral PJ, Lalisang RCA, Tonutti M, de Bruin DP, Elbers PWG, de Keizer NF Int J Med Inform. 2022 Sep 22;167:104863. doi: 10.1016/j.ijmedinf.2022.104863.
Dynamic prediction of mortality in COVID-19 patients in the intensive care unit: A retrospective multi-center cohort study.
Smit JM, Krijthe JH, Endeman H, Tintu AN, de Rijke YB, Gommers DAMPJ, Cremer OL, Bosman RJ, Rigter S, Wils EJ, Frenzel T, Dongelmans DA, De Jong R, Peters MAA, Kamps MJA, Ramnarain D, Nowitzky R, Nooteboom FGCA, De Ruijter W, Urlings-Strop LC, Smit EGM, MehagnoulSchipper DJ, Dormans T, De Jager CPC, Hendriks SHA, Achterberg S, Oostdijk E,
Reidinga AC, Festen-Spanjer B, Brunnekreef GB, Cornet AD,Van den Tempel W, Boelens AD, Koetsier P, Lens JA, Faber J, Karakus A, Entjes R, De Jong P, Rettig TCD, Arbous MS, Lalisang RCA, Tonutti M, De Bruin DP, Elbers PWG, Van Bommel J, Reinders MJT. Intell Based Med. 2022;6:100071. doi: 10.1016/j.ibmed.2022.100071. Epub 2022 Aug 6.
Predicting responders to prone positioning in mechanically ventilated patients with COVID-19 using machine learning. Dam TA, Roggeveen LF, van Diggelen F, Fleuren LM, Jagesar AR, Otten M, de Vries HJ, Gommers D, Cremer OL, Bosman RJ, Rigter S, Wils EJ, Frenzel T, Dongelmans DA, de Jong R, Peters MAA, Kamps MJA, Ramnarain D, Nowitzky R, Nooteboom FGCA, de Ruijter W, Urlings-Strop LC, Smit EGM, Mehagnoul-Schipper DJ, Dormans T, de Jager CPC, Hendriks SHA, Achterberg S, Oostdijk E, Reidinga AC, Festen-Spanjer B, Brunnekreef GB, Cornet AD, van den Tempel W, Boelens AD, Koetsier P, Lens J, Faber HJ, Karakus A, Entjes R, de Jong P, Rettig TCD, Arbous S, Vonk SJJ, Machado T, Herter WE, de Grooth HJ, Thoral PJ, Girbes ARJ, Hoogendoorn M, Elbers PWG, Dutch ICU Data Sharing Against COVID-19 Collaborators.
Collaborators: The Dutch ICU Data Sharing Against COVID-19: ... Schroten N, Ann Intensive Care. 2022 Oct 20;12(1):99. doi: 10.1186/s13613-022-01070-0.
Response to comments.
De Waal EEC, Frank M, Scheeren TWL, Kaufmann T, de Korte-de Boer D, Cox B, van Kuijk SMJ, Montenij LM, Buhre W. J Clin Anesth. 2022 Nov;82:110922. doi: 10.1016/j.jclinane.2022.110922. Epub 2022 Jul 13.
Interne Geneeskunde
Addition to „Direct Deamination of Primary Amines via Isodiazene Intermediates”.
Kathleen J Berger, Julia L Driscoll, Mingbin Yuan, Balu D Dherange, Osvaldo Gutierrez, Mark D Levin
J Am Chem Soc. 2022 Dec 27. doi: 10.1021/jacs.2c12142.
Adherence to quality indicators in chronic myeloid leukemia care : results from a population-based study in The Netherlands.
Ector GICG, Geelen IGP, Dinmohamed AG, Hoogendoorn M, Westerweel PE, Hermens RPMG, Blijlevens NMA Leuk Lymphoma. 2022 Nov 11:1-9. doi: 10.1080/10428194.2022.2142055.
Association Between Geriatric Assessment and Post-Chemotherapy Functional Status in Older Patients with Cancer.
Rier HN, Meinardi MC, van Rosmalen J, Westerweel PE, de Jongh E, Kitzen JJEM, van den Bosch J, Trajkovic M, Levin MD Oncologist. 2022 Nov 3;27(11):e878-e888. doi: 10.1093/oncolo/oyac131.
Clinical significance of soluble interleukin-2 receptor measurement in patients with idiopathic retroperitoneal fibrosis.
Kharagjitsing HHS, Hendriksz TR, Fouraux MA, van Gelder T, van Bommel EFH Int Urol Nephrol. 2022 Oct;54(10):26632671. doi: 10.1007/s11255-022-03196-3. Epub 2022 Mar 31.
Development and validation of an early warning model for hospitalized COVID-
19 patients: a multi-center retrospective cohort study.
Smit JM, Krijthe JH, Tintu AN, Endeman H, Ludikhuize J, van Genderen ME, Hassan S, El Moussaoui R, Westerweel PE, Goekoop RJ, Waverijn G, Verheijen T, den Hollander JG, de Boer MGJ, Gommers
DAMPJ, van der Vlies R, Schellings M, Carels RA, van Nieuwkoop C, Arbous SM, van Bommel J, Knevel R, de Rijke YB, Reinders MJT
Intensive Care Med Exp. 2022 Sep 19;10(1):38. doi: 10.1186/s40635-02200465-4
Diagnosis, treatment and supportive management of chronic lymphocytic leukemia: recommendations of the Dutch HOVON CLL working group.
Raa DGT, van der Straten L, van Gelder M, Kersting S, Levin MD, Mous R, van der Straaten HM, Nijziel MR, van der Spek E, Posthuma EFM, Visser HPJ, van der Klift
M, de Heer K, Bellido M, Doorduijn JK, Bruns AHW, Raijmakers RAP, Kater AP Leuk Lymphoma. 2022 Oct;63(10):22762289. doi:
10.1080/10428194.2022.2084731.Epub 2022 Jun 23.
Hair repigmentation induced by Nilotinib Kockerols CCB, Westerweel PE. N Engl J Med. 2022 Aug 11;387(6):e12. doi: 10.1056/NEJMicm2119953. Epub 2022 Aug 6.
Incidence and impact of anticoagulationassociated abnormal menstrual bleeding in women after venous thromboembolism.
De Jong CMm, Blondon M, Ay C, Buchmüller A, Beyer-Westendorf J, Biechele J, Bertoletti L, Colombo G, Donadini MP, Hendriks SV, Jara-Palomares L, Nopp S, Ruiz-Artacho P, Stephan P, Tromeur C, Vanassche T, Westerweel PE, Klok FA. Blood. 2022 Oct 20;140(16):1764-1773. doi: 10.1182/blood.2022017101.
Outcomes of COVID-19 in peritoneal dialysis patients: A report by the European Renal Association COVID-19 Database.
Alferso C Abrahams, Marlies Noordzij, Eric Goffin, J Emilio Sanchez, Casper Fm Franssen, Priya Vart , Kitty J Jager, Madelon van Agteren, Adrian Covic, Sandip Mitra, Carlo Basile, Constantijn Konings, Marc H Hemmelder, Raphaël Duivenvoorden, Luuk B Hilbrands, Ron T Gansevoort; ERACODA Collaborators Jeroen B. van der Net Perit Dial Int. 2023 Jan;43(1):23-36. doi: 10.1177/08968608221144395.
Overall Survival With Daratumumab, Bortezomib, and Dexamethasone in Previously Treated Multiple Myeloma (CASTOR): A Randomized, Open-Label, Phase III Trial.
Sonneveld P, Chanan-Khan A, Weisel K, Nooka AK, Masszi T, Beksac M, Spicka I, Hungria V, Munder M, Mateos MV, Mark TM, Levin MD, Ahmadi T, Qin X, Garvin Mayo W, Gai X, Carey J, Carson R, Spencer AJ Clin Oncol. 2022 Nov 22:JCO2102734. doi: 10.1200/JCO.21.02734.
Prognostic value of positron emission tomography/computed tomography in transplanteligible newly diagnosed multiple myeloma patients from CASSIOPEIA: the CASSIOPET study.
Kraeber-Bodéré F, Zweegman S, Perrot A, Hulin C, Caillot D, Facon T, Leleu X, Belhadj K, Itti E, Karlin L, Bailly C, Levin MD, Minnema MC, Jamet B, Bodet-Milin C, De Keizer B, Béné MC, Avet-Loiseau H, Sonneveld P, Pei L, Rigat F, De Boer C, Vermeulen J, Kampfenkel T, Lambert J, Moreau P Haematologica. 2022 Oct 20. doi: 10.3324/haematol.2021.280051.
Quality of surveillance impacts the colitis-associated advanced neoplasia risk: a multicenter case-control study.
Maarten Te Groen, Monica Derks, Nathan den Broeder, Charlotte Peters, Gerard Dijkstra, Annemarie de Vries, Tessa Romkens, Carmen Horjus, Nanne de Boer, Michiel de Jong, Iris Nagtegaal, Lauranne Derikx, Frank Hoentjen Clin Gastroenterol Hepatol. 2022 Dec 23:S15423565(22)01177-6. doi: 10.1016/j.cgh.2022.12.010.
Risk of second primary malignancies in patients with chronic lymphocytic leukemia: a population-based study in the Netherlands, 1989-2019.
Lina van der Straten, Mark-David Levin, Manette A W Dinnessen, Otto Visser, Eduardus F M Posthuma, Jeanette K Doorduijn, Anton W Langerak , Arnon P Kater, Avinash G Dinmohamed
Blood Cancer J. 2023 Jan 13;13(1):15. doi: 10.1038/s41408-023-00784-z.
Sex differences in COVID-19 mortality risk in patients on kidney function replacement therapy.
Vart P, Duivenvoorden R, Adema A, Covic
A, Finne P, Braak NH, Laine K, Noordzij M, Schouten M, Jager KJ, Gansevoort RT, ERACODA Collaborators.
Collaborators: … van der Net JB, ... Sci Rep. 2022 Oct 26;12(1):17978. doi: 10.1038/s41598-022-22657-4.
The effect of trastuzumab on cardiac function in patients with HER2-positive metastatic breast cancer and reduced baseline left ventricular ejection fraction.
Bouwer NI, Steenbruggen TG, Rier HN, Kitzen JJEM, Smorenburg CH, van Bekkum ML, de Jong PC, Drooger JC, Holterhues C, Kofflard MJM, Boersma E, Sonke GS, Levin MD, Jager A Int J Cancer. 2022 Aug 15;151(4):616-622. doi: 10.1002/ijc.34024. Epub 2022 Apr27.
Thrombotic and bleeding complications in patients with chronic lymphocytic leukemia and severe COVID-19: a study of ERIC, the European Research Initiative on CLL.
Antic D, Milic N, Chatzikonstantinou T, Scarfò L, Otasevic V, Rajovic N, Allsup D, Cabrero AA, Gonzales AMMB, Capasso A, Collado R, Cordoba R, Cuéllar-García C, Correa JG, De Paoli L, Rosaria De Paolis M, Del Poeta G, Dimou M, Doubek M, Efstathopoulou M, El-Ashwah S, Enrico A, Espinet B, Farina L, Ferrari A, Foglietta M, Lopez-Garcia A, García-Marco JA, GarcíaSerra R, Gentile M, Gimeno E, Gomes da Silva M, Gutwein O, Hakobyan YK, Herishanu Y, Hernández-Rivas JA, Herold T, Itchaki G, Jaksic O, Janssens A, Kalashnikova OB, Kalicinska E, Kater AP, Kersting S, Koren-Michowitz M, Labrador J, Lad D, Laurenti L, Fresa A, Levin MD, Mayor Bastida C, Malerba L, Marasca R, Marchetti M, Marquet J, Mihaljevic B, Milosevic I, Mirás F, Morawska M, Motta M, Munir T, Murru R, Nunes R, Olivieri J, Pavlovsky MA, Piskunova I, Popov VM,
Quaglia FM, Quaresmini G, Reda G, Rigolin GM, Shrestha A, Šimkovič M, Smirnova S, Špaček M, Sportoletti P, Stanca O, Stavroyianni N, Te Raa D, Tomic K, Tonino S, Trentin L, Van Der Spek E, van Gelder M, Varettoni M, Visentin A, Vitale C, Vukovic V, Wasik-Szczepanek E, Wróbel T, San Segundo LY, Yassin M, Coscia M, Rambaldi A, Montserrat E, Foà R, Cuneo A, Carrier M, Ghia P, Stamatopoulos K.
J Hematol Oncol. 2022 Aug 26;15(1):116. doi: 10.1186/s13045-022-01333-0.
Thoracic outlet syndrome (TROTS) registry: A study protocol for the primary upper extremity deep venous thrombosis section.
Ludo Schropp, Robert J C M F de Kleijn, Jan Westerink, Mathilde Nijkeuter, EvertJan Vonken, Irene C van der Schaaf, H Stephan Goedee, Alexander F J E Vrancken, Eline S van Hattum, Bart-Jeroen Petri, Gert J de Borst, TROTS registry collaborators...Peter E. Westerweel MD, Maarten Lijkwan MD
PLoS One. 2023 Jan 6;18(1):e0279708. doi: 10.1371/journal.pone.0279708.eCollection 2023.
Timely administration of tocilizumab improves outcome of hospitalized COVID19 patients.
Rutgers A, Westerweel PE, van der Holt B, Postma S, van Vonderen MGA, Piersma DP, Postma D, van den Berge M, Jong E, de Vries M, van der Burg L, Huugen D, van der Poel M, Kampschreur LM, Nijland M, Strijbos JH, Tamminga M, Mutsaers PGMJ, Schol-Gelok S, Dijkstra-Tiekstra M, Sidorenkov G, Vincenten J, van Geffen WH, Knoester M, Kosterink J, Gans R, Stegeman C, Huls G, van Meerten T. PLoS One. 2022 Aug 12;17(8):e0271807. doi: 10.1371/journal.pone.0271807. eCollection 2022.
Treatment patterns and clinical outcomes of asciminib in a real-world multiresistant chronic myeloid leukemia patient population.
Kockerols CCB, Janssen JJWM, Blijlevens NMA, Klein SK, Van Hussen-Daenen LGM, Van Gorkom GGY, Smit WM, van Balen P, Biemond BJ, Cruijsen MJ, Corsten MF, Te Boekhorst PAW, Koene HR, Van Sluis GL, Cornelissen JJ, Westerweel PE, Haematologica. 2023 Jan 1;108(1):240244. doi: 10.3324/haematol.2022.281386.
Klinische chemie
Clinical significance of soluble interleukin-2 receptor measurement in patients with idiopathic retroperitoneal fibrosis.
Kharagjitsing HHS, Hendriksz TR, Fouraux MA, van Gelder T, van Bommel EFH Int Urol Nephrol. 2022 Oct;54(10):26632671. doi: 10.1007/s11255-022-03196-3. Epub 2022 Mar 31.
Longgeneeskunde
Timely administration of tocilizumab improves outcome of hospitalized COVID19 patients.
Rutgers A, Westerweel PE, van der Holt B, Postma S, van Vonderen MGA, Piersma DP, Postma D, van den Berge M, Jong E, de Vries M, van der Burg L, Huugen D, van der Poel M, Kampschreur LM, Nijland M, Strijbos JH, Tamminga M, Mutsaers PGMJ, Schol-Gelok S, Dijkstra-Tiekstra M, Sidorenkov G, Vincenten J, van Geffen WH, Knoester M, Kosterink J, Gans R, Stegeman C, Huls G, van Meerten T. PLoS One. 2022 Aug 12;17(8):e0271807. doi: 10.1371/journal.pone.0271807. eCollection 2022.
Influence of esomeprazole on the bioavailability of afatinib : a pharmacokinetic cross-over study in patients with non-small cell lung cancer.
Veerman GDM, Hurkmans DP, Paats MS, Oomen-de Hoop E, van der Leest CH, van Thiel ERE, Aerts JGJV, van Leeuwen RW, Dingemans AC, Mathijssen RHJ Biomed Pharmacother.2022
Nov;155:113695. doi: 10.1016/j.biopha.2022.113695. Epub 2022
Sep 19.
Starting home telemonitoring and oxygen therapy directly after emergency department assessment appears to be safe in COVID-19 patients.
van den Berg R, Meccanici C, de Graaf N, van Thiel E, Schol-Gelok S J Clin Med. 2022 Dec 6;11(23):7236. doi: 10.3390/jcm11237236.
Maag-, darm- en levergeneeskunde
Comparison of lumen-apposing metal stents versus double-pigtail plastic stents for infected necrotising pancreatitis.
Boxhoorn L, Verdonk RC, Besselink MG, Boermeester M, Bollen TL, Bouwense SA, Cappendijk VC, Curvers WL, Dejong CH, van Dijk SM, van Dullemen SM, van Eijck CH, van Geenen EJ, Hadithi M, Hazen WL, Honkoop P, van Hooft JE, Jacobs MA, Kievits JE, Kop MP, Kouw E, Kuiken SD,Ledeboer M, Nieuwenhuijs VB, Perk LE, Poley JW, Quispel R, de Ridder RJ, van Santvoort HC, Sperna Weiland CJ, Stommel MW, Timmerhuis HC, J Witteman BJ, Umans DS, Venneman NG, Vleggaar FP, van Wanrooij RL, Bruno MJ, Fockens P, Voermans RP, Dutch Pancreatitis Study Group. Gut. 2023 Jan;72(1):66-72. doi: 10.1136/gutjnl-2021-325632. Epub 2022 Jun 14.
Increased versus conventional adalimumab dose interval for patients with Crohn’s disease in stable remission (LADI): a pragmatic, open-label, non-inferiority, randomised controlled trial Reinier C A van Linschoten, Fenna M Jansen, Renske W M Pauwels, Lisa J T Smits, Femke Atsma, Wietske Kievit, Dirk J de Jong, Annemarie C de Vries, Paul J Boekema, Rachel L West, Alexander G L Bodelier, Ingrid A M Gisbertz, Frank H J Wolfhagen, Tessa E H Römkens, Maurice W M D Lutgens, Adriaan A van Bodegraven, Bas Oldenburg, Marieke J Pierik, Maurice G V M Russel, Nanne K de Boer, Rosalie C Mallant-Hent, Pieter C J ter Borg, Andrea E van der Meulen-de Jong, Jeroen M Jansen, Sita V Jansen, Adrianus C I T L Tan, C Janneke van der Woude, Frank Hoentjen Lancet Gastroenterol Hepatol. 2023 Jan 31;S2468-1253(22)00434-4. doi: 10.1016/S2468-1253(22)00434-4. Online ahead of print.
Long-term oncological outcomes of endoscopic full-thickness resection after previous incomplete resection of lowrisk T1 CRC (LOCAL-study): study protocol of a national prospective cohort study.
Zwager LW, Moons LMG, Farina Sarasqueta A, Laclé MM, Albers SC, Hompes R, Peeters KCMJ, Bekkering FC, Boonstra JJ, Ter Borg F, Bos PR, Bulte GJ, Gielisse
EAR, Hazen WL, Ten Hove WR, Houben
MHMG, Mundt MW, Nagengast WB, Perk
LE, Quispel R, Rietdijk ST, Rando Munoz
FJ, de Ridder RJJ, Schwartz MP, Schreuder RM, Seerden TCJ, van der Sluis
H, van der Spek BW, Straathof JWA, Terhaar Sive Droste JS, Vlug MS, van de Vrie
W, Weusten BLAM, de Wijkerslooth TD, Wolters HJ, Fockens P, Dekker E, Bastiaansen BAJ
BMC Gastroenterol. 2022 Dec 13;22(1):516. doi: 10.1186/s12876-02202591-5.
Patients treated with rituximab are poorly screened for hepatitis B infection : data from a low-incidence country.
Brakenhoff SM, Hoekstra R, Honkoop P, Roomer R, den Hollander JG, Bezemer G, de Knegt RJ, Sonneveld MJ, de Man RA Eur J Intern Med. 2022 Nov 30:S09536205(22)00415-0.
doi:10.1016/j.ejim.2022.11.024. Online ahead of print.
Validation and update of a prediction model for risk of relapse after cessation of anti-TNF treatment in Crohn’s disease.
Ten Bokkel Huinink S, de Jong DC, Nieboer D, Thomassen D, Steyerberg EW, Dijkgraaf MGW, Bodelier AGL, West RL, Römkens TEH, Hoentjen F, Mallant RC, van Tuyl BAC, Mares WGN, Wolfhagen
FHJ, Dijkstra G, Reijnders JGP, de Boer NK, Tan A, van Boeckel PGA, Tack GJ, van Asseldonk DP, D’Haens GRAM, van der Woude CJ, Duijvestein M, de Vries AC Eur J Gastroenterol Hepatol. 2022 Oct 1;34(10):983-992. doi:10.1097/MEG.0000000000002403.
Epub 2022 Aug 30.
Medische microbiologie
cfr and fexA genes in methicillin-resistant Staphylococcus aureus from humans and livestock in the Netherlands.
Schouls LM, Veldman K, Brouwer MSM, Dierikx C, Witteveen S, van Santen-Verheuvel M, Hendrickx APA, Landman F, Hengeveld P, Wullings B, Rapallini M, Wit B, van Duijkeren E, Dutch MRSA surveillance study group. Collaborators: ... Maraha B, ... Commun Med (Lond). 2022 Oct 28;2:135. doi: 10.1038/s43856-022-00200-w.eCollection 2022.
PMID: 36317053
Multidrug-resistant organisms in patients from Ukraine in the Netherlands, March to August 2022.
Romy D Zwittink, Cornelia Ch Wielders, Daan W Notermans, Nelianne J Verkaik, Annelot F Schoffelen, Sandra Witteveen, Varisha A Ganesh, Angela de Haan, Jeroen Bos, Jacinta Bakker, Caroline Schneeberger-van der Linden, Ed J Kuijper, Sabine C de Greeff, Antoni Pa Hendrickx; Dutch CPE and MRSA Surveillance Study Groups; B. Maraha Euro Surveill. 2022 Dec;27(50):2200896. doi:10.2807/15607917.ES.2022.27.50.2200896.
Neurologie
An International Perspective on Preceding Infections in Guillain-Barré Syndrome: The IGOS-1000 Cohort.
Leonhard SE, van der Eijk AA, Andersen
H, Antonini G, Arends S, Attarian S, Barroso FA, Bateman KJ, Batstra MR, Benedetti L, van den Berg B, Van den Bergh P, Bürmann J, Busby M, Casasnovas C, Cornblath DR, Davidson A, Doets AY, van Doorn PA, Dornonville de la Cour C, Feasby TE, Fehmi J, Garcia-Sobrino T, Goldstein JM, Gorson KC, Granit V, Hadden RDm, Harbo T, Hartung HP, Hasan I, Holbech JV, Holt JKl, Jahan I, Islam Z, Karafiath S, Katzberg HD, Kleyweg RP, Kolb N, Kuitwaard K, Kuwahara M, Kusunoki S, Luijten LWG, Kuwabara S, Pan EL, Lehmann HC, Maas M, Martín-Aguilar
L, Miller JAl, Deen Mohammad Q, Monges S, Nedkova-Hristova V, Nobile-Orazio E, Pardo J, Pereon Y, Querol L, Reisin R, Van Rijs W, Rinaldi S, Roberts RC, Roodbol J, Shahrizaila N, Sindrup SH, Stein B, ChengYin T, Tankisi H, Tio-Gillen AP, Sedano
Tous MJ, Verboon C, Vermeij FH, Visser LH, Huizinga R, Willison HJ, Jacobs BC, IGOS Consortium.
Neurology. 2022 Sep 20;99(12):e1299e1313. doi:
10.1212/WNL.0000000000200885. Epub 2022 Aug 18.
Evaluating the diagnostic performance of prehospital stroke scales across the range of deficit severity : analysis of the prehospital triage of patients with suspected stroke study.
Ganesh A, van de Wijdeven RM, Ospel JM, Duvekot MHC, Venema E, Rozeman AD, Moudrous W, Dorresteijn KRIS, Hensen JH, van Es ACGM, van der Lugt A, Kerkhoff H, Dippel DWJ, Goyal M, Roozenbeek B, PRESTO Investigators.
Collaborators: PRESTO Investigators: Rozeman AD,... Stroke. 2022 Dec;53(12):3605-3615. doi: 10.1161/STROKEAHA.122.039825. Epub 2022 Oct 21.
Hemorrhage rates in patients with acute ischemic stroke treated with intravenous alteplase and thrombectomy versus thrombectomy alone.
van Kranendonk KR, Kappelhof M, Bruggeman AAE, Rinkel LA, Treurniet KM, LeCouffe N, Emmer BJ, Coutinho JM, Wolff L, van Zwam WH, van Oostenbrugge RJ, van der Lugt A, Dippel DWJ, Roos YBWEM, Marquering HA, Majoie CBLM, MR CLEAN-NO IV Investigators: ...Rozeman A, Elgersma O,... J Neurointerv Surg. 2022 Nov 17:jnis2022-019569. doi: 10.1136/jnis-2022019569.Online ahead of print.
Intravenous immunoglobulin in chronic inflammatory demyelinating polyradiculoneuropathy (CIDP): mechanisms of action and clinical and genetic considerations.
Marinos C Dalakas, Norman Latov, Krista Kuitwaard Expert Rev Neurother. 2022 NovDec;22(11-12):953-962. doi: 10.1080/14737175.2022.2169134. Epub 2023 Jan 23.
SARS-CoV-2 Vaccination Safety in Guillain-Barré Syndrome, Chronic Inflammatory Demyelinating Polyneuropathy, and Multifocal Motor Neuropath.
Baars AE, Kuitwaard K, de Koning LC, Luijten LWG, Kok WM, Eftimov F, Wieske L, Goedee HS, van der Pol L, BlomkwistMarkens PH, Horemans AMC, Jacobs BC, van Doorn PA Neurology. 2022 Sep 20:10.1212/WNL.0000000000201376. doi:10.1212/WNL.0000000000201376.
Sex differences in onset to hospital arrival time, prestroke disability, and clinical symptoms in patients with a large vessel occlusion : a MR CLEAN Registry substudy.
Ali M, van der Meij A, van Os HJA, Ali M, Van Zwet EW, Spaander FHM, Hofmeijer J, Nederkoorn PJ, van den Wijngaard IR, Majoie CBLM, van Es ACGM, Schonewille WJ, van Walderveen MAA, Dippel DWJ, Visser MC, Kruyt ND, Wermer MJH.
Collaborators: MR CLEAN Registry Investigators-group authors: ...local principal investigators:...Rozeman AD, Elgersma O,..., Imaging assessment committee:...Dinkelaar W,... Bakker J,... J Neurointerv Surg. 2022 Nov 15:jnis2022-019670. doi: 10.1136/jnis-2022019670.
Trigger factors for stroke in young adults: a case-crossover study.
Ekker MS, Verhoeven JI, Rensink K, Schellekens MMI, Boot E, van Alebeek M, Brouwers PJAM, Arntz R, van Dijk GW, Gons RAR, van Uden I, den Heijer T, de Kort P,
de Laat K, van Norden AGW, Vermeer S, van Zagten M, van Oostenbrugge R, Wermer MJH, Nederkoorn P, Kerkhoff H, Rooyer F, van Rooij FG, van den Wijngaard I, Klijn CJM, Tuladhar AM, de Leeuw F Neurology. 2023 Jan 3;100(1):e49-e61. doi: 10.1212/WNL.0000000000201341. Epub 2022 Sep 20.
Oogheelkunde
Fractionated stereotactic radiotherapy for uveal melanoma: Long-term outcome and control rates.
Van Beek JGM, van Rij CM, Baart SJ, Yavuzyigitoglu S, Bergmann MJ, Paridaens D, Naus NC, Kiliç E Acta Ophthalmol. 2022 Aug;100(5):511519. doi: 10.1111/aos.15029. Epub 2021 Sep 16.
Orthopedie
Arthroscopic revision cuff repair : do tendons have a second chance to heal? Azar M, Van der Meijden O, Pireau N, Chelli M, Gonzalez JF, Boileau P. J Shoulder Elbow Surg. 2022 Dec;31(12):2521-2531. doi: 10.1016/j.jse.2022.04.024. Epub 2022 Jun
6.
PMID: 35671929
Minimising population health loss in times of scarce surgical capacity : a modelling study for surgical procedures performed in nonacademic hospitals. van Alphen AMIA, van Hof KS, Gravesteijn BY, Krijkamp EM, Bakx PAGM, Langenbach P, Busschbach JJ, Lingsma HF, Baatenburg de Jong RJ. Value Based Operation Room Triage team collaborators: ... van Rossem C, ... de Graaff H... BMC Health Serv Res. 2022 Nov 30;22(1):1456. doi: 10.1186/s12913-02208854-x.
Sex differences in perceived expectations of the outcome of total hip and knee arthroplasties and their fulfillment : an observational cohort study. Latijnhouwers DAJM, Vlieland TPMV, Marijnissen WJ, Damen PJ, Nelissen RGHH, Gademan MGJ
Rheumatol Int. 2022 Nov 28. doi: 10.1007/s00296-022-05240-y. Online ahead of print.
Pathologie
ASO Visual Abstract: Predicting Lymph Node Metastases in Patients with Biopsy-Proven Ductal Carcinoma In Situ of the Breast: Development and Validation of the DCIS-met Model.
Claudia J C Meurs, Joost van Rosmalen, Marian B E Menke-Pluijmers, Sabine Siesling, Pieter J Westenend Ann Surg Oncol. 2023 Jan 25. doi: 10.1245/s10434-022-13067-x.
Changes in breast cancer treatment during the COVID-19 pandemic : a Dutch population-based study.
Eijkelboom AH, de Munck L, Menke-van der Houven van Oordt CW, Broeders MJM, van den Bongard DHJG, Strobbe LJA, Mureau MAM, Lobbes MBI, Westenend PJ, Koppert LB, Jager A, Siemerink EJM, Wesseling J, Verkooijen HM, Vrancken Peeters MTFD, Smidt ML, TjanHeijnen VCG, Siesling S
Breast Cancer Res Treat. 2023
Jan;197(1):161-175. doi: 10.1007/s10549022-06732-y. Epub 2022 Nov 5.
Gastric metastasis of breast cancer : a frequent mimicker of primary gastric cancer in breast cancer patients.
van Bekkum S, Menke-Pluijmers MBE, Westenend PJ
JGH Open. 2022 Oct 5;6(11):804-808. doi: 10.1002/jgh3.12824. eCollection 2022Nov.
Predicting lymph node metastases in patients with biopsy-proven ductal carcinoma in situ of the breast : development and validation of the DCIS-met model.
Meurs CJC, van Rosmalen J, Menke-Pluijmers MBE, Siesling S, Westenend PJ Ann Surg Oncol. 2022 Dec 10. doi: 10.1245/s10434-022-12900-7. Online ahead of print.
Radiologie
A rare finding on computed tomography angiography performed to exclude pulmonary embolism.
Baggen VJM, van Woerkens LJPM, Kauling RM, Dirkali A
Neth Heart J. 2022 Dec 12. doi: 10.1007/s12471-022-01744-1.
A rare finding on computed tomography angiography performed to exclude pulmonary embolism.
Baggen VJM, van Woerkens LJPM, Kauling RM, Dirkali A
Neth Heart J. 2022 Dec 12. doi: 10.1007/s12471-022-01743-2.
Clinical significance of soluble interleukin-2 receptor measurement in patients with idiopathic retroperitoneal fibrosis.
Kharagjitsing HHS, Hendriksz TR, Fouraux MA, van Gelder T, van Bommel EFH Int Urol Nephrol. 2022 Oct;54(10):26632671. doi: 10.1007/s11255-022-03196-3.
Epub 2022 Mar 31.
Hemorrhage rates in patients with acute ischemic stroke treated with intravenous alteplase and thrombectomy versus thrombectomy alone.
van Kranendonk KR, Kappelhof M, Bruggeman AAE, Rinkel LA, Treurniet KM, LeCouffe N, Emmer BJ, Coutinho JM, Wolff L, van Zwam WH, van Oostenbrugge RJ, van der Lugt A, Dippel DWJ, Roos YBWEM, Marquering HA, Majoie CBLM, MR CLEAN-NO IV Investigators: ...Rozeman A, Elgersma O,... J Neurointerv Surg. 2022 Nov 17:jnis2022-019569. doi: 10.1136/jnis-2022019569.Online ahead of print.
Prevalence of radiographic ankle osteoarthritis in different subgroups of patients referred for ankle radiography. Kloprogge SES, Katier NN, Mailuhu AKEA,
van Vooren JJ, van Ochten JMJ, Bindels PJEP, Bierma-Zeinstra SMAS, van Middelkoop MM Semin Arthritis Rheum. 2022 Nov 13;58:152138. doi:10.1016/j.semarthrit.2022.152138. Online ahead of print.
Sex differences in onset to hospital arrival time, prestroke disability, and clinical symptoms in patients with a large vessel occlusion : a MR CLEAN Registry substudy.
Ali M, van der Meij A, van Os HJA, Ali M, Van Zwet EW, Spaander FHM, Hofmeijer J, Nederkoorn PJ, van den Wijngaard IR, Majoie CBLM, van Es ACGM, Schonewille WJ, van Walderveen MAA, Dippel DWJ, Visser MC, Kruyt ND, Wermer MJH. Collaborators: MR CLEAN Registry Investigators-group authors: ...local principal investigators:...Rozeman AD, Elgersma O,..., Imaging assessment committee:...Dinkelaar W,... Bakker J,...
J Neurointerv Surg. 2022 Nov 15:jnis2022-019670. doi: 10.1136/jnis-2022019670.
Spoedeisende geneeskunde
Comparing health status after major trauma across different levels of trauma care.
J C Van Ditshuizen, L De Munter, M H J Verhofstad, K W W Lansink, D Den Hartog, E M M Van Lieshout, M A C De Jongh; BIOS-group; Dutch Trauma Registry Southwest, T S C Jakma Injury. 2023 Jan 7:S0020-1383(23)000074. doi: 10.1016/j.injury.2023.01.005.
Pain severity at emergency department discharge as a predictor for chronification of pain.
Ten Doesschate SFH, Kuijper TM, Koopman SSHA, Mol S, Colen-Kroon L, Brown VV
The authors thank all the researchers and physicians of all the 15 participating emergency departments for the collection of data for this study: Albert Schweitzer Hospital location Dordwijk, Dordrecht.(2)
Albert Schweitzer Hospital, Zwijndrecht,
Pain Rep. 2022 Dec 14;7(6):e1048. doi: 10.1097/PR9.0000000000001048. eCollection2022 Nov-Dec.
Starting home telemonitoring and oxygen therapy directly after emergency department assessment appears to be safe in COVID-19 patients.
van den Berg R, Meccanici C, de Graaf N, van Thiel E, Schol-Gelok S J Clin Med. 2022 Dec 6;11(23):7236. doi: 10.3390/jcm11237236.
Timely administration of tocilizumab improves outcome of hospitalized COVID19 patients.
Rutgers A, Westerweel PE, van der Holt
B, Postma S, van Vonderen MGA, Piersma DP, Postma D, van den Berge M, Jong E, de Vries M, van der Burg L, Huugen D, van der Poel M, Kampschreur LM, Nijland M, Strijbos JH, Tamminga M, Mutsaers PGMJ, Schol-Gelok S, Dijkstra-Tiekstra M, Sidorenkov G, Vincenten J, van Geffen WH, Knoester M, Kosterink J, Gans R, Stegeman C, Huls G, van Meerten T. PLoS One. 2022 Aug 12;17(8):e0271807. doi: 10.1371/journal.pone.0271807. eCollection 2022.
Ziekenhuisapotheek
Case report: Blepharospasms after the use of long-acting paliperidone injections. Contrucci RR, Heikens M, Beex-Oosterhuis MM
J Clin Psychopharmacol. 2022 NovDec;42(6):608-609. doi: 10.1097/JCP.0000000000001617. Epub 2022 Oct 16.
Rectificatie
Deze publicatie ontbrak in het vorige overzicht:
Homemade Food Allergen Extracts for Use in Skin Prick Tests in the Diagnosis of IgE-Mediated Food Allergy: A Good Alternative in the Absence of Commercially Available Extracts?
Terlouw S, van Boven FE, Borsboom-van Zonneveld M, de Graaf-in ‘t Veld C, van Splunter ME, van Daele PLA, van Maaren MS, Schreurs MWJ, de Jong NW.
Jaar: 2022
Nutrients. 2022 Jan 21;14(3):475. doi: 10.3390/nu14030475.
Onderstaand een korte samenvatting van het scholingsaanbod voor arts-assistenten en onderzoekers. Het gehele scholingsaanbod, inclusief een groot aantal e-learning modules, is te vinden op het ASz Leerplein. Raadpleeg de cursuscatalogus voor het actuele aanbod. Deze wordt continu uitgebreid.
Heb je vragen, neem dan contact op met het Leerhuis, we helpen je graag! Op werkdagen zijn wij van 08:30 uur tot 17:00 uur telefonisch bereikbaar op 45100 of mail ons op leerhuis@asz.nl
Je kunt ook via het ASz Leerplein online trainingen van GoodHabitz volgen. Word de beste versie van jezelf!