9 minute read

Impact: Embryoselectie bij dragerschap?

IMPACT

Embryoselectie bij dragerschap?

Advertisement

door Theo Boer

Er is weinig twijfel over: als het mogelijk is om aandoeningen bij ons nageslacht te voorkomen, moeten we dat zeker doen. Foliumzuur aan het begin van de zwangerschap kan een open ruggetje voorkomen. Niet roken en weinig drinken is eveneens sterk aanbevolen. Je wilt je kind toch de best mogelijke start geven?

Maar wat als zulke technieken niet voldoende zijn? Bijvoorbeeld omdat een aandoening wordt veroorzaakt door een afwijking die jij of je partner in de genen draagt? Op basis van erfelijkheidsadvisering besluiten sommige mensen om dan maar geen kinderen te krijgen. Wie dat echter wel willen, nemen steeds vaker hun toevlucht tot heel vroege diagnostiek. Er worden embryo’s in een laboratorium ‘gemaakt’ en alleen gezonde embryo’s maken kans op plaatsing in de baarmoeder. Of men test een vrucht tijdens het tweede trimester van de zwangerschap. Maar dat is allemaal nogal wat: aangedane embryo’s worden dan immers veelal vernietigd en aangedane foetussen geaborteerd. Terwijl deze technologie nog volop in ontwikkeling is, doet een andere mogelijkheid opgeld: testen of ongeboren leven dat op zich gezond is toch drager is van een ziek gen. Niet het kind zelf maar een volgende generatie kan alsnog ziek worden. Het Ministerie van Volksgezondheid nodigde mij samen met Inez de Beaufort, hoogleraar medische ethiek te Rotterdam, uit om hierover essays te schrijven: Inez als liberaal, ik als minder liberaal. We deden literatuuronderzoek en interviewden betrokkenen. Wat zijn hun ervaringen? Hoe erg is het om drager te zijn? Hoe wenselijk is het om embryo’s te screenen op dragerschap? Al snel besloten we om er niet twee essays, maar één essay van te maken. In plaats van dat wij ons in twee bubbels verschansten, schreven we een rapport met in verschillende kleuren aangegeven waar wij van mening verschillen. Inez vindt dat je deze tests beschikbaar moet stellen aan iedereen die dat wil. Mijn visie, gestaafd door de ervaringen van zeer velen: biedt dat niet aan. De kinderen zelf zullen immers niet ziek worden en als ze zelf volwassen zijn, moeten ze zelf keuzen maken over hun voortplanting. Er zijn volgens mij grenzen aan de maakbaarheid. En, niet in de laatste plaats: menselijk

leven eerst creëren en het dan opzettelijk vernietigen, het blijft huiveringwekkend. Een mooi voorbeeld van hoe we als PThU ons steentje aan maatschappelijke discussies bijdragen.

Inez de Beaufort, Theo Boer, Marieke Hollestelle en Marleen Janssen, Pre-implantatie Genetische Diagnostiek om dragerschap te voorkomen. Een generatie verder of een generatie te ver? Essay in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid. Den Haag: Ministerie van VWS, 2019. Het rapport is op pthu.nl te downloaden.

Case Studies Project: geestelijk verzorgers onderzoeken hun eigen praktijk Dies 2020: Naar een toekomstbestendige theologie

Bij de aanvang van de dertiende dies van de Protestantse Theologische Universiteit, op dinsdag 14 januari in de Doopsgezinde Kerk in Groningen, hebben de docenten van de universiteit er al een lange dag van overleg opzitten. In het universiteitsgebouw, even verderop, hebben ze sinds vanochtend de vernieuwing van het masteronderwijs besproken, die het afgelopen jaar ontworpen is en in het nieuwe collegejaar haar beslag moet krijgen. Nu keren ze via een rede van Joep de Hart terug bij de vraag die de opleiding bezighoudt. Hoe ziet de theoloog van de toekomst er uit?

Bijzonder hoogleraar De Hart, tevens werkzaam bij het Sociaal Cultureel Planbureau, schetst in zijn diesrede de parameters waarbinnen toekomstige theologen zullen moeten opereren. Het gaat hard met de erosie van christelijk Nederland, aldus De Hart. Het aantal kerkleden en kerkgangers neemt rap af. Zes op de tien Nederlanders heeft weinig vertrouwen in de kerk en in kerkelijke organisaties. Jongeren zijn veelal ‘levensbeschouwelijke individualisten’, al biedt hun onbevangenheid – in contrast met de felle antikerkelijkheid die veel babyboomers typeert – enige ruimte voor ‘religieuze revitalisering’. Groei is met name te vinden binnen de (voor veel Nederlanders onzichtbare) migrantenkerken. En in de landen waar die migranten vandaan komen.

Wenstermen Ligt daar misschien een toekomst? Gevraagd naar hun visie op hoe de theoloog van de toekomst er uit ziet, benadrukken twee jonge PThU’ers dat het zwaartepunt van het christendom steeds zuidelijker en oostelijker is komen te liggen. ‘De opkomst van de global south betekent dat de PThU de kansen uit de niet-westerse theologie moet aangrijpen’, zegt Cleopas Takavada, dominee in Zimbabwe, die een jaar in Groningen studeert. De net afgestuurde Tirtsa Liefting stelt zich theologen voor die diversiteit omarmen en open staan voor ‘bijdragen uit de wereldwijde theologie’. In een derde bijdrage blijft bachelorstudent Boaz van der Velden iets dichter bij huis met een pleidooi voor balans tussen werk en privé. Ook de aanwezigen mogen meedenken over die ideale toekomstbestendige theoloog. Via hun telefoons mikken ze wenstermen in een interactief woordweb voorin de kerkzaal. Zo ontstaat een schaap met uiteindelijk meer dan honderd poten: ‘spiritually rooted’, ‘charismatic’, ‘conscious of the past’, ‘not a theologian’, ‘tentmaker’, ‘orthodox’, ‘relatietherapeut’, ‘verbinder’, ‘merciful’, ‘a mystery’, ‘in need of grace’ en dan ook nog eens ‘from Groningen’.

Masterstudent Mark de Jager, de kersverse ‘jonge theoloog des vaderlands’, presenteert dit onderdeel van de dies. In een later gesprek legt hij uit in wat voor setting theologen steeds vaker terecht zullen komen: ‘Er wordt als theoloog meer flexibiliteit van je verwacht. De klassieke gemeentepredikant blijft bestaan, maar komt echt minder vaak voor. Er zullen steeds meer specialisaties komen. En deeltijdfuncties, waaronder ook combinaties met werk buiten de theologie.’ Theoloog zal daarnaast vaker een tweede carrière zijn: ‘Van priesters in de anglicaanse kerk wordt ook verwacht dat ze al iets anders hebben gedaan – arts of loodgieter of wat dan ook. Dominees die met beide benen in het gewone werkzame leven hebben gestaan, hebben een meerwaarde.’ Die mobiliteit is in lijn met de rest van de arbeidsmarkt, zegt hij: ‘Hoog opgeleide starters houden gemiddeld twee jaar hun eerste baan vast. Dat is superkort, vergeleken met wat dominees vanouds gewend zijn.’

Een gespreid bedje biedt een loopbaan als theoloog niet langer. ‘Als je te sterk vast blijft houden aan het klassieke beeld van de

18 PThUnie studeerkamertheoloog, dan red je het niet’, aldus De Jager: ‘Je moet je per definitie bez innen op missionaire taken, de plek die je hebt in de samenleving. En als je dat niet wilt, verlies je in veel gevallen je be staansrecht. Theologie bestaat bij de gratie van een rol in de maatschappij.’ Vanuit die realisatie ontstaan allerlei kansen, weet hij: ‘Je gaat opnieuw ontdekken wat je publieke rol is als theoloog. Wat betekent het dat je gezien wordt als de dorpsdominee, terwijl er op zondag nog maar vijftien mensen in de kerk zitten? Dan kun je allerlei andere interessante dingen gaan doen. Een voorbeeld? Mijn eigen predikant hier in Groningen houdt iedere week een biechtspreekuur, waar mensen uit allerlei hoeken naar toe komen om hun hart te luchten.’

Breed Deze sterk veranderende beroepspraktijk van de theoloog/ predikant betekent ook dat de opleiding zich daarop instelt, vertelt directeur onderwijs Ciska Stark in een latere toelichting: ‘We hebben studenten nodig met een brede interesse en grote nieuwsgierigheid naar de theologie van de toekomst die ze zelf vorm gaan geven. De missionaire situatie van de kerk en de geestelijke zorg vraagt om theologen die breed als predikant, geestelijk leider, adviseur, maar in elk geval als theoloog kerk en samenleving kunnen dienen. Met de onderwijsvernieuwing brengen we de opleiding nog nadrukkelijker bij de tijd én in lijn met de uitdagingen van het beroepsveld. Daarmee wordt de opleiding ook veel aantrekkelijker voor studenten die zich wel als theoloog willen ontwikkelen, maar het traditionele predikantschap niet voor zich zien. Nogmaals, deze studenten hebben we heel hard nodig. We zien nu dat veel studenten met christelijke achtergrond graag psychologie of bestuurskunde of wat dan ook studeren, terwijl ze niet beseffen dat ze met theologie de meest brede en boeiende studie kunnen krijgen, waar ze in de gehele samenleving mee verder kunnen.’ Daarom is nu een onderwijsvernieuwing ingezet, waarbij de masters Predikantschap in Groningen en Gemeentepredikant in Amsterdam worden gesynchroniseerd. Ze krijgen ook allebei dezelfde naam: Theologie. Doel is om op beide locaties dezelfde opbouw van het programma te volgen, maar deels met andere specialismen: ‘Daarmee wordt de keuzemogelijkheid van studenten vergroot en kunnen ze makkelijker ook vakken volgen op de andere locatie.’ De driejarige master bestaat uit zes semesters. In het eerste semester wordt het eigene van de theologie aan de PThU neergezet vanuit de ‘state of the art’ van de wetenschappelijke theologie en wordt gestart met een persoonlijke leerlijn van vorming. In het tweede en derde semester volgen studenten twee stages in de kerk, op een pioniersplek of in de geestelijke zorg om de beroepspraktijk in te oefenen vanuit een onderzoeksmodus. De student oefent het ambacht van de theoloog in de praktijk, leren, vieren, spreken en begeleiden, legt Stark uit: ‘Vroeger ging dat op de manier van meester-gezel: de student imiteerde een goede predikant en leerde de kneepjes van

het vak. Tegenwoordig is dat niet genoeg. De student aan een academische opleiding zal zelf onderzoekend leren wat de hedendaagse praktijk vraagt van een theoloog en hoe je op de uitdagingen van deze tijd kunt ingaan. Waar speelt theologie in het samenleven, in ethiek, in de keuzes Dat gaat gepaard met exploreren, oefenen en vooral ook reflecteren op wat “werkt” maar zeker ook de verantwoording ervan.’ Het vierde semester is specifiek gericht op innovatie en (geestelijk en organisatorisch) leidinggeven. De student doet dan projectonderzoek in een heel ander beroepsveld dan tijdens de stage. Het vijfde semester wordt besteed aan verdieping of verbreding van de eigen studiekeuzes door een minor in of buiten de theologie of een studieverblijf in het buitenland. En het zesde semester is bestemd voor de eigen vakspecialisatie en het schrijven van een afstudeerthesis.

Een andere meer organisatorische aanpassing is het aanbieden van het Groninger programma in deeltijd. En het aanpassen van het tempo van de deeltijdopleiding in Amsterdam: ‘In de deeltijd studeer je nu drie jaar in een periode van

viereneenhalf jaar Dat is complex qua organisatie. De meeste deeltijd studenten studeren feitelijk op halftijds tempo. Dat gaan we invoeren, met de mogelijkheid om te versnellen wanneer dat een deeltijdstudent uitkomt.’

Flexibiliteit Inhoudelijk betekent de vernieuwing een grotere nadruk op ‘21st Century skills’, zoals Stark het noemt. ‘Studenten worden toegerust om beter te kunnen samenwerken, flexibeler te zijn, beter te kunnen inspelen op veranderende omgeving en complexe situaties.’ Voor de opleidingen betekent dat: studentgecentreerd werken, meer flexibiliteit in het programma, meer mogelijkheden voor vakken elders en verblijven in het buitenland, en een nadrukkelijker koppeling van onderzoek en onderwijs. De theologische encyclopedie – het geheel van theologische vakken die onafhankelijk van elkaar bestudeerd worden – zal niet langer de vormgeving van het programma bepalen, zegt Stark: ‘De encyclopedische lijn suggereert een heldere grens tussen de vakken, en dat is in het onderzoek niet langer de werkelijkheid. In de praktijk waarin studenten terecht komen, loopt alles ook door elkaar en dat moeten ze kunnen onderscheiden welke specifieke of geïntegreerde kennis en kunde ze nodig hebben om te kunnen handelen. Dat vraagt om geïntegreerd onderwijs waarin ruimte is voor disciplines en voor integratie. Daarom is per semester een team docenten verantwoordelijk voor het onderwijs. Zij gaan de studenten voor in de uitdaging om ook als theologen een lerende gemeenschap te vormen, gericht op de toekomst.’

Terug naar de Doopsgezinde Kerk, waar het noodzakelijke gemillimeter van studiepunten, leerlijnen en afstudeerprofielen ver weg lijkt. Het gaat op de universiteit uiteindelijk om ‘people, not programs’, zoals rector Mechteld Jansen in haar welkomstwoord had benadrukt. Haar pleidooi voor wijsheid ‘vol passie en geroep’ pikt het Vocaal Theologen Ensemble naadloos op, met een aanstekelijke liederenselectie in middeleeuws Latijn, reformatorisch Duits, modern Engels en Zulu. Je hoort er de traditie in. En als je goed luistert ook iets van de toekomst van de theologie.

Tekst: Caspar Dullemond

This article is from: