4 minute read

Christine Verboon “Geniet van een mooie promotietijd”

Christine Verboon verdedigde in het voorjaar haar proefschrift over Guillain-Barré syndroom in de echte wereld. We zochten Christine op, want we zijn benieuwd naar het onderzoek en willen ook graag weten hoe ze haar promotietijd heeft ervaren. En natuurlijk vragen we haar naar haar tips voor toekomstige onderzoekers.

„We hebben vastgesteld dat het klinisch beeld van het Guillain-Barré syndroom heel variabel is”

Waar ging jouw promotieonderzoek over?

“Het onderzoek bestond uit twee onderdelen. In het eerste deel hebben we naar observationele data gekeken in de dagelijkse praktijk. In tegenstelling tot gerandomiseerde gecontroleerde trials hanteerden we hier open inclusiecriteria. We hebben vastgesteld dat het klinisch beeld van het Guillain-Barré syndroom (GBS) heel variabel is. De patiënten met milde varianten hebben enkel last van tintelingen, terwijl de patiënten met ernstige varianten volledig verlamd aan de beademing liggen. Het aanverwante variant Miller Fisher syndroom (MFS) heeft juist een goede prognose. MFS wordt gekenmerkt door coördinatiestoornissen. Bij zwakte - dus geen kracht in ledematen - werden doorgaans wel problemen gezien. Ook is er veel regionale variatie. In Japan zijn er bijvoorbeeld meer MFS-patiënten.

In het tweede gedeelte van de studie hebben we gekeken naar de behandelingen van GBS en wat de uitkomsten waren. In de praktijk kunnen immuunglobulines gegeven worden. Plasmaferese is een andere optie. Met behulp van de grootste databank met GBS-patiënten (140 centra in 20 landen) hebben we gezien dat er veel afgeweken wordt van de bestaande richtlijnen. Driekwart van de patiënten die volgens de richtlijnen niet behandeld zou moeten worden, zijn toch behandeld! Ook hebben we geconstateerd dat een tweede immunoglobulinekuur niet beter is.”

Waarom ben je met je promotieonderzoek begonnen?

“Tijdens een weekenddienst liep ik samen met mijn opleider Bart Jacobs naar het Sophia ziekenhuis. Het kwam toevallig tijdens het gesprek over onderzoek doen. Hij vroeg of ik interesse hierin had. Dat had ik en ik mocht langskomen om hier verder over te praten. Niet veel later ben ik zo in het promotieonderzoek gerold.”

Welke impact heeft je onderzoek voor het ASz?

“Het levert een aantal behandeladviezen op. Bij twijfel aan de symptomen van MFS: toch opnemen! Milde GBS-patiënten wel behandelen. Ernstig zieke patiënten met GBS niet zomaar een tweede IVIG-kuur geven. Altijd doorgaan met behandelen, ook na bijvoorbeeld drie maanden bij IC-patiënten.”

Wat heeft je geholpen tijdens je promotietijd?

“Mijn partner heeft me ontzettend gesteund. Ik heb mijn praatjes eindeloos voor hem mogen oefenen. Ik heb veel kunnen doen in de avonden, de weekenden en tijdens vakantiedagen, hij was dan met de kinderen. Ook heb ik erg veel steun gehad aan mijn tante en schoonouders die als oppas wilden inspringen.”

Hoe was je samenwerking op internationaal vlak?

“Fantastisch! Ik kwam veel experts tegen in de neuromusculaire wereld. Het was ook erg bijzonder om als promovenda samen met Japanse professoren bier te drinken. Ik kan me herinneren dat dat voor Japanse promovendi ‘not done’ was.“

Wat vond je het leukste aan je promotieonderzoek?

“Tijdens het congres in Glasgow in 2016 werd het 100-jarig bestaan van de naamgeving GBS gevierd. Ik mocht de eindpresentatie verzorgen. Ik had een filmpje gemaakt zoals de intro van Star Wars, waarbij de tekst een opsomming was van grote doorbraken van de kennis over GBS. Je moet je de intro van Star Wars voorstellen, die begint met ‘A century ago…’ en dan de bombastische muziek van John Williams eronder.” Heel gaaf!

Wat was minder leuk aan je promotieonderzoek?

“De afwijzingen van artikelen. De teleurstelling kon ik altijd snel van mij afschuiven. Maar het reviseren en klaarmaken voor een volgend tijdschrift met weer een ander stijl, voelde voor mij als een ‘waste of time’.”

En wat ga je nu doen?

“Ik ga me binnen neurologie richten op neurologische slaapstoornissen en multiple sclerose (MS). Daarnaast doe ik ook de consulten voor de oncologie. Ik blijf graag aangehaakt bij lopend onderzoek, maar zie me nu niet als ‘principle investigator’.”

Welke tips heb je voor aankomende promovendi?

“Geniet van een mooie tijd! Ontmoet andere mensen, ook buiten je eigen discipline. Laat je nooit demotiveren. En als je positief blijft bij tegenslag, zal alles goed komen. Zelfs met een METC…”

Retrospectief of prospectief?

“Prospectief! Dan loop je geen risico dat je naar resultaten zoekt.”

Farmaceutische industrie of stipendium?

“Stipendium, de onafhankelijkheid is mij veel waard.”

Onderzoeksgroep of solo?

“Onderzoeksgroep. Samenwerking is leuk”

Academisch of perifeer?

“Academisch, daar is de infrastructuur en de tijd.”

Christine Verboon met links paranimf Ralph Verkleij (werkzaam als huisarts in Zwijndrecht) en rechts paranimf Bianca van den Berg (neuroloog in Franciscus Gasthuis Rotterdam).

Christine Verboon is neuroloog in het Albert Schweitzer ziekenhuis. Ze promoveerde eerder dit jaar aan de Erasmus Universiteit op haar proefschrift getiteld ‘Guillain-Barré Syndrome in the Real World: Observational studies of clinical and treatment dilemmas’.

This article is from: